Edelsmeden van het ancien régime met merken van Brussel 9789042940079, 9789042940086, 9042940077

Citation preview

WALTER VAN DIEVOET  ORFÈVRES DE BRUXELLES – EDELSMEDEN VAN BRUSSEL

PEETERS–LEUVEN

Orfèvres de l,ancien régime au poinçon de Bruxelles Edelsmeden van het ancien régime met merken van Brussel Walter van Dievoet

PEETERS

101429_Merken Brussel_cover.indd All Pages

04/06/2019 13:04

Orfèvres

de l’ancien régime

au poinçon de

Edelsmeden van

Bruxelles

het ancien régime

met merken van

Brussel

Aiguière d'apparat, détail IP, 1707-11 Privé, photo Hugo Maertens, Magie II, p. 8, 41 et 42

Walter van Dievoet

Orfèvres de l’ancien régime au poinçon de Bruxelles Edelsmeden van het ancien régime

met merken van

Brussel

avant-propos de woord vooraf door

Wim Nys

PEETERS Louvain – Leuven 2019

© 2019 –­Peeters, Bondgenotenlaan153, B-3000 Leuven D/2019/0602/56 ISBN 978-90-429-4007-9 eISBN 978-90-429-4008-6 Tous droits de reproduction, de traduction ou d’adaptation, y compris les microfilms, de ce volume, réservés pour tous pays. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de rechthebbende, behoudens de uitzonderingen bij de wet gesteld.

AVANT-PROPOS L'édition de ce répertoire ajoute un nouveau chapitre à la connaissance des orfèvres de Bruxelles et leurs poinçons. Depuis la parution du catalogue de l'exposition Orfèvrerie au Poinçon de Bruxelles, rédigé par Jacques Vanwittenbergh et Godelieve De ConinckVan Gerwen en 1979, beaucoup de données complémentaires ou nouvelles sur l'orfèvrerie bruxelloise ont été publiées. Cependant une partie des recherches faites par Jacques Vanwittenbergh sur les orfèvres bruxellois de l'ancien régime est restée inédite. Outre l'introduction et les notices sur les objets d'ancien régime dans Orfèvrerie au Poinçon de Bruxelles, il a publié quelques articles sur l'orfèvrerie bruxelloise dans Arca Lovaniensis (1972), Hallensia (1982) et Tijdschrift voor Brusselse Geschiedenis (1984), mais la publication d'une vue d'ensemble n'a jamais vu le jour. Dans les années 1990 il a fait don de son projet de texte Het Brussels Zilver tijdens het ancien régime avec la documentation assemblée, y compris le matériel photographique, au ci-devant Musée Sterckshof de la province d'Anvers grâce à l'intervention de notre collègue Anne-Marie Claessens-Peré, afin qu'il reste accessible aux futurs chercheurs. Quand il a été question de publier ce répertoire, Vanwittenbergh a permis gracieusement à DIVA, le Musée de l'Orfèvrerie, de la Joaillerie et du Diamant à Anvers, de mettre ses notes à la disposition de l'auteur Walter van Dievoet. Ce dernier a publié depuis 1975 - l'année de la parution de son article innovateur Het poinçoen van gratie van 1749 une série imposante de répertoires de marques et de dictionnaires biographiques d'orfèvres des Pays-Bas méridionaux ou de Belgique, édités à compte d'auteur ou par l'Académie d'Histoire de l'Orfèvrerie en Belgique. Ainsi il publia en 2003 le Dictionnaire des Orfèvres et Bijoutiers de Bruxelles et Environs et des arrondissements de Nivelles et de Hal-Vilvorde au XIXe siècle. Le présent ouvrage peut être considéré comme un préquel à ce dictionnaire biographique. Il donne en effet un aperçu chronologique de tous les maîtres-orfèvres qui faisaient essayer leurs ouvrages à Bruxelles au XVIIe et au XVIIIe siècle ainsi que leurs poinçons connus, y compris les poinçons non identifiés à ce jour, qui ont été repérés sur des objets portant les marques de la ville de Bruxelles. Les bijoutiers, non enregistrés comme maîtres dans le métier, les compagnons ainsi que les

6 apprentis n'ont pas été retenus. Pour le XVIe siècle seuls les orfèvres dont un poinçon est connu, ainsi que les poinçons non identifiés sont publiés, étant donné que les biographies des orfèvres bruxellois du XVIe siècle ont été traités en détail dans l'ouvrage en deux volumes d' Edmond Roobaert, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, paru en 2015. En guise d'introduction au répertoire biographique, Walter van Dievoet donne un aperçu synoptique des marques de la ville de Bruxelles et des marques annales à partir de la fin du XVe siècle jusqu'en 1794. Le dernier chapitre concerne les maîtres dits subalternes1. Ceci n'est pas sans importance, car de 1750 à 1772-73 de nombreux orfèvres, non seulement du Brabant flamand et wallon, mais aussi d'Alost, de Saint-Nicolas et de Tamise ont fait essayer leurs ouvrages à Bruxelles. Cet aspect a déjà été mentionné dans les études de Jozef Dauwe au sujet d'Alost (2017), de Wim Nys au sujet du Pays de Waas (1999 et 2007)2 et de Walter van Dievoet au sujet du Brabant flamand et wallon (2000, 2012 et 2015). L'intérêt pour le chercheur ou l'amateur d'orfèvrerie est que désormais il peut consulter facilement cette information afin d' arriver à une identification correcte. Il est à espérer qu'à l'aide du présent répertoire et de recherches d'archives complémentaires, nombre de poinçons non encore identifiés pourront être attribués à des maîtres bruxellois ou subalternes. Dr. Wim Nys Chef du département collection et recherches DIVA

1

Pour une introduction sur ce sujet, voir L. DE REN, De subalterne meester, de dolende gezel en de vrouw als baas, Randcommentaren bij de 18de-eeuwse edelsmeedkunst in België, dans W. NYS, Waas Zilver 1700-1869 (Sterckshof Studies, 34), Anvers, 2007, pp. 11-14. 2 Au sujet de la régularisation des orfèvres du Pays de Waas (Lokeren, Rupelmonde, Saint-Nicolas et Tamise) ayant Bruxelles pour les essais de leur production, voir W. NYS, Edelsmeden in het Land van Waas 1688-1869. Een prosopografische studie, thèse inédite, Université de Gand, 2015, pp. 87-98.

WOORD VOORAF Met de uitgave van het voorliggende repertorium wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de kennis over de Brusselse edelsmeden en hun merken. Sinds het verschijnen van de catalogus Zilver met Brusselse keuren, samengesteld door Jacques Vanwittenbergh en Godelieve De Coninck-Van Gerwen in 1979, werd heel wat aanvullend en nieuw materiaal over Brussels zilver gepubliceerd, maar bleef een deel van het onderzoek, dat Jacques Vanwittenbergh over Brusselse edelsmeden in het ancien régime had verricht, in de lade liggen. Naast de inleiding en de catalogusnotities voor de objecten uit het ancien régime in Zilver met Brusselse keuren, schreef hij wel enkele artikels over Brussels edelsmeedwerk in de Arca Lovaniensis (1972), Hallensia (1982) en het Tijdschrift voor Brusselse geschiedenis (1984), maar tot een uitgave van een overzichtswerk kwam het niet. Zijn typoscript Het Brusselse zilver tijdens het ancien régime met bijbehorende documentatie, inclusief fotomateriaal, schonk hij mede dankzij de tussenkomst van collega Anne-Marie Claessens-Peré midden jaren 1990 aan het voormalige Zilvermuseum Sterckshof van de provincie Antwerpen, zodat het voor toekomstige vorsers beschikbaar zou blijven. Toen het plan geopperd werd om het voorliggend repertorium te publiceren verleende hij via DIVA, het Museum voor Edelsmeedkunst, Juwelen en Diamant in Antwerpen, graag zijn toestemming om de nota's ter beschikking te stellen aan auteur Walter van Dievoet. Van hem verschenen sinds 1975 - het jaar waarin zijn baanbrekend artikel Het poinçoen van gratie van 1749 werd gepubliceerd - een ondertussen imposante reeks merkenrepertoria en biografische woordenboeken van edelsmeden uit de Zuidelijke Nederlanden of België, die in eigen beheer of door de Academie voor de Geschiedenis van de Edelsmeedkunst in België werden uitgegeven. Zo publiceerde hij in 2003 de Dictionnaire des Orfèvres et Bijoutiers de Bruxelles et Environs et des arrondissements de Nivelles et de Hal-Vilvorde au XIXe siècle. Onderhavig werk kan als een prequel beschouwd worden op dit biografisch woordenboek. Het geeft immers een chronologisch overzicht van alle meesteredelsmeden, die in de 17 de en 18 de eeuw hun werk in Brussel lieten keuren, en hun merken, voor zover die bekend zijn, inclusief de tot op heden niet geïdentificeerde meestertekens die getraceerd werden op objecten met Brusselse stadskeuren. Juweliers, die niet als meester in het ambacht werden geregistreerd, gezellen en

8 leerjongens werden niet weerhouden. Voor de 16de eeuw werden enkel de edelsmeden opgenomen aan wie een meesterteken gekoppeld kon worden, alsook de niet-geïdentificeerde meestertekens, aangezien de biografieën van de 16de-eeuwse Brusselse edelsmeden uitvoerig aan bod kwamen in het tweedelig werk van dr. Edmond Roobaert Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw (2015). Voorafgaand aan het biografisch repertorium geeft Walter van Dievoet ook een overzicht van de Brusselse stadskeuren en jaarmerken vanaf het einde van de 15de eeuw tot 1794. Tot slot werd ook een hoofdstuk over de zogenaamde subalterne meesters geïntegreerd3. Niet onbelangrijk aangezien in de periode 1750 tot 1772-73 tal van edelsmeden uit het huidige Vlaams en Waals Brabant, maar ook uit Aalst, Sint-Niklaas en Temse, hun werk in Brussel lieten keuren. Dit aspect kwam reeds aan bod in studies van Jozef Dauwe over Aalst (2017), Wim Nys over het Land van Waas (1997 & 2007)4 en Walter van Dievoet over Vlaams en Waals Brabant (2000, 2012 & 2015), maar voor de onderzoeker of zilverliefhebber is het van belang dat hij in deze publicatie die informatie makkelijk kan consulteren om tot een correcte identificatie over te gaan. Hopelijk kunnen op basis van dit repertorium en bijkomend archiefonderzoek in de toekomst tal van niet geïdentificeerde merken gekoppeld worden aan Brusselse of subalterne meesters. Dr. Wim Nys Hoofd collectie en onderzoek DIVA

3

Voor een introductie over dit onderwerp zie in het bijzonder L. DE REN, De subalterne meester, de dolende gezel en de vrouw als baas, Randcommentaren bij de 18de-eeuwse edelsmeedkunst in België, in: W. NYS, Waas Zilver 1700-1869, (Sterckshof Studies, 34), Antwerpen, 2007, pp. 11-14. 4 Over de regularisatie van edelsmeden in het Land van Waas (Lokeren, Rupelmonde, Sint-Niklaas en Temse) en Brussel als keurplaats zie ook W. NYS, Edelsmeden in het Land van Waas 1688-1869, Een prosopografische studie, ongepubliceerd proefschrift, Universiteit Gent, 2015, pp. 87-98.

I. INTRODUCTION A. LE CONTEXTE HISTORIQUE Le seizième siècle En 1516 les Pays-Bas devinrent une dépendance de l'Espagne sous Charles-Quint. Ils contenaient 17 provinces qui jouisssaient de franchises et de libertés locales5. Les problèmes dans les Pays-Bas commencèrent par La Réforme. Charles-Quint et après lui son fils Philippe II prirent des mesures drastiques pour protéger la religion catholique. Certains orfèvres, qui se sentaient en danger devant les menaces du duc d'Albe, se mirent à l'abri en France, en Angleterre, aux Pays-Bas du Nord ou en Allemagne6. Des bandes de Gueux iconoclastes s'introduisirent dans les églises en août 1566. Ils y cassèrent les statues, brisèrent les vitraux, et volèrent ou détruisirent l'orfèvrerie. Les calvinistes s'armèrent et les bourgeois catholiques se défendirent. Comme ceux-ci n'avaient pas d'argent pour payer leurs soldes, des soldats indisciplinés pillèrent les églises et même les demeures privées7. En 1579 le Conseil de guerre calviniste s'empara du gouvernement de la commune8 et Bruxelles fut assiégé par les troupes espagnoles. La population n'avait plus rien à manger et la ville capitula devant l'armée de Farnèse. L'acte de réconciliation fut ratifié par Philippe II le 20 juin 15869. 5

H. PIRENNE, Histoire de Belgique, t. 2, De la mort de Charles le téméraire à la paix de Munster, 3e éd., Bruxelles, 1949, p. 16. 6 Ibidem, pp. 193-282; J. BRIELS, Zuidnederlandse goud- en zilversmeden in Noordnederland omstreeks 1576-1625. Bijdragen tot de kennis van de Zuidnederlandse immigratie, dans Bijdragen tot de geschiedenis, 54 (1971) 1-2, pp. 87-141 et 55 (1972) 1-2, pp. 89-112; LIEN BICH LUU, Buitenlandse edelsmeden in Londen in de 16 de en de vroege 17 de eeuw met speciale verwijzing naar Antwerpen, dans A.-M. CLAESSENSPERÉ, Zilver voor Sir Anthony, Gand-Anvers, 1999, pp. 49-69. 7 A. HENNE et A. WAUTERS, Histoire de la Ville de Bruxelles, Nouvelle édition, Bruxelles, 1968, t. I, p. 448. 8 H. PIRENNE, op. cit., p. 350. 9 A. HENNE et A. WAUTERS, op. cit., t. 1, p. 454.

10 Après toutes ces destructions, on pourrait croire qu'il y avait du travail pour les orfèvres, mais la population était apauvrie par des impôts supplémentaires et les églises ne disposaient pas des fonds nécessaires au remplacement des objets du culte. Ceci explique pourquoi très peu d'orfèvrerie du XVIe siècle a survécu. On ne trouve plus de renseignements sur les doyens et jurés du métier des orfèvres à Bruxelles à partir de 156710 et l'alphabet des lettres décanales semble être interrompu. Le métier avait probablement arrêté provisoirement son activité et ne remplaçait pas ses jurés. L'économie des Pays-Bas du Sud était au plus bas depuis que les Hollandais avaient fermé l'Escaut. La pauvreté des habitants n'était pas favorable à des produits de luxe comme l'orfèvrerie. Avant de mourir le 13 septembre 1598, Philippe II avait légué les Pays-Bas à sa fille Isabelle, qui se maria avec Albert, fils de Maximilien II d'Autriche. Albert obtenait la régence de l'Ếtat bourguignon, mais avec beaucoup de restrictions. Le dix-septième siècle Les archiducs se sont investis pour rétablir l'ordre. Bruxelles retrouva une certaine prospérité. Il y avait alors 67 orfèvres11. Au XVIIe siècle la Belgique fut encore le champ de bataille des guerres entre les états européens, comme la France, l'Angleterre, les Provinces-Unies et l'Empire. Le traité de Munster du 30 janvier 1648 rétablit la paix avec l'Espagne, mais il était défavorable au commerce de la Belgique12. Louis XIV prétendit avoir des droits sur certaines provinces belges et il envahit la Flandre et le Hainaut en 1667. Il s'arrêta provisoirement devant Bruxelles. Mais en 1671 il se dirigea vers Bruxelles, où ses troupes pillèrent les églises. Louis XIV revint et pendant la guerre de 1695-97 la ville de Bruxelles fut bombardée du 13 au 15 août 1695. 3.830 maisons furent détruites, y compris la maison des

10

E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, t. I, Bruxelles, 2015, p. 54 11 A. HENNE et A. WAUTERS, op. cit., t. 2, pp. 50-53. 12 Ibidem, p. 67.

11 orfèvres13. Après plusieurs défaites, Louis XIV recula devant l'Europe coalisée, et dut accepter la paix de Ryswyck le 20 septembre 169714. Le dix-huitième siècle Charles II, roi d'Espagne, mourut le 1er novembre 1700. Il avait fait un testament par lequel il léguait l'Espagne et les Pays-Bas à Philippe d'Anjou, petit-fils de Louis XIV. L'Autriche, l'Angleterre et les Provinces-Unies déclarèrent la guerre à la France et à l'Espagne en 1702, l'Empereur se considérant comme le seul héritier de Charles II et réclamant l'ensemble de la succession15. La guerre de succession d'Espagne se termina par la paix d'Utrecht qui fut signée le 11 avril 1713. La France restitua les villes occupées sauf Lille. Les Pays-Bas furent cédées à l'Empereur16. Charles VI mourut le 20 octobre 174017. Il avait légué sa succession à sa fille Marie-Thérèse. Louis XV entra à Bruxelles le 25 février 1746 et la Belgique entière fut occupée par la France. La paix d'Aix-la-Chapelle mit fin à la guerre de succession d'Autriche le 23 octobre 1748. Louis XV évacua la Belgique, qui resta sous la souveraineté de l'Autriche18. Le règne de Marie-Thérèse fut une période de prospérité pour la Belgique. Lors de son décès le 29 novembre 1780, son fils Joseph II lui succéda. Joseph II prit des mesures qui choquèrent les catholiques comme la séparation de l'état et de la religion et la fermeture de certains couvents. Le mécontentement donna lieu à la révolution brabançonne et au désordre19. Le 20 avril 1792 Louis XVI occupa la Belgique20. Une fois de plus les églises furent pillées. Mais l'armée autrichienne revint et gagna la bataille de Neerwinden. Afin de financer la guerre, l'autorité avait imposé à la population des contributions supplémentaires, qui pouvaient 13

Ibidem, pp. 124-128; H. PIRENNE, Histoire de Belgique, t. 3, De la fin du régime espagnol à la révolution belge, Bruxelles, 1950, p. 32. 14 H. PIRENNE, op. cit., p. 32. 15 Ibidem, p. 65. 16 Ibidem, p. 76. 17 Ibidem, p. 122. 18 Ibidem, p. 124. 19 Ibidem, p. 235. 20 Ibidem, p. 292.

12 être payées avec de l'orfèvrerie. Celle-ci fut fondue pour en faire de la monnaie. En juin 1794, l'armée française se tourna vers la Belgique et gagna la bataille de Fleurus. Le pays fut encore pillé au détriment de la noblesse et du clergé. Un décret du 1er octobre 1795 réunit la Belgique y compris le pays de Liège à la France, reconnaissant à leurs habitants les droits de citoyens français21. En conclusion on peut dire que la Belgique a souvent été la victime de guerres et de pillages, une des causes de la disparition de beaucoup d'orfèvreries de Bruxelles. Il en reste assez bien du XVIIIe, peu du XVIIe et presque rien du XVIe siècle.

21

Ibidem, p. 321.

13

B. LES ORFÈVRES DE BRUXELLES ET LA RÉGLEMENTATION Ordonnance de 1400 de Bruxelles Le métier de Bruxelles existait déjà quand il a reçu en 1400 de Jeanne, duchesse du Brabant, une ordonnance et privilège pour une durée éternelle22. Cette ordonnance prescrivit les règles à respecter par les orfèvres et les marchands, même étrangers. Le titre minimum devait être celui de Paris (Art. 1 et 6). Il était interdit de surcharger les pièces d'un excès d'émail ou de soudures (Art. 2 et 8), ainsi que de dorer ou d'argenter du cuivre ou du laiton, sauf pour les ornements d'église ou le harnachement des chevaux (Art. 4 et 5). On ne pouvait pas monter de fausses pierres dans de l'or (Art. 3). Les ouvrages devaient être essayés par les doyens et jurés du métier de Bruxelles. Quand la pièce était conforme au règlement, ils y frappaient une marque représentant un lion (Art. 6). Il était interdit de vendre des pièces non poinçonnées (Art. 13) et l'emploi de faux poinçons était sévèrement puni (Art. 14). L'ordonnance fixa le montant à payer au métier pour devenir apprenti ainsi que celui pour avoir accès à la maîtrise. Pour être accepté comme maître il fallait en plus du payement avoir été apprenti pendant au moins quatre ans à la satisfaction de son maître (Art. 15) et être bourgeois de la ville de Bruxelles (Art. 28). Les conditions étaient plus sévères pour les candidats venant de l'extérieur (Art. 18), et plus souples pour un des enfants de maître déjà établi (Art. 21). Afin de limiter le nombre d'orfèvres, chaque maître ne pouvait avoir plus de deux apprentis en même temps (Art. 22). Les jurés devaient être choisis parmi les maîtres orfèvres de Bruxelles chaque année le 24 juin à l'occasion de la fête de saint Jean (Art. 10). Ils étaient chargés de surveiller l'application du règlement par les orfèvres. Ils avaient le droit de se rendre dans leurs ateliers (Art. 11). Ces prescriptions restèrent en vigueur, sauf modifications imposées par des édits publiés ultérieurement par les autorités. Nous ne citerons que ces modifications.

22

L'original de cette ordonnance est perdu, mais les Archives de la Ville de Bruxelles possèdent encore une copie de 1606, imprimée en 1688, inventaire Pergameni, p. 357, n° 38, liasse 764.

14 Ordonnance du 13 octobre 1467 sur la monnaie Charles, duc de Bourgogne et du Brabant, ajouta quelques articles concernant les orfèvres dans son ordonnance sur la monnaie23. Les orfèvres des petites villes sans métier devaient déposer leur poinçon et faire essayer leurs ouvrages dans la ville la plus proche ayant un métier d'orfèvres. Les ouvrages devaient être marqués avec leur poinçon de maître et celui de cette ville. Ordonnance du 13 avril 1551 de Charles-Quint Les titres des objets en métaux précieux étaient augmentés24. L'or devait avoir un titre d'au moins 22 carats (Art. 3), l'argent devait avoir un titre de 11 deniers 8 grains (Art. 4). Chaque maître de la ville ou de la ville subalterne devait porter son poinçon de maître chez les doyens et jurés du métier de sa ville ou de la ville la plus proche ayant un métier, pour être frappé dans une plaque de cuivre (Art. 10-11). Un maître, qui avait acheté un ouvrage en métal précieux, devait exposer cette pièce pendant 6 jours dans la vitrine de son magasin pour ne pas être considéré comme complice, si la pièce avait été volée ou perdue (Art. 15). Ordonnance du 20 octobre 1608 et Modération du 14 avril 1612 des archiducs Albert et Isabelle Les prescriptions des ordonnances précédentes étaient reprises25. Les orfèvres étaient dorénavant obligés de remettre à l'acheteur un billet signé, mentionnant le titre, le poids, le prix du métal précieux et le prix de la main-d'œuvre (la façon) de la pièce vendue (1608, Art. 14). Les orfèvres étaient obligés de posséder des aiguilles d'or et d'argent au titre prescrit pour leur permettre de vérifier leurs ouvrages (1612, Art. 3).

23

Archives de la Ville de Bruges, Inventaire des Chartes, t. 5, pp. 547-548. Placcaeten en Odonnantien, première partie, Anvers, 1648, pp. 496-500. 25 Edict ende Ordinancie van de eertzhertogen, Archives de la Ville de Bruxelles, inventaire Pergameni, p. 357, n° 38, liasse 764; Translaet van de Ampliatien ende Moderatien, ibidem. 24

15 Les doyens et jurés ne pouvaient pas essayer leurs propres ouvrages. Ceux-ci devaient être essayés par un ancien doyen (1612, Art. 5). Les pièces déjà fabriquées auparavent à un titre plus bas, pouvaient être vendues pendant dix mois à un prix réduit (1612, Art. 9). Afin de pouvoir distinguer les ouvrages faits avant l'ordonnance de ceux faits après celle-ci, un nouveau poinçon devait être ajouté aux poinçons habituels de la ville (1612, Art. 7). Placard du 24 juillet 1688 Par ce placard, le roi Charles II entendait régler certains détails comme le nombre maximum d'orfèvres (Art. 14), et dans quelle ville les orfèvres des lieux sans métier devaient enregistrer leur poinçon et faire essayer leurs ouvrages (Art. 12)26. Mais le placard était déjà retiré le 12 septembre 1688 et n'a jamais été appliqué27. Placard du 19 septembre 1749 de Marie-Thérèse Le prix des métaux précieux avait augmenté sur le marché au début du XVIIIe siècle à un niveau supérieur au prix de vente autorisé par les ordonnances de 1608 et 1612. Afin d'éviter des pertes sur la vente de leurs ouvrages, les orfèvres avaient diminué le titre. La Monnaie avait provisoirement toléré cette solution. Le placard du 19 septembre 1749 obligea les orfèvres à revenir au titre de 1608 et 1612 (Art. 10)28, mais il adapta le prix de vente à celui du marché (Art. 48). Les pièces déjà fabriquées au titre toléré pouvaient être vendues pendant un mois à un prix réduit (Art. 51) et elles devaient être marquées d'un poinçon de grâce (Art. 57)29. 26

Placcaert ende Ordonnantie op 't stuck ende exercitie van d'Ambacht van de Goudtende Silver-smeden, Vierden Placcaert-boeck van Vlaenderen, Bruxelles, 1740, pp. 1272-1293. 27 Décret tenant en état de surcéance la publication du Règlement des Orfèvres du 12 septembre 1688, ibidem, p. 1294. 28 Placcaert van 19 september 1749 raeckende het Ambagt van de Goudt ende SilverSmeden, Vijfden Placcaert-boeck van Vlaenderen, Gand, 1763, pp. 270-286. 29 W. VAN DIEVOET, Het poinçoen van Gratie van 1749, dans Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, série 6, année 47, Bruxelles, 1975, pp. 219-235.

16 Afin de pouvoir distinguer les ouvrages fabriqués avant le placard au titre toléré de ceux fabriqués après 1749, les orfèvres devaient utiliser un nouveau poinçon de maître (Art. 19). Les anciens poinçons devaient être détruits ou déposés à la Monnaie30. La lettre de l'alphabet est remplacée par les deux derniers chiffres de l'année (Art. 50).

Essai à la coupelle

30

Lettre du marquis Botta Adorno du 26 août 1750, Archives Générales du Royaume, Jointe des Monnaies, 186.

17

C. LE

MÉTIER DE

BRUXELLES

ET LES ESSAIS

L'essai d'un ouvrage d'orfèvrerie pouvait se faire de deux façons: L'essai au touchau On frottait un coin de la pièce sur une pierre noire en laissant une trace sur la pierre. À côté de cette trace on ajoutait une deuxième trace avec une aiguille ou touchau d'un titre connu. On mettait de l'acide sur les deux traces. L'acide attaquant les métaux non précieux, la couleur changeait en fonction du titre. La comparaison des couleurs des deux traces permettait de voir si le titre de la pièce était égal, supérieur ou inférieur au titre de l'aiguille. La méthode était simple mais pas très précise. L'essai à la coupelle On prélevait une petite quantité de métal de la pièce à essayer avec un burin. L'opération laissait une cicatrice, appelée striche. L'échantillon de métal était pesé et déposé dans une coupe, appelée coupelle. Celle-ci était placée dans un four suffisamment chauffé pour que les principaux métaux non précieux soient éliminés. Le poids du métal restant comparé au poids original permettait d'avoir une meilleure approximation du titre. Cette méthode était plus précise mais elle prenait beaucoup plus de temps. La première méthode était utilisée pour l'or et pour l'argenterie de petites dimensions, la deuxième était prescrite à l'essayeur du métier pour la garantie des pièces en argent suffisamment grandes pour permettre une prise de métal. À Bruxelles il y avait beaucoup de pièces à vérifier, ce qui aurait pris beaucoup de temps aux doyens ou jurés, qui devaient aussi s'occuper de leur atelier personnel. La réglementation ne précise pas qui devait faire l'essai. L'article XXIII de l'ordonnance de 1749 cite en parlant des essais les Doyens, Jurés ou Régens, ou ceux qui en feront les fonctions... On peut en déduire que les doyens et jurés pouvaient laisser faire les essais par quelqu'un d'autre, comme un orfèvre spécialisé, en général un ouderman ou ancien juré expérimenté. Toutefois le doyen restait responsable et appliquait les poinçons de garantie réglementaires après la confirmation par l'essayeur que la pièce était bonne.

18

D. LES

POINÇONS DE L'ESSAYEUR

?

Nous examinerons ci-après de quelle façon l'essayeur pouvait communiquer le résultat de son contrôle au doyen et aux jurés en fonction. Notre hypothèse consiste à dire qu'il utilisait des petits poinçons frappés sur les pièces quand le titre était réglementaire. Cette hypothèse est à considérer comme probable mais non démontrée. À l'examen attentif des pièces d'argenterie faites à Bruxelles on trouve en dehors des quatre poinçons réglementaires des poinçons minuscules (1 à 1,5 mm de hauteur) toujours couronnés. Il y en a du XVIe jusqu'à la fin du XVIIIe siècle. Les couronnes de ces petits poinçons sont visibles sur les agrandissements des photos, mais ce qui se trouve en-dessous de la couronne est généralement très difficile à lire pour plusieurs raisons: - ils sont frappés très légèrement, sans doute pour éviter la confusion avec les poinçons réglementaires; - ils sont souvent partiellement couverts par les poinçons réglementaires ou ils sont frappés les uns sur les autres; - ils sont usés par les nettoyages à cause de leurs petites dimensions et leur faible profondeur; - on a l'impression qu'ils ont été effacés avant l'application des poinçons de garantie définitive. Le petit lion Sur beaucoup de pièces on trouve une ou plusieurs fois un petit poinçon représentant un lion couronné dans un écusson du même type que le lion réglementaire, mais beaucoup plus petit. Ce serait l'approbation par l'essayeur du titre de la pièce. Les initiales de l'essayeur En plus du lion, il y a souvent un petit poinçon couronné représentant des initiales avec ou sans étoile, qui serait la signature de la personne qui a exécuté l'essai. Ce poinçon est, comme le lion, répété plusieurs fois. Les exemplaires des petits poinçons se recouvrent parfois partiellement, ce qui ne facilite pas leur lecture. Le lion n'est pas toujours accompagné d'un poinçon de signature.

19 Le nom entier de l'essayeur ou du juré On voit parfois un nom entier couronné en lettres majuscules, qui peut être le nom de l'essayeur ou celui d'un juré. On peut se demander pourquoi les petits poinçons sont si nombreux. Il n'y a pas de réponse certaine, car on n'en parle pas dans la réglementation. On dit seulement que l'examen doit avoir lieu toutes les fois que besoin sera31. On ne peut que deviner quelle pourrait être la raison. La plupart des ouvrages d'orfèvrerie se composent de plusieurs parties réunies par soudure. Une cafetière, par exemple, peut avoir un corps fait d'une tôle d'argent martelée, des pieds et un bec coulés. Ces parties faites d'argent ayant une origine différente, peuvent avoir un titre différent. Afin d'avoir la certitude que l'ensemble est au titre réglementaire, il faudrait donc essayer chaque partie de la pièce. La réglementation imposait pour l'argent un essai à la coupelle qui exige beaucoup de travail32. Si l'on devait faire cela pour toutes les parties de l'objet, il faudrait y consacrer beaucoup de temps et chaque essai laisserait une striche. On peut s'imaginer qu'en plus d'un seul essai à la coupelle sur la partie principale, l'essayeur de Bruxelles faisait aussi des essais supplémentaires au touchau sur les autres parties de l'objet. Ceux-ci sont moins précis mais ne demandent que très peu de temps et ne laissent pas de traces. Il est possible que l'essayeur frappait deux petits poinçons couronnés (un représentant un lion et un autre avec ses initiales) après chaque essai satisfaisant, tant à la coupelle qu'au touchau. Quand on présentait l'objet au doyen pour l'application des poinçons réglementaires, celui-ci pouvait voir que l'essayeur avait testé et approuvé l'ensemble de la pièce, et qu'il en prenait la responsabilité. Le doyen pouvait alors marquer la pièce en confiance.

31 32

Ordonnance de 1749, Art. XVII. Ordonnance de 1608, Art. IV et ordonnance de 1749, Art. XVII.

20

E. ATTRIBUTION DES POINÇONS DE L'ESSAYEUR ? Le poinçon de l'essayeur ne se trouve pas nécessairement sur les pièces faites au courant des années de son mandat de doyen ou de juré, mais pendant plusieurs années après cette période. Nous citons ci-après quelques exemples de poinçons qui étaient plus ou moins lisibles sur les photos à notre disposition. Des noms entiers d'essayeurs ou de jurés figurent parfois sur les pièces. Ils se trouvent dans de longs rectangles en caractères majuscules entre deux étoiles et ils sont surmontés d'une petite couronne au milieu. La lecture n'est pas certaine. Elle est donnée sous toute réserve. Initiales 1) B * B se trouve sur un calice de 1553 et peut être attribué à Bertelmeus Beck, cité comme expert33. 2) GL de 1692 à 1695, peut-être Guiliam Lepiese, cité comme ouderman en 1689 et décédé en 170734. 3) A et V superposés, de 1698 à 1702, attribué à Antoine Van Eesbeeck, doyen en 1702 et décédé en 1728. 4) Étoile dans un écusson, de 1711 à 1740. 5) C * S de 1740 à 1751, attribué à Cornelis T'Serstevens. Il était doyen de 1734 à 1737. Il décéda en 1758. 6) FOP de 1752 à 1773, attribué à François Ophalfens, doyen de 1747 à 1749, de 1753 à 1756 et de 1758 à 1761. Il décéda en 1778. 7) P * V de 1775 à 1784, attribué à Petrus Jacobus Josephus Vandevelde, doyen en 1776 et de 1782 à 1783. 8) FOP de 1785 à 1787, attribué à Fredericus Ophalfens, doyen de 1783 à 1788. Il est décédé en 1794. 9) F * H de 1788 à 1794, attribué à Franciscus Joannes Heyvaert, doyen de 1772 à 1776 et de 1788 à 1791, décédé en 1801.

33

E. ROOBAERT, Goud- en Zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, t. II, Bruxelles, 2015, pp. 32-35. 34 n° 2) à 9): Photos WVD et JVW.

21 Noms entiers des essayeurs ou jurés 1) P. CARPENTIER [Peeter jr.] en 1707-1711, juré en 1704-07, décédé 173335. 2) C. VAN BALLAERT [Carel] en 1707-11, juré en 1707-11, décédé 1746. 3) A. DE ROY [Antonius] en 1727-30, juré en 1727-30, décédé 1766. 4) N. DE CACHIOPIN [Niklaas jr.] en 1730-34; juré en 1730-34, décédé 1754. 5) CORNELIS T'SERSTEVENS en 1734-37, juré en 1734-37, décédé 1758. 6) I. VANDEN BRANDE [Johannes Philippus Henricus] en 173740, juré en 1737-40, décédé 1767. 7) F. OPHALFENS [Franciscus] en 1752-56, juré en 1747-49, 1753-56, 1758-61, décédé 1778. 8) HENRICUS DE POTTER [Henricus sr. I] en 1759-60, juré en 1758-61, décédé 1781. 9) F. HEYVAERT [Franciscus] en 1763-70, juré en 1766-83, décédé 1783. 10) P. VANDE VELDE [Petrus Jacobus Josephus] en 1775-79, juré en 1776. 11) FREDERICUS OPHALFENS en 1786-87, juré en 1783-88, décédé 1794. 12) F. HEYVAERT [Franciscus jr.] en 1791, juré en 1772-76 et 1788-91, décédé 1801.

***

35

n° 1) à 12): Photos WVD et JVW.

22

Le poinçon de l'essayeur n'étant que provisoire, le doyen ou son assistant essayèrent de le faire disparaître au moment de la pose du poinçon de garantie définitif, en frappant ce dernier sur celui de l'essayeur. Dans l'exemple ci-dessus le poinçon de l'essayeur n'a été que partiellement recouvert. La couronne est encore visible en haut à droite sur la photo. Photo JVW.

23

Pour la même raison que dans l'exemple précédent, la lettre décanale A fut frappée sur le poinçon de l'essayeur, dont on voit encore la couronne en haut de la photo. Photo JVW.

24

Parfois il y a un grand nombre de poinçons couronnés minuscules sur la pièce, qu'il n'a pas été possible de cacher en frappant le dernier poinçon définitif. On a essayé de les effacer. Deux d'entre eux sont partiellement recouverts. Coupe nautile, 1659-60, Collection privée. Photo WVD.

25

Emplacements où l'on peut voir des traces des couronnes des petits poinçons.

26

On voit des traces de poinçons couronnés. Deux d'entre eux sont frappés sous la couronne du lion. Encrier, IP, 1711-13, Collection privée Photo WVD.

27

28

On voit des traces des couronnes de plusieurs poinçons couronnés minuscules au-dessus, à droite et en-dessous du poinçon 88 sur la photo, Smeesters, 1788. Photo JVW.

29

30

Poinçon d'essayeur au nom entier de F. Heyvaert entre deux étoiles, frappé au moins deux fois, 1787. Photo JVW.

31

INLEIDING A. DE HISTORISCHE CONTEXT De zestiende eeuw In 1516 werden de Nederlanden afhankelijk van Spanje onder Karel V. Ze bestonden uit 17 provincies die genoten van lokale vrijstellingen en vrijheden. De problemen in de Nederlanden begonnen met De Reformatie. Karel V en na hem Philips II namen drastische maatregelen om de katholieke godsdienst te beschermen. Sommige zilversmeden die zich bedreigd voelden door de hertog van Alva, zochten hun heil in Frankrijk, Engeland, Noord-Nederland of Duitsland. Bendes iconoclasten gingen de kerken plunderen in augustus 1566. Ze vernielden beelden, braken glasramen, en stalen of vernietigden het zilverwerk. De calvinisten namen de wapens op en de katholieke burgerij verdedigde zich. Omdat er geen geld was om de soldaten te betalen, gingen deze op hun beurt kerken en privé-bezit plunderen. In 1579 palmde de calvinistische oorlogsraad het bestuur van Brussel in. De stad werd door de Spaanse troepen belegerd. De bevolking had niets meer te eten en de stad moest capituleren voor de troepen van Farnese. De akte van de wapenstilstand werd goedgekeurd door Philips II op 20 juni 1586. Na al die vernielingen zou men denken dat er werk was voor de edelsmeden, maar de bevolking was verarmd door de oorlogsbelastingen en de geestelijken beschikten niet over de nodige middelen om hun cultusvoorwerpen te laten vervangen. Dit verklaart waarom er zo weinig zilverwerk van de 16de eeuw bewaard is. Men vindt geen gegevens meer over de dekens en gezworenen van het edelsmedenambacht vanaf 1567 en het alfabet van de jaarletters is onderbroken. Waarschijnlijk had het ambacht van de zilversmeden zijn activiteit tijdelijk opgeschort en de gezworenen werden niet meer vervangen. De economie in de Zuidelijke Nederlanden bevond zich op een dieptepunt sinds de sluiting van de Schelde door de Hollanders en de armoede van de bevolking was niet gunstig voor luxeproducten zoals zilverwerk.

32 Vóór zijn overlijden op 13 september 1598 had Philips II in zijn testament zijn dochter Isabella aangesteld als erfgename van de Nederlanden. Zij huwde met aartshertog Albert, zoon van Maximiliaan van Oostenrijk. Albert verkreeg het regentschap van de staat, maar moest wel een aantal beperkingen aanvaarden. De zeventiende eeuw De aartshertogen deden al het mogelijke om de orde te herstellen. Brussel vond opnieuw een zekere welstand. Er waren 67 edelsmeden. In de zeventiende eeuw was Brussel nog het slagveld van oorlogen tussen de Europese staten zoals Frankrijk, Engeland, de Verenigde Provinciën en het Keizerrijk. Het Verdrag van Munster van 30 januari 1648 bracht de vrede met Spanje, maar het was nadelig voor de handel in de Zuidelijke Nederlanden. Lodewijk XIV beweerde rechten te hebben op sommige provincies en hij veroverde Vlaanderen en Henegouwen in 1667, maar hij stopte voorlopig vóór Brussel. In 1671 keerde hij zich tegen Brussel, waar zijn troepen de kerken plunderden. Hij kwam terug tijdens de oorlog van 1695-97. De stad Brussel werd gebombardeerd van 13 tot 15 augustus 1695. 3.830 huizen werden vernield, inbegrepen het huis van het ambacht van de edelsmeden. Na verschillende nederlagen moest Lodewijk XIV capituleren voor de Europese coalitie en hij moest de Vrede van Rijswyck aanvaarden op 20 september 1697. De achttiende eeuw Karel II, koning van Spanje, stierf op 1 november 1700. Volgens zijn testament werden Spanje en de Nederlanden de erfenis van Philippe d'Anjou, kleinzoon van Lodewijk XIV. Oostenrijk, Engeland en de Verenigde Provinciën verklaarden de oorlog aan Frankrijk en Spanje, omdat de Keizer zich beschouwde als de enige erfgenaam, en hij eiste het geheel van de erfenis op. De successieoorlog van Spanje eindigde met de Vrede van Utrecht, die op 11 april 1713 ondertekend werd. Frankrijk gaf de bezette gebieden terug behalve Rijsel. De Nederlanden werden afgestaan aan de Keizer. Karel VI, keizer van het Heilig Roomse Rijk, stierf op 20 oktober 1740. Hij had zijn dochter Maria-Theresia als erfgename aangeduid. Lodewijk XV viel Brussel binnen op 25 februari 1746 en gans België

33 werd door de Fransen ingenomen. De Vrede van Aken maakte een einde aan de successieoorlog van Oostenrijk op 23 oktober 1748. Lodewijk XV verliet België, dat eigendom van Oostenrijk bleef. Het bewind van Maria-Theresia was een periode van welvaart voor België. Na haar dood op 29 november 1780 volgde haar zoon Jozef II haar op. Jozef II nam maatregelen die de katholieken schokten, zoals de scheiding van kerk en staat en de sluiting van sommige kloosters. De onvrede leidde tot de Brabantse Revolutie en tot wanorde. België werd bezet door Lodewijk XVI op 20 april 1792. Eens te meer werden de kerken geplunderd. Maar het Oostenrijkse leger kwam terug en won de slag van Neerwinden. Om de oorlog te kunnen financieren moest de overheid de bevolking nieuwe belastingen opleggen. Die mochten betaald worden in zilverwerk, dat gesmolten werd om er munten mee te maken. In juni 1794 kwam het Franse leger terug en won de slag van Fleurus. Het land werd opnieuw geplunderd ten koste van de adel en de clerus. Een decreet van 1 oktober 1795 annexeerde België, het land van Luik inbegrepen, bij Frankrijk en erkende de inwoners als Franse burgers. Als besluit kan men zeggen dat België dikwijls het slachtoffer werd van oorlogen en plunderingen, één van de oorzaken van het verdwijnen van veel edelsmeedwerk van Brussel. Er blijft nog heel wat over van de 18de, weinig van de 17de en bijna niets van de 16de eeuw.

34

35

B. DE BRUSSELSE EDELSMEDEN EN DE REGLEMENTERING

Ordonnantie van 1400 van de stad Brussel Het ambacht van Brussel bestond reeds wanneer het van Joanna, hertoginne van Brabant, een Ordonnantie ende Privilegie verkreeg om eeuwelijck te dueren. Deze ordonnantie schreef de regels voor die de edelsmeden en kooplieden van Brussel en van daarbuiten moesten toepassen. Het minimum gehalte was dat van Parijs (Art. 1 en 6). Het was verboden de stukken te overladen met email of soldeersel (Art. 2 en 8). Tinnen soldeersel was ook verboden en men mocht geen koper of messing vergulden of verzilveren behalve voor de versiering van kerken en het getuig van paarden (Art. 4 en 5). Valse stenen mochten niet in goud worden gezet (Art. 3). De werkstukken moesten gekeurd worden door de dekens en gezworenen van Brussel. Wanneer het stuk conform was met het reglement, sloegen ze er een merk in met een leeuw (Art. 6). Het was verboden ongemerkte stukken te verkopen (Art. 13) en het gebruik van valse merken werd streng gestraft (Art. 14). De ordonnantie bepaalde het inschrijvingsrecht dat aan het ambacht moest betaald worden om leerjongen of meester te worden. Om als meester aanvaard te worden moest men bovendien ten minste vier jaren leerknaap geweest zijn ter voldoening van zijn meester (Art. 15) en burger van de stad Brussel zijn (Art. 28). De voorwaarden waren strenger voor de kandidaten die van buiten Brussel kwamen (Art. 18), maar soepeler voor kinderen van reeds gevestigde meesters (Art. 21). Om het aantal edelsmeden binnen de perken te houden, mocht elke meester niet meer dan twee leerknapen tegelijk hebben (Art. 22). De gezworenen moesten elk jaar verkozen worden onder de meesters van Brussel ter gelegenheid van het feest van Sint Jan op 24 juni (Art. 10). Ze moesten toezien op de toepassing van het reglement door de edelsmeden. Ze hadden het recht hun werkplaatsen te bezoeken (Art. 11). De voorschriften bleven van toepassing behalve wanneer de overheid wijzigingen oplegde. We zullen verder alleen die wijzigingen vermelden.

36 Ordonnantie van 13 oktober 1467 over de munt Karel, hertog van Bourgondië en van Brabant, voegde enkele artikels over de edelsmeden toe aan zijn ordonnantie over de munt. De edelsmeden, die gevestigd waren in kleine steden zonder ambacht, moesten hun merk deponeren en hun werken laten keuren in de dichtstbijzijnde stad met een ambacht. De werken moesten getekend worden met hun meesterteken en het merk van die stad. Ordonnantie van Karel V van 13 april 1551 Het gehalte van de voorwerpen in edele metalen werd verhoogd. Het goud moest minimum 22 karaat hebben en het zilver 11 penningen 8 greinen (Art. 3 en 4). Elke meester van de stad of van de subalterne stad moest zijn meesterteken bij de dekens en gezworenen van de stad of dichtstbijzijnde stad met een ambacht brengen om er in een koperen plaat geslagen te worden (Art. 10 en 11). Een meester, die een voorwerp in edel metaal gekocht had, moest dat gedurende zes dagen uitstallen in het raam van zijn winkel om niet als medeplichtige beschouwd te worden, indien het voorwerp gestolen of verloren was (Art. 15). Ordonnantie van 20 oktober 1608 en Moderatie van 14 april 1612 van de aartshertogen Albert en Isabella De voorschriften van de vorige ordonnanties werden herhaald. De edelsmeden waren voortaan verplicht aan de koper een ondertekend biljet te overhandigen met vermelding van het gehalte, het gewicht, de prijs van het edel metaal en de prijs van het handwerk of fatsoen van het verkochte stuk (1608, Art.14). De edelsmeden waren verplicht geijkte naalden in goud en zilver van het voorgeschreven gehalte te bezitten om hun werk te kunnen verifiëren (1612, Art. 3). De dekens en gezworenen mochten hun eigen werk niet keuren. Dit moest gedaan worden door een oud-deken (1612, Art. 5). De stukken, die tevoren reeds gemaakt waren aan een lager gehalte, mochten nog verkocht worden gedurende tien maanden aan een lagere prijs (1612, Art. 9). Om de stukken, die vóór de ordonnantie

37 gemaakt waren, te kunnen onderscheiden van degene die na de ordonnantie gefabriceerd werden, moest een nieuw merk bij het gewone stadsmerk gevoegd worden (1612, Art. 7). Placcaert ende ordonnantie van 24 juni 1688 Deze ordonnantie had tot doel een aantal details te regelen, zoals het aantal edelsmeden in elke stad (Art. 14) en waar de edelsmeden van de subalterne steden hun werk moesten laten keuren (Art. 12). Maar op 12 september 1688 werd de ordonnantie reeds ingetrokken en ze werd nooit toegepast. Ordonnantie van 19 september 1749 van Maria-Theresia In het begin van de 18de eeuw was de marktprijs van goud en zilver gestegen boven de reglementaire verkoopprijs die de edelsmeden mochten vragen volgens de ordonnanties van 1608 en 1612. Om te vermijden dat ze hun werken met verlies moesten verkopen hadden de goud- en zilversmeden het gehalte van hun werken verminderd. De Munt had die oplossing voorlopig getolereerd. De ordonnantie van 19 september 1749 verplichtte de edelsmeden de gehaltes van 1608 en 1612 opnieuw toe te passen (Art. 10), maar de reglementaire verkoopprijs werd aangepast aan de marktprijs (Art. 48). De werken die reeds gemaakt waren aan het getolereerde gehalte, mochten nog gedurende een maand verkocht worden aan een lagere prijs (Art. 51) en ze moesten gemerkt worden met een poinçoen van gratie (Art. 57). Om de stukken die vóór de ordonnantie gemaakt waren te kunnen onderscheiden van degene die na de ordonnantie gefabriceerd werden, moesten de edelsmeden een nieuw meesterteken kiezen (Art. 19). De oude merken moesten vernietigd of ingeleverd worden bij de Munt. De letter van het alfabet, jaarletter of dekenletter genaamd, werd vervangen door de twee laatste cijfers van het jaartal (Art. 50).

38

C. HET BRUSSELS AMBACHT EN DE KEURING De keuring van het edelsmeedwerk kon op twee wijzen gebeuren: De keuring met de toetsnaald Men wreef een hoek van het werkstuk over een zwarte steen, zodat er een spoor achterbleef. Daarna wreef men met een geijkte toetsnaald van een gekend gehalte nogmaals over de steen waardoor een tweede spoor naast het eerste ontstond. Op de beide sporen werd een zuur aangebracht. Het zuur tastte de onedele metalen aan, zodat de kleur veranderde in functie van het gehalte. Door vergelijking van de kleur van de twee sporen kon men zien of het werkstuk een gehalte had gelijk aan, boven of onder het gehalte van de toetsnaald. De methode was eenvoudig maar niet erg nauwkeurig. De keuring met de steek Met een beitel stak men een kleine hoeveelheid materiaal van het werkstuk. Er bleef een litteken over, striche genaamd. Het monster werd gewogen en in een beker geplaatst, coupelle geheten. Deze werd in een oven voldoende verhit om de voornaamste onedele metalen uit het monster te verwijderen. Vervolgens vergeleek men het overblijvend gewicht met het oorspronkelijk gewicht van het monster, waardoor men een betere benadering van het gehalte verkreeg. Deze methode was nauwkeuriger, maar vroeg veel meer tijd. De eerste methode werd voor het goud en voor het zilverwerk van kleine afmetingen gebruikt, de tweede was voorgeschreven aan de essayeur van het ambacht om het zilverwerk te keuren dat voldoende groot was om een monster van het metaal te nemen. Het is duidelijk dat er te Brussel veel stukken te keuren waren, wat zeer veel tijd zou gevraagd hebben aan de deken en gezworenen, die ook in hun eigen atelier moesten werken. De reglementering bepaalt niet wie de keuring moest uitvoeren. Artikel XXIII van de Ordonnantie van 1749 vermeldt betreffende de keuring : de Dekens, Gesworene ende Regenten, ofte die de welcke de fonctie daer van sullen doen... Men kan daaruit afleiden dat de dekens en gezworenen de keuring konden laten uitvoeren door iemand anders,

39 zoals een gespecialiseerd zilversmid, meestal een ouderman, een vroegere ervaren gezworene. Maar de deken bleef verantwoordelijk en plaatste de reglementaire keurmerken nadat de essayeur het goede gehalte van het stuk bevestigd had.

40

D. DE

MERKEN VAN DE ESSAYEUR

?

We zullen hierna onderzoeken hoe de essayeur het resultaat van zijn keuring kon meedelen aan de deken en gezworenen in functie. Volgens onze hypothese zou hij daartoe kleine merkjes gebruikt hebben die hij op de werkstukken sloeg wanneer het gehalte reglementair was. Deze hypothese is te beschouwen als waarschijnlijk maar niet bewezen. Na grondig onderzoek van het Brussels zilverwerk vindt men behalve de vier reglementaire merken ook nog minuscule merkjes (1 à 1,5 mm hoog) die altijd gekroond zijn. Er zijn er al in de 16de eeuw tot op het einde van de 18de eeuw. De kronen van deze merkjes zijn zichtbaar op de vergrotingen van de foto's, maar wat er onder staat is meestal zeer moeilijk te lezen om verschillende redenen: - ze zijn zeer licht geslagen, waarschijnlijk om verwarring met de reglementaire merken te vermijden; - ze zijn dikwijls gedeeltelijk bedekt door de reglementaire merken en ze zijn ook soms de ene op de andere geslagen; - ze zijn versleten door het poetsen wegens hun kleine afmetingen en hun geringe diepte; - men heeft de indruk dat ze uitgevaagd werden vooraleer de definitieve keurmerken werden aangebracht. De kleine leeuw Op vele stukken vindt men één of meer kleine merken met een gekroonde leeuw in een schild van hetzelfde type als de reglementaire leeuw, maar veel kleiner. Het zou de goedkeuring door de essayeur kunnen zijn van het gehalte van het stuk. De initialen van de essayeur Naast de leeuw is er dikwijls een klein gekroond merk met initialen al of niet met een ster. Het zou de handtekening kunnen zijn van de persoon die de keuring uitgevoerd had. Dit merk is, zoals de leeuw, meerdere malen herhaald. De exemplaren van de kleine merken zijn dikwijls over mekaar geslagen, wat de ontcijfering niet gemakkelijker maakt. De leeuw is niet altijd vergezeld van een handtekening.

41 De voluit geschreven naam van de essayeur of de gezworene Men ziet soms een volledige gekroonde naam in hoofdletters. Het is soms de naam van de essayeur, soms van een gezworene. Men kan zich afvragen waarom de kleine merkjes zo talrijk voorkomen. Er is geen duidelijk antwoord op die vraag want men vermeldt ze niet in de reglementen. Er wordt wel gezegd dat het onderzoek moet gebeuren soo dickwils als het selve noodigh sal wesen36. Men kan slechts raden wat de reden kan zijn. De meeste stukken edelsmeedwerk bestaan uit verschillende onderdelen, die aan mekaar gesoldeerd zijn. Een koffiekan bijvoorbeeld kan een centraal deel hebben, gemaakt van een gehamerde zilveren plaat, en gegoten voeten en bek. Omdat deze onderdelen een verschillende oorsprong hebben, kunnen ze van een verschillend gehalte zijn. Indien men de zekerheid wil hebben dat gans het werkstuk een goed gehalte heeft, zou men elk onderdeel van het werkstuk moeten keuren. Voor zilver schreef de reglementering een keuring voor met de steek, die veel werk vraagt37. Indien men deze methode zou moeten toepassen op elk onderdeel van het werkstuk, zou dat zeer veel tijd kosten en elke test zou een striche nalaten. Men kan zich voorstellen dat de Brusselse essayeur benevens de keuring van het voornaamste onderdeel met de steek, ook nog andere onderdelen zou testen met de toetsnaald. Deze laatste methode is minder nauwkeurig maar vraagt veel minder tijd en laat geen sporen na. Het is mogelijk dat de essayeur twee kleine merkjes (één met de leeuw en één met zijn initialen) zou ingeslagen hebben na elke bevredigende test met de steek of met de toetsnaald. Wanneer men dan het stuk aan de deken voorlegde om er de reglementaire merken op aan te brengen, kon deze zien dat de essayeur alle onderdelen van het stuk had getest en er de verantwoordelijkheid voor had genomen. De deken kon dan het voorwerp in alle vertrouwen merken. De voorlopige merkjes van de essayeur werden, zo mogelijk, verwijderd door ze uit te wissen of er de definitieve merken op te slaan. Men vindt er nog sporen van, meestal van de kroon, die wat dieper geslagen was. 36 37

Ordonnantie van 1749, Art. XVII. Ordonnantie van 1608, Art. IV en ordonnantie van 1749, Art. XVII.

42

E. TOESCHRIJVING VAN DE MERKEN VAN DE ESSAYEUR ? Het merk van de essayeur bevindt zich niet noodzakelijk op de stukken die gemaakt zijn in de loop van de jaren van zijn mandaat als deken of gezworene, maar gedurende meerdere jaren na die periode. Er worden enkele voorbeelden gegeven van merken die min of meer leesbaar waren op de foto's waarover we konden beschikken. Voluit geschreven namen van essayeurs of gezworenen komen soms voor op de stukken. Ze bevinden zich in lange rechthoeken in hoofdletters tussen twee sterretjes met een klein kroontje in het midden. De lectuur is niet zeker en wordt onder voorbehoud gegeven.

II. LES POINÇONS DE GARANTIE DE BRUXELLES Le poinçon représentant un lion couronné aurait déjà été utilisé à Bruxelles depuis 1355 jusqu'à la fin du XVIIIe siècle. Il rappelait les armoiries du Brabant38. Le poinçon représentant la tête de saint Michel surmontée d'une croix, symbolisant la ville de Bruxelles, a été ajouté plus tard. On ne connaît pas la date de son introduction, mais il existait déjà à la fin du XVe siècle. Ces deux poinçons étaient appliqués par les doyens ou jurés du métier des orfèvres pour garantir que le titre de l'ouvrage d'orfèvrerie était conforme à la réglementation. Un troisième poinçon, une lettre de l'alphabet, était remplacé par la lettre suivante chaque fois que les doyens ou jurés étaient remplacés le 24 juin lors de l'assemblée générale du métier. Ce poinçon permettait de dater la pièce et de savoir ainsi qui étaient les responsables pour l'essai et la garantie. Comme certains doyens sont restés en fonction deux ou trois ans en conservant la même lettre de l'alphabet, celle-ci n'a pas été systématiquement remplacée chaque année. En application de l'ordonnance de Marie-Thérèse du 19 septembre 1749, la lettre de l'alphabet fut supprimée et remplacée par les deux derniers chiffres de l'année surmontés d'une couronne. La tête de saint Michel fut remplacée par saint Michel terrassant le dragon. Probablement par manque de place, la tête du saint surmontée d'une croix était parfois encore utilisée dans la même année, accompagnée d'un millésime non couronné. À partir de 1770 la tête surmontée d'une croix et un millésime non couronné devenaient la règle. Le lion couronné était toujours conservé. Dans le tableau suivant, les trois poinçons sont représentés dans la mesure du possible avec indication de l'époque de leur utilisation. Certaines pièces d'argenterie portent une inscription datée, qui correspond généralement à l'année de fabrication. L'année de l'inscription est indiquée dans la colonne Référence entre guillemets. Elle permet de dater approximativement la pièce et la lettre de l'alphabet. Pour la première moitié du XVIIIe siècle nous disposons d'un document d'archives, qui mentionne la lettre de l'alphabet pour chaque année, ce qui permet de connaître l'identification de la lettre avec certitude39. 38 39

L. et F. CROOY, L'orfèvrerie religieuse en Belgique, Bruxelles-Paris, 1911, p. 52. Archives générales du Royaume, Corps de Métiers et Serments de Brabant, n° 787.

44

DE KEURMERKEN VAN BRUSSEL Het merk dat een gekroonde leeuw voorstelt zou reeds te Brussel gebruikt zijn sinds 1355 tot het einde van de 18de eeuw. Het verwees naar het wapenschild van Brabant. Het merk, dat het hoofd van Sint Michiel met een kruisje erboven voorstelt en dat een symbool van Brussel is, werd later toegevoegd. Men kent de begindatum niet, maar het bestond reeds op het einde van de 15de eeuw. Beide merken werden aangebracht door de dekens of gezworenen van het ambacht van de edelsmeden, om te waarborgen dat het gehalte van het werkstuk conform was met de reglementering. Een derde merk is een letter van het alfabet. Ze werd op de algemene vergadering van het ambacht op 24 juni vervangen door de volgende letter van het alfabet, telkens als er nieuwe dekens en gezworenen aangesteld werden. Dit merk liet toe het stuk te dateren en zo te weten wie verantwoordelijk was voor de keuring en de waarborg. Omdat sommige dekens twee of drie jaar in functie bleven en dezelfde letter behielden, werd die niet systematisch ieder jaar vervangen. Ingevolge de ordonnantie van Maria-Theresia van 19 september 1749 werd de letter van het alfabet afgeschaft en kwamen de twee laatste cijfers van het jaartal met een kroon erboven in de plaats. Het hoofd van Sint Michiel werd vervangen door Sint Michiel die de draak doodt. Waarschijnlijk wegens plaatsgebrek werd het hoofd van de heilige met een kruisje soms nog gebruikt tijdens hetzelfde jaar samen met een jaartal zonder kroon. Vanaf ongeveer 1770 werden het hoofd van Sint Michiel met een kruisje en een ongekroond jaartal de regel. De gekroonde leeuw werd steeds behouden. In de volgende tabel worden de drie merken afgebeeld met, zo mogelijk, de periode van hun gebruik. Sommige stukken zilverwerk dragen een gedateerde inscriptie, die meestal overeenstemt met het fabricatiejaar. Het jaar van de inscriptie wordt vermeld in de kolom Référence tussen aanhalingstekens. Het laat toe het stuk en de letter van het alfabet ongeveer te dateren. Voor de eerste helft van de 18de eeuw beschikken we over een archiefdocument dat de letter voor elk jaar aanduidt, zodat de identificatie ervan met zekerheid kan vastgesteld worden.

45

A. ALPHABET 1 Année

Lettre décanale

fin du XVe siècle

15011510 ?

Poinçons de garantie

Référence Calice Coll. privée

AàH I

15101511 ?

15111514 ?

Doc. JVW

KàN O

15141515

15151527 ?

Calice St.-Ghislain Harmignies "1514" photo WVD PàX

46 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

Y Ostensoir Sts.-Gervais et Protais Wancennes Photo IRPA

15271528 ?

15281529 ?

Z

B. ALPHABET 2 Année 2e quart XVIe

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

AàE F

15361538 ?

15381546 ?

Doc. JVW

GàK

47 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

L 15461547 ?

15471553 ?

Doc. JVW

MàR S

15531554

15541565 ?

Calice Notre-Dame St.-Trond "1553" photo WVD

TàZ

48

C. ALPHABET 3 Année 15651592 ?

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

AàL M

15921593 ?

15931594 ?

Doc. JVW

N O Urne d'Ernest d'Autriche photo C.Verecken, galerie De Leye

15941595

15961600 ?

PàS T

16001601 ?

Doc. JVW

49 Année 16011605

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

VàZ

D. ALPHABET 4 Année

Lettre décanale

16051606

A

16061607 ?

B

Poinçons de garantie

Référence Ostensoir St.-Sulpice Diest "1606"

C 16071608 ?

16081611 ?

Doc. JVW

DàF

50 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

G 16111612

Calice St.-Brice "1612" Doc. JVW H

16121613

16131614 ?

Calice Enghien "1613" Doc. JVW

I K

16141615

Navette Abbaye d' Averbode "1614" photo WVD L

16151616

Navette St.-Maurice Hove "1615" Doc. JVW

51 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

M 16161617

Reliquaire Notre-Dame Lebbeke arch. "1616" Doc. JVW N

16171618

Doc. JVW

O 16181619

Louche Musée communal Bruxelles "1618" Doc. JVW P

16191620

Doc. JVW

52 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

Q 16201621

Timbale Coll. privée "1621" photo C. Verecken galerie De Leye R

16211623

Calice St.-Géry Braine-leComte "1621" Doc. JVW S Calice St.-Martin Hal archives 1624 Doc. JVW

16231625

T 16251626

Plateau et burettes archives 1626 Doc. JVW

53 Année 16261627

Lettre décanale V

Poinçons de garantie

Référence Ciboire St.-Étienne Brussegem "1626" Doc. JVW

W 16271628

Ciboire St.-Martin Meise "1627" Doc. JVW X

16281629

16291630 ?

Calice Notre-Dame MalèvesSte-Marie "1629" Doc. JVW Y Z

16311632

Calice Notre-Dame du Finistère Bruxelles "1631" Doc. JVW

54

E. ALPHABET 5 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

A 16321633 ?

Doc. JVW

B 16331634

16341636 ?

Calice Musée M Louvain Photo WVD

C et D E

16361637 ?

Plateau et burettes Château Laarne Photo WVD F

16371639

Timbale Coll. privée "1638" Doc. JVW

55 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

G 16391640 ?

16401641

Bénitier Coll. privée Photo WVD

H

Ciboire Notre-Dame Merchtem "1641"

I 16411642

Reliquaire St.-Laurent Haut-Ittre "1642" Doc. JVW K

16421643

Doc. JVW

56 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

L 16431646

Ciboire St.-Jacques Bruxelles "1643" et lampe St-Martin Hal "1646" Doc. JVW M

16461647

16471648

Calice St.Gangolphe St.-Trond Photo WVD N O

16481649

Ciboire CPAS Bruxelles Photo IRPA et calice St.-Germain Tirlemont "1649"

57 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

P 16491651

Chandeliers St.-JeanBaptiste Helkijn "1651" Doc. JVW Q

16521653

Doc. JVW

R 16531654 ?

16541656

Doc. JVW

S

Ostensoir SteMarguerite Baardegem "1654"

T 16561657

Timbale Abbaye de Parc Heverlee "1656" Photo WVD

58 Année 16571658

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

V W

16581659

Coupe des brasseurs de Bruxelles Coll. privée Photo WVD X

16591661

Calice Abbaye de Parc Heverlee "1661" Photo WVD Y

16621663

Ostensoir Notre-Dame-au-Bois "1662" et reliquaire Bois-Seigneur-Isaac "1663" Doc. JVW

59 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

Z 16631664

Ostensoir Notre-Dame Aerschot "1663" et salière Coll. privée "1664" Doc. JVW

F. ALPHABET 6 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

A 16651666

16661667 ?

Chandeliers St.-JeanBaptiste Helkijn "1665" Doc. JVW B C

16671668 ?

Boîte de toilette Coll. privée photo C. Verecken galerie De Leye

60 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

D 16681673 ?

Ostensoir St.-Willibr. Viersel "1672" Doc. JVW E

16731674 ?

16741675 ?

Doc. JVW

F G Doc. JVW

16751676 ?

16771679 ?

H et I

61 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

K 16801681 ?

16811682 ?

L

16821683

M

16831684 ?

N

16841685

O

16851686 ?

P

Calice Chapelle de Herlaar "1683"

Ciboire St.-Amand BorchtLombeek "1685"

62 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

Q 16861687 ?

Moutardier Musée Seneffe Doc. JVW

R 16871688 ?

Doc. JVW

S Doc. JVW

16881689

T 16891690

16901691 ?

Reliquaire St.-Servais Wemmel "1690"

V

63 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

W Couvercle d'un verre Coll. privée "1692" Photo WVD

16911692

X 16921694 ?

Ostensoir St.-Amand BorchtLombeek "1692" Doc. JVW Y Chandeliers Château de Laarne Photo WVD

16941696

Z 16961697

Paire de flambeaux Privé

64

G. ALPHABET 7 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

A 16971698

Doc. JVW

B 16981699

Doc. JVW

16991700

C

17001701

D E

17011702

Doc. JVW

65 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

F 17021704

Bougeoir à main Coll. privée Photo WVD

G 17041707

Flambeaux Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye H

17071711

Chope couverte Coll. privée Photo WVD

I 17111713

Paire de jattes Coll. privée Photo WVD

66 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

K Cuiller Coll. privée Photo WVD

17131717

L 17171725

Paire de flambeaux Coll. privée Photo WVD

M Paire de jattes Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye

17251727

N 17271730

Théière Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye

67 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

O Paire de jattes Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye

17301734

P 17341737

Écuelle Musée DIVA Photo DIVA

Q 17371740

Assiette Coll. privée Photo WVD

R 17401742

Cuiller E. Fonfoneata Gand Photo WVD

68 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

S 17421745

Ếcuelle Coll. privée Photo WVD et IRPA

T 17451746

Saupoudroir Coll. privée Photo WVD

V Saucière Château de Laarne Photo WVD

17461747

W 17471749 ?

Plat Coll. privée Photo WVD

69 Année

Lettre décanale

Poinçons de garantie

Référence

X Huilier Coll. privée Photo WVD

17491750

H. APRÈS 1749 Le placard du 19 septembre 1749 avait changé la façon de poinçonner les ouvrages contrôlés. Le lion couronné restait un lion couronné. La tête de saint Michel était remplacée par un saint Michel tuant le dragon à partir de 1750. Toutefois, ce poinçon était trop grand pour les petites pièces et au plus tard à partir de 1752 on a utilisé une tête de saint Michel crucifère pour les objets de petites dimensions, tandis que le premier restait réservé aux grands objets. Aucun des deux n'était couronné. La lettre annale était remplacée par les deux derniers chiffres de l'année. Il y avait deux versions : la première couronnée accompagnait le saint Michel tuant le dragon, la seconde, non couronnée, prenait moins de place et accompagnait la tête de saint Michel (voir, par exemple, les années 1752, 1755, 1759, 1760, 1762, 1764 et 1769). Vers 1770 le saint Michel tuant le dragon était abandonné et la tête du saint devenait la règle.

70

Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

50 1750

Calice St.-Vincent Nil-St.Vincent Photo WVD 51

1751

Drageoir Coll. privée Photo WVD

52 1752

Cuiller E. Fonfoneata Gand Photo WVD 52

1752

Missel Musée M Louvain Photo WVD

71 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

53 1753

Encensoir St.-Martin Alost Photo WVD

54 1754

Assiette Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye 55

1755

Doc. JVW

55 1755

Reliquaire St.-Pierre Louvain Photo WVD

1756

Doc. JVW

72 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

57 1757

Doc. JVW

58 1758

Plaquette Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye 59

1759

Fontaine à thé Coll. privée Photo WVD 59

1759

Huilier Coll. privée Photo WVD

60 1760

Doc. JVW

73 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

60 1760

Huilier Coll. privée Photo WVD 61

1761

Cuiller Musée DIVA Photo DIVA

61 1761

Huilier Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye 62

1762

Timbale MRAH Bruxelles Photo WVD

74 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

62 1762

Cuiller Coll. privée Photo WVD

63 1763

Deux timbales Abbaye d' Averbode Photo WVD 63

1763

Cafetière égoiste Coll. privée Photo WVD 64

1764

Plateau St.-Pierre Louvain Photo WVD

64 1764

Saucière Coll. privée Photo WVD

75 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

65 1765

Cafetière MRAH Bruxelles Photo WVD

65 1765

Cuiller Coll. privée Photo WVD

66 1766

Cuiller à olives Musée Seneffe Photo IRPA 67

1767

Ostensoir St.-Trudon Webbekom Photo WVD

68 1768

Cuiller Coll. privée Photo WVD

76 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

69 1769

Écuelle Musée Seneffe Photo IRPA 69

1769

Cafetière Musée DIVA Photo DIVA 70

1770

Cuiller Coll. privée Photo WVD

71 1771

Gobelet MRAH Photo WVD

73 1773

Chocolatière Coll. privée Photo WVD

77 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

74 1774

Fourchette Coll. privée Photo WVD

75 1775

Doc. JVW

76 1776

Doc. JVW

77 1777

Cuiller E. Fonfoneata Gand Photo WVD 78

1778

Doc. JVW

78 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

79 1779

Doc. JVW

80 1780

Cuiller Coll. privée Photo WVD

81 1781

Doc. JVW

82 1782

Doc. JVW

79 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

83 1783

Cafetière Château de Laarne Photo WVD

84 1784

Cafetière Musée Seneffe Photo IRPA

85 Sucrier MRAH Photo WVD

1785

86 1786

Fourchette Coll. privée Photo WVD

80 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

87 Photo C. Verecken galerie De Leye

1787

88 1788

Verseuse Château de Laarne Photo WVD

89 1789

Deux soucoupes Abbaye de Parc Heverlee Photo WVD 90

1790

Cuiller Coll. privée Photo WVD

81 Année

Poinçon millésime

Poinçons de garantie

Référence

91 1791

Cuiller Coll. privée Photo WVD

92 1792

Burette Coll. privée Photo C. Verecken galerie De Leye 93

1793

Cafetière Musée DIVA Photo Musée 94

1794

Couvert Coll. privée Photo WVD

82

Aiguière d'apparat Maître au portail entre I et P, 1707-11 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 52 et Magie II 29

83

Petit plateau Cornelius Van Eesbeeck, vers 1710 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 54

84

Boîte de toilette Daniel Pylemans, 1711-13 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 55

85

Saucière Maître marquant d'un hibou, 1730-34 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 62

86

Flambeau (d'une paire) Maître marquant d'un hibou, 1734-37 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 53

87

Bouilloire Hermanus Pylemans, 1734-37 Privé, photo Hugo Maertens, Magie II 36

88

Chocolatière Maître marquant d'une étoile à six rais, 1749 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 68

89

Rafraichissoir à verres Petrus Augustinus Ivens, 1753 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 70

90

Saucière en porcelaine japonaise Imari Petrus Josephus Fonson, 1760 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 73

91

Saucière (d'une paire) Ferdinandus Cornelius Carolus Millé, 1763 Privé, photo Hugo Maertens, Magie I 76

III. LES MAÎTRES-ORFÈVRES DE BRUXELLES ET LEURS POINÇONS

Liste des orfèvres La réglementation imposait aux orfèvres d'avoir un poinçon personnel de leur choix, permettant d'identifier l'auteur d'une pièce d'orfèvrerie. Ce poinçon devait être insculpé avec leur nom sur une plaque de cuivre conservée par les doyens et jurés du métier. Ces plaques de cuivre, appelées plaques d'insculpation, ne sont malheureusement, à notre connaissance, pas conservées pour l'ancien régime à Bruxelles. La source la plus importante pour l'identification des poinçons de Bruxelles n'est donc plus disponible. Certains poinçons sont connus par des pièces d'archives, des inscriptions, ou des initiales. Dans la liste ci-après on trouve: - des noms de maîtres-orfèvres bruxellois avec leur poinçon, s'il est connu; - des noms de maîtres-orfèvres bruxellois des XVIIe et XVIIIe siècles sans poinçon, s'il n'est pas connu; - des poinçons non identifiés de maîtres-orfèvres bruxellois. On n'y trouve pas: - des noms de personnes appelées orfèvres dans certains documents d'archives, mais qui ne figurent dans aucun document du métier. On ne sait donc pas si elles étaient maîtres-orfèvres. C'est par exemple le cas de noms dans un acte de décès ou dans une facture pour la réparation d'une pièce d'orfèvrerie religieuse. Il s'agit alors probablement du décès d'un compagnon orfèvre, ou d'une réparation faite par un compagnon, d'un fondeur d'étain ou même d'un batteur de cuivre. Ces personnes n'avaient pas de poinçon d'orfèvre. - des noms des maîtres-orfèvres du XVIe siècle, dont le poinçon n'est pas connu. On peut se référer à la publication d'Edmond Roobaert à leur sujet40.

40

E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Bruxelles, 2015.

93

Classement Les orfèvres sont classés dans l'ordre chronologique de la date de leur maîtrise, si celle-ci est connue. Sinon la date la plus proche est utilisée, telle que celle du premier ouvrage ou de la première fonction dans le métier.

Contenu 1) Pour chaque orfèvre dont le nom est connu, il y a une notice comprenant: a. les données biographiques connues: ° date de naissance ou du baptème X mariage avec le nom de l'épouse † date de décès ou de l'enterrement b. la carrière de l'orfèvre dans le métier: - l'apprentissage avec la date du début - l'acquisition de la bourgeoisie - la maîtrise avec la date d'inscription - la catégorie de contribution à la reconstruction de la maison des orfèvres, détruite lors du bombardement de Bruxelles par les Français en août 1695; les orfèvres payaient leur part en fonction de leurs possibilités financières (leur débit) - la fonction de doyen du métier - la fonction de commissaire du métier - quelques ouvrages conservés, si le poinçon est connu - le poinçon s'il est connu 2) Pour chaque poinçon non identifié figurant sur des pièces conservées - quelques ouvrages conservés - le poinçon

***

94

DE MEESTERS-EDELSMEDEN VAN BRUSSEL EN HUN MERKEN Lijst van de edelsmeden Volgens de reglementering moesten de edelsmeden een persoonlijk merkteken van hun keuze hebben, waardoor de maker van een stuk edelsmeedwerk kon geïdentificeerd worden. Dit merk moest, samen met hun naam, ingeslagen worden op een koperen plaat, die door de dekens en gezworenen van het ambacht bewaard werd. Die platen, insculpatieplaten genoemd, zijn voor zover bekend, spijtig genoeg niet bewaard gebleven voor het ancien régime te Brussel. De belangrijkste bron voor de identificatie van de Brusselse merken is daardoor niet meer beschikbaar. Sommige merken zijn bekend via archiefstukken, inscripties of de initialen. De hierna volgende lijst bevat: - namen van Brusselse meesters-edelsmeden met hun merk indien dat bekend is; - namen van Brusselse meesters-edelsmeden van de 17de en 18de eeuw zonder merk indien dat niet bekend is; - niet geïdentificeerde merken van Brusselse meesters-edelsmeden. In de lijst vindt men niet: - namen van personen die in sommige archiefstukken goudsmid of zilversmid genoemd worden, maar die in geen enkel document van het ambacht vermeld zijn. Men weet dus niet of ze meester waren. Dit komt voor in overlijdensaktes en in facturen voor de reparatie van kerkelijk zilverwerk. Het gaat dan waarschijnlijk om overlijdens van gezellen van meesters-zilversmeden, of om reparaties uitgevoerd door gezellen, tingieters of zelfs koperslagers. - namen van zilversmeden van de 16de eeuw, van wie het merk niet bekend is. Hiervoor verwijzen we naar de publicatie van E. Roobaert41. 41

E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Brussel, 2015.

95 Klassement De edelsmeden zijn gerangschikt in de chronologische volgorde van de datum van hun meesterschap, indien die bekend is. Zoniet wordt de dichtstbij zijnde datum gebruikt, zoals die van het eerste werkstuk of van de eerste functie in het ambacht. Inhoud 1) Voor elke zilversmid, van wie de naam bekend is, worden in een korte nota vermeld: a. de gekende biografische gegevens; ° de datum van de geboorte of het doopsel X het huwelijk met de naam van de echtgenote † de datum van het overlijden of de begrafenis b. de loopbaan van de edelsmid in het ambacht: - als leergast met de begindatum - de verwerving van het poorterschap van Brussel - het meesterschap met de begindatum - de categorie van de bijdrage tot de reconstructie van het ambachtshuis, dat door de Franse bombardementen van augustus 1695 vernield was; de edelsmeden moesten bijdragen in functie van hun financiële draagkracht (de omzet) - de functie van deken van het ambacht - de functie van commissaris van het ambacht - enkele bewaarde stukken, indien het merk bekend is - het merk, indien het bekend is 2) Voor elk merk dat op bewaarde werkstukken staat, maar dat niet geïdentificeerd is; - enkele bewaarde werkstukken - het merk

96

Noix de coco gravée montée en coupe Peeter Moeleman, 1536-38 Collection privée

97

A. LE XVIe SIỀCLE 1.

Maître marquant d'une coupe à baume dans un écusson Ouvrages Calice 1514, inscr. "A° XVc XIIII", Harmignies, église St.-Ghislain, Cat. 1

2.

Maître marquant d'une Vierge dans un écusson Ouvrages Ostensoir-tourelle, 1527-28, Wancennes, égl. Sts.-Gervais et Protais, Cat. 2

3. MOELEMAN ou MOLEMAN Peeter a. † 19/9/1543, égl. Ste.-Gudule b. Bourgeois de Bruxelles, 151142 Orfèvre travaillant principalement pour les églises Ouvrages Noix de coco montée en coupe

42

E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Bruxelles, 2015, t. II, pp. 264-267.

98

Calice Jean Druwet, 1553 St.-Trond, église Notre-Dame, photo IRPA

99 Le poinçon de Peeter Moeleman représente des ailes de moulin surmontant une coupe avec un couvercle en forme de couronne

4. DRUWET ou DRUET Jean a. X avec Vanden Winckel Johanna † 8/8/1554, égl. Ste.-Gudule b. Bourgeois de Bruxelles, 1529 Orfèvre travaillant pour l'autorité et orfèvre attitré de Ste.-Gudule Juré du métier, 1544-4543 Ouvrages Calice, 1553, inscr. "1553", St.-Trond, église Notre-Dame, Cat. 3 Son poinçon est parfois interprété comme ID, parfois comme la lettre D et un os

43

E. ROOBAERT, De meestertekens en de activiteiten van enkele zestiende-eeuwse Brusselse goudsmeden, dans De Stavelij, jaarboek 2012, pp. 47-53; E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Bruxelles, 2012, t. I, p. 371, t.. II, pp. 125-131.

100 5. STAES Robert a. X avec Riundvlees Anna † début 161344 b. Il a été fournisseur des archiducs de 1593 à 1606 Ouvrages Urne funéraire de l'archiduc Ernest d'Autriche, décédé en février 1595. Robert Staes fut payé en octobre 159545. Son poinçon représente un compas couronné ?

44

E. ROOBAERT, Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Bruxelles, 2015, t. II, pp. 329-333. 45 E. ROOBAERT, Staes Robert, orfèvre, fournisseur de l'archiduc Ernest d'Autriche, orfèvre à la cour des archiducs Albert et Isabelle et fabricant de l'urne, dans Bulletin de l'Institut Royal du Patrimoine Artistique, n° 32, 2006-2008, Bruxelles, 2009, pp. 245-246; J.-J. VAN ORMELINGEN, Armoiries et poinçons présents sur l'urne, dans ibidem, pp. 242-244; L. DE REN, Conclusion: datation de l'urne, dans ibidem, pp. 246247.

101

B. LE XVII e SIỀCLE 6.

CROISSART Niklaas Ouvrages Calice, 1601, inscr. "1601", Humelgem, égl. Ste.-Catherine Calice, 1633-34, Namur, Musée épiscopal Son poinçon comprend le nom CROISSART dans un cercle couronné

7. DE PAPE Guillielmus a. † 2/8/1640 b. Il est cité en 1601 Cet orfèvre est connu pour ses médailles en argent qu'il fabriquait pour plusieurs églises 8.

Maître marquant d'une feuille de trèfle couronnée Ouvrages Pyxide, 1604, Pulle, égl. Sts.- Pierre et Paul, Cat. 4 Calice, 1612, St.-Brixius-Rode Croix de procession, 1613, Tongerlo, abbaye Calice, 1613-14, Le Roeulx, égl. St.-Nicolas Calice, 1616-17, Glabbeek, égl. St.-Nicolas Ciboire, 1627-28, Doornzele, égl. Sts.-Pierre et Paul

102

Ostensoir-cylindre Johannes Van Rysinghen, 1606 Diest, Église St.-Sulpice, photo IRPA

103 9.

Maître marquant d' une étoile à six rais couronnée Ouvrages Calice, 1604, Averbode, Abbaye, Cat. 5

10. VAN RYSINGHEN Johannes b. Doyen du métier en 1612, 1617-18 et 1623-24 Ouvrages Ostensoir, 1606, Diest, égl. St.-Sulpice Son poinçon représente une branche de laurier

11.

DE HAMERE Joannes Ouvrages Ostensoir, 1607-08, La Hulpe, égl. St.-Nicolas Ostensoir, 1616, Lebbeke, égl. Notre-Dame46 Son poinçon représente un marteau couronné

46

J. DAUWE, Lebbeke's rijke verleden, Lebbeke, 1972, n° 53.

104 12. JACOBS Johannes a. ° 1574-75 X 1607 Judith Vander Lip b. Il se fixa au Collège de Bologne 13. COMPOSTELLE Michel b. cité 1610 Doyen du métier en 1616-17 et 1626-27 14. DE ROOVERE Jooris sr. II b. Doyen du métier 1610-11 15. CUYERMANS Peeter sr. b. Doyen du métier en 1612 16. Maître marquant de deux cerises (?) Ouvrages Navette, 1614, inscr. "1614", Averbode, Abbaye Plateau, 1616, inscr. "1616", Averbode, Abbaye

17. Maître marquant d'une grappe de raisins Ouvrages Navette, 1615, Hoves, égl. St.-Maurice, Cat. 6

105 18. ALIO Johannes b. cité en 1615 comme doyen sortant 19. VAN DER BEKEN Nicasius b. Doyen du métier en 1615-16 20. T'SERSTEVENS Gillis a. † 20/5/1644 b. Doyen du métier en 1615-16 21. DE SMET Stephanus sr. a. † 26/4/1654 ou 29/10/1655 b. Ancien doyen en 1615 et doyen en 1633-34 22. VANDEN HOUTEN Mattheus b. Doyen sortant en 1621 et doyen en 1636-37 Ouvrages Ciboire, 1615, Molenbeek-St.-Jean, égl. St.-Jean-Baptiste Ciboire, 1641-42, Châtelet, égl. Sts.-Pierre et Paul

23.

Maître marquant d'un cerf dans un écusson Ouvrages Couverture de missel, 1616-17, Hal, égl. St.-Martin, Cat. 7 Louche, 1618, Bruxelles, Musée communal, Cat. 62

106 24. VAN NYVERSELE Johannes sr. I b. Doyen du métier en 1616-17 25. BOTERMANS Nikolaas a. † 9/7/1636 b. Ancien doyen en 1617 et doyen en 1620 26. VANDER KELEN Lanceloot a. † 27/8/1667, égl. des Minimes b. Doyen sortant 1618-19 et doyen en 1625-26, 1636-37et 1653-54 27. Maître marquant d'une tête de loup ? Ouvrages Chrismatoire, 1619-20 Ostensoir, 1621-23, Doel, égl. Notre-Dame Ostensoir, 1621-23, Malines, cathédrale Son poinçon représenterait une tête de loup ?

28. DE ROOVERE Jooris jr. a. X Avaert Maria b. Cité en 1619 Doyen du métier, 1663-64 29. VAN WASSENHOVE Johannes b. Doyen du métier en 1620 30. Maître marquant d'une Vierge et Enfant dans une couronne de perles Ouvrages Timbale, 1620-21, inscr. "ANNO 1621", privé, Cat. 63

107

Reliquaire Maître marquant d'une tête de lion, 1625-26 Gand, église St.-Bavon, photo IRPA

108

31. BASTOIGNE Jacobus b. Doyen sortant en 1620 32. COLLET Adrianus a. † 12/10/1636, égl. Ste.-Madelaine b. Doyen du métier 1622-23 33. SYMOENS Lieven b. Doyen du métier 1622-23 34.

Maître marquant d'une tête de lion (?) Ouvrages Calice, 1623-25, Hal, égl. St.-Martin, Cat. 8 Reliquaire, 1625-26, Gand, St.-Bavon, Cat. 9 Plateau et deux burettes, 1626, Hal, égl. St.-Martin, Cat. 10

35.

Maître marquant d'un canard couronné Ouvrages Timbale, 1625-26, Enghien, home St.-Nicolas

109

Bénitier Maître marquant d'un fer à cheval et deux clous, 1639-40 Privé, photo WVD

110 36. DE PAPE Peeter a. † 1/4/1627, égl. des Frères Mineurs b. Doyen du métier 1625-26 37. BOEL Peeter b. Doyen du métier en 1626 38. Maître marquant d'un fer à cheval et deux clous Ouvrages Ciboire, 1626, inscr. "A° MDCXXVI", Brussegem, St.-Stéphane Ciboire, 1627, Meise, égl. St.-Martin Ciboire, 1627, Mollem, égl. St.-Stéphane Calice, 1627-28, Bruxelles, égl. des Riches Claires Ostensoir, 1628-30, Dottignies, égl. St.-Léger Bénitier, 1639-40, privé

39. Maître marquant d'une feuille ternaire dans une ellipse Ouvrages Ciboire, 1631-32, Serskamp, égl. St.-Denis, Cat. 11

111 40. GOOSSENS Guillielmus sr. a. † 5/3/1655, Ste.-Gudule b. Doyen du métier en 1631 et en 1634-35 41. VANDER BORCHT Daniel a. † 21/7/1655, égl. St.-Jacques b. Changeur en 1632 Doyen du métier 1641 42. BOTERMANS Steven a. † 9/8/1662 b. Doyen du métier 1641-42 Ouvrages Calice, 1632-33, privé Navette, 1633-34, Namur, Musée épiscopal Ciboire, 1648-49, Bonlez, égl. Ste.-Catherine, Cat. 17 Plateau, 1649-52, Amsterdam, égl. Notre-Dame Son poinçon se compose des initiales SB et un panier.

43. VAN NYVERSELE Joannes sr. II b. Doyen du métier 1651-52 Ouvrages Plateau et burettes, 1635-38, Laarne 43 Ostensoir, 1640, inscr. "1640", Zullik, égl. Notre-Dame Ostensoir, 1640-41, Jette, égl. St.-Pierre Calice, 1646-47, Mollem, égl. St.-Stéphane Ostensoir, inscr. "A° 1654", Baardegem, égl. Ste.-Marguerite Lampe d'autel, 1662-63, Duffel, égl. Notre-Dame Calice, 1682-83, Laarne 45 Calice, 1683, Herenthout, Chapelle de Berlaar, inscr. "1683"

112

44. DE MOLDER Engelbert b. Doyen sortant en 1636-37 45. SYMOENS Guillielmus b. Doyen du métier en 1636-37 46. WATERLOOS Sigebertus jr. a. ° 1596 fs Sigebertus sr. † > 1674 b. Contrôleur-Général à la Monnaie 1636-73 47. Maître marquant d'une figure couronnée (tête de chien ?) Ouvrages Salière, 1638, Enghien, home St.-Nicolas

48. MERTENS Laureys b. Ancien doyen du métier en 1640 49. BROECKMANS Lucas a. † 13/11/1674 égl. Ste.-Madelaine b. Doyen sortant du métier 1640 50. PEPERMANS Hubertus b. Doyen du métier 1640

113 51.

Maître marquant des lettres AR dans un cercle Ouvrages Saupoudroir tripode, 1641-42, privé, Magie II, 25

52. DE ROOS Adrianus a. † 8/10/1696 égl. Ste-Gudule Ouvrages Ostensoir, 1641-42, Lennik-St.-Martin, égl. St.-Martin Ostensoir, 1642, Vlezembeek, égl. Notre-Dame, Cat. 13 Paire de plats, 1652-54, privé, Cat. 64 Chrismatoire, 1687-88, Bruxelles, égl. St.-Jacques Encensoir, 1692-94, Aerschot, égl. Notre-Dame Son poinçon représente une rose dans un écusson

53. Maître marquant d'une gerbe de blé ? Ouvrages Reliquaire, 1642, inscr. "1642", Haut-Ittre, égl. St.-Laurent Son poinçon représente une gerbe de blé ?

114

Missel Peeter Alio, 1644 Bruxelles, CPAS, photo IRPA

115 54. VAN GELRE Godefridus jr. a. † 21/11/1672 égl. St.-Michel b. cité en 1642 Ancien doyen 1656 55. VAN MOERMANS Johannes b. Doyen du métier 1642-43 56. VAN VOLCXEM Paulus a. ° 13/3/1601 égl. Ste.-Gudule X1 17/9/1625 avec Mouton Barbara égl. Ste.-Gudule X2 30/5/1658 avec Umans Elisabeth † 1689 ? b. Doyen du métier 1642-43 57. WATERLOOS Denis sr. a. ° 1/1593 fs. Sigebertus sr. et Vander Jeucht Catharina X 1619 avec Daelmans Margareta † 20/11/1647 égl. des Frères Mineurs b. Doyen du métier 1642 58. ALIO Peeter a. † < 1693-94 b. Ancien doyen 1686 Sa veuve a continué l'atelier avec son fils de 1696 à 1703 Ouvrages Calice, 1643, Lembeek, égl. St.-Véron, Cat. 16 Missel, 1644, Bruxelles, Musée CPAS

59.

DE MAYERE Joachim Ouvrages Reliquaire, 1646, Wakkerzeel, égl. St.-Hubert Calice, 1649, Tirlemont, égl. St.-Germain

116

Ciboire Maître marquant d'un V sous un marteau, 1648-49 Bruxelles, CPAS, photo IRPA

117 Reliquaire, 1651, inscr. "1651", Haacht, égl. St.-Remi Calice, 1656-57, Lennik-St.-Martin, égl. St.-Martin Deux calices, 1661, inscr. "1661", Heverlee, Abbaye Ciboire, 1661-63, Seneffe 40 Ostensoir, 1662-63, Itterbeek, égl. St.-Pierre Ostensoir, 1662-63, Kobbegem, égl. St.-Géry, Cat. 21 Son poinçon comprenait probablement les lettres DMA (?) avant 1659 et les lettres MA à partir de 1659

< 1659

> 1659

60.

Maître marquant d'une étoile à six rais dans un écusson Ouvrages Ostensoir, 1647, Schendelbeke, égl. St.-Amand Calice, 1649-51, Dendermonde, Abbaye des Bénédictins Calice, 1651-53, Wadelincourt, égl. Vendregésile Timbale, 1656, inscr. "1656", Heverlee, Abbaye

61. USSELINCX (URSELINCX) Guillielmus a. † 16/8/1667, égl. St.-Nicolas b. Ancien doyen en 1648 62.

Maître marquant d'un V sous un marteau ou fleur ? Ouvrages Ciboire d'administration, 1648-49, Bruxelles, CPAS, Cat. 18

118 63. Maître marquant de trois fleurs Ouvrages Reliquaire, 1648-49, Saint-Gilles Bruxelles, égl. St.-Gilles

64. VAN NYVERSELE Franciscus sr. a. † 19/7/1657 b. Ancien doyen du métier, 1648 65. PARDO Jacobus a. † 20/6/1653 b. Ancien doyen du métier, 1648 66. VAILLANT Carolus a. † 5/3/1676, égl. St.-Géry b. Ancien doyen du métier, 1648 67. VANDER WEERDE Engelbertus sr. a. † 6/7/1650, égl. des Frères Mineurs b. Cité en 1648 68. Maître marquant d'une roue Ouvrages Chrismatoire, 1649-51, Bruxelles, Musée CPAS, Cat. 19 Paire de chandeliers, 1649-51, Helkijn, égl. St.-Jean

119 69.

Maître marquant d'un sedes sous un chapeau de cardinal Ouvrages Plateau ovale, 1649-51, Moorsel, égl. St.-Martin

70. DE MAYERE Mathijs a. † 8/12/1665, égl. Ste.-Gudule b. Cité en 1649 71. HUYSMANS Peeter b. Ancien doyen du métier 1655 Ouvrages Ciboire, 1651-53, Miskom, égl. St.-Germain Son poinçon représente les lettres PH

72.

VANDER LINDEN Peeter Ouvrages Lampe d'autel, > 1651, Montaigu, égl. Notre-Dame Ciboire, 1684-85, Woluwe-Saint-Lambert, égl. St.-Lambert Son poinçon représente probablement les lettres PL et un arbre

120 73. WILDE Franciscus a. † 31/3/1665, égl. Ste.-Gudule b. Doyen du métier 1653-54 74. PHILIPS Johannes b. Philips Joannes est cité dans une résolution du métier de 1686. Ouvrages Calice, 1654-56, Jezus-Eik, égl. Notre-Dame Ciboire d'administration, 1665-66, Bruxelles, égl. St.-Michel Calice, 1668-73, Bruxelles, égl. St.-Nicolas Ciboire, 1675-76, Zaventem, égl. St.-Martin Plateau, 1680-81, Adegem, égl. St.-Adrien Plateau, 1687-88, Malines, égl. St.-Jean-Baptiste Le poinçon représentant un marteau entre les lettres IP peut être le sien. Un autre orfèvre avec les mêmes initiales, Jacobus De Pape, est décédé en 1680, et est donc exclu pour ce poinçon.

75. COLLET Michiel a. † 24/7/1670, égl. de la Madelaine b. Ancien doyen du métier 1655 76. COPPENS Andreas a. † 27/12/1669, égl. de la Madelaine b. Ancien doyen du métier 1655 77. CUYERMANS Peeter a. X 31/7/1648 weduwe Collet b. Doyen du métier 1655-57 78. GIJSELEERS Cornelius a. † 16/1/1695, égl. Ste.-Gudule b. Doyen du métier 1655-57, 1663-64, 1673-74

121 79. STAES Albert b. Ancien doyen du métier 1655-56 80. DE WINT Guillielmus a. † 3/5/1700, égl. Ste.-Gudule b. Ancien doyen du métier 1655-56 Doyen du métier 1658-59, 1692-93 81. VAN BOECKHOUT Laurentius a. † 24/3/1696 b. Cité en 1657 Ancien doyen du métier, 1691 82. VANDER KELEN Gaspard a. † 5/10/1660, égl. des Minimes b. Ancien doyen du métier, 1657 83. Maître marquant des lettres MC dans un cercle (Cool Mattheus ?) Ouvrages Reliquaire, 1668-73, Bruxelles, égl. St.-Michel Ciboire, 1676-78, Hal, égl. St.-Martin Ciboire, 1678-80, Bruxelles, égl. St.-Michel Le poinçon représentant les lettres MC dans un cercle est probablement celui de Mattheus Cool

84. T'SERSTEVENS Franciscus a. ° 26/3/1629 X Van der Zypen Catharina † 14/2/1695 b. Ouvrages Burettes, 1668-73, Hakendover, égl. du Divin-Sauveur Gobelet, 1676-79, privé

122 Encensoir, 1688-89, Jodoigne, égl. St.-Médard47 Son poinçon représente les lettres FT

85. DENIJS Daniel a. † < 1691 b. Doyen du métier, 1673-74 86. VAN BALLAER Peeter a. † 3/6/1696 b. Ancien doyen du métier, 1674 Doyen sortant, 1682 87. DE CACHIOPIN Jacobus a. †10/1/1698, égl. Ste.-Catherine b. Changeur Ancien doyen, 1674 88. VANDEN HOUTEN Simon b. Doyen du métier, 1674-75 89. HILAIR Engelbertus sr. a. † 18/7/1721 b. En procès avec le métier en 1674-75 Débit moyen en 1701-02 90. DE KEYSER Johannes sr. b. Doyen du métier, 1674-75 et 1712-13

47

E. WAUTERS, Zeventiende-eeuws Brussels zilver met het meesterteken "FT", s.l., 2018; C. DE FOSSA, La famille T'Serstevens, Bruxelles, 2018, p. 335.

123 91. DE PAPE Jacobus a. † 9/10/1680, égl. des Frères Mineurs b. Ancien doyen, 1674 92. T'SERSTEVENS Joannes sr. I a. †1/5/1686 b. Ancien doyen, 1674 93. DE CACHIOPIN Jacomo a. X Vander Perre Anna † 25/3/1703 b. Ancien doyen, 1678 Débit moyen en 1696-1703 94. GRIMBERGS Marcus b. Ancien doyen, 1678 95. JUWET Jean-Baptiste sr. b. Ancien doyen, 1678 96. NULANTS Andreas b. Doyen du métier, 1678 et 1681 Débit moyen, 1696-1703 97. DU RY Bartholomeus sr. b. Ancien doyen, 1678 98. DE WINT Paulus b. Ancien doyen, 1678 99. T'SERSTEVENS Marcus jr. I b. Doyen du métier, 1678 et 1681 Changeur 1695 Il partait pour Anvers après 1697 Ouvrages Deux insignes, 1682, Bruxelles, Musée communal Moutardier, 1686-87, Seneffe 67 Croix reliquaire, 1690, inscr. "1690", Wemmel, égl. St.-Servais, Cat. 23

124 Son poinçon représente les lettres TS

100. BARRÉ Daniel a. † 10/1/1696 b. Ancien doyen du métier, 1686 101. DE WITTE Johannes Carolus sr. a. † > 1751 b. Cité dans les archives du métier en 1686 Doyen du métier, 1692-94 Débit moyen, 1696-1703 Contrôleur-général de la Monnaie en 1717 102. VAN DEN BERGEN Peeter a. † 24/10/1698, égl. des Frères Mineurs b. cité en 1686 103. VANDER BORCHT Peeter a. X 11/11/1685 avec Balaert Elisabeth † 1694 b. cité dans une résolution du métier en 1686 104. BORREMANS Jean-Baptiste a. † 1/6/1718, égl. de la Chapelle b. Ancien doyen, 1686 Doyen du métier, 1696-97 105. CITERS Franciscus b. Cité dans les archives du métier en 1686 Débit moyen, 1696-1703 106. VANDER DONCK Hieronimus a. † 23/8/1713, égl St.-Nicolas b. Cité dans les archives du métier en 1686

125 107. VAN EESBEECK Albertus b. Cité dans les archives du métier en 1686 108. VAN ESSENS Franciscus b. Cité dans les archives du métier en 1686 Faible débit, 1696-1702 109. VAN EESBEECK Cornelius jr. a. X avec Goffin Cornelia † 4/9/1712, égl. Ste.-Gudule b. Doyen du métier, 1686-87 Très grand débit, 1696-1703 Ouvrages Paire de flambeaux, 1696-97, privé48 Plateau, 1704-07, privé Deux trembleuses, 1707-11, privé, BCG 171, Cat. 80 Nécessaire de toilette, 1711-13, Château d'Attre Paire de flambeaux, 1711-13, Magie II, 2849 Son poinçon est le monogramme CVE

110. JUWET Franciscus a. † 22/10/1710 b. Cité dans les archives du métier en 1686 Faible débit, 1696-1702 111. DE MAYER Joannes Ignatius b. Cité dans les archives du métier en 1686 Très faible débit, 1696-1704

48

J.-J. VAN ORMELINGEN, Une paire de flambeaux aux armes Gielis Hujoel et Vits (Bruxelles 1692-1696), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 217-220. 49 M. T'KINT DE ROODEBEKE, Une paire de flambeaux aux armes Wirix (Bruxelles 1711-1712), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 228-232.

126 112. DE ROOS Leonardus a. † 29/5/1738, égl. Ste.-Catherine b. Cité dans les archives du métier en 1686 Orfèvre "pauvre", 1701-02 113. THUYS Gaspard a. † 4/7/1723, égl. de la Chapelle b. Doyen du métier, 1687-88 Faible débit, 1698-1703 114. DE WINT Peeter b. Doyen du métier, 1687-88, 1690-91 et de 1693-94 jusqu'à 1695-96 Changeur, 1698-1704 115. Maître marquant d'une tour en-dessous d'une étoile à six rais Ouvrages Plateau et deux navettes, 1688-89, Kersbeek-Miskom, égl. St.Servais

116. VAN DER ACHTER Judocus a. † 16/4/1726, égl. Ste.-Gudule b. Maître, 1/5/1688 117. VAN NYVERSELE Peeter a. † 10/5/1713, égl. Ste.-Gudule b. Maître, 24/4/1688 Débit moyen, 1696-1703 Doyen du métier, de 1699-1700 à 1701-02 et 1711-12

127 118. ZEGERS Johannes b. Doyen du métier, 1688-89 119. T'SERSTEVENS Franciscus sr. a. † 14/2/1695, égl. des Dominicains b. Ancien doyen, 1689 120. VAN NYVERSELE Franciscus jr. I a. † 9/12/1700, égl. de la Chapelle b. Doyen du métier, 1689-90, 1699-1700 121. COLLET Henricus a. † 1694-95 b. Ancien doyen, 1689 122. LEPISE Guillielmus a. X avec De Pelckeneer Elisabeth † 4/5/1707, égl. St.-Nicolas b. Ancien doyen, 1689 123. TIMMERMANS Carolus sr. a. † < 1696 b. Ancien doyen, 1689 124. TIMMERMANS Judocus sr. b. Cité dans les archives du métier en 1693 Ouvrages Calice, 1689-90, Louvain, hôpital St.-Pierre Son poinçon représente probablement les initiales IT et un arc

128 125. PYLEMANS Henricus sr. a. † 4/5/1709, égl. St.-Nicolas b. Faible débit, 1696-1703 Ouvrages Insigne, 1690, inscr. "1690", Bruxelles, MRAH, Cat. 71 Paire de chandeliers, 1691-92, Laarne 46 Navette, 1692-94, Pamel, égl. St.-Géry Ciboire, 1692-94, Opzullik, égl. Notre-Dame Deux chandeliers, Herenthout, Chapelle de Herlaar

126. VAN BALLAER Carel a. † 4/2/1746, égl. des Frères Mineurs b. Maître, 1691-92 Doyen du métier, de 1707-08 à 1710-11 Débit assez grand Ouvrages Fourchette, premier quart XVIIIe, DIVA 129 Cuiller et cuiller à café, premier quart XVIIIe, privé Son poinçon comprend un compas couronné et les initiales CVB

127. TILLART, Martinus b. Ancien doyen, 1691 Doyen du métier, 1697-98 Faible débit, 1696-1703 Ouvrages Quatre chandeliers 1694-96, Montaigu, égl. Notre-Dame

129 Son poinçon est probablement le monogramme MT

128. RIMBOUT Nicolas a. † 20/1/1735, égl. St.-Nicolas b. Doyen du métier, 1691-92 et 1694-96 Important débit, 1696-1703 Ouvrages Clé, 1710, offerte à la ville de Louvain par Charles III, Louvain Miroir, 1717-22, privé Ostensoir, 1717-22, Orp-le-Grand, égl. St.-Martin Ostensoir, 1721, Dilbeek, égl. St.-Ambroise Encensoir, 1727-30, Baardegem, égl. Ste.-Marguerite Son poinçon est un oiseau tenant une branche dans son bec

129. DE SMET Stephanus jr. a. † 22/5/1714 b. Maître, 1692-93 Faible débit, 1696-1703 130. LA FEYS Andreas a. † 28/9/1707 b. Cité dans les archives du métier en 1692 131. HILAIR Henricus b. Maître, 1692-93 132. DE HOCHT Cornelius a. X avec Stevens Francisca b. Maître, 1692-93 Faible débit, 1697-1703

130 133. BRICQUET Philippus Josephus a. † 21/12/1720, égl. de la Madelaine b. Maître, 30/8/1693 Faible débit, 1696-1702 134. CARPENTIER Peeter jr. a. X avec Reeschieter Joanna Maria † 9/10/1733 b. Maître, 2/10/1693 Débit moyen, 1696-1703 Doyen du métier, de 1704-05 à 1706-07 135. Maître marquant des initiales P.B Ouvrages Calice, 1694-96, Diest, égl. St.-Sulpice Paire de chandeliers, 1694-96, Alost, égl. St.-Martin Paire de chandeliers, 1696-97, Termonde, égl. St.-Blaise

136. VAN EESBEECK Antonius a. † 9/6/1728, égl. Ste.-Gudule b. Cité dans les archives du métier en 1694 Débit moyen, 1696-1703 Doyen du métier, 1702-04 et 1711-13 137. LACOURT Johannes a. † 20/8/1728, égl. Ste.-Gudule b. Maître, 2/9/1694 Faible débit, 1695-1703 138. TIREL Dominicus b. Maître, 2/9/1694 Très pauvre

131 139. DUVIVIER Marcus b. Cité dans les archives du métier en 1694 Doyen du métier, 1697-98 140. MEULEMANS Johannes jr. b. Maître, 1694-95 141. VANDER BORCHT Engelbert a. † 9/7/1718 b. Changeur, 1695 142. BORREMANS Adrianus b. Maître, 3/5/1695 143. MEULEMANS Peeter b. Maître, 5/4/1695 144. VAN DE PUTTE Peeter b. Changeur, 2/5/1695 Doyen du métier, 1696-97 145. DE ROOVERE Jooris Jacobus b. Maître, 6/8/1695 146. DE CACHIOPIN Niklaas sr. a. fs. Jacobus † 11/4/1721, égl. St.-Nicolas b. Faible débit de 1696 à 1702 Doyen du métier, 1698-99 147. VAN VOLCXEM Petrus a. ° 22/6/1626, fs Paulus et Mouton Barbara X1 18/3/1660 avec Haesaert Maria-Theresia X2 29/6/1668 avec De Sadeleer Johanna ? † 9/10/1715, égl. Ste.-Gudule b. Faible débit, 1696-1703 148. VAN DER BRUGGHE Jean-Baptiste a. † 19/6/1719

132 b. Il payait sa contribution au métier en 1696-97 149. DE CACHIOPIN Antonius b. Maître, 11/3/1696 150. HILAIR Jacobus b. Très faible débit, 1696-1703 151. COPPENS Hermanus a. X Heyvaert Anna † 22/1/1725 b. Faible débit, 1696-1703 Doyen du métier, 1702-03 Ouvrages Deux aiguières et bassins, 1697-98, Gaasbeek Saupoudreuse, vers 1700, BCG 116, Magie II 27 Dix-huit assiettes, 1713-17, privé Deux plats, 1713-17, privé Son poinçon représente une fleur sur une tige Après son décès sa veuve a continué l'exploitation de l'atelier avec usage du poinçon de son mari (voir ci-après)

152. DE DONCKER Hieronimus b. Faible débit, 1696-1703 153. VAN GEMERT Christoffel Franciscus a. † 28/7/1744, égl. de la Chapelle b. Changeur, 21/5/1696 154. JUWET Ignatius sr. a. † 27/7/1709, égl. de la Chapelle b. Maître, 29/4/1696, Faible débit, 1696-1703 Sa veuve a continué l'atelier avec ses fils jusqu'en 1742 ?

133 155. ROOS Johannes b. Très pauvre, 1696-1703 156. T'SERSTEVENS Jean-Baptiste sr. I a. X Raes Barbara † 28/2/1740 b. Débit important, 1696-1703 Changeur, 23/7/1697 Doyen du métier, de 1707-08 à 1710-11 et de 1717-18 à 1724-25 157. T'SERSTEVENS Johannes sr. II b. Changeur, 25/2/1698 Faible débit, 1696-1703 Sa veuve est encore mentionnée sur la liste des orfèvres en 1721 158. DE POTTER Andries b. Très faible débit, 1696-1703 Ouvrages Saupoudroir, 1725-27, Seneffe 42, Cat. 101 Son poinçon est un monogramme ADP

159. TACONNET Niklaas b. Débit moyen, 1696-1703 Doyen du métier, 1699-1700 160. TIMMERMANS Adrianus sr. b. Faible débit, 1696-1703 Cité sur la liste de 1721 161. USSELINCX Niklaas a. X avec Rayé Maria † < 1707

134 b. Ancien doyen, 1696 Faible débit, 1696-1703 Doyen du métier, 1698-99 162. APPELMANS Guillielmus a. X avec Pacho Katharina † 7/2/1702 b. Maître, 1697-98 163. VAN DER BEKEN Antonius a. fs Adrianus b. Maître, 25/8/1697 164. VAN ELSRACK Henricus b. Apprenti chez De Mayer Ignatius, mai 1694 Maître, 6/1/1697 165. HILAIR Alexander Franciscus a. † 17/7/1722 b. Maître, 21/12/1697 Faible débit, 1701-02 166. VAN DER PLANCKEN Ludovicus Michael Judocus a. ° 12/10/1677, fs. Ludovicus et Moulaert Johanna, égl. de la Chapelle † 17/3/1766 b. Apprenti chez Juwet Franciscus, 27/3/1692 Maître, 30/6/1697 Faible débit, 1697-1703 Doyen du métier, de 1730-31 à 1733-34 et 1758 Débit moyen, 1740-50 167. T'SERSTEVENS Tobias sr. a. X avec Van den Brande Anne † 15/7/1726, égl. St.-Géry b. Changeur, 15/1/1698 Doyen du métier, de 1704-05 à 1706-07

135 168. DE BRUYN Sebastiaan a. † 1724 ? b. Doyen du métier, de 1699-1700 à 1701-02 169. DU RY Johannes a. fs. Bartholomeus ? b. Maître, 4/10/1699 Faible débit, 1701-02 Son poinçon est un monogramme DR

136

Ostensoir-soleil Jean François Berlo, 1701-02 Alost, égl. St.-Martin, photo IRPA

137

C. LE XVIIIe SIỀCLE 170. BERLO Johannes Franciscus sr. a. † 1737 b. Ouvrages Ostensoir, 1700-01, Limal, égl. St.-Martin Ostensoir, 1701-02, Alost, égl. St.-Martin Ostensoir, 1704-07, Genepien, égl. St.-Jean l'Évangéliste Ostensoir, 1704-07, Nivelles, égl. Ste.-Gertrude Calice, 1707-11, égl. St.-Michel Son poinçon est le monogramme FBO

171. Maître marquant d'une paire de ciseaux Ouvrages Reliquaire, 1700-1701, Soignies, égl. St.-Vincent

172. VAN DER ACHTER Johannes a. † 25/2/1741, Molenbeek-Saint-Jean b. Maître, 1700-01 173. DE ROOS Peeter b. Maître, 17/12/1700 174. BERLO Franciscus a. X avec Deschamp Marie-Anne † 23/5/1719, égl. St.-Nicolas b. Débit moyen, 1701-02

138 175. LA FEYS Franciscus b. Faible débit, 1701-02 176. RIMBOUT Michael a. † 23/8/1726, égl. des Minimes b. Débit moyen, 1701-02 177. GRONDONE Jean-Baptiste a. ° Bruxelles b. Apprenti chez De Cachiopin Niklaas sr., 1692 Maître, 4/1702 Faible débit, 1702 Cité pour la dernière fois en 1722 178. MICHEL Gillis a. ° Liège † 23/6/1771 à l'âge de 103 ans b. Apprenti chez De Mayer Johannes Ignatius, 14/2/1700 Maître, 3/4/1702 Faible débit, 1740-64 Ouvrages Bouilloire, 1713-17, privé, Magie I 57, Cat. 86 Son poinçon pourrait être celui avec les initiales GM, mais l'attribution à Marckaert Guillielmus est également possible

179. WEEMAELS Simon a. ° Bruxelles † 7/12/1730, égl. des Minimes b. Maître 23/4/1702 Doyen du métier de 1713-14 à 1716-17 180. MARCKAERT Guillielmus a. ° Bruxelles b. Apprenti chez Vander Borcht Engelbert, 26/5/1695

139 Maître, 13/5/1703 Commissaire du métier, 7/7/1719 Débit moyen, 1740-47 Ouvrages Bouilloire, 1713-17, privé, Magie I 57, Cat. 86 ? Le poinçon GM pourrait être celui de Marckaert Guillielmus, mais l'attribution à Michel Gillis est également possible

181. VANDER BORCHT Franciscus a. fs Peeter X avec Cocquille Anna Maria † 2/2/1713, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez La Feys Andreas en 1694-95 Maître, 1704-05 182. TIMMERMANS Carolus jr. b. Maître, 1704-05 Ouvrages Saucière, 1725-27, Magie I 60, Magie II 33 Paire de jattes, 1727-30, Seneffe 66, Cat. 106 Encensoir, 1737-40, Verrebroek, égl. St.-Laurent Plateau, 1746-48, privé Cafetière, 1746-48, Magie II, 39 Deux plats, 1746-48, privé Douze assiettes creuses, 1747-49, privé, Cat. 150-151 Son poinçon probable comprend les initiales CT et un arbre

183. VANDER BORCHT Johannes a. fs Hendericus b. Maître, 13/4/1705

140 184. DE POTTER Judocus sr. a. X Cornel Margareta † 11/5/1719 b. Apprenti chez son père Andries, 28/4/1702 Maître, < 3/8/1705 185. SCHORDYNS Peeter a. ° Bruxelles X1 avec De Cock Johanna X2 avec De Witte Anna Margareta † 22/8/1758, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez Van der Beken Antonius, 21/2/1700 Maître, 1705-06 186. BERNAERTS Albertus a. fs. Guillielmus † 7/2/1744, égl. St.-Nicolas b. Maître, 1706-07 187. BERNAERTS Franciscus Guillielmus a. fs. Guillielmus ? b. Maître, 1706-07 188. Maître marquant d'un portail entre les lettres I et P Ouvrages Calice, 1707-11, Tongre-Saint-Martin, égl. St.-Martin Cruche, 1707-11, privé Aiguière, 1707-11, BCG 126, Magie II 29 Écritoire, 1711-13, BCG 188 Son poinçon représente un portail entre les lettres IP

141 189. DE BAILLIENCOURT François, dit COURCOL50 a. ° Béthune X Bruxelles 17/12/1705 avec T'Serstevens Johanna Maria Theresia b. Apprenti chez T'Serstevens Jean-Baptiste, 24/1/1706 Bourgeois de Bruxelles, 20/5/1707 Maître, 1707 Il retourna à Béthune en 1714 Ouvrages Jatte, 1er quart XVIIIe, privé Son poinçon représente probablement les initiales FC et un coq

190. GANDOIN Alardus a. ° Valenciennes † 30/12/1715 b. Apprenti chez De Potter Judocus sr., 3/8/1705 Bourgeois de Bruxelles, 26/11/1707 Maître, 1/12/1707 Ouvrages Deux écuelles, 1713-17, privé, Magie I 58 Son poinçon représente probablement les initiales AG couronnées

191. PAUWELS Augustinus a. ° Malines X avec Verdeyen Anna Maria, 4/4/1707 † 6/10/1747 b. Apprenti chez Vander Borcht Jean-Baptiste Bourgeois de Bruxelles, 29/3/1707 Maître, 12/4/1707 Commissaire du métier, 7/7/1719 50

N. CARTIER, L'orfèvrerie de la jurande d'Arras, Aire-sur-la-Lys, 1983, p. 75; N. CARTIER, Aiguière de Béthune de 1719, dans L'Estampille, 1998, fiche 330B.

142

Saupoudroir et moutardier Peeter Alio jr., 1730-34 Anvers, Musée DIVA, legs P. Lunden, photo Provost

143

Théière Peeter Alio jr., 1734-37 Anvers, musée DIVA, legs P. Lunden, photo Provost

144 192. ALIO Peeter jr. a. fs. Peeter sr. † 31/1/1750, Molenbeek-Saint-Jean b. Apprenti chez Berlo Johannes Franciscus sr., 1694-95 Maître, 19/8/1708 Débit moyen, 1740-45 Ouvrages Bénitier, 1711-13, privé, Cat. 82 Théière, 1725-27, privé Couvercle, 1725-27, Seneffe 37 Boîte à thé, 1727-30, Seneffe 38 Boîte à thé, 1727-30, DIVA 132, Cat. 105 Saupoudroir et moutardier, 1730-34, Bruxelles, MRAH, Cat. 111 Saupoudroir et moutardier, 1730-34, DIVA 133, Cat. 112 Théière, 1734-37, DIVA 134, Cat. 121 Théière, 1734-37, privé, Cat. 120 Saupoudroir et moutardier, 1737-40, privé, BCG 120 Son poinçon représente une ancre entre les initiales P et A. Il est presque le même que celui de son père Peeter sr.

193. VAN LEEUW Dominicus a. † 3/2/1713, égl. Ste.-Gudule b. Maître, 22/10/1709 194. COOL Peeter a. fs Mattheus † 28/2/1740, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez Essens Franciscus, 1697-98 Maître, 18/6/1709 Doyen du métier, de 1717-18 à 1724-25

145 195. JUWET Jean-Baptiste jr. a. X avec Mouriau Johanna † < 1735 b. Maître, 26/11/1709 196. PYLEMANS Daniel a. † 23/6/1730 b. Apprenti, < 12/12/1700 Maître, 9/6/1709 Ouvrages Ciboire, 1711, inscr. "1711", Uccle, égl. St.-Pierre Boîte de toilette, 1711-13, BCG 174, Magie I 55 Miroir, 1711-13, privé Écuelle, 1713-17, privé, Cat. 87 Aiguière, 1713-17, Laarne 47, Cat. 88 Toilette, 1713-24, BCG 173, Cat. 83 Son poinçon ressemble beaucoup à celui d'Henricus Pylemans, qui est décédé en 1709, l'année où Daniel est devenu maître

197. VAN DEN BLOCK Judocus sr. a. X avec Vanden Bossche Maria Barbara † 12/8/1741 b. Maître, 9/3/1710 Sa veuve a continué l'activité de l'atelier pendant quelques années 198. HEYVAERT Peeter a. ° Bruxelles X avec De Smedt Margareta † 10/2/1733, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez Appelmans Guillielmus, 1698-99 Maître, 16/3/1710

146 199. MARCKAERT Jacobus a. ° Bruxelles b. Maître, 6/4/1710 200. T'SERSTEVENS Cornelius a. fs. Joannes sr. II X avec Mombaerts Anna, 13/6/1711 † 13/4/1758, égl. St.-Nicolas b. Maître, 18/1/1710 Doyen du métier, de 1734-35 à 1736-37 Débit le plus grand, 1740-1756 Changeur, 23/7/1750 201. Maître marquant d'un bateau Ouvrages Deux plats profonds, 1711-13, privé Saupoudroir, 1711-13, Magie I 56 Miroir, 1711-13, privé Plateau, 1713-17, Pamel, égl. St.-Géry Écuelle, 1713-17, privé Huilier, 1727-30, Bruxelles, Musée communal

202. DE CONINCK Peeter Fanciscus a. ° Comines † 12/2/1726, égl. Ste.-Gudule b. Bourgeois de Bruxelles, 15/4/1711 Maître, 25 ou 26/4/1711 203. RIMBOUT Marcus a. ° Bruxelles † 9/6/1754, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son frère Niklaas, 1691-92 Maître, 21/4/1711

147

Hanap de la corporation Saint-Sébastien de Diest (détail) Gaspard Lanoy, 1714 Privé, photo Hugo Maertens, Cat. 92, Magie II 30

148 Doyen du métier, de 1713-14 à 1716-17 Débit très important, 1740-48 Sa veuve avait encore un très grand débit, 1755-56 204. LANOY Gaspard a. ° Tirlemont, 5/8/1678, fs Roeland et Haelin Johanna X avec Racourt Elisabeth † 12/10/1750, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti à Anvers chez Van Beughem Jan Karel Bourgeois de Bruxelles, 10/1/1710 Maître à Bruxelles, 25/5/1711 Ouvrages Ciboire, 1711, Molembeek-Wersbeek, égl. St.-Laurent Hanap, 1714, inscr. "1714, G. LANOY INVENIT ET FECIT", Diest, Musée communal, Magie II 30, Cat. 92 51 Couvercle d'une coupe, 1723, inscr. "G. LANOY FECIT", Magie I 59, Magie II 31 Croix reliquaire, 1727-30, Termonde, égl. Notre-Dame Son poinçon représente une boîte avec des burins

205. BOURGEOIS Carolus a. ° Ath b. Apprenti chez Alio Peeter jr., 1708-09 Bourgeois de Bruxelles, 21/10/1712 Maître, 5/11/1712 206. JANSSENS Tobias a. † 16/6/1740, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez De Hocht Cornelius, 1705 Maître, 18/9/1712 51

J. VANWITTENBERGH, De beker van de Sint-Sebastiaansgilde te Diest en de Brusselse zilversmid Gaspard Lanoy (1678-1750) dans Arca Lovaniensis, I, Louvain, 1972, pp. 171-181.

149 207. SCHRIJNMAKERS Peeter a. ° Anvers b. Bourgeois de Bruxelles, 26/9/1712 Maître, 2/10/1712 Commissaire du métier, 1779 208. TIMMERMANS Judocus jr. b. Maître, 10/12/1712 209. Maître marquant d'une fleur stylisée Ouvrages Soupière, 1713-17, Saint-Josse-ten-Noode, hôtel Charlier, Cat. 91

210. BACLÉ Jean-Baptiste a. ° Anvers X Charlier Isabella b. Apprenti à Bruxelles chez Van der Beken Antonius, 1701-02 Bourgeois de Bruxelles, 24/5/1713 Maître, 30/7/1713 Cité pour la dernière fois en 1721 211. VANDER DONCK Egidius a. † 2/6/1723, égl. de la Chapelle b. Apprenti chez son père Hieronimus, 1709-10 Maître, 27/11/1713 212. PYLEMANS Hermanus a. X avec Oorlofs Magdalena Dymphna † 14/12/1745, égl. de la Chapelle b. Apprenti chez son père Henricus sr., 12/12/1700 Maître, 9/2/1713 Doyen du métier, de 1727-28 à 1729-30 Débit moyen, 1740-45

150

Réchaud Hermanus Pylemans, 1713-17 Privé, photo WVD

151 Ouvrages Calice, 1713-17, Linkebeek, égl. St.-Sébastien Réchaud, 1713-17, privé Réchaud, 1717-22, DIVA 130, Cat. 94 Ostensoir, 1717-22, Mol, égl. Sts.-Pierre et Paul Ostensoir, 1727-30, Bogaarden, égl. St. Théodard Deux Calices, 1730-34, Herentals, égl. Ste.-Waldetrude Ostensoir, 1732, inscr. "1732", Koekelberg, égl. Ste-Anne Bouilloire, 1734-37, privé, Magie II 36, Cat. 126 Ostensoir, 1737-40, Houtain-le-Val, égl. St.-Martin Ciboire, 1742-45, Bollebeek, égl. St.-Antoine

213. KETELBUTER Jean-Baptiste a. ° Hal b. Bourgeois de Bruxelles, 15/9/1714 Maître, 23/9/1714 Commissaire du métier, 1719 214. T'SERSTEVENS Marcus jr. II a. X avec Vogeleer Anna † 11/1/1725, égl. St.-Géry b. Ancien doyen, 1714 215. REPS Judocus sr. a. ° Bruxelles X avec Vanderbeken Catharina † 6/1/1763 b. Apprenti chez Van Ballaer Carel, 23/4/1701 Maître, 29/7/1714 Ouvrages Ostensoir, 1717-22, Heikruis, égl. Notre-Dame Ostensoir, 1717-22, Meerbeke, égl. St.-Pierre

152 Son poinçon représente un chien

216. DU RY Bartholomeus jr. a. fs. Bartholomeus sr. ? b. Maître, 26/5/1714 Ouvrages Cuiller, 1713-17, privé Son poinçon représente les initiales BDR

217. BERNAERTS Thomas a. ° Paris, fs. Guillielmus † 20/2/1740, égl. St.-Nicolas b. Apprenti chez son père et ensuite à Bruxelles chez Cool Peeter, 1711 Bourgeois de Bruxelles, 16/4/1715 Maître, 1715 218. DE CACHIOPIN Niklaas jr. a. fs. Niklaas sr. X avec Gilquain Maria Francisca, 12/9/1726 † 27/8/1754, égl. St.-Nicolas b. Apprenti chez Grondone Jean Baptiste, 1710 Maître, 1715 Doyen du métier, de 1730-31 à 1733-34 Débit moyen, 1740-49 Commissaire, 1747

153 219. VAN EESBEECK Guillielmus a. ° 2/9/1688, fs. Cornelius jr. et Goffin Cornelia X avec T'Kint Elisabeth † 5/8/1761, égl. Notre-Dame du Finistère b. Apprenti chez son père, 22/7/1705 Maître, 1715-16 Doyen du métier, 1725-27 Commissaire, 5/12/1741 Débit très important, 1741-1758 Membre du Conseil de la ville de Bruxelles en 1747 et 1749 Ouvrages Chocolatière, 1727-30, Bruxelles, Musée communal Paire de burettes, 1730-34, Bruxelles, St.-Jean, Béguinage Boîte à thé, 1730-34, Magie I 63 Chocolatière, 1734-37, DIVA 135 Chocolatière, 1737-40, Laarne 51 Saucière, 1727-30, privé Saupoudroir et moutardier, 1737-40, privé Écuelle, 1742-45, Tournai, Musée des Beaux-Arts Timbale, 1747-49, privé52 Son poinçon comprend les initiales GVE en dessous d'une étoile

220. DE KEYSER Petrus a. † 21/5/1762, égl. des Dominicains b. Apprenti chez Vander Borcht Engelbert, 1706-07 Maître, 1715-16 Faible débit, 1740-1744 221. DE ROY Antonius a. ° Bruxelles X avec Allexis Beatrix † 30/10/1766 52

C. DE FOSSA, Une timbale aux armes t'Kint (Bruxelles 1747-1749), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 267-272.

154 b. Apprenti chez Essens Franciscus, 1703-04 Maître, 1715-16 Doyen du métier, de 1727-28 à 1729-30 Débit moyen, 1740-1764 Sa veuve a continué l'activité de l'atelier jusqu'à son décès en 1781 Ouvrages Théière, 1727-30, privé Ostensoir, 1730-34, Woluwe-St.-Pierre, égl. St.-Pierre Son poinçon est peut-être celui avec les initiales A.D au dessus d'un fer de moulin (?) dans un écusson

222. DE KEYSER Joannes jr. a. † 3/6/1718, égl. des Dominicains b. Maître, 12/1/1716 223. SNELLINCKX Josephus Judocus a. ° Bruxelles b. Apprenti chez Essens Franciscus, 1701 Maître, 24/8/1716 Débit très faible, 1740-54 224. VAN EESBEECK Petrus a. ° 30/5/1691, fs. Cornelius jr. et Goffin Cornelia X avec Desmet Christiana, 25/1/1727 † 27/10/1742, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son père, 8/10/1707 Maître, 5/12/1717 Doyen du métier de 1734-35 à 1736-37 Très grand débit, 1740-42 Sa veuve continuera l'activité de l'atelier pendant plusieurs années Ouvrages Écuelle, 1717-22, DIVA 131, Cat. 95

155 Saucière, 1727-30, privé, Cat. 109 Boîte à thé, 1730-34, privé, Cat. 114 Paire de flambeaux, 1735, privé, Cat. 134 Plaque du collier de la guilde de Reymegem, 1740, fondation Roi Baudouin, en dépôt à DIVA53 Chocolatière, 1742-45, Lierre, Musée communal Son poinçon représente les initiales PVE

225. LENCLU Antonius Josephus Niklaas a. ° Mons † 1742 b. Apprenti chez Gandoin Alardus à Bruxelles, 1711-12 Bourgeois de Bruxelles, 22/6/1717 Maître, 4/7/1717 Débit important, 1740-1742 Ouvrages Paire de flambeaux, 1717-1722, Seneffe 55 Boîte à thé, 1727-30, Seneffe 56 Croix reliquaire, 1727-30, Bruxelles, CPAS Calice, 1730-34, Ways, égl. St.-Martin Chocolatière, 1737-40, Bruxelles, MRAH

53

L. COENEN, L. DE REN, W. NYS, Zilver van baron Caroly, Anvers, 1997, p. 27, n° 7; A.-M. CLAESSENS-PERÉ, De Gildenbreuk van Reynegom, dans Gildenbreuk van Reynegom. Schenking van Barones Monique della Faille d'Huysse, ter nagedachtenis aan haar moeder, Barones Alix van Reynegom de Buzet, Bruxelles, 2005, pp. 4-9.

156 226. DEENS Alexander Carolus a. ° Kruibeke54 X1 avec De Bruyn Barbara, 19/5/1717 X2 avec Huygens Katharina Theresia † 26/7/1749, égl. St.-Nicolas b. Apprenti chez Lanoy Gaspard, 1712-13 Bourgeois de Bruxelles, 12/2/1718 Maître, 20/2/1718 Commissaire, 1736 Débit moyen, 1741-49 Sa veuve a continué son commerce 227. VANDEN BOSSCHE Franciscus a. ° Asse b. Apprenti chez Van den Block Judocus sr., 1714-15 Bourgeois de Bruxelles, 15/5/1721 Maître, 25/6/1721 Il aurait quitté Bruxelles avant le 7/11/1737 Ouvrages Écuelle, 1734-37, privé Paire de chandeliers, 1734-37, Bruxelles, Musée communal Cuiller et fourchette, 1734-37, privé Moutardier, 1740-43, privé Le poinçon F.B était peut-être le sien

228. MEYLLAERT Philippus Ignatius Augustinus b. Maître, 1721-22 54

W. NYS, Edelsmeden in het Land van Waas, 1688-1869. Een prosopografische studie, thèse inédite, Gand, 2015, p. 124.

157 229. DE ROOS Cornelius a. † 22/6/1758, égl. de la Chapelle b. Apprenti chez son père Leonardus, 1709 Maître, 16/2/1721 Faible débit, 1740-49 Ouvrages Deux chandeliers, 1717-22, privé Son poinçon représente les initiales CR

230. MAILLAERT Philippus Ignatius b. Apprenti chez son père Franciscus, 1713-14 Maître, 12/2/1722 Faible débit, 1740-53 231. T'SERSTEVENS Joannes jr. II a. X avec T'Serraerts Petronilla Rosa, 9/6/1722 † 30/10/1758, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son beau-frère de Bailliencourt François, 1711-12 Apprenti chez son père Jean-Baptiste sr. I, 29/7/1714 Maître, 6/9/1722 Doyen du métier, 1725-26 et 1726-27 Débit le plus important, 1740-56 Changeur, 23/7/1750 232. TROMPENEERS Octavianus Balthasar a. ° Louvain X1 avec Bauwens Anna Catharina X2 avec Walraevens Anna Maria, 13/4/1766 † 2/10/1781

158 b. Apprenti à Bruxelles chez Reps Judocus sr., 1716-17 Bourgeois de Bruxelles, 27/9/1723 Maître, 14/10/1723 Doyen du métier, 1740-41 et 1741-42 Débit moyen, 1740-50 233. DE BRUYN Robertus a. ° 9/9/1699, fs Sebastiaan et Van Kerckhoven Katharina † 7/3/1728, égl. St.-Nicolas b. Apprenti chez son père Sebastiaan, 1717-18 Maître, 16/12/1724 234. DE MOL Philippus Jacobus Franciscus a. ° Bruxelles b. Apprenti chez Rimbout Marcus, 1714-15 Maître, 26/8/1725 235. Maître marquant des initiales L.E Ouvrages Deux chandeliers, 1725-27, privé Plateau, 1734-37, Magie II 37 ?

236. Maître marquant d'un hibou Ouvrages Deux bassins, 1725-27, St.-Josse-ten-Noode, hôtel Charlier Huit chandeliers, 1727, inscr. "1727", Bruxelles, Cour d'appel Deux plateaux, 1730-34, privé Saucière, 1730-34, Magie I 62, privé Chocolatière, 1730-34, Magie I 64 Deux chandeliers, 1731, Bruxelles, Cour d'appel Bassin, 1734-37, Louvain, Université Plateau, 1734-37, privé

159

Bassin de forme ovale Maître marquant d'un hibou, 1725-27 St.-Josse-ten-Noode, hôtel Charlier Photo IRPA

160 Bassin ovale, 1737-40, Magie II 38 Chocolatière, 1737-40, Seneffe 33 Cuvette, 1737-40, DIVA 138 Cuvette, 1737-40, St.-Josse-ten-Noode, hôtel Charlier Théière, 1740-42, Bruxelles, Musée communal Deux chandeliers, 1742-45, privé Assiette volante, 1742-45, Seneffe 34 Plateau, 1742-45, château Laarne Quatre plateaux profonds, 1742-45, privé Chocolatière, 1747-49, Magie I 66 Calice, 1750, Londerzeel, égl. St.-Christophe

237. HEYVAERT Anna, veuve de Coppens Hermanus a. X Coppens Hermanus † 10/5/1736, égl. Ste.-Gudule b. Elle a continué l'atelier de son mari, décédé en 1725, en utilisant son poinçon avec l'accord du métier Ouvrages Ciboire, 1727-30, Bruxelles, égl. Ste.-Catherine Ostensoir, 1729, Everberg, égl. St.-Martin Six assiettes plates, 1730-34, privé Chocolatière, < 1736, privé

161 238. DE POTTER Henricus sr. I a. fs. Andries X avec De Rave Susanna † 15/5/1781 b. Apprenti chez son frère Judocus sr., 1708-09 Maître, 18/3/1725 Débit important, 1740-64 Doyen du métier, 1747-49, 1753-56 et 1758-61 Ouvrages Tabatière en forme de chaussure, 1727-30, privé, BCG 187, Magie I 61 Boîte de toilette, 1727-30, BCG 175 Chocolatière, 1734-37, privé, Cat. 123 Écuelle, 1734-37, Bruxelles, MRAH, Cat. 122 Chocolatière, 1734-37, Seneffe 43, Cat. 124 Chocolatière, 1737-40, Laarne 50, Cat. 136 Saupoudroir et moutardier, environ 1740, Laarne 52 Ostensoir, 1743, inscr. "1743", Opdorp, égl. St.-Amand Théière, 1745-46, Tournai, Musée Plateau et deux burettes, 1747, Buizingen, égl. St.-Vincent Calice, 1747-49, Buizingen, égl. St.-Vincent, Cat. 29 Deux chandeliers, 1748-50, privé Plateau et deux burettes, 1750, Brussegem, égl. St.-Étienne Calice, 1751, Rosières, égl. St.-André Calice, 1751, Tielt, égl. St.-Martin, Plateau, 1751, Gijsegem, égl. St.-Martin Encensoir, 1751, Bruxelles, égl. St.-Jacques Calice, 1755, Ixelles, égl. Ste.-Croix Ostensoir, 1755, Nederzwalm, égl. de Tous-les-Saints Ostensoir, 1758, Vurste, égl. St.-Martin Calice, 1759, Erondegem, égl. St.-Pierre-aux-Liens Ciboire, 1760, Ternat, égl. Ste.-Gertrude Ciboire, 1763, Nederokkerzeel, égl. St.-Étienne Plateau, 1763, Bruxelles, CPAS Lampe d'autel, 1766, Bruxelles, CPAS Calice, 1768, Bekkerzeel, égl. St.-Godard

162 Couronne, 1769, Carloo, égl. St.-Job Samovar, 1770, privé, Cat. 203 Calice, 1770, Duisburg, égl. Ste.-Catherine Aiguière et bassin, 1777, Bruxelles, égl. St.-Jacques, Cat. 58 Moutardier, 1779, privé, Cat. 219 Poinçons de De Potter Henricus sr. I avant et après 1750, le premier avec les initiales HDP sous une étoile, le second avec un pot dans un cœur.

< 1750

> 1750

239. DE POTTER Judocus jr. b. Maître, 15/4/1725 240. DE ROOS Gillis Josephus b. Apprenti chez Briquet Philippus Josephus, 29/8/1710 Maître, 16/12/1725 Débit moyen, 1740-1765 241. VAN DE VELDE Joannes Franciscus a. fs. Ignatius et Van Conincxloo Maria Anna X avec Vanderstraeten Maria Catharina Francisca, 31/12/1739 † > 1767 b. Apprenti chez Heyvaert Peeter, 1716-17 Maître, 25/4/1725 Commissaire, 8/8/1731 Débit très important, 1740-55 Doyen du métier, 1742-43 à 1744-45

163 242. BORREMANS Daniel a. † 17/12/1734, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son père Adrianus, 1713-14 Maître, 8/9/1726 243. VANDEN BRANDE Johannes Philippus Henricus a. ° Bruxelles † 9/12/1767, égl. St.-Géry b. Apprenti chez T'Serstevens Tobias sr., 18/6/1719 Maître, 30/6/1726 Doyen du métier, 1737-40 Changeur, 1750 Débit moyen, 1740-67 Sa veuve a continué son entreprise jusqu'en 1773 244. HEYVAERT Franciscus sr. a. ° Bruxelles X1 Elshoecht Elisabeth X2 Risack Maria † 3/6/1770 b. Apprenti chez son frère Peeter, 4/6/1711 Maître, 6/7/1726 Commissaire, 1737 et 1745 Doyen du métier, 1737-40 et 1741-42 Débit assez important, 1740-55 Changeur, 1750 245. Maître marquant des lettres VD Ouvrages Bénitier, 1727-30, Bruges, musée Gruuthuse Théière, 1740-42, DIVA 139 Huilier, 1742-45, privé Plateau, 1748-50, Buisingen, égl. St.-Vincent, inscr. "1751"

164

Objet en forme de soulier Maître marquant d'une étoile à six rais, 1730-34 Privé, Magie II 34

165 Ce poinçon est généralement lu comme VD. Mais on peut également le lire comme AD, AVD, VDL ou AVDL. Il serait donc très difficile de l'attribuer à un orfèvre. 246. Maître marquant avec les lettres IM Ouvrages Ciboire, Wisbecq, égl. St.-Fiacre 247. Maître marquant avec une étoile à six rais couronnée Ouvrages Ciboire, 1727-30, Vossem, égl. St.-Paul Croix reliquaire, 1727-30, Herentals, égl. Ste.-Waldetrude Encensoir et navette, 1730-34, Kallo, égl. St.-Pierre, Cat. 26 Écuelle, 1730-34, Magie II 35 Objet en forme de soulier, 1730-34, privé Calice, 1734-37, Hever, égl. Notre-Dame Théière, 1737-40, privé Calice, 1740-45, Koekelberg, égl. Ste.-Anne Plateau, 1742-45, St.-Pieters-Leeuw, égl. St.-Pierre Écuelle, 1742-45, privé Chocolatière, 1747-49, BCG 162, Magie I 6855

248. DE LA COURT Gaspard b. Apprenti chez son père Johannes, 1713-14 Maître, 1729-30

55

P. BAUDHUIN, "Eenen massiven silveren caffépot", eerste prijs 1749-1750 aan de Academie van Antwerpen, dans Bulletin des Musées Royaux d'Art et d'Histoire, 57 (1986) 1, pp. 112, 115.

166

Porte-missel Ferdinandus Cornelius Carolus Millé, 1738 CPAS Bruxelles, Cat. 28, photo Daubersy

167 249. MILLÉ Ferdinandus Cornelius Carolus a. ° Bruxelles X avec De Neck Maria, 30/4/1730 † 3/4/1777 b. Apprenti chez Ketelbuter Jean-Baptiste, 26/2/1724 Maître, 1730 Débit très important, 1740-67 Doyen du métier, 1745-46 et 1752-53 Commissaire, 20/1/1743 et 18/11/1758 Changeur, 1750 Ouvrages Huilier, 1730-34, Bruxelles, MRAH Paire de flambeaux, 1734-37, privé, Cat. 125 Calice et patène, 1735, Tisselt, égl. St.-Jean Baptiste, Cat. 27 Assiette, 1737-40, privé Quatre trembleuses, 1737-40, privé, Cat. 138 Porte-Missel, 1738, Bruxelles, CPAS, Cat. 28 Ciboire, 1742, Rebecq-Rognon, égl. St.-Géry Plateau, 1742-45, Rebecq-Rognon, égl. St.-Géry Deux chandeliers, 1747-49, privé Paire de réchauds, 1747-49, Laarne 55, Cat. 149 Boîte à thé, 1747-49, privé, BCG 222 Moutardier, avant 1750, Seneffe 57 Encensoir, 1753, Alost, égl. St.-Martin Calice, 1754, Wolvertem, égl. St.-Laurent Calice, 1755, Lippelo, égl. St.-Étienne Saucière, 1757, Seneffe 58, Cat. 172 Timbale à couvercle, 1759, DIVA 141, Cat. 176 Paire de saucières, 1760, Magie I 74 Paire de salières, 1760, Magie II 41 Paire de saucières, 1763, privé, BCG 197, Magie I 76 Moutardier, 1764, Bruxelles, MRAH, Cat. 186 Ciboire, 1769, Wemmel, égl. St.-Servais Six chandeliers, 1769, Bruxelles, CPAS Missel, 1770, Bruxelles, CPAS Reliquaire, 1770, Meerbeke, égl. St.-Pierre, Cat. 55 Calice, 1773, Wambeek, égl. St.-Rémi Plateau, 1773, Wambeek, égl. St.-Rémi Buire, 1775, Seneffe 59

168 Saupoudroir et moutardier, Bornem, Abbaye St.-Bernard Ses poinçons sont probablement les initiales FM dans un livre avant 1750 et une feuille de trèfle après 1750

< 1750

> 1750

La veuve de Ferdinandus Millé, De Neck Maria, a continué l'entreprise de son mari avec le même poinçon. Les ouvrages suivants sont conservés: Deux salières, 1780, privé Croix de procession, 1782, Gooik, égl. St.-Nicolas 250. COPPENS Johannes jr. a. X avec Smeesters Anna † 10/12/1763 b. Apprenti chez son père Hermanus, 1712 Maître, 1731-32 Débit important, 1741-50 Changeur, 1750 251. T'SERSTEVENS Franciscus jr. a. † 16/2/1778 b. Apprenti chez son père Tobias sr., 1709-10 Maître, 30/11/1731 Débit important, 1749-50 252. WEEMAELS Jean -Baptiste a. † 30/3/1745, égl. des Dominicains b. Apprenti chez son père Simon, 1714-15 Maître, 8/1731 Débit important, 1740-45 253. VAN DOREMAEL Niklaas a. ° Bruxelles X avec Van Ophem Johanna Francisca

169 † 24/3/1756, égl. Ste.-Catherine b. Apprenti chez Cool Peeter, 1716-17 Maître, 5/1/1732 Doyen du métier, 1742-45 Débit moyen, 1740-54 254. T'SERSTEVENS Peeter a. † < 1749-50 b. Apprenti chez son père Johannes sr. II, 1709-10 Maître, 6/12/1732 Débit moyen, 1740-48 255. RIMBOUT Johannes Franciscus a. ° 12/12/1706, fs. Niklaas et Charite Johanna Catharina b. Apprenti chez son père, 10/4/1720 Maître, > 20/10/1733 Débit moyen, 1740-43 256. Maître marquant d'une couronne dans un cercle de perles Ouvrages Écuelle, 1734-37, Anvers, DIVA 136

257. SIMONS Aurelius Augustinus a. ° Bruxelles b. Apprenti chez Millé Ferdinandus Cornelius Carolus, 1730 Maître, 29/5/1734 Débit moyen, 1741-74 Ouvrages Ostensoir, 1751, Perk, égl. St.-Nicolas Paire de vases, 1754, Bruxelles, Musée communal, Cat. 165 Paire de vases, 1754, DIVA 140, Cat. 166 Ostensoir, 1756, Onkersele, égl. St.-Martin Osculatoire, 1757, Overijse, égl. St.-Martin

170 Quatre flambeaux de procession, 1770, privé, Cat. 56 Son poinçon représente une comète à six rais

258. JAMBERS Paulus Antonius a. ° Bruxelles X avec Du Pré Anna Maria, 13/10/1735 † 1/10/1741 b. Apprenti chez Van Eesbeeck Guillielmus, 1716-17 Maître, > 13/11/1735 Doyen du métier, 1740-41 259. T'SAS Michel Franciscus a. ° Bruxelles 1701, fs. Stéphane et Marckaert Marguerite b. Apprenti chez Marckaert Guillielmus, 1714-15 Maître, 15/12/1736 Débit moyen, 1740-45 Doyen du métier, 1756-58 Joaillier de la Cour56 260. VAN DE PUTTE Johannes Josephus a. X avec Van den Bempde Isabella † 1/5/1752, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son père Peeter, 1/12/1710 Maître, 25/1/1736 Débit moyen, 1741-49 Changeur, 1750

56

W. NYS, Boeken en prenten van 'Belgische' juweliers en edelsmeden in de lange 18de eeuw. De veilingcatalogi van Michel François t'Sas (1768), Jean François Joseph Beghin (1787) en Pierre Joseph Jacques Tiberghien (1813), dans Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design, 40, 2018, pp. 5-7.

171

Miroir Maître marquant d'un dauphin, vers 1740 Privé, Magie III 108, photo Hugo Maertens

172 261. Maître marquant d'un dauphin couronné Ouvrages Assiettes, 1737-40, privé Écuelle, 1742-45, privé Miroir, 2e quart XVIIIe, privé, Magie III, 108

262. BERLO Gregorius a. † 12/3/1774 b. Apprenti chez Alio Peeter jr., 1/2/1730 Maître, 1738 Il n'exerçait plus le métier d'orfèvre à partir de 1756 263. JUWET Ignatius b. Apprenti chez Vanden Bossche Franciscus, 6/12/1724 Maître, 19/4/1738 264. MILLÉ Lambertus a. ° Bruxelles X avec Deens Maria Katharina † 24/7/1785 b. Apprenti chez De Potter Henricus sr. I, 28/1/1728 Maître, 27/4/1738 Débit moyen, 1741-49 Doyen du métier, 1746-47 Commissaire, 1754 Ouvrages Paire de flambeaux, 1738-40, Seneffe 60, BCG 233, Cat. 143

173 Son poinçon représente les initiales LM

Photo IRPA 265. COPPENS Antonius a. ° 17/4/1713, fs. Hermanus et Heyvaert Anna † 25 ou 28/4/1742, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son frère Johannes jr., 1731-32 Maître, 3/1/1739 Débit moyen, 1740-42 266. DOREMANS Johannes a. ° Bruxelles X2 avec Stoefs Maria Katharina Josepha † 23/12/1786 b. Apprenti chez Heyvaert Franciscus sr., 1/8/1730 Maître, 13/12/1739 Débit moyen, 1741-77 Ouvrages Calice, 1753, Pamel, égl. St.-Géry Ostensoir, 3e quart du XVIIIe, Nossegem, égl. St.-Lambert Encensoir, 1772, O.-L-Vrouw-Lombeek, égl. Notre-Dame Ciboire, 1774, Wolvertem, égl. St.-Laurent Son poinçon représente une croix dans un cercle

267. COPPENS Jacobus a. ° 5/9/1703 † 6/3/1743, égl. Ste.-Gudule b. Apprenti chez son père Hermanus Maître, 8/10/1740 Très faible débit, 1740-43

174

Fleurs de lys Antonius Johannes De Hondt, 1766 Diest, égl. St.-Sulpice, photo IRPA

175 268. DE HOCHT Guillielmus a. ° 12/1/1707, fs. Cornelius et Stevens Francisca † 25/8/1790 b. Apprenti chez son père, 1728-29 Maître, 5/2/1740 Faible débit, 1746-50 269. DE MOL Johannes b. Débit moyen, 1740-45 270. DE HONDT Antonius Johannes a. ° Bruxelles X De Vleeshoudere Anna † 24/7/1793 b. Apprenti chez Lenclu Antonius Josephus, 1/1/1737 Maître, 10/1741 Débit très important,1741-73 Doyen du métier, 1745-46, 1791 Commissaire, 1746, 1761 Ouvrages Cafetière, 1748-49, X avec poinçon de grâce, privé Calice, 1751, Biez, égl. St.-Martin, Cat. 32 Drageoir, 1751, privé, Cat. 158 Calice, 1752, Braine-l'Alleud, égl. St.-Étienne, Cat. 33 Calice, 1754, Bogaerden, égl. St.-Théodard, Cat. 35 Ostensoir-soleil, 1756, Virginal-Samme, égl. St.-Pierre, Cat. 37 Calice, 1757, Dion-le-Mont, égl. Notre-Dame, Cat. 39 Calice, 1757, Elingen, égl. St.-Amand, Cat. 40 Paire de couronnes, 1758, Elingen, égl. St.-Amand, Cat.41 Paire de burettes, 1758, Hal, égl. St.-Martin, Cat. 42 Encensoir, 1759, Ways, égl. St.-Martin, Cat. 45 Saupoudroir et moutardier, 1762, Musée Charlier, St.-Josse-tenNoode, Cat. 182 Cafetière, 1762, Magie II 43 Calice, 1764, Lembecq, égl. St.-Vérone, Cat. 48 Calice, 1765, Dilbeek, égl. St.-Ambroise, Cat. 49 Fleur de lys, 1766, Diest, égl. St.-Sulpice, Cat. 50 Burette, 1766, Louvain, égl. St.-Pierre, Cat. 51 Saupoudroir et moutardier, 1766, Brux., Mus. comm., Cat. 190

176 Paire de flambeaux, 1767, privé, Cat. 192 Présentoir, 1767, Laarne 56, Cat. 193 Calice, 1767, Bruxelles, CPAS, Cat. 53 Ostensoir-soleil, 1768, Machelen, égl. Ste.-Gertrude, Cat. 54 Cafetière, 1777, Bruxelles, Musée communal, Cat. 214 Écuelle, 1777, Magie I 77 Paire de salières, 1778, privé, Cat. 218 Deux burettes, 1779, Oudenaken, égl. St.-Pierre, Cat. 60 Cafetière, 177.. (? ), Bruxelles, MRAH, Cat. 202 Avant 1750 le poinçon de De Hondt Antonius Johannes représente un chien; après 1750 il emploie les initiales DH et une tête de chien.

1750

finXVIIIe

271. REPS Judocus jr. a. ° 6/7/1717, fs. Judocus sr. et Vanderbeken Catharina X avec Bourlo Marie Anne, 31/3/1742 b. Apprenti chez Trompeneers Octavianus Balthasar, 1730 Maître, 3/1741 272. Maître marquant des lettres ID et un arbre Poinçon utilisé vers 1742; le poinçon est déposé à la Monnaie en 1750.

273. BERNAERTS Lambertus a. † 1743-44 b. Il payait sa contribution en 1742-43 Sa veuve a continué l'activité de son atelier jusqu'à 1747

177

Huilier Petrus Augustinus Ivens, 1748-50 Privé, Cat. 153, photo Daubersy

178 274. VAN DEN BLOCK Jean-Baptiste a. X avec Walravens Joanna Maria Francisca † 3/4/1795 b. Apprenti chez son père Judocus sr. Maître, 21/6/1742 275. DESMEDT Christina a. X Van Eesbeeck Peeter († 10/1742) † 13/5/1783 b. Elle continua l'activité de son mari jusqu'en 1746-47 Grand débit, 1742-47 276. IVENS Petrus Augustinus a. ° 16/12/1715, fs. Bernardus et Van Kerckhoeven Maria Anna † 27/10/1776 b. Apprenti chez Lenclu Antonius Josephus Niklaas, 5/8/1731 Maître, 26/9/1742 Débit très important, 1742-55 Doyen du métier, 1746-47, 1749-53 et 1756-58 Ouvrages Saucière, 1746-48, Laarne 53, Cat. 148 Huilier, 1748-50, privé, Cat. 153 Chocolatière, 1749-50, BCG 216 Plateau, 1750, Bruxelles, égl. St.-Jean-Baptiste Saucière, 1751, Heverlee, Abbaye Paire de saucières, 1752 et 1753, Magie I 69 Croix reliquaire, 1752, Bruxelles, égl. Notre-Dame Rafraîchissoir, 1753, BCG 208, Magie I 70 Bénitier, 1753, Bruxelles, Musée communal, Cat. 163 Deux burettes, 1754, Borsbeke, égl. St.-Antoine Calice, 1756, Ganshoren, égl. St.-Martin Saucière, 1756, privé Paire de flambeaux, 1756, privé, Cat. 170 Chocolatière, 1759, Seneffe 54, Cat. 175 Saucière, 1760, Magie II 42 Paire de chandeliers, 1762, Magie I 75 Cafetière, 1763, privé Calice, 1764, Bury, égl. St.-Amand Chrismatoire, 1765, Ternat, égl. Ste.-Gertrude

179 Cafetière, 1765, Bruxelles MRAH, Cat. 187 Calice, 1766, Ganshoren, égl. St.-Martin, Cat. 52 Son poinçon était P.I jusqu'en 1750, et un chapeau après 1750

< 1750

> 1750

277. LENIERS Laurentius Cornelius a. ° 19/12/1715, fs. Cornelius et Tel Theresia Elisabeth X Dehondt Magdalena Anna † 18/3/1754 b. Apprenti chez De Cachiopin Niklaas jr. Maître, 10/9/1742 Débit moyen, 1742-54 278. OPPALFENS Franciscus a. ° 25/6/1714, fs. Jacobus et De Ridder Maria Anna X avec Van de Waeter Maria Ludovica, 21/11/1742 † 13/1/1778 b. Apprenti chez Vanden Bossche Franciscus, 10/6/1730 Maître, 4/12/1742 Débit important, 1742-62 Doyen du métier, 1747-49, 1753-56, 1758-61 Commissaire, 7/4/1757 279. Maître marquant d'une étoile à cinq rais Ouvrages Théière, 1742-45, Magie III 106 Cafetière, 1747-49, château de Laarne 54

180 280. FONSON Petrus Josephus a. ° Mons, 14/1/1713, fs. Albertus et Dupetiaux Maria Katharina X avec Monoyer Theresia, 26/12/1744 † 10/8/1799 b. Apprenti à Mons chez Fonson Simon Albert pendant quatre ans Apprenti chez Millé Lambertus à Bruxelles 1739-40 Bourgeois de Bruxelles, 5/1/1745 Maître, 12/1/174557 Changeur, 1750 Débit très important, 1755-56 Ouvrages Ostensoir, 1746, Erps-Kwerps, égl. St.-Amand Plateau, 1748-50, BCG 105, Magie I 67 Calice, 1748-50, Nodrange, égl. St.-Lambert Deux plateaux, 1748-50, privé Ciboire, 1749-50, Ways, égl. St.-Martin Ostensoir, 1750, Pellen, égl. St.-Bartholomé Ostensoir, 1751, Oudenaken, égl. St. Pierre Couverture de missel, 1752, Louvain, Musée, Cat. 34 Plateau, 1753, Lennik-St.-Martin, égl. St. Martin Cuiller, 1753, Seneffe Ciboire, 1754, Meerbeek, égl. St. Antoine Plateau et deux burettes, 1755, égl. N.-Dame du Finistère, Cat. 36 Plateau et deux burettes, 1755, Lennik-St.-Martin, égl. St.-Martin Calice, 1756, Alsemberg, égl. Notre-Dame, Cat. 38 Calice, 1756, Bousval, égl. St.-Bartholomé Samovar, 1759, BCG 228, Cat. 174 Ciboire, 1761, Erps-Kwerps, égl. St.-Amand Calice, 1763, Gestel, égl. Notre-Dame Deux burettes, 1764, Louvain, Grand Béguinage Paire d'assiettes, 1764, privé, Cat. 185 Calice, 1765, Puurs, égl. St.-Pierre Chocolatière, 1766, privé Tabatière, 1767, Bruxelles, Musée communal 57

L. DE REN, De surtout van Karel Alexander van Lotharingen in het Kunsthistorisches Museum te Wenen (Brussel, 1755-1770), dans Artium Minorum Folia Lovaniensia 25, Louvain, 1982, pp. 4, 6-7; L. DE REN, Tafelzilver van prins Karel Alexander van Lotharingen (1712-1780) bewaard te Wenen, dans Antiek 19 (19841985), pp. 121-122, 124.

181 Saucière, 1767, Seneffe 49, Cat. 194 Plateau, 1768, Bruxelles, égl. St.-Jean-Baptiste Couverts, 1768 et 1775, Heverlee, Abbaye Calice, 1769, Bruxelles, égl. Notre-Dame Sonnette d'autel, 1770, Bruxelles, égl. Notre-Dame Cuiller à ragoût, 1776, Seneffe 50 Son poinçon représente le nom FONSON ou les lettres PF couronnées avant 1750 et un dauphin avec les initiales FS après 1750

< 1750

> 1750

281. LE MARTIN Carolus Josephus a. ° Bruxelles † 28/11/1802 à l'âge de 80 ans b. Apprenti chez Van Dormael Nicolas, 18/1/1741 Maître, 18/10/1746 Débit moyen, 1753-61 282. Maître marquant d'une empreinte de pied Ouvrages Saupoudreuse, 1747-48, privé

283. JUWET Guillielmus Josephus a. † 19/6/1802 b. Apprenti chez son père Jean-Baptiste jr. Maître, 28/9/1748 Très faible débit, 1758-67

182 284. VAN DEN BLOCK Ignatius Franciscus a. X avec Volckaert Johanna Maria b. Apprenti chez Weemaels, 1742 Apprenti chez son frère Jean-Baptiste, 1742 Maître, 23/4/1748 Débit moyen 285. COOL Philippus Johannes Josephus b. Apprenti chez son père Peeter, 12/1726 Maître, 5/7/1749 286. VANDER WEERDE Engelbertus jr. a. ° Bruxelles, 1718 X Herdies Elisabeth † 22/5/1779 b. Apprenti chez Vanden Brande Johannes Philippus Henricus, 1738-39 Maître, 5/7/1749 Changeur, 1750 287. Maître marquant avec les lettres GAP Ouvrages Plateau ovale, milieu XVIIIe siècle Son poinçon serait les lettres GAP

288. Maître marquant d'un globe crucifère Ouvrages Tabatière, 2e moitié XVIIIe siècle, Dozen om te niezen, n° 36

183

289. MAILLAERT Johannes Franciscus Josephus a. ° Bruxelles X avec Van Wijmers Maria Livina † 28/12/1789 b. Apprenti chez son père Philippus Ignatius, 1/9/1716 Maître, 26/8/1750 Faible débit, 1750-54 290. Maître marquant d'un oiseau sur une branche Ouvrages Calice, 1750, Nil-Saint-Vincent, égl. St.-Vincent

291. Maître marquant des lettres E.L sur une cloche Ouvrages Deux salières, 1751, privé, BCG 206 Son poinçon représente les lettres E.L sur une cloche

184 292. Maître marquant d'un marteau ou d'une feuille (?) Ouvrages Salière, 1751, Enghien, Home St.-Nicolas Quatre cuillers et quatre fourchettes, 1754, privé Plateau, 1764, Sint-Kwintens-Lennik, égl. St.-Quentin

293. Maître marquant d'un crâne et de deux os Ouvrages Reliquaire, 1751, Neder-Over-Heembeek, égl. Sts.-Pierre et Paul Saupoudroir et moutardier, 1760, BCG 204, Louvain, Musée

294. VANDER DONCK Jacobus Franciscus a. ° Bruxelles X avec Bergé Barbe † 6/5/1801 b. Apprenti chez son beau-père De Roos Cornelius, 17/8/1730 Maître, 4 ou 5/8/1751 Débit moyen, 1761-67 Ouvrages Cafetière marabout, 1755, privé, BCG 213, Magie I 71 Croix reliquaire, 1759, St.-Kwintens-Lennik, égl. St.-Quentin Ciboire, 1761, Oplinter, égl. Ste.-Geneviève Deux chandeliers, 1762, privé Chocolatière, 1764, privé Cinq écritoires, 1765, BCG 238, Bruxelles, Cour d'appel Cuiller, 1765, Seneffe 68

185 Calice, 1765, Idegem, égl. St.-Pierre-aux-Liens Calice, 1765, Idegem, égl. St.-Pierre-aux-Liens Cafetière, 1767, Louvain, Université Deux salières, 1767, privé Chocolatière, 1767, Seneffe 70 Chocolatière, 1768, Seneffe 71 Deux burettes, 1768, Uccle, égl. St.-Pierre Couronne, 1768, Diest, égl. St.-Sulpice Cafetière, 1769, DIVA 143 Navette, 1770, Uccle, égl. St.-Pierre Encensoir, 1770, Uccle, égl. St.-Pierre Missel, 1771, Uccle, égl. St.-Pierre Louche, 1788, privé Le poinçon de Vander Donck représente un pavot

295. T'SERSTEVENS Joannes Josephus a. X avec T'Serstevens 31/12/1751 † 25/5/1786 b. Apprenti chez son père Joannes jr. II, 12/5/1747 Maître, 3/6/1751 Doyen du métier, de 1761-62 à 1765-66 Changeur, 23/6/1779 296. Maître marquant d'une coquille Saint-Jacques couronnée Ouvrages Calice, 1752, Braine-l'Alleud, égl. St.-Étienne Calice, 1752, Braine-l'Alleud, égl. St.-Étienne Ciboire, 1753, Nossegem, égl. St.-Lambert Saucière, 1754 ?, Seneffe 32 Ostensoir, 1756, Bekkerzeel, égl. St.-Godard Calice, 1757, Bollebeek, égl. St.-Antoine Ostensoir, 1759, Neigem, égl. Ste.-Marguerite

186 Cuiller, 1761, DIVA 142 Calice, 1764, Beigem, égl. Notre-Dame Ciboire, 1766, Woluwe-St.-Pierre, égl. St.-Pierre Deux burettes, 1768, Vilvorde, égl. Notre-Dame Deux chandeliers, 1783, Bruxelles, MRAH Deux insignes, 1784, Vilvorde, égl. Notre-Dame Paire de chandeliers, 1785, BCG 278

297. Maître marquant d'un arbuste dans un pot à fleurs Ouvrages Ciboire, 1752, Zandbergen, égl. Notre-Dame 298. DE ROOS Martinus b. Apprenti chez son père Gillis Josephus, 1733-34 Maître, 21/3/1752 299. Maître marquant d'un chien courant Ouvrages Calice, 1754, Bruxelles, égl. St.-Michel Cuiller à ragoût, 1762, privé Gobelet, 1771, Bruxelles, MRAH Osculatoire, 1773, Bruxelles, égl. St.-Michel Saupoudroir et moutardier, 1777, privé

187 300. Maître marquant d'une étrille Ouvrages Chapeau, 1754, Bruxelles, égl. Ste.-Catherine Ostensoir, 1756, Bruxelles, égl. St.-Jacques Plateau et deux burettes, 1760, Westmalle, égl. St.-Martin Calice, 1764, Bruxelles, égl. Notre-Dame

301. DUCPETIAUX Landelin Joseph a. ° Mons † 5/4/1776 b. Bourgeois de Bruxelles, 14/12/1747 Contrôleur-Général nommé par la Monnaie, 16/11/1750 Apprenti à Bruxelles chez Fonson Pierre Joseph, 28/2/1753 Maître, 14/8/1754 302. LE MARTIN, Gaspard Josephus a. ° Bruxelles X avec Wielemans Maria Johanna † 5/9/1804 à l'âge de 85 ans b. Apprenti chez son frère Carolus Josephus, 14/12/1746 Bourgeois, 5/9/1754 Maître, 25/9/1754 Débit moyen, 1762-67 Essayeur à la Monnaie, 1795

188 303. Maître marquant des lettres A P.I Ouvrages Plateau, 3e quart du XVIII e siècle

304. Maître marquant d'un cœur surmonté d'une croix Ouvrages Sucrier, 1755, privé

305. BRICHAUT Johannes Josephus a. ° Mons X Randoux Maria Catharina, 9/7/1757 b. Apprenti chez Fonson Petrus Josephus, 17/9/1748 Bourgeois de Bruxelles, 10/9/1755 Maître, 15/9/1755 Débit assez important, 1762-63 Ouvrages Deux chandeliers, 1757, Bruxelles, égl. Ste.-Catherine Plateau et burettes, 1758, Vichte, égl. Sts. Stéphane et Théodore Chocolatière, 1759, Magie I 72 Navette, 1760, Bruxelles, Musée communal Encensoir, 1760, Bruxelles, MRAH Saucière, 1760, privé Quatre chandeliers, 1761, Lichtaart, égl. Notre-Dame Ciboire, 1762, Evere, égl. St.-Vincent Navette, 1766, Malderen, égl. St.-Amand

189 Navette, 1770, Itterbeek, égl. St.-Pierre Plateau, 1774, Oisquercq, égl. St.-Martin, Cat. 57 Deux couronnes et globe, 1777, Malderen, égl. St.-Amand Deux chandeliers, 1780, privé Ostensoir, 1784, Ternat, égl. Ste.-Gertrude, Cat. 61 Son poinçon représente les lettres BC au-dessus d'une fleur

306. DE MOL Natalis a. ° Bruxelles † 22/3/1767 b. Apprenti chez Millé Ferdinandus Cornelius Carolus, 1/6/1743 Maître, 13/10/1755 Doyen du métier, de 1761-62 à 1765-66 Ouvrages Timbale, 1756, Seneffe 41, Cat. 169 Calice, 1757, Bruxelles, égl. Notre-Dame Ciboire, 1758, Denderleeuw, égl. St.-Amand Calice, 1758, Denderleeuw, égl. St.-Amand Ostensoir, 1758, Denderleeuw, égl. St.-Amand Calice, 1759, Bouwel, égl. Notre-Dame Calice, 1759, Imde, égl. St.-Quentin Cafetière, 1759, privé, Cat. 173 Six cuillers à café, 1766, Bruxelles, Musée communal, Cat. 191 Cuiller, 1766, privé Son poinçon est un tonneau

190 307. Maître marquant d'une croix au-dessus d'une demi-lune Ouvrages Nimbe, 1756, St.-Josse-ten-Noode, égl. St.-Josse

308. DE CACHIOPIN Henricus jr. b. Apprenti chez son père Niklaas jr., 1732-33 Maître, 13/1/1756 Débit assez important, 1762-63 309. HEYVAERT Franciscus jr. a. X avec Maras Joanna Maria, 21/4/1757 † 15/11/1783 b. Apprenti chez son père Peeter, 30/8/1731 Apprenti après le décès de son père chez son oncle Franciscus sr. 1/10/1741 Maître, 20/4/1757 Débit important, 1762-63 Doyen du métier, de 1766-67 à 1782-83 310. MILLÉ Henricus a. X1 avec Vande Velde Johanna, 10/9/1757 X2 avec Vanden Stock Theresia, 1767 † 14/1/1799 à l'âge de 68 ans b. Apprenti chez son père Ferdinandus Cornelius Carolus, 11/2/1741 Maître, 15/10/1757 Débit moyen, 1763-64 Commissaire, 21/11/1776-7/4/1782 Il déclara ne plus exercer le métier d'orfèvre le 19/7/1788

191 Ouvrages Huilier, 1782, privé, Cat. 225 Moutardier et paire de salières, 1793, Anvers, DIVA, Pittig Zilver, n° 43, Cat. 243 Son poinçon représente un compas

311. Maître marquant d'une théière (?) Ouvrages Croix de procession, 1758, Asse, égl. St.-Martin, Cat. 44

312. SMEESTERS Theodorus a. X1 avec Stoep Johanna, 24/6/1728 X2 avec T'Serstevens Margareta Johanna, 7/8/1751 † 29/2/1804 b. Il commença sa carrière comme fondeur de laiton Apprenti chez son beau-père T'Serstevens Cornelius, 11/4/1752 Maître, 29/5/1758 Doyen du métier, de 1766-67 à 1771-72 Commissaire, de 1773 à 1781-82 Ouvrages Navette, 1758, Bruxelles, égl. St.-Jean-Baptiste Calice, 1760, Forest, égl. St.-Denis, Cat. 46 Goupillon, 1762, Bruxelles, Musée CPAS, Cat. 47 Deux burettes, 1766, Schaerbeek, égl. St.-Servais Plateau et deux burettes, 1767, Oud-Turnhout, égl. St.-Bavon

192 Six couverts, 1767, privé, Cat. 195 Couverts, 1768, privé Écuelle, 1769, Seneffe 62, BCG 190, Cat. 200 Plateau, 1770, Schaerbeek, égl. St.-Servais Cuiller, 1770-79, Anvers, Musée DIVA, Pittig Zilver, n° 38 Cuiller à ragoût, 1771, privé Calice, 1773, Meldert, égl. St.-Walburge Ciboire, 1774, Koekelberg, égl. Ste-Anne Sucrier porte-cuillères, 1774, MRAH, BCG 230, Cat. 208 Sucrier porte-cuillères, 1775, privé, Cat. 211 Couverts, 1775 et 1779, Seneffe 63, Cat. 212 Chrismatoire, 1778, Wemmel, égl. St.-Servais, Cat. 59 Calice, 1786, Zichem, égl. St.-Eustache Cafetière persane, 1786, Seneffe 65 Saucière, 1788, privé Buire, 1788, Laarne 58, Cat. 235 Vingt couverts, Heverlee, Abbaye Cafetière, 1790, Bruxelles, Crédit communal, Cat. 240 Son poinçon représente un œil

313. Maître marquant de deux flèches croisées Ouvrages Boîte à thé, 1759, privé

193 314. DE CACHIOPIN Petrus Franciscus a. X1 avec Van de Velde Theresia Cornelia Josepha X2 avec de Frez Barbara Petronella b. Apprenti chez son père Niklaas jr., 1/8/1745 Maître, 9/3/1762 Débit moyen, 1762-63 Commissaire, 1772 315. DUCPETIAUX Antonius Josephus b. Apprenti chez son père Landelin Josephus, 14/8/1754 Maître, 9/3/1762 Faible débit, 1764-74 Commissaire, 1794 316. VAN DE VELDE Petrus Jacobus Josephus a. X avec De Cachiopin Anna, 19/9/1762 b. Apprenti chez son père Johannes Franciscus, 20/7/1742 Maître, 21/4/1762 Débit moyen, 1762-63 et 1764-65 Commissaire, 15/7/1772 Doyen du métier, 17/10/1776 et 1782-83 317. LERNOULD Ignatius a. ° Bruxelles b. Apprenti chez De Potter Henricus sr. I, 4/2/1751 Maître, 21/7/1763 Très faible débit, 1773-74 318. LE MARTIN Josephus a. X De Haes Isabella b. Apprenti chez Michel Gillis, 4/3/1762 Maître, 1763-64 319. DE POTTER Jean-Baptiste a. X avec De Raeve Maria Anna b. Apprenti chez son père Henricus sr. I, 12/1743 Maître, 27/9/1764 Commissaire, 29/4/1773 Faible débit, 1773-82

194 320. Maître marquant d'un cœur surmonté d'une fleur Ouvrages Ciboire, 1764, Jandrain, égl. St.-Pierre

321. VAN DER HECHT Jan Baptist Mattheus a. ° Bruxelles, 1734 X avec de Magdalena Maria † 17/3/1809 b. Apprenti chez Ducpetiaux Landelin Joseph, 13/2/1759 Maître, 21/11/1765 Fabrique pour les marchands (liste 7 floréal an VI) 322. Maître marquant d'une demi-lune Ouvrages Calice, 1767, Bruxelles, égl. St.-Michel Ciboire, 1768, Berg, égl. St.-Servais Plateau, 3e quart XVIIIe siècle, Beigem, égl. Notre-Dame

323. DE ROOS Christianus Josephus a. X avec De Jongh Maria Catharina b. Apprenti chez son père Gillis Josephus, 10/12/1743 Maître, 15/9/1768 Commissaire, 5/5/1777

195

Cafetière Maître marquant avec trois clous, 1778 Privé

196 324. Maître marquant avec trois clous Ouvrages Encensoir, 1769, Pamel, égl. St.-Géry Buire, 1771, privé Calice, 1773, Molenbeek-St.-Jean, égl. St.-Jean-Baptiste Cafetière, 1778, privé Cafetière, 1778, privé Cafetière, 1780, Bruxelles, MRAH Tabatière, 1783, Bruxelles, Musée communal, Dozen om te niezen 38 Tabatière, 1783, privé, Dozen om te niezen 39 Cinq cuillers à café, 1785, Bruxelles, MRAH Deux cuillers, 1786, DIVA, Pittig zilver 40

325. DUPRET Benjamin Josephus a. ° Ath X avec Derhume Anne Marie b. Apprenti chez De Roos Martinus Josephus, 23/4/1766 Maître, 3/7/1769 Bourgeois de Bruxelles, 4/9/1770 Il a transféré son domicile à Vilvorde en 180758 326. HEYVAERT Franciscus Josephus a. X avec Smeesters Johanna Alexandrina † 7/5/1801 b. Apprenti chez son père Franciscus sr., 27/10/1753 Maître, 2/8/1769 Doyen du métier, de 1772-73 à 1775-76 et de 1788-89 à 1790-91 Commissaire, 3/5/1777

58

e

Bruxelles XIX , n° 285.

197 327. LEMMENS Antonius a. ° Bruxelles X avec Crabs Albertina † 31/12/1774 b. Apprenti chez De Cachiopin Niklaas jr., 14/10/1741 Maître, 23/11/1769 Doyen du métier, 1772-74 328. DEWEZ Michel Paulus Johannes a. ° Halanzy (Luxembourg), 31/1/1742 X avec Hubert Maria Catharina † 6/12/1804 b. Orfèvre à Paris Apprenti chez l'orfèvre bruxellois De Roos Martinus Josephus, 18/9/1770 Bourgeois de Bruxelles, 6/7/1772 Maître, 24/12/177259 Ouvrages Cafetière, 1772, privé Soupière, 1773, Seneffe 45 Deux chandeliers, 1775, Bruxelles, Crédit communal Deux chandeliers, 1777, Bruxelles, MRAH Cafetière, 1777, privé Cafetière, 1778, privé Cafetière et pot à lait, 1779, DIVA 144 Son poinçon représente un cygne tenant une branche dans son bec. Le même cygne est utilisé dans un cadre ovale à partir de 1775. On peut l'attribuer également à Dewez

< 1775 59

> 1775

X. DUQUENNE, Michel Dewez, Orfèvre et bronzier de la cour (1742-1804), Bruxelles, 2002.

198 329. Maître marquant d'un canon Ouvrages Chocolatière, 1773, Bruxelles, Musée communal Deux salières, 1777, Bruxelles, Crédit communal Deux saucières, 1779, privé60 Serrure de livre, 1779, château de Loppem, stichting Jean van Caloen, Zilveren hemelsleutels, Anvers, 2008, pp. 110-111 Couvert, 1780, privé

330. DUMONCEAU Michel Niklaas Franciscus a. ° Anvers b. X1 avec Denis Anna Margareta X2 avec Pirée Maria Josepha, 1787 Apprenti à Anvers chez son père Michel Maître à Bruxelles, 18/3/1773 331. WEEMERS Ambrosius a. ° Kevelaar X avec Manet Anna Carolina † 3/6/1799, à l'âge de 73 ans b. Il avait déjà travaillé pendant 21 ans comme compagnon orfèvre Apprenti chez Simons Aurelius Augustinus, 4/5/1768 Maître, 14/8/1773 332. SIMONS Petrus Josephus a. † 15/7/1794 b. Apprenti chez son père Aurelius Augustinus, 20/1/1748 Maître, 15/11/1774 Débit moyen, de 1779 à 1781-82

60

J.-M. DE COUNE, Une paire de saucières aux armes Billehé (Bruxelles 1779), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 319-323.

199 333. LEMMENS Philippus Josephus b. Apprenti chez Le Martin, 22/4/1767 Apprenti chez son père Antonius, 23/11/1769 Maître, 26/11/1776 334. MALUIN (ALUIN ?) Henricus Cornelius a. ° Bruxelles X avec Manche Françoise Marie † 11/9/1832 à l'âge de 80 ans b. Apprenti chez Cool Philippus Johannes Josephus, 17/7/1768 Maître, 1776-77 335. Maître marquant d'un pot à feu Ouvrages Calice, 1777, Erps-Kwerps, égl. St.-Amand Saucière, 1778, privé Deux couronnes avec sceptre, 1781, Jette, égl. St.-Pierre Saupoudroir et moutardier, 1781, Bruxelles, MRAH Cafetière, 1783, Bruxelles, MRAH, Cat. 229 Cafetière, 1783, Laarne 57 Deux chandeliers, 1785, privé Cuiller, 1785, privé Cafetière, 1786, Bruxelles, Musée communal Huilier, 1788, Bruxelles, MRAH Deux chandeliers, 1789, Laarne 59 Cafetière, 1789, privé Moutardier, 1791, Anvers, Musée DIVA, Pittig Zilver, 41 Ciboire, 1792, Bruxelles, égl. St.-Michel Cafetière, 1793, DIVA 145 Son poinçon représente un pot à feu.

200 336. Maître marquant d'un emblème de pharmacien (?) Ouvrages Fourchette, 1777, Heverlee, Abbaye Huilier, 1783, privé

337. HEGER Joannes Joris a. X avec De Veux Maria b. Bourgeois de Bruxelles, 30/5/1776 Maître, 15/1/1777 Débit très important, 1781-82 Metteur en œuvre, 7 floréal an VI 338. MAILLAERT Petrus Josephus b. Apprenti chez son père Joannes Franciscus Josephus, 22/4/1767 Maître, 1/4/1777 339. MICHEL Jacobus Josephus, dit Delille a. ° Mignault (France) X avec Watson Sara † 14/3/1808 b. Apprenti chez De Potter Henricus sr. I, 10/10/1763 Maître, 22/2/177761 Bourgeois de Bruxelles, 18/6/1784 340. T'SERSTEVENS Jan Baptist Josephus a. X avec Mosselmans Catharina Theresia † 13/9/1833 b. Apprenti chez son père Johannes Josephus, 27/10/1761 Maître, 22/2/1777 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII62 61 62

e

Bruxelles XIX , n° 191 et 192. Ibidem, n° 623.

201 341. THIBAUT Ferdinandus Josephus a. ° Tournai, où il avait fait l'apprentissage † Bruxelles, 26/2/1817 b. Bourgeois de Bruxelles, 26/11/1776 Maître, 6/8/1777 Commissaire, 1782-83 Doyen du métier, 1794-95 Marchand et fabricant, 7 floréal an VI63 342. VAN DE VELDE Petrus Johannes Doyen du métier, de 1777-78 à 1779-80, 1781-82 ? 343. VAN DOREMAEL Josephus Dominicus Apprenti chez son père Niklaas, 13/1/1745 Maître, 15/7/1778 344. FONSON Andreas Josephus a. ° 29/1/1748, fs. Petrus Josephus et Monoyer Theresia X avec De Chèvre Anne-Marie † avant 1795 b. Apprenti chez son père, 5/1774 Maître, 5/8/1778 345. OPPALFENS Fredericus a. X avec De Wolf Catharina † 7/11/1794 b. Apprenti chez son père Franciscus, 27/1/1748 Maître, 21/1/1778 Commissaire, 15/5/1782 Doyen du métier, 1783-84 346. OPPALFENS Jacobus a. ° Bruxelles † 3/4/1839 b Apprenti chez son père Franciscus, 27/10/1753 Maître, 21/1/1778

63

Ibidem, n° 611.

202 Doyen du métier, de 1788-89 à 1790-91 Orfèvre, 6 floréal an VI64 347. DE ROY Philippus Josephus a. † 14/10/1779 à l'âge de 54 ans b. Apprenti chez son père Antonius, 10/1/1743 Maître, 13/6/1778 348. VANDER STRICHT Antonius Franciscus Dominicus a. ° Bruxelles X avec Oppalfens Maria Isabella † 12/12/1820 b. Apprenti chez Lemmens Antonius, 30/11/1771 Apprenti chez Heyvaert Franciscus jr., 11/6/1777 Maître, 30/4/1778 Doyen du métier, de 1783-84 à 1787-88, 1793-94 Marchand et fabricant, 6 floréal an VI65 349. Maître marquant d'un animal quadrupède (?) Ouvrages Drageoir, 1779, privé

350. Maître marquant d'une flèche surmontée de trois cercles Ouvrages Deux chandeliers, 1779, privé

64 65

Ibidem, n° 515. Ibidem, n° 658.

203 351. DUPRET Jean-Baptiste a. X avec Hirsous Johanna b. Apprenti chez Simons Petrus Josephus, 11/9/1776 Maître, 6/3/1779 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII66 352. MILLÉ Jean-Baptiste a. † 22/4/1803 b. Apprenti chez son père Ferdinandus Cornelius Carolus, 3/8/1745 Maître, 19/7/1780 Commissaire, 1791 et 1794 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII67 353. JOREZ Johannes Jacobus a. X1 avec Van Reymenant Maria Theresia X2 avec Vermeulen Maria Theresia Cecilia † 9/7/1837 b. Apprenti chez Fonson Petrus Josephus, 25/3/1773 Maître, 9/6/1781 Commissaire, 1782-83 et 1791 Doyen du métier, 1794-95 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII68 354. CLERFAYT Josephus Emmanuel a. ° Mons, où il avait fait quatre ans d'apprentissage X avec Gailliot Theresia b. Apprenti chez Dupret Benjamin Josephus, 11/3/1778 Bourgeois de Bruxelles, 20/9/1782 Maître, 11/12/1782 ou 10/5/1783 Il fabrique pour les marchands, 6 floréal an VII69 355. SMEESTERS Theodorus Tobias a. † 12/3/1783 b. Apprenti chez son père Theodorus, 1/2/1768 Maître, 22/3/1782 66 67 68 69

Ibidem, n° 222. Ibidem, n° 489. Ibidem, n° 395. Ibidem, n° 111.

204 356. BENIEAUX Johannes Gaspard a. X Belsack Johanna † 6/7/1827 b. Apprenti chez Weemers Ambrosius, 6/10/1777 Maître, 16/5/1783 Il fabrique pour les marchands, 6 floréal an VII70 357. MILLÉ Johannes Josephus a. † 24/9/1825 à l'âge de 71 ans b. Apprenti chez son père Ferdinandus Cornelius Carolus, 10/1772 Maître, 16/8/1783 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII71 358. REDELBORGHT Guillielmus a. ° 31/5/1753, égl. St.-Géry, fs. Franciscus et Vlobergh Albertina X avec Du Moulin Catharina Josephina † 6/12/1806 b. Apprenti chez Van der Hecht Jean-Baptiste, 13/11/1779 Bourgeois de Bruxelles, 1783 Maître, 20/11/1783 Doyen du métier, 1791-92 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII72 359. WEEMERS Johannes Franciscus Josephus a. X avec Kerrinck Johanna Catharina † 3/7/1796 b. Apprenti chez son père Ambrosius, 5/10/1775 Maître, 31/5/1783 360. Maître marquant de la lettre T Ouvrages Cuiller, 1783, Anvers, Musée DIVA, Pittig zilver 39 Deux salières, 1785, Bruxelles, MRAH Saucière, 1787, privé 70 71 72

Ibidem, n° 36. Ibidem, n° 490. Ibidem, n° 555.

205 Cafetière, 1789, Seneffe 36 ?

361. Maître marquant d'une image de Notre-Dame avec Enfant Ouvrages Cafetière, 1784, Seneffe 35 Deux chandeliers, 1784, privé Cafetière, 1784, privé Cafetière, 1785, Bruxelles, Musée communal Ciboire, 1785, Bruxelles, égl. St.-Nicolas Cafetière, 1786, privé Calice, 1789, Bruxelles, égl. Notre-Dame du Finistère Deux burettes, 1791, Wambeek, égl. St.-Rémi Calice, dernier quart du XVIIIe siècle, Bruxelles, égl. St.-Michel

Photo IRPA 362. Maître marquant des lettres C.E Ouvrages Deux cuillers à ragoût, 1785, Seneffe Trois cuillers à ragoût, 1786, Seneffe Drageoir, 1789, privé Cafetière, 1790, privé

206 363. BORSY Guillielmus Josephus a. X avec De Cuyper Catharina † 7/6/1795 b. Apprenti chez Millé Henricus, 6/10/1779 Maître, 1785 364. DUTALIS Peeter Gabriel Germanus a. ° Mons, où il avait une période d'apprentissage X1 avec Le Lait Maria Johanna X2 avec Le Sart Johanna † 15/12/1814 b. Apprenti à Bruxelles chez Fonson Andreas Josephus, 3/4/1783 Maître, 18/5/178573 Bourgeois de Bruxelles, 3/5/1788 Commissaire, 3/10/1794 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII74 Ouvrages Saucière, 1789, privé75 Deux moutardiers, 1788, privé Cafetière, 1789, privé Cafetière, 1790, privé Cafetière, 1791, Bruxelles, Musée communal Cafetière, 1791, Tournai, Musée des Beaux-Arts Cuiller, 1791, privé Cuiller à sel, 1791, Anvers, DIVA, Pittig zilver 42 Moutardier, 1793, privé Deux cuillers, 1794, Anvers, DIVA, Pittig zilver 44

73

W. NYS, Pierre Gabriel Germain en Joseph Germain Dutalis, edelsmeden te Brussel, dans W. NYS, (red.), Joseph Germain Dutalis 1780-1852, Edelsmid van Koning Willem I, Anvers, 2007, pp. 16-60. e 74 Bruxelles XIX , n° 289; Pittig zilver, n° 42. 75 B. VANDERMEERSCH, Une saucière aux armes de dom Cloquette, dernier abbé de Villers (Bruxelles 1789), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 338-342.

207 Le poinçon de Pierre G. G. Dutalis représente une tour

365. Maître marquant d'une lettre R dans un médaillon Ouvrages Deux fourchettes, 1786, privé Huilier, 1794, Bruxelles, Musée communal

366. VAN DER PERRE Carolus a. † 16/7/1790 b. Apprenti chez Dupret Benjamin Josephus, 27/9/1782 Maître, 6/12/1786 367. Maître marquant des lettres F.B Ouvrages Cuiller, 1787, privé

368. BERGÉ Franciscus Johannes a. X avec Goffin Anna Catharina † 2/4/1789 b. Il avait travaillé huit ans comme compagnon Maître, 21/3/1787

208 369. VANDER HOEFT Paulus a. ° Louvain X avec Willems Maria b. Apprenti chez Oppalfens Fredericus, 28/5/1783 Maître, 30/12/1788 370. Maître marquant des lettres V.P. Ouvrages Deux cuillers à café, 1788

371. BRICHAUT Jean-Baptiste Philippus a. X avec Monoyer Marie Rosalie, Bruxelles, vers 1761 b Apprenti chez son père Johannes Josephus, 29/4/1772 Maître, 10/7/1788 Se trouve sur la liste du 7 floréal an VI76 372. Maître marquant d'une plume Ouvrages Un couvert, 1789, privé Deux cuillers, 1789, privé Cuiller à ragoût, 1791, privé

373. Maître marquant d'une pipe Ouvrages Deux saucières, 1789, Heverlee, Abbaye Louche, 1789, Bruxelles, MRAH Cuiller, 1794, Heverlee, Abbaye 76

Bruxelles XIXe, n° 64.

209

374. BERGÉ Johannes Franciscus a. X avec Beukevelt Anna-Maria b. Maître, 27/6/1789 Fabrique pour les marchands, 6 floréal an VII 375. Maître marquant d'un grand pot à feu Ouvrages Cuiller à sucre, 1790

376. VAN MONS Petrus Franciscus a. ° Bruxelles X avec Van Hamme Anna Katharina Hyacinthe † 7/7/1806 b. Apprenti chez Becker Henricus Josephus à Louvain, 13/6/1778 Compagnon chez Jorez Johannes Jacobus à Bruxelles Maître à Bruxelles, 10/8/1793 Fabrique pour les marchands, 6 floréal an VII77 377. SPELTOIR Johannes Josephus a. ° Enghien X avec Hillen Barbe † 20/12/1797 b. Apprenti chez Van den Perre Carolus, 27/1/1787 Apprenti chez Benieux Johannes Gaspard, après le décès de Van den Perre Maître, 13/7/1793 Bourgeois de Bruxelles, 9/3/1795 77

Ibidem, n° 675.

210 378. Maître marquant d'une paire de lunettes Ouvrages Tabatière, 1794, privé, Dozen om te niezen 40

379. Maître marquant d'une feuille dans un losange Ouvrages Deux salières, 1794, Bruxelles, Musée communal

380. COLLINET Peeter a. ° Bruxelles X avec Heusdens Maria Anna † 18/3/1806 b. Apprenti chez Vander Donck Jacobus Franciscus, 1784 Maître, 24/9/179478 381. T'SERSTEVENS Jean-Baptiste Jacobus a. X avec Stevens Isabella Johanna † Ittre, 12/7/1851 b. Apprenti chez son père Jean-Baptiste Josephus, 27/7/1790 Maître, 12/10/1794 382. VAN DEN ACKER Nicolas a. ° Bruxelles fs. Josephus et De Leu Anne † 25/7/1854 78

Ibidem, n° 121.

211 b. Maître, 1794-95 Fabrique pour les marchands, 6 floréal an VII79 383. BRICHAUT Josephus Gislenus b. Apprenti chez son père Johannes Josephus, 8/5/1765 Maître, 28/3/1795 384. CARDOEN Arnoldus a. ° Bruxelles X avec Van Hoegaerden Anne Maria Josepha † 17/3/1826 b. Maître, 17/6/1795 Il exerçait encore son métier d'orfèvre-bijoutier au XIXe siècle80 385. DUPRET Augustinus Josephus a. X Dupret Catharina, < 1812 † 7/11/183881 b. Apprenti chez son père Benjamin Josephus, 1/4/1780 Maître, 10/1/1795 386. DUPRET Carolus Ludovicus Josephus a. ° Ath X avec De Cerf Marie Anne † 14/3/1829 b. Apprenti chez De Roos Martinus Josephus, 19/4/1777 Apprenti chez Simons Petrus Josephus, 6/11/1779 Bourgeois de Bruxelles, 21/5/1795 Maître, 1795 Marchand et fabricant, 6 floréal an VII82 387. DUPRET Johannes Franciscus a. ° Ath b. Apprenti chez De Roos Christianus Josephus, 1784 Maître, 9/5/1795 Bourgeois de Bruxelles, 11/6/1795 79 80 81 82

Ibidem, n° 630. Ibidem, n° 85. Ibidem, n° 286. Ibidem, n° 283.

212 388. VAN DER HECHT Adrianus a. X avec Christian Katharina † 26/9/1845 b. Apprenti chez son père Jean-Baptiste, 29/12/1784 Maître, 27/5/1795 389. VAN DER HECHT Petrus Philippus a. fs. Jean-Baptiste X avec Deweert Anne J. † 6/12/183383 b. Maître, 27/5/1795 390. MALUIN Josephus b. Apprenti chez son père Henricus Cornelius, 20/11/1787 Maître, 13/6/1795 391. MICHEL Jacobus, dit DELILLE a. X Vanden Camer Marie-Jeanne b. Apprenti chez son père Jacobus Josephus, 15/11/1782 ou 3/12/1783 Maître, 11/4/179584 392. MICHEL Josephus, dit DELILLE b. Apprenti chez son père Jacobus Josephus, 13/9/1778 Maître, 4/4/179585 393. DE POTTER Carolus jr. a. † 22/10/182986 b. Apprenti chez son père, 23/11/1769 Maître, 4/4/1795 394. VAN DEN SCHILDE Philibert a. ° Bruxelles, vers 12/2/1772, fs. Gilles et Knapen Marie Aldegonde † Bruxelles, 10/4/181187 b. Maître, 18/4/1795 83 84 85 86 87

Ibidem, n° 652. Ibidem, n° 193. Ibidem, n° 194 ? Ibidem, n° 216 ? Ibidem, n° 644.

213 395. SERMETTE Franciscus a. ° Ath † 12/8/1798 b. Bourgeois de Bruxelles, 17/11/1794 Maître, 5/1795 396. WEEMERS Gerardus Antonius Emmanuel b. Apprenti chez son père Antonius, 6/9/1788 Maître, 21/3/1795

IV. LES MAÎTRES-ORFÈVRES SUBALTERNES Les maîtres-orfèvres habitant dans une ville où il n'y avait pas de métier, étaient obligés par la réglementation de déposer leur poinçon et de faire contrôler leurs ouvrages dans la ville la plus proche avec un métier88. Cette prescription n'était pas toujours bien respectée, parce que le voyage était long, difficile, et dangereux pour l'orfèvre qui transportait de l'argenterie. La Jointe des Monnaies, créée en 1749, a envoyé son contrôleur chez les orfèvres isolés pour mettre de l'ordre dans la situation. Dans ce chapitre ces orfèvres ne sont mentionnés que pendant la période de leur inscription à Bruxelles. Certains ne se sont pas inscrits et ne sont donc pas mentionnés. * * *

IV. DE SUBALTERNE

MEESTERS-EDELSMEDEN

De meesters-edelsmeden, die in een stad woonden, waar er geen ambacht was, moesten volgens de reglementering hun merk deponeren en hun werken laten keuren in de dichtstbij gelegen stad met een ambacht. Dit voorschrift werd niet altijd goed toegepast, omdat de reis moeilijk, langdurig en gevaarlijk was voor de edelsmid die zijn zilverwerk moest vervoeren. De Jointe des Monnaies, die in 1749 opgericht werd, zou haar controleur naar de geïsoleerde edelsmeden zenden om de situatie recht te trekken. In dit hoofdstuk zijn de afgelegen meesters slechts vermeld gedurende de periode van hun inschrijving te Brussel. Sommige hebben zich niet ingeschreven en zijn hier dan ook niet vermeld.

88

Ordonnance du 13 avril 1551, Art.XI1; Édit et Ordonnance du 20 octobre 1608, Art. XI; Placcard du 19 septembre 1749, Art. XXVI.

215

Aerschot - Aarschot 397 HOMBROECK Sebastien a. ° circa 1740 X avec Van Sevekoten Dorotea b. Établi à Aerschot, il s'est inscrit à Bruxelles le 14/4/176789 À partir du 4/4/1770 il devait faire marquer ses ouvrages à Louvain. Il laissa son atelier à son fils Guillaume à la Révolution Française

Alost - Aalst 398 TONLEIN Jan Baptist I a. ° Alost, 7/3/1717, fs. Jan Frans et Van Hoorebeke Bernarde X avec Marcx Barbara Joanna Christina † Alost, 20/2/1800 b. Il s'est inscrit comme orfèvre à Bruxelles le 26/9/1750, et à Gand en 1773 Son poinçon représentait les lettres (I)BT90

Diest 399 CORNELIS Egidius Franciscus sr. a. X avec Colliers Anna Clara † Diest, 9/7/1761 b. Établi à Diest, il s'est inscrit à Bruxelles le 3/9/175091

89 90 91

W. VAN DIEVOET, Vlaams-Brabant, pp. 159-160. DAUWE J., Aalsters zilver, Gand, 2017, p. 107. W. VAN DIEVOET, Vlaams-Brabant, p. 165.

216 400 VAN DEN BON Paulus Joannes a. ° Malines, 23/7/1729, fs. Baldewien et Smedts Joanna Catharina X avec Van Zurpele Anna Catharina, 15/11/1753 † Diest, 11/1/1808 b. Bourgeois de Diest, 2/1/1754 Il s'est inscrit à Bruxelles le 27/11/175392 À partir du 4/4/1770 il devait présenter ses ouvrages à Louvain Son poinçon est une mitre

401 CORNELIS Egidius Franciscus jr. a. ° Diest, 6/4/1739, fs. Egidius Franciscus sr. et Colliers Anna Clara X avec De Middel Anna, 3/11/1771 † 28/1/1804 b. Apprenti à Bruxelles chez Brichaut Jean Joseph, 18/11/1757 Bourgeois à Diest, 3/12/1757 Établi à Diest, il s'est inscrit à Bruxelles le 9/11/176193 Il quitta Diest pour s'établir à Tirlemont le 20/1/1772, où il devait présenter ses ouvrages à Louvain Son poinçon est un pistolet

402 COOL Joannes Josephus a. ° Bruxelles X avec Lombaerts Catharina † Diest, 7/7/1791 b. Apprenti chez son père Petrus à Bruxelles, 1734 Bourgeois à Diest, 11/7/1766 92 93

Ibidem, p. 173. Ibidem, p. 166.

217 Inscrit à Bruxelles comme maître à Diest, 28/6/176694 À partir du 4/4/1770 il devait présenter ses ouvrages à Louvain Son poinçon représente une enclume

Louvain - Leuven Louvain avait un métier d'orfèvres depuis des siècles, mais au début du XVIIIe leur activité avait diminué à tel point qu'en 1749 il n'y avait plus que deux orfèvres et une veuve. La Jointe ordonna la fermeture de ce métier en disant qu'il y avait trop peu d'orfèvres pour justifier l'existence d'un métier. Le nombre minimum est fixé dans un décret du 27 novembre 1754 au sujet de Nivelles et qui est applicable aussi à Louvain: aussi longtemps qu'il n'y aura pas sept maîtres orfèvres tenant boutique ouverte dans la ville (de Nivelles), ils seront obligés d'envoyer leurs poinçons à la Chambre des suppliants (Bruxelles) et que leurs ouvrages y doivent être visités et marqués95. Les deux orfèvres de Louvain se font inscrire à Bruxelles. Cette inscription était gratuite parce qu'ils avaient déjà payé leur inscription à Louvain. 403 CRANINCKX Joannes Theodorus a. ° St. Trond, 17/12/1722, fs. Leonardus et Bex Francisca X avec Moreau Catharina Theresia, 16/4/1748 † 5/5/1780 b. orfèvre inscrit à Bruxelles, 18/9/1750 jusqu'en 177096

94 95 96

Ibidem, p. 164. Archives Générales du Royaume, Jointe des Monnaies, n° 257. W. VAN DIEVOET, Vlaams-Brabant, pp. 101-103.

218 Son poinçon de cette époque à Bruxelles représente une oie

404 BECKER Carolus Hubertus a. ° Malines, 14/5/1714, fs. Joannes et De Wever Maria Theresia X avec Micheaux Magdalena † 14/5/1778 b. orfèvre inscrit à Bruxelles, 18/9/1750 jusqu'en 177097 Son poinçon de cette époque à Bruxelles représente un marteau

Le magistrat de Louvain a fait son possible pour attirer d'autres orfèvres à cette ville avec succès. Toutefois, les nouveaux orfèvres refusaient de payer une inscription à Bruxelles. Ils étaient 9 en 1767. Le 4/4/1770 la ville de Louvain avait de nouveau un métier.

Nivelles - Nijvel En 1750 le métier de Nivelles ne comptait plus que cinq orfèvres, et le Conseil privé a décidé le 27/11/1754 que la ville de Nivelles devait avoir au moins sept maîtres orfèvres tenant boutique ouverte avant de pouvoir établir un métier. En attendant ils devaient faire marquer leurs 97

Ibidem, pp. 87-89.

219 ouvrages à Bruxelles98. Cette condition était réalisée en 1759 et les orfèvres de Nivelles se sont organisés en métier99. 405 MARCQ Pierre Jacques b. Le seul maître de Nivelles qui s'est inscrit à Bruxelles le 24/12/1754 Son poinçon probable serait PIM100

Saint-Nicolas - Sint-Niklaas 406 VAN GOETHEM Petrus Dominicus a. ° circa 1722, fs. Jean-Baptiste et Seghers Catharina † St.-Nicolas 15/3/1780 b. Apprenti chez T'Serstevens Cornelis, 1/9/1735 Inscrit à Bruxelles, 26/9/1750 et à Gand en 1772 Son poinçon était un arc101

407 DE CAUWER Nicolas a. ° St.-Nicolas, 16/5/1700, fs Joannes et Vergauwen Elisabeth X avec Braem Anna Catharina, 17/9/1725 † 20/11/1758 b. Apprenti chez Van Beughen à Anvers, 26/2/1715 Inscrit à Bruxelles, 26/9/1750 et à Gand en 1772102.

98

W. VAN DIEVOET, Brabant wallon, p. 9. Ibidem, p. 9-10. 100 Ibidem, p. 35. 101 NYS Wim, Waas Zilver 1700-1869, Anvers, 2007, p. 105. 102 Ibidem, p. 104. 99

220 408 DE SCHEPPER Antonius Ferdinandus a. ° St.-Nicolas, 3/1733, fs. Jacobus et Seghers Joanna † St.-Nicolas 15/4/1795 b. Apprenti chez Van Goethem Petrus Dominicus Inscrit à Bruxelles, 18/5/1758 et à Gand en 1772103 Son poinçon représentait les lettres ADS couronnées

409 TIELEMANS Jean-Baptiste a. ° St.-Nicolas 7/9/1742, fs. Petrus Franciscus et De Backer Judoca X avec Buys Isabella † St.-Nicolas, 30/8/1803 b. Apprenti chez Robert Dieudonné à Tamise Inscrit à Bruxelles, 5/11/1765 et à Gand en 1772104 Son poinçon était peut-être un moulin (?)

Tamise - Temse 410 ROBERT Dieudonné a. X avec Grietens Isabelle, 7/1/1748 b. Inscrit à Bruxelles, 26/9/1750 Vers 1760-61 il est parti à Lokeren

103 104

Ibidem, p. 112. Ibidem, p. 116.

221 Son poinçon après 1750 représente un poisson105

411 NIJS Franciscus a. ° Tamise, 8/5/1709, fs. Adrianus Egidius et Van der Beke Joanna X avec Grietens Anna Catharina, 9/2/1734 † Tamise, 20/10/1778 b. Inscrit à Bruxelles, 11/12/1752 et à Gand en 1772106 Son poinçon représente une branche de roseau

Tirlemont - Tienen 412 DUCORON Carolus Joachim a. ° Ath, 15/1/1698, fs. André et Desprets Jeanne Thérèse X1 Van Goethem Isabelle X2 Janssens Maria Anna, 27/9/1738 † 7/12/1762 b. Il s'est inscrit à Bruxelles le 18/9/1750107 Sa veuve a continué son activité avec le même poinçon jusqu'en 1779

105 106 107

Ibidem, p. 134. Ibidem, p. 139. W. VAN DIEVOET, Vlaams Brabant, pp. 180-181.

222 Son poinçon représente un calice

Wavre - Waver 413 THIBAUT Nicolas Joseph a. ° Nivelles X avec Campion Anne Marie, 23/2/1743 † Wavre, 13/10/1769 b. Il s'est inscrit à Bruxelles le 19/12/1752108

108

W.VAN DIEVOET, Brabant wallon, p. 49.

223

Boîte de toilette T'Serstevens François, 1662-63 Photo E. Wauters

V. ANNEXES A. BIBLIOGRAPHIE BIBLIOGRAFIE BAUDOUIN P., "Eenen massiven silveren caffépot", eerste prijs 17491750 aan de Academie van Antwerpen, in Bulletin des Musées Royaux d'Art et d'Histoire, 57 (1986) 1, pp. 105-120. BAUDOUIN P., COLMAN P., GOETHALS D., Orfèvrerie en Belgique, XVIeXVIIe-XVIIIe siècles, Paris-Gembloux, 1988 = Edelsmeedkunst in België, profaan zilver, XVIde-XVIIde-XVIIIde eeuw, Tielt, 1988. BRIELS J., Zuidnederlandse goud- en zilversmeden in Noordnederland omstreeks 1576-1625, Bijdragen tot de kennis van de Zuidnederlandse immigratie, in Bijdragen tot de geschiedenis, 54 (1971) 1-2, pp. 87-141 en 55 (1972) 1-2, pp. 89-112. BÜCKEN V., Collection d'orfèvrerie européenne Claude et Juliette D'Allemagne, Château de Seneffe, Musée de l'orfèvrerie de la Communauté Française, [Bruxelles], 1995. CARTIER N., L'orfèvrerie de la jurande d'Arras, Aire-sur-la-Lys, 1983, p. 75. CARTIER N., Aiguière de Béthune de 1719 par François-Joseph de Baillencourt dit Courcol, dans L'Estampille, décembre 1998, fiche 330B. CLAESSENS-PERÉ A.-M., Dozen om te niezen, Belgische en Franse snuifdozen en tabaksraspen uit de 18de eeuw, Antwerpen, 1996. CLAESSENS-PERÉ A.-M., De Gildenbreuk van Reynegom, in Gildenbreuk van Reynegom. Schenking van Barones Monique della Faille d'Huysse, ter nagedachtenis aan haar moeder, Barones Alix van Reynegom de Buzet, Brussel, 2005, pp. 5-9. CLAESSENS-PERÉ A.-M., Pittig zilver, De schenking Albert & Cecile Maesen, Antwerpen, 2007.

225 CLAESSENS-PERÉ A.-M., Zilveren hemelsleutels, twee eeuwen Belgische boekbandjes, Antwerpen, 2008. COENEN L., DE REN L., NYS W., Zilver van baron Caroly, Antwerpen, 1997. CROOY L.& F., L'orfèvrerie religieuse en Belgique depuis la fin du XVe siècle jusqu'à la Révolution française, Bruxelles-Paris, 1911. DAUWE J., Lebbeke's rijke verleden, Lebbeke, 1972. DAUWE J., Aalsters zilver, Gent, 2017. COUNE J.-M., Une paire de saucières aux armes Billehé (Bruxelles, 1779), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 319-323. DE

FOSSA C., La famille T'Serstevens, une lignée d'orfèvres et d'imprimeurs bruxellois, Bruxelles, 2013. DE

FOSSA C., Une timbale aux armes t'Kint (Bruxelles 1747-1749), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 267-272. DE

DE REN L., De surtout van Karel Alexander van Lotharingen in het Kunsthistorisches Museum te Wenen (Brussel, 1755-1770), in Artium Minorum Folia Lovaniensia 25, Leuven, 1982. DE REN L., Tafelzilver van prins Karel Alexander van Lotharingen (1712-1780) bewaard te Wenen, in Antiek 19 (1984-1985), pp. 121-136. DE REN L., Conclusion: datation de l'urne, dans Bulletin de l'Institut Royal du Patrimoine Artistique, n° 32, 2006-2008, Bruxelles, 2009, pp. 246-247. DE REN L., CLAESSENS-PERÉ A.-M., NYS W., De Zilvercollectie, Antwerpen, 1997. DUQUENNE X., Michel Dewez, Orfèvre et bronzier de la cour (17421804), Bruxelles, 2002.

226 Gents zilver in Laarne, Magie van de edelsmeedkunst, Deel III, Gent, 2009. HENNE A. et WAUTERS A., Histoire de la Ville de Bruxelles, Nouvelle édition, Bruxelles, 1968. LIEN BICH LUU, Buitenlandse edelsmeden in Londen in de 16de en de vroege 17de eeuw met speciale verwijzing naar Antwerpen, in A.-M. CLAESSENS-PERÉ, Zilver voor Sir Anthony, Gent-Antwerpen, 1999, pp. 49-69. Magie de l'Orfèvrerie, Argenterie européenne de 1500 à 1850 dans les collections privées, Volume I, Anvers, 2000 = Magie van de Edelsmeedkunst, Europees zilver uit privébezit, Deel I, Antwerpen, 2000. Magie de l'Orfèvrerie, Volume II, Faste et élégance, Cinq siècles d'orfèvrerie européenne dans les collections privées, Anvers, 2004 = Magie van de Edelsmeedkunst, Deel II, Pracht en schittering, Vijf eeuwen Europese edelsmeedkunst in privé-bezit, Antwerpen, 2004. NYS W., Pierre Gabriel Germain en Joseph Germain Dutalis, edelsme-

den te Brussel, in W. NYS, (red.), Joseph Germain Dutalis 1780-1852, Edelsmid van Koning Willem I, Antwerpen, 2004, pp. 16-60. NYS W., Waas Zilver 1700-1869, Antwerpen, 2007. NYS W., Edelsmeden in het Land van Waas 1688-1869. Een prosopografische studie, Onuitgegeven proefschrift, Gent, 2015. NYS W., Boeken en prenten van 'Belgische' juweliers en edelsmeden in de lange 18de eeuw. De veilingcatalogi van Michel François t'Sas (1768), Jean François Joseph Beghin (1787) en Pierre Joseph Jacques Tiberghien (1813), in Tijdschrift voor Interieurgeschiedenis en Design, 40, 2018, pp. 1-25. PERGAMENI C., Les archives historiques de la ville de Bruxelles, Notices et inventaires, Bruxelles, s.d.

227 PIRENNE H., Histoire de Belgique, t. 2, De la mort de Charles le téméraire à la paix de Munster, 3e éd., Bruxelles, 1949. PIRENNE H., Histoire de Belgique, t. 3, De la fin du régime espagnol à la révolution belge, Bruxelles, 1950. ROOBAERT E., Staes Robert, orfèvre, fournisseur de l'archiduc Ernest d'Autriche, orfèvre à la cour des archiducs Albert et Isabelle et fabricant de l'urne, dans Bulletin de l'Institut Royal du Patrimoine Artistique, n° 32, 2006-2008, Bruxelles, 2009, pp. 245-246. ROOBAERT.E., Goud- en zilversmeden te Brussel in de 16de eeuw, Brussel, 2015. T'KINT DE

ROODEBEKE M. Une paire de flambeaux aux armes Wirix (Bruxelles 1711-1712), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 228-232. VAN DAMME J., Inventaris van de Zilvercollectie in het Kasteel van Laarne, Gent, 2009. VANDERMEERSCH B., Une saucière aux armes de dom Cloquette, dernier abbé de Villers (Bruxelles 1789), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 338-342. DIEVOET W., Het poinçoen van Gratie van 1749, in Bulletin van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, reeks 6, jaargang 47, Brussel, 1975, pp. 219-235. VAN

DIEVOET W., Edelsmeden in Vlaams-Brabant (Leuven, Aarschot, Diest en Tienen) tijdens het Ancien régime en de negentiende eeuw, Leuven, 2000. VAN

VAN DIEVOET W., Dictionnaire

des Orfèvres de Bruxelles au XIXe siècle,

Louvain, 2003. DIEVOET W., Orfèvres du Brabant wallon au dix-huitième siècle (Nivelles, Wavre et Jodoigne), Bruxelles, 2012. VAN

228 ORMELINGEN J.-J., Armoiries et poinçons présents sur l'urne, dans Bulletin de l'Institut Royal du Patrimoine Artistique, n° 32, 2006-2008, Bruxelles, 2009, pp. 242-244. VAN

ORMELINGEN J.-J., Une paire de flambeaux aux armes Gielis Hujoel et Vits (Bruxelles 1692-1696), dans Le Parchemin, 81 (2016) 423, pp. 217-220. VAN

VANWITTENBERGH J., De beker van de Sint-Sebastiaansgilde te Diest en de Brusselse zilversmid Gaspard Lanoy (1678-1750) in Arca Lovaniensis, I, Leuven, 1972, pp. 171-181. VAN WITTENBERGH J., Orfèvrerie au Poinçon de Bruxelles, exposition à la Société Générale de Banque en 1979, Bruxelles, 1979 = Zilver met Brusselse keuren, tentoonstelling in de Generale Bankmaatschappij in 1979, Brussel,1979. WAUTERS E., Zeventiende-eeuws Brussels zilver met het meesterteken "FT", s.l., 2018.

229

B. INDEX DES ORFÈVRES INDEX VAN DE EDELSMEDEN Nom ou "maître" Alio Alio Alio Appelmans Baclé Barré Bastoigne Becker Benieaux Bergé Bergé Berlo Berlo Berlo Bernaerts Bernaerts Bernaerts Bernaerts Boel Borremans Borremans Borremans Borsy Botermans Botermans Bourgeois Brichaut Brichaut Brichaut Bricquet

Prénom ou poinçon Johannes Peeter Peeter jr. Guillielmus Jean-Baptiste Daniel Jacobus Carolus Hubertus (à Louvain) Johannes Gaspard Franciscus Johannes Johannes Franciscus Franciscus Gregorius Johannes Franciscus sr. Albertus Franciscus Guillielmus Lambertus Thomas Peeter Adrianus Daniel Jean-Baptiste Guillielmus Josephus Nikolaas Steven Carolus Jean-Baptiste Philippus Johannes Josephus Josephus Gislenus Philippus Josephus

N° 18 58 192 162 210 100 31 404 356 368 374 174 262 170 186 187 273 217 37 142 242 104 363 25 42 205 371 305 383 133

230 Nom ou "maître" Broeckmans Cardoen Carpentier Citers Clerfayt Collet Collet Collet Collinet Compostelle Cool Cool Cool Coppens Coppens Coppens Coppens Coppens Cornelis Cornelis Craninckx Croissart Cuyermans Cuyermans De Bailliencourt De Bruyn De Bruyn De Cachiopin De Cachiopin De Cachiopin De Cachiopin De Cachiopin De Cachiopin De Cachiopin De Cauwer

Prénom ou poinçon Lucas Arnoldus Peeter jr. Franciscus Josephus Emmanuel Adrianus Henricus Michiel Peeter Michel Joannes Josephus (à Diest) Peeter Philippus Johannes Josephus Andreas Antonius Hermanus Jacobus Johannes jr. Egidius Franciscus jr. (à Diest) Egidius Franciscus sr. (à Diest) Joannes Theodorus (à Louvain) Niklaas Peeter Peeter sr. François, dit Courcol Robertus Sebastiaan Antonius Henricus jr. Jacobus Jacomo Niklaas jr. Niklaas sr. Petrus Franciscus Nicolas (à St.-Nicolas)

N° 49 384 134 105 354 32 121 75 380 13 402 194 285 76 265 151 267 250 401 399 403 6 77 15 189 233 168 149 308 87 93 218 146 314 407

231 Nom ou "maître" De Coninck De Doncker Deens De Hamere De Hocht De Hocht De Hondt De Keyser De Keyser De Keyser De la Court De Mayer De Mayere De Mayere De Mol De Mol De Mol De Molder Denijs De Pape De Pape De Pape De Potter De Potter De Potter De Potter De Potter De Potter De Roos De Roos De Roos De Roos De Roos De Roos De Roos

Prénom ou poinçon Peeter Franciscus Hieronimus Alexander Carolus Joannes Cornelius Guillielmus Antonius Johannes Joannes jr. Johannes sr. Petrus Gaspard Joannes Ignatius Joachim Mathys Johannes Natalis Philippus Jacobus Franciscus Engelbert Daniel Guillielmus Jacobus Peeter Andries Carolus jr. Henricus sr. I Jean-Baptiste Judocus jr. Judocus sr. Adrianus Christianus Josephus Cornelius Gillis Josephus Leonardus Martinus Peeter

N° 202 152 226 11 132 268 270 222 90 220 248 111 59 70 269 306 234 44 85 7 91 36 158 393 238 319 239 184 52 323 229 240 112 298 173

232 Nom ou "maître" De Roovere De Roovere De Roovere De Roy De Roy De Schepper Desmedt De Smet De Smet Dewez De Wint De Wint De Wint De Witte Doremans Druwet Ducoron Ducpetiaux Ducpetiaux Dumonceau Dupret Dupret Dupret Dupret Dupret Du Ry Du Ry Du Ry Dutalis Duvivier Fonson Fonson Gandoin Gijseleers Goossens

Prénom ou poinçon

N°

Jooris Jacobus Jooris jr. Jooris sr. II Antonius Philippus Josephus Antoine Ferdinand (à St.-Nicolas) Christina Stephanus jr. Stephanus sr. Michel Paulus Johannes Guillielmus Paulus Peeter Johannes Carolus sr. Johannes Jean Carolus Joachim (à Tirlemont) Antonius Josephus Landelin Joseph Michel Niklaas Franciscus Augustinus Josephus Benjamin Josephus Carolus Ludovicus Josephus Jean-Baptiste Johannes Franciscus Bartholomeus jr. Bartholomeus sr. Johannes Peeter Gabriel Germanus Marcus Andreas Josephus Petrus Josephus Alardus Cornelius Guillielmus sr.

145 28 14 221 347 408 275 129 21 328 80 98 114 101 266 4 412 315 301 330 385 325 386 351 387 216 97 169 364 139 344 280 190 78 40

233 Nom ou "maître" Grimbergs Grondone Heger Heyvaert Heyvaert Heyvaert Heyvaert Heyvaert Hilair Hilair Hilair Hilair Hombroeck Huysmans Ivens Jacobs Jambers Janssens Jorez Juwet Juwet Juwet Juwet Juwet Juwet Ketelbuter Lacourt La Feys La Feys Lanoy Le Martin Le Martin Le Martin Lemmens Lemmens

Prénom ou poinçon Marcus Jean-Baptiste Joannes Joris Anna Franciscus Josephus Franciscus jr. Franciscus sr. Peeter Alexander Franciscus Engelbertus sr. Henricus Jacobus Sebastianus (à Aerschot) Peeter Petrus Augustinus Johannes Paulus Antonius Tobias Johannes Jacobus Franciscus Guillielmus Josephus Ignatius Ignatius sr. Jean-Baptiste jr. Jean-Baptiste sr. Jean-Baptiste Johannes Andreas Franciscus Gaspard Carolus Josephus Gaspard Josephus Josephus Antonius Philippus Josephus

N° 94 177 337 237 326 309 244 198 165 89 131 150 397 71 276 12 258 206 353 110 283 263 154 195 95 213 137 130 175 204 281 302 318 327 333

234 Nom ou "maître" Lenclu Leniers Lepise Lernould Maillaert Maillaert Maillaert Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître

Prénom ou poinçon Antonius Josephus Niklaas Laurentius Cornelius Guillielmus Ignatius Johannes Franciscus Josephus Petrus Josephus Philippus Ignatius A P.I Animal quadrupède (?) AR dans un cercle Arbuste dans un pot à fleurs Bateau C.E Canard couronné Canon Cerf dans un écusson Chien courant Cœur surmonté d'une croix Cœur surmonté d'une fleur Coquille St.-Jacques couronnée Coupe à beaume Couronne dans un cercle Crâne et deux os Croix au-dessus d'une demi-lune Dauphin couronné Demi-lune Deux cerises Deux flèches croisées E.L sur une cloche Emblème de pharmacien Empreinte de pied Étoile à cinq rais Étoile à six rais couronnée Étoile à six rais couronnée Étoile à six rais dans un écusson

N° 225 277 122 317 289 338 230 303 349 51 297 201 362 35 329 23 299 304 320 296 1 256 293 307 261 322 16 313 291 336 282 279 9 247 60

235 Nom ou "maître" Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître

Prénom ou poinçon Étrille F.B Fer à cheval et deux clous Feuille dans un losange Feuille de trèfle couronnée Feuille ternaire dans ellipse Figure couronnée (tête chien ?) Flèche surmontée de trois cercles Fleur stylisée GAP Gerbe de blé (?) Globe impérial Grand pot à feu Grappe de raisins Hibou ID et un arbre IM L.E Marteau ou feuille (?) MC dans un cercle Notre-Dame avec Enfant Oiseau sur une branche P.B Paire de ciseaux Paire de lunettes Pipe Plume Portail entre I et P Pot à feu R dans un médaillon Roue Sedes sous chapeau de cardinal T Tête de lion Tête de loup (?)

N° 300 367 38 379 8 39 47 350 209 287 53 288 375 17 236 272 246 235 292 83 361 290 135 171 378 373 372 188 335 365 68 69 360 34 27

236 Nom ou "maître" Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maître Maluin Maluin Marckaert Marckaert Marcq Mertens Meulemans Meulemans Meyllaert Michel Michel Michel Michel Millé Millé Millé Millé Millé Moeleman Nijs Nulants Oppalfens Oppalfens Oppalfens Pardo Pauwels

Prénom ou poinçon Théière (?) Tour en-dessous d'une étoile Trois clous Trois fleurs V sous marteau ou fleur V.P VD (?) Vierge dans un écusson Vierge et Enfant Henricus Cornelius Josephus Guillielmus Jacobus Pierre Jacques (à Nivelles) Laureys Johannes jr. Peeter Philippus Ignatius Augustinus Gillis Jacobus Josephus, dit Delille Jacobus, dit Delille Josephus, dit Delille Ferdinandus Cornelius Carolus Henricus Jean-Baptiste Johannes Josephus Lambertus Peeter Franciscus (à Tamise) Andreas Franciscus Fredericus Jacobus Jacobus Augustinus

N° 311 115 324 63 62 370 245 2 30 334 390 180 199 405 48 140 143 228 178 339 391 392 249 310 352 357 264 3 411 96 278 345 346 65 191

237 Nom ou "maître" Pepermans Philips Pylemans Pylemans Pylemans Redelborght Reps Reps Rimbout Rimbout Rimbout Rimbout Robert Roos Schordyns Schrijnmakers Sermette Simons Simons Smeesters Smeesters Snellinckx Speltoir Staes Staes Symoens Symoens Taconnet Thibaut Thibaut Thuys Tielemans Tillart Timmermans Timmermans

Prénom ou poinçon Hubertus Johannes Daniel Henricus sr. Hermanus Guillielmus Judocus jr. Judocus sr. Johannes Franciscus Marcus Michael Nicolas Dieudonné (à Tamise) Johannes Peeter Peeter Franciscus Aurelius Augustinus Petrus Josephus Theodorus Theodorus Tobias Josephus Judocus Johannes Josephus Albert Robert Guillielmus Lieven Niklaas Ferdinandus Josephus Nicolas Joseph (à Wavre) Gaspard Jean-Baptiste (à St.-Nicolas) Martinus Adrianus sr. Carolus jr.

N° 50 74 196 125 212 358 271 215 255 203 176 128 410 155 185 207 395 257 332 312 355 223 377 79 5 45 33 159 341 413 113 409 127 160 182

238 Nom ou "maître" Timmermans Timmermans Timmermans Tirel Tonlein Trompeneers T'Sas T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens T'Serstevens Usselincx Usselincx Vaillant Van Ballaer Van Ballaer Van Boeckhout Van den Acker Van den Bergen Van den Block Van den Block Van den Block Van den Bon

Prénom ou poinçon Carolus sr. Judocus jr. Judocus sr. Dominicus Jan Baptist I (à Alost) Octavianus Balthasar Michel Franciscus Cornelius Franciscus Franciscus jr. Franciscus sr. Gillis Jan Baptist Josephus Jean-Baptiste Jacobus Jean-Baptiste sr. I Joannes Josephus Joannes jr. II Joannes sr. I Johannes sr. II Marcus jr. I Marcus jr. II Peeter Tobias sr. Guillielmus Niklaas Carolus Carel Peeter Laurentius Nicolas Peeter Ignatius Franciscus Jean-Baptiste Judocus sr. Paulus Joannes (à Diest)

N° 123 208 124 138 398 232 259 200 84 251 119 20 340 381 156 295 231 92 157 99 214 254 167 61 161 66 126 86 81 382 102 284 274 197 400

239 Nom ou "maître" Vanden Bossche Vanden Brande Vanden Houten Vanden Houten Van den Schilde Van de Putte Van de Putte Van der Achter Van der Achter Van der Beken Van der Beken Vander Borcht Vander Borcht Vander Borcht Vander Borcht Vander Borcht Van der Brugghe Vander Donck Vander Donck Vander Donck Van der Hecht Van der Hecht Van der Hecht Vander Hoeft Vander Kelen Vander Kelen Vander Linden Van der Perre Van der Plancken Vander Stricht Vander Weerde Vander Weerde Van de Velde Van de Velde Van de Velde

Prénom ou poinçon Franciscus Joannes Philippus Henricus Mattheus Simon Philibert Johannes Josephus Peeter Johannes Judocus Antonius Nicasius Daniel Engelbert Franciscus Johannes Peeter Jean-Baptiste Egidius Hieronimus Jacobus Franciscus Adrianus Jan Baptist Mattheus Petrus Philippus Paulus Gaspard Lanceloot Peeter Carolus Ludovicus Michael Judocus Antonius Franciscus Dominicus Engelbertus jr. Engelbertus sr. Joannes Franciscus Petrus Jacobus Josephus Petrus Johannes

N° 227 243 22 88 394 260 144 172 116 163 19 41 141 181 183 103 148 211 106 294 388 321 389 369 82 26 72 366 166 348 286 67 241 316 342

240 Nom ou "maître" Van Doremael Van Doremael Van Eesbeeck Van Eesbeeck Van Eesbeeck Van Eesbeeck Van Eesbeeck Van Elsrack Van Essens Van Gelre Van Gemert Van Goethem Van Leeuw Van Moermans Van Mons Van Nyversele Van Nyversele Van Nyversele Van Nyversele Van Nyversele Van Rysinghen Van Volcxem Van Volcxem Van Wassenhove Waterloos Waterloos Weemaels Weemaels Weemers Weemers Weemers Wilde Zegers

Prénom ou poinçon Josephus Dominicus Niklaas Albertus Antonius Cornelius jr. Guillielmus Petrus Henricus Franciscus Godefridus jr. Christoffel Franciscus Petrus Dominicus (à St.-Nicolas) Dominicus Johannes Petrus Franciscus Franciscus jr. I Franciscus sr. Joannes sr. II Johannes sr. I Peeter Johannes Paulus Petrus Johannes Denis sr. Sigebertus jr. Jean-Baptiste Simon Ambrosius Gerardus Antonius Emmanuel Johannes Franciscus Josephus Franciscus Johannes

N° 343 253 107 136 109 219 224 164 108 54 153 406 193 55 376 120 64 43 24 117 10 56 147 29 57 46 252 179 331 396 359 73 118

241

C. INDEX DES POINÇONS DE MAÎTRE Lettres

Symbole Ailes de moulin et coupe Animal quadrupède (?) Arbuste dans un pot à fleurs Arc Bateau dans un écusson Boîte avec des burins Branche de laurier Branche de roseau Calice Canard couronné Canon Cerf dans un écusson Cerises (deux) Chapeau dans un contour arrondi Chien courant Chien dans un contour arrondi Chien, qui regarde derrière lui Clous ou flèches (trois) Cœur surmonté d'une croix Cœur surmonté d'une fleur Compas couronné Compas dans un rectangle Coquille Saint-Jacques couronnée Coupe à baume dans un écusson Couronne dans un cercle de perles Crâne et deux os dans un contour arrondi CROISSART dans un cercle couronné Croix au-dessus d'une demi-lune Croix dans un cercle Cygne tenant une branche dans son bec Dauphin couronné Emblème de pharmacien (?) Enclume

N° 3 349 297 406 201 204 10 411 412 35 329 23 16 276 299 270 215 324 304 320 5 310 296 1 256 293 6 307 266 328 261 336 402

242 Lettres

Symbole

N°

Étoile à cinq rais Étoile à six rais couronnée Étoile à six rais couronnée Étoile à six rais dans un écusson Étrille Fer à cheval et deux clous Feuille dans un losange Feuille de trèfle Feuille de trèfle couronnée Feuille ternaire dans une ellipse Figure couronnée (tête de chien ?) Flèche surmontée de trois cercles Flèches (deux) croisées dans un cercle Flèches (trois doubles) croisées dans un écusson Flèches (trois doubles) dans un écusson Fleur stylisée Fleur sur une tige Fleur sur une tige Fleurs (trois) Gerbe de blé dans un cercle ? Globe impérial Globe impérial Grappe de raisins Hibou Losange couronné dans un écusson Lune (demi-) Lunettes (paire de) Marteau Marteau couronné Marteau ou feuille (?) Mitre dans un contour ovale Moulin à vent Notre-Dame avec Enfant Œil Oie Oiseau sur une branche

279 9 247 60 300 38 379 249 8 39 47 350 313 196 125 209 151 237 63 53 43 288 17 236 22 322 378 404 11 292 400 409 361 312 403 290

243 Lettres

AD ADP ADS AG AL API AR BC BDR CE CR CT CVB CVE

Symbole Oiseau tenant une branche dans son bec Paire de ciseaux Pavot dans un contour ovale Pied (empreinte de pied) Pipe Pistolet Plume Poisson Pot à feu Pot à feu Pot dans un cœur Rose dans un écusson Roue Sedes sous un chapeau de cardinal Tête de lion (?) Tête de loup (?) Théière Tonneau Tour Tour en-dessous d'une étoile à six rais Vierge dans un écusson Vierge et Enfant dans couronne de perles Fer de moulin (?) dans un écusson Monogramme dans un écusson Lettres couronnées Dans un écusson Monogramme dans un rectangle arrondi Lettres dans une feuille de trèfle Monogramme dans un cercle Au-dessus d'une fleur Monogramme dans un écusson Dans un rectangle arrondi Arbre ou outil dans un écusson Compas couronné dans un rectangle Monogramme dans un écusson

N° 128 171 294 282 373 401 372 410 335 375 238 52 68 69 34 27 311 306 364 115 2 30 221 158 408 190 225 303 51 305 216 362 229 182 126 109

244 Lettres DH DH DI DMA DR EL FB FB FBO FC FM FS FT GAP GM GM GVE HDP HP IBT ID IM IP IP IT LE LM MA MC MT PA PA PB PF PH PI

Symbole Tête de chien avec collier Tête de chien dans un écusson Monogramme dans un écusson Cloche avec inscription E.L Dans un rectangle Monogramme dans un rectangle arrondi Monogramme dans un écusson Coq Monogramme dans un livre ouvert Dauphin au milieu des lettres Arbre ou outil (?) Monogramme avec contour arrondi Monogramme dans un rectangle arrondi Monogramme dans un rectangle arrondi Monogramme en-dessous d'une étoile Monogramme en-dessous d'une étoile Flèches (trois doubles) croisées dans un écusson Dans un rectangle Arbre dans un contour ovale Marteau Portail Arc Monogramme dans un rectangle Monogramme dans un contour arrondi Monogramme dans un cercle Monogramme Ancre dans un contour ovale Ancre dans un contour ovale Monogramme dans un rectangle Monogramme dans un rectangle couronné Monogramme couronné Monogramme dans un écusson

N° 270 270 4 59 169 291 367 227 170 189 249 280 84 287 178 180 219 238 212 398 272 246 74 188 124 235 264 59 83 127 58 192 135 280 71 276

245 Lettres PIM PL PVE R S SB T TS V VD VP

Symbole Dans un rectangle Arbre Monogramme dans un écusson Dans un nœud Comète à six rais Panier Dans un nœud Monogramme dans un écusson sous un marteau ou fleur Monogramme dans un rectangle arrondi Dans un rectangle

N° 405 72 224 365 257 42 360 99 62 245 370

246

C. INDEX Letters

VAN DE MEESTERTEKENS

Symbool Aambeeld Apothekersembleem (?) Beker in een hart Blad (driedelig) in een ellips Blad in een ruit Bloem gestileerd Bloem op een tak Bloem op een tak Bloemen (drie) Boog Boot in een schild Bril CROISSART in een gekroonde cirkel Dier (viervoetig) Dolfijn gekroond Doodshoofd en beenderen Doos met ponsen Druiventros Eend Eend gekroond Figuur gekroond (hondskop ?) Globe met kruis Globe met kruis Hamer Hamer gekroond Hamer of blad (?) Hart waarboven een bloem Hert in een schild Hoed in een afgeronde omtrek Hoefijzer en twee nagels Hond (lopende) Hond die achterom kijkt Hond in een afgeronde omtrek

Nr. 402 336 238 39 379 209 151 237 63 406 201 378 6 349 261 293 204 17 403 35 47 43 288 404 11 292 320 23 276 38 299 215 270

247 Letters

Symbool Kanon Kelk Kersen (twee) Klaverblad Klaverblad gekroond Kompas gekroond Kompas in een rechthoek Kroon in een ronde parelrand Kruis boven een halve maan Kruis boven een hart Kruis in een cirkel Lauriertak Leeuwenkop (?) Lieve-Vrouw met Kind Maagd en kind in een parelrand Maagd in een schild Maan (halve) Mijter in een ovaal Molenwieken boven beker Nagels of pijlen (drie) Oog Papaver in een ovalen omtrek Pijl waarboven drie bollen Pijlen (drie dubbele pijlen) in een schild Pijlen (drie dubbele) gekruist in een schild Pijlen (twee) gekruist in een cirkel Pijp Pistool Pluim Roos in een schild Roskam Ruit in een schild gekroond Schaar Schoof in een cirkel (?) Sedes onder een kardinaalshoed Sint-Jacobsschelp gekroond

Nr. 329 412 16 249 8 5 310 256 307 304 266 10 34 361 30 2 322 400 3 324 312 294 350 125 196 313 373 401 372 52 300 22 171 53 69 296

248 Letters

AD ADP ADS AG AL API AR BC BDR CE CR CT CVB CVE

Symbool Ster met vijf punten Ster met zes punten gekroond Ster met zes punten gekroond Ster met zes punten in een schild Struik in een bloempot Tak riet Theepot Ton Toren Toren onder een ster met zes punten Uil Vis Voetafdruk Vogel met een tak in zijn bek Vogel op een tak Vuurpot Vuurpot Wiel Windmolen Wolfskop (?) Zalfbeker in een schild Zwaan met een tak in zijn bek Molenijzer (?) in een schild Monogram in een schild Monogram gekroond In een schild Monogram in een afgeronde rechthoek Klaverblad Monogram in een cirkel Gekroond boven een bloem Monogram in een schild Monogram in een afgeronde rechthoek Boom of werktuig (?) Kompas gekroond in een rechthoek Monogram in een schild

Nr. 279 9 247 60 297 411 311 306 364 115 236 410 282 128 290 335 375 68 409 27 1 328 221 158 408 190 225 303 51 305 216 362 229 182 126 109

249 Letters DH DH DI DMA DR EL FB FB FBO FC FM FS FT GAP GM GM GVE HDP HP IBT ID IM IP IP IT LE LM MA MC MT PA PA PB PF PH PI

Symbool Hondenkop in schild Hondenkop met halsband Monogram in een schild Klok met inscriptie E.L In een rechthoek Monogram in een afgeronde rechthoek Monogram in een schild Haan Monogram in een geopend boek Dolfijn in het midden Boom of werktuig (?) Monogram in een afgeronde omtrek Monogram in een rechthoek Monogram in een rechthoek Monogram onder een ster met zes punten Monogram onder een ster Pijlen (drie dubbele) gekruist in een schild Boom in een ovalen omtrek Hamer Portaal Boog Monogram in een rechthoek Monogram in afgeronde omtrek Monogram in een cirkel Monogram Anker in een ovaal Anker in een ovaal Monogram in een rechthoek Monogram in een gekroonde rechthoek Monogram gekroond Monogram in een schild

Nr. 270 270 4 59 169 291 367 227 170 189 249 280 84 287 178 180 219 238 212 398 272 246 74 188 124 235 264 59 83 127 58 192 135 280 71 276

250 Letters PIM PL PVE R S SB T TS V VD VP

Symbool Monogram in een rechthoek Boom Monogram in een schild In een cirkel met strik Komeet met zes punten Mand In een cirkel met strik Monogram in een schild Hamer of bloem Monogram in een afgeronde rechthoek In een rechthoek

Nr. 405 72 224 365 257 42 360 99 62 245 370

251

D. LISTE DES ILLUSTRATIONS HORS-TEXTE LIJST VAN DE BUITENTEKST ILLUSTRATIES Orfèvre Edelsmid Alio Peeter Alio Peeter jr. Alio Peeter jr. Berlo Jean François De Hondt Antonius Druwet Jean Fonson Petrus Josephus Ivens Petrus Augustinus Ivens Petrus Augustinus Lanoy Gaspard Maître dauphin Maître étoile Maître étoile Maître fer à cheval Maître hibou Maître hibou Maître hibou Maître portail I et P Maître portail I et P Maître tête de lion Maître trois clous Maître V sous marteau Millé Ferdinandus Millé Ferdinandus Moeleman Peeter Pylemans Daniel Pylemans Hermanus Pylemans Hermanus T'Serstevens François Van Rysinghen Johan Van Eesbeeck Cornelius

Objet

Voorwerp

Missel Saupoudroir Théière Ostensoir Fleurs de lys Calice Saucière Rafraichissoir Huilier Hanap Miroir Chocolatière Objet soulier Bénitier Saucière Flambeau Bassin Aiguière Aiguière Reliquaire Cafetière Ciboire Saucière Porte-missel Noix de coco Boîte de toilette Bouilloire Réchaud Boîte de toilette Ostensoir Plateau

Missaal Strooibus Theepot Monstrans Lelies Kelk Sauskom Glazenkoeler Olie- azijnstel Gildebeker Spiegel Chocoladekan Schoen Wijwatervat Sauskom Kandelaar Schotel Helmkan Helmkan Reliekhouder Koffiepot Ciborie Sauskom Lezenaar Cocosnoot Toiletdoos Waterketel Komfoor Toiletdoos Monstrans Lepelbakje

Page Blz. 114 142 143 136 174 98 90 89 177 147 171 88 164 109 85 86 159 2 82 107 195 116 91 166 96 84 87 150 223 102 83

252 E. ABRÉVIATIONS

AFKORTINGEN AGR : Archives générales du royaume, Bruxelles BCG : Piet BAUDOUIN, Pierre COLMAN, Dorsan GOETHALS, Orfèvrerie en Belgique, XVIe-XVIIe-XVIIIe siècles, Paris-Gembloux, 1988 = Edelsmeedkunst in België, profaan zilver, XVIde-XVIIde-XVIIIde eeuw, Tielt, 1988 Brabant wallon : Walter VAN DIEVOET, Orfèvres du Brabant wallon au dix-huitième siècle, Bruxelles 2012 Bruxelles XIXe : Walter VAN DIEVOET, Dictionnaire des Orfèvres de Btuxelles au XIXe siècle, Louvain, 2003 Cat. : Jacques VANWITTENBERGH, Orfèvrerie au poinçon de Bruxelles, Bruxelles, 1979, (Catalogue de l'exposition à Bruxelles, 1979) = Zilver met Brusselse keuren, Brussel, 1979, (Catalogus van de tentoonstelling te Brussel, 1979) CPAS : Centre public d'action sociale, Bruxelles DIVA : L. DE REN, A.-M. CLAESSENS-PERÉ, W. NYS, De Zilvercollectie, Antwerpen, 1997 Doc. JVW : documentation Jacques Vanwittenbergh, DIVA égl. : église IRPA ; Institut Royal du Patrimoine Artistique, Bruxelles KIK : Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, Brussel KMKG : Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel LAARNE : Jan VAN DAMME, Inventaris van de Zilvercollectie in het Kasteel van Laarne, Gent, 2009

253 MAGIE I : Magie de l'Orfèvrerie, Volume I, Anvers, 2000 = Magie van de Edelsmeedkunst, Deel I, Antwerpen, 2000 MAGIE II : Magie de l'Orfèvrerie, Volume II, Anvers, 2004 = Magie van de Edelsmeedkunst, Deel II, Antwerpen, 2004 MAGIE III : Gents zilver in Laarne, Magie van de edelsmeedkunst, Deel III, Gent, 2009 MRAH : Musées Royaux d'Art et d'Histoire, Buxelles OCMW : Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, Brussel photo JVW : photo Jacques Vanwittenbergh photo WVD : photo Walter van Dievoet privé : collection particulière; privé verzameling SENEFFE : BÜCKEN Véronique, Collection d'orfèvrerie européenne Claude et Juliette D'Allemagne, Château de Seneffe, Musée de l'orfèvrerie de la Communauté Française, [Bruxelles], 1995 St., Ste., Sts. : Saint, Sainte, Saints t. : tome Vlaams-Brabant :, Walter Brabant, Leuven, 2000

VAN

DIEVOET, Edelsmeden in Vlaams-

254

TABLE DES MATIÈRES INHOUD AVANT-PROPOS WOORD VOORAF

5 7

I. INTRODUCTION

9 9 13 17 18 20 31 31 35 38 40 42

A. Le contexte historique B. Les orfèvres de Bruxelles et la réglementation C. Le métier de Bruxelles et les essais D. Les poinçons de l'essayeur ? E. Attribution des poinçons de l'essayeur ?

INLEIDING A. De historische context B. De Brusselse edelsmeden en de reglementering C. Het Brussels ambacht en de keuring D. De merken van de essayeur ? E. Toeschrijving van de merken van de essayeur ?

II. LES POINÇONS DE GARANTIE DE BRUXELLES DE KEURMERKEN VAN BRUSSEL A. Alphabet 1 B. Alphabet 2 C. Alphabet 3 D. Alphabet 4 E. Alphabet 5 F. Alphabet 6 G. Alphabet 7 H. Après 1749

III. LES MAÎTRES-ORFÈVRES ET LEURS POINÇONS DE MEESTERS-EDELSMEDEN EN HUN MERKEN A. Le XVIe siècle B. Le XVIIe siècle C. Le XVIIIe siècle

43 44 45 46 48 49 54 59 64 69 92 94 97 101 137

255

IV. LES MAÎTRES-ORFÈVRES SUBALTERNES DE SUBALTERNE MEESTERS-EDELSMEDEN

214 214

V. ANNEXES BIJLAGEN

224 224 224 224 229 229 241 246 251 251 252 252

A. Bibliographie Bibliografie B. Index des orfèvres Index van de edelsmeden C. Index des poinçons de maître Index van de meestertekens D. Liste des illustrations hors-texte Lijst van de buitentekst illustraties E. Abréviations Afkortingen

256

COLOPHON Éditeur Éditions n.v. Peeters s.a., Bondgenotenlaan 153, 3000 Leuven Imprimeur Imprimerie n.v. Peeters s.a., Warotstraat 50, 3020 Herent Lay-out L'auteur Remerciements Jacques Vanwittenbergh, qui a permis l'emploi de son importante documentation; Wim Nys du musée DIVA pour sa collaboration; Jean-Jacques Van Ormelingen, président, et Franz Aumann, secrétaire-général de l'Académie d'Histoire de l'Orfèvrerie en Belgique; Le comte Dorsan Goethals, le baron Bertrand de Giey et Jozef Dauwe pour la mise à disposition de photos publiées dans Magie I, II et III ; Philippe d'Arschot, Catherine Verecken de la galerie De Leye; Émile Fonfoneata et Erik Wauters, qui ont fourni des photos et des informations sur des poinçons de Bruxelles; Des institutions, qui ont permis l'emploi de leurs photos; Des fabriques d'églises, des musées et des collectionneurs, qui ont permis l'examen et la photographie de leurs pièces. Couverture À la page de titre : couvercle d'une coupe de cérémonie, représentant Saint-Michel terrassant le dragon, Gaspard Lanoy, 1723, collection particulière, Magie I, n° 59, Magie II, n° 31. Au dos : sceau à la cire du métier des orfèvres de Bruxelles, 1736-38, portant une inscription AURIFABRI. BRUXELLENSES, Archives de la ville de Gand, Goudsmeden 14.