Het Brussel van Horta
 9055447153, 9789055447152

  • Similar Topics
  • Art
  • 0 0 0
  • Like this paper and download? You can publish your own PDF file online for free in a few minutes! Sign Up
File loading please wait...
Citation preview

1A

787 612

BR US SEL van HORTA het

n dit boek ontdekt u alle gebouwen en monumenten die door architect Victor Horta, de vader van de Belgische art nouveau, in Brussel en omgeving zijn gebouwd: van het nog klassieke huis Matyn over het exuberante huis Solvay tot het meer geometrische Paleis voor Schone Kunsten. De tekst is van Française Aubry, conservatrice van het Hortamuseum en een autoriteit in haar vakgebied. Dit boek dat u onderdompelt in de sfeer van het fin de siècle, is prachtig geïllustreerd met archiefbeelden en foto's van Christine Bastin en Jacques Evrard. Deze nieuwe publicatie over Victor Horta bevat tevens enkele handige plattegronden en praktische inlichtingen die u helpen bij het voorbereiden van uw art-nouveauwandeling door Brussel.

1

ISBN 978-90-5544-715-2 www.lud ion.be

9 789055

447152

BRUSSEL van HORTA het

FRA NÇO ISE AUBRY

CHR ISTINE BAST I N EN J ACQUES EVRARD

LUDION

Ik wil de eigenaars van de Hortahuizen bedanken voor hun warm onthaal. Dankzij hun inzet en passie werd een voor de Brusselse architectuurgeschiedenis zo belangrijk patrimonium nieuw leven ingeblazen. Ik bedank ook Anne Kennes en Thierry Mondelaers die mij hebben geholpen bij het documenteren van dit boek en op wie ik steeds kan rekenen.

7 13

De lijn van Victor Horta Beknopte biografie van Victor Horta

20

Huis Matyn Paviljoen van de Menselijke Driften

22

Huis Autrique

26

Huis Tassel Serres en glazen overkappingen

18

32 36 40 44 52 62 66 70 72

76

Huis Frison Huis Winssinger Huis Van Eetvelde Huis Solvay Kleuterschool Het Volkshuis Huis Deprez-Van De Velde Glas-in-lood Atelierwoning van Victor Horta

84

Landhuis Frison Landhuis Furnémont

88

De warenhuizen

90

Huis Braecke Atelierwoning van Fernand Dubois Horta en de beeldhouwkunst

84

92 94 98 102 104 106 110 114

Huis Max Hallet Huis Sander Pierron Huis Vinck Warenhuis Waucquez Brugmannziekenhuis Magazijnen Wolfers

122

In het centrum van Brussel Paleis voor Schone Kunsten

132

Centraal Station

134

Praktische inlichtingen Beknopte bi bi iografie

120

135

( \

1- J ,, !

? 1

\

1

. ifJ''' ;,.·

'•

(

/ j

Van in het begin wilde Horta 'portret-woningen' ontwerpen 'naar het beeld van het leven van de bewoner' (Mémoires, p. 47). Die huizen moesten comfortabel, licht en harmonieus zijn. Hij voorzag ze van centrale verwarming en gashaarden. De verluchting kreeg bijzondere aandacht en de verluchtingsroosters in de gevel werden bovendien een decoratief element. Voor de huizen waarin Horta streefde naar een volledige coherentie en eenheid van de inrichting, zoals in zijn eigen woning en in het huis Solvay, tekende hij zelf de verwarmingselementen. De badkamers zijn niet groot, maar voorzien van alle nodige comfort, inclusief verwarmde linnenkasten. De architect maakte veelvuldig gebruik van ingenieus ingewerkte wandkasten, zodat er veel plaats overbleef in de leefruimten. Hij maakte een grondige studie van de leefgewoonten om op huishoudelijk vlak een vlotte gang van zaken mogelijk te maken zonder dat het huispersoneel het privéleven van de bewoners verstoorde. In zijn eigen woning voorzag hij drie trappenhuizen: één voor de familie, één voor het huispersoneel en één voor de medewerkers van het architectenbureau. Zijn talent voor ruimtelijke organisatie bereikte een hoogtepunt in het Paleis voor Schone Kunsten, waar het complexe programma en de moeilijke ligging van het terrein een ontzaglijke uitdaging vormden. Volgens Horta zelf (Mémoires, p. 201) is het Brugmannziekenhuis 'op het vlak van helderheid van het totaalplan, onovertrefbaar.' Ook het licht speelde een belangrijke rol in zijn werk. Horta probeerde het licht tot in het hart van de vaak smalle Brusselse huizen te laten doordringen. In het huis Tassel integreerde hij twee centrale lichtkoepels die voor zenitaal licht zorgen. Een met een beglaasde lichtkoepel bekroond trappenhuis werd een van de basisprincipes van zijn composities. Zo was L'Innovation vrijwel geheel overkapt met een gewelf van staal en glas. Het dak van het Paleis voor Schone Kunsten is een opeenvolging van bovenlichten die in de tentoonstellingsruimten en concertzalen voor daglicht zorgen. Horta speelde ook graag met de kleur van het licht en gebruikte daarom in zijn lichtkoepels vaak gekleurd glas. De mooiste effecten bereikte hij met iriserend glas, waarvan het procedé ontwikkeld werd door de Amerikaan Louis C. Tiffany. De kleur van het glas verandert naargelang het weer en de seizoenen, en verzacht de harde realiteit van de buitenwereld. Elektriciteit raakte op het einde van de 19e eeuw ingeburgerd en vergemakkelijkte het dagelijkse leven. Een huis kon voortaan zonder gevaar en vervuiling van de kelder tot de zolder worden verlicht. De gebruikelijke donkere kleuren in de burgerlijke architectuur moesten wijken voor oranje, lichtgroen, geel of roze, lichte en vrolijke kleuren, die vaak waren ontleend aan het palet van de postimpressionisten. Zelfs in de gevels verving Horta het vaak voor ijzerwerk gebruikte zwart door oker of groen. Horta zocht naar een polychromie die werd aangereikt door de materialen en hem daarna inspireerden bij de keuze van het geschilderde decor. Om de totale samenhang tussen architectuur en decor te garanderen, trad hij niet alleen op als architect, maar ook als decorateur en meubelontwerper. Hij tekende zelf elk detail, tot het kleinste sleutelgat toe. Hij was zich er later pijnlijk van bewust dat die hoge eisen aan de basis lagen van het verdwijnen van talrijke interieurs, want

10 DE LIJN VAN VICTOR HORTA

Gipsen modellen van zuilen. Het subtiele evenwicht van de vormen kon pas ten volle beoordeeld en eventueel gecorrigeerdworden op het moment dat de tekening in drie dimensies was omgezet. De uitvoerder (in dit geval de metaalgieter) kreeg geen enkele interpretatieve vrijheid.

'het meubilair dat niet langer in de smaak valt, gaat verloren samen met alle accessoires waarmee we het met moeite en plezier hadden getooid.' (Mémentos, p. 3w). Vele jaren lang combineerde Horta zijn werk als architect met dat van leraar. Aan de Brusselse Academie voor Schone Kunsten, waarvan hij in 1913 directeur werd, zette hij zich in 1912 in voor de hervorming van het architectuuronderwijs. In 1915 ging hij naar Londen voor een congres en kon niet meer naar België terugkeren. De vier volgende jaren bracht de architect daarom door in de Verenigde Staten. Toen hij terugkeerde, had de art nouveau volledig afgedaan. Hij verkocht zijn huis in de Amerikaansestraat en probeerde zijn carrière opnieuw op gang te trekken. Horta was toen achtenvijftig jaar. De levendige lijn en complexe decoratieve composities werden vervangen door een uitgepuurde stijl waarin de klassieke vorming van zijn jeugdjaren terug naar boven kwam. In 1932 werd Horta tot baron benoemd. Zeven jaar later begon hij zijn Mémoires te schrijven. Spijtig genoeg wilde hij niet dat zijn werk voor het nageslacht bewaard bleef want in 1939 en 1945 verbrandde hij al zijn tekeningen en ontwerpen. Het is dus onmogelijk om een oeuvrecatalogus van zijn werk samen te stellen. In 1963 werden zijn huis en atelier beschermd als historisch monument. Dat was de eerste stap in de erkenning van het historische belang van zijn werk. In 1969 werd zijn huis dankzij de gemeente Sint-Gillis omgevormd tot museum. In 2000 werden vier huizen van Horta (Tassel, Horta, Van Eetvelde en Solvay) door Unesco op de lijst van het werelderfgoed geplaatst.

DE LIJN VAN VICTOR HORTA 11

Portretten van Victor Horta (1861-1947), Julia Carlsson (1879-1966). tweede vrouw van Victor Horta (in 1908), en Simone Horta (1890-1939), zijn dochter. Deze drie foto's werden genomen in de eigen woning van de architect aan de Amerikaansestraat.

Beknopte biografie van Victor Horta

Geboren in Gent op 6 januari 1861. Overleden in Brussel op 8 september 1947. Eerste huwelijk met Pauline Heyse in 1881, van wie hij in 1906 scheidt. Het paar heeft een dochter, Simone (1890-1939). Tweede huwelijk met de Zweedse Julia Carlsson (1879-1966). Studeert architectuur aan de Academie voor Schone Kunsten in Gent (1874-1877) en daarna in Brussel (1881-1885). Laureaat van de Godecharleprijs in 1884. Eerste huizen in Gent in 1886. Wordt in 1892 assistent van Ernest-Jean Hendrickx aan de Faculté Polytechnique van de Université Libre de Bruxelles en volgt hem in 1893 op (tot in 1912). Wordt leraar en daarna directeur van de Academie voor Schone Kunsten van Brussel (met onderbrekingen) van 1912 tot 1931. Gaat in 1915 naar de Verenigde Staten, waar hij in zijn onderhoud voorziet door lezingen te geven. Keert in januari 1919 naar België terug. Verhuist naar Louizalaan nr. 136. Wordt belast met de bouw van het Belgische erepaviljoen op de Exposition Internationale des Arts Décoratifs Modernes van 1925 in Parijs. Wordt op 23 maart 1932 tot baron geadeld. Begint in 1939 met het schrijven van zijn Mémoires.

BEKNOPTE BIOGRAFIE VAN VICTOR HORTA 13

2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23

Huis Matyn Bordeauxstraat 50, Sint-Gillis Paviljoen van de Menselijke Driften Jubelpark, Brussel Huis Autrique Haachtsesteenweg 266, Schaarbeek Huis Tassel Paul-Emile Jansonstraat 6, Brussel Huis Frison Lebeaustraat 37, Brussel Huis Winssinger Munthofstraat 66, Sint-Gillis Huis Van Eetvelde Palmerstonlaan 2-4, Brussel Huis Solvay Louizalaan 224, Brussel Kleuterschool Sint-Ghislainstraat 40, Brussel Huis Deprez-Van De Velde Hoek Boduognatusstraat en Palmerstonlaan, Brussel Atelierwoning van Victor Horta Amerikaansestraat 25, Sint-Gillis Landhuis Frison RinglaanJO, Ukkel Landhuis Furnémont Gatti de Gamondstraat 149, Ukkel Huis Braecke Troonsafstandsstraat 31, Brussel Atelierwoning van Fernand Dubois Brugmannlaan 80, Vorst Huis Max Hallet Louizalaan 346, Brussel Huis Sander Pierron Waterleidingsstraat 157, Elsene Huis Vinck Washingtonstraat 85, Elsene Warenhuis Waucquez Zandstraat 20, Brussel Brugmannziekenhuis Van Gehuchten plein, Jette Magazijnen Wolfers Arenbergstraat 11, Brussel Paleis voor Schone Kunsten Ravensteinstraat, Brussel Centraal Station

BEAENl

WAT BOi

///

1 \

Y\UEEKVALLEl,NAT. 111; \ VAU.CINEMJWYUIEEl(.Rf

\\ \ \

\

'\ FORETDESOIGNE8

\

\

~

•.

-ANTOINE '-

2 3 5 7 9 10 14 19 21 22 23

Paviljoen van de Menselijke Driften, Jubelpark, Brussel Huis Autrique, Haachtsesteenweg 266, Schaarbeek Huis Frison, Lebeaustraat 37, Brussel Huis Van Eetvelde, Palmerstonlaan 2-4, Brussel Kleuterschool, Sint-Ghislainstraat 40, Brussel Huis Deprez-Van De Velde, Hoek Boduognatusstraat en Palmerstonlaan, Brussel Huis Braecke, Troonsafstandsstraat 31, Brussel Warenhuis Waucquez, Zandstraat 20, Brussel Magazijnen Wolfers, Arenbergstraat 11, Brussel Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat, Brussel Centraal Station

4 6 8 11 12 13 15 16 17 18

Huis Matyn, Bordeauxstraat 50, Sint-Gillis Huis Tassel, Paul-Emile Jansonstraat 6, Brussel Huis Winssinger, Munthofstraat 66, Sint-Gillis Huis Solvay, Louizalaan 224, Brussel Atelierwoning van Victor Horta, Amerikaansestraat 25, Sint-Gillis Landhuis Frison, Ringlaan 70, Ukkel Landhuis Furnémont, Gatti de Gamondstraat 149, Ukkel Atelierwoning van Fernand Dubois, Brugmannlaan 80, Vorst Huis Max Hallet, Louizalaan 346, Brussel Huis Sander Pierron, Waterleidingsstraat 157, Elsene Huis Vinck, Washingtonstraat 85, Elsene ~ .~,.:..tr_

111111.1oit4f.1'

Z\Jbolll•~~ ~ru ...o1-"

Huis Matyn Bordeauxstraat 50, Sint-Gillis

1890

Plan gehecht aan de bouwvergunning (Gemeentearchief van Sint-Gillis)

genschijnlijk onderscheidt het huis Matyn zich nauwelijks van de eclectische herenhuizen uit die tijd, maar uit een aandachtige studie blijkt meteen de grote zorg die aan de gevel werd besteed. Het steenverband is bijzonder verfijnd. De vensterbanken van de benedenverdieping, de omlijsting van de deuren en dakkapellen, en de weinig geprononceerde hollijst onder de kroonlijst, getuigen van een streven naar 'verzorgd werk' , van de wil om 'geen enkel architecturaal detail' aan de aandacht 'te laten ontsnappen' (Mémoires, p . 13) . Deze gevel is een nieuwe interpretatie van de klassieke en renaissancistische architectuur. Dat blijkt onder meer uit Horta's persoonlijke versie van het gebroken fronton van de dakkapellen en het gebogen fronton met vleugelstukken en voluten van het impostvenster, waarvan het glas-in-loodraam van iets latere datum lijkt te zijn. Het grondplan is traditioneel met een verhoogde beletage met twee ineenlopende kamers, een laterale trap en aan de tuinzijde een aanbouw met twee verdiepingen.

0

~

~'-''-.A.l:i,--

~

.P.,.,._._

- ~-·--.i..1.l:.. · riu.

;,.,,..,,_,,c,J-1"':',... 11.. ~ CJ

,

i

c....... ,,. ·'• •• :t :•-

F

fi ..,,. -...~-

'l

,~

...;;:)

11 J'.

Tekening van een raam van het beleggingspand. In deze gevel wordt de structurele rol van het metaal niet langer benadrukt. Het ijzer is nog slechts zichtbaar in de balkons en rolluikkasten (Wilhelm Rehme, Ausgeführte Moderne Kunstschmiede-Arbeiten, Leipzig, s.d., pl. 9) .

'

~;'.!,;'..:"" '

. •· " 1

t _:- +

-~~

. --.

HUIS VAN EETVELDE 47

Op de plattegrond van de benedenverdieping is te zien hoe de schuine gang vertrekt van de toegangsdeur en de schittering van de achthoekige hal voor de bezoeker nog even verborgen houdt. De keuken en de wasruimte liggen achteraan en zijn toegankelijk via een gang die langs de rechterscheidingsmuur loopt en dan verbreedt tot een ruimte met de aanzet van de diensttrap.

Op deze oude foto is de oorspronkelijke verlichting te zien: lichtarmaturen van verstrengelde messingbuizen rustend op de architecturale structuur; kleine wandlampen bevestigd op de balken van de wintertuin en glazen tulpen onder de bogen. Hier is ook te zien hoe de eigenaar de ruimte 'gezelliger maakte' door middel van tapijten en draperieën waarachter het decor van Horta verdween.

Het houtwerk, het buffet en het geschilderde decor van de eetkamer werden in 1897 op de Salon de la Libre Esthétique in Brussel tentoongesteld. Dat was de eerste keer dat het Brusselse publiek kon kennismaken met de verbluffende interieurs die achter de al even buitengewone gevels van Victor Horta verborgen waren. De muurschilderingen zijn vrijelijk geïnspireerd op de Congolese fauna en flora.

trap ligt aan de overzijde. Op de eerste verdieping bevinden zich vooraan de hoofdslaapkamer en de werkkamer. Aan de achterzijde liggen de andere slaapkamers, een toilet en badkamer. De gang wordt hier vanbovenuit verlicht door een lichtkoepel. Net als in het huis Solvay probeerde Horta hier op een vernuftige manier het licht tot in het hart van het huis te laten doordringen. Van Eetvelde, die tal van protocollaire verplichtingen had, wilde de noodzaak om vaak mensen te ontvangen laten samengaan met zijn privéleven. Zijn genodigden waren allicht bijzonder verbaasd over de zichtbare ijzeren structuren in dit volstrekt moderne interieur. In de hal combineerde Horta de verschillende groenschakeringen van het marmer, de mozaïeken, het glas-in-lood en het geschilderde decor met goud. Die kleurgeving creëert de sfeer van een woud met metalen in plaats van houten boomstammen. Het glas van de eetkamerdeur is verdeeld in vier panelen die bloeiende bomen tegen een ondergaande zon oproepen. Hiermee creëerde Horta een overgang naar de eetkamer, waar het oranje van de muurdecoratie en geelachtige exotische houtsoor'ten overheersten. De warmte van deze ruimte vormt een levendig contrast met de koude kleuren van de salon. Hier zijn de muren onderaan bekleed met onyxpanelen, bevestigd met beslag in verguld brons. Bovenaan zijn ze bespannen met textiel, dat bedrukt is met een narcissenmotief tegen een geelgroene achtergrond. De soepele motieven van de mozaïekpanelen op de gevel zijn typisch voor Horta's eigen stijl. De architect vertrok van de soepelheid van ijzer om te komen tot een persoonlijke taal, gebaseerd op de arabeske die zich in diverse materialen ontrolt en verder ontwikkelt.

HUIS VAN EETVELDE 49

Toen Horta van Van Eetvelde de opdracht kreeg om het huis aan de linkerkant uit te breiden, liet hij deze panelen bepleisteren om de gevel beter te doen aansluiten bij het hoekgebouw, waar het gebruik van metaal erg discreet is. Het nummer 2 had een dubbele functie. Het vormde een uitbreiding van het nummer 4 met een groot bureau op de bel-etage. Daarnaast was het een beleggingspand met aan de Marie- Louizasquare een ingang onder een portiek. Horta verlevendigde de gevel van het hoekgebouw door de erker op drie verdiepingen te verschuiven. Door het hoogteverschil van de kroonlijsten en de verschillende vensterproporties maakte hij het hybride karakter van het geheel zichtbaar. In 1900 breidde Van Eetvelde het huis nog eens uit aan de rechterkant. Zo wordt het oorspronkelijke huis aan weerszijden geflankeerd door twee asymmetrische vleugels. Horta schrijft in zijn Mémentos (p. 308) dat het aanvankelijke perceel echt veel te klein was voor het programma van zijn opdrachtgever. Het bureaumeubilair is van een buitengewone rijkdom, die paste bij de staatsman die in 1897 door Leopold II tot baron werd benoemd. Een jaar na het overlijden van Van Eetvelde in 1919 werd het huis verdeeld en de vleugel met het bureau werd bij het beleggingspand gevoegd. Sindsdien bleven het oorspronkelijke gebouw en de uitbreiding van elkaar gescheiden.

Detail van een scharnier.

Detail van een kapiteel.

50 HUIS VAN EETVELDE

Het bureau in de uitbreiding was beter aangepast aan de hoge functies van Van Eetvelde, die kort daarvoor (na de succesvolle tentoonstelling in Tervuren in 1897) geadeld was en in het oorspronkelijke gebouw slechts over een kleine werkruimte beschikte. Voor de bibliotheek werden talrijke maquettes gemaakt die nodig waren voor het complexe beeldhouwwerk en bouwbeslag.

Huis Solvay Louizalaan 224, Brussel n 1894 kwam Horta via Charles Lefébure, een goede vriend van Emile Tassel en secretaris van Ernest Solvay, in contact met de familie van deze laatste. Ai:mand Solvay was net getrouwd en had aan de Louizalaan bouwgrond gekocht, die aan de achterkant grensde aan een kleine straat, een ideale ligging om achteraan in de tuin paardenstallen te voorzien. Het 15 meter brede perceel bood Horta nieuwe mogelijkheden om zijn gevoel

1895 1

·01 Op dit gevelaanzicht is nauwelijks iets te merken van de uitsprong van de twee grote erkerramen en van de welving van het centrale gedeelte. Oe blauwe inkleuring van de onderbouw verwijst allicht naar de keuze voor blauwe hardsteen, die hogerop in lagen wordt afgewisseld met witsteen van Euville. De toegangsdeur is bijzonder gedetailleerd getekend. Ze zou vrijwel ongewijzigd worden uitgevoerd.

De gevel.

52 HUIS SOLVAY

Dwarsdoorsnede van de twee trappen: links de privétrap onder de noordelijke lichtkoepel en rechts de hoofdtrap tussen de benedenverdieping en de bel-etage. Hier was Horta nog op zoek naar de juiste vorm voor de koepel.

voor licht en ruimte uit te leven. De gevel wordt gedomineerd door twee grote symmetrische erkers. Niets doet hier vermoeden dat in het hart van het huis, via twee lichtschachten die aanleunen tegen de scheidingsmuren, het licht overvloedig kan binnenstromen. De noordelijke schacht verlicht de trap en is ter hoogte van de bel-etage afgesloten door een dubbele waaiervormige lichtkoepel, een transpositie in ijzer en glas van de gewelven van de Engelse perpendicular style. De zuidelijke schacht neemt het dan over en verlicht het aan de overzijde gelegen tweede trapdeel, dat toegang verleent tot de privévertrekken.

Detail van de onderkant van de koetspoort. Horta maakte van de functionele beschermingsplaat onder aan de deur een decoratief element. De vrijwel naadloze overgang tussen brons en hout getuigt van de nauwe samenwerking die Horta aan zijn handwerkslui oplegde en van zijn constante streven naar perfectie. Detail van de gevel met zijn complexe spel van profielen. De hardstenen onderbouw welft zich naar buiten ter ondersteuning van het uitspringende balkon. Het centrale gedeelte van de gevel maakt de tegenovergestelde beweging. De stenen stijlen van het erkerraam worden geschraagd door krachtige consoles. De gevel getuigt van een perfect evenwicht en zit niettemin vol leven.

54 HUIS SOLVAY

Schets op een doorsnede. Voor Horta waren sculpturen een wezenlijk onderdeel van zijn architecturaal concept. In zijn Mémentos schrijft hij dat 'hoe perfect ze ook kan zijn, de sculptuur heeft nooit aan zichzelf genoeg, de aanvulling van de architectuur is voor haar veel onmisbaarder dan dat de sculptuur dat is voor de architectuur.'

Op de bel-etage bevinden zich aan weerszijden van de groene marmeren trap de ontvangstruimten; de salons aan de straatzijde en de eetkamer aan de tuinzijde. Die verdieping vormt een bijzonder indrukwekkend ensemble, waarin structuren, kleuren en vormen onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Het eerste deel van de trap, voordat die zich in twee splitst, wordt gedomineerd door het schilderij Delezingindetuin van Théo Van Rysselberghe. Het is een tafereel van een ongekunstelde natuurlijke charme, in een gebouw waar de bewoner als het ware een wandelaar wordt in zijn eigen huis. Horta wilde voor zijn klanten een wereld creëren van zintuiglijke rijkdom, die het leven van elke dag aangenamer maakt. Het effect van kleuren, materialen en geschilderde decors wordt nog benadrukt door een ingenieus gebruik van elektrisch licht. In de enfilade van de salons wordt het licht van gloeilampen en luchters met wervelende lijnen versterkt door grote tegenover elkaar aangebrachte spiegels. In de eetkamer wordt het licht verzacht door lampenkappen in de vorm van kristallen bloembladen. De hoeken van

HU IS SOLVAY 55

Aanzet van de hoofdtrap. De treden zijn bekleed met een door Horta ontworpen wollen tapijt en leiden naar het schilderij De lezing in de tuin (1902) van Théo Van Rysselberghe, een sereen landelijk visioen in het hart van de stad, dat de door de architectuur opgewekte uitnodiging om te wandelen, versterkt.

de bordessen worden gearticuleerd door ijzeren 'bomen' met lichtende klokvormige bloemen. Op de eerste verdieping voorzag Horta onder de zuidelijke lichtschacht een wintertuin die het bordes voor de werkkamers en de slaapkamer van het echtpaar Solvay omtovert tot een plaats om te verpozen. Zich uit krioelende arabesken ontplooiende bloemstengels evoceren hier de plantenwereld. Tussen de bel-etage en de eerste verdieping evolueert de kleur van de muurschildering van groen naar oranje, een warme kleur voor de ruimten van familiale intimiteit. Het decor wordt opnieuw lichter in het hoogste trapgedeelte, waar de geeloranje uitlopende kleur de bewoner in de sfeer van een ondergaande zon dompelt.

56 HUIS SOLVAY

Aanzet van de hoofdtrap. De verbinding tussen het mahoniehout en het verguld ijzer is magistraal. Uit de balustrade ontplooit zich een metalen ruiker die de trapboom van de tweede vlucht van de trap ondersteunt. Het geheel is doordrongen van een elegantie die verwant is aan het rococo.

De, ondanks de talrijke gebogen profielen, rustige gevel laat niets vermoeden van de reusachtige onderneming die het was om een huis van deze omvang tot in detail te ontwerpen. Alleen al de dubbele toegangsdeur getuigt van de extreme aandacht voor details. De verschillende materialen zijn naadloos samengevoegd. De houten profielen van de deur vloeien over in de metalen arabesken van het boven· licht, en onderaan rijst het schrijnwerk op uit de golven van de bronzen bescher· mingsplaat. Het huis Solvay is een van de meest geslaagde art·nouveauwoningen van Europa, en - wat zeldzaam is - het gebouw bleef vrijwel intact bewaard.

Op deze oude foto genomen vanaf het eerste bordes van de hoofdtrap is te zien dat vroeger het licht in de hal beneden gefilterd werd door de glas-in-loodramen van de deur, wat het verrassingseffect bij het betreden van de ruimte zeker nog verhoogde. Die lichtkwaliteit was wellicht beter in evenwicht met het delicate door de noordelijke schacht binnenvallende licht, waarvan op deze hoogte de bron niette zien is. De deur van de ere hal komt uit op de koetsgang, waar zich het witmarmeren beeld De weten· schap van Pierre Braecke bevindt.

58 HUIS SOLVAY

De koepel onder de zuidelijke lichtschacht boven de hoofdtrap heeft de vorm van een dubbele waaier. Horta inspireerde zich hiervoor op een afbeelding uit de Atlas d'Architecture van Viollet-le-Duc. Hij behield de structuur van zijn voorbeeld, maar verving de volle delen door Amerikaans glas.

De eetkamer leidt via dubbele deuren met Amerikaans glas naar de trap en het bordes van de beletage. Alle kamers op de bel-etage staan met elkaar in verbinding en kunnen al naargelang de behoefte worden afgesloten of tot één grote ruimte worden geopend. De kleurenharmonie is vooral gebaseerd op het rood van de houtsoorten en de muurbekleding en het geel van het tapijt, het marmer en de plafondschildering.

De aaneensluitende salons worden door twee spiegels aan het uiteinde van de ruimten weerspiegeld. De wervelende vormen van de luchters doorbreken de lengte van de kamers. De schittering van de elektrische lampen wordt weerkaatst door het geslepen glas van deuren en vitrinekasten. Horta ontwierp zelfs de piano voor de muzieksalon.

Kleuterschool Sint-Ghislainstraat 40, Brussel

1895

e Brusselse burgemeester Charles Buls was tijdens zijn politieke carrière erg begaan met onderwijs. Hij lag in 1872 aan de basis van de bouw van een modelschool die voor kinderen uit de arbeidersklasse niet alleen onderricht moest verschaffen maar ook licht, lucht en hygiëne. Nadat hij het huis Frison had gezien, besloot Buls om Horta het ontwerp van een kleuterschool in de Marollen toe te vertrouwen. De architect behield de klassieke structuur van klaslokalen rond

D

De luifel van ijzer en glas rust op stenen consoles met bijzonder complexe welvingen. Het geraffineerde aspect van dit element in de voorgevel contrasteert met de eenvoud van de luifel aan de tuinzijde.

62 KLEUTERSCHOOL

Horta voerde heftige discussies met de aannemer over de door hem gewenste uitvoeringskwaliteit voor dit kleine openbare gebouw. Zo weigerde men bijvoorbeeld in de steengroeve om Gobertangersteen te snijden op een formaat dat 'volledig buiten de gebruikelijke afmetingen' viel.

In de steengroeve vroeg men modellen voor de geraffineerde gebeeldhouwde details. De prijs hiervan werd door de modellenmaker op 750 frank geschat. Sommige stenen vergden twee tot drie weken werk van één arbeider.

een centrale overdekte binnenplaats, maar gaf de gevel een bevalligheid die erg verschilde van de logge somberheid van de historiserende stijlen. Hij ving het hoogteverschil tussen beide vleugels handig op door de inplanting van het trappenhuis, dat de vorm heeft van een met een campanile bekroond torentje. In de compositie van het centrale gedeelte zijn de schoorstenen een belangrijk architecturaal motief dat voor evenwicht zorgt. Ze zijn onderling verbonden door een boog zodat op de hoek een nis ontstaat (misschien voor een beeld?). Ze getuigen van een grote aandacht voor het decoratieve, net als de luifel voor de toegangsdeur. Die rust op twee metalen consoles zodat de indruk wordt gewekt dat de kinderen 'met open armen' onthaald worden. De centrale binnenplaats is overdekt met een lichte metalen structuur. Aan weerszijden hiervan bevinden zich twee lagere meer intieme ruimten, die eveneens met een lichtkoepel overdekt zijn en waar zich wastafels bevinden op de hoogte van de kinderen. Oorspronkelijk was de decoratieve rand die de overgang vormt tussen de betegelde en beschilderde muurpartijen deels voorzien van rijen kapstokken. Horta wilde hier een gebouw creëren waarin alles gericht is op het comfort van de kinderen en het leerplezier in een mooie ruimte.

Montage van de metalen structuur van de binnenplaats (tussen 1898 en 1900). De firma Pärïs die de metalen constructie leverde, vond de plannen 'vrij ingewikkeld'. In zijn Mémoires spreekt Horta met fierheid over deze 'geslaagde poging om een licht stalen geraamte te ontwerpen.'

Architecte Barbara Van der Wee, die belast was met de restauratie van de school, voorzag in 1999 de binnenplaats van een glazen vloer zodat de kelders die oorspronkelijk bedoeld waren om te verhuren, ook door de kinderen konden worden gebruikt.

KLEUTERSCHOOL 65

Het Volkshuis

1896-1899 Ondanks een internationale petitie, die in 1964 werd gelanceerd en ondertekend door bekende architecten, werd het Volkshuis het jaar daarop gesloopt. Sommige onderdelen (het café, de feestzaal en de monumentale trap) werden gedemonteerd, opgeslagen en verschillende keren verhuisd met de bedoeling ze later elders te reconstrueren. Die plannen sleepten zo lang aan dat talrijke metalen elementen in 1983 door een oplichter als oud ijzer werden verkocht.

ndanks een stroom van internationaal protest werd het Volkshuis in 1965-1966 gesloopt. De in 1963 ingediende aanvraag tot bescherming was afgewezen. Het Volkshuis werd in 1899 met grote luister en in aanwezigheid vanJeanJaurès ingehuldigd. Het belichaamde de steile opgang van de Belgische Werkliedenpartij in de 19e eeuw. Een jaar nadat de partij tot het parlement was toegetreden (1894), werd Horta gevraagd om 'een paleis te bouwen dat geen paleis zou zijn, maar een "huis" met veel licht en lucht, want op die "luxe" hadden arbeiders eindelijk recht.' (Mémoires, p. 48). Het bouwterrein lag in de oude Marollenwijk en Horta moest

0

,(, 'f.1t.;

Oude ansichtkaart met het Vanderveldeplein op de voorgrond en de lagergelegen Kapelle kerk. Het sterk hellende terrein dat problemen stelde bij de bouw van het Volkshuis, is hier goed zichtbaar.

66 HET VOLKSHUIS

Dit gedeelte aan de Stevensstraat, waar zich een breigoed- en een confectiewinkel bevonden, werd later aan het ontwerp toegevoegd, nadat de arbeiderscoöperatie twee bijkomende percelen bouwgrond had aangekocht.

Gezicht op de dubbele trap, gelegen tussen de grote hal en de lokettenzaal. Hij verleende toegang tot de kantoren en een vergaderzaal op de eerste verdieping.

rekening houden met de eisen van een complex programma en met een onregelmatig, hellend terrein. In 1896 diende hij de bouwaanvraag in. In het gebouw moesten winkels, een groot café, kantoren, een polikliniek en een feestzaal voor ongeveer I 500 personen worden ondergebracht. Horta ving het niveauverschil op door de subtiele opbouw van de benedenverdiepingen en plaatste de feestzaal op de bovenverdieping. De coöperatieven leverden zelf het handwerk. Er werden 600 ooo kilo ijzer en staal, 2 ooo kubieke meter baksteen en 400 kubieke meter steen in het gebouw verwerkt. Voor de feestzaal die één grote ruimte vormde met opgehangen galerijen, benutte Horta de maximale ruimte door ze in overstek boven de binnenplaats te bouwen. Aan de straatzijde had het Volkshuis grote balkons die uitzicht boden over Brussel. Om de gevaren bij grote toeloop op de bovenverdieping te beperken, voorzag Horta een monumentale dubbele trap, waarvan de witstenen aanzet een kunstwerk op zich is. Bijna de hele gevel bestond uit glas. De metalen delen (structuur, consoles en balkons) waren rood geschilderd, dezelfde kleur als de bakstenen. De sokkel

Kapiteel van een zuil van de slingertrap.

68 HET VOLKSHUIS

Detail van de trapaanzet van de monumentale trap achteraan in de grote hal. De dubbele trap verleende toegang tot de feestzaal. Het spel met draperingen herinnert aan de antieke beeldhouwkunst.

en bekroningsstenen waren van Henegouwse hardsteen. Horta hechtte veel belang aan de natuurlijke polychromie van de materialen, die hier om de kosten te drukken beperkt waren. De esthetica van het Volkshuis was gebaseerd op het constructieve rationalisme van Viollet-leDuc, dat hier gekoppeld werd aan een gedurfde stijl, die paste bij het progressieve imago dat de vertegenwoordigers van de Werkliedenpartij zich toen wilden aanmeten. Het was een gebouw dat 'een stap vooruit naar het ideaal betekende' Qules Lekeu in LePeuple, 1899). Enkele elementen van het Volkshuis werden opnieuw gebruikt in het atelier van het Hortamuseum en in een Antwerpse brasserie.

HET VOLKSHUIS 69

De feestzaal gezien richting podium. In zijn Mémoires beschreef Horta de zaal als een immense zolder (54 m x 16,5 m x 10,5 m) die 'er niet zo mocht uitzien en ook een goede akoestiek moest hebben.( ... ) Een spreker die fluistert, is verstaanbaar achter in de zaal.( ... ) De doorsnede heeft een vorm à la Mansard.' In de zaal was plaats voor 1500 toeschouwers.

Huis Deprez-Van De Velde Hoek Boduognatusstraat en Palmerstonlaan, Brussel

1896

et weekendverblijf voor Georges Deprez, directeur van de Cristalleries du Val-Saint-Lambert in Luik, heeft door twee verbouwingen zijn specifieke kenmerken grotendeels verloren. Horta plaatste zowel hoofd- als dienstingang in de Boduognatusstraat. De diensttrap werd verlicht door drie reeksen trapsgewijs aangebrachte vensters. Het trappenhuis van de hoofdtrap was versierd met muurschilderingen en ver-

H

Zoals in de school aan de Sint-Ghislainstraat creëerde Horta hier een afwisselend ritme van hardsteen en witsteen (van Euville of Gobertange). Voor de rijkelijk gedecoreerde deuromlijsting en hoekelementen gebruikte Horta blauwe steen die beter bestand is tegen erosie. Hij vermeed een scherpe hoek door een motief van verstrengelde bladeren waaruit een halfzuiltje oprijst.

70 HUIS DEPREZ- VAN DE VELDE

Gevel aan de Palmerstonlaan. Het huidige gebouw, dat aan de rechterkant werd uitgebreid, verloor door de verbouwing veel van zijn charme; zo verdwenen de loggia en het balkon.

licht door vensters die uitkomen op een binnenplaats. De gevel in de Palmerstonlaan was erg gevarieerd. In de rechtertravee, naast de erker, bevond zich op de eerste verdieping een loggia en op de tweede verdieping een terras. De glas-in-loodramen in geel en groen Amerikaans glas (thans hergebruikt in het interieur) rond de deur van de loggia zorgden voor gedempt licht in de kamer erachter. De inspringende dakhelling boven de loggia was afgerond en bekleed met zink. Bij de verbouwing in 19ro werd het gebouw aan de zijkant uitgebreid zodat deze voor de art nouveau zo typische travee, geheel verdween. In de nieuwe vleugel werden de vensters op de eerste en tweede verdieping gealigneerd. Het is mogelijk dat naar aanleiding van deze verbouwing ook talrijke gebeeldhouwde details verdwenen. In elk geval werd de gevel in de Boduognatusstraat volledig gewijzigd en de dienstingang verdween. Thans herinneren nog slechts enkele details - de toegangsdeur, de schouw op de hoek van het dak, het tuinhek en enkele stenen sierlijsten - aan de aanvankelijke schoonheid van het huis. In 1959 werd de nieuwe vleugel verhoogd door Jean Delhaye, die toen de reeks kleine vensters onder de kroonlijst doortrok.

HUIS DEPREZ-VAN DE VELDE 71

Glas-in-lood

D

oor de mode van de neogotische en neorenaissancestijlen in de tweede helft van de r9e eeuw werd het glas-in-lood opnieuw in het interieur geïntroduceerd. De Engelse schilders William Morris en Edward Burne-Jones brachten in 1855 een bezoek aan Frankrijk en stonden in bewondering voor de

De hier afgebeelde deuren geven een beeld van de stilistische evolutie van Victor Horta: japoniserende abstracte elegantie van een paneel in de wintertuin en dubbele deur met gestileerde voorstelling van bloeiende bloembollen in het huis Tassel (omstreeks 1894); exuberantie van bloeiende magnolia's in de dubbele eetkamerdeur van het huis Van Eetvelde (omstreeks 1896); soepele schelpvormen in het huis Max Hallet (omstreeks 1904) en door strakke palmvormen getemperde geometrische motieven van de ingang naar de koninklijke loge in het Paleis voor Schone Kunsten (omstreeks 1925). Natuurlijke motieven opgeroepen door diverse groentinten en arabesken moesten wijken voor de combinatie van gele en rode tinten en motieven van brede banden en schelpen, die al in het huis Solvay terug te vinden zijn.

Huis Tassel.

Huis Tassel.

72 GLAS-IN-LOOD

1:

.1

~ "i' .-,. , l, -ij -=l~ ~

i? ll1ie

~'· ' ) !1:,. " .~. (:; ~

' ~

~ .e:.__1;

r n,l'J,~f. Huis Van Eetvelde.

Huis Van Eetvelde.

gebrandschilderde ramen in de kathedralen. Meteen na haar oprichting in 1861 werd het glas-in-loodraam dan ook een belangrijk product van de firma Morris and Co. De firma produceerde voor oude of eigentijdse religieuze gebouwen, maar ook voor privéwoningen. Haar glas-in-lood was van hoge kwaliteit mede dankzij de inspanningen die glazeniers als James Powell and Co leverden om de schoonheid van het middeleeuwse glas tot in zijn onregelmatigheden te evenaren. Het in 1866 voor het museum van South Kensington gecreëerde decor van de Green Dining Room illustreert perfect de rol die glas-in-lood kan spelen om een zachte en mysterieuze sfeer te creëren waarin groen, blauw en goud overheersen. De vrijwel gelijktijdige uitvinding van een nieuw type glas door de Amerikanen John La Farge en Louis C. Tiffany zou een beslissende rol spelen. Het werd in 1889 op de Parijse wereldtentoonstelling voorgesteld. Dit opaliserende, met metaaloxides gekleurde glas, verandert van kleur naargelang de lichtintensiteit. Het zette ontwerpers aan tot het maken van eenvoudige composities met krachtige lijnen, die niet willen pretenderen een imitatie van de schilderkunst te zijn. Het was uitermate geschikt voor de decoratieve opvattingen van Victor Horta, die zich liet inspireren door de synthetische visie van de Franse Nabisschilders. Horta gebruikte glasin-lood in zijn bovenlichten om de metalen structuren en de bovenkoepel te verbergen, maar vooral om het natuurlijke licht dat tot in het hart van het gebouw valt, te verzachten en te kleuren. Hij maakte ook vaak gebruik van deuren met glas-in-loodramen, die bijvoorbeeld in een vestibule fungeren als scherm tegen onbescheiden blikken van bezoekers. Hij voorzag glas-in-loodpanelen in de wanden van trappenhuizen om het licht tot de dienstdoorgangen te laten binnendringen. Het schrijnwerk maakt vaak integraal deel uit van de compositie. Zo kan een houten

GLAS-IN-LOOD 73

Huis Max Hallet.

Paleis voor Schone Kunsten.

stijl fungeren als 'stam' of 'stengel'. Met zijn kleuren en zijn lijnenspel is het glasin-loodraam een essentieel onderdeel van het architecturale decor, en draagt het bij tot de charme en warmte die de interieurs uitstralen. De voorliefde voor kleurrijke glaspartijen verdween samen met de art nouveau. In het Paleis voor Schone Kunsten maakte Horta er nochtans nog gebruik van. Het glas-in-lood in de toegangsdeur naar de koninklijke loge, zorgt hier voor een schitterende kleurenpracht, het licht in de ingang van de Ravensteinstraat wordt verzacht door geel glas en in de Henri le Boeufzaal valt goudachtig licht binnen door de palmvormige uitsnijding. Maar de architect zou zich meer een meer beperken tot sobere composities in wit reliëfglas. Bij de sloop van het huis Aubecq aan de Louizalaan werd ook een glazen koepel van onschatbare waarde, die als een bloemkroon het trappenhuis overwelfde, vernietigd. In 1950 wist men nog niet dat de kwaliteit van het gebruikte glas niet meer te evenaren was. Het Amerikaanse glas dat vandaag nog door enkele firma's wordt geproduceerd, bezit niet meer dezelfde schoonheid als dat van vroeger.

GLAS-IN-LOOD 75

Atelierwoning van Victor Horta Amerikaansestraat 25, Sint-Gillis n 1898 kocht Victor Horta twee percelen grond om er zijn eigen woning en atelier op te bouwen. Hij tekende een dubbel gebouw om het ritme van de gevels in de straat te respecteren (een 13 meter brede gevel was eerder iets voor een herenhuis in een grote laan) en tegelijk de twee verschillende functies duidelijk te benadrukken. Het atelier is duidelijk herkenbaar aan het grote raam van het tekenatelier op de tweede verdieping en de hoge raampartij op de benedenverdieping die zowel de kantoorruimten als het sculptuuratelier in de kelder verlicht. De deur van het atelier is smaller en uit goedkoper

1898 1

Op deze afbeelding zien we de oorspronkelijke indeling van de vertrekken voor de uitbouw van 1906 en het oorspronkelijke ontwerp van de tuin die werd aangelegd volgens de principes van Horta.

ENTRESOL

RCZ-!JE-CHAU.5JÉE.

76 ATELIERWONING VAN VICTOR HORTA

De gevel van het huis heeft een verborgen symboliek die doet denken aan een waterlandschap. Het ijzerwerk voor het venster op de benedenverdieping symboliseert rietstengels; het balkon op de eerste verdieping heeft de vorm van gestileerde wateririssen, en het geheel wordt bekroond met een libel, waarvan het lichaam wordt gevormd door de vensterdam van de erker en de vleugels door de borstwering van het balkon van de tweede verdieping.

In de entree transformeerde Horta een banale radiator in een decoratieve zuil. Op die manier vermeed hij dat een zware gietijzeren radiator de ruimte zou ontsieren.

Dankzij deze afbeelding (Ferronnerie de sty/e moderne, uitgegeven door Charles Schmid, Parijs) heeft architecte Barbara Van der Wee in 1992 de oorspronkelijke indeling van de benedenverdieping van het atelier- die in 1911 door Horta tot garage was verbouwd - kunnen reconstrueren.

hout (pitchpine) dan die van de woning, die wordt geaccentueerd door de uitsprong van een balkon die een luifel vormt. Het huis is hoger en dieper, wat Horta toeliet om achteraan in de scheidingsmuur ramen aan te brengen die zorgen voor lateraal binnenvallend licht. Toen hij het huis in 1906 aan de tuinzijde uitbreidde met een kleine eetkamer en een veranda, kon hij dit laterale licht nog beter benutten. Door de scheidingsmuur te verschuiven, kon hij de ruimte van de hoofdtrap en van de diensttrap vergroten. De gevel van het woonhuis is gekenmerkt door een brede erker die zorgt voor meer licht in de salon. Vanuit de stenen consoles waarop de erker rust, vertrekken metalen trekkers waaraan het balkon voor de muzieksalon is opgehangen. In het interieur liet Horta zijn gevoel voor ruimte en kleur de vrije loop. Boven het voor een smal huis, majestueuze trappenhuis in carraramarmer,

ATELIERWONING VAN VICTOR HORTA 79

De muren van de eetkamer zijn bekleed met geglazuurde baksteen die tot in 1906, toen een salon werd toegevoegd, het licht van de tuin weerspiegelde. De meubelen zijn in de muur ingewerkt om de ruimte vrij te maken. De eetkamertafel en -stoelen werden in 1902 met veel succes op de tentoonstelling van Turijn geëxposeerd. De luster is een combinatie van een door Horta getekende messingstructuur en in de jaren 1960 ontworpen lampenkappen.

zorgt een lichtkoepel in geel Amerikaans glas dat het zonnige effect van de gele muurschilderingen versterkt, voor zenitaal licht. Op de bel-etage is de trap geïntegreerd in de leefruimte, en dankzij een zichtbare metalen boog kan de muzieksalon de hele breedte van het huis in beslag nemen. De metalen structuur is eveneens zichtbaar in de eetkamer, waar hij gecombineerd is met geglazuurde bakstenen, marmer en hout (eik voor het parket, Amerikaanse es voor het meubilair). Horta combineerde hier stoutmoedig industriële en luxueuze materialen die door artisanale knowhow tot een harmonieuze eenheid werden verenigd. De kelderkeuken ligt onder de eetkamer en krijgt licht via de beglaasde trap naar de tuin. De muzieksalon staat in verbinding met de werkkamer van Horta op de eerste verdieping van het atelier. Op de eerste verdieping van het woonhuis be-

Op deze oude foto zien we elementen van het oorspronkelijke decor: het grote Chinese borduurwerk dat in 2000 is verworven, de Japanse prenten en de houten sculptuur van Georges Minne, De metse/aar(1897), op een vitrine met een grote oosterse vaas.

In de privésalon op de eerste verdieping staan een kleine tafel in Napoléon 111-stijl, een oosterse gebeeldhouwde roofvogel en door Horta ontworpen stoelen. Zonneblinden en gordijnen zijn in tegenspraak met he.t idee dat Horta voor alles op zoek was naar licht.

ATELIERWONING VAN VICTOR HORTA 81

In het ijzerwerk van de trapleuning zijn wellicht de initialen van Horta verwerkt. Dit is het enige document waarop het onderste gedeelte van de muurschilderingen in hun oorspronkelijke staat te zien is. Ze waren veel levendiger dan het huidige decor. (Afbeelding 8 van Ferronnerie de style moderne, uitgegeven door Charles Schmid, Parijs).

vinden zich de privévertrekken, met salon en boudoir aan straatzijde, en slaapkamer, kleedkamer, toilet en badkamer aan tuinzijde. Op de tweede verdieping ligt vooraan een logeerkamer en aan de achterzijde een kamer met balkon en wintertuin voor zijn dochter. Helemaal boven bevinden zich drie meidenkamers en een zolder. Toen Horta in 1919 terugkeerde uit de Verenigde Staten, was dit geheel dat paste bij een jonge architect wiens carrière in volle ontwikkeling was, te benepen geworden en bovendien uit de mode geraakt. Hij verkocht de twee gebouwen en verhuisde naar een neoclassicistisch herenhuis aan de Louizalaan nr. 136. In 1969 kocht de gemeente Sint-Gillis het woonhuis en richtte het in als museum. Het atelier werd tien jaar later verworven.

82 ATELIERWONING VAN VICTOR HORTA

In zijn Mémoires heeft Horta het over het gouden licht van het bovenste gedeelte van het trappenhuis en over de associatie van een gelukkig moment met sombere voorgevoelens. De subtiliteit van de kleurencombinaties moet hier plaats maken voor de zuivere exaltatie van het geel.

Landhuis Frison 1899-1900 Ringlaan 70, Ukkel

Landhuis Furnémont 1900-1901 Gatti de Gamondstraat 149, Ukkel

Landhuis Frison. Dit huis beantwoordde aan Horta's visie op een smaakvolle pittoreske stijl. Door toevoeging van een vleugel ging de harmonieuze verhouding tussen het huis en de stalling verloren. Het torentje met de toiletten op de eerste verdieping is gesloopt om aan de zijkant plaats te maken voor een dienstingang. De eenvoudige houten deur werd vervangen door een kunstig bewerkt hek.

84 LANDHUIS FRISON/FURNÉMONT

an het einde van de 19e eeuw was Ukkel, dat nu deel uitmaakt van de Brusselse agglomeratie, nog een landelijke gemeente waar 'buitenverblijven' werden gebouwd. Het landhuis Frison is opgetrokken in gele zandsteen en bedekt met een oranje pannendak. De kroonlijsten hebben fraaie opstaande hoeken. Het onregelmatige steenverband, het spel met dakhellingen, de luiken, het torentje waarin zich de toiletten bevonden, en het grote overdekte terras op houten pijlers dat op de eerste verdieping een balkon vormt, geven het huis een rustiek, maar ook elegant karakter. Frison, die al zijn stadswoning door Horta had laten ontwerpen, wilde in Ukkel weer aanknopen bij het

A

LANDHUIS FRISON/FURNÉMONT 85

Landhuis Frison.

De beplanting in de tuin rond het huis is vandaag tot volle rijpheid gekomen. Op het met blauweregen begroeide terras en balkon kunnen de bewoners volop genieten van de plek die Horta in zijn Mémoires 'prachtig' noemde.

eenvoudige geluk van zijn jeugdjaren (Mémoires, p. 41). Toen de eigenaar in 19n permanent het huis betrok, werd het vergroot naar een ontwerp van Horta. Advocaat Léon Furnémont, die ook volksvertegenwoordiger was voor de Belgische Werkliedenpartij, gaf Horta de opdracht om in Ukkel een familiewoning te vergroten en in te richten. Er blijft vandaag slechts weinig over van de ingrepen van Horta, die in die periode door dezelfde opdrachtgever ook werd belast met de bouw van een villa in Wenduine. Horta ontwierp nog enkele andere landhuizen. De mooiste villa bevindt zich in Ronse (Villa Carpentier). Zijn eigen, in 1912 opgetrokken landhuis in Terhulpen ('La Bastide'), werd tijdens de Tweede Wereldoorlog grondig verbouwd. Huis Furnémont. Op dit uiterst zeldzame document is een vrij eclectisch decor te zien. Horta tekende de deuren met glas-in-loodramen en de lambriseringen waarin portretten van renaissancevrouwen verwerkt zijn - een decoratie die in die tijd erg in trek was-, maar de lusters en het meubilair in verschillende stijlen beantwoorden aan de burgerlijke conventionele smaak.

LANDHUIS FRISON / FURNÉMONT 87

De warenhuizen '(. . .) en onder het witte licht van het glas resulteerde al dat ijzer in een lichte architectuur, een ingewikkeld kantwerk waar het daglicht doorheen valt, de moderne versie van een droompaleis. ' (Emile Zola, Au Bonheur des Dames, 1882).

w

arenhuisdirecteurs die wilden profiteren van het imago van moderniteit dat Horta's bouwstijl uitstraalde, deden voor hun nieuwe winkels op hem beroep. Horta zou het concept van dit soort magazijnen dat in het Parijs van Hausmann was ontwikkeld echter niet ingrijpend wijzigen. Het bestond uit een grote centrale ruimte met rondom meerdere gaanderijen boven elkaar, het geheel bekroond met een lichtkoepel. Zo kon de koper in een oogopslag de uitgestalde waren en de defilerende menigte aanschouwen. In L'Innovation in de Nieuwstraat stroomde het licht overvloedig binnen door het

De gevel van L'.lnnovation is volledig in glas en weerspiegelt de structuur van het interieur met een centrale ruimte geflankeerd door galerijen. Hij is bekroond met een rijkelijk gebeeldhouwde sierlijst.

De lichtkoepel boven deze gigantische 'verkoophal' zoals Horta ze in zijn Mémoires noemt, was waaiervormig om zoveel mogelijk licht binnen te laten. Horta ontwierp vaak dergelijke vormen die geïnspireerd zijn door een bloemkroon die zich opent voor de zon.

gekleurde glas van de lichtkoepel en door de vrijwel geheel beglaasde gevel, die een weerspiegeling was van de drieledige structuur van het interieur. De magie werd nog versterkt door het elektrische licht van de talrijke armaturen (booglampen boven de lichtkoepel, gloeilampen in de verkoopruimten). Horta week resoluut af van de decoratieve overdaad van de Parijse warenhuizen en streefde naar een harmonie van eenvoud en verzorgde details. De vaak verbouwde L'Innovation werd in 1967 door een verschrikkelijke brand verwoest. De Grand Bazar Anspach (1903) in de naburige Bisschopsstraat werd door Horta totaal verbouwd en geïntegreerd in de nieuwbouw van de winkel. De Grand-Bazar in Frankfurt-amMain werd tijdens de Tweede Wereldoorlog verwoest. De Magasins Hiclet (1907) in de Nieuwstraat werden opgeofferd voor de inrichting van de Métropolebioscoop. Er zijn slechts twee, erg verschillende voorbeelden van Horta's commerciële architectuur bewaard gebleven. Het warenhuis Waucquez (1906) was bestemd voor een groothandel in stoffen, en de magazijnen Wolfers (1909) voor de werkplaatsen en de verkoop van juwelen en zilverwerk.

DE WARENHUIZEN 89

De elektrische verlichting van L'lnnovation was in die tijd een sensatie. Zoals in zijn privéwoningen maakte Horta gebruik van lusters, maar bevestigde ook ruikers van lampen aan de metalen structuren. Boven de lichtkoepel plaatste hij honderdvijftig booglampen.

L'lnnovation na de brand in 1967. Zoals uit zijn Mémoires blijkt, was Horta beducht voor dit gevaar in een warenhuis waar zoveel koopwaar is uitgestald.

Huis Braecke Troonsafstandsstraat 31, Brussel

1901

n 1901, het jaar waarin Horta zijn eigen atelierwoning betrok, kreeg hij zowel van Fernand Dubois als van Pierre Braecke, allebei bevriende beeldhouwers, de opdracht om een gelijkaardig type woning op te trekken. Van Braecke had hij beelden geïntegreerd in zijn eigen huis en in de huizen Solvay en Aubecq. Hij had nauw met hem samengewerkt aan onder meer de vitrines voor de tentoonstelling van Turijn in 1902 en aan de grote por-

1

Misschien onder invloed van Horta of zoals beeldende kunstenaars in die tijd vaak deden, waagde Braecke (1858-1938) zich aan de toegepaste kunsten. De ietwat naïeve bloemenfries in de eetkamer is waarschijnlijk van zijn hand.

90 HUIS BRAECKE

In 1897 ontwierp Horta een sokkel voor het ivoren beeld Naar het oneindige van Braecke, dat op de eresalon van de tentoonstelling in Tervuren werd geëxposeerd. Het werk bevindt zich in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis van Brussel. Van de sokkel is alleen nog het kapiteel bewaard.

Alleen de brede koetspoort en het brede glazen raam (voor een tekenatelier) verraden dat het hier een kunstenaarswoning betreft. Het eigenlijke atelier van de beeldhouwer bevond zich in een al voordien bestaand achterhuis. Het beslag van de deuren werd ontworpen door Braecke.

tiek voor de tentoonstelling van Milaan in 1906. Braecke had een stuk grond gekocht en achter op dat perceel al een atelier gebouwd. Horta voorzag het pand dan ook van een brede dubbele deur voor aanvoer van materiaal en afvoer van afgewerkte beelden. Het discrete venster op de tweede verdieping verlichtte mischien een tekenatelier of een wintertuin. De gevel biedt een gevarieerde aanblik. De harmonie van de linkertravee contrasteert met het centrale gedeelte, dat wordt gedomineerd door het elan van de schoorstenen die de kroonlijst doorbreken. Horta gebruikte alleen natuursteen voor de deuromlijstingen, de sokkel, de vensterbanken en de kraagsteen, en bekroning van de schouwen. Die verlenen een zeker cachet aan de bepleisterde gevel die verlevendigd wordt door enkele insprongen. Het interieur van het trappenhuis en de ontvangstruimten is met zorg gedecoreerd. Horta voorzag in de als een open hand gebeeldhouwde houten trappaal zelfs een plaats voor een beeldje.

HUIS BRAECKE 91

Atelierwoning van Fernand Dubois Brugmannlaan 80, Vorst e gevel van de atelierwoning die Horta voor zijn vriend-beeldhouwer Fernand Dubois ontwierp, oogt thans minder spectaculair dan eigenlijk de bedoeling was. Het oorspronkelijke contrast tussen het geverniste hout en de hardsteen werd tenietgedaan door het wit schilderen van het houtwerk. Het raam en de deur van het atelier waren vroeger ook sterker geaccentueerd (net als in het huis Braecke was de deur samengesteld uit planken die het functionele aspect ervan versterken). Met respect voor het programma, waarvoor muuropeningen van verschillende grootte nodig waren, creëerde Horta eens te meer een gevel die harmonieus is in zijn asymmetrie. De lijnen van de centrale vensters die het trappenhuis verlichten, behoren tot het mooiste van Horta's oeuvre. Oorspronkelijk was de gevel gepland in baksteen, maar door het gebruik van hardsteen kon de architect een bijzonder verfijnd lijnenspel van uitsnijdingen en ciselures creëren en de gevel een plastische schoonheid verlenen. De eenheid ontstaat door de stenen band die rond de vensters van beide laterale traveeën loopt en ter hoogte van het eerste raam van het trappenhuis plooien vormt. De metalen zuiltjes herinneren aan het revolutionaire gebruik dat Horta ervan maakte in zijn eerste woningen, hoewel hier de uitbundige vormen die zijn eerste gevels kenmerkten, achterwege zijn gelaten. De beweging lijkt hier te verstillen in de ondiepe stenen sierlijsten. De deurklink waarin een judas en een brievenbus zijn verwerkt, werd door Fernand Dubois zelf ontworpen.

D

Deur die leidt naar het atelier van de beeldhouwer op de eerste verdieping. De lamp op de trappaal is waarschijnlijk een ontwerp van Fernand Dubois.

92 ATELIERWONING VAN FERNAND DUBOIS

Deze gevel wordt niet langer gekenmerkt door vloeiende lijnen van gebeeldhouwde witstenen elementen. Het accent ligt integendeel op de geprononceerde hardstenen vensteromlijstingen. De bewerkte stenen onder de ramen op de tweede verdieping lijken op afgeplatte consoles. De ijzerwerkmotieven zijn meer kalligrafisch en getuigen van een eerder discrete virtuositeit.

Horta en de beeldhouwkunst

D

e beeldhouwkunst was in de 19e eeuw zo populair dat men zelfs ironisch van 'statuomanie' sprak. Zowel in grote steden als in kleine dorpen werden talrijke beelden op pleinen, in parken en op kerkhoven geplaatst. In L 'Art Moderne schreef Edmond Picard in 1891 dat in deze overvloed aan beelden 'onze hedendaagse passies hun aangrijpende en dromerige symbolisering krijgen.' Portretten van beroemde mannen en mythologische figuren wedijverden met monumenten die burgerlijke deugden of de arbeid verheerlijkten. Horta werkte mee aan het MonumentvoordeArbeidvan Constantin Meunier (niet-uitgevoerd ontwerp, waaraan hij in zijn Mémoires een lange passage wijdt) en tekende een paviljoen voor De menselijke driften (soms ook De menselijke calvarie genoemd), het monumentale basreliëf van Jef Lambeaux. Het was in die tijd erg gebruikelijk dat architecten meewerkten aan de oprichting van monumenten, hoewel de meeste sokkels niet gesigneerd zijn. Horta zelf was van mening 'hoe perfect ze ook kan zijn, de sculptuur heeft nooit aan zichzelf genoeg, de aanvulling van de architectuur is voor haar veel onmisbaarder dan de sculptuur dat is voor de architectuur.' (Mémentos, p. 5). Aan de Academie voor Schone Kunsten in Brussel leerde hij verschillende beeldhouwers

Monument voor Jean Stas (1895). beeldhouwer Thomas Vinçotte. Tuin van het Paleis der Academiën.

Monument voor Ompdrailles (1894-1897), beeldhouwer Charles Van der Stappen. Koningstuin.

94 HORTA EN DE BEELDHOUWKUNST

Monument voor Léon Vanderkindere (1909), beeldhouwer Sylvie Vanderkindere . Faculté de Philosophie et Lettres, Université Libre de Bruxelles.

Monument voor Charles Buis (1897-1899), beeldhouwer Victor Rousseau. Grote Markt.

kennen . Sommigen, zoals Godefroid Devreese, zijn peter in de vrijmetselarij, werden zijn intieme vrienden. Voor Devreese ontwierp Horta trouwens een atelier (1894) in de Vleugelsstraat in Schaarbeek. In 1901 belastten Pierre Braecke en Fernand Dubois hem met het ontwerp van hun atelierwoningen (Troonsafstandsstraat 31 en Brugmannlaan 80). De vriendschap tussen Horta en Braecke was voor het leven. In 1925 vroeg Horta hem om de fries te ontwerpen voor het erepaviljoen op de Exposition des Arts Décoratifs in Parijs. Kort daarvoor (omstreeks 1920) hadden beide mannen een monument ontworpen voor Camille Lemonnier (Tuinen van de Abdij van Terkameren). In dezelfde periode (1923) ijverde Horta voor het oprichten van een monument voor Georges Brugmann op het terrein van het ziekenhuis. Het beeld was nog door Julien Dillens voor zijn dood in 1904 ontworpen. Via Charles Van der Stappen werkte Horta mee aan een pièce de milieu en aan het door de stad Brussel bestelde monument Ompdrailles (1895-1897). Terwijl Van der Stappen 'Horta tot zijn intimi rekende' (Mémoires, p. 25), was de relatie met Thomas Vinçotte afstandelijker. Het monument voor Jean Stas in de tuin van het Paleis der Academiën kon niet rekenen op de bijval van L'Art Moderne, die het ontwerp als 'taaie middelmatigheid' afdeed (24 oktober 1897). De bijdrage van Horta aan het monument voor Charles Buis van Victor Rousseau (Grote Markt) was eerder bescheiden, maar zijn inbreng is duidelijk herkenbaar. Horta probeerde ook om het traditionele grafmonument te vernieuwen. Hij ontwierp twee sarcofagen (Solvay

Monument voor Camille Lemonnier, beeldhouwer Pierre Braecke.

De familie van Pierre Braecke . Verdwenen beeldengroep die op een sokkel stond in het trappenhuis van Victor Horta's eigen woning.

96 HORTA EN DE BEELDHOUWKUNST

Grafmonument Solvay (1894), kerkhof van Elsene.

Grafmonument Stern, (1896) kerkhof van Ukkel.

op het kerkhof van Elsene en Verheven op het kerkhof van Evere), een krachtig geprofileerde grafsteen waarin zijn ontluikende stijl herkenbaar is (Stern in Ukkel) en een stèle die door een spel van golvende lijnen verbonden is met een horizontale sokkel (des Cressonnières in Molenbeek). In zijn huizen voorzag Horta nissen voor sculpturen. In zijn eigen woning aan de Amerikaansestraat sierde een beeldengroep van Pierre Braecke het eerste bordes van de witmarmeren trap. Uit de samenwerking met de belangrijkste Belgische beeldhouwers van zijn tijd, die Horta in zijn Mémoires vermeldt onder de rubriek 'distractions' [verstrooiingen], blijkt een streven naar eenvoud en evenwicht tussen architecturale en sculpturale waarden.

Grafmonument des Cressonnières (1896). Kerkhof van Molenbeek.

Grafmonument Verheven (1911), kerkhof van de stad Brussel in Evere.

HORTA EN DE BEELDHOUWKUNST 97

Gipsen model (Hortamuseum, Sint-Gillis).

Huis Max Hal let Louizalaan 346, Brussel ax Hallet was advocaat, lid van de Belgische Werkliedenpartij, vrijmetselaar, schepen van Financiën van de stad Brussel, kamerlid en senator. Hij moet Horta goed gekend hebben, want die heeft het in zijn Mémoires over de nauwe contacten van zijn cliënt met Tassel en Van Eetvelde. In de periode dat hij dit huis ontwierp, begon Horta aan wat hij

M

De metalen zuiltjes die de vensterbogen schraagden zijn verdwenen. De gevel getuigt van een klassieke sereniteit. Alleen de ramen van het kantoor en de salon op de benedenverdieping springen uit de gevel naar voor; een beweging die wordt benadrukt door de welving van de raamdorpels.

Het opvallendste element in de gevel is de lange horizontale lijn van het balkon op de eerste verdieping. De stenen consoles en het ijzerwerk creëren een repetitief ritme.

98 HUIS MAX HALLET

De uitsprong van de wintertuin steunt op zuilen die in de tuin op de grond rusten. Horta had voordien al op een meer bescheiden wijze met deze oplossing geëxperimenteerd voor de loggia in het huis van Anna Bach. Hij liet zich hiervoor inspireren door de Atlas d'Architecture van Viollet-le-Duc (1864, pl. XXXV).

het 'tweede decennium van zijn carrière' noemde. Zijn reputatie was gevestigd en de weelderige decoratie van de beginjaren maakte plaats voor een soberdere architectuur, gekenmerkt door een teruggrijpen naar het classicisme. De metalen structuur is niet langer zichtbaar en de gevels worden niet langer gedomineerd door decoratieve sculpturale details en vloeiende lijnen. Op de benedenverdieping van het huis Max Hallet verlichten twee grote vensters met soepele en ruime drempels de salon en het kantoor met daarnaast een vestiaire. Net als in het huis Solvay verleent een korte trap vanuit de koetsgang toegang tot de hal, maar hier verdeelt Horta de trap niet in twee stukken. Die wordt ter hoogte van de tweede verdieping verlicht door een glazen koepel. De ruimte is majestueus. Het bordes van de tussenverdieping is indrukwekkend en krijgt door de drielobbige halfkoepel in de

Ter hoogte van de tussenverdieping maakt de trapleuning twee zwierige bochten alvorens door te lopen naar het tweede trapdeel. De golvende lijn is een antwoord op de lange curven van de verticale delen met bloemvormige ornamenten. De art nouveau komt hier op een majestueuze manier tot rust. In het ruime trappenhuis, dat als ontvangstruimte kan dienstdoen, stroomt het licht overvloedig binnen via de wintertuin en de koepel van het bovenlicht. Het karakter van de ruimte wordt meebepaald door de warme okerkleuren van de muren en het decor van geschilderde klimrozen.

100 HUIS MAX HALLET

De koetsgang wordt aan de zijkant onderbroken door een korte trap en een dubbele deur die een toegangssas vormen. De motieven van het glas-in-lood, gestileerde bloemen gecombineerd met rechte banden, zijn een synthese van Horta's evolutie.

achtergevel de allure van een serre, die ruim plaats bood aan planten, de liefhebberij van de vrouw des huizes. Aan de buitenkant rust deze koepel op drie gietijzeren pijlers. De serre zorgt ook voor bijkomend licht in het trappenhuis, waarvan de muren beschilderd zijn met klimrozen, een decor dat waarschijnlijk niet door Horta werd aangebracht. De salon, de eetkamer die op de tuin uitkijkt, de bijkeuken en de trap vormen een geheel dat bedoeld was voor ontvangsten. In de salon en eetkamer assorteren zijden muurbekleding en behangpapier geraffineerd met het geschilderde decor van plafond en hollijsten. In zijn Mémoires benadrukt Horta hoe bijzonder dit huis was en hoezeer het was aangepast aan de levenswijze van zijn eigenaars.

HUIS MAX HALLET 101

Huis Sander Pierron Waterleidingsstraat 157, Elsene unstcriticus, schrijver en leraar Sander Pierron was een goede vriend van Victor Horta. De architect was waarschijnlijk gelukkig een bescheiden en geraffineerd huis te kunnen ontwerpen. De gevel maakt meteen duidelijk dat het bureau met het grote raam op de tweede verdieping de belangrijkste ruimte was. Op de bel-etage vormen slechts twee kamers en een vestibule de aangename ontvangstruimten. Net als in het Brugmannziekenhuis vrolijkte Horta ook hier de gevel op door het grafische spel van gekleurde baksteen. Het gebruik van dure natuursteen is hier beperkt, maar uiterst verzorgd. Dat geldt voor de deuromlijsting, de con-

K

De omlijsting van de toegangsdeur en het balkon van het bureau verlenen het huis een eigen artistiek karakter.

10 2 HUIS SANDER PIERRON

soles onder het balkon en, onder de metalen balk in de kroonlijst, de kapitelen van de pilasters die het trappenhuis in de rechtertravee belijnen. Horta ontwierp ook de tuin en baseerde zich daarvoor op zijn eigen, eveneens zuidwestelijk georiënteerde tuin in de nabijgelegen Amerikaansestraat.

De gevel wordt opgevrolijkt door het grafische spel van gekleurde bakstenen, een goedkope ornamenteringswijze die Horta ook in het Brugmannziekenhuis gebruikte. Uit de gevarieerde vormen van de ramen in de travee met het trappenhuis en de gebeeldhouwde stenen details, blijkt dat Horta ook veel zorg besteedde aan meer bescheiden opdrachten.

Detail van de trap tussen de entree en de bel-etage en detail van de mozaïekvloer op het bordes van de bel-etage.

HUIS SANDER PIERRON 103

Huis Vinck Washingtonstraat 85, Elsene

1906

it huis werd op de tweede verdieping verbouwd, zodat het vandaag moeilijk is om de proporties van de gevel volledig naar waarde te schatten. Onder de kroonlijst bevond zich een reeks kleine rechthoekige vensters, waarvan het ritme overeenstemde met dat van de eenvoudige schuiframen op de eerste ver-

D

,, ff 1

·"/' t- /..

-

De deuren met eenvoudige glas-in-loodramen scheiden de ruimte tussen de spreekkamerkleedkamer van het kantoor van de advocaat en de gang die toegang geeft tot de diensttrap.

104 HUIS VINCK

~--

I--11 .. - : - , - - - - ~

+ .............. ....,.._ ..-_. ......~

,-.:~. ('°'.:1

Het huis had bijzonder evenwichtige proporties. De lagere tweede verdieping bood meer comfort dan een gebruikelijke mansarde met dakkapellen. De centrale hal is bekroond met een glazen koepel. (Gevelaanzicht gehecht aan de bouwaanvraag, bewaard in het Gemeentearchief van Elsene).

De huidige gevel.

dieping. De stenen muurkappen die de uitsprongen van de gevel benadrukken en het platte dak kwamen in 1927 in de plaats van een houten kroonlijst en een zadeldak. Adrien Blomme, die verantwoordelijk was voor de uitbreiding van het huis, respecteerde wel de bepleistering met schijnvoegen. De Hortalijn is goed herkenbaar in de tekening van het schrijnwerk, het ijzerwerk en de hardstenen elementen. Het interieur beantwoordde aan het door advocaat Emile Vinck opgelegde programma. Links van de ingang bevindt zich een bureau; rechts een spreekkamerwachtkamer. Het centrale, mooi geproportioneerde trappenhuis, dat op de eerste verdieping eindigt in een galerij, wordt verlicht door een lichtkoepel. De andere verdiepingen zijn bereikbaar via de diensttrap, die achteraan tegen de gemeenschappelijke scheidsmuur aanleunt. De ornamentele onstuimigheid van Horta is hier tot rust gekomen, maar zijn aandacht voor detail (marmer, geslepen glas en spiegels) is intact gebleven.

HUIS VINCK 10 5

Warenhuis Waucquez Zandstraat 20, Brussel n 1903 deed Charles Waucquez een beroep op Victor Horta voor de bouw van een nieuw warenhuis waarin zijn groothandel in stoffen moest worden ondergebracht. In het gebouw moest ruimte zijn om klanten te onthalen en stoffen op te slaan, en ook voor kantoren voor bedienden en directie. Het programma voorzag niet in een etalage en dus koos Horta voor grote, door stenen pijlers gescheiden vensters. Hij gaf deze ogenschijnlijk regelmatige gevel in het midden een lichte kromming die de functie van de toegangsdeur benadrukt, en vatte

1906 1

Het gelijkaardige ijzerwerk in deur en vensters benadrukt de eenheid van de gevel. De fleurons in het bovenste gedeelte lijken op Karinthische palmetten.

Het warenhuis Waucquez in de tijd dat hier een handel in stoffen gevestigd was.

106 WARENHUIS WAUCQUEZ

Horta compenseerde op een subtiele manier de straathelling door middel van een hardstenen sokkel. De gevel wordt geritmeerd door fijne witstenen muurdammen die op zuilen lijken, waarbij de hoekprofielen van de vensterbogen fungeren als kapitelen. Net als bij het huis Max Hallet getuigt dit ontwerp van een terugkeer naar een klassieke helderheid.

Trap naar de tussenverdieping waar hij in twee splitst. Twee gaslantaarns verlichten het gedeelte waar geen natuurlijk licht uit de twee bovenlichten binnenvalt. Ze benadrukken tevens de schoonheid van de twee trompen onder de trap.

Leeg verschijnt de eerste grote hal in al haar glorie. Op alle hoeken zijn de muren geschraagd door stenen zuilen, die herinneren aan de door Horta voordien zo vaak gebruikte metalen zuilen, maar vooral getuigen van de degelijkheid van de hier gevestigde handelszaak. Deze contrasteert met de lichtheid en overdaad aan koopwaar van l:lnnovation, die eerder bedoeld waren om te verbazen.

het geheel van de vensterbogen op de eerste verdieping in een korfboog. Op de benedenverdieping sloot hij de compositie links af door de plaat met firmagegevens en rechts door de koetspoort, beide benadrukt door een uitspringende stenen omlijsting. De steunmuren onder de ramen zijn voorzien van decoratieve ventilatieroosters en in het

108 WARENHUIS WAUCQUEZ

hekwerk voor de vensters is een klassiek palmetmotief verwerkt. De indrukwekkende monumentale entree komt uit op een echt 'binnenplein', dat verlicht is door een centrale staande lamp en is afgehoord met doorzichtige tussenwanden waarachter vroeger de stocks werden bewaard. Een grote lichtkoepel zorgt voor direct licht en, doorheen de glastegels van de galerij op de eerste verdieping, ook voor indirect licht. In het verlengde van de entree aan de overzijde van het 'plein' bevindt zich de trap naar de verdieping, waar een meer diffuus licht binnenvalt. Dat is afkomstig van een tweede lichtkoepel aan de achterkant van het gebouw, waar de loketten en de kantoren achter ruim beglaasde tussenwanden waren ondergebracht. We zien hier hoe binnen de art nouveau klassieke vormen een nieuw leven krijgen. Gietijzeren zuilen, gewelven en lichtkoepels zijn elementen ontleend aan de industriële architectuur, terwijl de zuilen, dubbele pilasters en de trap verwijzen naar de klassieke oudheid. Het is duidelijk dat Horta met dit gebouw zijn eigen versie van een handelstempel heeft ontworpen, die sterk verschilt van de bruisende sfeer van een gewoon warenhuis. In het warenhuis Waucquez werd in 1986 het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal ondergebracht.

Details van een gietijzeren kapiteel en van de mozaïekvloer. Het mozaïek lijkt de schaduw te zijn die het kapiteel afwerpt.

WARENHUIS WAUCQUEZ 109

Brugman nzieken hu is Van Gehuchtenplein, Jette mile Vinck en Max Ballet waren beiden lid van de Brusselse Raad van de Godshuizen, en vriend en klant van Horta. In 1906 droegen zij hem voor als architect voor een op een terrein van twintig hectare te bouwen hospitaal in de Brusselse gemeente Jette. Na een grondige studie opteerde Horta voor een

E

-

~~

~

tl'l>l"îl~~ :i:i::ir=~~ •• , 111

~

110 BRUGMANNZIEKENHUIS

CHIRURGIE PAVILLON DES OPÉRATIONS

FAÇADE PnJNClPALE

Op de achtergrond het operatiepaviljoen met een amfitheater van 100 plaatsen voor studenten geneeskunde.

BRUGMANNZIEKENHUIS 111

type hospitaal met afzonderlijke, over het park verspreide paviljoenen, zodat de patiënten van de weldoende buitenlucht en het licht konden profiteren. De paviljoenen voor de zieken zijn omgeven door terrassen en tuinen en als ze tot eenzelfde dienst behoren, zijn ze onderling verbonden door beglaasde gangen. De ventilatie ervan is uiterst bestudeerd, en de talrijke schouwen en het decoratieve metselwerk in gekleurde baksteen zorgen voor een gevarieerd aspect. Bijna overal koos Horta voor schuiframen. In het ziekenhuis zijn ruimten voorzien Verpleegsterswoningen: 'Niets zal worden nagelaten om dit gebouw een riant en comfortabel uitzicht te geven, die het moreel van deze toegewijde vrouwen, die door het voortdurende contact met zieke mensen, neiging hebben tot melancholie, gunstig te beïnvloeden.'

112 BRUGMANNZIEKENHUIS

Door gebruik te maken van het hoogteverschil van het terrein kon Horta zorgen voor een optimale lichtinval in de kapel, die via de buitenlaan toegankelijk is en ook voor het mortuarium dat gericht is naar het ziekenhuiscomplex. De autopsiezaal en het laboratorium voor pathologische anatomie krijgen overdadig licht via rijen vensters met mat glas.

voor consultatie en hospitalisatie en voor universitaire colleges. Het hospitaal telt eveneens een directeurswoning, verblijven voor het verplegend personeel, kantoren, keukens, een wasserij en een stookruimte. In de westelijke uithoek van het terrein bevindt zich het mortuarium, met daarboven een cultusruimte met twee apsissen. Het geheel is ondergronds verbonden door gangen met technische voorzieningen voor water, verwarming en elektriciteit. In 1907 diende Horta zijn eerste plannen in voor een ziekenhuis van 1600 bedden. Dat werd echter als al te ambitieus van de hand gewezen en hij moest zijn plannen herwerken voor een capaciteit van 632 bedden. De eerste steen werd pas in 19n gelegd en de werkzaamheden waren nog niet voltooid toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Horta was toen genoodzaakt om vier jaar in de Verenigde Staten te blijven en tijdens zijn afwezigheid volgde zijn nauwste medewerker André Dautzenberg het project op. Het ziekenhuis werd uiteindelijk op 18 juni 1923 ingehuldigd. Talrijke paviljoenen zijn intussen gewijzigd en er zijn meerdere gebouwen toegevoegd. De leesbaarheid van het plan van Horta, waarop hij zo trots was, heeft daar sterk onder geleden. De 'gezondheidsstad' op dit afgezonderde plateau concretiseerde het harmonieuze beeld van een ideale stad, die echter niet bestand was tegen de vooruitgang van de geneeskunde, de medische apparatuur, en nieuwe normen om het comfort van de patiënten en het verplegend personeel te verbeteren.

BRUGMANNZIEKENHUIS 113

Magazijnen Wolfers Arenbergstraat 11, Brussel

1909

H

et indrukwekkende voor de familie Wolfers opgetrokken gebouw bruiste vroeger van activiteit. De familie wilde haar winkel van juwelen en zilverwerk, de ateliers en kantoren onder één dak samenbrengen. Philippe, de oudste die al op tal van domeinen blijk had gegeven van zijn talent Guwelen, ivoor- en houtsculptuur, kristalwerk), drong zijn concept aan Horta op. Alle ruimten moesten rond twee binnenplaatsen tegen de gemeenschappelijke scheidingsmuren worden georganiseerd. Horta had liever een binnenplaats

Detail van de bovenkant van de gevel. Achter het balkon in de vorm van een loggia, een element dat vaak in Parijse huizen - onde~ meer die van architect Charles Plumet-te vinden is, bevinden zich de privévertrekken.

-- ------

- ----··



114 MAGAZIJNEN WOLFERS

De monumentaliteit van het ontwerp wekte tegenstand bij de administratie van de stad Brussel. Naast zijn hoogte, die weinig aangepast is aan engheid van de straat, heeft het gebouw een blinde topgevel die zichtbaar is vanaf het voorplein van de kathedraal. De omvang van het gebouw was echter niet overdreven, gezien er meer dan 150 bedienden en arbeiders moesten werken.

-r=:i:i.0 :.;:.1(:!!. d e i{e .5,:,1.:,: ; -a .:, /fo\J't.: f\ :.. ÎPi1,. ~,