464 90 31MB
Dutch Pages [760] Year 2014
PETER MEEL
MAN
EEN POLITIEKE BIOGRAFIE VAN
ARRON
PROMETHEUS • BERT BAKKER
mzwzslïi
Man van het moment
PETER MEEL
Man van het moment Een politieke biografie van Henck Arron
2014 Prometheus • Bert Bakker Amsterdam
© 2014 Peter Meel Omslagontwerp cmrb Foto’s omslag van links naar rechts: Henck Arron bij de toetreding van Suriname tot de vn (1975), op verkiezingstournee (1973) en bij het uitspreken van de regeringsverklaring van de Nationale Partij Kombinatie (1974). De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Aan hen die desondanks menen aanspraak te kunnen maken op enig recht, wordt verzocht contact op te nemen met Uitgeverij Prometheus 'Bert Bakker, Postbus 1000 BR
Amsterdam.
Foto auteur Bob Bronshoff Zetwerk en opmaak Willem Morelis www.prometheusbertbakker. nl ISBN 978 90 351 4236 7
1662,
Inhoud
Woord vooraf • 9 Inleiding • n I Opvoeding, scholing en voorbereiding op een maatschappelijke loopbaan • Pastoor bakadyari • 19
19
Algemene Middelbare School • In Nederland • 43
34
II Politiek bewustzijn, partijlidmaatschap en parlementaire vorming • 51 Betrekkingen in het bankwezen • Familieaangelegenheden •
52
59
Toetreding tot de nps • 63 Een nieuwe omgeving • 68 Politieke kernmomenten • De val van Pengel •
72
78
III Leider van de np s • 85 De opvolging van Pengel • 86 Brede basis-politiek •
97
Onafhankelijkheid als historische opdracht van de partij • Stakingen • 121
110
IV Vader van de onafhankelijkheid: Aanloop • Verkiezingen •
129
129
Kabinetsformatie • 132 Regeringsverklaring • 136 Voorbereidingen richting de onafhankelijkheid •
149
Spanningen tussen coalitie en oppositie naar een hoogtepunt •
168
V Vader van de onafhankelijkheid: Finale • i8i Machtsverhoudingen ter discussie • 182 Gijzeling • 196 Hindori • 203 Parlementaire debatten in Nederland • Het slotdebat in de Staten •
211
221
De soevereiniteitsoverdracht • 232
VI Het primaat van de partijpolitiek: Zelfverzekerd voorwaarts • 239 Toetreding tot de Verenigde Naties • 240 Verbreking van de belofte aan Lachmon • 245 De eerste verjaardag van de onafhankelijkheid • 257 De smeergeldenaffaire • 260 De pnr uit de coalitie • 267 De verkiezingen van
1977
• 272
Publiek en privé • 280
VII Het primaat van de partijpolitiek: Bilaterale betrekkingen • 287 Continuïteit en verandering • 288 Nederland • 290 Verenigde Staten ■ 302 Brazilië • 303 Venezuela • 306 Frans-Guyana • 311 Guyana • 318
VIII Het primaat van de partijpolitiek: In het defensief •
327
Parlementaire machine vastgelopen • 328 Onderofficieren in staking • 341 Opzegging vertrouwen in legerleiding • 353 Op verkiezingscampagne • 367
IX Aan de zijlijn van het politieke bedrijf: Uit de roulatie • De begrafenis van de democratie • 373 De administratieve coup • 386
373
Gevangenschap • 397 Bijzonder Gerechtshof • 412
X Aan de zijlijn van het politieke bedrijf: Herkansing • De
nps
421
in een nieuw krachtenveld • 422
Het Front voor Democratie en Ontwikkeling • 443
XI Terug in het politieke machtscentrum: Regeren met de rem erop • 455 Formatie regering-Shankar • 456 Het machtsvraagstuk • 462 Economische wederopbouw en ontwikkelingsrelatie met Nederland • 479
XII Terug in het politieke machtscentrum: Kerstcoup en nasleep • Partij interne perikelen en particuliere aangelegenheden • 506 Kerstcoup • 521 Verkiezingen en formatie regering-Venetiaan • 535 Raamverdrag • 545 Overdracht voorzitterschap
nps
XIII Ambteloos burger • 561 Blessuretijd • 561 Het drama op Grun Dyari • 568 In Nederland • 582 Crematie • 592 Naleven • 600
Slot • 609 Noten • 619 Afkortingen • 716 Chronologie • 718 Fotoverantwoording • 720 Bronnen • 721 Register • 736
• 553
505
,
■
4
'
Woord vooraf
Het omvangrijke project dat aan deze monografie ten grondslag ligt, zou nooit van de grond zijn gekomen als ik niet de hulp en medewerking had gekregen van een groot aantal mensen. In de eerste plaats ben ik dank verschuldigd aan Henck Arron, die van meet af aan het belang van dit project onderkende, geduldig inging op mijn vele vragen en zijn vertrouwen uitsprak in mij als biograaf. Ik betreur het dat hij reeds kort na aanvang van dit project overleed en dat hij geen kennis heeft kunnen nemen van het eindresultaat van mijn onderzoek. Netty Arron-Leeuwin ben ik erkentelijk voor haar onvermoeibare steun tijdens de lange vervolgfase van dit project. Haar rollen als vraagbaak, klankbord en intermediair vervulde zij met verve. Geen onderwerp was onbespreekbaar, geen verzoek haar teveel. Ik prijs mij gelukkig van haar kennis en ervaring te hebben kunnen profiteren. Ook alle andere informanten (zie hoofdstuk Bronnen) betuig ik mijn dank voor hun welwillende medewerking. De meesten van hen nam ik (niet zelden zeer uitgebreide) interviews af. Met een aantal van hen sprak ik telefonisch. Ten slotte correspondeerde ik met enkelen per e-mail of per brief. Allen droegen op hun manier bij aan het meerstemmige beeld van Arron dat ik in deze biografie heb willen schetsen. Meerdere personen waren mij behulpzaam bij het leggen van contacten en het verstrekken van aanvullende informatie: Hans Breeveld, Robin Derby, Hugo Enser (f), Eva Essed-Fruin, Anand Girjasing, Prem Girjasing, Sabine van der Greft, Gerold Jiawan, Roy Khemradj, Ellen Klinkers, William Man A Hing, Annika Ockhorst, Nancy de Randamie, Johan Roozer, Judy Samson, Peter Sanches, Jan van Schaik, Subhas en Cheryl Singh, Ronald Tjoe Nij, Joop Vernooij, Ellen de Vries en Sigi Wolf (f). De bijdrage van Joop Vernooij was van vitaal belang tijdens de aanloopfase van het project. Ik ben ook dank verschuldigd aan de kritische meelezers van deze biografie. Netty Arron-Leeuwin, Eva Essed-Fruin, Rosemarijn Hoefte en Hans Ramsoedh lazen het gehele manuscript en voorzagen het van zorgvuldig
9
commentaar. Gedeelten van het manuscript werden gelezen door Rob Arron, Reuben Essed, Ramon de Freitas, Ellen Klinkers, Glenn Oehlers en Jim Walker. Allen droegen bij aan de kwaliteit van de voorliggende tekst en de betrouwbaarheid van de hierin opgenomen gegevens. Medewerkers van de navolgende instellingen maakten het mij mogelijk om het archief- en literatuuronderzoek op een efficiënte wijze en onder prettige omstandigheden te verrichten: Rini Hogewoning, Irene Rolfes en Josephine Schrama (kitlv), Ramon Cumberbatch, Tanya Sitaram en Rita Tjien-Fooh (Nationaal Archief Suriname) en Karin Boven, Peter van der Geer en Hans den Hollander (ministerie van Buitenlandse Zaken Den Haag). Niet minder belangrijk was de ondersteuning die ontving ik van wotro, nwo,
het kitlv en het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit
Leiden, wotro kende mij in 2000, 2002 en 2004 een reisbeurs toe om archiefonderzoek te verrichten en interviews af te nemen in Suriname. nwo
stemde ermee in dat ik in de eerste helft van 2004 verlof opnam om
het archiefonderzoek voort te zetten en een aantal concepthoofdstukken te schrijven. Ik verbleef in deze verlofperiode als gastonderzoeker op het kitlv.
Ten slotte s telde het bestuur van het Instituut voor Geschiedenis
van de Universiteit Leiden mij vrij van het geven van onderwijs in het academisch jaar 2012-2013 om de voltooiing van het boek in een hogere versnelling te brengen. Ik dank de vier instellingen voor de ondervonden steun en de bijbehorende waardering. Mai Spijkers liet mij in 2005 weten de biografie van Henck Arron graag te willen uitgeven. Het stelt mij gerust dat ik de afspraak die wij toen maak¬ ten gestand heb kunnen doen. Lisanne Mathijssen navigeerde mij met opgewekte voortvarendheid door de redactie- en productiefase van dit boek. Een goed humeur is inderdaad het halve werk. Ik draag deze biografie postuum op aan mijn vriend Hugo Enser, die intens heeft meegeleefd met dit project en van wiens nooit aflatende betrokken¬ heid en hulpvaardigheid altijd een grote stimulans zijn uitgegaan. Dit boek is tevens voor Maya, Deborah, Miguel en Rogier. Zij weten waarom.
WOORD VOORAF
Inleiding
In de dagen na zijn overlijden op 4 december 2000 werd de Surinaamse politicus Henck Alphonsus Eugène Arron uitgebreid herdacht. In deze terugblikken overheerste ontsteltenis over zijn ontijdige verscheiden. Arron werd niet ouder dan 64 jaar. De plaats waar hij overleed - Alphen aan den Rijn - riep eveneens reacties van ongeloof op. Hoe bestond het dat een overtuigd patriot als Arron uitgerekend in Nederland de laatste adem had uitgeblazen? Het nieuws was voor veel Surinamers moeilijk te bevatten, te meer omdat Arron de dag vóór zijn overlijden nog met over¬ gave zijn rol bij de onafhankelijkheid van Suriname had verdedigd. Tij¬ dens een publiek debat in Amsterdam had hij ten overstaan van een volle zaal andermaal uit de doeken gedaan wat hem als minister-president had bewogen om de onafhankelijkheid te realiseren. Ook bij die gelegenheid had Arron er geen geheim van gemaakt de totstandkoming van de Republiek Suriname te beschouwen als het hoogtepunt in zijn politieke carrière. In de necrologieën die aan hem werden gewijd, werden de verdien¬ sten van Arron vooral opgehangen aan zijn voortrekkersrol bij de realise¬ ring van de onafhankelijkheid. Voor een belangrijk deel reproduceerden de beschouwingen standpunten en overtuigingen uit de jaren rond de soevereiniteitsoverdracht. Voorstanders van onafhankelijkheid putten zich uit in loftuitingen aan het adres van de overledene en onthielden zich van een duidelijk oordeel over de ontwikkelingen in de republiek na 1975. Tegenstanders herhaalden hun bezwaren tegen het doorsnijden van de staatkundige banden met Nederland en laakten Arrons beleid in de twee¬ de helft van jaren zeventig, volgens hen de opmaat tot de staatsgreep van 1980. Deze laatste kritiek werd overwegend ingehouden gepresenteerd. De gedempte toon was niet alleen ingegeven door respect voor de overle¬ dene, maar ook door de actuele politieke verhoudingen in Suriname. De opponenten van 1975 trokken sinds 1987 succesvol met elkaar op in een politiek samenwerkingsverband. De standpunten die in 2000 naar voren werden gebracht, worden
11
door veel mensen in Suriname en binnen de Surinaamse gemeenschap in Nederland nog altijd ingenomen. De stellingen die betrokken worden, markeren de onafhankelijkheid als een omstreden ijkpunt in de Surinaam¬ se geschiedenis en onthullen een gepolariseerde en geïdeologiseerde kijk op de persoon die zich het meest nadrukkelijk met deze gebeurtenis ver¬ eenzelvigde. Oordelen over Arron staat voor veel Surinamers gelijk aan het onvoorwaardelijk betuigen van adhesie of het genadeloos ventileren van kritiek. Van gedocumenteerd praten - om een uitdrukking van Arron zelf te lenen - is zelden sprake. Te dikwijls wordt het respecteren van de feiten ondergeschikt gemaakt aan het etaleren van (in beton gegoten) partijstandpunten en het berijden van (vaak nauwelijks met de werkelijk¬ heid in overeenstemming te brengen) stokpaardjes. Nog tijdens zijn le¬ ven was Arron voor menigeen een mal geworden waarin naar believen gevoelens van geestdrift en afkeer over de loop van de Surinaamse ge¬ schiedenis konden worden gegoten en waarin voor verdieping of nuance vrijwel geen plaats was. Voor zover onderzoekers zich al met Arron bezig¬ hielden, volstonden zij met het recyclen van bekende wetenswaardig¬ heden en onthielden zij zich van het verrichten van nieuw onderzoek. Hierdoor verdween de historische Arron, de mens van vlees en bloed, met zijn gevoelens en gedachten, ambities en idealen, triomfen en ne¬ derlagen, langzaam maar zeker uit beeld.1 Dit boek biedt het levensverhaal van een man die in al zijn vezels ver¬ groeid was met politiek, politiek beschouwde als zijn levensvervulling en politiek bedreef met een ongebreidelde passie, een onbegrensde eer¬ zucht en een tomeloze energie. Arron was 23 jaar voorzitter van de Nationale Partij Suriname
(nps)
- tijdens zijn loopbaan samen met de
Vooruitstrevende Hervormings Partij
(vhp)
de meest prominente poli¬
tieke partij van Suriname - en diende zijn land als parlementariër, minis¬ terpresident en vicepresident. Zijn naam is verbonden met de geboorte van de republiek Suriname en de beginperiode van het land als onafhan¬ kelijke staat. De ontwikkelingen in de tweede helft van de jaren zeventig maakten onder de bevolking een kortstondig enthousiasme los, maar de regering slaagde er niet in de hooggespannen verwachtingen waar te ma¬ ken. Een hoogoplopend conflict tussen de regering en de Surinaamse krijgsmacht leidde in 1980 tot een militaire machtsovername. Na een pe¬ riode van gevangenschap werkte Arron actief mee aan het herstel van de democratie en de rechtsstaat in Suriname. Toch leverde zijn rentree in de politiek als vicepresident niet de resultaten op die hij zich ten doel had gesteld. Een tweede staatsgreep door militairen in 1990 sterkte hem in
12
INLEIDING
zijn voornemen om het voorzitterschap van de
nps
over te dragen en de
politiek vaarwel te zeggen. In 1993 voegde hij de daad bij het woord. Het afscheid viel hem zwaarder dan hij publiekelijk wilde erkennen. Zijn be¬ langstelling voor politieke aangelegenheden, zeker waar die de
nps
aan¬
gingen, bleef intens. Vlak vóór zijn overlijden ontving Arron bij gelegen¬ heid van de viering van vijfentwintig jaar onafhankelijkheid zijn laatste officiële onderscheiding. De aantrekkelijkheid van Arron voor een biograaf stoelt op een drietal za¬ ken: hij was een vooraanstaand politicus, hij leefde in een politiek turbu¬ lente tijd en hij was nauw betrokken bij een aantal sleutelmomenten in de geschiedenis van zijn land. Bij het schrijven van zijn biografie heb ik mij laten leiden door de volgende vragen: wie was Henck Arron, hoe heeft hij zich in de Surinaamse politiek gemanifesteerd en wat heeft hij voor Suriname betekend? Door leven en werk van Arron te beschouwen tegen de achtergrond van de sociaal-economische, politieke en culturele ontwikkelingen in zijn land en te verbinden met de samenleving waarvan hij deel uitmaakte, is het mogelijk om de vinger te leggen op de eigenheid van zijn optreden en de onderscheidende bijdrage die hij als politicus heeft geleverd.2 Het kader waarbinnen zijn handelen wordt geanaly¬ seerd, wordt in belangrijke mate gevormd door het Surinaamse politieke systeem en de Surinaamse politieke cultuur.3 Een levensbeschrijving van Arron is daarmee onvermijdelijk ook een analyse van de naoorlogse poli¬ tieke geschiedenis van Suriname.4 Een biografïe-in-context veronderstelt aandacht voor de verrichtin¬ gen van Arron, maar ook voor die van tijdgenoten met wie hij samen¬ werkte en van opponenten met wie hij politieke strijd leverde. De nadruk ligt daarbij als vanzelf op binnenlandse politieke verwikkelingen. Die legden het grootste beslag op Arrons tijd en eisten het leeuwendeel van zijn aandacht op. Toch zullen ook de relaties van Suriname met het Caraibisch Gebied, de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en Europa, in het bijzonder Nederland, aan bod komen, al was het maar omdat Arron in de tweede helft van de jaren zeventig behalve als minister-president ook op¬ trad als minister van Buitenlandse Zaken en tussen 1988 en 1990 als vicepresident verantwoordelijk was voor het onderhouden van de betrekkin¬ gen met Nederland. Het schrijven van een biografie heeft alleen betekenis als de auteur het publieke en het private van de gebiografeerde met elkaar verbindt en uit die verbinding een inzichtelijk beeld construeert van zijn hoofdpersoon.5
13
In deze biografie wil ik aantonen dat Arron gedreven werd door een ver¬ langen naar vrijheid en vooruitgang. Dat verlangen loopt als een rode draad door zijn leven. In de persoonlijke sfeer lagen de idealen van vrij¬ heid en vooruitgang in hoofdzaak in eikaars verlengde, versterkten zij el¬ kaar en zorgden zij voor een positieve dynamiek. Uit de doorwerking van deze idealen in het publieke domein rijst een gedifferentieerder beeld op. Het najagen van het vrijheidsideaal resulteerde in ontwikkelingen die voor Suriname een nieuwe fase leken in te luiden. Maar gaandeweg deden zich situaties voor waarin vrijheid en vooruitgang in een meer gespannen verhouding tot elkaar stonden en elkaar in de wielen reden.6 In zijn persoonlijk leven kwam Arrons vrijheidsdrang naar voren in de hartstocht waarmee hij het leven omarmde en de eigenzinnigheid waarmee hij zijn privéleven inrichtte, soms tegen heersende conventies in. Daarbij hoorde dat hij vooruitgang nastreefde op maatschappelijk ge¬ bied. Hij wenste de sociale ladder te beklimmen en was vastbesloten het beter te doen dan zijn vader die het als politieman nooit tot een noe¬ menswaardige positieverbetering had weten te brengen. In het publieke domein demonstreerde Arron zijn vrijheidsdrang het meest nadrukkelijk door voor zijn land de onafhankelijkheid te realiseren. Met die politieke daad overtrof hij een andere vader: zijn leermeester Johan Adolf Pengel. Vooruitgang voor Suriname vereenzelvigde Arron vooral met ontwikke¬ ling. Het door hem voorgestane beleid botste echter niet zelden met de deelbelangen en het korte termijngeheugen van de Surinaamse partijpo¬ litiek. Die verhinderden uiteindelijk de realisering van een ontwikkelingsagenda die de republiek behalve staatkundige onafhankelijkheid ook uitzicht op een grotere mate van economische onafhankelijkheid had kunnen bieden. Hoewel de persoonlijkheid van Arron zijn optreden in het publieke en het private domein in belangrijke mate bepaalde, is er in deze biogra¬ fie vanaf gezien zijn opvattingen en handelingen nadrukkelijk psycholo¬ gisch te duiden. Nog los van de vraag of de verzamelde gegevens het zou¬ den toelaten deze aanpak met vrucht te volgen, houdt deze opstelling verband met reserves die er bij de auteur bestaan ten aanzien van de pre¬ tenties van de psychobiografie. Bij het analyseren van Arrons drijfveren en strategieën zal hij onvermijdelijk raken aan psychologische dimen¬ sies, maar hij heeft niet de intentie noch de illusie de lezer de sleutel tot Arrons persoonlijkheid aan te reiken. De kenbaarheid van de mens is be¬ grensd en noopt de onderzoeker zich te hoeden voor al te stellige uitspra¬ ken over diens identiteit en karakter.7 Het politieke handelen van Arron kenmerkte zich door beslissingen
14
INLEIDING
die hij op grond van rationele overwegingen nam. Maar evenzeer werden zijn verrichtingen gestuurd door impulsen en instincten. Politiek is niet alleen ratio. Als je alles rationeel wilt verklaren, dan ga je aan teveel wezenlijke dingen voorbij, liet Arron zich tijdens zijn leven bij herhaling ontvallen.8 Hij verwees met die uitlating vooral naar zijn intuïtie, waarop hij veelvul¬ dig een beroep deed en die hem zelden in de steek liet. Daarbij weigerde hij zich in de kaarten te laten kijken. Waar het ging om diepere gevoelens of emoties reageerde hij stoïcijns: Men gaat nooit weten wie de mens Arron is. Personen die hem goed hebben gekend en hem na stonden, beamen dit. Arron was een einzelganger, die zijn eigen plan trok en het niet toe¬ stond dat men zijn particuliere universum betrad. Wie hij werkelijk was, bleef hierdoor grotendeels een raadsel.9 In deze biografie zal er aandacht zijn voor de rationele en irrationele kanten van Arrons denken en hande¬ len, maar zal, zoals aangegeven, het accent liggen op politieke analyse, niet op psychologische duiding. Bij het schrijven van mijn biografie heb ik gebruik gemaakt van een grote verscheidenheid aan bronnen. Voor een belangrijk deel zijn deze in de nationale archieven in Paramaribo en Den Haag te vinden en voor iedere geïnteresseerde toegankelijk. Een deel van de bronnen is echter niet openbaar en werd ook niet eerder door onderzoekers geraadpleegd. Het gaat om archiefcollecties in Suriname en Nederland, in het bijzonder de veelomvattende collectie-Arron (de nagelaten papieren van Arron, die veel uniek materiaal bevatten en zonder beperkingen konden worden ge¬ raadpleegd)10 en de omvangrijke Suriname collecties van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken (waaruit de jaren 1975-1993 werden bestudeerd, met enige beperkingen, namelijk die ten aanzien van docu¬ menten over de staatsgreep van 1980). Veel gegevens werden ook ontleend aan interviews die ik maakte, in de eerste plaats met de gebiografeerde zelf. Het onderhavige project ging feitelijk van start met een serie semi-gestructureerde gesprekken die ik in Paramaribo met Arron voerde en waarin systematisch werd terugge¬ blikt op zijn leven en werk. Deze gedachtewisselingen vonden plaats tus¬ sen 2 en 16 november 2000, enkele weken vóór het eerder aangestipte debat in Amsterdam. Uitspraken van Arron afkomstig uit deze interviews (in totaal 35,5 uur aan opnamen) zijn in cursief in de biografie terug te vinden. Bij het opmaken van de balans van zijn leven greep Arron deels terug op een vertrouwd repertoire van observaties en zienswijzen, maar ging hij daarnaast openhartig de discussie aan over onderwerpen waar¬ over hij tot dat moment publiekelijk het stilzwijgen had bewaard. Niet
15
zelden liet hij tijdens deze gesprekken een kant van zichzelf zien die het overgeleverde beeld van de mens en politicus Arron aanvult of corri¬ geert. Door hun reflectie op een veelheid van onderwerpen en hun on¬ vermijdelijk apologetische karakter beschouw ik de interviews met Arron als een uniek egodocument.11 Los van deze gesprekken voorzagen ruim honderd andere informan¬ ten - in hoofdzaak maar niet uitsluitend aan de Surinaamse politiek geli¬ eerd - mij van belangrijke gegevens die eveneens een plaats in de biogra¬ fie hebben gekregen.12 Veel van deze informatie, eveneens verkregen via semi-gestructureerde interviews, is gebruikt ter ondersteuning of nuan¬ cering van uitlatingen van Arron, voor het verkrijgen van een beter begrip van de partijpolitieke verhoudingen en voor het analyseren van besluit¬ vormingsprocessen. Hoewel de medewerking van mijn gesprekspartners boven iedere lof verheven was, bleek het desondanks niet altijd gemakke¬ lijk om aan de hand van deze gesprekken de toedracht van gebeurtenis¬ sen te achterhalen of bepaalde handelingen tot de kern van de zaak terug te brengen. De werking van het geheugen is grillig en de menselijke her¬ innering onbetrouwbaar. Niet alle informanten bleken bovendien bereid of in staat hun waarnemingen en oordelen los te koppelen van courante partijstandpunten. In sommige gevallen, zo zal duidelijk worden, maak¬ ten de beschikbare orale bronnen het onmogelijk om eensluidende con¬ clusies te trekken.13 Een veelomvattend krantenonderzoek was cruciaal voor het vaststel¬ len van de chronologie van gebeurtenissen en voor het doorgronden van politieke debatten en bestuurlijke processen. De bestudering van jaar¬ gangen van De West, De Ware Tijd en De Vrije Stem - de drie grootste Surinaamse kranten in de beschreven periode met een respectievelijk behoudende, neutrale en liberale signatuur14 - heeft veel relevante infor¬ matie opgeleverd, die steeds na zorgvuldige toetsing aan andere bronnen (voor zover beschikbaar) is gebruikt. In meerdere gevallen wordt ook naar een Nederlandse krant of een Nederlands tijdschrift verwezen. Aan¬ gezien de biografie zich beweegt op het terrein van de politiekvoering in Suriname ligt in deze biografie het accent op het gebruik van Surinaamse kranten als primaire bron en wordt teruggegrepen op Nederlandse dag¬ en weekbladen ingeval deze belangrijke complementaire informatie be¬ vatten.15 Ook enkele audiovisuele bronnen bleken waardevolle gegevens te bevatten. Het gaat hier om door Nederlandse en Surinaamse journalisten vervaardigde en deels in Nederland en deels in Suriname uitgezonden ra¬ dio- en televisiedocumentaires. Als gevolg van klimatologische omstan-
16
INLEIDING
digheden verkeerde de verzameling videobanden die in de collectieArron werd aangetroffen in een dusdanig slechte staat dat raadpleging in de meeste gevallen niet meer mogelijk was. Secundaire literatuur had bij het voorbereiden en uitvoeren van dit project vooral een ondersteunende functie. Boeken en artikelen kwamen in het bijzonder van pas bij het schetsen van de politieke en sociaal-maatschappelijke context waarbin¬ nen Arron opereerde.16 Dit boek werpt nieuw licht op episoden die tot de meest dramatische, maar ook tot de slechtst gekende van de hedendaagse Surinaamse geschiede¬ nis behoren. Het gaat terug tot de bronnen om aan de hand van zoveel mogelijk (schriftelijke en orale) getuigenissen tot een evenwichtig beeld van de historische Arron en zijn tijd te komen. De biografie draagt bij tot een verdiept inzicht in de politieke loopbaan van Arron en de werking van het Surinaamse politieke systeem en de Surinaamse politieke cul¬ tuur. Daarnaast vult deze studie een aantal leemten en rekent zij af met verschillende mythen, meer specifiek waar het gaat om de onafhankelijk¬ heid van Suriname17, de rol en betekenis van de
nps
in de periode vanaf
197018 en de politiek-bestuurlijke transities (1975,1980,1987,1992/1993) die Suriname sinds 1954 heeft doorgemaakt.19 Ten slotte wil deze publi¬ catie bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het in de Surinamistiek nog tamelijk jonge genre van de politieke biografie.20 De realisering van de onafhankelijkheid van Suriname is het moment waarnaar in de titel van deze monografie wordt verwezen. Het is de onaf¬ hankelijkheid waarmee Arron zich als politicus verbonden achtte, die het richtsnoer was van zijn handelen en die het fundament vormt waarop het Surinaamse politieke gebouw sinds 1975 rust. Tegelijk duidt ‘moment’ in zijn meervoudsvorm op de Surinaamse politieke cultuur waarbinnen deelbelangen onevenredig veel aandacht krijgen, beslissingen vaak op detailniveau worden genomen en de betrokkenheid van politici bij inci¬ denten niet zelden ten koste gaat van de focus op meer structurele ont¬ wikkelingen. Hoewel hij in zijn beleid het accent probeerde te leggen op de grote lijnen lukte het Arron veel minder dan hij had gehoopt om zich te onttrekken aan de dagelijkse politieke beslommeringen die hem van zijn onafhankelijkheidsproject afhielden. Het is dit spanningsveld dat een te¬ rugkerend bestanddeel van deze biografie zal zijn. Tot besluit enkele woorden over de auteur. Zijn Europese wortels laten zich onmogelijk wegpoetsen, zijn wetenschappelijke vorming in Nederland is
17
onloochenbaar en zijn middenklasse achtergrond zal in de voorliggende tekst ongetwijfeld aanwijsbaar zijn. Hij is zich ervan bewust dat hij als bakra (witte Nederlander) meeschrijft aan de contemporaine geschiedenis van Suriname, met de gevoeligheden die daarbij horen en eventuele misver¬ standen die hieruit kunnen voortvloeien. Hij hoopt dat zijn persoon niet hinderlijk tussen de lezer en zijn onderwerp in zal staan en dat zijn be¬ vindingen het inzicht in de hedendaagse Surinaamse geschiedenis zullen verdiepen en de discussie over deze geschiedenis een impuls zullen ge¬ ven.21 Geschiedschrijving gaat in essentie niet over het verleden als zodanig, maar over manieren om het verleden te verbeelden en te construeren.22 De voorliggende levensbeschrijving - die een lineair-thematische opzet kent - is bij uitstek een creatie van de auteur. De keuze van de beschikbare bronnen, de ordening en presentatie van de geselecteerde gegevens en de visie op de gebiografeerde zijn onlosmakelijk met zijn persoon verbon¬ den. Hij beschouwt zichzelf vóór alles als een historicus die beoogt een afgerond beeld van zijn hoofdpersoon aan te reiken23, maar erkent dat een biografie uit de aard van het genre van tijdelijke waarde is en een beperk¬ te houdbaarheidsdatum heeft.24 Het geconstrueerde beeld vraagt immers om herziening op het moment dat er belangrijke nieuwe feiten boven ta¬ fel komen, andere geschiedkundige perspectieven de overhand krijgen of de samenleving niet eerder gestelde vragen beantwoord wenst te zien. In die zin is niet alleen de hoofdfiguur, maar ook de auteur van deze studie een man van het moment.
18
INLEIDING
I
Opvoeding, scholing en voorbereiding op een maatschappelijke loopbaan
Het leven van Henck Arron, hoe druk en veelbewogen ook en hoezeer ook geografisch vertakt naar plaatsen buiten de landsgrenzen, heeft zich in hoofdzaak in Paramaribo afgespeeld. Arrons persoonlijk leven is verbon¬ den met twee wijken net buiten de oude stadskern: de straten in de nabij¬ heid van de Combé, waar hij zijn jeugd- en jongelingsjaren doorbracht, en de omgeving ten noordwesten van de Wanicastraat1, waar hij vanaf 1965 met zijn echtgenote zou wonen. Behalve in de Wanicastraat, waar het centrum van de Nationale Partij Suriname
(nps)
is gevestigd, bracht
Arron zijn arbeidzame leven grotendeels door in de historische panden en kantoren in het hart van de stad. Het gezin waarin Arron opgroeide, kenmerkte zich door een hechte familieband, een bescheiden sociale status en een rooms-katholieke levens¬ overtuiging. Zijn jaren op de St. Paulusschool en de Algemene Middel¬ bare School (am s ) verzekerden hem van een degelijke scholing en brachten hem in aanraking met uiteenlopende sociale activiteiten. Een intermez¬ zo in Arrons leven vormen de jaren 1956-1959, toen hij in Amsterdam een bankopleiding volgde. Werkelijk thuis voelde hij zich er niet. Het ontbrak hem materieel aan niets en hij amuseerde zich er goed, maar het binnen¬ leven stond hem niet aan en de ruimtelijke vrijheid die hij in Suriname gewend was, vond hij er niet terug. Arrons verblijf in Nederland versterkte het kennisfundament dat al in Paramaribo was gelegd en zorgde voor een verbreding van zijn horizon. Als Surinamer was hij echter vastbesloten naar zijn geboorteland terug te keren. Met het afsluiten van zijn Nederlandse jaren kwam een einde aan Arrons voorbereiding op een maatschappelijke loopbaan. Met Nederland, waar hij nadien nog veelvuldig te gast zou zijn, zou hij als politicus een gecompliceerde relatie onderhouden.
PASTOOR BAKADYARI
In de Surinaamse geschiedschrijving staan de jaren dertig van de twintig¬ ste eeuw te boek als een periode van onrust, malaise en verzet tegen de
19
Nederlandse kolonisator. De jaren worden vereenzelvigd met economi¬ sche neergang, sociaal-politieke spanningen en repressie van de kant van het toenmalige moederland. Vooral de arbeidersklasse werd door de eco¬ nomische wereldcrisis getroffen. Door de snel toenemende werkloos¬ heid raakten veel arbeiders hun betrekking kwijt. De koloniale overheid deed weinig om hun noden te lenigen. Het voeren van een strikt bezuini¬ gingsbeleid had tot gevolg dat veel werklozen in grote armoede leefden. Vakbondsleiders als Anton de Kom en Louis Doedel maakten zich tot spreekbuis van de arbeiders, maar werden door de koloniale overheid op beschuldiging van politieke opruiing monddood gemaakt. De Kom werd in 1933 Suriname uitgewezen. Doedel kwam in 1937, naar later zou blij¬ ken voor de rest van zijn leven, in ’s Lands Psychiatrische Inrichting te¬ recht.2 Werd Henck Alphonsus Eugène Arron, die op zaterdag 25 april 1936 ter wereld kwam in het St. Vincentius ziekenhuis in Paramaribo, onder een ongunstig gesternte geboren? Hoewel na het vertrek van De Kom uit Suriname de spanningen langzaam luwden, gistte het nog altijd in de ko¬ lonie. De Staten van Suriname onderhielden moeizame betrekkingen met de autocratische gouverneur Kielstra. De week na Arrons geboorte ver¬ wierpen zij de ontwerpbegroting 1937 uit protest tegen wat zij beschouw¬ den als het voortdurend negeren van dit college door Kielstra in belang¬ rijke aangelegenheden.3 De verhouding tussen het vertegenwoordigend lichaam en de hoogste vertegenwoordiger van de Kroon in Suriname zou nog jarenlang een bron van conflicten blijven.4 Elders in de wereld lieten de politieke verwikkelingen een niet minder somber beeld zien. Suri¬ naamse kranten berichtten uitvoerig over de gebeurtenissen in naziDuitsland, de opmars van Mussolini in Abessinië (het huidige Ethiopië), de dreiging van het Chinese communisme, de toegenomen militaire slag¬ kracht van Japan en de verkiezingen in Spanje, die volgens de rooms-katholieke krant De Surinamer gewonnen waren door ‘anti-clericale com¬ munisten en sociaal-democraten’.5 Los van het tijdsgewricht waarin Arron ter wereld kwam, was zijn ge¬ boortedag nog in een ander opzicht opmerkelijk te noemen. In de nacht van vrijdag op zaterdag, maar ook op zaterdagochtend, werd Suriname getroffen door zware regenval, die in combinatie met springvloed voor ernstige overstromingen zorgde. De binnenstad van Paramaribo kwam voor een belangrijk deel onder water te staan. De West, een avondblad dat toen drie keer per week verscheen, schreef: ‘In de Dominéstraat zag men de straatjeugd zwemmen in de straat. [...] Mensen konden hun wonin¬ gen slechts verlaten, met behulp van planken en kisten. Op verschillende
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
punten maakten drijvers van ezelkarren er hun werk van, om, voor een paar centen, menschen over te zetten van den eenen kant naar den ande¬ ren kant van de straat.’6 Maar ook in de districten zorgde de overvloedige regen voor problemen. In Commewijne stroomden velden en plantages onder en in Saramacca braken dammen door, met als gevolg dat scholen, woningen en pelmolens onder water liepen en bewoners grote moeite hadden om huisraad en goederen tijdig in veiligheid te brengen.7 Henck Arron, die onmiddellijk na zijn geboorte in hetzelfde St. Vincentius ziekenhuis rooms-katholiek werd gedoopt, was de oudste in een gezin dat uiteindelijk uit vier zonen en vier dochters zou bestaan.8 Op het moment van zijn geboorte woonden vader en moeder Arron in de nabij¬ gelegen Costerstraat. Een jaar na de geboorte van hun zoon verhuisden Sylvain Leonard Henri Arron en Josephina Maria Constantia Halfhide met hem naar een parallelweg van de Costerstraat, de Julianastraat. Eerst verbleven zij in het ouderlijk huis van grootvader en grootmoeder Arron op nummer 78. Dit is aan het einde van de straat, waar deze uitkomt op de Verlengde Mahonylaan. Vervolgens betrok het gezin een huis in het midden van wat toen nog een santi pasi, een zandweg, was. Op dit laatste adres, Julianastraat 62a, zou Arron tot 1963 blijven wonen. De Julianastraat is een bekende straat in de nabijheid van de Combé. In de Surinaamse geschiedenis staat de ‘voorstad Combé’ te boek als de eerste buitenwijk van Paramaribo. De wijk, gelegen ten noorden van de
1. Julianastraat 6ia (2004)
21
Palmentuin, is vernoemd naar Nicolaes Combé, een Nederlandse be¬ stuursambtenaar die zich in Suriname vestigde kort na de verovering van de kolonie door de Staten van Zeeland in 1667.9 Vanaf het einde van de achttiende eeuw werden in de Combé de eerste vrije woonhuizen ge¬ bouwd, die aanvankelijk dienden als buitenverblijven voor de gegoede burgerij. Na de afschaffing van de slavernij, maar in toenemende mate na de beëindiging van de contractarbeid uit India, zou de wijk een gemê¬ leerd karakter krijgen, in sociaal en etnisch opzicht.10 In Arrons jeugd maakte de Julianastraat deel uit van wat in de volks¬ mond pastoor bakadyari heette, de achtertuin van de paters. Deze uit¬ drukking verwees naar de rooms-katholieke kerk, die een stempel drukte op het sociaal-religieuze leven in de wijk. In het stadsdeel dat begrensd werd door de Gravenstraat, de Grote Combéweg, de Verlengde Mahonylaan en de Tourtonnelaan was veruit de meeste grond eigendom van de rooms-katholieke kerk. Vader Arron wist dit uit eigen ervaring. Hij had in de Julianastraat zijn kavel gekocht van de paters, de grond opgehoogd en er een huis op laten bouwen. In de directe omgeving waren er talrijke panden en gebouwencomplexen, waar paters, fraters en zusters woonden en werkten. Hoog boven alles uit torende de Petrus en Paulus-kathedraal in de Gravenstraat. Behalve door het gebruik van hout als bouwmateriaal was dit godshuis architectonisch bijzonder vanwege de neoromaanse en neogotische stijlkenmerken, die opvielen door hun traditionele Surinaam¬ se vormen. Enige panden van de kathedraal verwijderd lag aan dezelfde straatkant het huis van de apostolisch vicaris, vanaf 1958 de woning van de bisschop. Schuin tegenover de kathedraal bevond zich de pastorie van de paters redemptoristen.11 De orde van de redemptoristen was een van de congregaties in Suri¬ name die zich inzetten voor het gemeentewerk van de rooms-katholieke kerk. Sinds 1866 was zij op vele terreinen in de kolonie werkzaam, onder meer in de eredienst, de zielzorg, de armenzorg en het onderwijs. De re¬ demptoristen werden geholpen door de zusters franciscanessen van Roo¬ sendaal, die tien jaar eerder al in Suriname met hun missiewerk waren begonnen. Zij richtten zich vooral op onderwijs en opvoeding. Ook de zusters en fraters van Tilburg vormden respectievelijk sinds 1894 en 1902 een belangrijke steunpilaar voor de kerk van Rome. De zusters waren speciaal aangetrokken voor het werk onder de melaatsen, de fraters voor het verzorgen van onderwijs en voor het opvoeden van kinderen van rooms-katholieke ouders. De zusters franciscanessen van Oudenbosch - die in 1925 naar Suriname waren gekomen - waren eveneens actief op het terrein van onderwijs en opvoeding. Ten slotte manifesteerden de
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP.EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
zusters van Paramaribo, een congregatie die in Suriname was ontstaan, zich vanaf 1932 in het onderwijs, het internaatwerk en de bejaardenzorg. Het hoogste niveau van onderwijs in Paramaribo werd aangetroffen op de scholen voor het meer uitgebreid lager onderwijs (mulo). Hier heerste een concurrentiestrijd tussen de scholen van de rooms-katholieke kerk, de Evangelische Broeder Gemeente
(ebg)
valiteit tussen Lomsu (rooms-katholiek) en Anitri
en de overheid. De ri¬
(ebg)
had, behalve met
religieuze verschillen, te maken met de bevoorrechte positie die de
ebg,
langer actief in Suriname, bij de koloniale overheid genoot. Maar doordat de missie haar educatieve doelstellingen van het begin af serieus opvatte en rond de eeuwwisseling veel bevoegde leerkrachten aantrok, versterkte zij haar positie in het onderwijs gestaag.12 De trots van het rooms-katholieke onderwijs was de St. Paulusschool in de Gravenstraat. Vele later be¬ kend geworden Surinamers, onder wie Arron, kregen hun opleiding op deze mulo. Voor het rooms-katholieke verenigingsleven en voor het jeugd¬ werk vervulden de Katholieke Verkenners Suriname
(kvs),
de Brutusclub
en het Rooms-Katholieke Jongelingen Patronaat St. Aloysius een belang¬ rijke rol.13 De betrekkingen van het gezin Arron met pastoor bakadyari dateer¬ den al van vóór de geboorte van zoon Henck. Beide ouders hadden om te beginnen hun eigen jeugd in dit deel van Paramaribo doorgebracht. Het ouderlijk huis van vader Arron stond, zoals gezegd, eveneens aan de Julianastraat, terwijl moeder Arron was opgegroeid aan de Grote Combéweg. Zowel de Arrons als de Halfhides waren rooms-katholiek, maar de band met de kerk trad bij de Halfhides het duidelijkst naar voren. Zo werkte grootvader Johannes Gerrit Halfhide als voorman in de timmerloods van de fraters aan de Wulfinghstraat14 en als koster in de Petrus en Paulus-kathedraal. Tot op hoge leeftijd woonde hij, tamelijk onopvallend, in zijn huis aan de Grote Combéweg. Kleine kinderen waren bang voor opa Halfhide. Zij wisten dat het timmeren van doodskisten tot zijn dage¬ lijkse arbeid behoorde.15 De familie Arron komt oorspronkelijk uit Coronie. John Arron, oud¬ ste broer van Henck en tweede kind in het gezin: ‘Coronie speelde bij ons thuis geen rol van betekenis. Behalve door onbekendheid met het district en met onze familiegeschiedenis had dit vooral te maken met het beeld dat er van Coronianen bestond. Ze zouden lui en dom zijn. Met hen wilde je niet geassocieerd worden. Wij voelden ons stadsmensen en keken neer op mensen van boiti (het platteland). Natuurlijk ten onrechte, maar zo ging dat in die tijd. Onze overgrootvader van vaders kant was volgens de overlevering een Chinees, die van zijn achternaam A Sjong heette. Hij
23
zou kinderen hebben verwekt bij een huisbediende, waarna de naam A Sjong verbasterd zou zijn tot Arron en Aron. Dit verhaal werd ons verteld door onze grootmoeder van vaders kant. Maar het is nergens gedocu¬ menteerd.’16 Dit laatste klopt. Het stukje familiegeschiedenis, dat als verhaaltype in menige Surinaamse familie circuleert en niet zelden een verlangen naar sociale mobiliteit uitdrukt, wordt inderdaad niet door de beschikba¬ re gegevens ondersteund. Dat wil niet zeggen dat er geen Chinees bloed door de aderen van de familie Arron stroomde. Al in 1858 vestigden Chi¬ nese immigranten zich in Coronie en stichtten er gezinnen met Creoolse vrouwen.17 Gegevens uit de burgerlijke stand laten de mogelijkheid dat er etnische vermenging binnen de familie optrad ook nadrukkelijk open.18 Afgaande op de gelaatstrekken van de gezinsleden kon daar bovendien nauwelijks twijfel over bestaan. Hoewel de wortels van de familie in Coronie lagen, zijn er geen aanwijzingen dat het district noemenswaar¬ dig doorwerkte in de opvoeding van de kinderen Arron. Hoogstens zou de liefde voor het buitenleven die zij meekregen als een uitvloeisel hier¬ van kunnen worden beschouwd.19 In de koloniale tijd werd er omzichtig over het verleden gesproken, zeker als dit betrekking had op de slaventijd. Dit had te maken met de vernederingen van de slavernij, die ook aan het district Coronie niet voorbij waren gegaan, en met de behoefte van veel mensen om deze trau¬ matische periode achter zich te laten.20 Deze houding werd aangemoedigd in het basis- en voortgezet onderwijs. De fraters, bij wie de kinderen Arron op school gingen, onderwezen hun leerlingen niet het eigen verle¬ den, maar feiten en denkbeelden die ontleend waren aan de Europese ge¬ schiedenis en normen en waarden die verbonden waren met een ambiti¬ eus Bildungsideal. Slaafgemaakten, voor zover die al in dit wereldbeeld figureerden, stonden op een lagere trap van ontwikkeling. Marrons waren geen verzetsstrijders en rolmodellen, maar raddraaiers en brandstich¬ ters. Wie maatschappelijk aanzien wilde verwerven, distantieerde zich als vanzelf van hen die in de ogen van de gevestigde orde met een aureool van onbeschaafdheid waren omgeven. De overgrootouders van Arron hadden Coronie in de tweede helft van de negentiende eeuw voor Paramaribo verruild, zoals zo veel Surinamers die in die jaren het district verlieten in de hoop in de hoofdstad een beter bestaan te kunnen opbouwen. Sindsdien was de familie in Para¬ maribo woonachtig. Arron zou zich als volwassen man, als het onder¬ werp al ter sprake kwam, vaak schertsend uitlaten over zijn band met Coronie. Hij ging er graag vissen, vooral op kwie kwie, en hij betreurde het
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
dat Coronie, ondanks zijn natuurlijke hulpbronnen, maar niet tot bloei wilde komen. Tegelijk stond hij als stedeling op afstand van het districtsleven. De schoonheid van de oude huizen op neuten en de majestueus wuivende kokospalmen bekoorden hem en ook als voorvaderlijke grond had het district een zekere betekenis voor hem. Maar met Coronie als dunbevolkte achterafplaats, weggestopt tussen zwamp (moeras) en man¬ grove, had Arron weinig affiniteit. De heersende gemoedelijkheid spoor¬ de niet met zijn temperament en het gevoel van stilstand ervoer hij als ontmoedigend. Al te nadrukkelijke verwijzingen naar zijn Coroniaanse wortels achtte hij vooral onverenigbaar met zijn streven naar maatschap¬ pelijke vooruitgang. De grootvader van Arron, Johannes Marius Arron, werd in Parama¬ ribo geboren en was politieagent van beroep. In die functie werkte hij in de stad en soms in het district. Zo was hij enige tijd gestationeerd in Nickerie. Zijn vrouw, Francis Henriëtte Lemmers, beter bekend als Ma Sies, was huisvrouw. Eline Wolf, nicht van Arron, over haar peetoom: ‘Papa Arron, zoals we hem noemden, was een grote, zware man, die recht door zee was, niet van flauwekul hield en je altijd voorhield dat je aan je mede¬ mens moest denken. Hij had veel gevoel voor humor en was begaan met het lot van minder bedeelden. Ik herinner mij dat hij opkwam voor de vrouwen en kinderen van Chinezen die betrapt waren op het spelen van piauw piauw, een illegaal gokspel. Deze mannen werden doorgaans tot een gevangenisstraf veroordeeld en hun winkel werd verkocht, maar pa¬ pa Arron pleitte er dan voor dat hun gezinnen niet alles verloren. Vaak met succes. Hij had een grote tuin, die helemaal doorliep van de Julianastraat naar de Louiselaan. Die leverde een overvloed aan groente en fruit op. Wat de familie niet nodig had, werd in de voortuin gezet. Voorbijgan¬ gers mochten ervan meenemen wat ze wilden.’21 Marius Arron stond, behalve als sociaal voelend politieman, ook be¬ kend als meubelmaker, die van mahoniehout de prachtigste dingen wist te maken. Daarnaast praatte hij graag over politiek. Hij was een bewon¬ deraar van Anton de Kom, zijns inziens een geschikte uitdager van het verfoeilijke koloniaal regime.22 Hij maakte van zijn hart geen moordkuil en bracht zijn standpunten luid en met verve naar voren. Vrienden die hem tot kalmte probeerden te manen - een gezagskritisch politieman liep onder Kielstra een reëel risico zijn baan te verliezen - vonden bij hem geen gehoor. Los van deze principiële opstelling zat er ook een lu¬ dieke kant aan oom Marius. Bij kinderen oogstte hij bewondering vanwe¬ ge de perken die hij in zijn tuin van lege bierflesjes placht aan te leggen. Erkend liefhebber van een borrel breidde het aantal perken zich tijdens
25
zijn leven gestaag uit. Kleinzoon Henck had zeker bepaalde trekken met grootvader Arron gemeen, maar heeft hem nooit gekend. De laatste over¬ leed op 10 juni 1937 op 52-jarige leeftijd aan de gevolgen van suikerziekte. Grootmoeder Arron zou haar man ruimschoots overleven (zij over¬ leed in 1976) en tot op hoge leeftijd als spil van de familie fungeren. Tijdgenoten herinneren haar als een grote, slanke vrouw, met een leven¬ dig karakter en een ondernemende geest, die graag de touwtjes in han¬ den hield. Als vraagbaak van de familie gaf zij gevraagd en ongevraagd advies. Haar kennis van oso dresi (huismiddeltjes tegen ziekten en kwalen) was vermaard en als haar kinderen uitstapjes organiseerden, was zij stee¬ vast van de partij. Zeker met het gezin van haar oudste zoon onderhield zij innige betrekkingen. Zij beschouwde Henck en John als haar lievelingskleinzonen. Op hun beurt waren de jongens zeer op haar gesteld en kwamen zij graag bij haar over de vloer. Het matriarchaat in de familie was bij uitstek in haar persoon verankerd. Vader Arron was eveneens werkzaam in de politiedienst. Hij beëin¬ digde zijn loopbaan, evenals Arrons grootvader, in de rang van adjunctinspecteur. Arron: Mijn vader heeft lange tijd gedacht dat ik in de voetsporen van de familie zou treden en ook in de politiedienst zou gaan, maar daar heb ik bewust niet voor gekozen. Overigens vond hij persoonlijk dat ik er ook maar beter vanaf kon zien, omdat hij niet helemaal tevreden was over de ontwikke¬ lingen binnen het korps. Deze houding kwam voor een belangrijk deel voort uit frustratie. Het behalen van de benodigde politie-examens ging vader Arron niet gemakkelijk af, waardoor hij er relatief lang over deed om zich voor de promotie naar een volgende rang te kwalificeren. Daarnaast had bij hem de overtuiging postgevat dat hem op ondeugdelijke gronden be¬ paalde bevorderingen werden onthouden. Dit deed niet alleen afbreuk aan zijn arbeidssatisfactie, maar droeg ook bij aan het gevoel dat hij als oudste zoon tekortschoot en anders dan zijn broers Louis en Leo, die res¬ pectievelijk arts en boordwerktuigkundige waren geworden, het niet had gemaakt.23 Als politieagent was vader Arron in Paramaribo gestationeerd. Hij werkte, verspreid over de jaren, voor alle dienstonderdelen: de verkeersafdeling, de vreemdelingendienst en de recherche. Onder de vreemde¬ lingendienst vielen in die jaren onder andere de paspoortcontrole in de haven van Paramaribo en op luchthaven Zanderij en de controle op de naleving van de vuurwapenwet en de bouwvergunningenwet. D.E. Wek¬ ker, die ook lange tijd in de Julianastraat woonde en het tot inspecteur van politie had gebracht toen hij in 1951 naar Nederland vertrok: ‘Jules Arron was een fors gebouwde man, die indruk maakte met zijn postuur
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
en het uniform dat hij droeg. Ook zijn sonore stem viel op. Hij was een aardige, beminnelijke collega, die zich coöperatief opstelde en op wie nooit iets aan te merken viel. Wat niet wil zeggen dat hij soft was. Dat zou een onjuiste typering zijn.’24 E.T. Cooman, die ruim veertig jaar in de poli¬ tiedienst werkzaam zou zijn en de familie Arron eveneens als medebe¬ woner van de Julianastraat kende, onderschrijft dit oordeel: ‘Hij was een verdomd goede politieman. Zijn houding was correct, hij trad beschaafd op en had gezag. Veel mensen vonden hem streng, maar ik zou eerder zeggen dat hij gedisciplineerd was.’25 Zoon Henck was stelliger in zijn oordeel: Mijn vader was, mede door zijn beroep, zeer streng. Deze strengheid heeft hij echter in de loop der jaren - ik ben de oudste en dus op mij is de meeste strengheid toegepast - wel een beetje laten varen. De jongeren in het gezin mochten meer. Laat ik de streng¬ heid van mijn vader met een voorbeeld illustreren. Toen ik voorzitter was van de Vereniging van Algemene Middelbare Scholieren, de vams, organiseerden we feestjes, die echt niet voor twaalf uur ’s nachts waren afgelopen. Maar ik moest het niet in mijn hoofd halen, ondanks het feit dat ik voorzitter was, om na twaalven thuis te komen. Toch deed ik dit wel. Ik ging toen naar school op een bromfiets. Als ik dan ’s nachts terug naar huis reed, haalde ik vlak voordat ik de Julianastraat in draaide de ketting van mijn bromfiets weg. Dan kwam ik met zwarte handen thuis. Had ik zogenaamd de hele weg naar huis moeten lopen (lacht). Het beeld van de dominante vader wordt door andere getuigenissen ondersteund. Sigi Wolf, neef van Arron en later in Nederland als journa¬ list werkzaam: Alle kinderen waren bang voor oom Jules. Als politieman dwong je in die tijd sowieso respect af, maar de vader van Arron reed, toen hij bij de verkeerspolitie werkte, op een Harley-Davidson met zij¬ span, wat heel bijzonder was. Niet alleen had hij er veel bekijks mee, het versterkte ook het overwicht dat hij op mensen had.’26 Wolf herinnert zich dat zijn ouders hem op zaterdag naar oom Jules stuurden om te leren timmeren. Die had in de familie de terechte reputatie daar erg bedreven in te zijn. Zoon Henck kreeg timmeronderricht van zijn vader, maar ook van grootvader Halfhide. Dit zou zijn uitwerking niet missen. Zijn leven lang zou Arron graag meubels maken en knutselen. Was het niet in en rond het huis, dan wel in overdrachtelijke zin: in de politiek. Ook als hengelaar trad zoon Henck in de voetsporen van zijn vader. Deze nam zijn zonen regelmatig mee naar de Tweede Rijweg, waar op de percelen van deurwaarder Richard Wolf, vader van Eline en Sigi, werd gevist. In de zwampen op dit terrein werd ook gejaagd. Daarnaast gingen de mannen uit het gezin af en toe op leguanenjacht op Ma Retraite, een
27
voormalige koffieplantage. Wat toen een ruige, onbebouwde en tamelijk verlaten omgeving was, is thans een bekende woonwijk in Paramaribo.27 De groene hagedissen - in de volksmond ook wel ‘boomkip’ genoemd (kaaimannen gingen door voor ‘waterkip’) - werden met een Winchestergeweer geschoten. Het vlees van de dieren werd gegeten, de eieren - als deze in de buik van vrouwelijke exemplaren werden aangetroffen - leeg¬ gedronken. Vader Arron nam doorgaans het initiatief tot deze uitstapjes (‘Jongens, meekomen!’), waarbij hij zijn zonen als dragers liet optreden. Met verwijzing naar diens voornaam noemden de twee oudste zonen hun vader soms spottend Jules Verne, als deze in zijn verhalen over het vissen en jagen al te zeer een loopje met de waarheid nam. Eline Wolf: ‘Ik herinner mij dat als hij vroeger bij ons thuiskwam, hij altijd een grote zak pinda’s bij zich had. Wij gingen dan naar hem toe en vroegen: “Oom Jules, hoeveel dieven hebt u vandaag gevangen?” Altijd antwoordde hij: “Ga eerst baden en aankleden, dan ga ik je vertellen.” Daarna volgden sterke verhalen over boeven die hij persoonlijk gevangen had. Wij vonden het prachtig, want wij mochten hem heel graag en hin¬ gen aan zijn lippen als hij op zijn praatstoel zat. Achteraf denk ik dat je zou kunnen zeggen dat hij net als zijn vader graag het centrum van het heelal wilde zijn. Hij wilde schitteren en gloriëren. Die trek zie je later ook bij Henck terug.’28 De behoefte om in het middelpunt van de belang¬ stelling te staan en intens van het leven te genieten, verklaart ook de po¬ pulariteit van vader Arron bij vrouwen. Er is met zekerheid één buiten¬ echtelijke relatie van hem bekend waaruit een dochter werd geboren. Zij werd liefdevol door het gezin geaccepteerd. Behalve door de vaderfiguur werd het gezin Arron evenzeer beïnvloed door de moederfiguur, in het bijzonder waar het ging om de opvoeding. Dankzij moeder Arron bestond er een goede verstandhouding tussen het gezin en wat vanaf 1958 het bisdom Paramaribo heette. Tante Joosje, zo¬ als Arrons moeder werd genoemd, was het op één na jongste kind uit een gezin van acht kinderen. Zij verloor op tienjarige leeftijd haar moeder en werd onder de directe hoede van de zusters grootgebracht. Evenals haar vader wist zij wat het betekende om geestelijk en materieel afhankelijk te zijn van de rooms-katholieke kerk. Arron: Mijn moeder heeft zich meer dan ten volle aan ons gezin gegeven. Ze was een typisch Surinaamse huismoeder, voor wie het belangrijkste was haar kinderen te geven wat binnen de grenzen van haar mogelijkheden lag. In haar ijver en toewijding om het gezin in stand te houden, was ze totaal opofferend. Ik kan niet zeggen dat ze streng was, maar je kon haar geen knollen voor citroenen verkopen, ook op latere leeftijd niet. Anders dan vader Arron was moeder Arron actief in politiek geïnte-
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
resseerd. Tante Joosje was een propagandiste van de Progressieve Suri¬ naamse Volkspartij
(psv),
Weidmann. De
afficheerde zich onder leiding van Weidmann als een
psv
in 1946 opgericht door de Nederlandse pater
christelijk-sociale partij en wierp zich op als kampioen van het algemeen kiesrecht in Suriname. De partij vond haar aanhang vooral onder Creolen van rooms-katholieke huize. Volgens zoon John was de voorkeur van zijn moeder voor de
psv
niet zozeer politiek als wel religieus geïnspireerd. Ze
was naar zijn zeggen een vrome vrouw en een trouw kerkgangster, die de partij vooral zag als een verlengstuk van de kerk.29 Eline Wolf deelt deze interpretatie. Ma Joosje stond sympathiek tegenover de
psv,
maar het
ontbrak haar aan de strijdbaarheid en gedrevenheid om de straat op te gaan en mensen over te halen lid te worden van de partij.30 De invloed van de moederfiguur op de jonge Arron liet zich onder an¬ dere aflezen uit de keuze voor scholen met een rooms-katholieke signa¬ tuur. Arron bezocht de fröbelschool van de ‘binnenlandse zusters’ - de zusters van Paramaribo - in de Gravenstraat en ging vervolgens naar de Petrusschool in de Wulfinghstraat. Deze lagere school was een ‘blotevoetenschool’, die voornamelijk door jongens uit minder welgestelde fami¬ lies en jongens uit weeshuizen en internaten werd bezocht. Rooms-ka¬ tholieke jongens uit de meer gegoede milieus gingen doorgaans direct naar de Paulusschool, waar zij na ‘de eerste fröbel’ en ‘de tweede fröbel’ (de kleuterschool) de achtjarige mulo doorliepen. Dat Arron naar de Petrus¬ school ging, had te maken met de bescheiden financiële positie van zijn vader - zeker gelet op de grootte van het gezin - en met de geringe loop¬ afstand tussen school en huis. De Petrusschool was het domein van paters en fraters, maar ook de vrijetijdsbeoefening van de pupillen werd voor een belangrijk deel door de clerus bepaald. Tijdens zijn lagere schooltijd was Arron lid van de Katholieke Verkenners Suriname. Bij wat in de volksmond de verkenne¬ rij werd genoemd, trad hij aan als welp en klom hij op tot patrouilleleider. De verkennerij kwam in jongenspatronaat St. Aloysius bijeen.31 Er was nog een andere activiteit waardoor de band met pastoor bakadyari werd bestendigd. Arron zong in het koor van de Petrus en Paulus-kathedraal onder leiding van meester Alvares. Behalve dirigent/organist in de kathe¬ draal en in de St. Rosa Kerk was meester Alvares leraar Frans op de Pau¬ lusschool.32 Op 25 juni 1944 deed Arron zijn eerste communie. Enige tijd hierna ontving hij het vormsel. Eind jaren veertig trad Arron aan als misdienaar in de kathedraal. In het ongeschilderde binnenste van het houten bouwwerk domineerde de strengheid van zuilenrijen, rondbogen, kruisgewelven en sierhekken. De
29
kleur van het verweerde cederhout schiep bij kunstlicht een geheel eigen sfeer, waardoor de ruimte op een vreemde manier groter, eerbiedwaardi¬ ger en geheimzinniger leek. Herkenningspunten in de kathedraal waren de doopkapel onder de torens, de Mariakapel en Gerarduskapel in het dwarsschip, het altaar met de wit marmeren tafel en de bijbehorende nis¬ sen met houten beelden. In het verlengde van het koor bevond zich de sa¬ cristie, met daarin de kasten voor de altaargewaden. Jarenlang was deze omgeving voor Arron vertrouwd terrein en vormden de ervaringen die hij er op deed een vast bestanddeel van zijn weekprogramma. Hebben de betrokkenheid van de jonge Arron bij de voorbereiding en uitvoering van de gewijde rituelen en zijn ervaringen met de macht van het woord, on¬ bedoeld faculteiten bij hem ontwikkeld of versterkt die hem later in de politiek van pas zouden komen?33 Natuurlijk boden de uren in de kathedraal ook ruimte voor plezier maken. Misdienaars ravotten met elkaar en haalden kwajongensstreken uit. De omgang met verheven zaken kon niet zonder een speels contra¬ punt. Er heerste ook een gevoel van saamhorigheid. Bij de activiteiten in de kathedraal hoorden gedragscodes die onder de jongens een bijzondere kameraadschap kweekten. Dit alles nam niet weg dat het kerkelijk re¬ gime strikt was. Op maandagochtend werd op school gecontroleerd of kinderen op zondagochtend om zeven uur de mis hadden bijgewoond. Er werden kaartjes uitgereikt tijdens de dienst, die de kinderen verplicht waren de volgende dag op school weer in te leveren. De clerus had de wind eronder, maar stond bij de parochianen in hoog aanzien. Evenals veel andere moeders in pastoor bakadyari koesterde moeder Arron de in¬ nige wens dat haar zoon Henck later pater zou worden. Hoewel zij zich wat afzijdig hielden van hun directe omgeving geno¬ ten Arrons ouders een goede naam. Zij stonden bekend als hardwerken¬ de mensen, die zich inspanden om hun acht kinderen zo goed mogelijk naar volwassenheid te begeleiden. Het meegeven van christelijke nor¬ men en waarden speelde daarbij een belangrijke rol, maar minstens zo belangrijk was het creëren en handhaven van een harmonieuze sfeer in het gezin. De ouders hadden hierin een gelukkige hand. Er werd in huize Arron veel gelachen en gezelligheid stond hoog in het vaandel. Traditie¬ getrouw werd er op i januari altijd een op zijn Chinees geroosterd speen¬ varken door vader Arron gekapt en rondgedeeld aan familieleden en vrienden, wat gepaard ging met veel vrolijkheid. Ook naar buiten toe was het gezin Arron sterk familiegericht. Zowel de ouders als hun kinderen onderhielden nauw contact met familieleden van beide kanten. Neefjes en nichtjes speelden met elkaar en gingen bij
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
elkaar logeren. Zo was Henck Axron vaak te vinden in de Weidestraat waar zijn neef Sigi woonde. Omgekeerd verbleef neef Sigi regelmatig in de Julianastraat. De grote vakantie bracht de familie Arron door op Repu¬ bliek, een recreatieoord in het district Para. Daar logeerde het gezin in het huisje van de familie Wolf of huurde een huisje van moeder Ma Ajong. Haar zoon Sonny was een vriend van Henck.34 Ook de familie Leeuwin, die evenals opa Halfhide aan de Grote Combéweg woonde en van wie zoon Roël op de
ams
bij Henck in de klas zat, had op Republiek de be¬
schikking over een vakantiehuisje en stond op goede voet met de Arrons. Een andere tak van de familie Leeuwin zou pas later bij Arron in beeld ko¬ men.35 John Arron: ‘Meestal verbleven we de hele maand oktober op Repu¬ bliek. Grootmoeder Arron vergezelde ons. Met de trein gingen we dan van het Vaillantsplein naar station Ma Ajong. Een ezelwagen bracht eerst alle bagage van ons huis naar het Vaillantsplein. Daarna volgden wij in een taxi. Het was een hele volksverhuizing. Vader bleef meestal korter dan wij, omdat hij niet zo’n lange vakantie had. Vanuit de stad stuurde hij ons voedselpakketten, die we bij station Ma Ajong in ontvangst namen. Ik herinner me dat er vaak Polakbeschuit in zat. Als je er daar twee van at en er water bij dronk, dan vulde dat je maag voor uren. We zwommen de hele dag. Henck trok vooral op met de Ma Ajongs en de Leeuwins.’36 Buiten schooltijd speelde Arron met zijn broertjes en zusjes of met vriendjes uit de Julianastraat, onder wie zijn leeftijdgenoot Eugène Bottse, die op nummer 36A woonde.37 Op straat rondhangen werd door Arrons ouders zoveel mogelijk ontmoedigd. Vriendjes werden bij voorkeur uit¬ genodigd om bij zoon Henck thuis op het erf te komen spelen. Daar de¬ den zij spelletjes als djul (pakkertje), bonsbak (knikkeren) en schuiltje (ver¬ stoppertje), maar er werd ook in bomen geklommen, gevoetbald, gevliegerd en cowboytje gespeeld. Het verbod voor de kinderen om zich in hun vrije tijd buiten de grenzen van het eigen erf te begeven, had, be¬ halve met standsbesef, ook te maken met de voorbeeldfunctie die vader Arron als politieman op zich voelde rusten. Pas in de tweede klas van de mulo werd het ouderlijk regime iets vrijer. Onder het mom van studeren bij vriendjes kon er dan wel op straat worden gevoetbald of kattenkwaad worden uitgehaald. Waren Henck of John hun boekje te zeer te buiten ge¬ gaan en dreigde er straf, dan wilden zij nog wel eens tijdelijk hun toe¬ vlucht zoeken bij grootmoeder Arron, verderop in de Julianastraat. John Arron: ‘Na mijn vader was Henck “de commandeur” thuis. Laat me een voorbeeld geven. Op zondag werden bij ons alle planken van onder het huis gehaald, schoongemaakt en netjes weer teruggezet. Mijn vader
gebruikte dat hout onder andere om meubels van te maken. Dat meubelmakerstalent hebben Henck en Robby van hem geërfd. Het schoonma¬ ken was een werkje waaraan iedereen geacht werd mee te doen. Dat ging niet van harte, want het was een vieze bedoening door de insecten die on¬ der het huis zaten, vooral in de regentijd. En ook door de bladeren die we er hadden weggemoffeld als we het erf hadden schoongeharkt. Iedereen deed mee, behalve Henck. Die gaf opdrachten, maar deed zelf niets. Hij verschool zich achter zijn schoolwerk om zich aan zijn verplichtingen te kunnen onttrekken. Mij noemde hij mi p’kin brada, mijn kleine broertje, terwijl wij maar twee jaar verschillen. Hij was al jong een haantje de voor¬ ste, die zich overal gemakkelijk uitkletste.’38 Arron zelf bewaarde goede herinneringen aan de buurt waarin hij op¬ groeide: De Julianastraat was in mijn jeugd één grote mengpot. Creolen, Hindostanen, Chinezen en Javanen leefden er naast elkaar en met elkaar. Be¬ halve etnisch was de buurt ook sociaal gemengd. Alle klassen waren er wel ver¬ tegenwoordigd. Dit heeft voor mij ongelooflijke voordelen gehad op latere leef¬ tijd. Want spelenderwijs leerde ik toen al de zeden en gewoonten van al deze mensen kennen en de betekenis van hun rituelen bij geboorte, huwelijk en overlijden. Vergeet niet: je nam deel aan de hoogtijdagen van de verschillende bevolkingsgroepen. Phagwa bijvoorbeeld werd in die tijd anders gevierd dan tegenwoordig. Toen kon je niet een poeder gaan kopen of een watertje om el¬ kaar te bestrooien. Nee, die dingen werden door de mensen thuis gemaakt. Het gevolg was datje een paar dagen in het rood of paars rondliep. De kleur¬ stof ging niet uitje kleren! Doordat de mensen eikaars vreugde, maar ook ei¬ kaars verdriet deelden, waren de onderlinge banden hecht. Ik durf zelfs te spreken van familiebanden. De directe buren duidde je aan als oom en tante. Je kwam bij hen over de vloer, babbelde over vertrouwde dingen en at een bordje eten mee. Dat was vanzelfsprekend. Nu zijn de verhoudingen heel an¬ ders. De maatschappij is veel zakelijker geworden.39 Hoewel hij in een mul¬ ticulturele omgeving opgroeide en die onderdompeling intens beleefde en waardeerde, vond hij zijn vrienden vooral onder Creolen en Chinezen. Op latere leeftijd zou hij zich in toenemende mate met zijn Chinese wor¬ tels identificeren. Die vereenzelviging beperkte zich niet tot zijn voor¬ liefde voor de Chinese keuken, maar uitte zich ook in een belangstelling voor Chinese geschiedenis en cultuur. Deze interesses weerspiegelden zich in de toespraak die hij zou houden ter gelegenheid van de onafhan¬ kelijkheid van Suriname en werden versterkt tijdens een bezoek dat hij in 1992 aan China zou brengen.40 Tussen 1948 en 1952 bezocht Arron de Paulusschool. Hij volgde er de alfarichting. Een werkelijke keuze was dit niet. De exacte vakken lagen
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
hem niet waardoor de bètarichting automatisch als mogelijkheid afviel. De klassen in de alfarichting waren klein. Ze telden zo’n twaalf tot vijf¬ tien leerlingen. Dit kwam doordat de meeste kinderen de bètarichting deden. De exacte vakken hadden status, voor de alfavakken bestond wei¬ nig belangstelling. Volgde je de alfarichting, dan werd je onderwijzer of - als je geluk had - advocaat. Kinderen die ingenieur, landmeter of arts wilden worden, beroepen die in aanzien stonden, deden de bètarichting. Hoewel leerlingen van de alfarichting de naam hadden minder intelli¬ gent te zijn en door medeleerlingen met een bèta-achtergrond niet altijd voor vol werden aangezien, kregen ze relatief veel aandacht van de docen¬ ten, juist omdat de klassen waarin ze zaten een geringer aantal leerlingen telden. Op de Paulusschool was in Arrons tijd het stempel van de fraters van Tilburg overheersend. Evenals op de Petrusschool zat Arron alle jaren die hij op de Paulusschool doorbracht in een jongensklas, want aan het ge¬ scheiden onderwijs voor jongens en meisjes werd strikt de hand gehou¬ den. Hierin verschilden de rooms-katholieke scholen van concurrerende scholen. Arron herinnerde zich het onderwijs op de Paulusschool als po¬ sitief: Als ik terugdenk aan de leskwaliteiten van mijn docenten kan ik niet zeggen dat er één docent was die er voor mij uitsprong. Pedagogisch gezien wa¬ ren ze equal. Vanuit het oogpunt van gezelligheid was er wel één leraar die er bovenuit stak, die van het vertellen van sterke verhalen een deel van zijn leven had gemaakt. Dat was meester Lobo. Hij woonde ook in de Julianastraat. Dat was echt een figuur apart (lacht). De anderen waren wat ze geacht werden te zijn: streng maar rechtvaardig. Ik ging met plezier naar school. Het leren ging me betrekkelijk gemakkelijk af en er was voldoende tijd voor leuke dingen. Frits Lobo staat ook John Leefmans, drie jaar ouder dan Arron en eveneens een oud-leerling van de Paulusschool, nog helder voor de geest: ‘Lobo gaf Engels en was inderdaad een schilderachtige figuur. Hoewel hij lichtgekleurd was en enige tijd in Nederland woonde, was hij in alles een echte Surinamer. Zijn vrouw dreef een band- en garenzaakje in de Julianastraat. Lobo was een heel geestige man, vertelde idiote moppen en grap¬ pen, en hield van woordspelingen. Daarnaast was hij pedagogisch uitste¬ kend. Hij wist de aandacht vast te houden en probeerde echt het beste uit leerlingen te halen.’41 Een klasgenoot van Leefmans op de Paulusschool, Ronny Rens: ‘Frits Lobo was een redi bonkoro, die opviel omdat hij iets ar¬ tistieks over zich had. Hij bewoonde met zijn vrouw de bovenverdieping van een huis, voorop in de Julianastraat. Als hij zin had, dan organiseerde hij daar op zaterdagavond feestjes. Lobo was een beetje een rare vent. Hij beschikte over een grote fantasie en kon geweldig overdrijven. Ik geloof
33
niet dat hij zich als pedagoog zo onderscheidde. Hij was vooral een bui¬ tenbeentje.’42 Samen met zijn latere politieke kompaan Ronald Venetiaan43 speelde Arron op de Paulusschool in het toneelstuk ‘Hoe raak ik mijn geld kwijt?’, onder regie van frater Vincentius. Arron lachend: Ik kon toen natuurlijk niet vermoeden dat ik later in het financiële circuit terecht zou komen en er daarjuist voor moest zorgen mijn geld niet kwijt te raken. Het stuk werd op¬ gevoerd in het gebouw van jongenspatronaat St. Aloysius. Arron speelde de hoofdfiguur die met een grote erfenis is bedacht en Venetiaan de rol van makelaar. De laatste gaat er vanuit dat hij het geld van de erfgenaam moet beleggen, totdat hij erachter komt dat hij deze juist moet helpen het geld zo snel mogelijk uit te geven, waarna zijn cliënt de erfenis kan incas¬ seren.44
ALGEMENE MIDDELBARE SCHOOL
Na het voltooien van de Paulusschool werd Arron ingeschreven als leer¬ ling van de Algemene Middelbare School
(ams).45
Hij behoorde tot de
eerste lichting studenten die er in 1952 de alfarichting gingen volgen. Aan de toelating tot de
ams,
die gehuisvest was in de nieuwe wijk Zorg en
Hoop, ging een examen vooraf. Alleen de beste leerlingen van de Suri¬ naamse muloscholen slaagden hiervoor,
ams-leerlingen
werden opge¬
leid in het besef dat zij de toekomstige elite waren die het land vooruit ging helpen. Zij vormden een intellectuele voorhoede die zich enigszins verheven voelde boven leeftijdgenoten die aan andere schooltypen on¬ derwijs volgden of die al op jonge leeftijd waren gaan werken. De meeste ams-leerlingen
waren leergierig, probeerden het beste uit zichzelf te ha¬
len en bereidden zich voor op een vervolgstudie in Nederland. In de jaren vijftig waren de docenten op de
ams
nog overwegend
Nederlanders, deels uit het voormalige Nederlands-Indië afkomstig. Arron herinnerde zich met name Ferrari: Hij was mijn aardrijkskundeleraar. Tijdens een van zijn lessen moest ik op een blinde kaart die voor de klas hing, reizen van Limburg naar Groningen. En ik moest precies de hoofdplaatsen aanwijzen op het traject dat ik aflegde. Het lukte me niet. Een andere keer moest ik op die kaart aanwijzen waar de Regge liep. Ik kon die met geen moge¬ lijkheid vinden. Later in Nederland vroeg ik vrienden om me naar de Regge te brengen. Ik zei: laat me die rivier zien. Ze wisten niet waar deze lag. Ze had¬ den er nog nooit van gehoord! We hebben de kaart erbij gepakt en zijn vervol¬ gens op pad gegaan. Wat bleek? De Regge, dat was een beekje. De Sommelsdijckkreek is breder geweest! Maar Ferrari gaf me een onvoldoende. Het voorval typeert het onderwijssysteem van die dagen. Ook waar
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
het ging om de leerstof die werd aangeboden, verschilde de
ams
nauwe¬
lijks van de Nederlandse hbs, waarnaar de school was gemodelleerd. Kennis van de topografie van Nederland veronderstelde onder meer dat leerlingen bekend raakten met het Nederlandse stelsel van waterwegen. Hiertoe behoorde ook de Regge, een rivier in Twente, die inderdaad veel weg had van een brede, op sommige plaatsen drooggevallen, sloot. Men kan zich nu verwonderen over de ernst waarmee gedetailleerde geografi¬ sche kennis van Nederland aan Surinaamse scholieren werd onderwezen. In de begindagen van de autonomieperiode gingen er echter nog geen stemmen op om het onderwijscurriculum te surinamiseren. Het aanpas¬ sen van het onderwijs aan de eigen Surinaamse behoeften en omstandig¬ heden zou pas vanaf het begin van de jaren zestig ter hand worden geno¬ men. Frans Ferrari, een ondernemende leraar die in de jaren zestig directeur van de
ams zou
worden, had minder affiniteit met dit proces.
Na de onderwijsstakingen van 1969 zou de gezagsgetrouwe en licht ont¬ vlambare docent (lijfspreuk: ‘De Bijbel en Rennies (maagtabletjes), daar leef ik op.’) het veld ruimen voor een nieuwe directeur, Ronald Venetiaan, en als gepensioneerd onderwijsman terugkeren naar Nederland. Directeur van de ams in de jaren vijftig was G.K. Lub. Volgens Arron was hij een goede directeur, maar streng in zijn optreden: Hij heeft me voor een aantal lessen geschorst. Waarom? Praten over de onafhankelijkheid van Suriname was op de middelbare school taboe. We trokken ons er niets van aan en zijn toen gepakt. Voor straf mochten we vier of vijf keer de les niet bij¬ wonen. Boekhouden en handelsrekenen, nota bene twee hoofdvakken, hebben we toen gemist. De docent in deze vakken, de heer Gout, een ex-KNiL-offcier, leerde ons een wijze les. Als je later in een bedrijf controlewerk wilt gaan doen, eet en drink dan niets dat je tijdens je controlewerkzaamheden krijgt aange¬ boden. Dit soort dingen blijft je bij. Zoiets wordt niet zomaar gezegd door zo’n oude heer. Waren politieke uitlatingen inderdaad de reden waarom Arron op de ams
van deelname aan een aantal lessen werd uitgesloten? Cynthia Mc-
Leod, onder haar meisjesnaam Ferrier klasgenoot van Arron op de
ams
en heden ten dage een gevierd schrijfster van historische romans: Tk kan me niet herinneren dat Arron door de heer Lub geschorst is, omdat hij over de onafhankelijkheid had gesproken. Ik kan het me ook nauwelijks voorstellen. Maar Arron provoceerde wel eens, dus het kan zijn dat die schorsing eigenlijk voor iets anders was bedoeld, maar dat hij daarbij nog een opmerking over de onafhankelijkheid heeft gemaakt op een manier die Lub niet aanstond. Had een leerling in die tijd iets over de onafhanke¬ lijkheid van Suriname gezegd, dan zou Lub eerder belangstellend hebben
35
geluisterd. Praten daarover was niet taboe, er werd gewoon niet over ge¬ sproken. Bedenk dat we toen nog maar net aan het Statuut toe waren, dat was in die dagen al heel wat.’46 Ook andere oud-leerlingen achtten het niet waarschijnlijk dat de directeur van de ams zich zou hebben gestoord aan discussies over onafhankelijkheid.47 Mogelijk had de schoolleiding geen moeite met het gespreksonder¬ werp, maar wel met de vrijmoedige wijze waarop leerlingen, onder wie Arron, het debat hierover aangingen. Een directe en onverschrokken wij¬ ze van communiceren - of het nu ging om de ondergeschikte positie van Suriname in het Koninkrijk of om de rechten en vrijheden van leerlingen viel niet op voorhand in goede aarde bij de directie. Deze was niet onge¬ negen de jongeren een bepaalde speelruimte te gunnen en wilde daarnaast een zekere stoerheid als behorende bij hun adolescentie wel accepteren, maar stelde tegelijk duidelijke grenzen waar het ging om het handhaven van gezagsverhoudingen en fatsoensnormen. Arron behoorde tot de leer¬ lingen die deze grenzen graag opzochten, evenals Robin Raveles, een jaar¬ genoot op de
ams,
die de bètarichting deed en later een bekend nationa¬
list zou worden.48 Met genegenheid zou Arron later terugdenken aan zijn scheikundelerares, mevrouw De Quant, van wie hij alleen in het eerste jaar les kreeg, maar met wie hij een persoonlijke band opbouwde: Ik mocht haar graag en zij mij ook. We groetten elkaar altijd en maakten dan een praatje met elkaar. Andere leraren liepen je gewoon voorbij, maar zij nam altijd de moeite even met me te babbelen. Ze was een Nederlands-Indische vrouw, die later naar Holland is gegaan en op het Kabinet van de Gevolmachtigde Minister is gaan werken. Dat heeft ze jarenlang gedaan. Ze behartigde daar de belangen van de Surinaamse studenten. Andere ex-leerlingen van deze docente bevestigen dat mevrouw De Quant bijzonder geliefd was. Ze deed veel voor de school, onderhield goede contacten met het bestuur van de vams en gaf extra be¬ geleiding aan leerlingen die moeilijk mee konden komen. Tegen leerlin¬ gen die iets stoms zeiden, riep ze op luide toon door het klaslokaal: ‘Maar lieveling toch!’ Bijgevolg was iedereen als de dood om door haar met ‘lie¬ veling’ te worden aangesproken. Mevrouw De Quant had in Delft gestu¬ deerd en was daarna gepromoveerd. Een lerares bij wie Arron drie jaar in de klas zat, was mevrouw O’Herne-Joaquim. Ook zij was oorspronkelijk uit Nederlands-Indië af¬ komstig. Ze gaf Nederlands. Het was een publiek geheim dat veel jongens, maar ook mannelijke collega’s, verliefd op haar waren. Door hen werd de aantrekkelijke lerares liefkozend Joosje (een verbastering van haar ach¬ ternaam) genoemd. Arron kon goed met mevrouw O’Herne overweg,
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
maar ook omgekeerd ervoer de lerares de verstandhouding met de aima¬ bele en opgewekte leerling als prettig. Het effect van haar lessen was ech¬ ter beperkt. Het lukte haar niet Arron veel liefde voor de letteren bij te brengen.49 Bij mevrouw O’Herne kwamen leerlingen af en toe thuis om toneel¬ stukjes in te studeren en op te voeren. Dergelijke activiteiten waren aan Arron welbesteed. Bij de vakken Nederlands en Engels werden leerlin¬ gen daarnaast getraind in declameren. Arron oogstte bewondering met het voordragen van de rede van Marcus Antonius uit William Shakespeares Julius Caesar. Engels werd in die jaren gedoceerd door een van de weinige Surinaamse docenten die bevoegd waren om op de ams les te ge¬ ven: L.L.E. Rens. Hij was in 1953 aan de Universiteit van Amsterdam cum laude gepromoveerd op een dissertatie over de historische en sociale ach¬ tergronden van het Sranantongo (Surinaamse taal).50 Als joviaal karakteriseerde Arron zijn gymnastiekleraar Stemerdink. Onder zijn leiding werd er op de
ams
veel aan teamsport gedaan, zoals
slagbal, basketbal, volleybal, badminton en voetbal. Voor zijn docente Spaanse taal en literatuur, ook van Surinaamse afkomst, bedacht Arron de bijnaam piscadoria, een speelse vertaling van haar achternaam, die Visser luidde. Mevrouw Visser-Zeiler, zoals zij voluit bekendstond, werd in de regel echter gato genoemd. Die aanduiding verwees naar haar makeup die haar volgens leerlingen de trekken van een kat gaf.51 Een van Arrons meest illustere docenten was Jaap Meijer. Deze in Nederland ge¬ promoveerde historicus van joodse afkomst woonde tussen 1953 en 1956 met zijn gezin in Suriname, gaf geschiedenis op de
ams
en verwierf bij
het lokale establishment bekendheid met een veelheid aan activiteiten op cultureel, wetenschappelijk en religieus gebied. Meijer nodigde inci¬ denteel leerlingen bij zich thuis uit en stond hun toe titels uit zijn biblio¬ theek te bekijken. Boeken over Surinaamse geschiedenis die leerlingen op zijn verzoek aan hem uitleenden, werden niet altijd door hem terug¬ bezorgd.52 Er was op de ams een toneelgroep die zich inzette voor het organise¬ ren van bonte avonden en het verzorgen van toneelopvoeringen. C.N. Dubelaar, ook als leraar Nederlands aan de school verbonden, stond de groep bij als regisseur. Arron en Venetiaan waren lid van de toneelgroep, evenals Cynthia McLeod. Alle drie speelden op zeker moment onder re¬ gie van Dubelaar in hetzelfde stuk, maar geen van de betrokkenen wist zich desgevraagd nog de titel of de plot van het werk te herinneren. Arron hield het voor mogelijk dat het stuk Zo liep het af heette, maar wist dit niet zeker. Venetiaan stond alleen nog bij dat Arron de rol van lover man speel-
37
de en hijzelf de rol van sjouwer.53 Op een bewaard gebleven foto van de toneelgroep, genomen vlak vóór of net na de voorstelling, staan twaalf leden afgebeeld, vergezeld van Dubelaar. Arron constateerde: Vene en ik hebben dus twee keer samen op het toneel gestaan, voordat we allebei op het politieke toneel terecht zouden komen. Zowel op de Paulusschool als op de ams
waren we jaargenoten, want ik ben maar een paar maanden ouder dan
hij. Maar we zaten niet bij elkaar in de klas. Vene deed namelijk de bètarichting. Af en toe hadden we contact met elkaar. Hij hielp me dan met m’n alge¬ bra. Ik was daar erg zwak in. Maar het was voor studenten van de alfarichting verplichte stof, anders kon je geen handelsrekenen volgen. Ik heb veel aan Vene’s uitleg gehad. Bij Venetiaan was de herinnering aan deze bijlessen vervaagd.54 Een andere klasgenoot, zowel op de Paulusschool als op de
ams,
was
Michaël Slory. Deze introverte leerling, wiens familie eveneens afkom¬ stig was uit Coronie, zou het uiteindelijk niet tot een hoge maatschappe¬ lijke positie brengen, maar wel een reputatie opbouwen als dichter en uitgroeien tot een moeilijk meer weg te denken figuur in het straatbeeld van Paramaribo, verzen voordragend op middelbare scholen en bundels uitventend aan voorbijgangers. Arron had persoonlijk weinig met de dichter gemeen. Diplomatiek: Laat ik het zo zeggen: er traden toen al symp¬ tomen van de huidige Slory naar voren, zeker op het stuk van het dichten. Dat bleef toen overigens vooral binnenskamers. Slory, die af en toe thuiskwam bij de familie Arron en dan graag een hapje mee at, zou in 1958 bij aan¬ komst in Nederland van de boot worden gehaald door Arron. De laatste, op dat moment al twee jaar in Nederland woonachtig, escorteerde Slory naar de kamer in Amsterdam-Oost die hij voor hem had weten te organi¬ seren. Naderhand zou Slory zijn AMS-tijd vereeuwigen in een lofdicht op mevrouw O’Herne.55 De AMS-tijd van Arron was een gelukkige. De klassen waren klein, de verhoudingen overzichtelijk en de sfeer gemoedelijk. Had hij op de Petrus- en Paulusschool alleen met jongens in de klas gezeten, op de ams volgde hij de lessen in gemengde klassen. Vooral jongens die de alfarich¬ ting deden, wisten zich verzekerd van het gezelschap van vele vrouwelij¬ ke medeleerlingen. Arron leefde zich uit, ook in zijn rol als voorzitter van de Vereniging van Algemene Middelbare Scholieren, de vams. Deze was verantwoordelijk voor de ontgroeningsrituelen waaraan eerstejaarsleer¬ lingen onderworpen werden en organiseerde een paar keer per jaar een feest. Venetiaan, in deze periode zelf penningmeester van de
vams:
‘De
vereniging organiseerde ook culturele evenementen en disputen, die de¬ batclubs werden genoemd. Heel berucht waren de algemene ledenverga-
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
deringen. Daarin roerden oppositiegroepen zich vaak duchtig tegen het zittende bestuur. In die vergaderingen demonstreerde Arron over de gave van het woord te beschikken. Hij deed dat groots en met veel flair. Eigen¬ lijk deed hij hier zijn eerste voor de politiek relevante ervaring op. Later, toen ik zelf directeur van de ams was geworden, bleek mij uit het archief dat de schoolleiding deze bijeenkomsten niet zo’n succes had gevonden. Ze zouden te veel onrust hebben gecreëerd.’56 Hans Lim A Po, die evenals Venetiaan de bètarichting volgde maar een klas lager zat, bewaart eveneens herinneringen aan Arron als voorzit¬ ter van de vams : ‘Ik was toen ondervoorzitter van de vereniging en raakte op een gegeven moment met hem in conflict. Arron ontpopte zich in die zaak als een charismatisch leider, die krachten wist te mobiliseren en stemming wist te maken, in dit geval dus tegen mij. Hij liet toen al merken over een goede politieke feeling te beschikken.’57 Volgens Boicy Teunis, eveneens leerling van de
ams
in deze periode, kopieerde de
vams
de
werkwijze van het parlement: ‘Je zag dezelfde onrust en dezelfde verhitte emoties. Er werden moties van wantrouwen ingediend, mensen gingen zich aan kretologie te buiten en er was een totaal gebrek aan program¬ ma’s. De besturen wisselden hierdoor vaak van samenstelling. Het enige gestructureerde bij de vams waren eigenlijk de feesten. Maar ja, we had¬ den de mondigheid ontdekt en die nam niemand ons meer af.’58 De reserves van de schoolleiding met betrekking tot de
vams
had¬
den, behalve met de handhaving van de orde en discipline, juist met de politieke aspecten van het optreden van de vereniging te maken. Hele¬ maal onbegrijpelijk was dit niet. Van de nationalisten van Wie Eegie Sanie (wes),
een culturele vereniging met een sterk antikoloniaal profiel, werd
in die dagen aangenomen dat zij hun aanhangers vooral onder scholieren en studenten rekruteerden. Hun voorman Eddy Bruma was na zijn terug¬ keer in Suriname in 1955 door het establishment als een communist be¬ stempeld en in de ban gedaan. Zijn activiteiten stonden sindsdien in een kwade reuk. De schoolleiding, die voornamelijk uit Nederlanders bestond, wilde niet dat de
ams
een voedingsbodem voor de verwezenlijking van
Bruma’s idealen zou worden en deed wat in haar vermogen lag om het na¬ tionalisme buiten haar poorten te houden.59 Trok vader Arron aandacht met zijn Harley-Davidson, zoon Henck maakte goede sier met een (tweedehands door zijn vader van Richard Wolf gekochte) bromfiets. Evenals zijn boezemvriend George Brahim was Arron een van de weinige leerlingen op de am s die in het bezit waren van een dergelijk transportmiddel. Arron en Brahim golden als de gangma¬ kers van de klas. Met hun aanstekelijke enthousiasme en jeugdige over-
39
moed bepaalden zij voor een belangrijk deel de sfeer tijdens en buiten de lessen. Eugène Bottse, die, zoals gezegd, Arron uit de Julianastraat kende en met hem zowel de Paulusschool als de ams doorliep: ‘Het was een on¬ bezorgde tijd van dansen, zingen en fuiven. Arron was een echt feestbeest. Plezier maken met vriendinnetjes stond bij hem hoog aangeschreven. En hij lag goed bij de vrouwen, zo goed dat het nog wel eens voorkwam dat hij afspraken met verschillende meisjes tegelijk maakte. Meer dan eens heb ik hem uit hachelijke situaties moeten redden.’60 Buiten schooltijd voetbalde Arron in een vriendenclub die Fielos Amigos heette. Eens in de zoveel tijd speelde de club ééndagscompetities op Lelydorp. Arron, geen groot sportief talent, stond tijdens die wedstrij¬ den in het doel. Fielos Amigos was een club van rooms-katholieke jon¬ gens. Voetbalenthousiastelingen van EBG-huize waren bij Jolly Kids aan¬ gesloten. Van een strikt onderscheid was overigens geen sprake. Morris Tuur, een vriend van Arron met wie hij op zondag voetbalwedstrijden in het Suriname-stadion61 bezocht, was
ebg’er,
maar voetbalde bij Fielos
Amigos. Het omgekeerde kwam ook voor. Regelmatig voetbalden Jolly Kids en Fielos Amigos tegen elkaar om kistjes bier. Ook organiseerden de clubs samen feestjes waar gedanst werd op Zuid-Amerikaanse muziek en vóór vertrek op soepgroente werd gekauwd om bij thuiskomst te kunnen verhullen dat er alcohol was ge¬ consumeerd. Overigens rangschikten de feestgangers naar goed gebruik het dansen, drinken en flirten eveneens onder de noemer sport.62 Fielos Amigos kwam bijeen in een zolder boven een garage aan de Jodenbree¬ straat. Deze ruimte was de vriendenclub ter beschikking gesteld door de moeder van een andere vriend van Arron, Sonny Ma Ajong, die de jon¬ gens wat verloren op straat had zien rondhangen. Het pand behoorde toe aan de bekende firma Ma Ajong, groot- en detailhandel in levensmidde¬ len en dranken. Hoewel Arron op de
ams
en met Fielos Amigos duidelijk aan de vrij¬
heid geroken had, bleef de band met pastoor bakadyari bewaard door zijn lidmaatschap van de Brutusclub. Deze club was het geesteskind van fra¬ ter Guibert Smits, leraar Engels op de Paulusschool, die met zijn klassika¬ le behandeling van Julius Caesar van William Shakespeare op zijn leerlin¬ gen indruk had gemaakt en de bijnaam Brutus had gekregen.63 De club, die in 1948 was opgericht, werd bezocht door oud-leerlingen van de rooms¬ katholieke mulo- en uloscholen in Paramaribo. Bijeenkomsten van de Brutusclub vonden, afhankelijk van het type activiteit, plaats in een lokaal van de Paulusschool of in het jongenspatronaat St. Aloysius. De patrona¬ ten waren in het begin van de twintigste eeuw door de missie in het leven
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
geroepen om jongens en meisjes buiten schooltijd ‘godsdienstig en maat¬ schappelijk verder te ontwikkelen, hun een krachtigen steun te geven in de gevaarvolste jaren en dat door nuttig en aangenaam bezig te houden’.64 Evenals de meeste andere leden van de Brutusclub boeiden Arron vooral de sociale activiteiten en de mogelijkheden tot ontspanning die de club bood. In het bijzonder de toneelopvoeringen en ontmoetingsavonden waren bij hem in trek. Ook ging hij er regelmatig tafeltennissen. Een enkele keer het hij zich verleiden tot een partijtje basketbal of voetbal. Dansen in de Brutusclub was niet mogelijk. Arron: Dat zou betekenen dat je zou moeten dansen onder de rokken van de paters en fraters. Als ik wilde dansen, ging ik naar Fielos Amigos. De lezingen en debatten die de Brutus¬ club organiseerde, trokken over het algemeen minder belangstellenden. Ook Arron bezocht deze activiteiten alleen bij uitzondering. Tijdgenoten karakteriseren Arron als een vlotte, geestige en goed ge¬ luimde jongen, die graag het initiatief nam en nooit om een woord verle¬ gen zat. Zijn voorkomen had iets slungelachtigs, maar zijn optreden ken¬ merkte zich, ook vanwege zijn luide stem en zijn voorkeur om met docenten in discussie te gaan, door zelfverzekerdheid, flair en een zekere geldingsdrang. Neef Sigi Wolf: ‘Die manifesteerden zich al toen we bij de verkennerij waren. Henck wist het altijd beter. Hij stond overal met zijn mondje vooraan en drong zich als vanzelfsprekend op de voorgrond. Als Henck iets vond, dan had hij gelijk, ook als hij het niet had en zelfs als ie¬ dereen een heel andere mening was toegedaan. Daarin kon hij heel kop¬ pig zijn.’65 Rita Fuchs, geboren Leeuwin: ‘Mijn broer Roël zat op de
ams
bij
Henck in de klas. Ik zat één klas hoger. Roël en Henck trokken veel met elkaar op en lagen goed in de vriendenkring die zich om hen heen had ge¬ vormd. Het waren leuke jongens. Henck deed het ook uitstekend als voorzitter van de
vams.
Die leidersrol nam hij graag op zich. Met zijn
vlotte babbel had hij veel succes. Ook de leraren mochten hem graag. De ams
was een fantastische school. Er was veel toegestaan, maar er was ook
veel moreel besef.’66 Ook bij Cynthia McLeod is het beeld blijven hangen van een vrolijke Frans: ‘Arron was populair, een graag geziene gast op feestjes en ook echt een aardige jongen. Ik kan me niet herinneren dat hij ooit bewust onaar¬ dig tegen een leraar of medeleerling is geweest. Het staat mij bij dat we op een gegeven moment in de eerste weken van onze vakantie stage moes¬ ten lopen bij een bedrijf. Toen ons dat werd meegedeeld, maakte Arron bezwaar. Hij liet weten dat hij niet van plan was om in zijn vakantie te werken en zeker niet ergens in een ver oord buiten de stad. Directeur Lub
41
zond hem toen met opzet naar plantage Waterland. Die lag dermate ver van de stad dat hij er tijdens zijn stage moest overnachten. Maar Arron was iemand die de grap wel kon waarderen en die aan zijn verblijf op Waterland een positieve wending wist te geven.’67 Jeugdvriend Eugène Bottse: ‘Henck bezat de gave van het woord. Hij kon een Eskimo op de Noordpool nog een ijskast verkopen. Ook had hij een perfect gevoel voor timing. Hij was op het juiste moment daar en voelde uitstekend aan wanneer hij anderen de baas kon zijn. Een sterk punt was verder dat hij lef had en er niet voor terugdeinsde zijn verant¬ woordelijkheid te nemen. Een trekje dat daarbij hoorde, was dat hij wel eens een loopje met de waarheid nam. Uit een behoefte aan zelfbescher¬ ming, maar ook omdat hij ervan hield verhalen te vertellen en een smeuig verteld verhaal waarin een beroep op de verbeelding wordt gedaan nu eenmaal meer waardering oogst dan een saaie tori waarin braaf de werke¬ lijkheid wordt naverteld.’68 De leerprestaties van Arron op de
ams
waren niet slecht, maar hiel¬
den ook niet over. Hij was geen hoogvlieger en had ook niet de ambitie die te worden. De reglementaire drie jaar die de opleiding duurde, wer¬ den door Arron in vier jaar afgelegd. Hij zakte één keer voor het eindexa¬ men.69 Ronald Venetiaan, die als een briljante leerling te boek stond, en Robin Raveles verlieten hierdoor één jaar eerder de school dan Arron. George Brahim: ‘Henck kon vooral goed uit het hoofd leren. Zijn beste vakken waren geschiedenis, aardrijkskunde en economie.’70 Toen Arron als twintigjarige met het AMS-diploma zijn middelbareschooltijd afsloot, had hij de best denkbare opleiding achter de rug die men zich in die da¬ gen wensen kon. Toch was zijn vreugde hierover van korte duur. Het ont¬ brak hem aan een helder toekomstbeeld: Ik wist niet wat ik na de
ams
moest gaan doen. Ik had geen voorliefde voor welke richting dan ook. Maar ik had geluk. De directeur van de Vervuurtsbank, nu de Hakrinbank, de heer Woutman, had de directeur van de ams, de heer Lub, gevraagd om na te gaan welke van zijn leerlingen hij zou willen voordragen voor een bancaire oplei¬ ding in Nederland. Lub heeft mij toen voorgedragen. Het idee sprak mij on¬ middellijk aan. Boekhouden en economie hadden me op school wel gelegen en in die zin lag het aanbod in het verlengde van mijn belangstelling, al was die nog niet erg ontwikkeld of gericht. Ook mijn ouders waren enthousiast. Zij vonden dat ik deze kans niet voorbij mocht laten gaan. Wat de beslissing van Lub positief had beïnvloed, was dat Arron, evenals George Brahim, eerder stage had gelopen bij de Vervuurtsbank. Leerlingen van de ams volgden tijdens hun opleiding twee keer een stage: een keer tijdens de overgang van het eerste naar het tweede schooljaar en
42
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
een keer tijdens de overgang van het tweede naar het derde jaar. Deze sta¬ ges werden door de school geregeld. In de praktijk bepaalde de directeur waar de leerlingen tewerk werden gesteld en welke vergoeding zij hier¬ voor ontvingen. De filosofie achter de stages was dat
ams-leerlingen
tij¬
dig op hun plaats in de maatschappij dienden te worden voorbereid. Na plantage Waterland was Arron de Vervuurtsbank als stageplaats toegewe¬ zen. Daar liet hij een goede indruk achter. De strenge Lub, die behalve om zijn leiderscapaciteiten en integriteit erom bekendstond op zonda¬ gen, gehuld in een wit pak, meerdere malen ter kerke te gaan, bewees hiermee een goed oog te hebben voor de kwaliteiten van zijn leerlingen en begaan te zijn met hun toekomst. De Vervuurtsbank stelde zich garant voor de kosten van de overtocht, het verblijf in Nederland en een opleiding bij de Amsterdamsche Bank, destijds na de Hollandse Bank Unie
(hbu)
de grootste bank van Neder¬
land. De financiële draagkracht van vader Arron was niet van dien aard dat hij deze kosten voor eigen rekening had kunnen nemen. De rooms¬ katholieke kerk zocht het gezin uit waar Arron bij in de kost zou komen. De ouders van Arron gingen ervan uit dat in een kinderrijk gezin en in een vertrouwde rooms-katholieke omgeving hun zoon zich snel op zijn gemak zou voelen en over een veilige basis zou beschikken. Bij de zoon lokte vooral het avontuur. De vrijheid waarmee hij als middelbare scho¬ lier kennis had gemaakt, verwachtte hij in Nederland met volle teugen te zullen genieten. In dat opzicht zou hij in het land van de overheerser niet teleurgesteld worden.
IN NEDERLAND
Dankzij de grondige voorbereiding vanuit Suriname verliep de entree van Arron in Nederland soepel: In Nederland woonden geen mensen die ik kende, uitgezonderd een tante van mij, een zuster van mijn moeder die er al jaren verbleef, en mijn neefSigi. Maar vergeet niet: Surinamers maken snel familie. De reis ging per boot, met een stuk of zestig, zeventig studenten. Dat gaf volop gelegenheid om contacten te leggen. Die studenten op hun beurt hadden ook zo hun relaties in Nederland. Dus je was snel opgenomen in een kring van mensen en gaandeweg breidde dat netwerk zich uit. Ik had boven¬ dien het geluk dat de oudste zoon van mijn hospita, Gerard Middelkoop, van mijn leeftijd was. Die zoon heeft mij in contact gebracht met verwanten van hem, maar ook met de Nederlandse gemeenschap in bredere zin. Ik heb wei¬ nig pilsjes zelf hoeven te betalen als ik in het weekend uitging (lacht). En eer¬ lijk is eerlijk: ik heb nooit met discriminatie te maken gehad. Nooit, nooit. Het zou de grootste leugen van mij zijn als ik het tegendeel zou beweren. Nergens
43
waar ik toen ging, heb ik iets van discriminatie gemerkt. Maar bedenk wel dat de verhoudingen in Nederland toen volstrekt anders lagen. Dit laatste is juist. Nederlanders waren in die jaren nog nauwelijks bekend met ‘rijksgenoten van overzee’. De Surinaamse gemeenschap in Nederland was klein en bestond vooral uit arbeiders die al dan niet tijde¬ lijk in Nederland verbleven en studenten die onderwijs genoten en na het behalen van hun bul of diploma weer naar Suriname terugkeerden. Van concurrentie met autochtone Nederlanders op de arbeidsmarkt was geen sprake en ook op de huizenmarkt, waar het aanbod van woonruimte overigens beperkt was, deden zich geen noemenswaardige spanningen voor. Dit wil niet zeggen dat discriminatie niet voorkwam. Die was er, al dan niet in latente vorm, wel degelijk, maar hing sterk samen met het op¬ leidingsniveau, de sociale achtergrond en de bereidheid tot aanpassing van de desbetreffende migranten. In het bijzonder beter opgeleide Surinamers, die in Nederland verbleven voor verdere scholing en geen moeite hadden zich, al was het maar tijdelijk, naar de Nederlandse cultuur te voegen, ondervonden weinig problemen. Ook Arron behoorde tot deze groep.71 Het gezin waar Arron was ondergebracht, bewoonde een eenvoudig huis aan de Vegastraat 156. Deze straat maakte deel uit van het stadsdeel Tuindorp Oostzaan. Behalve vader en moeder Middelkoop telde het ge¬ zin vijf kinderen. Vader Middelkoop, een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken, had wisselende betrekkingen in fabrieken in Amster¬ dam en omgeving. Zijn inkomen was bescheiden. Oudste zoon Gerard, in hetzelfde jaar geboren als Arron, werkte als huisschilder. Tweede zoon Ad zat op het seminarie in Venlo, een opleiding die merkbaar op de gezinsfinanciën drukte. Aangezien er met zijn vertrek uit huis een plek vrij was gekomen op de kamer die hij met zijn broer Gerard deelde, ging het echtpaar Middelkoop in op een oproep van een rooms-katholieke stich¬ ting die Nederlandse gezinnen aanmoedigde een ‘rijksgenoot’ in huis op te nemen. De gedachte een Surinaamse student tijdelijk kost en inwo¬ ning te kunnen bieden en enige ondersteuning bij zijn studie, sprak het echtpaar aan. De bijbehorende financiële tegemoetkoming was een wel¬ kome meevaller. Vanaf het moment dat de Cottica aan de Oostelijke Handelskade in Amsterdam aanmeerde en het gezin Middelkoop met een tevoren toege¬ stuurde foto in de hand de jonge Arron had geïdentificeerd, had het tus¬ sen het gezin en de nieuwkomer geklikt. De familie was duidelijk gechar¬ meerd van de jonge Surinamer, die gemakkelijk in de omgang was, een grote mate van welgemanierdheid aan de dag legde en goed met de kleine kinderen uit het gezin overweg kon. Vooral de vriendschap tussen de
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
schuchtere Gerard Middelkoop en de meer flamboyante Arron bepaalde de nieuwe verhoudingen in huize Middelkoop. Beide kamergenoten lagen elkaar uitstekend en trokken veel met elkaar op. De invloed van de rooms-katholieke kerk deed zich in het gezin dui¬ delijk gelden. Om te beginnen huurden de Middelkoops hun kleine een¬ gezinswoning van een rooms-katholieke woningbouwvereniging. Het was in het verzuilde Nederland van die jaren ondenkbaar dat zij met een levensbeschouwelijk afwijkende vereniging in zee zouden zijn gegaan. Ook een abonnement op de Volkskrant maakte als vanzelfsprekend onder¬ deel uit van de toenmalige rooms-katholieke cultuur. Op zondag woonde het gezin de mis bij. Ook Gerard Middelkoop en Arron gingen naar de kerk aan de Oostzanerdijk, al bezochten zij doorgaans, na een lange avond stappen, de mis pas om twaalf uur ’s middags. Dansen deden de twee in ‘de instuif’ van de kerk. Er waren in Amsterdam in totaal vijf in¬ stuiven, waar bandjes optraden en platen werden gedraaid. Het tweetal maakte geregeld zijn opwachting in een van deze parochiezalen. Beide jongens voetbalden ten slotte in het eerste elftal van de rooms-katholieke vereniging tob (Tuindorp Oostzaanse Boys). Was Arron bij Fielos Amigos keeper geweest en had hij in sportief opzicht weinig indruk gemaakt, bij
2. Gerard Middelkoop en Henck Arron in Tuindorp Oostzaan, Amsterdam, eindjaren vijftig
45
tob, tegenhanger van de neutrale vereniging Meteoor, speelde hij niet onverdienstelijk op afwisselend een middenpositie of in de voorhoede van het elftal. Arron zou gedurende één seizoen het shirt van tob dragen.72 De huisregels bij de Middelkoops waren helder: gezinsleden werden geacht op tijd aan te schuiven voor het avondeten en op zaterdag- en zon¬ dagavond, als ze uitgingen, om twaalf uur binnen te zijn. Vooral aan het eerste werd strikt de hand gehouden en alle betrokkenen zorgden er dan ook wel voor dit tafelgebod niet te overtreden. Arron paste zich moeite¬ loos aan de Hollandse keuken aan. Boerenkool, zuurkool, snert: het was hem om het even. Hij at mee met de pot en liet zich de maaltijden goed smaken. Moeder Middelkoop leerde hij enkele Surinaamse recepten, waaronder rijst met bruine bonen. Deze gerechten vielen in goede aarde, zelfs in die mate dat het gezin Middelkoop na verloop van tijd één keer in de week Surinaams at. Soms haalde Arron Surinaamse gerechten in een winkel in de stad, die hij mee naar huis nam en daar gezamenlijk met zijn huisgenoten consumeerde. Verder was hij ingenomen met de peper en whisky die zijn ouders hem één keer in de maand toestuurden, samen met onder andere kleren, fruit en cassettes met Surinaamse muziek.73 Gerard Middelkoop herinnert zich dat Arron er altijd buitengewoon verzorgd uitzag: ‘Henck kon je gerust ijdel noemen. Hij stond ’s ochtends lang voor de spiegel. Dan werkte hij met zorg aan zijn kapsel. Eén voor één legde hij zijn haren in de goede richting. Na het scheren fatsoeneerde hij zijn snorretje en deed hij een luchtje op. Ook hier nam hij alle tijd voor. Ik zei wel eens plagend tegen hem dat hij op een vrouw leek als hij zijn toilet maakte. Hij viel verder op door de fleurige overhemden die hij droeg. Hij kreeg die uit Suriname opgestuurd of kocht ze op de markt. Ook als hij uitging, besteedde hij veel aandacht aan zijn uiterlijk. Vaak droeg hij dan een wit pak, waarmee hij vooral bij vrouwen veel succes had.’74 Evenals op de ams viel Arron ook in Nederland op door zijn opge¬ ruimde karakter. Het was maar zelden dat hij op een slecht humeur kon worden betrapt. Ook was hij niet snel kwaad te krijgen. Met zijn vlotte babbel, zijn grappen en grollen, en de olijke gezichten die hij wist te trek¬ ken, maakte hij zich bij anderen snel geliefd. Arron hield ervan te plagen en uit te dagen, maar zijn kwinkslagen waren goedmoedig van aard. Ze waren niet bedoeld om te kwetsen. Bovendien stelde hij zich sportief op. Hij kon goed uitdelen, maar ook incasseren. Zijn sociale vaardigheden, een zeker acteertalent en een sterke retorische begaafdheid gaven hem zelfvertrouwen en stimuleerden hem om initiatieven te nemen en op de voorgrond te treden. Ongeacht of hij zich in zijn vertrouwde Amsterdam-
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
se omgeving bevond of met Gerard Middelkoop vakantie vierde (beiden bezochten in deze jaren Zuid-Limburg en Heidelberg) de rol van gang¬ maker was hem op het lijf geschreven. Deze vrijmoedigheid manifesteer¬ de zich tegenover vrouwen in goedlachse charme en aandoenlijke stoer¬ heid.75 Suriname was niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk ver weg in deze jaren. Arron correspondeerde met zijn ouders en kreeg, zoals gezegd, regel¬ matig pakketten met levensmiddelen toegestuurd. Hoewel deze atten¬ ties voor hem belangrijk waren, liet hij zich er niet te veel door afleiden. Hij stond het zichzelf niet toe dat Suriname hem in beslag ging nemen en zijn leven in Nederland uit balans trok. Als hij met Gerard Middelkoop al over zijn vaderland sprak, dan was het in algemene termen. Tegenover vader en moeder Middelkoop was hij iets mededeelzamer, maar ook de verhalen die hij hun vertelde gingen in hoofdzaak over de buitenkant van de Surinaamse samenleving en waren weinig specifiek. Het gevoel dat zij de dingen die hem vertrouwd waren - zo zij hier al werkelijk belangstel¬ ling voor hadden - niet zouden begrijpen, speelde bij deze zwijgzaam¬ heid zeker een rol.76 Het opgaan van Arron in het hier en nu bood niettemin alle gelegen¬ heid om contacten met landgenoten te onderhouden. Die ontmoette hij bijvoorbeeld in de destijds befaamde jazzclub Casablanca op de Zeedijk. Gerard Middelkoop: Tk mocht daar van mijn ouders niet naartoe. Eén keer ben ik met Henck meegegaan. De ruimte die we betraden, was erg donker. Je kon er bijna geen hand voor ogen zien. Niet alleen brandde er nauwelijks licht, er waren bijna alleen maar donkergekleurde mensen aanwezig. Ze spraken Sranantongo en Papiamento, talen die ik herkende, maar die ik niet kon verstaan. Ik voelde me er niet thuis. Ook toen Henck had uitgelegd wie ik was en de aanwezigen ineens Nederlands bleken te kunnen praten, voelde ik me nog steeds als een kat in een vreemd pak¬ huis. Maar Henck was in Casablanca echt het heertje. Al bij het binnen¬ gaan merkte je aan de manier waarop hij de gasten begroette en aan de re¬ acties die dit uitlokte, dat hij zich er zeer op zijn gemak voelde.’77 Buiten het gezichtsveld van de familie Middelkoop zou Arron in de sfeer van ont¬ spanning en vermaak frequent met landgenoten optrekken. Hoewel de ontwikkelingen in Suriname hem niet onverschillig lieten, volgde Arron de gebeurtenissen in zijn land in hoofdzaak als toeschou¬ wer, dat wil zeggen via kranten, radio-uitzendingen en gesprekken met landgenoten. Er was geen sprake van dat hij de Surinaamse politiek ooit op zichzelf betrok. Sowieso voelde hij zich niet aangetrokken tot activi¬ teiten in georganiseerd verband. Illustratief voor Arrons geringe engage-
47
ment in Nederland was de afstand die hij behield tot Surinaamse vereni¬ gingen die in de jaren vijftig in Nederland met uiteenlopende activiteiten aan de weg timmerden: Ja, je had Wie Eegie Sanie, Ons Suriname, de Suri¬ naamse Studenten Vereniging en nog zo wat, maar het was, hoe zal ik het zeg¬ gen, ik had er geen behoefte aan. Ik had genoeg uitjes waarbij ik Surinamers trof. Het heeft ermee te maken dat ik überhaupt geen verenigingsmens ben. Met uitzondering van mijn Leo Victor-tijd ben ik ook in Suriname nooit lid van een vereniging geweest. Het ligt me niet. Of je moet een politieke partij als een vereniging beschouwen, want dan moet ik natuurlijk de nps met ere noe¬ men. Maar geen andere club. Hoewel Arron met dit antwoord een treffende karakteristiek van zichzelf gaf, ging hij gemakshalve voorbij aan de vams, Fielos Amigos en de Brutusclub waarvan hij, toegegeven als scholier, lid was geweest, en vergat hij ook de vereniging Labor Omnia Vincit te noemen waarbij hij zich, eenmaal terug in Suriname, zou aansluiten. Het lidmaatschap van de rooms-katholieke voetbalclub Leo Victor, op weer latere leeftijd, was van een andere orde. Het betrof het voorzitterschap van het bestuur van de vereniging.78 Een bijkomende reden die Arron ervan weerhield om toe treden tot Wie Eegie Sanie, Ons Suriname of de Surinaamse Studenten Vereniging was het politieke radicalisme van deze organisaties. Dit stond ver af van de nog weinig uitgesproken, maar gematigde opvattingen die hij er over de toekomst van zijn land op na hield. Om van de Vegastraat bij het hoofdkantoor van de Amsterdamsche Bank aan de Herengracht te komen, was Arron doorgaans een uur onder¬ weg. Eerst nam hij bus
b
tot aan de pont over het IJ, vervolgens stak hij
met de pont het IJ over, waarna hij met tram 4 het laatste gedeelte van het traject naar zijn werk aflegde. In de winter, als het gevroren had en de pont niet uitvoer, was deze route onbegaanbaar en had hij een vrije dag. Af en toe ging Arron ook wel met de fiets naar zijn werk. Van de kou had hij geen last. Zelfs bij extreem lage temperaturen begaf hij zich met open jas op straat. ‘De zon zit nog in mijn bloed,’ grapte hij tegen vrienden die hem op zijn nonchalance wezen. Ook de terugweg van de bank naar huis duurde gemiddeld een uur. Sigi Wolf: ‘Henck woonde vrij geïsoleerd. Wij noemden Amsterdam-Noord spottend boiti (platteland) of pranasi (plan¬ tage) en waren verbaasd dat een Surinamer het er kon uithouden. Zelf was Henck er heel laconiek over. “Ik hoef alleen maar met het pontje over te steken en dan ben ik er al,” zei hij altijd. Maar toch merkten we dat het hem niet altijd gemakkelijk viel zo ver van het centrum af te wonen.’79
OPVOEDING, SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
3- Sigi Wolf en Henck Arron op de Dam in Amsterdam, maart 1959
Volgens Gerard Middelkoop praatte Arron weinig over de opleiding die hij volgde. Deze bestond feitelijk uit twee onderdelen: een praktijkoplei¬ ding bij de Amsterdamsche Bank en een schriftelijke opleiding bij de Stichting tot bevordering van de studie van het bank- en effectenbedrijf. Moeder Middelkoop stimuleerde haar inwonende gast om in de avond¬ uren serieus werk te maken van zijn studie, iets wat deze met gemengde gevoelens deed. Naar eigen zeggen had Arron een leerrijke tijd bij de Amsterdamsche Bank: Mijn opleiding was erg praktijkgericht. Ik doorliep afdeling na afdeling, steeds onder de directe begeleiding van de desbetreffende chef. Dat ging prima. Ik kon goed met de mensen overweg en kreeg een grondi¬ ge kennismaking met alle facetten van het bankwezen. Dat is mij in mijn late¬ re carrière zeer van pas gekomen. Het was geen vetpot hoor. Ik kreeg een soort presentiegeld, een zakcentje als aanvulling op datgene wat ik uit Suriname ontving van de Vervuurtsbank. Dat laatste bedrag herinner ik mij nog goed: 1^0 Nederlandse guldens per maand. Amsterdam was leuk. Tijdens de lunch¬ pauzes gingen we wandelen in de stad. Van de Herengracht naar de Kalverstraat en terug via de Zeedijk. Dat was vaste prik, met een paar vrienden. En onderweg babbelden we wat. Er was een goed sociaal contact.
49
Ten bewijze dat hij de praktijkopleiding met succes had doorlopen, ontving Arron van de Amsterdamsche Bank een getuigschrift.80 Zijn stu¬ dieresultaten bij de Stichting tot bevordering van de studie van het bank¬ en effectenbedrijf stelden teleur. Hij sloot deze opleiding niet met een di¬ ploma af. Hoewel hem heimwee bespaard was gebleven en hij beslist zijn draai had gevonden in Amsterdam, was duidelijk dat Arrons verblijf in Nederland van tijdelijke aard was. Hij had zich hier ook op ingesteld. Geen moment had hij met de gedachte gespeeld in Bakrakondre (Nederland) te blijven. Het stond voor hem vast dat hij, het AMS-ideaal indachtig, naar Suriname zou terugkeren. Los van deze principiële opstelling kwam het idee zich in het voormalige moederland te moeten vestigen, hem ook om een andere reden onaantrekkelijk voor. Buitenmens in hart en nieren ging van de krap bemeten woningen in de Randstad, het bijbehorende gebrek aan privacy en de beperkte variatie in het landschap voor hem een be¬ klemmende werking uit. De beslotenheid van zijn Amsterdamse kamer was voor enige tijd wel overkomelijk, maar bood op de lange termijn geen perspectief. Het afscheid van de familie Middelkoop viel het gastgezin zwaar. In het bijzonder zoon Gerard had het er moeilijk mee zijn vriend Henck uit¬ geleide te moeten doen. Ook Arron ervoer de scheiding als pijnlijk, maar bij hem overheerste toch het gevoel dat hij toe was aan een nieuwe fase in zijn leven en dat die fase in Suriname gestalte diende te krijgen. Na zijn vertrek uit Nederland, op 27 maart 1959, zouden Arron en de familie Mid¬ delkoop elkaar voorgoed uit het oog verliezen. Pogingen van Gerard Mid¬ delkoop om in de jaren zeventig het contact weer aan te halen, zouden stranden. Een zoektocht die wéér later op initiatief van Arron werd on¬ dernomen, leverde evenmin iets op.
OPVOEDING. SCHOLING EN VOORBEREIDING OP EEN MAATSCHAPPELIJKE LOOPBAAN
II Politiek bewustzijn, partijlidmaatschap en parlementaire vorming
Het einde van Arrons verblijf in Nederland viel samen met bewegingen in de Surinaamse politiek die beoogden aan de autonomie, die het rijks¬ deel sinds 1954 bezat, een ruimere inhoud te geven. De Nationale Partij Suriname
(nps)
had in dit proces het voortouw genomen. In deze partij,
die sinds 1949 prominent aan de weg timmerde, had inmiddels een wisse¬ ling van de wacht plaatsgevonden. De lichtgekleurde Creoolse elite die het tot dan toe voor het zeggen had gehad, had plaatsgemaakt voor represen¬ tanten van de donkergekleurde Creolen, die het grootste deel van de volks¬ massa vormden in Paramaribo. Johan Adolf Pengel was de voornaamste exponent van deze groep. Bij zijn terugkeer in Suriname wees niets erop dat Arron een boven¬ gemiddelde belangstelling had voor politiek, laat staan dat hij in de Suri¬ naamse politiek een rol wilde spelen of een bepaalde functie ambieerde. In de lijn der verwachting accepteerde hij betrekkingen in het bankwezen, eerst bij de Vervuurtsbank, vervolgens bij de Surinaamse Volkscredietbank (vcb). In 1960 liet Arron zich door Pengel overhalen om zijn eerste schreden te zetten in de Surinaamse politiek. Zijn aansluiting bij de
nps
betekende het begin van een politieke carrière, die hem al snel in het hoofd¬ bestuur van de partij zou brengen en vervolgens in het parlement. Verliep de maatschappelijke loopbaan van Arron voorspoedig, in zijn persoonlijk leven wisselden tegenslag en voorspoed elkaar af. Het overlij¬ den in 1960 van vader Arron betekende voor het gezin, in het bijzonder voor diens oudste zoon, een gevoelig verlies. Het vroegtijdige wegvallen van de vaderfiguur zou Arrons visie op het leven fundamenteel beïnvloe¬ den, al bleef de buitenwereld hier onkundig van. Zijn huwelijk in 1963 met Netty Leeuwin bracht de nodige rust en stabiliteit in zijn bestaan. Tege¬ lijk schonk deze verbintenis Arron aanzien en respect. Deze hadden een positieve weerslag op zijn welzijn.
51
BETREKKINGEN IN HET BANKWEZEN
Arron had in Nederland zijn kennis over bancaire zaken uitgebreid, zijn gevoel voor discipline aangescherpt en met volle teugen van zijn vrijheid genoten. Toch bestond er geen twijfel over dat zijn toekomst in Suriname lag. Eind maart 1959 keerde hij dan ook naar zijn geboorteland terug. Zijn herintegratie in de Surinaamse samenleving verliep soepel. Door zijn praktische instelling kostte het Arron weinig moeite om weer aan het fysieke klimaat, de omgangsvormen en de economische en politieke om¬ standigheden te wennen. De Amsterdamsche Bank had een verslag van zijn werkzaamheden en opleidingsresultaten naar de directie van de Vervuurtsbank gestuurd. De aard van deze rapportage was voor de Vervuurtsbank aanleiding Arron een functie aan te bieden. Arron: Ik ging onmiddel¬ lijk bij de Vervuurtsbank aan de slag en trad na een maand of vier toe tot de staf. De bank was toen gevestigd aan de Keizerstraat en was na de Surinaamse Bank de grootste bank van Suriname. Er werkten toen zo’n zestig mensen. Woutman, een Nederlander, was er directeur, Drielsma, onderdirecteur. Ik kreeg de afdeling buitenland onder mij, bestaande uit een deel documentaire kredieten en een incassodeel. Het was verantwoordelijk werk, op het salaris¬ niveau van een academicus. Ik verdiende er Sf 450,- per maand. Het ging om het geheel van transacties tussen Suriname en het buitenland in valuta. Drie landen waren veruit het belangrijkste: Nederland, de Verenigde Staten en Japan. Daarnaast had je landen als Duitsland, China en Brazilië. Wat dit laat¬ ste land betreft: we deden veel zaken met handelaren, die, met behulp van schoeners, koffie, cacao en zwarte peper uit Brazilië importeerden en auto’s naar Brazilië exporteerden. Er gingen vele miljoenen guldens om in die han¬ del. Daarover was je in voortdurend contact met je buitenlandse correspon¬ denten. Er was in die jaren de nodige kritiek op de handel met Brazilië. Vol¬ gens De West, die er in zijn kolommen regelmatig tegen in het geweer kwam, ging het vooral om smokkelhandel. De krantenartikelen leidden soms tot vragen in het parlement.1 Arron herinnerde zich dat de berich¬ ten vooral op geruchten waren gebaseerd en niet zelden overtrokken wa¬ ren: Als het werkelijk om grootschalige illegale handel zou zijn gegaan, dan zou de regering ongetwijfeld hebben ingegrepen. En dat heeft ze altijd nagela¬ ten. We hebben ook nooit waarschuwingen van de Centrale Bank gehad of van de deviezencommissie. Het ging allemaal op basis van import- en exportvergun¬ ningen. Voor Brazilië was het illegale export, pertinent. Maar voor Suriname was het géén illegale import. Voor zover ik weet, heeft Holland zich er ook nooit mee bemoeid. De Vervuurtsbank was ondergebracht in een statig gebouw op de hoek
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
van de Keizerstraat en de Waterkant en nam in het stadsbeeld een voor¬ name plaats in. Het royale onderkomen werd goed onderhouden en had onmiskenbaar uitstraling en allure. Aan de overkant van de bank was het handelshuis van Van der Voet gevestigd, in een niet minder imposant pand, dat eveneens op karakteristieke wijze de laatkoloniale sfeer van het toenmalige Paramaribo ademde. Aandeelhouders van de Vervuurtsbank waren naamgever Otto Vervuurt, onderdirecteur Henny Drielsma, advo¬ caat en voormalig NPS-voorzitter Gerard van der Schroeff, zakenman Arnold van der Voet en nog enkele andere notabelen. De leiding van de bank was in handen van directeur Woutman en zijn rechterhand Drielsma. Toenmalig medewerker Boicy Teunis: ‘Woutman werd beschouwd als een rechtlijnige Hollander. Het personeel vergaapte zich aan de verkreu¬ kelde pakken die hij droeg, de versleten schoenen waarop hij liep en de Volkswagen-kever waarmee hij naar het werk kwam. Die vielen nogal uit de toon bij de verzorgde kledij en chique Amerikaanse wagens waarin zijn collega Drielsma zich verplaatste. Die werden meer in overeenstem¬ ming geacht met de status van een bankdirecteur.’2 De emancipatie van de donkergekleurde Creolen die onder Pengel gestalte kreeg, tekende zich behalve in de publieke sector ook in toene¬ mende mate af in de vrije beroepen. In het personeelsbeleid van de Ver¬ vuurtsbank kwam dit steeds duidelijker tot uitdrukking. Lange tijd waren medewerkers vooral geworven onder Nederlanders, lichtgekleurde Cre¬ olen en Libanezen. Arron behoorde tot de eerste lichting donkergekleur¬ de Creolen, die langzaam maar zeker hun plaats in deze sector gingen op¬ eisen. Personeelschef Stanley Egger had een werkzaam aandeel in het openbreken van het tot dan toe nogal behoudende wervings- en selectie¬ beleid bij de bank. Dit bleek ook uit het aantal vrouwen bij de Vervuurts¬ bank, dat in zijn periode merkbaar toenam. De stijging van dit percentage vloeide overigens minder voort uit overwegingen van emancipatie. Het had in hoofdzaak te maken met de omstandigheid dat vrouwelijke arbeids¬ krachten relatief goedkoop waren. Medewerkers die in de jaren vijftig en zestig aan de Vervuurtsbank verbonden waren, onder wie Arron, waren vol lof over de collegiale ver¬ houdingen op de bank, de arbeidsvoorwaarden en de sociale voorzienin¬ gen. De aanvangssalarissen lagen er bijna twee keer zo hoog als bij de over¬ heid, de werkgelegenheidsperspectieven waren er gunstig en in de sfeer van ontspanning en vermaak werden er diverse activiteiten ontplooid. Er werd gevoetbald, er werden uitjes georganiseerd en na afloop van het werk werd er regelmatig geborreld. Arron voelde zich thuis op de bank en genoot er een goede reputatie. Niet alleen was hij een toegewijd mede-
53
werker, hij gold ook als gemakkelijk in de omgang en had veel vrienden. Waar sommigen van zijn generatiegenoten een betrekking bij de Vervuurtsbank naar het hoofd steeg, bleef Arron zichzelf. Kapsones waren hem vreemd.3 Toen Arron in 1963 toetrad tot het parlement achtte de directie van de Vervuurtsbank het raadzaam dat hij van betrekking veranderde. De di¬ rectie stelde zich op het standpunt dat het lidmaatschap van de Staten van Suriname niet verenigbaar was met een staffunctie bij een particulie¬ re bank. Iedere schijn van politieke vooringenomenheid of belangenver¬ strengeling diende te worden vermeden. Arron: In overleg met de heer Curiël van de Volkscredietbank en de directie van de Vervuurtsbank werd toen besloten dat ik zou overstappen naar de Volkscredietbank. Ik ben daar begon¬ nen als junior staflid, vervolgens werd ik senior staflid en in ig68 werd ik on¬ derdirecteur. Die functie heb ik neergelegd toen ik premier werd. Na de staats¬ greep van 1980 mocht ik niet terug naar de bank. Pas in 1982 hebben de militairen toegestaan dat ik mijn functie bij de Volkscredietbank weer opnam. Ik ben daar onderdirecteur gebleven tot ik in 1988 vicepresident werd. Na de kerstcoup werd ik in 1991 regeringsadviseur. Die functie, die ik tot 1996 heb bekleed, was niet te combineren met een bancaire functie. Anders dan de Vervuurtsbank, die zich vooral als handelsbank profi¬ leerde, was de vcb geen bank in de zin van de bankwet. Het was een over¬ heidsinstelling in de vorm van een stichting, die leningen verstrekte aan beginnende ondernemers en aan de ‘kleine man’. Het ging om kortlopende en langlopende kredieten, aanvankelijk tegen een lagere rente dan con¬ currerende banken berekenden, maar al gauw marktconform. De maat¬ schappelijke oriëntatie van de bank bleek vooral bij de beoordeling van kredietaanvragen. De
vcb
was bereid meer risico te nemen dan andere
banken, wat echter niet betekende dat zij haar cliënten geen waarborgen vroeg voor de terugbetaling van leningen. Daarnaast had de bank de func¬ tie van pandhuis. Feitelijk was de bank, vooral door het ijveren van het toenmalige Statenlid Wim Bos Verschuur, in 1949 met dit oogmerk op¬ gericht.4 De
vcb
controleerde de andere pandhuizen doordat het ijken
van goud daar plaatsvond en had een dermate dominante positie dat de particuliere pandhuizen geleidelijk aan zouden verdwijnen. Door het verstrekken van leningen op relatief gunstige voorwaarden en het func¬ tioneren als pandhuis slaagde de
vcb
erin een dam op te werpen tegen
woeker en een tastbare bijdrage te leveren aan het sociale klimaat in Suriname.5 Als parastatale instelling viel de vcb onder het ministerie van Sociale Zaken. De directeur van dit departement was ambtshalve voorzitter van
54
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
de commissie van toezicht van de bank. De secretaris van de commissie van toezicht was eveneens een ambtenaar van sociale zaken. Deze functietoedeling gaf de overheid een ferme greep op het doen en laten van de vcb.
De politiek had een directe bemoeienis met de activiteiten van de
bank op het moment dat het parlement de begroting van sociale zaken behandelde. Later, toen de instelling onder het ministerie van Financiën viel, was de vcb onderwerp van bespreking bij de behandeling van de be¬ groting van dit departement. Er werd daarnaast politiek bedreven op het niveau van de leiding van de bank. Kwam de top van de
vcb
bij haar op¬
richting uit Indonesië (van de algemeene volkscredietbank die in dit land al enkele tientallen jaren in bedrijf was)6, de directiefuncties werden vanaf de tweede helft van de jaren vijftig door landskinderen vervuld. De eerste Surinaamse directeuren van de
vcb
- achtereenvolgens Smith,
Curiël en Ensberg - waren prominente leden van de
nps.
De politieke kleur van deze directeuren, maar ook van stafleden die door hen in dienst werden genomen, deed de reputatie van de
vcb
geen
goed. Sterker, de bank lag door haar partijpolitieke imago in het parle¬ ment en in de pers regelmatig onder vuur. Niet ten onrechte beschouwde de bevolking de
vcb
als een NPS-bank. Zeker in de jaren vijftig en begin¬
jaren zestig konden NPs’ers er op vertoon van hun lidmaatschapskaart gemakkelijk een lening afsluiten in de wetenschap dat er met de aflossing van hun krediet de nodige soepelheid zou worden betracht. NPS-Statenleden stuurden mensen langs met een briefje met daarin het verzoek hun een lening te verstrekken en vcb-personeel, geïntimeerd door de politieke kleur van de aanvragers, werkte gewillig mee, ook als deze leningen niet of onvoldoende gedekt waren.7 Deze praktijken bezorgden de vcb de bij¬ naam Sinterklaasbank. Het op gemakkelijke voorwaarden verstrekken van leningen vond vooral plaats in verkiezingstijd, wanneer NPs’ers geacht werden geld in de verkiezingskas van de partij te storten. Sommige partijtoppers waren stipt in het aflossen van hun lening, andere kwamen hun verplichtingen pas na talloze aanmaningen na. Arron erkende de verstrengeling van politieke en zakelijke belangen bij de
vcb,
maar meende de beeldvorming op een aantal punten te moe¬
ten nuanceren: Er was sprake van politieke beïnvloeding, zeker. Ik heb er in mijn tijd persoonlijk niet mee te maken gehad. Gelukkig niet, want dat zou mij erg tegen de borst zijn gestuit. Maar daarvóór waren er inderdaad dingen ge¬ beurd, al wist het grote publiek daar niet altijd het fijne van. Ik herinner mij een accountantsrapport uit ig68 of ig6g, dat uitwees dat verschillende nps ’ers leningen hadden lopen bij de
vcb,
die al lang hadden moeten zijn terugbe¬
taald. Maar de namen die toen in de publiciteit kwamen, waren van mensen
55
die op persoonlijke gronden die leningen hadden gekregen, niet als NPs’ers. Het waren Surinamers die toevallig ook NPs’er waren. Onder hen bevonden zich een aantal handelslieden, vooral uit de hout- en balatasector, die hun verplich¬ tingen tegenover de
vcb
niet nakwamen. De nps ’ers over wie het rapport zich
kritisch uitliet, hadden in 1955 leningen gekregen om te kunnen bijdragen aan de verkiezingskas van de partij. In de loop derjaren waren die leningen maar mondjesmaat of zelfs helemaal niet terugbetaald. Deze leningen werden toen geboekt op de post dubieuze debiteuren. Uiteindelijk hebben al deze debiteu¬ ren hun schulden met de bank vereffend, zij het met grote vertraging. Na de val van het kabinet-Pengel kreeg je op de vcb grote schoonmaak. Ze hebben mij toen niet weggehaald, terwijl ik toch duidelijk NPs’er was. Andere personen raakten hun baan wel kwijt. Er heeft toen een drama plaatsgevon¬ den dat mij zeer heeft geschokt. De Vrije Stem van Lionarons, die de
vhp-
PNP-regering steunde, heeft op een gegeven moment alle debiteurenlijsten van de
vcb
waarop het de hand kon leggen in de krant gepubliceerd. Dat was een
grove schending van het bankgeheim, die ik de redactie nooit heb kunnen ver¬ geven. Ik beschuldig niemand van de toenmalige regeringscoalitie, maar hier werd voor mij duidelijk een grens overschreden.8 De behuizing van de vcb was aanmerkelijk bescheidener dan die van de Vervuurtsbank. Een kleine twintig jaar was de bank gevestigd aan het Kerkplein, in een geprefabriceerd onderkomen, enigszins weggestopt achter het Postkantoor. De keet, welbeschouwd een noodvoorziening, was overgebracht van Zanderij, waar de Amerikanen hem tijdens de Twee¬ de Wereldoorlog voor eigen doeleinden hadden neergezet. Voor Arron betekende de verandering van werkomgeving in zekere zin een stap te¬ rug. Hoewel - zoals nog zal blijken - het verwerven van status voor hem in de politiek een belangrijke drijfveer was, had zijn afscheid van het statige pand aan de Keizerstraat geen effect op zijn persoonlijk welbevinden. Er stond immers tegenover dat hij als administrateur deel uitmaakte van de staf van de vc b . Het prestige dat hij hieraan ontleende, was voor het mo¬ ment voldoende. Belangrijk was ook dat hij een goed salaris verdiende, evenals zijn echtgenote (zie volgende paragraaf), die als medisch analiste bij het Bureau voor Openbare Gezondheidszorg
(bog)
aan de Rode Kruis¬
laan werkte. Hun gezamenlijk inkomen stelde hen in 1963 in staat om een eigen auto te kopen en een eigen huis aan de Gravenberchstraat te laten bouwen waar zij in april 1965 introkken.9 De afstand van hier naar de vcb - ook toen deze in 1967 naar haar huidige onderkomen tegenover de Cen¬ trale Markt was verhuisd - was aanmerkelijk verder dan van zijn ouder¬ lijk huis naar de Vervuurtsbank. Maar deze afstand overbrugde hij nu niet meer per bromfiets, maar per Volkswagen.
56
POLITIEK BEWUSTZIJN. PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
Het belangrijkste verschil met zijn tijd op de Vervuurtsbank was dat Arron zijn werk op de
vcb
combineerde met het lidmaatschap van de
Staten van Suriname. Aanvankelijk waren deze tijdsbestedingen gemak¬ kelijk op elkaar af te stemmen. Maar naarmate Arron langer in het parle¬ ment zat en beter ingewerkt raakte, trok hij steeds meer taken en verant¬ woordelijkheden naar zich toe. Dit vergde een tijdsinvestering, die gaandeweg ging wringen met zijn verplichtingen voor de bank. Waar bei¬ de activiteiten met elkaar conflicteerden - bijvoorbeeld als Arron tot diep in de nacht een partij- of Statenvergadering had bijgewoond en onmoge¬ lijk weer om 7.30 uur zijn opwachting bij de
vcb
kon maken - gaf hij
voorrang aan de politiek. Hij verscheen dan later op het werk en compen¬ seerde de uren die hij te weinig had gewerkt door op de bank over te wer¬ ken of werk mee naar huis te nemen. De directie van de
vcb,
begripvol
als het ging om de politieke ambities van haar medewerker, stond Arron toe flexibel met zijn werktijden om te gaan. Taken werden intern opge¬ vangen in het geval de politiek hem dwong voor langere tijd te verzuimen. Bij vcB-collega’s viel Arron op door zijn loyale opstelling en menselijke eenvoud. Dit laatste weerspiegelde zich ook in zijn kleding. Droeg hij eerst, zoals voor stafleden was voorgeschreven, pak en das, later hulde hij zich bij voorkeur in guyabera-hemden. Zijn taken voerde Arron nauwgezet en plichtsgetrouw uit, met veel gevoel voor de inhoud van het werk en voor de sociale verhoudingen binnen de bank, naar tevredenheid van de direc¬ tie en de cliënten. Hij gold als accuraat, gedisciplineerd en hulpvaardig.10 Het vuur en de overgave die Arron als Statenlid aan de dag legde, ontbra¬ ken echter in zijn vcb-werk. De politiek kwam nu eenmaal het meest te¬ gemoet aan zijn ambities en idealen, het bankwezen beschouwde hij in toenemende mate als een achtenswaardige manier om in zijn bestaan te voorzien, al zou hij dat in die jaren nooit openlijk toegeven. Ook nadien legde hij er de nadruk op dat hij zich voor beide professies steeds optimaal had ingezet. Met die constatering deed hij de waarheid geen geweld aan. Binnen de bank legde hij een voor zijn leeftijd opmerkelijk verant¬ woordelijkheidsgevoel aan de dag. Floor van de Berg-Schoonhoven, me¬ dewerkster van het eerste uur bij de
vcb,
vertrouwelinge van Arron en
naast haar bankwerk actief in de sportbeoefening (basketbal) en het ver¬ enigingsleven (Spes Patriae, Basketbalbond): ‘Henck was zeer sociaal voelend. Hij had te doen met minder bedeelden en wilde op zijn manier iets doen om hun nood te lenigen. ‘Tk kom ook uit een poti (arm) gezin,” zei hij dan. Een groep personen kon financieel op hem rekenen. Die gaf hij maandelijks uit eigen zak een bepaald bedrag als toelage. Het waren merendeels bejaarde vrouwen.11 Ik herinner me een vrouw die in het pand-
57
huis een pipiti (ruwe goudklomp) had beleend voor Sf 10,-. Al tien jaar betaalde ze rente hierover. Hoewel deze belening haar dus al onevenre¬ dig veel geld had gekost, lukte het haar maar niet om Sf 10,- bij elkaar te krijgen om de pipiti terug te kopen. Henck heeft dit bedrag toen voor haar betaald. Maar de vrouw mocht niet weten dat hij de persoon achter de schenking was. Deze instelling typeerde hem. Henck regelde wanneer de gelegenheid zich voordeed graag dingen voor mensen, maar nooit voor zichzelf. Ook familie en vrienden hadden in dit opzicht niets van hem te verwachten. Hij was er veelvuldig voor in de gelegenheid, maar trok hier een strikte lijn. Dit gevoel voor wat oorbaar was en wat niet, sprak ook uit zijn weigering om directeur van de vcb te worden. Meermalen had hij de kans, maar hij heeft deze nooit willen grijpen. Hij zou er zijn vrijheid in de politiek door kwijt zijn geraakt en dat had hij er niet voor over.’12 Principieel was Arron niet zelden ook. Toenmalig collega Eugène Noordpool: ‘Toen het niet goed ging met de
vcb
aan het einde van de ja-
ren zestig eiste Arron dat de jaarlijkse periodiek van alle medewerkers gehalveerd zou worden. Hij vond bovendien dat het aandeel van de bank in de opbouw van het voorzieningsfonds - een soort pensioenfonds - met de helft moest worden teruggebracht. Het personeel kon zich met de eer¬ ste maatregel verenigen, maar ging in staking tegen de tweede. Tijdens die staking werd een vakbond opgericht die ging onderhandelen met de directie. Bij dat overleg sneuvelden beide plannen van Arron. Hij legde zich neer bij deze uitkomst, maar ging trouw aan zijn opvattingen niet akkoord met de correctie op zijn salaris. De helft van zijn periodiek stort¬ te hij op rekening van een charitatieve instelling. Dat typeerde hem. Zijn nederlaag accepteerde hij, maar zijn beginselen weigerde hij op te geven, overigens met behoud van zijn goede relaties met het personeel.’13 Het bankwezen was voor Arron een respectabele broodwinning, maar geen roeping. Hij was zich bewust van zijn bevoegdheden en verantwoor¬ delijkheden en leverde prestaties waar zijn superieuren en klanten tevre¬ den over waren. De gelijkmatigheid van de parafencultuur woog voor hem echter niet op tegen de dynamiek van het politieke bedrijf dat in de jaren zestig steeds meer beslag op zijn tijd ging leggen. Had hij zich in zijn werkzame leven tot het plegen van bancaire handelingen beperkt, dan had hij mogelijk in deze sector carrière gemaakt, maar had hem verder een ta¬ melijk anoniem bestaan gewacht. In het licht van zijn politieke loopbaan werden zijn bancaire activiteiten in toenemende mate een onderstroom in zijn bestaan waar hij belang aan hechtte en die hem financiële zekerheid verschafte, maar waar hij uiteindelijk een verminderd persoonlijk genoe¬ gen aan ontleende.
58
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJ LIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
FAMILIEAANGELEGENHEDEN
Twee gebeurtenissen die in de jaren zestig plaatsvonden, hadden grote betekenis voor Arrons persoonlijk leven. Zij confronteerden hem met de eindigheid van het menselijk bestaan, maar verschaften hem ook de vreug¬ de van het opbouwen van een toekomst met een zelfgekozen levenspartner. Beide gebeurtenissen waren uiteindelijk van invloed op Arrons besluit om zijn geluk te beproeven in de politiek. In 1956, toen hij nog bij de verkeerspolitie werkte, ging het met de ge¬ zondheid van vader Arron langzaam bergafwaarts. Hij had last van nier¬ stenen gekregen en zijn bloeddruk was zorgwekkend gestegen. De gevol¬ gen hiervan had hij aan den lijve ondervonden. Meerdere keren was zoon John er getuige van dat zijn vader, huilend en wel, zich in allerlei bochten wrong om van zijn pijn verlost te raken. Toen de klachten aanhielden, achtten artsen een operatie noodzakelijk. Vader Arron werd opgenomen in ’s Lands Hospitaal. Daar moest een chirurgische ingreep halverwege worden gestaakt, omdat de levensbedreigende risico’s te groot waren. De nierstenen werden niet verwijderd, maar de patiënt kreeg medicijnen voorgeschreven en hij werd op een streng dieet gezet.14 De medicijnen stelden vader Arron in staat zijn werk te hervatten, maar zijn gezondheidsproblemen bleven hem parten spelen. Er waren terugkerende momenten van benauwdheid, waarbij de zuurstoftoevoer dreigde te worden afgesneden en de opkomende paniek slechts met moei¬ te kon worden bedwongen. Aan zijn rookgewoonten hield de patiënt ech¬ ter onverminderd vast. Het hielp ook niet dat vader Arron zich niet aan zijn dieet hield. Naar buiten toe deed hij het voorkomen alsof hij de me¬ dische voorschriften strikt in acht nam, maar ingewijden wisten dat hij, als hij op straat was, vaak geen weerstand kon bieden aan de verleidingen van een portie (Chinese maaltijd). Ook frustraties over examens waar¬ voor hij zakte en promoties die hij misliep - naar zijn overtuiging het ge¬ volg van jaloezie en achterklap in het politiekorps - deden zijn gezond¬ heid geen goed. In januari 1960 was zijn conditie zo verslechterd, dat hij opnieuw in ’s Lands Hospitaal moest worden opgenomen. Daar ging zijn fysieke gesteldheid steeds verder achteruit. Langzaam raakte hij in een coma waaruit hij niet meer zou bijkomen. Op 31 januari overleed hij, 48 jaar oud.15 Arron beleefde de dood van zijn vader als een onwerkelijke gebeurte¬ nis. Het nieuws had hem overvallen en uit zijn evenwicht gebracht. Teke¬ nend voor zijn houding was zijn reactie geweest op een voorspelling van zijn oom Louis. Deze broer van zijn vader had zijn neef John eerder mee¬ gedeeld dat diens vader nog maar zes maanden te leven had. Toen John
59
dit aan zijn broer Henck doorvertelde, had deze zijn schouders opge¬ haald en geantwoord dat niemand zo’n voorspelling kon doen. Hij had ook niet geloofd dat het einde van zijn vader nabij was. Hij verwierp de gedachte, omdat hij deze niet logisch kon verbinden met de feiten zoals hij deze kende en verzette zich ertegen, omdat de voorspelling niet strookte met het beeld van de ondernemende en levenslustige vader dat hem dierbaar was. Vader Arron, bij zijn leven adjunct-inspecteur, kreeg een politiebegrafenis op het rooms-katholieke kerkhof aan de Tourtonnelaan. Zijn colle¬ ga’s, in groten getale aanwezig, traden aan in uniform en volledige uitrus¬ ting, de politiekapel speelde en tromgeroffel begeleidde de rouwstoet. Door een communicatiestoornis verscheen de dienstdoende pater van de kathedraal niet op het afgesproken tijdstip. De honneurs werden waarge¬ nomen door de pater van Rajpur (een internaat voor Hindostaanse kinde¬ ren aan de nabijgelegen Mahonylaan) die inderhaast voor de ceremonie was opgetrommeld. Bij de teraardebestelling was ervoor de zonen Henck en John geen bijzondere rol weggelegd. Moeder Arron had niet toege¬ staan dat haar kinderen zich te veel met de voorbereidingen bemoeiden en stond erop de regie in eigen hand te houden. Behalve de vader van Arron zouden op de begraafplaats aan de Tourtonnelaan ook Arrons moe¬ der en zijn grootmoeder van vaderskant worden begraven. Het overlijden van zijn vader liet bij Arron uiterlijk geen sporen na. Hij droeg zijn verdriet stil en waardig, en kweet zich van zijn verantwoor¬ delijkheden als oudste zoon, maar sprak verder niet over hetgeen er voor¬ gevallen was, ook niet met intimi. Zijn diepere gevoelens hield hij voor zichzelf, zoals hij dit ook nadien bij ingrijpende gebeurtenissen zou doen. Pas veel later zou hij erkennen dat hij er grote moeite mee had gehad dat zijn vader zo jong was gestorven en de ontwikkeling van zijn kinderen tot meerdere zelfstandigheid niet had kunnen meemaken. Het was ook pas op oudere leeftijd dat Arron toegaf dat hij de gebeurtenis veel directer op zichzelf had betrokken dan hij anderen had laten blijken.16 De wetenschap dat zijn grootvader op 52-jarige leeftijd en zijn vader op 48-leeftijd was overleden, had hem tot de slotsom gebracht dat hem een vergelijkbaar lot was beschoren. Dat dit ten diepste getuigde van een fatalistische levenshouding, daarvan was hij zich aanvankelijk nauwelijks bewust. Maar de gedachte dat hij niet oud zou worden, had vanaf dat mo¬ ment vat op hem en drong zich aan hem op wanneer hij in zijn privéleven voor belangrijke keuzes kwam te staan. De overtuiging dat zijn lot vastlag, verdiepte zich in de tweede helft van de jaren zeventig, toen Arron zelf tegen gezondheidsproblemen opliep. Het denkbeeld van een vroegtijdig
60
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
levenseinde kon hij nu nog moeilijker van zich afzetten. Paradoxaal ge¬ noeg weerhield deze gedachte hem er niet van om in het openbare leven optimisme uit te stralen en welomlijnde ambities na te streven. Hij besef¬ te dat wilde hij een aantal idealen kunnen verwezenlijken, hij de hem toebemeten tijd zo effectief mogelijk diende te benutten. Het wegvallen van zijn vader attendeerde Arron op de tijdelijkheid van het bestaan, maar was onbewust en vooral achteraf gezien voor hem ook een bevrijding. Vader Arron drukte - hoe goed de relatie met zijn kin¬ deren ook was - een dominant stempel op hun leven, ook waar het ging om hun beroepskeuze. Hij verlangde dat zijn oudste zoon een respectabele functie zou bekleden en verzette zich tegen zijn eventuele toetreding tot de politiedienst. Een aanbod van het toenmalige hoofd van de gewapende politie in Suriname, een Nederlander, om zoon Henck de politieopleiding in Apeldoorn te laten volgen, wees hij resoluut van de hand. Wat vader Arron persoonlijk bij de politie aan tegenwerking had ondervonden, wens¬ te hij voor geen van zijn kinderen. De mogelijkheid dat zijn oudste zoon zijn kaarten op een politieke carrière zou zetten, zou bij hem evenmin veel enthousiasme hebben los¬ gemaakt. Waarschijnlijk is dat de vader zich ook tegen deze beroepskeu¬ ze zou hebben verzet. Het machtsspel in de Staten van Suriname stond hem niet aan en het toekomstperspectief van een politicus beoordeelde hij als ongewis. Het is twijfelachtig of de zoon bereid zou zijn geweest op dit punt tegen het ouderlijk gezag in opstand te komen. Natuurlijk mag niet worden uitgesloten dat deze zijn zin hoe dan ook zou hebben door¬ gedreven. Tegelijk kan moeilijk worden ontkend dat het verscheiden van de vader het de oudste zoon heeft vergemakkelijkt een politieke carrière na te streven.17 Een andere belangrijke gebeurtenis in Arrons leven was het huwelijk dat hij op 27 juli 1963 sloot met Antoinette Emelie Francis (Netty) Leeu¬ win. Arron had haar in 1958 in Amsterdam leren kennen, toen zij daar een opleiding tot medisch analiste volgde. Al tijdens hun eerste kennisma¬ king had hij haar met veel bravoure meegedeeld: met jou ga ik trouwen. Op de aangesprokene had dit in eerste instantie een averechts effect ge¬ had. Maar de zelfverzekerde houding van Arron had haar ook vertederd. Allengs was zij een grote liefde voor de energieke en welbespraakte jonge¬ man gaan opvatten.18 Omgekeerd was Arron onder de indruk van de uit¬ straling van zijn vriendin. Haar zachtaardige en ingetogen verschijning ontwapende hem. Bovendien waardeerde hij het dat zij uit een gerespec¬ teerde onderwijzersfamilie kwam. Was hij rooms-katholiek opgevoed, zij was in de traditie van de ebg grootgebracht. In Nederland begonnen, zou
61
hun relatie zich in Suriname verder verdiepen. Voor Arron betekende de kennismaking met Netty Leeuwin het begin van een nieuwe liefde. Eerder had hij in Suriname een verhouding met Nadia Bergen gehad, die hij uit kringen rond Fielos Amigos kende. Deze verhouding was in 1956 in Nederland gestrand op verschillen van mening over hun beider toe¬ komst. Nadia zocht deze in Nederland en voelde er niet voor om naar Suriname terug te keren. Arron was vastbesloten te repatriëren en bij te dragen aan de opbouw van zijn land.19 Bij de voltrekking van het burgerlijk huwelijk tussen Henck Arron en Netty Leeuwin traden Caesar Seedorf, evenals de bruidegom een aanko¬ mend NPs-coryfee, en Johan Rozenblad, studerend voor arts en peetzoon van de ouders van de bruid, op als getuigen.20 Een broer van Netty’s moe¬ der, Sam Heide, hield als directeur van de Burgerlijke Stand de bij de ce¬ remonie horende toespraak. De inzegening van het huwelijk vond plaats in de Petrus en Paulus-kathedraal. Dat opa Halfhide hier koster was, hielp bij het verkrijgen van de benodigde toestemming. De dienst werd geleid door de Nederlandse pater Willebrands. Veel NPs’ers luisterden de plech¬ tigheid met hun aanwezigheid op. Ook woonden veel partijgenoten de receptie in het gebouw van de Chinese vereniging Chung Fa Foei Kon in de Keizerstraat bij. Arron: Toen was de oecumenische gedachte nog niet zo sterk uitgebouwd als vandaag de dag. Je moest als katholiek toestemming hebben van de bisschop om een gemengd huwelijk te kunnen aangaan. Kreeg je die toestem¬ ming, dan trouwde je niet in de kathedraal, maar in de pastorie tegenover de kathedraal. Dit gold ook voor ons. Bovendien diende mijn vrouw te beloven dat als wij kinderen zouden krijgen, deze katholiek zouden worden gedoopt. Maar wat gebeurde er? We moesten tekenen dat onze kinderen katholiek zouden worden gedoopt. We hebben niet getekend. We zouden moeten trouwen in de pastorie. We zijn niet getrouwd in de pastorie. We zouden niet kunnen trouwen in de kathedraal. We zijn getrouwd in de kathedraal, met klokkengelui en alle pracht en praal daaraan verbonden. Wat wil ik hiermee zeggen? Wij waren het eerste religieus gemengde echtpaar dat op zijn trouwdag het altaar van de Petrus en Paulus-kathedraal mocht betreden. Voor hun huwelijk bezochten beide geliefden om en om eikaars kerk. Henck vergezelde Netty naar diensten van de
ebg,
Netty ging met Henck
mee naar de mis, doorgaans in de kathedraal. Het was Arron die Netty overhaalde om belijdenis te doen. Volgens het reglement van de
ebg
be¬
tekende dit dat zij vooraf deelnam aan het heilig avondmaal. Deze viering werd beschouwd als een sleutelmoment in het lidmaat-worden en vond in besloten kring plaats. Omdat zijn vriendin voor het eerst in haar leven
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
aan de maaltijd van brood en wijn zou aanzitten, vroeg Arron toestem¬ ming aan het kerkbestuur om hierbij aanwezig te mogen zijn. Het kerk¬ bestuur weigerde. Arron voelde zich diep gekwetst en bezwoer nooit meer bij de
ebg
te zullen kerken. Tegelijk drong hij er bij Netty op aan de belij¬
denis door te laten gaan. Onder protest en in tranen gaf zij aan zijn ver¬ zoek gehoor. De betrokken predikant, dominee Hessen, toonde zich be¬ gripvol, maar verklaarde vanwege het kerkelijk reglement niets aan het besluit te kunnen veranderen. Bij het avondmaal zou Arron tegen zijn zin ontbreken, maar bij de belijdenisplechtigheid in de Rust en Vredekerk was hij aanwezig. Zijn voornemen omgeen reguliere diensten van de ebg meer te bezoeken, deed hij gestand. Wel zou hij als minister-president en vicepresident op uitnodiging nog bijzondere diensten van dit kerkgenoot¬ schap bijwonen.21 Het huwelijk zou tot de dood van Arron standhouden. Hoewel het vanaf de jaren zeventig, door verschillende oorzaken, steeds meer onder druk kwam te staan en beide echtlieden in toenemende mate hun eigen weg gingen, bleven zij bij elkaar en sleepten zij elkaar, ondanks alles, door moeilijke perioden heen. Zeker is dat de verbintenis een belangrijke sta¬ biliserende factor was in Arrons bestaan. Deze droeg bij aan de persoon¬ lijke rust die hij zocht, zeker na het overlijden van zijn vader, en vormde al gauw een onmisbaar tegenwicht voor de hectiek van zijn politieke be¬ staan. Tegelijk schonk deze verbintenis hem respectabiliteit en status, die een positieve weerslag hadden op zijn maatschappelijk welbevinden. Toch zat er ook een tragisch aspect aan hun relatie. Tot verdriet van beide partners zou hun huwelijk kinderloos blijven. Hoe hun leven er met kin¬ deren zou hebben uitgezien en wat dit voor hun verhouding zou hebben betekend, daarnaar kan men alleen maar gissen. Er stond tegenover dat de onvervulde kinderwens het Arron mogelijk maakte volledig op te gaan in zijn politieke werk.
TOETREDING TOT DE NPS
Kort na zijn terugkeer in Suriname had Arron zich als student aangemeld bij de Surinaamse Rechtsschool. Hoewel hij een betrekking had aanvaard bij de Vervuurtsbank verwachtte hij dat een avondopleiding rechten hem zou helpen zich verder te ontwikkelen en zijn maatschappelijke kansen te vergroten. Op de Rechtsschool kwam Arron in aanraking met de studentenver¬ eniging Labor Omnia Vincit (Arbeid overwint alles): Binnen deze vereni¬ ging was toen een strijd gaande tussen aanhangers van wat later de Partij Nationalistische Republiek, de pnr, is gaan heten en aanhangers van de nps.
63
Ik zat daartussen, want ik behoorde niet tot een van beide clubs. Bij Labor zat ook Karei Arah, lid van de partijraad van de
nps.
Pengel, toen nog geen voor¬
zitter van de nps, maar wel fractieleider, dat wil zeggen: politiek leider, was al enige tijd bezig om jongeren in de partij aan te moedigen bij leeftijdgenoten belangstelling te kweken voor de partij. Hij had zich geen betere figuur kunnen wensen dan Karei Arah, die erg actief was en ons, Arnold Kruisland, Humphrey Berggraaf en mij, op een gegeven moment in contact heeft gebracht met Pengel. Daar is het begonnen. Voordat Arron begin 1961 als penningmeester tot het bestuur van Labor toetrad en in 1962 in die functie werd herkozen, had Robin Raveles naam gemaakt als voorzitter van de vereniging. Onder diens aanvoering had Labor zich sterk vereenzelvigd met het nationalistische gedachtegoed van Eddy Bruma en sympathiek gestaan tegenover ‘progressieve’ landen als Rusland en Cuba. In de periode dat Arron en Kruisland onder voorzit¬ terschap van Humphrey Berggraaf deel uitmaakten van het bestuur ver¬ anderde dit. Hoewel eveneens voorstander van ontwikkelingen in de rich¬ ting van grotere politieke en culturele zelfstandigheid voor Suriname weigerden de bestuursleden om Bruma te volgen. Niet alleen hielden zij er andere ideologische opvattingen op na, zij wilden bovendien geen be¬ schuldigingen van communisme over zich afroepen. In het koudeoorlogsklimaat van die jaren was dat vragen om uitsluiting en marginalisering. Het bestuur stelde zichzelf ten doel een gematigd nationalisme uit te dra¬ gen en hiervoor een breed draagvlak te vinden. Pogingen van de Ravelesgroep om de bestuursleden daarbij alsnog in het kielzog van Bruma te trek¬ ken, mislukten.22 Arron herinnerde zich zijn Labor-periode als een roerige tijd. Het be¬ stuur onder leiding van Berggraaf viel het niet altijd gemakkelijk om de oppositie van de Raveles-groep te weerstaan. De ervaringen die Arron als vam s-voorzitter
had opgedaan, kwamen hem bij Labor goed van pas. Eind
1960 zorgde een incident op de Rechtsschool in de Surinaamse samen¬ leving voor de nodige beroering: Ik was erbij toen het portret van koningin Juliana, aangeboden door Suralco en bestemd om te worden opgehangen in het nieuwe clubgebouw van Labor, werd vernield. Raveles is daarvan het slacht¬ offer geworden en werd weggestuurd van de Rechtsschool, maarAtta Mungra was de dader. Pertinent. Maar we konden er niets aan doen, want Mungra hield zijn mond. Ik kende Mungra overigens niet goed. We kwamen elkaar af en toe in de wandelgangen tegen en wisten van eikaars bestaan, maar onder¬ hielden geen persoonlijk contact. Wel viel hij op als een van de weinige Hindostanen binnen de nationalistische beweging. Doordat de direct betrokke¬ nen tegenstrijdige verklaringen aflegden, zou nooit helemaal duidelijk
64
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
worden wie verantwoordelijk was voor de vernieling van het portret van Juliana.23 Dat Karei Arah het drietal Arron, Berggraaf en Kruisland polste voor het lidmaatschap van de
nps
staat vast. Maar volgens Berggraaf was hij
niet de enige die als tussenpersoon optrad: ‘Omdat wij stelling durfden te nemen tegen Bruma en een opvallende groep waren in de samenleving, als werkenden én studerenden, zocht Pengel contact met ons. Dat liep via een oom van mij, Jacques Esajas. Hij was een zwager van Pengel. Esajas deed een ernstig beroep op mij. Hij zei: “Pengel heeft je nodig. Wil je naar oom Jopie gaan, met het bestuur van Labor?” We hebben toen als bestuur een voorbespreking met Esajas gehad in de soos van Labor, op de hoek van de Waaldijkstraat en de Hogestraat. Daar ging Esajas na wie van ons inte¬ resse had om toe te treden tot de
nps.
Drie personen bleken daarvoor be¬
langstelling te hebben: Arron, Kruisland en ikzelf. Via Esajas is toen een afspraak gemaakt met Pengel.’24 Behalve Arah en Esajas speelden ook Walter Lim A Po en Jacques Proeve een rol in het werven van nieuwe bestuursleden voor de
nps.
Met name
Berggraaf onderhield goede contacten met Lim A Po, vertegenwoordiger van de
nps
in de Staten van Suriname, sleutelfiguur in de rekrutering van
nieuwe leden voor de partij en namens de
n p s -leiding
coördinator van de
propaganda in Paramaribo Zuid tijdens Statenverkiezingen. Aan de Drambrandersgracht, in de werkplaats van aannemer Jacques Proeve, kwamen leden van Labor af en toe bij elkaar voor een praatje. Proeve, jarenlang penningmeester van de
nps
en daarmee een erkende stonfutu (steunpi¬
laar) van de partij, onderhield zich op een ongedwongen, vaderlijke wijze met de jongeren en bracht verslag uit aan Pengel wanneer hem dit van belang leek. Ook via dit kanaal oefende Pengel invloed uit op wat hij zag als potentiële aanwas voor de nps. De afspraak van Berggraaf, Arron en Kruisland met Pengel vond plaats in sociëteit Het Park. Kruisland: ‘Hier waren we door Pengel ontboden. Toen we binnenkwamen, werden we door Walter Lim A Po en Chris Calor opgevangen. Hetwas duidelijk dat Pengel, om de psv te verzwakken, voor¬ al uit was op het binnenhalen van een rooms-katholieke jongere in de partij. Want Lim A Po en Calor gingen gewoon het rijtje af: ben jij katho¬ liek, jij, jij? Zij haalden Henck eruit om als eerste naar Pengel te gaan. Berggraaf en ik hadden de “pech” van huis uit protestant te zijn.’25 Berg¬ graaf: ‘Pengel zei ons: ik heb verwachtingen van jullie. Hij liet ook weten dat we moesten studeren. Hij wilde ons maatschappelijk verder zien ko¬ men en tegelijk bevorderen dat er in de ontstaan voor de intellectuelen in de
nps
psv.’26
een politiek tegenwicht zou
Arron zou in 1960 lid worden
65
van de
nps
en in 1961 toetreden tot het hoofdbestuur van de partij.27 Ook
Berggraaf werd in dat jaar tot hoofdbestuurslid gekozen. Kruisland zou in 1963 privésecretaris van Pengel worden. Na het mislukken van de ronde¬ tafelconferentie van 1961 haalde Pengel het drietal op 26 juli 1961 tijdens een massameeting van de
nps
op het podium. Onder de leuze onafhanke¬
lijkheid nu’ mochten zij in Grun Dyari het woord voeren. Drie politieke carrières waren geboren.28 Waarom koos Arron voor de
nps
en niet voor de
psv,
de partij waar¬
mee hij van huis uit zoveel vertrouwder was? Daar zijn verschillende re¬ denen voor. De uitnodiging van Pengel was eervol en kon met goed fat¬ soen niet worden afgeslagen. Voor jongeren als Arron was Pengel op dat moment de meest aansprekende politieke leider in Suriname. Hij nam duidelijk stelling, beschikte over veel charisma en oefende een groot ge¬ zag uit. De
nps
was bovendien een gematigd progressieve partij, waarvan
de doelstellingen veel dichter bij die van Arron lagen dan die van de behou¬ dende en dominant roomse binnen de
nps
psv.
Het proces van verjonging dat Pengel
op gang wilde brengen, kwam Arron daarnaast aanlokke¬
lijk voor. Het bood zicht op een langetermijnperspectief, temeer daar Pengel voor katholieken in de partij een speciale rol zag weggelegd. De handreiking kwam ten slotte op het juiste moment. Deze gaf invulling aan de ongerichte ambities van Arron, die verder wilde, maar niet wist hoe en die erkenning zocht, maar niet wist waar. Omgekeerd was Pengel geïntrigeerd door de potentie van Arron. Deze was jong, werkte én studeerde, en kon zich vanwege zijn rooms-katholieke afkomst ontwikkelen tot een serieus tegenwicht voor de jonge intellectuelen in de rivaliserende
psv.
Belangrijke troeven waren zijn flair
en zijn sociale en oratorische vaardigheden. Gaandeweg kwam Pengel er¬ achter dat Arron behalve een loyaal, toegewijd en gedreven partijlid ook een vooruitstrevend politicus was. Als zodanig kon hij stemmen afsnoe¬ pen van de concurrent, maar mogelijk ook van betekenis zijn bij het ver¬ volgen van het dekolonisatieproces waarin Suriname verwikkeld was. Het leertraject dat Arron onder de vleugels van Pengel doorliep en de ver¬ trouwensband die Pengel met Arron opbouwde, deden de NPS-voorzitter beseffen dat zijn inschatting juist was. Arron: Door mijn keuze voor de
nps
hield ik op politiek neutraal te zijn.
Maar binnen Labor bleef ik wel vriendschappelijk omgaan met de andere leden, ook met degenen die ideologisch tot het kamp van Bruma behoorden. Dat ver¬ klaart misschien dat nogal eens is gezegd dat ik lid van de
pnr
ben geweest.
Maar dat is niet correct. Ik ben nooit lid geweest van een andere partij dan van de nps. Sinds ik ben toegetreden tot deze partij ben ik de nps trouw gebleven.
POLITIEK BEWUSTZIJN. PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
Daarvoor was ik partijloos. Ze hebben me ook nooit op sleeptouw kunnen ne¬ men, de nationalistische jongeren. Ze hebben het wel geprobeerd hoor. Met een borrel, een gesprek, noem maar op. Maar ik ben er nooit op ingegaan. Hun stijl van actievoeren was niet de mijne. Ik veroordeelde hun politieke strijd niet, maar ze waren een stuk progressiever dan ik. Ik was gematigd, zeg links van het midden. Zij waren uiterst links. De NPS-jongeren trokken ook in hun vrije tijd met elkaar op. In de auto van de vader van Arnold Kruisland maakten zij menig uitstapje. Eenmaal zou het gezelschap, met Berggraaf aan het stuur en Arron, Kruisland, Morris Tuur en Jules Wijdenbosch als medepassagiers, bij Leonsberg een aantal malen over de kop slaan, maar als door een wonder ongedeerd blij¬ ven. In december 1962 publiceerden ‘de jongeren van de
nps’
een com¬
muniqué waarin zij protest aantekenden tegen de ‘desorganisatie’ in de partij en tegen ‘de funeste machtsconcentratie’ in handen van één persoon. De ondertekenaars, onder wie Berggraaf en Wijdenbosch, pleitten voor een
nps
op moderne leest geschoeid, werkend vanuit ideologische prin¬
cipes en openstaand voor vernieuwing en verdergaande democratisering. Wat algemeen werd beschouwd als een aanval op Pengel - en waarin naar verluidt vooral nps-coryfee Frank Essed de hand had - zorgde voor ver¬ deeldheid onder de NPS-jongeren. De NPS-leiding ondernam snel actie en wist op 9 december tijdens een vergadering van de partijraad de jonge¬ ren ertoe te bewegen hun verklaring in te trekken. Onder druk publiceer¬ den zij een tweede communiqué waarin zij de tekst van het eerste com¬ muniqué herriepen.29 Met hun actie hadden Berggraaf, in de partij ook wel de tweede lopie Pengel genoemd, en Wijdenbosch zichzelf als coming men aanmerkelijke schade toegebracht. Daarentegen was de ster van Arron - die volgens on¬ bevestigde berichten Pengel op de hoogte had gehouden van de intriges, wat de ondertekenaars van het communiqué als verraad bestempelden stijgende. Wijdenbosch: ‘Essed, Berggraaf en ik hadden duidelijk andere ideeën over de verhouding tussen de partijleiding en de leden dan Arron, die in deze kwestie een meer pragmatisch standpunt innam. Hoewel hij niet op voorhand afwijzend stond tegenover onze kanttekeningen was hij te veel een tacticus om de partijleiding onwelgevallig te willen zijn. Berg¬ graaf stond nummer twee op de lijst in Paramaribo voor de verkiezingen van 1963, maar raakte na het incident die plek kwijt, terwijl Arron, met steun van de ouderen in de partij, juist een positie op de lijst wist te be¬ machtigen. Politiek, zo zou je kunnen zeggen, scheidden onze wegen zich. Maar onze persoonlijke vriendschap heeft hier nooit onder geleden. We hebben altijd een goed contact onderhouden.’30
67
EEN NIEUWE OMGEVING
De toetreding van Arron tot de
nps
vormde een keerpunt in zijn leven.
De uitnodiging van Pengel bleek de handreiking waarop hij had gewacht. Langzaam begonnen de stukjes van zijn loopbaanpuzzel op hun plek te vallen. Hij had zijn bestemming nog niet bereikt, maar wel een beslissen¬ de stap in de goede richting gezet. Zijn studie aan de Rechtsschool, waar¬ van hij nooit serieus werk had gemaakt, gaf hij eraan. Hij vertrouwde erop dat zijn bancaire en politieke activiteiten hem voldoende mogelijk¬ heden zouden bieden om maatschappelijk vooruit te komen. Wel bleef hij nog enige tijd vertoeven in kringen van Labor. Als trefpunt voor politiek geïnteresseerden behield de vereniging haar aantrekkingskracht, of zijn gesprekspartners nu gelijkgestemde zielen waren of niet. In Arrons directe omgeving waren de reacties op zijn overstap ge¬ mengd. Zijn eigen familie had er geen moeite mee. Ondanks het feit dat moeder Arron haar politieke lot verbonden had met dat van de p s v, ging zij er niet vanuit dat haar kinderen haar hierin automatisch zouden volgen. Zij liet haar zoon niet alleen vrij in zijn politieke keuze, maar zou hem tij¬ dens zijn loopbaan onvoorwaardelijk steunen. Bij zijn schoonfamilie maak¬ te Arrons besluit weinig geestdrift los. De bezorgdheid van vader Leeu¬ win, die mede aan de wieg had gestaan van de nps, gold vooral de druk die de politiek op het privéleven van het jonge echtpaar zou leggen. In de ogen van het toenmalige establishment was de
nps
een machopartij en namen
niet alle leden het even nauw met gedragscodes die in het algemeen voor betamelijk doorgingen. Vader Leeuwin - zuinig op zijn enige dochter wenste dat zijn schoonzoon afstand zou bewaren tot partijgenoten voor wie een hedonistische levensstijl als een begerenswaardig levensdoel gold. Veel mensen in de Julianastraat beschouwden Arrons keuze voor de nps
niet ten onrechte als een breuk met pastoor bakadyari. De ontkoppe¬
ling van geloofsopvatting en maatschappelijke overtuiging viel bij hen niet altijd in goede aarde. In enkele gevallen trad een verwijdering op tus¬ sen Arron en zijn vrienden. De oppositie van de de
psv
psv
tegen Arron was fel. Het lag voor de hand dat
haar pijlen met grote precisie richtte op NPs’ers die in stelling wa¬
ren gebracht juist om aanhangers bij eerstgenoemde partij weg te lokken. Gelet op zijn religieuze achtergrond kon Arrons stap bovendien gemak¬ kelijk als een verraad aan de roomse zaak worden verkocht aan de achter¬ ban van de partij. Veel succes had de
psv
echter niet met haar aanvallen.
De partij liep steeds minder in de pas van de tijdgeest, die aan geloofs¬ overtuiging als ordenend principe in de politiek allengs een verminderd belang toekende. Toen in 1963 de psv’er Guda in het partijgebouw aan de
68
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
4- Henck Arron en Johan Adolf Pengel tijdens een Nps-bespreking ten huize van de familie ManAHing, eerste helft van 1962
Keizerstraat hard naar Arron uithaalde, had dit op moeder Arron een ont¬ nuchterend effect. Niemand komt aan mijn kind, reageerde ze, en van het ene op het andere moment hield ze op de
psv
mijn moeder nooit geprest om toe te treden tot de
te steunen. Arron: Ik heb nps.
Ik heb haar ook nooit
een lidmaatschapskaart van de partij aangeboden. Het was niet nodig. Ik wist: zij gaat daar waar haar zoon is. In mijn politieke filosofie is een lidmaatschaps¬ kaart niet het bewijs datje waarachtig lid bent van een partij. Want ik kan je ze zo opnoemen. Afhankelijk van waar ze komen, gooien ze een lidmaatschapskaartje voor je op tafel (lacht). Ik heb te veel meegemaakt en te veel gezien. Lidmaatschapskaarten spelen voor mij in de politiek geen enkele rol. De omgang van Arron met Pengel was intensief. Vanaf het moment dat hij toetrad tot de
nps
maakte hij deel uit van zijn entourage en stond hij
de leider in alle mogelijke situaties bij: Het was zo erg dat als Pengel me een dag of twee niet had gezien, hij me belde met de vraag of we ruzie hadden. Of hij liet me weten dat ik hem verwaarloosde. Ik was geen slaafse leerling van hem, want we gingen vaak genoeg met elkaar in discussie. Alleen nooit waar andere mensen bij waren. Dat moest je niet doen bij Pengel. Maar als je hem apart nam en je standpunt tegenover hem uiteenzette, dan waardeerde hij dat. Zolang je in het openbaar je loyaliteit jegens hem maar manifesteerde. Je moest het niet in je hoofd halen om Pengel dwars te zitten. Deed je dat, dan was je afge¬ schreven. Weg. Politiek dood. Essed, Sedney en Rens konden erover meepraten.
69
Drie jaar na zijn toetreden tot de
nps
en twee jaar na het verkrijgen van
het lidmaatschap van het hoofdbestuur van de partij, kwam Arron in 1963 voor de
nps
in het parlement. Arron was schaduwkandidaat van Pengel,
die in dat jaar tot Statenlid gekozen werd, maar zijn zetel moest opgeven, omdat hij het ambt van minister-president op zich nam.31 Bij de verkie¬ zingen van 1967 werd Arron rechtstreeks tot Statenlid gekozen. In 1969 herhaalde zich wat in 1963 had plaatsgevonden: Pengel was gekozen tot lid van de Staten, maar gaf zijn zetel op ten gunste van schaduwkandidaat Arron. De kandidaatstelling van Arron in de jaren zestig laat de nauwe band zien die er tussen hem en Pengel bestond.32 Hoe deed Arron het als jong parlementariër? Verschilde het optreden van het Statenlid noemenswaardig van dat van het bestuurslid van Labor? Berggraaf: Arron viel niet erg op in het bestuur van Labor. Er waren initia¬ tiefrijkere leden. Hij lette vooral op de financiële haalbaarheid van ander¬ mans plannen. Was hij eenmaal overtuigd van een goede zaak, dan was hij bereid risico’s te nemen. Maar meestal stelde hij zich afwachtend op. Dat zag je ook in zijn begintijd in de
nps.
Hij trad in de voetsporen van
Pengel, nam veel over van diens wijze van spreken en mimiek, en hield zich verder tamelijk gedeisd. Wel toonde hij een talent voor strategie. Wan¬ neer hij ergens aanwezig moest zijn, dan was hij er ook. Maar hij wist ook precies wanneer hij ergens moest wegblijven. In het kiezen van het juiste moment was hij heel bedreven.’33 Wijdenbosch: Arron was een goed be¬ stuurslid van Labor, maar liet zijn eigen keuzes nooit duidelijk merken. Hij “danste”, waar anderen uitgesproken opvattingen ventileerden. Naar¬ mate hij langer in de Staten zat, ontwikkelde hij die houding steeds ver¬ der.’34 Volgens Sedney vielen vooral de werklust, de leergierigheid en het politieke fatsoen van Arron op. Als jong Statenlid ontpopte hij zich al vrij snel als een ijverig student van de Handelingen van de Staten van Surina¬ me. Hij las de redevoeringen van politieke voorgangers en tijdgenoten, verdiepte zich in hun werkwijze en argumentatie, en bestudeerde de po¬ litieke stunts en handigheden van leiders als Pengel, Rens en Lachmon. Arron was ook een trouw bezoeker van Statenvergaderingen en ontwik¬ kelde zich tot een constructief spreker, die zich nooit te buiten ging aan banaliteiten of scheldpartijen. Nooit hoefde de parlementsvoorzitter hem tot de orde te roepen. Wat daarnaast hielp, was dat hij de fysieke kenmer¬ ken van een politiek leider bezat: rijzige gestalte, opgeheven hoofd en voor¬ uitgestoken borst. Ook was hij begiftigd met demagogische kwaliteiten in de stijl waarmee men in de nps furore kon maken.35 Henny Getrouw, evenals Arron een Nps’er van rooms-katholieke huize,
70
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
leerde Arron kennen toen die nog bestuurslid van Labor was. Getrouw: In 1962 zijn we met Sisa Lobi (Zusterliefde) als kern begonnen. Die naam was eigenlijk een grapje richting Pa Morie. Die had een kern die Liefde heette. Vrouwen speelden in Sisa Lobi een vooraanstaande rol. Zoals Juliana Comvalius, een zuster van de ex-schoonvader van Jopie Pengel. Weet je, vrouwen zijn serieus. Ze zijn bereid om te werken en kunnen goed organiseren. Veel mannen zijn grappenmakers. Omdat de kern de steun had van 33 NPS-leden begreep Pa Morie dat de partij wel tot erken¬ ning van Sisa Lobi moest overgaan. Dat is ook gebeurd. Er is toen een be¬ stuur gevormd van elf personen. Ik heb Arron bij Sisa Lobi geïntroduceerd. Meestal kwam hij op de brommer naar de Verlengde Weidestraat om te praten en te luisteren. Ook toen was hij al een goede babbelaar. Maar hij was ook erg voorzichtig. Miewarskow (ik waarschuw), zei hij altijd. Hij wil¬ de ook geen adviseur van Sisa Lobi worden. Wel beschermheer. Dat vond hij veiliger. Daar had hij natuurlijk ook gelijk in. Het gaf hem meer ruimte om te manoeuvreren.’36 Hoewel Pengel zijn grote leermeester was, diende volgens Arron de bijdrage van Lachmon aan zijn politieke vorming niet te worden onder¬ schat: ‘Ik ben in opleiding geweest bij Pengel én Lachmon. Toen de ver¬ houding tussen die twee nog goed was, kwamen toppers van de nps en de vhp elke zondag in het huis van Harry Radhakishun bij elkaar. Als kleine
jongen ging ik met Pengel mee naar die bijeenkomsten. Ik mocht alleen luisteren. Ze waren tough toch, die leiders. Meestal begonnen ze rond een uur of twaalf ’s middags en gingen ze door tot middernacht. De tijd werd doorgebracht met eten, drinken en praten. Alleen maar politiek, politiek, politiek. Met Pengel zette Lachmon in dat gezelschap de toon. Op 18 no¬ vember 1975 heb ik in de Staten tijdens de debatten over de onafhankelijk¬ heid Lachmon als mijn politieke goeroe erkend en heeft het hele kabinet, uitgezonderd Bruma, dat geaccepteerd.’37 In zijn parlementaire loopbaan, die tot de dood van Pengel zeven jaar en na diens overlijden nog eens drie jaar zou duren, groeide Arron uit tot een allround parlementariër, met een fascinatie voor machtspolitieke krachtmetingen en een voorliefde voor financiële dossiers. Zijn financieeltechnische en bancaire deskundigheid leidden hem in de tweede helft van de jaren zestig naar het voorzitterschap van de vaste commissie voor financiële zaken en het lidmaatschap van de vaste commissie voor econo¬ mische zaken. Door een combinatie van ijver, discipline en voorzichtig¬ heid wist Arron zich als Statenlid te handhaven. In de nps bleef hij, met Pengel als beschermheer, de steun genieten van de partijtop, overwegend personen die een generatie ouder waren dan hijzelf. Deze seniorleden
71
beschouwden hem als een betrekkelijk onervaren en ongevaarlijke, maar ook als een betrouwbare en verdienstelijke medestander, geduldig zijn kansen wegend en wars van risicovolle experimenten. Zeker in dat laat¬ ste opzicht onderscheidde Arron zich van een aantal van zijn generatie¬ genoten in de partij.
POLITIEKE KERNMOMENTEN
In de periode 1958-1969 domineerde de nps de landspolitiek, als grootste fractie in de Staten en als grootste partner in regeringscoalities. Het land werd bestuurd door drie opeenvolgende kabinetten waarin de
nps
de
toon aangaf: één onder aanvoering van S.D. Emanuels (1958-1963) - op de achtergrond aangestuurd door Johan Adolf Pengel - en twee onder aanvoering van Pengel zelf (1963-1969). De belangrijkste coalitiepartner van de
nps
was tot 1967 de Verenigde Hindostaanse Partij
(vhp)
onder
leiding van Jagernath Lachmon. Pengel en Lachmon werkten samen op basis van wat zij noemden de verbroederingspolitiek, een informeel sa¬ menwerkingsverband dat voor politieke stabiliteit zorgde en waarbij hun Creoolse respectievelijk Hindostaanse achterban werden geaccommo¬ deerd met banen, beurzen, percelen grond en andere gunsten. De ver¬ broederingspolitiek gaf een belangrijke impuls aan de emancipatie van donkergekleurde Creolen en Hindostanen en drong de macht van de licht¬ gekleurde Creoolse elite verder terug.38 De vooruitgeschoven rol van de nps hing samen met de machtspositie van Pengel. Deze was sinds 1949 lid van de Staten van Suriname (afgezien van een korte onderbreking in 1955), sinds 1950 voorzitter van vakcentra¬ le de Moederbond en sinds 1957 voorzitter van de partijraad van de
nps,
het hoogste bestuursorgaan van de partij. In 1962 was Pengel erin geslaagd ook voorzitter van het hoofdbestuur van de nps te worden. In de vergade¬ ring waarin hij in die functie werd gekozen, sloot het bestuur grote groe¬ pen aanhangers van Pengels tegenkandidaat onverhoeds van het uitoefenen van hun stemrecht uit. Dit zette kwaad bloed in de partij, maar Pengels rivaal, Eugène Doelwijt, legde zich bij het eigenmachtige ingrijpen van het partijbestuur neer. De leiderspositie die Pengel feitelijk al sinds 1954 - na zijn breuk met David Findlay - in de partij bekleedde, werd met zijn uitverkiezing tot bestuursvoorzitter geformaliseerd.39 Al in 1958 had Pengel de gelegenheid gehad om minister-president te worden, maar hij had zijn partijgenoot Emanuels het ambt gegund. Van¬ uit de Statenbanken voerde hij de regie over diens kabinet. In 1963 stemde hij erin toe om zelf minister-president te worden. Arron: Van tevoren stond vast dat als de nps de verkiezingen zou winnen, Pengel het premierschap op
72
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
zich zou nemen. Jopie was hiertoe gedwongen door de partij. Hij had er niet veel zin in, maar we hebben hem ervan kunnen overtuigen dat we het Engelse systeem moesten volgen: de partijleider diende de minister-president te zijn. Persoonlijk denk ik dat de rol van fractieleider Pengel beter op het lijf was ge¬ schreven dan de rol van premier. Maar vergeet niet dat men Pengel, net als Lachmon nu, lange tijd verweten heeft dat hij geen minister of minister-presi¬ dent wilde worden. Dat hij bang was een dergelijke post te accepteren. Pengel kennende mocht je hem dat nooit zeggen. Hij zou daar niet mee kunnen leven. Een factor die Pengels beslissing ten aanzien van het premierschap positief beïnvloedde, was het nieuwe kiesstelsel, dat kort voor de verkie¬ zingen van 1963 tot stand was gekomen. Het oude stelsel was met een aantal nieuwe kiesdistricten uitgebreid. In plaats van één kiesdistrict waren er nu drie kiesdistricten Suriname (11, in en iv). Daarnaast waren toegevoegd de districten Boven Marowijne en Brokopondo en een natio¬ naal district. Het aantal zetels werd navenant herzien en met vijftien uit¬ gebreid tot 36. De aanpassing werd beschouwd als een versterking van de positie van de nps en de vhp. De gedachte was dat, gelet op de bevolkings¬ samenstelling in de districten en het overwegend etnische stemgedrag, de
nps
vhp
de zetels in Boven Marowijne en Brokopondo zou winnen en de
de zetels in de districten Suriname. De introductie van het systeem
van evenredige vertegenwoordiging in het nationale district, naast het bestaande personenmeerderheidsstelsel, opende behalve voor de geves¬ tigde partijen ook mogelijkheden voor partijen die eerder niet in het par¬ lement vertegenwoordigd waren geweest. Voorts werd vastgelegd dat een gekozen parlementariër die minister werd, tussentijds als minister kon aftreden en vervolgens zijn zetel in de Staten weer kon innemen. Voor Pengel was dit een geruststellende gedachte. Het betekende dat als hij als minister-president zou falen, hij altijd de gelegenheid zou hebben om de NPS-fractie weer te leiden. Een andere aanpassing van het kiesstelsel werd gerealiseerd in 1966. Deze bestond eruit dat de drie kiesdistricten Suriname tot één district werden samengevoegd. Het aantal zetels in wat nu genoemd werd kies¬ kring ii werd uitgebreid met drie, wat het totale aantal Statenzetels op 39 bracht. Voor de vhp betekende deze uitbreiding, gelet op haar potentiële aanhang in kieskring 11, een noemenswaardige versterking van haar posi¬ tie. De nieuwe districtsindeling en de aangepaste zetelverdeling zorgden ervoor dat de representatiekansen van de vhp meer in balans werden ge¬ bracht met de numerieke sterkte van de Hindostaanse bevolkingsgroep. Ten slotte besloot de regering het personenmeerderheidsstelsel verder terug te dringen ten gunste van het stelsel van evenredige vertegenwoor-
73
diging. Naast de twaalf zetels in het landelijke district werden vanaf dat moment ook de tien zetels in het district Paramaribo en de zes zetels in kieskring ii op basis van evenredige vertegenwoordiging verdeeld.40 Volgens Arron waren de wijzigingen in het kiesstelsel geen doelbe¬ wuste poging van de
nps
en de
vhp
om hun positie veilig te stellen: Ik
weet dat dit wordt gezegd, maar het raakt niet de kern van de zaak. De aan¬ passingen waren bedoeld om de districtsbewoners meer bij het democratisch stelsel te betrekken en om de niet-gevestigde partijen een grotere kans te geven in het parlement te worden gekozen. Daarnaast verschafte het herziene kies¬ stelsel partijcombinaties een gunstiger uitgangspositie vergeleken bij zelfstan¬ dig opererende partijen en partijtjes. Op die manier kon stemmenversnippe¬ ring worden tegengegaan. Je ziet dat vanaf dat moment partijcombinaties steeds de verkiezingen winnen. In 1969 probeerde de
nps
het op eigen kracht, maar
verloor ze dramatisch, ook omdat politiek Suriname zich toen en bloc tegen Pengel keerde. De VHP-PNP-SRi-combinatie won, zoals later ook de npk- en de Front-combinaties.41 Arrons waardering voor de wijzigingen hing samen met zijn voorkeur voor een stelsel van twee partijen of twee partijcombi¬ naties. Zijn leven lang zou hij dit stelsel propageren als het meest geeigende voor Suriname. Naar zijn oordeel beschikte het electoraat in dat geval over een duidelijke keuzemogelijkheid, was het mogelijk om betrek¬ kelijk snel krachtige en besluitvaardige regeringen te formeren, konden etnische tegenstellingen binnen de partijen of partijcombinaties van hun scherpe kanten worden ontdaan en zou er een einde komen aan de wild¬ groei van partijen en partijtjes die het land onevenredig veel geld kostte en tot een ongewenste verspilling van menselijk potentieel leidde.42 Veel aandacht trok in de jaren zestig de rivaliteit tussen Pengel en Bruma. Dat was al begonnen met de terugkeer van de nationalistische leider naar Suriname in 1955. De spanningen tussen beide politici namen toe vanaf het moment dat de Nationalistische Beweging Suriname
(nbs)
de straat opging om publiekelijk actie te voeren en bereikten een hoogte¬ punt nadat in 1961 de
pnr
was opgericht. Arron: Maar niet vergeten mag
worden dat Pengel persoonlijk heel gecharmeerd was van de nationalistische jongeren. Van Bruma, van Gessel, maar ook van anderen. Hun activiteiten in Nederland ter verhoging van het bewustwordingsproces onder Surinamers en hun streven naar onafhankelijkheid hadden de steun van Pengel. Lees zijn ar¬ tikelen in De Volksstem. Maar juist omdat het gedachtegoed van Bruma en Pengel verwant was en beiden hengelden naar de gunst van vooral het Cre¬ oolse electoraat, was de rivaliteit groot. En dus attaqueerden zij elkaar en dat ging er soms grof aan toe. Pengel die Bruma uitmaakte voor socialist en com¬ munist, dat werk. De strijd kende geen condities (lacht). Maar de tactiek van
74
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
Pengel werkte. Hij trok aan het langste eind. Bruma appelleerde sterk aan de gevoelens en gedachten van Surinaamse jongeren, maar slaagde er tijdens verkiezingen niet in hun stem te winnen. Pas in ig6g lukte het de pnr om één zetel te veroveren. In 1973 kwamen er een paar zetels bij. Mogelijkheden om PNR-jongeren over te halen tot de
nps
toe te tre¬
den, waren er nauwelijks. Daarvoor waren de verhoudingen te gepola¬ riseerd en waren de leiders van beide partijen te vastbesloten om het politieke gevecht aan te gaan. Arron: Er is binnen de nps één poging onder¬ nomen om toenadering te zoeken tot de
pnr.
Die poging was een initiatief van
Frank Essed. Pengel heeft hem dat niet in dank afgenomen. Het is ook niets ge¬ worden, wat voeding gaf aan de frustratie die bij Essed, maar ook bij Rens en Sedney, leefde over de machtsconcentratie in handen van Pengel. In 1955 was er al een scheuring in de richtte de
sdp
traden uit de
nps
geweest. De groep-Findlay brak met Pengel en
op. In ig6y gebeurde iets vergelijkbaars. Rens, Essed en Sedney nps
en begonnen de
pnp.
Dit was een aderlating voor de partij.
Alle drie waren vooraanstaande politici, ieder met hun eigen aanhang, die voor de
nps
belangrijke functies hadden bekleed. Maar het vertrouwen was
weg, vooral tussen hen en Pengel. En politiek is hard. Je gaat ze niet terugroe¬ pen. Wil je weg, dan kan je weg, maar dan hoefje ook niet meer terug te ko¬ men. Zo gaat het in alle partijen. Ben je een verrader, dan word je dienover¬ eenkomstig behandeld. Het heeft de pnp overigens geen windeieren gelegd. De partij won in ig6g de verkiezingen, zoals de Maar de
nps
sdp
in ig$y, de verkiezingen won.
herstelde zich weer in ig/3, zoals zij zich ook in 1958 had her¬
steld. Tussen Pengel en de drie dissidente NPs’ers zou het nooit meer goed komen. Pas geruime tijd na het overlijden van Pengel zouden Essed en Sedney terugkeren in de boezem van de nps. Tot een hereniging van Rens met de nps is het nooit gekomen. De beschuldiging van machtsconcentratie die Pengel aankleefde, had betrekking op zijn voorzitterschap van het nps-hoofdbestuur, van de
nps-
-partijraad en van de Moederbond, al het hij op het moment dat hij het premierschap aanvaardde dit laatste voorzitterschap waarnemen door G.F. van der Leeuw. Pengel combineerde genoemde functies met de amb¬ ten van minister-president, minister van Algemene Zaken en minister van Financiën. Dit werd gezien als een onwenselijke cumulatie van macht, die niet paste binnen de bestaande democratische verhoudingen. Daarnaast wekte het in brede kring verontwaardiging dat Pengel voor het beheren van de drie ministersportefeuilles drie ministerssalarissen incasseerde. Een ander kritiekpunt betrof Pengels gewoonte om met een betrekkelijk groot gevolg buitenlandse reizen te maken. Niet alleen werd de omvang van zijn delegatie vaak niet in overeenstemming geacht met het gekozen
75
reisdoel, de kosten van deze dienstreizen drukten zwaar op de begroting. Arron kwalificeerde de kritiek op Pengel als te simpel: Men ging te¬ keer tegen de machtsconcentratie in zijn handen, zoals men later ook tekeerging tegen de machtsconcentratie in mijn handen. Maar dat zijn altijd begrippen die gehanteerd worden als je de leider wilt bestrijden; zeker in de Surinaamse politiek, die zeer persoonsgebonden is. Die machtsconcentratie kan er zijn, maar dat hoeft niet. Je kunt je achteraf de vraag stellen of Pengel zo veel porte¬ feuilles had moeten accepteren. Maar het zijn de omstandigheden die je ertoe dwingen. Pengel is noodgedwongen minister van Financiën geworden. Hij wil¬ de het niet, maar hij had geen keus. Hij had voor deze post drs. Rijsdijk op het oog, die ook een tijdje op de Centrale Bank heeft gezeten. Maar door familie¬ omstandigheden kon Rijsdijk de uitnodiging van Pengel niet aanvaarden. Jopie bood de portefeuille vervolgens aan Sedney aan. Maar ook Sedney wei¬ gerde. Wat moest Jopie doen? Ik kwam in 1973 in bijna identieke problemen. Ook mijn beste kandidaat voor de post van Financiën, André Brahim, viel af.43 Ik heb toen deze post op mij genomen. Maar ik heb het in 1977 niet herhaald. Toen heb ik wel een minister van Financiën gezet. Ook Pengel besloot in 1967 de portefeuille van Financiën aan een collega-minister toe te vertrouwen. Bedenk hierbij dat het niet Pengel is geweest die zichzelf drie ministerssa¬ larissen heeft toebedeeld. Het is de raad van ministers onder leiding van viceminister-president Kraag geweest die dit heeft besloten. Pengel was niet eens in het land toen dit gebeurde. Maar zijn collega-ministers hebben hem er bij terugkeer van kunnen overtuigen dat het een billijk besluit was. Dat heeft hij toen geaccepteerd. Het typeerde hem dat hij het geld niet ten eigen bate heeft aangewend. Hij heeft het gedoneerd aan sociale instellingen. Achteraf kun je zeggen dat Pengel er misschien verstandig aan had gedaan het besluit van de ministerraad te herroepen. Om alle schijn van bevoordeling weg te nemen. Maar om een mij onbekende reden heeft hij dit niet gedaan. Ook over Pengels reizen naar het buitenland bestaat een eenzijdig beeld. Hij zou met te grote gezelschappen op stap gaan, te veel entourage meenemen, te veel geld uitgeven et cetera. Ik ben verschillende keren met Pengel naar het buitenland geweest en ik moet zeggen dat deze verhalen erg overdreven waren. Pengel ging met behoorlijk omvangrijke delegaties op reis, dat is waar. Maar hij deed dit, omdat hij ervan overtuigd was dat die nodig waren om Suriname internationaal op de kaart te zetten. Binnenslands wilde hij bovendien niet het odium op zich laden dat hij delen van het bedrijfsleven en de vakbeweging van deelname uitsloot. Het beeld van de reislustige en spilzieke Pengel werd door de oppositie echter hardnekkig in stand gehouden. En gecultiveerd. Met name in 1969 heeft dit zich tegen hem gekeerd. Parallel aan de roerige ontwikkelingen in de
76
nps
en het vertrek van
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
Rens, Essed en Sedney uit de partij verloor de verbroederingspolitiek lang¬ zaam maar zeker haar glans. Dat de formule van geven en nemen sleets begon te raken, was al merkbaar na de wijziging van het kiesstelsel in 1966, toen de
nps
en de vhp zich meer dan daarvoor als nationale partij¬
en trachtten te profileren. De vhp deed dit door haar naam te veranderen in Vatan Hitkari Partij (Partij ter bevordering van het Nationaal Welzijn) en door niet-Hindostanen een plaats te geven op de kandidatenlijst voor de verkiezingen. De
nps
besloot binnen de partij presidia op te richten voor
Hindostanen, Javanen en Chinezen, zodat de deelbelangen van deze groe¬ pen binnen de
nps
beter gewaarborgd konden worden. Deze hervormin¬
gen, die in naam een nationaal karakter droegen, bestendigden echter vooral de etnische oriëntatie van beide partijen. In 1967 won de
nps
andermaal de verkiezingen. Pengel schreef Lach-
mon een memorandum, waarin hij voorstellen deed voor een regeerak¬ koord. Lachmon liet weten dat het voor de vhp niet mogelijk was op basis van dit memorandum met de
nps
een samenwerkingsverband aan te
gaan. Arron: Het is dus Lachmon geweest die de samenwerking heeft verbro¬ ken. Geen van beide leiders heeft echter ooit duidelijk gemaakt wat de oorza¬ ken waren van het beëindigen van hun verbroederingspolitiek. Natuurlijk is erover gespeculeerd: de chemie tussen de twee leiders zou verdampt zijn, de vhp
de
zou een ministerszetel méér hebben gewild dan de nps wenste toe te staan,
vhp
zou zich inmiddels zo nadrukkelijk op de politieke kaart hebben ge¬
plaatst dat ze de
nps
als coalitiegenoot niet meer nodig had. Toch weet nie¬
mand er het fijne van. Zo bijzonder is dat trouwens niet. De oorzaak van de breuk tussen Pengel en Findlay in 1954 is ook nooit naar buiten gekomen. De familie Findlay heeft nooit geweten wat zich precies tussen die twee heeft af ge¬ speeld. Vroeger was het zo dat de twee pausen tot een akkoord waren gekomen als ze zich hadden teruggetrokken en er witte rook uit de schoorsteen tevoorschijn kwam. Niemand vroeg hun dan hoe de zaken tot een oplossing waren ge¬ bracht. Dat regelden zij onderling. Maar in 196J waren Pengel en Lachmon to¬ taal op elkaar uitgekeken. Vandaar ook die prikkelende opmerkingen over en weer vlak vóór hun breuk. Wat ze elkaar toen in het parlement naar het hoofd slingerden, loog er niet om. In zijn eigen partij stond Lachmon onder zware druk, vooral van jongeren die vonden dat hij zich te toegeeflijk opstelde jegens Pengel. Naarmate Pengel zijn machtspositie versterkte, ging de vhp zich steeds meer tekortgedaan voelen en verliep de samenwerking steeds stroever. Tot de bom barstte en Lachmon ervoor bedankte om met Pengel verder te gaan. De onenigheid over een extra zetel was eerder een aanleiding tot dan de oorzaak van het beëindigen van de samenwerking.
77
Volgens Arron waren de verhoudingen binnen de
nps
niet dusdanig
dat partijgenoten Pengel waarschuwden dat hij te veel macht naar zich toe trok en de relatie met Lachmon op het spel zette: Niemand zou dit ge¬ durfd hebben. Je deed dat gewoon niet. Pas toen het leiderschap van Pengel aangetast raakte, durfden partijgenoten zich te roeren. De eerste keer was met de verkiezingen van
ig6y,
toen Rens, Essed en Sedney uit de nps stapten en de
strijd tegen Pengel aanbonden. Dat kon ik overigens nog wel begrijpen, want dat was een politieke kwestie. Maar waar ik mij aan gestoord heb, was de twee¬ de actie binnen de partij, toen men doorkreeg dat de gezondheidstoestand van Pengel niet was zoals die zou moeten zijn en er geen garantie bestond dat hij het politieke leiderschap van zijn partij nog op zich zou kunnen nemen. Toen zijn de aanvallen van mensen binnen de partij tegen Pengel verhevigd. Dat heeft hij bijzonder kwalijk gevonden, maar ik ook. Want je gaat iemand niet at¬ taqueren, je gaat niet verder aan zijn politieke dood werken als je weet dat de man zijn lichamelijke toestand slecht is. Dat doe je niet. Maar de Pro Patriagroep schrok daar niet voor terug. Die schermde met de noodzaak van verkie¬ zingen binnen de partij, maar wilde gewoon toeslaan. Dat wil zeggen: de macht overnemen en Pengel een kopje kleiner maken. Maar let wel: Pengel had tapes van alle vergaderingen van Pro Patria. Hij was ook niet gek. Ik heb die tapes zelf gehoord. Dit is geen informatie die ik van derden heb. Pro Patria manifesteerde zich niet toevallig na de door de
nps
verlo¬
ren verkiezingen van 1969. Aan deze zwarte bladzijde in de geschiedenis van de
nps
was de val van het tweede kabinet-Pengel vooraf gegaan. De
wijze waarop dit kabinet zijn regeermacht kwijtraakte, was voor de
nps,
en niet het minst voor Arron persoonlijk, een traumatische ervaring, die een schaduw zou werpen over de verhouding tussen hem en Lachmon en die de samenwerking tussen de
nps
en de vhp voor jaren zou blokkeren.
Om die reden is het goed dit hoofdstuk te besluiten met een uiteenzet¬ ting over de val van Pengel, in het bijzonder bezien vanuit het perspectief van Arron.
DE VAL VAN PENGEL
Het kabinet-Pengel kreeg in januari en februari 1969 te maken met stakin¬ gen van leraren en onderwijzers, die het land in een ernstige crisis stortten. Leden van de Vereniging van Leraren bij het Middelbaar en Kweekschoolonderwijs
(velmek)
gingen de straat op uit protest tegen het schenden
van vakbondsrechten door de regering en het plegen van inbreuk op de rechten van een collega die zonder voorafgaand overleg (maar naar ver¬ luidt omdat hij een lastige vakbondsbestuurder was) naar het ministerie van Mijnbouw, Bosbouw en Domeinen was teruggeplaatst. De stakende
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJ LIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
leraren kregen bijval van de Federatie van Organisaties van Leerkrachten in Suriname
(fols),
die de regering ervan beschuldigde zich niet te hou¬
den aan een reeds in 1966 gedane belofte om de salarissen te verhogen. De regering kwam tot een akkoord met de ve l m e k , maar stelde zich tegen¬ over de
fols
op het standpunt dat zij nooit enige salarisverhoging had
toegezegd en bovendien geen geld had om de gevraagde verhoging te kun¬ nen financieren. Een verzoek aan Nederland om de benodigde middelen beschikbaar te stellen, werd door Den Haag afgewezen. Het argument van de Nederlandse regering luidde dat de besteding van overheidsmiddelen door het kabinet-Pengel veel te wensen overliet en dat de Surinaamse re¬ gering eerst orde op zaken diende te stellen alvorens extra middelen kon¬ den worden overgemaakt.44 Door het uitblijven van steun uit Nederland besloot Pengel de porte¬ feuilles van hemzelf en zijn ministers aan gouverneur Ferrier terug te geven. Zijn oogmerk was een time-out te forceren. Was hij demissionair, dan kon hij de onderhandelingen met de leraren - die ondanks het ak¬ koord dat de
velmek
gesloten had in een anti-Pengel-stemming waren
gebleven - en de onderwijzers op een laag pitje zetten. Pengel hoopte op deze manier de angel uit het ontstane conflict te halen. Hij speculeerde er bovendien op dat de
nps
als grootste politieke partij de formatieop-
dracht zou krijgen en hij in het ambt van minister-president zou worden herbenoemd. Een verwant scenario had zich in 1963 voltrokken, toen Pengel, in verlegenheid gebracht door de Ormet-affaire, de portefeuilles van zijn kabinet ter beschikking had gesteld, maar, geholpen door forma¬ teur Lachmon, wederom als minister-president had kunnen aantreden.45 Arron: Het aanbieden van de ministerportefeuilles aan Ferrier was een grote fout van Pengel, waarvoor hij ernstig gewaarschuwd was door alle topfi¬ guren in de nps, maar ook door Findlay, die Ferrier nog kende uit de periode dat hij als formateur van diens kabinet was opgetreden. Findlay wist hoe Ferrier zou reageren en heeft Jopie dringend geadviseerd: geef geen macht uit handen, Ferrier gaat jou die macht niet teruggeven. Maar Jopie sloeg dit advies in de wind. Hij ging ervan uit dat Ferrier de
nps
als grootste politieke partij de for-
matieopdracht zou gunnen en dat hij weer als minister-president zou kunnen terugkeren. En dan krijg je het fenomeen van een rekening presenteren. Want Pengel en Lachmon hadden in ig$8 het kabinet-Ferrier laten vallen. En Ferrier was dit niet vergeten. Natuurlijk niet. Hij gunde de formatieopdracht dan ook niet aan Pengel, maar aan Bergen, voorzitter van de Rekenkamer. Pengel tekende protest aan tegen deze gang van zaken. Deze week volgens hem niet alleen af van het politieke gebruik, maar lag ook niet in de lijn der verwachting, aangezien het kabinet nog altijd kon rekenen op
79
een parlementaire meerderheid. Ferrier meende echter dat nieuwe ver¬ kiezingen gerechtvaardigd waren, aangezien bewegingen binnen de Actiegroep erop duidden dat de steun voor het kabinet aan het afbrokke¬ len was. De inschatting van Ferrier bleek juist. Kort daarop viel het kabi¬ net door wat NPs’ers betitelden als het politieke verraad van de Staten¬ ledenvan de Actiegroep: Dihal, Pahladsingh, Bhoendie en Oemrawsingh. Arron: Voorafgaande aan het besluit om de ministerportefeuilles terug te geven, was er een vergadering geweest van de regering en de bijbehorende fracties. Daarbij had Dihal op een van de heilige boeken van het hindoeïsme gezworen nooit de coalitie te zullen verraden. En ik zie nog zo Findlay tegen Pengel zeg¬ gen: ‘Geloof hem niet.’ Natuurlijk niet hardop, maar fluisterend. Ik zat er vlak naast. Het was in de kamer van de raad van ministers. Niet lang erna was er een politieke vergadering op Latour. Namens de Actiegroep verklaarde Pahladsingh dat zijn partij geen probleem had met de regering en spijkervast achter de voorzitter van de nps en de minister-president van Suriname stond. Nog eer de haan drie keer gekraaid had, had Pahladsingh Pengel echter al verraden en de poten onder zijn kabinet vandaan gezaagd. Diezelfde avond werd een com¬ muniqué opgesteld aan de Kwattaweg, waarbij aanwezig waren Lachmon, Sedney, ik dacht ook Rens, Pahladsingh en Dihal. Allen hebben getekend. Daar ligt de kern van de latere VHP-PNP-samenwerking en van de terugkeer van de Actiegroep in de schoot van de vhp. Met het communiqué werd het vertrouwen in Pengel opgezegd. Lachmon was al tijden bezig om na te gaan hoe het kabinet-Pengel ten val kon worden gebracht. Zijn acties naar Soemita toe, naar de Actiegroep, alles wees erop. En het is hem gelukt. Lachmon heeft Pengel precies gekregen waar hij wilde. In de nps sprak men van de coup der Hindostanen. De coup der Hindostanen veroorzaakte het einde van het kabinetPengel en verklaart in belangrijke mate het wantrouwen van Arron en collega-NPs’ers jegens de
vhp
in de jaren zeventig. Deze argwaan hield
verband met de vrees dat Hindostanen bezig waren met een opmars, de¬ mografisch en economisch, maar vanaf 1969 tevens politiek. De stakin¬ gen als zodanig waren niet de oorzaak van Pengels val geweest, al hadden ze wel meegeholpen om het klimaat te scheppen voor zijn politieke einde. Zij waren een uiting van ongenoegen over het gebrek aan respect voor verworven rechten en over het uitblijven van salarisverhogingen, maar ook het resultaat van oplopende irritatie over de afwezigheid van behoor¬ lijk bestuur in het land. Ronduit nadelig voor de positie van Pengel was dat tijdens zijn tweede ambtstermijn de betrekkingen met Nederland sterk te wensen overlieten. Vooral de verhouding tussen Pengel en de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns was slecht. Luns had niet alleen weinig sympa-
POLITIEK BEWUSTZIJN. PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
thie voor Pengel, hij placht zich in besloten kring niet zelden denigrerend over hem uit te laten. Terugblikkend zou Luns opmerken dat het Statuut ‘de buitengewone heer Jopie Pengel’ had voortgebracht, ‘van wie ik een hartgrondige afkeer had, al mocht ik daar niets van laten merken in het kader van de Koninkrijksgedachte. Het was een opluchting toen deze even dictatoriale als corrupte figuur in 1969 het veld ruimde.’46 Den Haag had verontwaardigd gereageerd toen Pengel het grensconflict met Guyana aangreep om een eigen defensiepolitie (Defpol) op te richten. Arron: Dat mocht niet van Nederland, want de defensie van Suriname was een Konink¬ rijksaangelegenheid. Maar juist als gevolg daarvan was Suriname een deel van haar territorium kwijtgeraakt. Jopie heeft in die tijd Nederland om steun gevraagd in de strijd tegen Guyana. Diplomatieke én militaire steun. Den Haag heeft geweigerd iets te ondernemen. Daarop heeft Pengel Defpol opgericht. Hij had geen andere keus. Een Indische Nederlander, ze noemden hem de Leeuw van Jakarta, had er de leiding. Hij heeft het goed gedaan. Suriname heeft Defpol gefinancierd uit het budget van het Bureau Waterkracht Werken. Toen is Nederland helemaal boos geworden. Als gezegd wordt dat Pengel met de oprichting van Defpol het Statuut heeft vertrapt, dan zeg ik dat ik in zijn situatie waarschijnlijk hetzelfde zou hebben gedaan. Het ging om de verdediging van ons grondgebied! Toen Nederland de deur voor Pengels neus dichtgooide, is hij naar Venezuela gegaan. Dat heeft hem de gevraagde steun wel gegeven. Venezuela heeft geen manschappen gestuurd, maar wapens. Die liggen nog steeds in de Wonotobovallen, op de westgrens. Wat doet May als hij in 1969 als minister-president aantreedt? Onder druk van Nederland heft hij Defpol op. Vervolgens is Guyana nooit meer uit het ge¬ bied weggegaan. Het waren geen militairen die daar zaten, beweerde George¬ town, maar settlers. Terwijl het keihard militairen waren. Geen enkele land¬ bouwer zou zich daar willen vestigen. Zo is het gegaan. Nederland heeft Pengel naar Venezuela gedreven. Wat moest hij anders? Hij kreeg in Venezuela wat hij wilde, terwijl Nederland hem als koninkrijkspartnergewoon in de steek liet. Het conflict tussen Suriname en Guyana over het grondgebied tussen de New River (door Suriname als grensrivier aangemerkt) en de Coeroeni/Kutari (door Guyana beschouwd als grensrivier) kent een lange voor¬ geschiedenis.47 Het geschil kreeg op 10 december 1967 een grimmig karak¬ ter toen in de nabijheid van werkkampen van arbeiders van het Bureau Waterkracht Werken aan de Boven-Corantijn (de in 1965 door het kabinetPengel geïntroduceerde nieuwe naam van de New River) een Guyanees watervliegtuig landde. De bemanning, behorende tot de Guyanese Defence Force, liet de arbeiders weten dat zij zich op Guyanees grondgebied be¬ vonden. In reactie op de mededeling van de Surinamers dat zij hier al jaren
81
kwamen en dat dit Surinaams territorium was, namen de Guyanezen het jachtgeweer van een van de arbeiders in beslag en kondigden zij aan met versterking te zullen terugkeren. Dit gebeurde op 12 december. Met de bemanning van het watervliegtuig waren vier gewapende agenten mee¬ gereisd, die de Surinamers sommeerden het gebied onmiddellijk te ver¬ laten. De Surinamers informeerden hun belagers dat zij sowieso al naar Paramaribo zouden vertrekken vanwege de jaarwisseling. Zij verlieten hun werkkampen, waarna deze korte tijd door de Guyanezen bezet wer¬ den gehouden en als Guyanees bezit werden geclaimd.48 Aangezien militaire steun door Nederland uitbleef, besloot minister¬ president Pengel een defensiepolitie (Defpol) op te richten, bestaande uit vrijwilligers die een militaire training hadden ondergaan en ex-militairen van de Troepenmacht in Suriname
(tris),
de in Suriname geleger¬
de defensiemacht van het Koninkrijk. Onder leiding van majoor buiten dienst Lapré - die zich in 1948 tijdens de Tweede Politionele Actie op Midden-Java als commandant had onderscheiden door ‘uitstekende da¬ den van moed, beleid en trouw’ en daarna in dienst van de
tris
was ge¬
treden - richtte Defpol vier kampen in het betwiste gebied in, waaronder post Tigri, een vanwege zijn strategische ligging moeilijk te nemen stel¬ ling. Voor de wapens die Pengel in november 1967 in Venezuela had ver¬ kregen, werden ondergrondse opslagplaatsen ingericht. Een door Defpol aangelegde landingsstrip werd met oliedrums gebarricadeerd om landings¬ pogingen door Guyanezen te ontmoedigen. Financiële problemen nood¬ zaakten Pengel echter om al spoedig drie van de vier posten op te geven. Post Tigri bleef intact, maar begin 1969 vertrok Lapré als commandant49, werd de personele sterkte van de post drastisch teruggebracht en bleek de politiecommandant die de leiding overnam nauwelijks gemotiveerd om Tigri als semimilitaire versterking in stand te houden. Onder het interimkabinet May zette de verzwakking van Tigri door. Defpol werd opgeheven en de post werd toevertrouwd aan een agent van politie tweede klasse.50 Op 19 augustus 1969 maakte het buurland van de gelegenheid ge¬ bruik om opnieuw, maar nu met meer machtsvertoon, toe te slaan. Twee Guyanese vliegtuigen landden op de airstrip bij Tigri. De inzittenden open¬ den bij het verlaten van het toestel terstond het vuur op de aanwezige Surinamers, die, volkomen verrast, op hun belagers terugschoten. De Surinaamse politiemannen bleken niet opgewassen tegen de Guyanese overmacht en vluchtten het bos in. Een van hen werd door zijn achtervol¬ gers in de kraag gevat, gevangengenomen en triomfantelijk naar George¬ town overgebracht. Op een officieel protest van de Koninkrijksregering liet de Guyanese regering weten dat de Surinamers illegaal op Guyanees
82
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
grondgebied vertoefden en om die reden door een Guyanese politiemacht uit het gebied waren verdreven. De gevangengenomen Surinamer werd enige tijd na zijn aanhouding als illegaal vreemdeling Guyana uitgezet.51 De gebeurtenissen maakten de tongen los in Suriname. Er heerste ver¬ ontwaardiging over het wegjagen van rechtmatig in het gebied verblijven¬ de landgenoten en de vernederende behandeling van een van hen in de Guyanese hoofdstad. De inrichting van post Jaguar op de plek waar tot dan toe post Tigri was gelegen, toonde dat de Guyanezen er geen gras over lieten groeien en vastbesloten waren het gebied in bezit te nemen. Ander¬ maal stond vast dat de militaire positie van Suriname ten opzichte van Guyana zwak was en dat de Koninkrijksregering, formeel verantwoorde¬ lijk voor de landsverdediging, niet bereid was Suriname te hulp te schieten. Den Haag weigerde militaire bijstand te verlenen uit vrees voor ongewens¬ te ontwikkelingen binnen de Koninkrijksgrenzen (de gebeurtenissen van mei 1969 op Cura^ao lagen de regering nog vers in het geheugen) en om het bevriende Engeland, voormalig kolonisator van Guyana, niet onwel¬ gevallig te zijn. De herinnering aan de Guyanese daad van agressie en de permanente aanwezigheid sindsdien van Guyanezen in de betwiste driehoek - ondanks de belofte van demilitarisering in 1970 gedaan door de Guyanese leider Forbes Burnham52 - zouden in 1975 een belangrijk motief vormen voor het kabinet-Arron om bij de soevereiniteitsoverdracht vast te houden aan de eis een eigen Surinaamse krijgsmacht te bezitten. De verslagenheid en schaamte over de gebeurtenissen van 1969 zouden echter nog lang na¬ ijlen. Pas in augustus 2005 kregen de politiemannen die Tigri hadden verdedigd als blijk van erkenning voor hun inzet op de valreep van hun pensioen een bijzondere bevordering. Zes jaar later werden nog eens 33 vrijwilligers die ondersteuning hadden geleverd bij post Tigri gehuldigd met een oorkonde en een eenmalige uitkering van
srd
1000.53
De conflicten aan het einde van de jaren zestig tussen Suriname en Nederland - over Defpol, maar ook over het beheer door Suriname van de overheidsfinanciën, over de trage vorderingen die Suriname volgens Nederland maakte in het kader van de sociaal-economische ontwikkeling van het land, over de machtsconcentratie in handen van Pengel en over de averij die de Surinaamse democratie volgens Nederland bezig was op te lopen - zorgden in Den Haag voor een groeiend ongeduld met Pengel en de overtuiging dat Suriname niet gebaat was bij een verlenging van zijn ambtstermijn. Voor Arron was het evident dat het passeren van Pengel als formateur van een nieuw kabinet een politieke daad was die door Nederland was geïnstigeerd: Ferrier kon deze stap nooit zetten zonder de in-
83
stemming van Nederland. Nooit. Never. Alles wees erop dat Den Haag van Pengel afwilde. Maar ja, welke Surinaamse minister-president is ooit de lieve¬ ling van Nederland geweest? Ferrier was waarschijnlijk de laatste der Mohi¬ kanen. Want Emanuels, Pengel, Sedney, ikzelf, Venetiaan, allemaal zaten we in hetzelfde schuitje. Tegen wie gaat Holland lief zijn? Tegen God? Altijd die vooringenomenheid. Surinaamse premiers kunnen het bij Den Haag nooit goed doen.
POLITIEK BEWUSTZIJN, PARTIJLIDMAATSCHAP EN PARLEMENTAIRE VORMING
III Leider van de nps
De beëdiging van het kabinet-Sedney in november 1969 betekende een voortzetting van de tumultueuze periode die in februari van dat jaar begon¬ nen was. Voor het eerst in de parlementaire geschiedenis drukte de een stempel op het landsbestuur. De
nps
vhp
moest genoegen nemen met een
plaats in de oppositiebanken. Het viel de partij niet gemakkelijk om zich in deze rol te schikken. Tot overmaat van ramp verloor de
nps
door het
overlijden van Johan Adolf Pengel een aansprekende leidersfiguur. In de strijd om de opvolging van Pengel trok Arron aan het langste eind. In de be¬ ginjaren van zijn voorzitterschap lag de schaduw van zijn voorganger nog ondubbelzinnig over zijn handelen. Vanaf 1973 zou dit geleidelijk aan minder worden. De binnenlandse politieke verhoudingen kenmerkten zich in deze jaren door scherpe tegenstellingen tussen regering en oppositie. Op initia¬ tief van vHP-leider Lachmon werden onderhandelingen geopend om te komen tot een uitbreiding van het kabinet-Sedney met ministers van npshuize. De discussie over deze ‘brede basis’-politiek zou een stormachtig verloop kennen, maar uiteindelijk zonder het door Lachmon beoogde re¬ sultaat blijven. Sterker, de oppositie voerde haar acties tegen de regering op en stuurde steeds nadrukkelijker aan op de val van het kabinet. Tijdens de stakingen van 1973 werkte de
nps
nauw samen met de
pnr
en de vak¬
beweging. Tegen de uitputtingsstrategie van de regering bleek dit front echter niet opgewassen. Met het aantreden van Arron als partijvoorzitter kwam in de
nps
een
verjongingsgolf op gang, die zijn weerslag had op zowel de vervulling van bestuursfuncties in de partij als op de samenstelling van de kandidaten¬ lijst voor de verkiezingen van 1973. Er werd meer dan in de nadagen van Pengel voeling gehouden met de tijdgeest, overigens zonder dat de tradi¬ ties van de partij overboord werden gezet. Zeker in retrospectief beteken¬ de de periode 1970-1973 voor Suriname de opmaat naar de onafhankelijk¬ heid.
85
DE OPVOLGING VAN PENGEL
Nadat de vhp en de
pnp'
op 24 oktober 1969 de verkiezingen op een over¬
tuigende wijze hadden gewonnen, werd Lachmon informateur. Lachmon vroeg Chris Calor - die namens de
nps
als onderhandelaar optrad - of
zijn partij wilde deelnemen aan de nieuw te vormen regering en of Pengel hiervan minister-president wilde worden. Pengel begreep dat Lachmon het oude verbroederingsideaal nieuw leven wenste in te blazen en de
nps
wilde verzoenen met een voor het eerst grotere vHP-vertegenwoordiging in de Staten, maar sloeg het aanbod af. Niet alleen was de verkiezingsne¬ derlaag hard bij hem aangekomen, zijn gezondheid liet het niet toe dat hij wederom een zwaar ambt op zich nam. Evenmin zag Pengel er heil in minister-president te worden met Lachmon als parlementsvoorzitter. Het vertrouwen dat er in het verleden tussen beide leiders had bestaan, was verdwenen. Het besluit van Pengel om voor Lachmons aanbod te be¬ danken en om aansluitend zijn parlementszetel aan schaduwkandidaat Arron af te staan - deze werd in zijn plaats op 13 januari 1970 als Staten¬ lid beëdigd en twee dagen hierna officieel tot de Staten toegelaten - was achteraf gezien zijn vaarwel aan de politiek.2 Niet lang hierna - het kabinet-Sedney was al enige tijd in functie herhaalde Lachmon langs informele weg zijn aanbod aan Pengel. Deze liet Lachmon weten dat als hij zo graag de
nps
deel wilde laten uitmaken
van de coalitie, hij bereid was hieraan mee te werken, op voorwaarde dat hijzelf buiten de formatie kon blijven. Lachmon gaf daarop te kennen pri¬ mair in de deelname van Pengel geïnteresseerd te zijn, niet in die van zijn partij. Voor Pengel maakte dit geen verschil. Hij verklaarde opnieuw geen ministersfunctie meer te ambiëren. Intussen ging het met zijn gezond¬ heid steeds verder bergafwaarts, al deed hij het naar buiten toe voorko¬ men alsof hem niets mankeerde.3 De
nps
maakte een moeilijke periode
door. De partij verbleef in de oppositie, beschikte over een beperkte parle¬ mentaire vertegenwoordiging (11 van de 39 zetels) en werd aangestuurd door een leider die genoeg had van politiek. Dit had zijn weerslag op de sfeer in de
nps,
waar Pengel bij groepen partijleden steeds meer onder
vuur kwam te liggen. In reactie op het disfunctioneren van Pengel ontstond in de
nps
een
comité dat zich Pro Patria noemde. Dit comité bestond uit vooraanstaan¬ de NPs’ers die deels minister waren geweest in het laatste kabinet-Pengel (Johan Kraag, Ewald Meyer, John Thijm, Chris Calor), deels bestuurlijke en ondersteunende functies in de partij vervulden (Olton van Genderen, Henny Getrouw, Fred Koorndijk, Al win Lont, al zouden de laatste drie de samenwerking met Pro Patria in januari 1970 alweer opzeggen).4 Pro Patria
86
LEIDER VAN DE NPS
gaf een communiqué uit waarin zij pleitte voor meer democratie in de partij. Hoewel deze boodschap was verpakt in zakelijke bewoordingen en de naam van het comité een opbouwende, vaderlandslievende opstelling suggereerde, was voor de goede verstaander duidelijk dat het initiatief voortkwam uit onvrede over de gang van zaken binnen de
nps.
De actie¬
punten 5 (‘Vrije meningsuiting binnen de partij zonder daarvoor met roye¬ ment te worden bedreigd.’) en 6 (‘Geen concentratie van bevoegdheden.’) waren directe verwijzingen naar Pengel, die zij machtswellust en arro¬ gantie verweten en die zij verantwoordelijk hielden voor de verkiezings¬ nederlaag van de partij.5 De beschuldigingen van Pro Patria weerspiegelden een gevoel dat ta¬ melijk breed werd gedeeld in de partij. Ook intimi van Pengel waren wei¬ nig gelukkig geweest met uitspraken dat hij de oppositie als een quantité négligeable beschouwde, dat hij ‘Ik ga slapen’ had gezegd in reactie op een oppositielid dat op het punt stond in het parlement een redevoering af te steken en dat hij, verwijzend naar het ambt van minister-president, had gesteld: ‘Alleen ziekte en dood kunnen mij van deze stoel halen.’ De algemene opinie was dat deze uitlatingen de verkiezingsuitslag voor de nps
nadelig hadden beïnvloed. Ook de cumulatie van functies in zijn
handen werd met een steeds kritischer oog bekeken. Dit nam niet weg dat Pro Patria voor een weinig elegante aanpak had gekozen door een interne partijaangelegenheid in de openbaarheid te brengen en door haar pijlen eenzijdig te richten op de persoon van de voorzitter. Het verbaasde dan ook niemand dat Pengel in een televisie-interview bitter reageerde op de confrontatiekoers van Pro Patria. Hij typeerde de leden van het comité als fyofyo (vlooien) en zei te hopen dat ze zichzelf zouden vernietigen.6 Binnen Pro Patria liet men de kritiek van Pengel gelaten over zich heen komen. John Thijm: ‘De situatie was ernstig. Na de verkiezingen had Pengel bekendgemaakt dat het partijbestuur demissionair was. Daarmee legde hij de
nps
feitelijk lam. Pro Patria wilde die demissionaire status
opheffen en nieuwe bestuursverkiezingen organiseren. In dat verband deed ze een aantal voorstellen, die echter geen genade vonden in de ogen van Pengel. Daar kwam bij dat Pro Patria het niet sportief van hem vond dat hij mensen als Kraag en Meyer de schuld gaf van de verkiezingsneder¬ laag. In reactie op dat verwijt maakte Pengel de leden van Pro Patria uit voor fyofyo, wat de relatie met hem er natuurlijk niet beter op maakte. Zijn gedrag was wel verklaarbaar. Pengel was ziek en verbitterd. Hij reali¬ seerde zich dat zijn politieke einde nabij was. Al zijn vechtlust was ver¬ dwenen en hij voelde zich steeds afhankelijker worden van anderen. Het was hem op medische gronden verboden alcohol te drinken of bepaalde
87
spijzen te nuttigen, maar hij hield zich niet aan dat voorschrift. Het ge¬ volg was dat zijn conditie steeds meer verslechterde. Een aanbod om zich in Venezuela te laten behandelen accepteerde hij onder druk van jonge¬ ren als Arron. Toen nieuws hierover echter in de krant verscheen, was hij teleurgesteld en zag hij af van de geplande reis.’7 De dood van Pengel op 5 juni en zijn begrafenis op 10 juni 19708 zorg¬ den binnen de
nps
voor consternatie. Het overlijden van de partijleider
werd alom betreurd, al stond voor ingewijden al geruime tijd vast dat Pengel niet langer over het fysieke vermogen en de ambitie beschikte om weer op volle sterkte in de politieke arena terug te keren. De vraag was op welke wijze de overdracht van het voorzitterschap van de partij moest worden geregeld. Was het mogelijk om op korte termijn verkiezingen voor een nieuw hoofdbestuur en een nieuwe partijraad te organiseren? De top van de
nps
trad snel en doortastend op. Het besluit over de over¬
dracht van het voorzitterschap van de partij werd enkele dagen voor de partijraadsvergadering van 5 juli genomen ten huize van R.W. (Tjoepi) Jessurun. In de woning van deze gerespecteerde vrouwenarts aan de Gemenelandsweg kwamen leden van het demissionaire hoofdbestuur en van de partijraad in vergadering bijeen. Behalve Tjoepi Jessurun - oudStatenlid en lid van de commissie volksgezondheid van de
nps
- en zijn
broer Frits Jessurun - gezaghebbend psychiater en partij adviseur9 - waren onder andere Walter Lim A Po, Ewald Meyer, André Morgenstond, Olton van Genderen en Henck Arron aanwezig. De vergadering was belegd van¬ uit een gedeeld gevoel dat de opvulling van het machtsvacuüm in de partij geen verder uitstel toeliet. Een aanwijzing dat Arron hoge ogen zou gooien waar het ging om het voorzitterschap van de
nps,
was dat hij (in opdracht van hoofdpropagan¬
dist Jacques Lemmer, beter bekend als Pa Lem) de begrafenis van Pengel had georganiseerd. Vooral aan de achterban was dit een signaal dat Arron het vertrouwen genoot van de partijtop en dat hij kans maakte om Pengel als leider van de
nps
op te volgen. Tijdens de vergadering bij Tjoepi
Jessurun thuis nam de partijtop het besluit om te breken met de gewoon¬ te het voorzitterschap van het hoofdbestuur en het voorzitterschap van de partijraad door een en dezelfde persoon te laten bekleden. De macht die Pengel zich op deze manier had toegeëigend, gecombineerd met het voorzitterschap van de Moederbond, achtten de aanwezigen niet voor continuering vatbaar. Na het vaststellen van dit principe bood de partij¬ top Arron het voorzitterschap van het hoofdbestuur aan en Olton van Gen¬ deren het voorzitterschap van de partijraad. Beide leden aanvaardden hun kandidatuur.
88
LEIDER VAN DE NPS
Lag de keuze voor Arron als voorzitter van de partij voor de hand? Arron: Pengel heeft ervoor gezorgd dat ik in 1961 in het hoofdbestuur van de nps
terechtkwam en dat ik in 1963,1967 en 1969 via de kandidatenlijst van de
partij een zetel in het parlement kreeg. De zichtbare verhouding tussen Pengel en mij was van dien aard dat niemand iets anders kon verwachten dan dat ik hem na zijn overlijden als partijleider zou opvolgen. Pengel verklaarde kort na de verkiezingen van 1969: ik ga niet terug naar het parlement. Door opschui¬ ving kwam ik toen in de Staten terecht. Ook dat was een indicatie dat hij mij als zijn opvolger in gedachten had. Want hij had ook in het parlement zitting kunnen nemen en af en toe zijn gezicht kunnen laten zien. Maar dat deed hij niet. Hij maakte doelbewust plaats voor mij. Daarnaast heeft Pengel mij vanaf het begin van mijn carrière in de nps bij alle grote politieke gebeurtenissen be¬ trokken. Hij heeft mij ook historisch ingeleid in de partij, door te praten, te ver¬ tellen: ga naar die, doe zo, lees dit, lees dat. Vandaar dat ik met recht kan zeg¬ gen dat Pengel mijn goeroe is geweest. Pengel had tijdens zijn leven Arron niet als zijn opvolger aangewezen. Ook had Pengel hem nooit rechtstreeks laten weten dat hij Arron als zijn opvolger zag: Je kunt zeggen dat het een reconstructie achteraf is, een inter¬ pretatie, maar uit zijn handelingen, uit zijn daden kon je het afleiden. Anders was ik er nooit gekomen. Vergeet niet dat ik van huis uit katholiek ben. Maar nogmaals: ik kan geen tastbare bewijzen overleggen dat Pengel heeft gezegd: Arron moet mijn opvolger worden. Maar alles wees erop.10 Volgens Arron is de overdracht van het voorzitterschap van de
nps
zonder slag of stoot verlopen. Het werd hem aangeboden; hij had er niet voor hoeven vechten. Hetzelfde gold voor Van Genderen. Hij was de enige kandidaat voor het voorzitterschap van de partijraad. De voorbereidende vergadering in de woning van Tjoepie Jessurun demonstreerde het begin van het herstel van de eenheid in de partij. Op 5 juli stemden de leden van de partijraad (samengesteld uit de afdelingen, onderafdelingen en kernen van de
nps)
met algemene stemmen in met de uitkomst van deze verga¬
dering. Arron werd voorzitter van het hoofdbestuur, Ahmed Karamat Ali ondervoorzitter en Michael Cambridge secretaris. Van Genderen werd voorzitter van de partijraad en Meyer secretaris. Met opzet was een noe¬ menswaardig aantal jongeren tot de hoogste partijfuncties toegelaten. Hierdoor was het onvermijdelijk dat verschillende seniorleden als Floris Zwakke (hoofdpropagandist en Moederbond-bestuurder) en André Mor¬ genstond (gedurende zeventien jaar secretaris van de partij) het hoofd¬ bestuur verlieten. Op de partijraadsvergadering werd het nieuwe hoofdbestuur als een verzoeningsbestuur gepresenteerd, ‘in de geest van en volgens de wens
89
van Pengel’. Om vertrouwen te wekken bij de achterban, werden de door Pengel geroyeerde NPs’ers Henny Getrouw, Fred Koorndijk en Alwin Lont toegelaten tot de partijraad, die vervolgens hun royement ongedaan maakte. De partijraad weigerde het overgangshoofdbestuur te erkennen dat zich in de week voorafgaande aan de partijraadsvergadering had ge¬ presenteerd (zie verderop). Namens dit bestuur tekende Wim van Eer protest aan tegen de gevolgde procedure, maar zowel voorzitter Arron als de partijraad wees zijn bezwaren van de hand. Voor twee leden van het overgangshoofdbestuur had de partijraad echter goed nieuws: één van hen werd aangewezen als penningmeester van het hoofdbestuur (Ronald Pocorni), de ander als lid van het partijraadsbestuur (Henk Resida). Van Eer zelf werd benoemd in een commissie, die belast werd met het voor¬ bereiden van een publicatie over de verdiensten van Pengel. Van deze commissie werd naderhand niets meer vernomen. In zijn eerste rede als partijvoorzitter11 verklaarde Arron dat hij de po¬ litiek van Pengel wenste voort te zetten. Volgens hem stelde de raciaal op, maar ging de
nps
vhp
zich
in zijn streven naar natievorming uit van de
integratiegedachte. Met verwijzing naar ontwikkelingen in Suriname richting black power merkte Arron op dat hij weigerde om racisme met racisme te bestrijden. Zijn belangrijkste kritiek reserveerde hij echter voor de sociaal-economische politiek van het kabinet-Sedney, waar naar zijn oordeel vooral de kleine man het slachtoffer van was. Waren deze uitlatingen in de geest van Pengel, met zijn aankondiging dat hij 1974 be¬ schouwde als het streefjaar voor de onafhankelijkheid van Suriname ging Arron duidelijk een stap verder dan zijn leermeester.12 Formeel heette het dat de partijraad op 5 juli een interim-hoofdbestuur en een interim-partijraadsbestuur had ingesteld en dat beide bestu¬ ren tot taak hadden om binnen zes maanden verkiezingen uit te schrijven om te komen tot een definitief hoofd- en partijraadsbestuur. Bedoelde verkiezingen vonden op 13 december plaats tijdens een vergadering van de partijraad. Deze besloot zich te verenigen met een motie die namens 22
afdelingen van de
nps
was ingediend door hoofdpropagandist Pa Lem.
De motie betrof een verzoek om het mandaat van de partijraad en van het hoofdbestuur met twee jaar te verlengen. Het voorstel werd met algemene stemmen aangenomen, evenals het voorstel om de partijraad uit te brei¬ den met het lid Arnold Kruisland. Tevens werd een motie van laatstge¬ noemd lid aangenomen, inhoudende de opdracht aan de partijleiding om de leden voorlichting te geven over de onafhankelijkheid en de daarbij te kiezen staatsvorm, en de machtiging aan de partijleiding om over het tijdstip en de vorm van de onafhankelijkheid te beslissen. Met het eerste
90
LEIDER VAN DE NPS
besluit van de partijraad was de benoeming van Arron tot partijvoorzitter en Van Genderen tot partijraadsvoorzitter definitief.13 Critici in de
nps
zouden er met enige regelmaat op wijzen dat Arron
altijd interim-voorzitter van de partij was gebleven. Zij wezen erop dat de verkiezingen van 13 december doorgestoken kaart waren. Sterker, er had¬ den helemaal geen verkiezingen plaatsgevonden. De partijraad had vol¬ staan met het accorderen van door Pa Lem verzamelde steunbetuigingen. Pa Lem gold als een van de belangrijkste verdedigers van Arron. Volgens zijn critici ging Arron doelbewust verkiezingen uit de weg uit vrees niet tot voorzitter te worden gekozen. Arron zelf ontkende dit en verwees naar het besluit van de partijraad, het hoogste bestuursorgaan in de nps. Deze had zijn mandaat verlengd en in het licht van het eerdere besluit van de raad had zijn voorzitterschap daarmee een permanent karakter gekregen. Verkiezingen wees hij af met het argument dat die onnodige onrust in de partij zouden veroorzaken. De
nps
was na het overlijden van Pengel al
ontredderd genoeg. Tijdens zijn voorzitterschap zou Arron het nooit op verkiezingen laten aankomen, maar consequent aansturen op verlengin¬ gen van zijn mandaat via besluiten van de partijraad.14 Hoewel de opvolging van Pengel door de top van de partij dus op een doortastende wijze was geregeld, is de overdracht van het voorzitterschap het onderwerp van geruchten en speculaties gebleven. Meerdere perso¬ nen binnen de partij achtten zichzelf geschikt voor het voorzitterschap of wensten invloed uit te oefenen op de verkiezing van de nieuwe partij¬ leider. Uit getuigenissen die over complotten, intriges en achterhoedege¬ vechten in omloop zijn, rijst noch een eenduidig noch een volledig beeld op. Toch is het interessant om op hoofdlijnen na te gaan hoe in die dagen de opvulling van het machtsvacuüm in de
nps
de gemoederen bezighield,
al was het maar om de overname van het leiderschap door Arron in een passende context te plaatsen. Waar het gaat om de deelnemers, blijkt dat verschillende groepen hun kansen wogen. Allereerst de Pro Patria-groep, die de partijerfenis veilig had willen stellen door een lans te breken voor meer democratie in de
nps .
Olton van Genderen was het politieke zwaargewicht van dit gezelschap. Daarnaast was er de commissie administratie, analyse en controle van de nps,
bestaande uit Michael Cambridge, Caesar Seedorf en Arnold Kruis¬
land. Deze commissie hield zich in opdracht van Pengel bezig met de or¬ ganisatorische herinrichting van de partij en had in 1967 en 1969 voor de nps
de verkiezingen georganiseerd. Voorzitter van de analysecommissie,
‘de ogen, de oren en de handen van Pengel’, was Cambridge, die ook lid was van het hoofdbestuur.15 Ten slotte was er een
nps-groep
die meer op
91
afstand van het hoofdbestuur en de fractie invloed probeerde uit te oefe¬ nen. Tot deze groep behoorden Ronald Pocorni, Wim van Eer, Humphrey Berggraaf en Sam Hagens. De leden van de Pro Patria-groep beschikten over slechte papieren. Wat tegen hen pleitte, was dat Pengel hen persoonlijk had afgeserveerd. Tijdens een massameeting van de
nps
op 20 maart 1970 had hij op een
niet mis te verstane wijze met de ‘verraders’ in zijn partij afgerekend.16 ‘Ewald, wij zijn dode doksen (eenden),’ had Chris Calor zijn partijgenoot Meyer bij die gelegenheid toevertrouwd. Niemand had het tweetal te¬ gengesproken. Los van de veroordeling door Pengel gold dat de leden van Pro Patria geen van allen, Van Genderen uitgezonderd, over de politieke ervaring en leiderschapskwaliteiten beschikten die nodig waren om het roer van Pengel over te nemen.17 De leden van de analysecommissie speelden in het ontstane krach¬ tenveld slechts een bescheiden rol. Pengel had geprobeerd de commissie in een kwaad daglicht te stellen door deze medeverantwoordelijk te ma¬ ken voor de geleden verkiezingsnederlaag. Hoewel hij hiermee maar be¬ perkt succes had geboekt, was het voldoende geweest om de reputatie van de commissie te beschadigen. Pengels toorn was voor een belangrijk deel ingegeven door de beschuldiging van de analysecommissie dat de partijleider blaam trof voor partijgelden die tijdens de verkiezingen wa¬ ren verdwenen. Deze irritaties over en weer namen niet weg dat in het bijzonder Cambridge een goede naam had in de partij. Hij werd gewaar¬ deerd vanwege zijn onvoorwaardelijke inzet en trouw, maar ook omdat hij onmiddellijk na het beëindigen van zijn economiestudie in Nederland naar Suriname was teruggekeerd en deskundigheid had opgebouwd op het gebied van ontwikkelingsvraagstukken. Hij gold echter niet als een serieuze kandidaat voor het voorzitterschap.18 De groep van Pocorni, Van Eer, Berggraaf en Hagens drong aan op het houden van tussentijdse verkiezingen voor het hoofdbestuur. Dit bracht haar in aanvaring met de NPS-fractie in de Staten, op dat moment het enige goed functionerende orgaan van de partij. De fractie huldigde het stand¬ punt dat tussentijdse bestuursverkiezingen tot ongewenste commotie zouden leiden. De groep liet zich door die reactie echter niet uit het veld slaan en stelde een commissie in ‘ter voorbereiding van de verkiezing van een nieuw hoofdbestuur’, met ].E. (Eddy) Vijzelman19 als voorzitter en Pocorni als secretaris. Deze commissie maakte op 28 juni 1970 via een communiqué bekend dat ‘ondergetekenden’ besloten hadden een ‘overgangshoofdbestuur’ te formeren. Dit bestuur diende lopende zaken af te handelen en de laatste wil van de overleden voorzitter uit te voeren, na-
92
LEIDER VAN DE NPS
melijk een hoofdbestuur samenstellen bestaande uit ‘jonge, militante en integere’ leden. Het ‘overgangshoofdbestuur’ bestond volgens het commu¬ niqué uit de volgende leden: Van Eer, Arron, Pocorni, Resida, Cambridge, Berggraaf, Morgenstond, Frank Pinas en Johan Chin Kwie ]oe. De com¬ missie kondigde aan dat de afdelingen van de
nps
op een ingelaste ‘spoed¬
vergadering’ tijdens de bijeenkomst van de partijraad op 5 juli ingelicht zouden worden over de genomen stappen. De actie van de commissie werd door menigeen uitgelegd als een po¬ ging om de
nps
te ‘coupen’. Hoewel de initiatiefnemers dit ontkenden en
kenbaar maakten slechts iets te willen doen om uit de ontstane impasse te geraken, namen velen aan dat zij op 5 juli een formele erkenning wens¬ ten af te dwingen voor het ‘overgangshoofdbestuur’. Maar zover zou het niet komen. Toen de initiatiefnemers langs gingen bij ‘leden’ van het ‘overgangshoofdbestuur’ om hen bij elkaar te roepen, weigerde Arron om mee te gaan. Ook liet hij weten het communiqué niet te zullen onderte¬ kenen. Voelde Arron intuïtief aan dat deze vorm van powerplay tot mis¬ lukken gedoemd was? Zijn fractiegenoten en medehoofdbestuursleden Cambridge en Pinas zagen er eveneens vanaf om de initiatiefnemers te volgen en het communiqué van hun handtekening te voorzien. De groepPocorni werd vervolgens de pas afgesneden door de voorbereidende bij¬ eenkomst bij Tjoepi Jessurun thuis. De haast waarmee de partijtop bij el¬ kaar kwam en een voorstel voor de partijraadsvergadering voorbereidde, was een direct gevolg van het drijven van deze groep. Zoals gezegd, zou de partijraad op 5 juli het ‘overgangshoofdbestuur’ niet erkennen.20 Was Arron de best geëquipeerde kandidaat voor het voorzitterschap? John Thijm: ‘Omdat Pengel had geweigerd zijn zetel in het parlement in te nemen, kwam Arron in de Staten. Als fractieleider had Pengel Chris Calor aangewezen. Olton van Genderen maakte het Calor moeilijk om die functie naar behoren uit te oefenen. Van Genderen was veel langer actief voor de
nps
dan Calor en vond daarom dat Pengel hem fractielei¬
der had moeten maken. Omdat Calor dacht dat ook Arron aasde op zijn positie, bedankte hij voor de functie van fractieleider. Tegen de verwach¬ ting in bleef de fight tussen Van Genderen en Arron uit. Van Genderen werd de nieuwe fractieleider en Arron ging hiermee akkoord. Dat was voor mij een aanwijzing dat hij voorzitter van de partij wilde worden. In de fractie werd toen ook gezegd: Arron is al secretaris van het bestuur, waarom wordt hij geen voorzitter? Henck heeft zijn streken, maar hij kan wel wat. Hij behoort tot Jopies inner circle, is ambitieus en toont zich agressief als hij iets wil bereiken. Voor de partij is hij waardevol. Daar kwam bij dat hij geen concurrenten had.’21
93
Michael Cambridge: ‘Arron was een vertrouweling van Pengel. Hij hield als Statenlid goede redevoeringen, maar op instigatie van Pengel. Ook als hij politieke tegenstanders onderuit haalde, dan gebeurde dat in opdracht van Pengel. Maar Pengel waardeerde de loyaliteit van Arron en de rol die hij op zich nam zeer. Hij vond dat Arron talent had als volks¬ menner, niet als bedenker van strategieën. Dat talent had hij kennelijk in aanleg wel, want toen hij minister-president werd, kwam dit er wel uit. Maar in 1970 was dit nog niet zichtbaar. Van Genderen dacht de macht over te nemen door Arron als een buffer tussen hemzelf en de analysecommissie te plaatsen. Hij wilde deze commissie uitschakelen met Arron als voorzitter en zichzelf als partijraadsvoorzitter. Van Genderen meende dat hij voor Arron niet bang hoefde te zijn, maar dit was zijn nekslag. Hij heeft Arron onderschat, want die sloeg toe.’22 Otmar Rodgers, toen nog geen lid van de NPS-fractie: ‘Henck stak niet boven de andere jongeren in de partij uit. Allen hadden zo hun ver¬ diensten. Maar hij viel op, omdat hij een goede entree tot Pengel had, omdat hij zijn welbespraaktheid en politiek inzicht had gedemonstreerd in de Staten en omdat hij er nooit blijk van had gegeven te willen meezin¬ gen in het Pro Patria-koor. Arron was, kortom, het minst controversieel en het meest eerlijk, ook al had hij zijn streken. Hij was ook opener dan veel anderen en leek sneller aan te voelen wanneer hij zou vastlopen. Dat hij getrouwd was met een Leeuwin, een telg uit een vooraanstaande
ebg-
familie, werkte zeker in zijn voordeel. Ook de combinatie met Van Gen¬ deren wekte vertrouwen. Pas naderhand ontdekte men dat Arron de slimste van de twee was.’23 Frank Pinas: Arron en Van Genderen hadden beiden de ambitie om voorzitter te worden. Hoewel zij zich lieten kennen als heel verschillen¬ de persoonlijkheden, waren zij als politici aan elkaar gewaagd. Ze vertegen¬ woordigden verschillende stromingen binnen de
nps
en vulden elkaar in
meerdere opzichten aan. Een gedeeld leiderschap was op dat moment een voor de hand liggende oplossing. Dat Arron en niet Van Genderen partijvoorzitter werd, lag volgens mij aan twee dingen. Arron had zich, anders dan Van Genderen, nooit ingelaten met Pro Patria-activiteiten. Bovendien had hij zich gedistantieerd van de couppoging van Pocorni. Dat wekte vertrouwen bij de top van de partij. De verwachting was dat hij zich niet snel tot onbezonnen acties zou laten verleiden.’24 Johan Ferrier: Arron manifesteerde zich al jong als spreekbuis van Pengel, maar toch had ik niet gedacht dat hij het als kroonprins zou red¬ den. Pas door het wegvallen van Essed en Sedney kwam hij prominenter in beeld. In de Staten was hij niet dominant aanwezig. Hij etaleerde geen
LEIDER VAN DE NPS
eigen visie, maar beperkte zich tot het naar voren laten komen van de NPS-standpunten. Dit was niet ongewoon, want het laten horen van af¬ wijkende meningen was natuurlijk alleen mogelijk met toestemming van Pengel. Arron wist wel mensen aan zich te binden. Hij was in zekere zin een geluksvogel. Dat is ook later in zijn carrière gebleken. De leiding van de
nps
heeft hij uiteindelijk in de schoot geworpen gekregen.’2S
Ordwin Kemble, betrokken
NPs’er
die Arron in 1971 zou seconderen
tijdens het Kort Geding-debat (zie verderop): ‘Niemand dacht aan Arron als opvolger van Pengel. Daarvoor werd hij als jongere te veel door andere nps
ers overvleugeld. Het waren de oudere partijleden, zoals Van Gende¬
ren, die het meest op de voorgrond traden. Toch werd Arron het dankzij de chaos en verdeeldheid in de partij. Er moest snel een voorzitter komen. De leden van Pro Patria waren in diskrediet geraakt. Arron bleef over.’26 Over het voorzitterschap van Arron zou nog geruime tijd de schaduw van Pengel blijven hangen. Het stempel dat deze op de Surinaamse poli¬ tiek had gedrukt en de mythische reputatie die hij zich had verworven, lieten zich niet gemakkelijk uit het collectieve geheugen wissen. De situ¬ atie had iets paradoxaals. De nagedachtenis aan Pengel vormde voor Arron een hindernis om zichzelf al te nadrukkelijk te profileren en toe te groeien naar een krachtig leiderschap. Tegelijk had hij de herinnering aan zijn voorganger nodig om zich bij zijn achterban te kunnen legitime¬ ren en voor zichzelf een rechtmatige plaats op te eisen. Door zijn hande¬ lingen te toetsen aan de erfenis van Pengel erkende Arron dat deze hem als politicus had gevormd en benadrukte hij de continuïteit van de koers van de partij. Maar gesteld voor actuele vraagstukken was het onvermijde¬ lijk dat hij aan bepaalde facetten van het NPS-beleid een nieuwe invulling gaf.27 De rouwperiode die de partij sinds het verscheiden van haar voorzit¬ ter in acht had genomen, hief de NPS-leiding op 20 januari (zijn geboorte¬ dag) 1971 op.28 Voor zijn aanhangers betekende dit niet het openslaan van een nieuwe bladzijde in de partijgeschiedenis. De nagedachtenis aan de bewonderde fesiman (leidsman) bleef voor menig NPs’er een onmisbaar houvast. Ieder jaar grepen partijgenoten zijn sterfdag aan om hem op ge¬ paste wijze eer te bewijzen. In bewoordingen waarin respect en devotie doorklonken en religieuze ondertonen (ontleend aan de tradities van de ebg)
niet ontbraken, werden de daden van de overledene gememoreerd
en aan de leden ten voorbeeld gesteld. Bij de kranslegging op het graf van Pengel op 5 juni 1971 verklaarde Arron dat woorden tekortschoten om zijn partijgenoten te kunnen troos¬ ten. Wel zei hij te weten dat de geest van de ontslapen partijvoorzitter
95
met de partij en haar leden was en dat deze geest de partij zou behoeden ‘voor alle vijandelijke aanvallen’. Van Genderen bracht de ‘profetische woorden’ in herinnering die Pengel in 1968 gesproken had: ‘En men zal mij zoeken. En men zal mij roepen. Maar dan zal ik deze roepstem niet meer horen. Ik zal er niet meer zijn. Dan zal ik ver, ver, ver zijn. Ver in de woestijn. Het zal dan te laat zijn, te laat.’ Misschien, zo suggereerde Van Genderen, was het voor de overledene te laat, maar zijn volgelingen had¬ den alle gelegenheid om zijn werk voort te zetten. Door zijn ideeën uit te dragen, kon Suriname ‘gezuiverd worden van alle plagen die op haar rust¬ ten’.29 Een van de hoogtepunten bij de viering van het 25-jarig bestaan van de nps was de onthulling van een doek van Pengel, getiteld De dood van een grote zoon. Het was vervaardigd door de schilder Robbert Doelwijt.30 Twee jaar na het heengaan van Pengel reageerde de gemeenschap ge¬ schokt op het bericht dat zijn graf was geschonden en dat er persoonlijke voorwerpen uit zijn kist waren gestolen, waarschijnlijk met de bedoeling deze voor obia sani (magische praktijken) te gebruiken.31 In de aanloop naar de verkiezingen van 1973 erkende Arron dat de figuur van Pengel niet te vervangen was.32 Tijdens deze verkiezingen vond de langspeelplaat In Memoriam Johan Adolf Pengel gretig aftrek en werden fragmenten uit toe¬ spraken die op het vinyl waren verzameld frequent afgespeeld, tijdens NPK-campagnes, op radiostations en in winkels.33 Het werk van een comité standbeeld J.A. Pengel, dat enkele dagen na zijn overlijden door vooraanstaande NPs’ers was opgericht en waarvan Arron in 1973 erevoorzitter was geworden, resulteerde op 5 juni 1974 in de onthulling van een bronzen standbeeld van Pengel door zijn weduwe. De meer dan levensgrote sculptuur van de hand van Stuart Robles de Me¬ dina werd geplaatst op het Onafhankelijkheidsplein, toen nog Oranjeplein geheten. Statenvoorzitter Wijntuin herinnerde het toegestroomde publiek eraan dat Pengel de integratiepolitiek in Suriname had geïntro¬ duceerd. Hoofdpropagandist Pa Lem beaamde dit en voorspelde dat Arron alles wat Pengel had gezegd, zou realiseren. Arron meende dat de levens¬ filosofie van Pengel door het standbeeld werd belichaamd: ‘Wij zullen de weg opgaan die hij ons gewezen heeft, de weg naar vrijheid en zelfstan¬ digheid.’34 De onthulling van het standbeeld van Pengel was een zorgvuldig ge¬ regisseerd evenement, waarbij de mannenkoren Maranatha en Harmonie gewijde liederen zongen, de gouverneur, de Statenvoorzitter, de NPS-hoofdpropagandist en de nps-voorzitter redevoeringen hielden, het volkslied werd gezongen en talrijke kransen werden gelegd, behalve door partijpro-
LEIDER VAN DE NPS
minenten en leden van de coalitie ook door oppositieleider Lachmon. Voor Pengels aanhangers, die in groten getale waren komen opdagen, was het beeld het tastbare bewijs dat de grote leider nog altijd onder de mensen verbleef en dat niemand aan zijn nalatenschap voorbij kon gaan. Vanaf juni 1974 zou niet langer begraafplaats Mariusrust, waar het stoffelijk overschot van Pengel was bijgezet, maar het beeld van Pengel de ontmoe¬ tingsplek worden voor partijgangers die hun gewezen leider eer wilden bewijzen.35
BREDE BASIS-POLITIEK
Voor de
vhp
betekende de deelname aan het kabinet-Sedney een triom¬
fantelijke terugkeer in het politieke machtscentrum. Met negentien zetels beschikte het partijblok (waartoe ook de
sri
behoorde) over een domi¬
nante positie in de Staten. Hoewel de samenwerking met de
nps
al in
1967 was verbroken, weigerde Lachmon op voorhand af te zien van het betrekken van deze partij bij de regering. Mede als handreiking aan Pen¬ gel had hij, na diens weigering om premier te worden, Jules Sedney in die functie naar voren geschoven. Ondanks diens PNP-affiliatie gold deze niet als een grote rivaal van de NPS-leider.36 Maar tot zijn teleurstelling was Pengel ook na deze geste niet ingegaan op zijn aanbod om tot de regering toe te treden. Toch was dit voor Lachmon geen reden om zijn avances richting de
nps
op te schorten. Wat hem bij Pengel niet was gelukt, zou
hij mogelijk bij zijn opvolger wel voor elkaar krijgen. Het manoeuvreren van Lachmon werd ingegeven door angst voor op¬ lopende spanningen tussen Creolen en Hindostanen, die in toenemende mate aan de oppervlakte traden. Het was zijn overtuiging dat een
vhp-
NPS-regering, met een breed draagvlak in de samenleving, deze spannin¬ gen gemakkelijker zou kunnen beheersen dan een regering bestaande uit de
vhp
en een Creoolse splinterpartij. Doordat de oppositie de regering
niet ten onrechte wegzette als een Hindostaans machtsblok voorzien van een Creools randje, kreeg kritiek op het kabinet-Sedney bijna als vanzelf een etnische lading, wat de latente frictie tussen de twee grootste bevol¬ kingsgroepen een merkbare impuls gaf. Een van de onderwerpen waar de regering en de oppositie sterk tegengestelde standpunten over innamen, was de onafhankelijkheid (zie volgende paragraaf). De kritiek van de oppo¬ sitie was dat de PNP-ministers aan de leiband liepen van VHP-leider Lachmon, voor wie de handhaving van de Koninkrijksbanden boven ie¬ dere discussie verheven was. Dit was opmerkelijk, omdat PNP-ministers als Sedney en Essed in het verleden volmondig hun steun hadden betuigd aan het onafhankelijkheidsstreven van de nps.
97
De oppositie reageerde überhaupt fel op voorstellen en besluiten van de regering, soms op het onredelijke af. Toen het kabinet-Sedney op 4 fe¬ bruari 1970 besloot om Holi Phagwa en Id-ul-Fitr tot nationale feestda¬ gen uit te roepen ten koste van Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag die de status van christelijke feestdag kregen, liet de
nps
weten dit initia¬
tief te beschouwen als een miskenning van de plaats van christenen in de samenleving en als het tornen aan hun verworven rechten. De regering stelde hier tegenover dat christenen door de maatregel geen onrecht werd aangedaan. Dat de (cck),
nps,
anders dan het Comité Christelijke Kerken
zich verzette tegen vrije dagen voor hindoes en moslims, toonde
volgens het kabinet dat de partij kennelijk niet de bereidheid op kon brengen om hen als gelijkwaardige burgers te erkennen.37 Toen de regering een jaar later, onder druk van de publieke opinie en na afstemming met het
cck,
Tweede Paasdag wederom als nationale
feestdag proclameerde, maar ditmaal ten koste van Hemelvaartsdag, zet¬ te de oppositie andermaal de hakken in het zand. Twee moties van de NPS-fractie, inhoudende het herstel van Tweede Pinksterdag en Hemel¬ vaartsdag als nationale feestdagen en het uitroepen van Id-ul-Zoha en Divali tot nationale feestdagen, werden echter door het parlement ver¬ worpen. Op 22 april 1971 legden de Staten bij wet Holi Phagwa, Id-ul-Fitr en Tweede Paasdag als nationale feestdagen vast en kwam Hemelvaarts¬ dag als nationale feestdag te vervallen. Tijdens de debatten schamperde Van Genderen dat als ‘de regering Lachmon’ meer macht zou worden toe¬ bedeeld, zelfs de zondag zou worden afgeschaft.38 Later dat jaar waren de nps
en de
pnr
opvallend zuinig met hun waardering voor het besluit van
de regering om het ‘afgoderijartikel’ uit het Wetboek van Strafrecht te schrappen.39 Een andere aanwijzing, volgens de oppositie, dat Hindostanen in de regering de dienst uitmaakten, was het benoemingsbeleid van het kabi¬ net. De dominantie van de
vhp zou
blijken uit een opvallende toename
van Hindostanen in hogere ambtelijke functies. Naar het oordeel van de oppositie had het kabinet na het ‘regelen’ van partijgenoten en het over¬ plaatsen of ontheffen van ambtenaren die aan de regering-Pengel waren gelieerd, een personeelsstop ingesteld, waarvan alleen werd afgeweken ingeval partijgenoten voor bewezen diensten met een passende functie dienden te worden beloond. Los van de partijdigheid van het systeem constateerde de oppositie dat de benoemingen geen kwaliteitsimpuls tot gevolg hadden, getuige de chaos op een aantal departementen. Volgens de nps
en de
pnr
spande het ministerie van Onderwijs en Volksontwikke¬
ling wat dit aanging de kroon. De kritiek leek vooral voor de bühne be-
98
LEIDER VAN DE NPS
doeld. De zittende regering hanteerde een benoemingsbeleid dat in es¬ sentie niet afweek van dat van voorgaande regeringen.40 Het wegvallen van een bindende figuur als Pengel stimuleerde de op¬ richting van een aantal Creoolse groeperingen als Krikomaka (Krioro kon makandra - Creolen verenigt u). Deze gaven uiting aan hun frustratie over de macht van de Hindostanen, die in VHP-verband een hecht front vormden, en over de onmacht van de Creolen, die over meerdere politieke organisaties waren verdeeld. Was Pengel voor de Creolen een succesvol pleitbezorger van hun belangen geweest met wie zij zich duidelijk had¬ den kunnen identificeren, Arron gold als een nieuwkomer, die nog niet de gelegenheid had gehad zijn leiderschapskwaliteiten en daadkracht te tonen. Het doel van de buitenparlementaire groeperingen - waarvan de leiders vooral uit de
pnp
kwamen en moeite hadden met de ondergeschik¬
te positie van hun partij in het kabinet-Sedney - was het kweken van een ‘zwart bewustzijn’ en het herstellen van de eenheid onder de Creolen. De en de pnr spraken zich uit tegen etnische blokvorming, maar erkenden
nps
dat de levensomstandigheden van de Creolen verbetering behoefden.41 In dit klimaat van toenemende tegenstellingen tastten de pnp
enerzijds en de
nps
vhp
en de
anderzijds, op initiatief van Lachmon, informeel
de mogelijkheden af om te komen tot de vorming van een nationaal kabi¬ net. Arron liet weten hier welwillend tegenover te staan.42 Tijdens een massameeting van de
nps
op 14 oktober 1970, de eerste sinds het overlij¬
den van Pengel, wees hij resoluut het beleid van de zittende regering af. Volgens hem was het kabinet-Sedney onbekwaam om Suriname te besturen. Ministers hadden het land in ‘een precaire en ook explosieve toestand’ gebracht en ervoor gezorgd dat een deel van de bevolking grote armoede leed, terwijl een ‘bepaalde groep’ economisch sterker was geworden. De pnp
kon naar zijn zeggen niets voor het volk doen, aangezien zij ‘in de
coup van de
vhp
zat’. Arron merkte op niet meer te geloven in de door
Lachmon gepropageerde verbroederingspolitiek, maar wel in een kabinet op brede basis: ‘In het belang van land en volk doe ik een beroep op de vhp
om te komen tot een nationale regering. De nps zal voor geen enkele
uitdaging uit de weg gaan. De massale opkomst hedenavond heeft getoond dat de nps kan rekenen op de onmisbare steun.’43 Geruchten dat Lachmon opnieuw toenadering zocht tot Arron circu¬ leerden niet toevallig nadat bekend was geworden dat het partijkabinet van de
pnr
zijn vertegenwoordiger in het parlement, Bruma, had ge¬
machtigd om nauwer samen te werken met de NPS-fractie. De
pnr
ver¬
klaarde te streven naar een krachtige en eendrachtige oppositie in de Staten om te kunnen strijden tegen ‘het misbruik’ dat de coalitie maakte
99
van haar numerieke meerderheid in het parlement en tegen de ‘provoce¬ rende raciale groepspolitiek van de VHP-leiding’.44 De NPS-fractie, inge¬ nomen met de opstelling van de
pnr,
van onderhandelingen tussen de
nps
ontkende dat er sprake was geweest en devHP en liet weten zich niet te
laten misbruiken ‘als chantage-instrument tussen de coalitiepartners’. Hoewel er in de partijtop, zoals gezegd bij Arron, maar ook in de partij¬ raad, voorstanders waren van een brede basis-politiek, was duidelijk dat tegelijk veel NPs’ers er rekening mee hielden dat door toe te treden tot het kabinet-Sedney de impopulariteit van een aantal ministers ook nega¬ tief op de NPS-ministers zou afstralen. Het hoofdbestuur van de
nps
liet
op 9 juli 1971 in een verklaring weten dat de partij onder de gegeven om¬ standigheden niet bereid was tot regeringsdeelname, maar ‘met alle haar ten dienste staande wettige middelen’ wilde bewerkstelligen dat er nieu¬ we verkiezingen zouden worden gehouden.45 Verwijzend naar de crisissituatie in het land, vooral op het gebied van de werkgelegenheid, had Arron eerder al voorspeld dat ‘de opstand’ geen twee jaar meer zou uitblijven en dat deze waarschijnlijk dichterbij was dan de meeste mensen dachten.46 Hij toonde hiermee over een voor¬ uitziende blik te beschikken. Tijdens een massameeting van de
nps
op
27 augustus bouwden sprekers voort op deze gedachtelijn en gingen zij uitgebreid in op de armoede, onzekerheid en wanhoop onder de bevol¬ king. Zij stelden dat de maat vol was en zinspeelden op het houden van demonstraties. Arron herhaalde het voornemen van de nps om de regering tot aftreden te dwingen en nieuwe verkiezingen te laten uitschrijven. Hierdoor zou naar zijn zeggen een parlement dat representatief was voor de volkswil kunnen toewerken naar een normalisering van de politieke en maatschappelijke verhoudingen.47 In vervolg op een driedaagse algemene staking, georganiseerd door de vier vakcentrales, vroeg de NPS-fractie via een interpellatievoorstel om een ontbinding van de Staten. Voorzitter Lachmon weigerde dit voorstel in behandeling te nemen. Dezelfde boodschap verpakte het hoofdbestuur van de partij in een petitie, die aan gouverneur Ferrier werd aangeboden. Ook hierin bekritiseerde de
nps
‘het ondeugdelijke beleid’ van de rege¬
ring die bezig was het land ‘naar de afgrond van revolutie en anarchie’ te voeren. Ferrier weigerde echter het verzoek tot ontbinding van de Staten te honoreren. Het voorstel dat Bruma aan de
nps
deed om de zetels van
beide partijen terug te geven en zich als totale oppositie terug te trekken uit het parlement, sloeg Arron af.48 Op 23 januari 1972 bood Lachmon de
nps
drie ministerszetels aan.
Uitspraken van Arron ten gunste van de onafhankelijkheid, door hem in
100
LEIDER VAN DE NPS
het Nederlandse televisieprogramma Kort Geding gedaan (zie volgende paragraaf), waren hier de directe aanleiding toe.49 Arron: Er gingen toen stemmen op in de partij om op het aanbod in te gaan, maar ik was er pertinent op tegen. Ik heb wel gesprekken gevoerd, onder andere met Sedney. Maar ik dacht dat het een goede leerschool voor de nps zou zijn om rustig de verkie¬ zingen af te wachten en voorbereidingen te treffen voor de echte grote strijd. Bovendien was ik van mening dat het volksbedrog zou zijn geweest als we het aanbod hadden aanvaard. In ig6g had de nps namelijk duidelijk gesteld dat zij niet in een kabinet zou gaan zitten als zij de verkiezingen zou verliezen. Dan kan je daar niet zomaar op terugkomen. Ten slotte was het aanbod ook politiek niet interessant, omdat Lachmon zag dat regeren zonder de nps cata¬ strofaal is. Zijn coalitie was uitermate kwetsbaar. Toetreden tot de coalitie zou onze uitgangspositie bij de eerstvolgende verkiezingen enorm verzwakken. Was Arron ‘pertinent’ tegen de brede basis-politiek? Een feit is dat dit de conclusie was die de NPS-leider uiteindelijk zou trekken en waar hij vervolgens demonstratief naar zou handelen. Maar in de aanloop naar dit besluit hield hij lange tijd alle opties open, neigde hij sterk naar deelname van de
nps
aan een nationaal kabinet, al liet hij nooit na ook zijn reserves
hierover te laten doorschemeren. Deze behoedzame opstelling, die in de pers tot allerlei speculaties leidde50, kwam voort uit zijn opvatting dat de discussie over de brede basis niet een principieel, maar een politiek ka¬ rakter had. De vraag was niet op welke wijze deelname aan een nationaal kabinet zich verhield tot de beginselen van de partij en met een beroep op die principes als gerechtvaardigd kon worden bestempeld. De kern van de zaak was welke aanwijsbare voordelen de
nps
kon ontlenen aan een even¬
tueel toetreden tot de regering en hoe groot het draagvlak voor een derge¬ lijke stap was bij de achterban. Tegelijk wees Arrons voorzichtige manoeu¬ vreren op nog iets anders. Hij realiseerde zich dat de discussie over de brede basis de eerste majeure kwestie was waarvoor hij zich als politiek leider gesteld zag. Hij kon zich niet alleen geen misstap veroorloven, ster¬ ker, zou hij erin slagen een voor de
nps
aansprekend resultaat te boeken,
dan zou dit zijn leiderschap ontegenzeglijk versterken. Bij het bepalen van zijn standpunt ten aanzien van de brede basis-po¬ litiek was Arrons voornaamste zorg in hoeverre hij Lachmon kon vertrou¬ wen. Het ‘verraad der Hindostanen’ zat nog tamelijk vers in zijn geheugen en werd gevoed door hardnekkige geruchten dat Lachmon er met zijn aanbod vooral opuit zou zijn om verdeeldheid onder de Creolen te zaaien. Hij zou willen verhinderen dat de
nps
en de
pnr
als oppositiepartijen
verder naar elkaar toe zouden groeien. Bovendien zou hij in een coalitie met de
pnp
en de
nps
de eerste viool willen spelen in de hoop daarmee
101
de onafhankelijkheid op de lange baan te kunnen schuiven. Ten slotte zou Lachmon de
pnp
zijn macht willen tonen en willen straffen voor
haar kritische opstelling in het parlement. Om die reden hield hij het PNP-blok met de
(pnp, psv, pbp
nps.
en
ktpi)51
Kopstukken van de
vooralsnog buiten de besprekingen
pnp
en de
psv
keurden de handelwijze
van Lachmon zonder omhaal af. Zij betichtten de VHP-leider van oppor¬ tunisme, laakten zijn pogingen om de
pnp
te disciplineren en benadruk¬
ten dat een parlement niet tot taak had te fungeren als applausmachine van de regering. Het kritisch volgen van het kabinet door een coalitie¬ partner was in de Surinaamse politieke cultuur misschien ongebruike¬ lijk, maar voor de PNP-fractie gold dit dualisme als het simpelweg in acht nemen van bepaalde democratische beginselen.52 Hoewel het initiatief van Lachmon groepen NPs’ers tegen de borst stuitte, viel, zoals gezegd, zijn aanbod bij delen van de partijtop in goede aarde. Voorstanders van een herstel van de NPS-VHP-samenwerking wa¬ ren vooral te vinden bij de gevestigde partij elite, dat wil zeggen bij leden als Van Genderen, Meyer, Kraag, Calor en de gebroeders Jessurun. Een aantal van hen werd genoemd als gegadigde voor een ministerspost, mocht de
nps
besluiten zitting te nemen in een kabinet met de
vhp.
In het bij¬
zonder Van Genderen, die samen met Arron het overleg met Lachmon had gevoerd, was een exponent van de brede basis-gedachte. Het was zijn overtuiging dat Suriname alleen goed te besturen viel met de uitvoeren¬ de macht in handen van een NPS-VHP-coalitie. De kabinetten die het land tussen 1958 en 1967 hadden geleid, waren hier volgens hem het overtui¬ gende bewijs van.53 De manoeuvres van Lachmon werden door de
pnr
met argusogen ge¬
volgd. De partij had er alle belang bij de oppositionele samenwerking met de
nps
te continueren. Buiten de
nps
waren er in het parlement
geen partners waarmee de eenmansfractie een bondgenootschap zou kunnen aangaan. Met verwijzing naar de besprekingen die de vhp
nps
met de
voerde over een eventuele deelname van de partij aan de regering,
deed Bruma op 25 januari in een open brief aan Van Genderen het ver¬ zoek ‘mij mede te delen of u het nog geen tijd acht mij in te lichten over deze merkwaardige en belangrijke koerswijziging van uw partij’. Natuur¬ lijk was de
nps
vrij in haar politieke denken en handelen, maar voor een
goed functioneren van de oppositie, die twee jaar lang gezamenlijk was opgetrokken, was het volgens Bruma noodzakelijk dat er geen twijfel be¬ stond over de opvattingen van de
nps
met betrekking tot het beleid van
de regering.54 Bruma voerde de druk op met een tweede brief, gericht aan Staten-
102
LEIDER VAN DE NPS
voorzitter Lachmon. In dit schrijven, gedateerd 27 januari, stelde hij vast dat Lachmon bezig was de
nps
als oppositiegroep in het parlement op te
rollen en daarmee de oppositie terug te brengen tot welgeteld één zetel, namelijk die van de
pnr.
Bruma deed een beroep op Lachmon om geen
‘dictatuur van de regeringspartijen’ te vestigen en de parlementaire de¬ mocratie in Suriname niet te liquideren. Een oppositie bestaande uit één Statenlid kon immers geen vergaderingen aanvragen, geen moties indie¬ nen, ja zelfs geen schorsing aanvragen zonder steun van de regeringspar¬ tijen. Bruma: ‘Het is wel bittere ironie, dat juist u, die bij herhaling waar¬ borgen vraagt voor de handhaving van de democratie in een toekomstig onafhankelijk Suriname, in de enige aan uw zorgen toevertrouwde staats¬ instelling de democratische orde vernietigt.’55 Op 30 januari vergaderde de partijraad van de
nps
over het aanbod
van Lachmon om drie vrijgevallen posten in het kabinet-Sedney (Onder¬ wijs en Volksontwikkeling, Arbeid en Volkshuisvesting, en Volksgezond¬ heid) door NPS-ministers te laten innemen.56 Hoe moeilijk deze kwestie binnen de partij lag, was al gebleken uit het feit dat de oorspronkelijk op 25 januari geplande bijeenkomst niet was doorgegaan. Het partijbestuur benutte de tussenliggende dagen om de NPS-kernen tekst en uitleg te ge¬ ven over de besprekingen die met Lachmon waren gevoerd. Tijdens de partijraadsvergadering roerden voor- en tegenstanders van de brede basis zich op een niet mis te verstane wijze. Fel was de oppositie van Otmar Rodgers, die opmerkte een toetreden van de
nps
tot het kabinet-Sedney
met geen mogelijkheid te kunnen rijmen met de oppositie die de partij twee jaar lang tegen dit kabinet had gevoerd. Hoe geloofwaardig was de partij als zij ineens medeverantwoordelijkheid zou gaan dragen voor be¬ leid dat zij al die tijd had afgewezen? En waarom zou de haupt geroepen moeten voelen om de
vhp
nps
zich über¬
uit ‘de impasse van een mis¬
lukt beleid’ te helpen? Andere sprekers, onder wie Pa Lem, Walter Zalmijn en Salam Paul Somohardjo57, betoonden zich vurige voorstanders van samenwerking. Toetreding tot het kabinet zou de
nps
in de gelegenheid stellen het de¬
sastreuze sociaal-economische beleid van de regering om te buigen. Rodgers bracht hier tegenin dat niemand de garantie kon geven dat de nps
met drie zetels in het kabinet werkelijk invloed zou kunnen uitoefe¬
nen, te meer niet daar de desbetreffende departementen ‘probleemministeries’ waren. De nps
zou
daarmee het risico lopen de schuld te krijgen
van wanorde, mocht deze ontstaan. Weer andere sprekers verklaarden moeite te hebben om samen te werken met de
pnp,
die immers een
hoofdrol had gespeeld bij het ten val brengen van het kabinet-Pengel. Zij
103
stelden dat de
nps,
mocht
zij
besluiten toe te treden tot de regering,
recht had op meer kabinetsposten dan de
pnp,
die immers een kleinere
fractie vormde in de Staten. Tijdens de vergadering bleek dat veel niet-partijraadsleden zich toe¬ gang tot Grun Dyari hadden verschaft. Uit deze gelederen, waar naar ver¬ luidt aanhangers van de
pnp
zich tussen hadden genesteld, kwamen de
meest fervente protesten tegen het voorstel van Lachmon. Arron en Van Genderen verdedigden - de eerste terughoudender dan de laatste - de brede basis en hadden moeite om de menigte in toom te houden. Met zijn uitspraak ‘dat een regering zonder de een regering zonder de
vhp
nps
niet mogelijk is, maar dat ook
onmogelijk is’ leek Arron voorstanders van
de brede basis gerust te willen stellen, zonder dat hij aanstalten maakte zich op iets concreets vast te leggen. Rekening houdend met de stemming op het partijterrein en zoekend naar een compromis legde hij de vergade¬ ring de vraag voor of er een NPS-VHP-samenwerking diende te komen ‘in een ander verband’. Nadat hij en Van Genderen hadden vastgesteld dat zich onder de aanwezigen een duidelijke meerderheid voor dit standpunt aftekende, was het gejuich niet van de lucht. Na afloop van de vergadering gaf de partijraad het volgende communiqué uit: ‘De uitdrukkelijke wens van de partijraad is, dat het huidige kabinet aftreedt, waarna de
nps
eventueel wel bereid is in een nieuw kabinet mede regeringsverantwoor¬ delijkheid te dragen. De mengaan met de
vhp
nps
staat niet afwijzend tegen een eventueel sa¬
in een nieuw te vormen kabinet onder de alsdan
overeen te komen voorwaarden.’58 Tijdens een persconferentie op 1 februari verklaarde Lachmon te¬ leurgesteld te zijn over de uitkomst van de partijraadsvergadering. Zijn toenaderingspogingen waren naar zijn zeggen bedoeld om het wantrou¬ wen tegen de
vhp
weg te nemen en om de beschuldiging te weerleggen
dat de vhp tegen elke prijs de regering en het parlement wenste te domi¬ neren. Het herstel van de oude banden tussen de vhp en de
nps
stond bij
hem voorop, een samenwerking - zo verzekerde hij - waarvan altijd een grote rust was uitgegaan en die het land ook nu ten voordeel zou strekken. Lachmon ontkende dat hij bezig was ‘een balk door te zagen’. Dit waren woorden die de VHP-leider in de jaren zestig had gebezigd en waarvan menigeen aannam dat ze betrekking hadden op een scenario om de Cre¬ oolse eenheid te ondergraven. Lachmon: ‘Het verdeeld zijn of niet van de Creoolse bevolkingsgroep is niet mijn handwerk. Ik heb het nooit bewerk¬ stelligd, ik zal het ook nooit bewerkstelligen en ik zal het ook niet kunnen bewerkstelligen.’59 Hoewel de verhouding tussen de
104
LEIDER VAN DE NPS
vhp
en de
pnp
onder toenemende
druk kwam te staan60, weigerde Lachmon zijn charmeoffensief richting de
nps
op te geven. Het was zijn overtuiging dat de ‘geestelijke integratie’
tussen de bevolkingsgroepen diende te worden aangemoedigd en dat een brede politieke samenwerking daarin instrumenteel zou zijn. Voor een oppositie bestaande uit één Statenlid was hij niet bevreesd. Hij verwachtte dat er zowel Statenleden vanuit de
vhp
als vanuit de
pnp
naar de opposi¬
tie zouden overlopen, mocht er een kabinet op brede basis tot stand ko¬ men.61 De
pnr
hield intussen nadrukkelijk een vinger aan de pols. In een
verklaring liet zij weten dat zij een werkgroep had ingesteld die tot taak had de verhouding tussen de
pnr
en de
nps
te bestuderen, zowel op het
niveau van de fractie als op het niveau van het partijbestuur. Ook deze ac¬ tie was bedoeld om de
nps-top
ertoe te bewegen van het geven van steun
aan de brede basis af te zien.62 De PNR-opstelling moedigde Lachmon echter aan om de
nog
nps
diezelfde maand behalve de drie eerdergenoemde ministeries ook drie (nader in te stellen) onderministeries aan te bieden, namelijk van Opbouw, Binnenlandse Zaken en Economische Zaken.63 De onderministeries wa¬ ren bedoeld om de
nps
te compenseren. Op de vergadering van de partij¬
raad van 30 januari waren, met verwijzing naar de omvang van de
nps-
fractie in de Staten, immers stemmen opgegaan om van de VHP-leider meer ministerszetels te eisen. Vier ministersportefeuilles kon Lachmon naar eigen zeggen voor de
nps
echter niet vrijmaken zonder met de
pnp
op ramkoers te raken. Vandaar zijn besluit om onderministeries in de onderhandelingen te introduceren.64 In de top van de
nps
werd verdeeld gereageerd op het voorstel van
Lachmon, maar bij veel afdelingen en onderafdelingen viel het aanbod slecht. In ingezonden brieven verklaarden zij zich tegen de brede basis-gedachte. In een interview betuigde Arron zijn instemming met deze pro¬ teststemmen, keerde hij zich tegen toetreding van de
nps
tot de regering
en gaf hij aan vast te willen houden aan het partij raadsbesluit van 30 janua¬ ri. Arron herhaalde dit standpunt tijdens bijeenkomsten van afdelingen van de partij. Deze hadden onveranderlijk een rumoerig verloop en ken¬ merkten zich door geagiteerde discussies waarin voor- en tegenstanders van de brede basis zich roerden en elkaar verdachtmakingen naar het hoofd slingerden. Uit de gang van zaken kon niet worden afgeleid hoe de stemverhoudingen in de partij lagen, al verwachtte De Vrije Stem dat de voorstanders van de brede basis aan het langste eind zouden trekken.65 Op 23 april belegde de
nps
een partijraadsvergadering om het laatste
bod van Lachmon te bespreken. De partijleiding wenste geen herhaling van de chaos van 30 januari, toen niet-partijraadsleden zich onder het
105
publiek hadden gemengd en een daadwerkelijke stemming onmogelijk hadden gemaakt. Om die reden droeg de vergadering nadrukkelijk een besloten karakter. Er waren vooraf toegangskaarten onder de partij raads¬ leden gedistribueerd, er was politiebewaking aanwezig en er zou met ge¬ sloten briefjes worden gestemd. De inzet van Arron en Van Genderen was de gedisciplineerdheid van de
nps
te tonen en de eenheid binnen de
partij te bewaren. Hierover hadden beide voorzitters onderling afspraken gemaakt.66 Het zou echter anders lopen. De voorzorgsmaatregelen zou¬ den niet alleen niet toereikend blijken, de zaken zouden nog minder or¬ dentelijk verlopen dan op 30 januari.67 John Thijm: ‘Van Genderen en Arron waren beiden voorstander van samenwerking met de
vhp.
Arron beloofde dit ook op de partij vergade¬
ring te zullen verdedigen. De bijeenkomst op Grun Dyari werd door Van Genderen geleid. Arron was nog niet gearriveerd. Na het vernemen van de stemming onder de massa, die zich op het partijterrein en buiten op straat had verzameld en die leuzen schreeuwde tegen de brede basis, be¬ sloot Van Genderen de vergadering niet voort te zetten. Hij sloot de bij¬ eenkomst en verwijderde zich van het partijterrein. Intussen had Arron vernomen hoe de vlag erbij hing en was hij van gedachten veranderd. Hoe kon hij nog voorstander van de brede basis zijn als de achterban hier niets van wilde weten? Partijaanhangers haalden hem bij zijn huis op en escor¬ teerden hem naar Grun Dyari. Daar werd hij door de aanwezigen op de schouders getild en naar het podium gedragen. Je kunt zeggen dat de mas¬ sa hem die zondag informeel tot voorzitter maakte.’68 Otmar Rodgers: ‘Er was eerder een voorbereidende vergadering van de partijraad geweest. Voorzitter Van Genderen had toen geweigerd mij het woord te geven. Ik heb hem vervolgens vanuit mijn huis gebeld en ge¬ zegd dat ik op de eigenlijke vergadering weer om het woord zou vragen en mij niet zou laten tegenhouden. In de tussentijd liet ik iedereen weten dat ik tegen de brede basis was. Op de bewuste dag heeft de
nps
definitief
de brede basis verlaten. Ik ben door de massa op de schouders genomen en het partijterrein rondgedragen. Maar Arron speelde het slimmer dan alle anderen. Vanaf het podium riep hij dat hij altijd tegen de brede basis was geweest. Dat was niet waar, maar hij sloeg z’n slag en kwam ermee weg. Met zijn opstelling wilde hij zich profileren richting Lachmon en proberen om uit de schaduw van Pengel te treden.’69 Arnold Kruisland: ‘Het hoofdmotief van Arron en Van Genderen om de brede basis te steunen, was praktisch. Zit je in de regering, dan is het gemakkelijker om verkiezingen te winnen. Sedney was tegenstander was de brede basis, maar kon dit niet etaleren, omdat hij onder de vleugels van
106
LEIDER VAN DE NPS
Lachmon moest opereren. Toch is het Sedney geweest die georganiseerd heeft dat aanhangers van de
pnp
en de
pnr
naar de
nps-vergadering
zijn
gegaan. Hij zal het ontkennen, maar het is waar. Grim Dyari was bevolkt met
pnp-
en PNR-sympathisanten, die zich fel tegen de brede basis keer¬
den. Arron werd hier telefonisch over ingelicht. Hoewel hij Van Gende¬ ren eerder warm had laten lopen voor de brede basis, liet hij hem nu prompt vallen. Vanaf de poort van het partijterrein schreeuwde hij: “Geen brede basis!” De massa nam hem op de schouders en droeg hem naar het podium. Daar kreeg hij een krans omgehangen, waaraan een groen lint hing met daarop de woorden: geen brede basis. Vanaf dat moment was er geen gedeelde macht meer met Van Genderen. Voor de NPS-aanhang was er maar één leider: Arron.’70 Arron: Een meerderheid in de top van de nps was van mening dat de brede basis steun verdiende. Maar ik had het volk achter mij. Het was de eerste keer in mijn politieke loopbaan - en het is ook niet met eerdere voorzitters in de nps
gebeurd, trouwens ze zouden Pengel niet hebben kunnen optillen (lacht)
- dat ik boven de menigte uit werd gedragen van de poort tot de vergadertafel. Mijn voeten hebben het partijterrein niet gevoeld! Maar probleemloos verliep het allemaal niet. Weetje hoe ver men in de partij is gegaan om mij tot de brede basis te dwingen? Op een gegeven moment kwam het vraagstuk van het geloof weer op tafel. Men ging verkondigen dat ik de
nps
aan het bisdom verkocht.
De oude generatie uit de nps-top, lid van deEBG, kwam ermee. Ik heb me daar groen en geel aan geërgerd. Het was totaal uit de lucht gegrepen. Gelukkig ver¬ dween het snel weer van tafel, omdat ik het geluk had dat dit soort dingen wel een voedingsbodem hadden, maar niet het beoogde effect sorteerden. Behalve de geloofskwestie speelde ook het generatieconflict hier een rol. Een broekje van buitenaf, nauwelijks tien jaar lid van de partij, krijgt het voorzitterschap, terwijl er partijgenoten waren die al vanaf de oprichting van de nps lid waren. Maar zij maakten geen schijn van kans. En dan ontstaat er jaloezie hè? Daar ben ik niet blind voor, maar daar harnas ik mij tegen.71 De partijvergadering van 23 april 1972 betekende voor Arron een me¬ morabele versterking van zijn positie als leider van de
nps.
In 1970 had¬
den, los van eigen verdiensten, vooral de omstandigheden hem geholpen om het voorzitterschap van de partij te verwerven. Het was hem nu dank¬ zij omzichtig manoeuvreren gelukt om zijn stempel te drukken op de koers van de partij, om de gunst van de achterban te winnen en om zijn positie te markeren ten opzichte van de oude generatie in de partijtop, in het bij¬ zonder de voorzitter van de partijraad. Om dit resultaat te bereiken, had hij een opmerkelijke lenigheid van geest aan de dag gelegd en zijn vermo¬ gen getoond op het juiste moment toe te slaan. Met zijn optreden nam
107
Arron iedere twij fel weg omtrent de houding van de
nps
ten opzichte van
de brede basis en presenteerde hij zich in één adem door als de toekom¬ stige uitdager van Lachmon. Op termijn maakte hij daarmee de weg vrij voor het samenwerkingsverband dat tussen 1973 en 1980 de Surinaamse politiek zou domineren. Volgens De Vrije Stem was de machtsstrijd in de nps tussen de ouderen onder leiding van Van Genderen en de jongeren onder leiding van Arron definitief in het voordeel van de laatste beslist. Naar het oordeel van de krant was thans de hoop gerechtvaardigd dat de
nps
‘zich meer dan vroe¬
ger ten volle zal inzetten om een goede oplossing te vinden voor de noden en behoeften van het volk. Van Henck Arron is bekend dat hij volkomen betrouwbaar en eerlijk is en op geen enkele wijze probeert zichzelf te ver¬ rijken, of te profiteren van de politiek. De
nps
kon geen betere beslissing
nemen dan Henck Arron te maken tot de strongman van de partij. Hij heeft onze steun en medewerking.’72 Andere kranten waren minder uitgespro¬ ken in hun commentaar op de gebeurtenissen en in hun steun voor Arron, al stond ook voor hen vast dat de partijvoorzitter de situatie volledig naar zijn hand had weten te zetten. Tegelijk moet worden vastgesteld dat het verzet van Bruma tegen de brede basis-politiek succesvol was geweest. Het had aansluiting gevon¬ den bij Arron-getrouwen als Rodgers73, maar ook bij activistische leden als Jozef Slagveer en Rudi Kross, die op de linkervleugel van de partij ope¬ reerden, en bij leden van het hoofdbestuur, die strategisch met het ver¬ strekken van toegangskaarten waren omgegaan en zich niet bezwaard hadden gevoeld om waar dit dienstig leek ook
pnp-
en PNR-aanhangers
aan een pasje te helpen. Al deze facties achtten een nationaal kabinet on¬ der leiding van Lachmon schadelijk voor het verwezenlijken van wat zij zagen als de progressieve doelstellingen van de
nps.
Het had ook gehol¬
pen dat premier Sedney een toetreden van NPS-ministers tot zijn kabinet als een bedreiging had gezien voor zijn eigen positie.74 Maar naar zijn zeggen had hij geen partijgenoten naar Grun Dyari gedirigeerd en had¬ den ook maar weinig PNPers, en zeker geen PNP-toppers, op het partijterrein acte de présence gegeven. Het waren volgens Sedney aanhangers van de
pnr
geweest die met hun massale verzet de doorslag hadden ge¬
geven.75 Er zit nog een ander aspect aan de bijeenkomst van 23 april 1972. Het democratisch gehalte van de beslissing om als
nps
niet tot een brede basis-
-kabinet toe te treden, liet te wensen over. Er was geen sprake van een be¬ sluit van het partijraadsbestuur. Nadat de voorzitter de vergadering had gesloten, dwong de massa, aangevuurd door verklaarde tegenstanders van
108
LEIDER VAN DE NPS
de brede basis-politiek, via een overrompelingstactiek een beslissing af. Hoewel deze uitkomst naderhand in een vergadering van het partijraadsbestuur alsnog de kracht van besluit kreeg, waren veel NPs’ers over deze handelwijze slecht te spreken. Het feitelijke besluit was immers al op 23 april gevallen. Zij rekenden bovendien Arron het verbreken van zijn ‘be¬ lofte’ aan Van Genderen persoonlijk aan. De laatste had de ‘woordbreuk’ als ronduit pijnlijk ervaren en voelde zich gekwetst door partijleden, die naar aanleiding van de ‘volksuitspraak’ pleitten voor zijn schorsing als voor¬ zitter van de partijraad en de fractie.76 Hoewel Arron - die in de kwestie vooral had ‘gedanst’ en zijn kaarten zo lang mogelijk tegen de borst had gehouden - disciplinaire maatregelen tegen Van Genderen tegenhield en een goede verstandhouding met hem nastreefde, zou het strategisch part¬ nerschap tussen beiden een potentiële bron van spanning blijven. Dit lag overigens minder aan Arron en Van Genderen zelf en meer aan partijge¬ noten en vertegenwoordigers van rivaliserende partijen, die beide leiders tegen elkaar op probeerden te zetten met de bedoeling hun eigen positie te versterken.77 vHP-leider Lachmon noemde het daags na de partijraadsvergadering een ‘treurige toestand’ dat men bij de
nps
niet had kunnen vergaderen.
Hij meende dat door de ‘terreur en anarchie’ op het terrein van de partij het recht van vergaderen in gevaar was geweest. Lachmon achtte dit teke¬ nend voor de staat van de democratie in Suriname en zag hierin een be¬ wijs van de noodzaak het Statuut te handhaven.78 Dat de kansen op samen¬ werking met de vhp definitief verkeken waren, bleek eens te meer tijdens een massameeting van de
nps
op 1 september. Arron beschuldigde bij die
gelegenheid Lachmon ervan een dictatuur te hebben gevestigd en het re¬ geringsbeleid eenzijdig te domineren. Hij hekelde de etnische politiek van de VHP-leider, welke volgens hem nog eens ten overvloede bleek uit de overweging van het kabinet om door Idi Amin van Oeganda uitgewezen Aziaten in Suriname een toevluchtsoord te bieden. De
nps, zo
kondigde
hij aan, zou zich met hand en tand verzetten tegen het op deze manier kweken van ‘een bepaalde meerderheid’. Partij raadsvoorzitter Van Gende¬ ren liet weten dat de
nps
voorbereidingen trof om de strijd aan te binden
tegen armoede, werkloosheid en de bevoorrechting van ‘een bepaalde groep’. Het lid Rufus Nooitmeer sloot zich hierbij aan. Hij oordeelde dat Suriname was verworden tot een sultanaat, met Lachmon in de rol van sultan, en maakte duidelijk dat harde actie zou worden gevoerd tegen het beknotten van de rechten en vrij heden van het volk.79 Deze agitatie en propaganda werd door Lachmon betreurd. Tijdens een bijeenkomst van zijn partij liet hij weten dat wanneer Arron met zijn
109
uitspraken op de ingeslagen weg door bleef gaan, hij de deuren voor de zou sluiten, zodat de partij in een politiek isolement terecht zou ko¬
nps
men. Lachmons zelfverzekerdheid op dit punt was ingegeven door voor¬ spellingen in bepaalde media dat de vhp, indien er verkiezingen zouden worden gehouden, deze glansrijk zou winnen. Arrons opmerkingen met betrekking tot plannen van de regering om uitgewezen Aziaten uit Oegan¬ da in Suriname op te nemen, deed Lachmon af als flauwekul. Het ging, zo lichtte hij toe, om een gerucht dat de wereld in was geholpen door een onbekende organisatie die zichzelf de Gandhi Jongeren uit Nickerie noem¬ de. De regering had nooit de intentie gehad dergelijke reddingsacties op touw te zetten en zou die ook in de toekomst niet ontwikkelen.80 De offensieve opstelling van de pnr
nps
was koren op de molen van de
en gaf in de laatste maanden van 1972 een belangrijke impuls aan de
verdere toenadering tussen beide partijen. Op 3 november wijdde Arron - die zich in toenemende mate richtte op een herstel van het Creoolse zelfvertrouwen en op het uitstippelen van een politiek van vernieuwing lovende woorden aan de strategie die op het elfde congres van de
pnr
voor
het voetlicht was gebracht.81 Van PNR-zijde werd tijdens dit congres aan¬ gedrongen op de formatie van een front van progressieve partijen. Dat zou zich moeten onderscheiden met een vooruitstrevend sociaal-economisch programma gericht op het behartigen van de belangen van arbeiders, land¬ bouwers en progressieve intellectuelen, het realiseren van de onafhanke¬ lijkheid en het tot stand brengen van raciale harmonie en geprofileerd leiderschap. Wilde men die doelstellingen verwezenlijken, dan lag een politieke combinatie van
pnr, nps, psv
en
ktpi
volgens de nationalisten
in de rede.82 Bepaald geruststellend voor de PNR-top was de uitkomst van de partijraadsvergadering van de nps op 7 januari 1973. Na afloop van deze bijeenkomst, tijdens welke beider mandaat was verlengd, verklaarden Arron en Van Genderen dat de kwestie van de brede basis ‘voorgoed ach¬ ter de rug’ was en dat de eenheid in de partij was hersteld.83
ONAFHANKELIJKHEID ALS HISTORISCHE OPDRACHT VAN DE PARTIJ
Arron heeft in toespraken en interviews altijd benadrukt dat hij met de realisering van de onafhankelijkheid een historische opdracht van zijn partij vervulde. Hij wees in dit verband op de oprichtingsvergadering van de
nps
op 29 september 1946 in theater Bellevue. In de vergaderruimte
hing volgens hem een groot doek, waarop de woorden ‘naar een vrij en onafhankelijk Suriname’ waren geschilderd. Naar zijn oordeel lag hier de oorsprong van het onafhankelijkheidsstreven van de
110
LEIDER VAN DE NPS
nps.
De bronnen
geven hem gelijk, al ligt de kwestie subtieler dan uit zijn verklaring zou kunnen worden opgemaakt. De leus op het doek luidde ‘naar een vrij en zelfstandig Suriname’. De partij streefde op dat moment niet naar het con¬ stitueren van een soevereine staat, maar naar de promotie van de toen¬ malige kolonie tot een gelijkwaardig deel van het Koninkrijk der Neder¬ landen.84 Nadat de autonome status van Suriname in 1954 in het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden was vastgelegd, beijverde de
nps
zich
onder Pengel voor een verdere uitbouw van de zelfstandigheid van het rijksdeel. Vooral de beperkingen op het gebied van de buitenlandse be¬ trekkingen dienden volgens hem te worden weggenomen, aangezien ze belemmerend werkten voor de aansluiting van Suriname bij landen in de regio en bij het op gang brengen van internationale economische samen¬ werking. Een rondetafelconferentie, die in 1961 op initiatief van Pengel met Nederland en de Nederlandse Antillen werd belegd om de aspiraties van het rijksdeel op dit punt te bevredigen, eindigde voor hem echter in een grote teleurstelling, aangezien zijn coalitiegenoot Lachmon onver¬ wacht, onder druk van zijn achterban, veranderingen in de staatkundige status-quo blokkeerde.85 Sindsdien stelde de
nps
zich officieel op een ge-
menebest-standpunt86, al verhulde Pengel niet dat de onafhankelijkheid zijn inziens een onvermijdelijke fase was in het proces van staatkundige ontwikkeling en dat deze spoedig gerealiseerd diende te worden. Hoewel hij de begrippen door elkaar gebruikte, gaf hij aan het woord zelfstandig¬ heid de voorkeur boven de term onafhankelijkheid. In een wereld waarin landen economisch in toenemende mate van elkaar afhankelijk waren, was het verabsoluteren van het ideaal van onafhankelijkheid volgens Pen¬ gel weinig realistisch.87 Het kabinet-Sedney verklaarde bij zijn aantreden dat volledige staat¬ kundige zelfstandigheid geen inzet van het regeringsbeleid zou zijn en dat hooguit gewerkt kon worden aan het scheppen van basisvoorwaarden voor een toekomstige onafhankelijkheid. Met deze uitlating gooide de regering olie op het vuur van die partijen die al jaren een uitgesproken standpunt innamen ten gunste van de onafhankelijkheid, in de eerste plaats de
pnr,
maar ook de
profileren koos de
nps.
nps,
Om zich als oppositiepartij nadrukkelijker te
inspelend op het instinctieve wantrouwen van
haar achterban tegen ‘de lange arm van Nederland’, voor een aanscherping van haar onafhankelijkheidsstandpunt, daarmee de confrontatie zoekend met de vhp en de onmachtige opstelling van de
pnp
afschilderend als het
principeloos opgeven van een pro-onafhankelijkheidsstandpunt in ruil voor regeringsdeelname.
111
Het besluit van Statenvoorzitter Lachmon, met in zijn kielzog pre¬ mier Sedney, om reeds kort na het aantreden van het kabinet naar Neder¬ land te reizen om tekst en uitleg te geven over de opstelling van het kabi¬ net inzake de onafhankelijkheid, schoot de NPS-fractie in het verkeerde keelgat. De fractie verweet Lachmon de reis op kosten van de regering te maken, zonder mandaat van de Staten, maar ook zonder dit college voor¬ af te hebben ingelicht.88 In een communiqué hekelde de fractie het uit¬ sluiten van de oppositie van deelname aan de besprekingen in Nederland en ontzegde zij de coalitieleider ‘ieder recht namens het gehele volk van Suriname te spreken’.89 Op 19 februari 1970 diende de NPS-fractie een motie in waarin de partij stelde dat de onafhankelijkheid van Suriname ‘op de kortst mogelijke termijn’ gerealiseerd diende te worden ‘doch in geen geval later dan 1 juli 1975’.90 Een plenaire vergadering kort hierna van de Staten van Suriname met parlementaire delegaties uit Nederland en de Nederlandse Antillen greep Arron aan om te pleiten voor een spoedige verkrijging van een soe¬ vereine status voor Suriname. Hij ontkende niet dat het Statuut zijn ver¬ diensten had, met name op het stuk van de onderlinge hulp en bijstand, maar wees er andermaal op dat de regeling remmend werkte op de ont¬ plooiing van Suriname in het krachtenveld van de internationale poli¬ tiek, waarin het land steeds meer getrokken werd: ‘Deze situatie brengt de noodzaak met zich mee om de positie op het internationale vlak zelf¬ standig te bepalen. Ook het Statuut in gewijzigde vorm zal op dit punt geen bevrediging schenken en het gevaar voor een grotere frustratie is niet uitgesloten.’ Het economisch potentieel van Suriname bood volgens Arron voldoende garanties voor een levensvatbare natie. Hij verwierp de opvatting dat de Surinaamse bevolking te gering van omvang was om dit mogelijk te maken. Van doorslaggevend belang was naar zijn oordeel dat de bevolking de vereiste ontwikkeling en politieke rijpheid bezat, dat de nationale bewustwording groeide en dat het verkrijgen van een soevereine status een belangrijke impuls zou geven aan het proces van eenwording. Verwijzend naar de houding van de vhp preciseerde hij: ‘Geleidelijkheid is wel mooi, maar eeuwige geleidelijkheid is geen geleidelijkheid meer.’91 Arron liet weten dat een dominion-status het best beantwoordde aan de gevoelens en verwachtingen van het volk. Hij ging er vanuit dat H.M. de Koningin in dat geval als staatshoofd van een te vormen gemenebest zou optreden en dat de omvang van de hulpverlening aan Suriname ongewij¬ zigd zou blijven: ‘Gestreefd zal moeten worden naar een vorm van samen¬ werking tussen Suriname en Nederland, waarbij de historisch gegroeide banden tot hun recht komen en aan Suriname de vereiste volkenrechte-
112
LEIDER VAN DE NPS
lijke vrijheid wordt geattribueerd, zodat Suriname in staat zal zijn, zijn souvereine rechten vrijelijk en zonder voorbehoud uit te oefenen.’92 Ook NPS-fractieleider Calor en fractielid Cambridge spraken zich in die zin uit. Met behoud van de onafhankelijkheidsgedachte stemde de NPS-fractie uiteindelijk in met het parlementair contactplan, een initiatief van Statenvoorzitter Lachmon dat voorzag in intensief contact tussen de par¬ lementen van de drie Koninkrijksdelen over belangrijke zaken de drie landen rakende.93 In juli 1970, bij het aanvaarden van het voorzitterschap van de
nps,
pleitte Arron voor het realiseren van de onafhankelijkheid van Suriname binnen vijf jaar. Dit was een reactie op Lachmons opmerking dat, als het aan hem lag, de eerstkomende 25 jaar van de verwezenlijking van de on¬ afhankelijkheid zou worden afgezien.94 Kort hierna vertrok minister-president Sedney naar Den Haag voor tripartiet overleg met de Nederlandse viceminister-president en de Antilliaanse minister-president. Vooraf wei¬ gerde hij toe te lichten op welke wijze hij het Surinaamse standpunt met betrekking tot de onafhankelijkheid voor het voetlicht zou brengen. De NPS-fractie, die om die toelichting had gevraagd, sprak hier in een commu¬ niqué haar ongenoegen over uit. De fractie liet weten er geen vertrouwen in te hebben dat de minister-president recht zou doen aan de opvattingen van de nps op dit gebied.95 Namens de nps trad het Statenlid Thijm als spreker op tijdens het ne¬ gende PNR-congres dat van 24 tot en met 29 september werd gehouden. Bruma insisteerde bij deze gelegenheid op het noemen van een datum voor de onafhankelijkheid en op het vaststellen van een werkwijze om de soevereiniteitsoverdracht te realiseren.96 In de Staten bracht fractievoor¬ zitter Van Genderen (in die functie de opvolger van Calor) naar voren dat de
nps
‘de meest verregaande vorm van zelfstandigheid’ wenste. Evenals
Bruma verklaarde hij het te betreuren dat het college terugschrok voor het bepalen van een datum voor de onafhankelijkheid. Arron herhaalde zijn eerder ingenomen standpunt en sprak zich uit voor ‘onafhankelijk¬ heid op de kortst mogelijke termijn, in géén geval later dan 1 juli 1975’.97 Dat de
nps
en de
pnr
elkaar op dit punt gevonden hadden, bleek uit
hun afzien van deelname aan een Statendelegatie die in het kader van het parlementair contactplan naar Nederland vertrok. Delegatievoorzitter Lachmon wilde zich in Nederland beperken tot het bekendmaken van de partijstandpunten over de onafhankelijkheid en overleggen over een in te stellen Koninkrijkscommissie. De oppositie achtte dit te vrijblijvend en stelde voor met één gezamenlijk Surinaams standpunt naar buiten te tre¬ den en aan te sturen op het vaststellen van een onafhankelijkheidsdatum,
113
ook om Nederland niet de kans te geven Surinaamse delegatieleden tegen elkaar uit te spelen, zoals tijdens de rondetafelconferentie van 1961 was gebeurd. Maar Lachmon voelde hier niet voor. Namens de regeringspar¬ tijen stelde hij zich op het standpunt dat het Surinaamse volk op zeker moment via een referendum diende aan te geven wanneer en op basis van welke beginselen Suriname zelfstandig zou moeten worden. Aangezien de Statenvoorzitter de opzet van een dergelijk referendum niet nader wens¬ te toe te lichten, zagen de oppositiepartijen er vanaf hem naar Nederland te vergezellen.98 Arron woonde persoonlijk de onafhankelijkheidsconferentie bij, die, eveneens in oktober, op initiatief van de
pnr
plaatsvond. Tijdens deze
conferentie, waar alle politieke partijen uitgezonderd de
vhp
vertegen¬
woordigd waren, liet hij weten de onafhankelijkheid ‘liever gisteren dan morgen’ gerealiseerd te zien. Er behoefden zijns inziens niet eerst aller¬ lei belemmeringen te worden weggenomen, aangezien Suriname aan de voorwaarden voor het verkrijgen van soevereiniteit voldeed: politieke rijp¬ heid en economisch potentieel. Evenals Bruma toonde Arron zich optimis¬ tisch over de benodigde aanlooptijd. Een periode van een jaar zou volgens hem voldoende zijn om de onafhankelijkheid voor te bereiden, zeker als er een politiek front zou worden gevormd om dit te realiseren.99 Arron sprak de verwachting uit dat de ‘nationale zelfstandigheid’ welvaart met zich mee zou brengen en inhoud zou geven aan het ideaal van één volk, één natie. Tegelijk wees hij op de pro-onafhankelijkheidstemming in Nederland. Zou een Nederlandse politieke partij bij de eerstvolgende verkiezingen de onafhankelijkheid van Suriname centraal stellen en als overwinnaar uit de bus komen, dan was het niet ondenkbaar dat de rege¬ ring waarvan die partij deel zou gaan uitmaken de onafhankelijkheid aan Suriname zou opdringen. Naar zijn oordeel zou dat voor Suriname een nationale schande betekenen.100 Op 18 april 1971 stemde de partijraad van de
nps
in met de deelname
van de partij aan de Surinaamse sectie van de Koninkrijkscommissie. Deze tripartiete commissie diende realiseerbare staatkundige en volken¬ rechtelijke alternatieven te formuleren voor de bestaande verhoudingen tussen de Koninkrijksdelen. De voorwaarde die de partijraad aan de deel¬ name verbond, was dat deze het onafhankelijkheidsstreven van de partij niet mocht frustreren, dat de regeringspartijen in de commissie de be¬ sluitvorming niet mochten overrulen en dat ook de niet in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen een aandeel zouden krijgen in de commissiewerkzaamheden.101 De Surinaamse regering verklaarde aan de laatste voorwaarde niet tegemoet te kunnen komen, maar merkte op er
114
LEIDER VAN DE NPS
geen moeite mee te hebben de andere eisen in te willigen. Arron behoor¬ de tot de leden van de sectie, die op 27 november 1971 door premier Sedney werden geïnstalleerd. De twaalf leden waren gelijkelijk over de pnp
en de
nps
verdeeld. De
pnr
vhp,
de
had in laatste instantie afgezien van deel¬
name. Arron maakte er geen geheim van dit te betreuren.102 Tijdens besprekingen in Den Haag in de zomer van 1971 tussen leden van de parlementen van Suriname en Nederland constateerde Arron dat in de regeringsverklaring van het kabinet-Biesheuvel te lezen viel dat het initiatief om de zelfstandigheid van Suriname tot stand te brengen ook aan Nederlandse zijde genomen kon worden. Uit die stellingname diende Suriname volgens Arron consequenties te trekken: Tk ben ervan over¬ tuigd, dat elke rechtgeaarde Surinamer thans tot het besef zal moeten ko¬ men, dat wij in een vrij, zelfstandig, onafhankelijk Suriname moeten leven en dan doe ik een beroep op enkelen in onze maatschappij om toch een zekere politieke zelfbeheersing aan de dag te leggen en te onderkennen, dat de gedachte van de nationale zelfstandigheid tot een levendige werke¬ lijkheid op zeer korte termijn moet worden gebracht.’ Arron benadrukte dat het realiseren van de onafhankelijkheid, ‘dit kleinood’, als een uitda¬ ging diende te worden beschouwd, aangezien het de basis zou vormen voor één land, één volk: ‘Maar dan moeten wij - de verantwoordelijke politici in dit land - bereid zijn de partijpolitieke belangen terzijde te stellen en de schone diepere betekenis van de onafhankelijkheid [...] uit te dragen in alle eerlijkheid, waardigheid en oprechtheid aan onze volgelingen.’103 Arron herhaalde dat de nationale zelfstandigheid Suriname de prik¬ kel zou verschaffen om harder te werken en in gezamenlijkheid de ont¬ wikkeling van het land ter hand te nemen. Die inspanningen zouden na verloop van tijd resulteren in economische zelfstandigheid, mits de ont¬ wikkelingssamenwerking met Nederland op dezelfde voet zou worden voortgezet. De fïnancieel-economische positie van Suriname verhinder¬ de dat het land het nu reeds zonder hulp van Nederland kon stellen. De historische verbondenheid met Nederland en het Koninklijk Huis zou na de onafhankelijkheid gehandhaafd blijven. Maar hoewel voorstander van een dominion-status was de
nps
volgens Arron thans bereid een stap ver¬
der te gaan en te kiezen voor een republiek. Arron prees de integratiepo¬ litiek van Pengel, die, anders dan de verbroederingspolitiek, voorkwam dat mensen in hun raciale groep opgesloten bleven zitten. Hij verklaarde tegen¬ stander te zijn van het houden van een referendum. Niet alleen was dit staatsrechtelijk niet mogelijk, de spanningen die nu al in de samenleving leefden, zouden er ontoelaatbaar door worden verscherpt.104 Tegenover de pers verklaarde Arron het eens te zijn met de opvattin-
115
gen van het Nederlandse Tweede Kamerlid Van Lier (Partij van de Arbeid, PvdA), die het Statuut een belangrijke stap vooruit had genoemd voor Suriname, maar daarbij had aangetekend dat het zichzelf langzaam maar zeker dreigde te overleven. De beperkingen die het oplegde aan de zelf¬ standigheid van Suriname beletten het land zijn rechtmatige plaats in te nemen in dat deel van de wereld waarin het geografisch was ingebed. Volgens Van Lier was de Nederlandse parlementaire delegatie voorstan¬ der van een fundamentele wijziging van de staatkundige verhoudingen op ‘redelijk korte termijn’, al dan niet met voortzetting van de banden met Nederland. In een reactie pleitte Lachmon voor politieke, juridische en economische waarborgen ter voorbereiding op de onafhankelijkheid. Arron hield vast aan zijn opvatting dat economische zelfstandigheid niet vooraf hoefde te gaan aan staatkundige onafhankelijkheid.105 Op het tiende partijcongres van de
pnr
in september gaf Arron blijk
van zijn waardering voor de initiatieven van de
pnr,
merkte hij op dat hij
onder de prettigste omstandigheden in de oppositie samenwerkte met deze partij en wenste hij de
pnr
sterkte toe in haar strijd voor een onaf¬
hankelijk Suriname, een strijd die, verzekerde hij, ook de aanging.106 In navolging van de
nps
haakte de
psv
nps
ten zeerste
in een communiqué in
op het standpunt van de Tweede Kamer, die zich in meerderheid had uit¬ gesproken vóór de onafhankelijkheid van Suriname ‘binnen niet al te lange tijd’.107 De
psv
riep Statenleden en ministers op te beseffen dat de onaf¬
hankelijkheid van Suriname voor de deur stond, ‘ongeacht hun stellingname vóór of tegen, nu of straks, geleidelijk of nooit’. Er diende volgens de partij handelend te worden opgetreden. Gebeurde dit niet, dan zou Suriname - ‘de gezagsafdwingende houding van Nederland’ kennende een status worden opgedrongen ‘waar de eigen krachten, het eigen inzicht en de eigen waardigheid, niets aan hebben gedaan of konden doen’.108 Veel discussie maakte het debat los dat Arron en Lachmon op zondag 19 december 1971 in het Nederlandse televisieprogramma Kort Geding met elkaar voerden ter gelegenheid van Statuutdag. Kort Geding, dat tus¬ sen 1970 en 1973 maandelijks werd uitgezonden en van de presentator, ad¬ vocaat Pieter Bakker Schut, een bekende Nederlander maakte, beoogde een rechtszitting na te bootsen over een spraakmakende stelling met een ‘juryuitspraak’ tot besluit. Op uitnodiging van de Nederlandse Omroep Stichting (nos) kruisten de leiders van deNPSendevHPde degens over de stelling of Suriname vóór 1973 onafhankelijk moest zijn. Arron, gesecon¬ deerd door de NPs’ers Ordwin Kemble, Eddy Jozefzoon en Ewald Pengel (een jongere broer van Johan Adolf Pengel), pleitte vóór de stelling. Lach¬ mon, bijgestaan door de VHP’ers George Hindori en Alwin Mungra en de
116
LEIDER VAN DE NPS
Nederlandse migratiedeskundige Hans van Amersfoort, vocht de stelling aan. In verband met het politieke karakter van het debat was afgesproken dat er na afloop van de discussie geen ‘juryuitspraak’ zou volgen. De
nos
wilde voorkomen dat de jury een rel zou veroorzaken, de deelnemers aan het debat hadden er geen vertrouwen in dat Nederlanders in staat zouden zijn gefundeerd te oordelen over Surinaamse politiek. Het optreden van Arron en Lachmon was in Suriname omstreden, omdat het in Nederland plaatsvond. Welk belang was hiermee gediend? Veronderstelde de waardigheid van hun ambt niet dat de twee leiders in Suriname de discussie zouden aangaan? Sommige commentatoren brach¬ ten naar voren dat door het optreden van Arron en Lachmon de Surinaam¬ se politiek in een bedenkelijk daglicht kon komen te staan, met de Neder¬ landse televisiekijker als lachende derde. Zover zou het niet komen. Het kijkspel diende ook wel degelijk een Surinaams belang. Het programma zou meermalen worden uitgezonden via de Surinaamse Televisie Stichting (stvs),
waardoor de Surinaamse kijker kennis kon nemen van de stand¬
punten van beide leiders en de argumenten die over tafel gingen kon toetsen aan eigen opvattingen en ideeën. Het is interessant om hier nader op het debat in te gaan, niet alleen omdat het aansloot bij een lopende dis¬ cussie, maar ook omdat veel van de gebruikte argumenten vooruitwezen naar de politieke strijd die in de jaren 1973-1975 over de onafhankelijkheid zou worden gevoerd.109 Tijdens de uitzending liet Arron er geen misverstand over bestaan dat het Statuut zijn langste tijd had gehad en remmend werkte op de ontwik¬ keling van Suriname, vooral op internationaal gebied. Hij verklaarde we¬ derom ervan overtuigd te zijn dat in Suriname alle voorwaarden aanwe¬ zig waren om het land soeverein te laten worden. Suriname bezat naar zijn oordeel de benodigde kennis, de noodzakelijke politieke rijpheid en het economisch potentieel. De heterogene samenstelling van de bevolking vormde naar zijn zeggen geen belemmering. Juist de onafhankelijkheid zou als positief effect hebben dat mensen op elkaar aangewezen zouden raken. Dit zou de eenwording en saamhorigheid in het land bevorderen. Had het Surinaamse volk de onafhankelijkheid verkregen en aldus gebruik¬ gemaakt van een van God gegeven recht, dan zou de bevolking politiek geëmancipeerd zijn en kon de relatie met Nederland worden genormali¬ seerd. Bij een voortbestaan van het Statuut voorzag Arron dat de goede verstandhouding tussen beide landen in toenemende mate op de tocht zou komen te staan. Getuige Jozefzoon wees erop dat het verzet in Suriname tegen de on¬ afhankelijkheid voortkwam uit de vermeende sociaal-economische ach-
117
terstand van ‘bepaalde etnische groepen’ en hun angst om na de onafhan¬ kelijkheid door andere etnische groepen te worden overvleugeld. Het streven van eerstgenoemde groepen was erop gericht eerst hun achter¬ stand in te halen, wat volgens Jozefzoon niet getuigde van een nationale opstelling. Integendeel, dit ‘groepisme’ scherpte de rassentegenstellingen in Suriname aan en vergrootte de kans op ingrijpen door Nederlandse militairen. Getuige Pengel pleitte ervoor de staatkundige en economische zelfstandigheid te ontkoppelen. India en Pakistan waren in 1947 even¬ min economisch zelfstandig geweest toen zij de onafhankelijkheid ver¬ kregen. Suriname had als voordeel dat het meer ontwikkeld was dan deze landen en als onafhankelijk land een beroep kon doen op uiteenlopende buitenlandse fondsen. Getuige Kemble voorspelde dat niet minder dan 90 procent van de Surinamers in Nederland na de soevereiniteitsover¬ dracht zou opteren voor de Surinaamse nationaliteit. Hij drong erop aan dat de Surinaamse regering op het moment dat de onafhankelijkheid zou zijn verwezenlijkt het thema van de herstelbetalingen in Den Haag zou aankaarten. De voormalige kolonisator had volgens hem de plicht Suri¬ name te compenseren voor het leed dat de bewoners van het land gedu¬ rende eeuwen was aangedaan en voor het zelfzuchtig exploiteren van de bodemschatten dat op grote schaal had plaatsgevonden. Het betoog van Lachmon spitste zich toe op de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden. Volgens hem was het Koninkrijk soeverein en niet een van de drie partners. De status van Suriname verschilde daar¬ door in essentie niet van die van Nederland of de Nederlandse Antillen. Het Statuut kon naar zijn zeggen alleen aangepast of ontbonden worden langs parlementair-democratische weg. Nooit mocht worden toegestaan dat een politieke minderheid haar zin doordreef ten koste van de politieke meerderheid. De conferentietafel was de aangewezen plek om de houd¬ baarheid van het Statuut te bespreken en eventueel nieuwe staatsrechtelijke of volkenrechtelijke arrangementen uit te denken. Lachmon deed een oproep aan de coalitie en de oppositie om realistisch te blijven en zich niet over te geven aan emoties. Getuige Hindori verklaarde dat de nps de onafhankelijkheid van Suri¬ name alleen maar gebruikte voor binnenlandse politieke doeleinden. De nps
had volgens hem onder Pengel de onafhankelijkheid nooit willen
doorvoeren, maar wenste deze na de verkiezingen van 1969 plotseling versneld te implementeren om de politieke tegenstellingen met de rege¬ ring aan te scherpen. Uit onderzoek was volgens hem gebleken dat een meerderheid van de Surinaamse bevolking de onafhankelijkheid afwees. Mocht er op dit punt iets moeten worden besloten, dan alleen per refe-
118
LEIDER VAN DE NPS
rendum. Arron wierp tegen dat volgens de Nederlandse grondwet en het Statuut het niet mogelijk was een referendum te organiseren. Hierop re¬ pliceerde Hindori dat als Suriname hierop zou staan, Nederland zeker aan het uitschrijven van een referendum zou meewerken. Arron gaf op¬ nieuw aan bevreesd te zijn dat een referendum onrust onder de bevol¬ king zou zaaien. Maar volgens Hindori lagen de zaken anders. Arron was tegen een referendum, omdat hij de uitslag ervan kende en omdat die uit¬ slag niet in zijn straatje paste. Getuige Van Amersfoort liet in antwoord op vragen van Lachmon we¬ ten dat er nergens ter wereld volkeren waren die over een dubbele natio¬ naliteit beschikten. Bij wijze van uitzondering konden alleen individuen een dubbele nationaliteit bezitten. Volgens Van Amersfoort was het on¬ mogelijk te voorzien hoeveel mensen er voor de Surinaamse nationaliteit zouden opteren. Maar het voorbereiden van de soevereiniteitsoverdracht en het vaststellen van een nationaliteitenregeling zouden naar zijn oordeel zo veel tijd in beslag nemen, dat het realiseren van de onafhankelijkheid vóór 1973 naar zijn inschatting niet haalbaar zou zijn. Getuige Mungra voorspelde grote etnische spanningen en een ernstige verstoring van het proces van homogenisering als een kleine groep in Suriname de onafhan¬ kelijkheid abrupt zou doorvoeren. Volgens hem was het Surinaamse volk rijp voor een niet emotioneel beredeneerde onafhankelijkheid, dat wil zeggen, voor een geleidelijk toegroeien naar onafhankelijkheid. Op de vraag van Arron of hij niet bezig was raciale tegenstellingen aan te wakke¬ ren door zo te hameren op risico’s en gevaren, antwoordde Mungra ont¬ kennend. Hij herhaalde dat de
vhp
een rustige, systematische en goed
doordachte voorbereiding van de onafhankelijkheid wenste en terugschrok voor ‘Kongolese chaos’.110 Hoewel Arron zich in Kort Geding had geprofileerd als een voorstan¬ der van het verwezenlijken van onafhankelijkheid vóór 1973, wilde hij zich niet bij voorbaat in een politiek onmogelijke positie manoeuvreren. Tegenover een Nederlandse journalist merkte hij op dat de
nps
zeer posi¬
tief stond tegenover het compromis waar op dat moment naartoe werd gewerkt, namelijk een dominion-status voor Suriname: ‘Een Gemenebestverhouding beantwoordt het best aan het gevoelen van het Surinaamse volk. Wij willen het soevereine handelen veilig stellen. Wij streven daar¬ bij naar een Unie met Nederland, waarbinnen de historisch gegroeide banden blijven bestaan. En waarbinnen wij bereid zijn ook het koning¬ schap te handhaven.’111 Kennelijk beschouwde Arron onder de gegeven omstandigheden deze gemenebest-status als het maximum haalbare, maar zag hij deze ten principale als een overgangsfase.
119
Deze veronderstelling vindt bevestiging in uitspraken van Van Gen¬ deren, die tijdens besprekingen in de zomer van 1972 in het kader van het parlementair contactplan liet weten dat de
nps
nog altijd naar onafhan¬
kelijkheid op korte termijn streefde. Bij afwezigheid van Arron, die geen deel uitmaakte van de Surinaamse delegatie die naar Nederland was ge¬ reisd, voerde Van Genderen namens de vaardigden van de vhp en de
pnp
nps
het woord. Hij wees de afge¬
op de noodzaak om ‘de zo vitale beslis¬
sing ten aanzien van de souvereiniteit’ niet langer te traineren. Naar zijn zeggen had besluiteloosheid ten aanzien van de zelfstandige behartiging van de buitenlandse betrekkingen van Suriname geleid tot ‘politiek onge¬ duld en reikhalzend uitzien naar een eigen volkenrechtelijke status’. Van Genderen wees de door Lachmon bepleite geleidelijkheid af en meende dat Suriname ondubbelzinnig diende af te stevenen op de onafhankelijk¬ heid, aangezien het land de kans liep anders uit het Koninkrijk te worden gezet: ‘Begrijpt u, mijnheer Lachmon, de diplomatieke taal niet die tot u wordt gesproken [... ]?’112 Dat de
nps
het dominion-status-standpunt had verlaten, bleek uit de
lauwe ontvangst van het Gemenebest-plan van Frank Essed door de par¬ tij. Het plan van Essed, dat in de zomer van 1972 in de publiciteit kwam, beschreef de contouren van een gemenebest tussen drie onafhankelijke landen, Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, met aan het hoofd koningin Juliana. Doel van het gemenebest was het garanderen van samenwerking op het gebied van de waarborging van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de sociaal-economische ontwikkeling en de defensie. Voor deze deelterreinen zouden afzonderlijke gemenebestorganen in het leven worden geroepen. Permanente hoge commissaris¬ sen dienden de onderlinge samenwerking tussen de drie landen gestalte te geven. Naast een eigen nationaliteit zouden onderdanen aanspraak kun¬ nen maken op een zogenaamd gemenebest-burgerschap.113 Arron: De ideeën van Essed, maar ook van de Nederlandse hoogleraar Bos, met betrekking tot een gemenebest of licht Statuut als alternatief voor het toen geldende Statuut, kwamen niet uit de lucht vallen. Ze vloeiden enerzijds voort uit de overtuiging dat ze een werkbaar model zouden opleveren voor Suriname, maar waren vooral bedoeld om een brug te slaan tussen de stand¬ punten van de
nps
en de
vhp
inzake de onafhankelijkheid. Maar Frank wist
dat een gemenebest-structuur voor de
nps
op dat moment al grotendeels ach¬
terhaald was. Ikzelf kon een dominion-status of gemenebest-verhouding voor Suriname begrijpen als ons geen andere wegen meer zouden openstaan. Dan zou ik mij er ook niet tegen verzetten. Als het maar niet zou betekenen dat de realisering van de soevereiniteit naar een veel later tijdstip zou worden ge¬
ut)
LEIDER VAN DE NPS
schoven. Want in de visie van de nps was eeuwige geleidelijkheid geen gelei¬ delijkheid meer.114 Elke stap, elke handeling, die daarop gericht was, zou door de nps worden afgewezen. Een tussenfase was voor de nps alleen acceptabel indien er reëel uitzicht was op een voortzetting van het proces in de richting van onafhankelijkheid op korte termijn. Vanuit dat gezichtspunt bekeken wij de gemenebest-plannen met enige argwaan. We sloten niet uit dat ze in de wereld werden gebracht om de onafhankelijkheid op de lange baan te schuiven. Maar los van de politieke bedoelingen die men ermee had: als een geme¬ nebest-constructie oprecht was bedoeld als een kortstondige voorfase van de onafhankelijkheid, welke logica school hier dan in? Was een dergelijke voorfase nodig? Waarom? Vanuit financieel oogpunt? Nee. Vanwege het ontbreken van de capaciteit om eigen verantwoordelijkheid te dragen voor de toekomst van het land? Nee. Hadden we niet bewezen met het behartigen van onze binnen¬ landse aangelegenheden - zij het met vallen en opstaan - dat we op eigen be¬ nen konden staan? Er was ook al een ontwikkelingsrelatie met Nederland. De plannen die hier de kern van vormden, zouden later in de vorm van een ver¬ drag worden gegoten. Wat zou een gemenebest-verhouding rechtvaardigen? Ik heb er nooit een rechtvaardigheidsgrond voor kunnen vinden. In reactie op de verkiezingsoverwinning van de PvdA, de Politieke Partij Radikalen (ppr) en Democraten 66 (D’66) in Nederland op 22 no¬ vember 1972 merkte Arron op dat het moment van onafhankelijkheid snel dichterbij zou komen als er een kabinet zou worden geformeerd met de PvdA.115 Hij baseerde dit oordeel op Keerpunt '72, het verkiezings¬ programma waarin de PvdA, de ppr en D’66 de wens hadden uitgesproken dat Suriname vóór eind 1976 onafhankelijk zou worden.116 In een com¬ muniqué liet de psv, overeenkomstig de opvattingen van de nps en de pnr, weten dat de periode van geleidelijkheid als beëindigd moest wor¬
den beschouwd. Surinamers dienden er volgens de partij aan mee te wer¬ ken dat een soeverein Suriname in volkenrechtelijke zin spoedig zijn be¬ slag zou krijgen.117 STAKINGEN
Nog geen jaar na het aantreden van het kabinet-Sedney waren in de zo¬ mer en in het najaar van 1970 eerst politiefunctionarissen en vervolgens douanebeambten in staking gegaan om hogere lonen en betere sociale voorzieningen af te dwingen. Niet lang hierna organiseerden onderwijzers stakingen tegen de regering uit protest tegen de benoeming van enkele Hindostaanse onderwijsinspecteurs door VHP-minister van Onderwijs en Volksontwikkeling Nannan Panday.118 De acties van de politiefunctio¬ narissen, douaniers en onderwijzers waren georganiseerd door individu-
121
ele bonden, hadden een kortlopend karakter en waren weinig succesvol. Ze zouden niettemin de opmaat vormen voor langdurige stakingen, die de samenleving enige tijd in rep en roer zouden brengen. De zwakte van het sociaal-economisch beleid van het kabinet bleek volgens de vier vakcentrales - de Moederbond, de
pwo,
c’47en de clo119 -
vooral uit het ontbreken van een werkgelegenheidspolitiek. De regering richtte zich op het faciliteren van de lokale handelselite en op grootscha¬ lige industriële projecten waarbij de joint-venturestrategie werd ingezet om buitenlands kapitaal aan te trekken. Het was in het bijzonder de in Paramaribo woonachtige Creoolse bevolkingsgroep die door de econo¬ mische stagnatie werd getroffen. Massaontslagen, een groeiende jeugd¬ werkloosheid en voortdurend stijgende prijzen waren tekenen dat het kabinet er steeds minder goed in slaagde de stedelijke arbeidersklasse een passend perspectief te bieden. Deze situatie was voor de vier centrales aanleiding om in juli 1971 tot ‘een gereglementeerde samenwerking’ te besluiten. De basis hiervoor was al gelegd op 1 mei, de dag van de arbeid, die gezamenlijk was gevierd. De samenwerking tussen de vakcentrales resulteerde op 6, 7 en 8 september in een algemene proteststaking tegen de regering. Aan de stakingsoproep werd door veel werknemers gehoor gegeven. Gesprekken tussen de vakcentrales en de regering die op de werkonderbreking volgden, liepen voor de centrales op een teleurstel¬ ling uit. De regering bleek niet bereid tot een aanpassing van de door haar uitgezette koers of tot een nauwere afstemming van haar beleid met de vakbeweging.120 Een betrekkelijk klein, maar al jaren sluimerend conflict tussen de Bond van Douane Ambtenaren en vicepremier en minister van Finan¬ ciën Harry Radhakishun groeide begin 1973 uit tot een confrontatie tus¬ sen de vakbeweging en de regering. Onderhandelingen tussen de twee partijen over het vaststellen van de arbeidsvoorwaarden in de douanesector sleepten zich al meer dan drie jaar voort. De vakbeweging, die op ini¬ tiatief van de Moederbond al eerder stelling had genomen in deze kwes¬ tie121, beschuldigde de regering van machtsmisbruik en misleiding van het volk. De regering bracht hier tegenin dat de vakbeweging politieke doel¬ einden nastreefde, namelijk de omverwerping van het kabinet-Sedney, en zich het inspireren door ‘vreemde ideologieën’, die een bedreiging vormden voor de rechtsstaat. Duidelijk was dat binnen de door de nps en pnr
gedomineerde vakbeweging etnische en ideologische scheidslijnen in
belangrijke mate samenvielen en een verscherpte afbakening van groepsposities in de hand werkten.122 Op 17 januari 1973 legde de Bond van Douane Ambtenaren het werk
122
LEIDER VAN DE NPS
neer. De leiding negeerde een verbod van de staking door de rechter. Nadat andere vakcentrales en bonden zich solidair met de actievoerders hadden verklaard, gingen op 1 februari alle bonden aangesloten bij de in staking. Hoewel de
clo
clo
de spil was in het verzet tegen het kabi-
net-Sedney en een militante opstelling aan de dag legde, leverden ook c’47,
de
pwo
en de Moederbond hun bijdragen. Op
2
februari formeer¬
den de vier vakcentrales een centrale stakingsleiding, bestaande uit drie afgevaardigden van elke centrale. Stakingscentra waren de gebouwen van de Katholieke Onderwijzers Bond lijke Onderwijzers Bond
(cob)
Bond van Overheidspersoneel
(kob)
in de Burenstraat, de Christe¬
aan de Gemenelandsweg en de Algemene (abo)
aan de Kernkampweg. De regering
gaf de politie volmacht om ‘naar bevind van zaken en zonder enige consi¬ deratie’ op te treden. Op die manier hoopte zij de ‘onwettige’ acties van de stakers, in het bijzonder hun georganiseerde marsen richting het Oranjeplein, te breken. De politie, uitgerust met traangas, bullenpezen en vuurwapens, voerde charges uit tegen verboden samenscholingen, trad resoluut op tegen relschoppers, brandstichters en plunderaars, en ver¬ richtte vele arrestaties. Op 13 februari ontving gouverneur Ferrier de NPS-vertegenwoordigers Arron en Van Genderen. In een naderhand gepubliceerd communi¬ qué uitte de partij haar bezorgdheid over de ontstane situatie en drong zij er bij de gouverneur op aan ten spoedigste te zorgen voor een oplossing voor de gerezen problemen. Op 18 februari nam de partijraad van de
nps
een motie aan waaruit misnoegen sprak over de ‘provocerende halsstarrig¬ heid van de regering jegens het Surinaamse volk’. Geëist werd dat de re¬ gering haar ‘rancunemaatregelen tegen de stakende landsdienaren’ zou intrekken en haar portefeuilles onverwijld ter beschikking zou stellen. In een tweede eveneens door Arron en Van Genderen ondertekende motie vroeg de partijtop gouverneur Ferrier om tot ontbinding van het parle¬ ment over te gaan en vervroegde verkiezingen uit te schrijven.123 De gou¬ verneur weigerde echter tussenbeide te komen. De mogelijkheden om langs de geëigende kanalen tot overeenstemming te komen, waren zijns inziens nog niet uitgeput. Grote commotie veroorzaakte de dood van Ronald Kitty, beter be¬ kend onder de naam Abaisa Jowini. Op 27 februari werd dit kaderlid van de vakbond van werknemers bij de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst in de Gravenstraat dodelijk getroffen door een politiekogel toen hij ter hoogte van de kathedraal een politiekordon probeerde te doorbreken, ondanks de waarschuwing van agenten dat er geschoten zou worden. Abaisa was ervan overtuigd geweest dat de tapu (amulet) die hij bij zich
123
droeg hem onkwetsbaar zou maken. Arron en andere kopstukken van de nps
waren aanwezig toen vanaf vliegveld Zorg en Hoop de kist met het
stoffelijk overschot van Abaisa plechtig uitgeleide werd gedaan. Het li¬ chaam werd onder begeleiding van het PNP-Statenlid Hans Prade, tevens hoofd van de Geologisch Mij nbouwkundige Dienst, naar Abaisa’s geboor¬ tedorp in het binnenland gevlogen om daar te worden begraven. Abaisa, van Aukaanse afkomst en lid van de
nps,
werd het symbool van de strijd
tegen het kabinet-Sedney. Dobru vereeuwigde de vakbondsman in een gedicht dat in de week na diens overlijden via het
CLO-Bulletin
werd ver¬
spreid. Hierin voorspelde hij dat Abaisa zou overwinnen en dat voorko¬ men zou worden dat ‘de vijanden van de arbeiders een nieuwe slavernij zouden invoeren’.124 Het hardnekkige, maar nooit officieel bevestigde ge¬ rucht dat een politieman van Hindostaanse afkomst het dodelijke schot had gelost, vergrootte voor sommigen het martelaarschap van Abaisa, maar droeg ook bij aan een tijdelijke verscherping van de etnische tegen¬ stellingen. Tegelijk ging van de tragische gebeurtenis een ontnuchterend effect uit, alsof beide partijen zich nu pas realiseerden in welke mate de strijd geëscaleerd was. Ook de kortstondige aanhouding van de stakingsleiders droeg hiertoe bij. Medio maart vonden verkennende besprekingen plaats tussen de regering en de vakbeweging, die echter zonder resultaat bleven. Het overleg sprong af op de weigering van de regering om over de stakings¬ dagen salaris door te betalen aan de stakers en om de legitimiteit van het politieoptreden ter discussie te stellen. De handhaving van de openbare orde en de bescherming van de samenleving tegen ‘terreur en vandalisme’ stonden naar het oordeel van het kabinet los van het conflict tussen de re¬ gering en de vakbeweging. Achtereenvolgens deden een Commissie van Goede Diensten en een Comité uit het Volk tevergeefs pogingen om bei¬ de partijen nader tot elkaar te brengen. Ook bemiddelingspogingen van de Statenleden Prade, Lachmon en Kamperveen sorteerden niet het beoogde effect. Deze ontwikkelingen moedigden de muniqués met de
pnr,
de
psv
nps
- in gezamenlijke com¬
en de ‘Progressieve vhp’ van H. Hirasing -
aan om de schending van fundamentele menselijke en vakbondsrechten door de regering te veroordelen en vervroegde verkiezingen te eisen.125 In de weken die volgden, bleek dat de uitputtingsstrategie van de re¬ gering werkte. Met vrijwel lege stakingskassen in zicht werd het voor de actievoerders elke dag moeilijker de nu al twee maanden durende inkom¬ stenderving vol te houden. Hun toenemende financiële zorgen en afne¬ mende motivatie om de strijd te prolongeren, wezen erop dat de staking bezig was dood te bloeden. In mei kwamen de Bond van Douane Ambte-
124
LEIDER VAN DE NPS
naren en de regering overeen de onderhandelingen te hervatten. De re¬ gering bewees daarmee over de langste adem te beschikken en de slag te hebben gewonnen. Veel genoegen zou zij aan deze overwinning echter niet beleven. De VHP-PNP-combinatie zou tijdens de parlementsverkie¬ zingen van oktober alsnog op een niet mis te verstane wijze op het door haar gevoerde beleid worden afgerekend.126 Arron: Door de politieke ontwikkelingen waren de
nps
en de
pnr
sinds
ïgyo steeds meer naar elkaar toegegroeid. Beiden verzetten zich tegen de vhpPNP-combinatie, die weinig oog had voor de belangen van de arbeiders. Heel belangrijk voor mij in deze periode was mijn kennismaking met Rufus Nooitmeer. Ik zag onmiddellijk de politieke kwaliteiten van Nooitmeer. Hij heeft mij in die staking geïntroduceerd en bracht mij naar de centra, waar ik ging zitten luisteren, zoals ook veel anderen deden. Nooitmeer was toen voorzitter van de douanebond, eigenlijk de initiatiefnemer van de strijd tegen het kabinet-Sedney, met name tegen de toenmalige viceminister-president en minister van Financiën, Harry Radhakishun. Ook Bruma speelde in die stakingen een voorname rol. Er is toen een parlementair samenwerkingsverband ontstaan, zonder politieke binding. Alleen al het feit dat de nps en de pnr in de oppositie waren, bond de twee partijen, maar door de stakingen werd geleidelijk de grondslag gelegd voor een politiek samenwerkingverband. Maar ik zat met een groot probleem: hoe breng ik de
pnr
op een goede
manier in het gezichtsveld van de nps ? WantNPs’ers waren door Pengel opge¬ voed om zich tegen Bruma af te zetten. Toen ging bij mij het volgende spelen en dat is voor mij het meest belangrijke punt geweest: hoe realiseer ik die onaf¬ hankelijkheid? Eigenlijk speelde dit al sinds ik voor de Nederlandse televisie hierover met Lachmon in debat was gegaan. Pengel had de historische opdracht van de partij nooit kunnen uitvoeren. Hij had het graag gewild, daar ben ik van overtuigd, hij speelde er geen komedie mee, maar hij kon er geen meerder¬ heid voor vinden in het parlement. Ik heb gekeken: waar kan ik die meerder¬ heid halen? De kleine kikkerpartijtjes kwamen niet in aanmerking. De
vhp?
Die in ieder geval niet. Dat was uitgesloten. Zou ik het hebben geprobeerd, het zou mij nooit gelukt zijn. Wie bleven over? De ktpi, de pnr en de psv. Het zwakst ontwikkeld was het denken over onafhankelijkheid in de ktpi. Daarom heb ik opzettelijk eerst met Willy Soemita gesproken, omdat ik zeker¬ heid moest hebben hoe hij over de onafhankelijkheid dacht. Gode zij dank heb ik Soemita zover kunnen krijgen dat hij ervan doordrongen raakte dat Suri¬ name echt niet langer in een staatkundig verband met Nederland verder kon gaan. Kortom, ik heb mij ervan overtuigd dat ik me geen zorgen hoefde te ma¬ ken over de ktpi in een samenwerkingsverband dat de realisatie van de onaf¬ hankelijkheid tot een centraal punt zou maken. Maar ik geef toe, we hebben
125
Soemita over de streep moeten trekken. Het heeft een aantal gesprekken ge¬ kost, want Willy had het voorzitterschap van de partij dan wel van zijn vader overgenomen, maar deze speelde nog een belangrijke rol op de achtergrond en had de kant van Lachmon gekozen: eeuwige geleidelijkheid. Maar de politieke strijd tussen vader en zoon is uiteindelijk door de zoon beslist. Willy is erin ge¬ slaagd om de onafhankelijkheid aan zijn achterban te verkopen. Hierna volgden gesprekken met Wijntuin en Bruma. Met beiden was ik niet veel tijd kwijt. De
psv
kenden we al als partij. Die had in het verleden al
deelgenomen aan coalities met de
nps.
De geschiedenis van de partij met be¬
trekking tot de realisering van de onafhankelijkheid was: dan wel, dan niet. Een beetje twijfelachtig. Maar vanaf 1961 was de
psv
steeds meer pro-onaf-
hankelijkheid geworden, in daden, maar ook in geschrifte, zoals in de uitgave Naar een onafhankelijk Suriname onder eindredactie van Coen Ooft, die in 1970 was verschenen. Daarin werd ondubbelzinnig een standpunt pro-onafhankelijkheid ingenomen. Dat maakte het dus gemakkelijk om samen te wer¬ ken met de psv. De pnr wilde graag samenwerken met de nps. Die zag mogelijkheden om daardoor meer zetels te krijgen in het parlement en deel te nemen aan de rege¬ ring. Maar bij Bruma speelde primair de realisatie van de onafhankelijkheid, dat moet ik de man nageven. Hij had geen problemen met zijn achterban. Maar die had ik wel met de mijne. Hoe kon ik mijn plannen verkopen? De on¬ afhankelijkheid was geen probleem, maar, zoals ik al zei, de
pnr
wel. Ik ben
aan de onderkant begonnen, bij de afdelingen en onderafdelingen. Ik ben een aantal van ze afgelopen. We hebben clusters gemaakt om tijd te winnen, maar toch was er nog een gevoel van argwaan. Het gevoel van onbehagen was geluk¬ kig wel grotendeels weg. Ik heb gezocht, gezocht, gezocht. Toen dacht ik: we gaan het proberen te verwoorden in de naamgeving. Zo is de naam Nationale Partij Kombinatie
(npk)
ontstaan. Ik heb van nps dus de s weggehaald en heb
van die s een k gemaakt. En binnen de partij heb ik gezegd: kijk (lacht), het is eigenlijk de nps, maar we kunnen het niet alleen doen. Begrijp dit. Het is onze zaak, alleen die s is weg. Natuurlijk was men niet zonder meer akkoord, maar met praten zijn we eruit gekomen. Het was een opluchting voor me. De besprekingen die de nps met de ktpi, de psv en de pnr voerde, vonden plaats een maand of drie voor de verkiezingen van 1973. Daarna volgde intern overleg in de nps en vervolgens werd de npk geformeerd. In het gemeenschap¬ pelijke verkiezingsprogramma lag de nadruk op sociaaleconomische issues, ook in reactie op het beleid van het kabinet-Sedney. Er was geen passage ge¬ wijd aan het daadwerkelijk realiseren van de onafhankelijkheid, al was dit door de coalitiepartners dus wel voorgekookt. Ik heb dat bewust zo gedaan. Niet dat ik bevreesd was dat ik een verkiezing zou verliezen. Echt niet, want Sedney
126
LEIDER VAN DE NPS
had het dan wel niet zo bont gemaakt als Wijdenbosch later, er was genoeg re¬ den om te veronderstellen dat hij niet in het machtscentrum zou terugkeren. Maar in de intermenselijke verhoudingen had het tot grote problemen kunnen leiden als we de nadruk op het onafhankelijkheidsthema hadden gelegd, in de zin van Creolen versus Hindostanen. Aan de andere kant: men kon weten wat de coalitie wilde. De
nps,
de
pnr
en de
psv
hadden een duidelijk standpunt
over de onafhankelijkheid. En geen van deze partijen heeft er enige twijfel over laten bestaan dat ze de onafhankelijkheid tot stand zouden brengen als ze de regeermacht eenmaal in handen zouden hebben. Alleen de
ktpi
was op dit
punt wat minder geprofileerd. Vanuit deze optiek kon het voornemen tot reali¬ satie van de onafhankelijkheid onmogelijk als een verrassing komen, hoewel het wel als zodanig is ervaren. De stakingen van 1973 zorgden er inderdaad voor dat de pnr,
nps
en de
die elkaar al hadden gevonden in hun afwijzing van de brede basis-
politiek en hun pleidooi voor onafhankelijkheid, steeds meer naar een samenwerkingsverband toegroeiden. Op het persoonlijke vlak was daarbij vooral de relatie tussen Arron en Eddy Hoost
(pnr)
van belang.127 Tijdens
een PNR-bijeenkomst op 3 april verklaarden Bruma, Raveles, Desi Refos en Fred Derby zich voorstander van de vorming van een krachtig front, dat met een doortimmerd sociaal-economisch programma de verkiezingen in zou gaan.128 In mei, als lid van de Koninkrijkscommissie in Nederland, liet Arron zich in vergelijkbare bewoordingen uit, toen hij aankondigde dat een combinatie van gelijkgezinde groeperingen met een overwegend Creoolse signatuur het in de verkiezingsstrijd zou gaan opnemen tegen de VHP. De sociaal-economische situatie in het land, waar de prijzen ble¬ ven stijgen, liet volgens hem de
nps
geen andere keus.129 Arron verklaar¬
de niet lang hierna dat de onafhankelijkheid van Suriname door de
nps
niet als een belangrijk issue in de verkiezingsstrijd zou worden geworpen, maar lichtte toe dat deze kwestie reeds een uitgemaakte zaak was, die in de regeringsverklaring een voorname plaats zou innemen.130 Op 29 juli keurde de partijraad van de ktpi
nps
de samenwerking met de
goed en stelde zij vast dat de samenwerking met de
psv
zich in een
vergevorderd stadium bevond.131 De partijraad verwierp de deelname van de partij aan het Surinaams Bevrijdings Front, een samenwerkingsver¬ band tussen de
pnr,
de
clo,
c’47 en de Actiegroep '73. De
nps
liet weten
voorstander te zijn van een scheiding tussen politiek en vakbeweging en toonde zich onaangenaam getroffen door de oprichting van het Front. Deze had plaatsgevonden op een moment dat de partij bezig was met de pnr
afzonderlijk te onderhandelen. De NPS-top beschouwde de creatie
van het Surinaams Bevrijdings Front als een poging van Bruma om zijn
127
machtspositie te versterken en de nps het initiatief uit handen te nemen.132 Nadat Bruma had ingezien dat het Surinaams Bevrijdings Front het zon¬ der de De
nps
pnr
en de
ktpi zou
moeten stellen, koos hij eieren voor zijn geld.
stapte uit de combinatie en in de loop van augustus werden de
onderhandelingen tussen de
nps
en de
hervat.133 Tussendoor voer¬
pnr
den Arron en Van Genderen, gesteund door een speciaal door de partij geformeerde adviesraad onder leiding van Ewald Karamat Ali, verkennen¬ de besprekingen met onder andere de bleven. Hoewel de achterban van de
pnp,
pnp
die echter zonder resultaat
het front tegen de vhp noemens¬
waardig had kunnen versterken, was een bundeling gelet op de regerings¬ deelname van de
pnp
aan het kabinet-Sedney weinig voor de hand lig¬
gend.134 Op 9 september besloot de partijraad van de met de
ktpi,
(npk).135
de
psv
en de
pnr
Volgens Arron zou de
nps
tot samenwerking
binnen een Nationale Partij Kombinatie
npk
onder één symbool aan de verkiezin¬
gen deelnemen, maar ‘zou de frambo [symbool van de over de andere symbolen uitstralen’. De
nps, zo
nps]
haar warmte
stelde Arron, had de am¬
bitie de leidende partij te zijn in het nieuwe partijpolitieke blok. Hij be¬ nadrukte dit streven niet alleen om de krachtsverhoudingen binnen de combinatie te schetsen, maar vooral om de samenwerking met de
pnr
voor de NPS-achterban verteerbaar te maken.136 De NPK-partijen bereikten op 28 september een ‘definitief generaal akkoord’. Bruma lichtte toe dat de
nps
en de
pnr
elkaar gevonden had¬
den op het punt van de zelfstandigheid van Suriname en waar het ging om het te voeren sociaal-economisch beleid.137 Protesten vanuit NPS-kernen tegen een gezamenlijk optrekken met de
pnr
werden diezelfde maand
dankzij de persoonlijke inzet van Arron in steunbetuigingen omgebo¬ gen.138 Arron herhaalde dat de onafhankelijkheid van Suriname door de npk
niet als een verkiezingsissue zou worden gepresenteerd, aangezien
de discussie hierover reeds was beslecht.139
128
LEIDER VAN DE NPS
IV Vader van de onafhankelijkheid: Aanloop
De
nps
zou weer opkrabbelen in 1973, na de verkiezingszege van de door
Arron geleide Nationale Partij Kombinatie
(npk).1
Het standpunt van de
partij over de onafhankelijkheid vormde het cement van dit samenwer¬ kingsverband, waarbinnen ook de
pnr
een belangrijke rol vervulde. De
regeringsverklaring van 15 februari 1974 bevatte de aankondiging dat Suri¬ name vóór ultimo 1975 de status van soevereine staat zou krijgen. Deze boodschap zorgde voor grote beroering in de gelederen van de vh p en zou de inzet worden van een verhitte strijd tussen de coalitie en de oppositie, die de parlementaire agenda bijna twee jaar zou beheersen. De strubbelingen tussen beide kampen waren complex. Het ging om verschillen van mening over de termijn waarop Suriname onafhankelijk zou moeten worden en over het politieke en staatkundige proces dat Suri¬ name zou moeten doorlopen, maar ook om het veiligstellen van deelbe¬ langen en het maximaliseren van invloed. Voor het grote publiek kregen de aanvaringen tussen de
npk
en de vhp al snel het karakter van een presti-
geslag tussen Arron en Lachmon. Het politieke gevecht dat zij leverden, werd begeleid door buitenparlementaire acties, die de gemoederen op¬ zweepten en de uittocht van Surinamers naar Nederland een krachtige impuls gaven. In mei 1975 werd Paramaribo opgeschrikt door een reeks branden, die aan radicale elementen uit de hoek van de oppositie werden toegeschre¬ ven, en bracht de vhp een zogeheten tienpuntenplan uit, waarin de partij de regering om waarborgen vroeg bij het voorbereiden van de onafhanke¬ lijkheid. In juni bereikten Paramaribo en Den Haag een akkoord over een ontwikkelingssamenwerkingsverdrag waarmee een bedrag was gemoeid van Nf 3,5 miljard. VERKIEZINGEN
De verkiezingsstrijd tussen de
npk
en de VHP-combinatie het aan duide¬
lijkheid niets te wensen over. Twee in hoofdzaak mono-etnische blokken, namelijk van Creoolse en van Hindostaanse signatuur, stonden tegenover
129
elkaar. Beide combinaties richtten zich in hoofdzaak op de belangen, as¬ piraties en sentimenten van de eigen achterban. De
npk
was een ver¬
bond tussen drie voornamelijk Creoolse partijen en de Javaanse
ktpi.
Het
Creoolse element domineerde. De vhp had een stembusafspraak gemaakt met de
sri
en de
pbp,
twee kleine politieke partijen die hun aanhang re¬
kruteerden onder respectievelijk Javanen en Marrons. In deze samen¬ werking voerde het Hindostaanse element de boventoon. Hoewel de
nps
Hindostanen had gekandideerd en de vhp de aandacht trok met een Cre¬ oolse kandidaat op de lijst in Paramaribo, waren deze kandidaatstellingen de spreekwoordelijke uitzondering op de regel.2 De verkiezingen ston¬ den in het teken van een Creools-Hindostaanse rivaliteit en hadden een raciale ondertoon, ook al doordat de ideologische en etnische scheidslij¬ nen grotendeels met elkaar samenvielen. In de periode 1969-1973 hadden de coalitie en de oppositie weinig nagelaten om de onderlinge tegenstel¬ lingen te accentueren. Zeker na het afwijzen van de brede basis-gedachte door de nps was een NPS-VHP-combinatie uitgesloten. De
npk
had betrekkelijk veel jonge politici op de kandidatenlijst ge¬
plaatst en propageerde een nieuw Suriname, waarin burgers als één natie met elkaar samenleefden en samenwerkten. Een gezamenlijke inspanning voor het welzijn van alle Surinamers diende voorop te staan.3 De weg naar het nieuwe Suriname beloofde lang en moeilijk te zijn en zou vele offers vragen, maar de
npk
was van oordeel dat het roer om moest, wilde
het werkelijk tot veranderingen in de sociaal-economische positie van vooral arbeiders en landbouwers komen. Met verwijzing naar het beleid van het kabinet-Sedney benadrukte de
npk
het belang van ‘een nationale
politieke doorbraak’, inclusief goede relaties met de vakbeweging, be¬ trokkenheid van de jeugd bij het politiek-maatschappelijke gebeuren en de noodzaak van een sociaal-rechtvaardig en corruptievrij bestuur. Speer¬ punten van het beleid waren voor de
npk
de erkenning van het stakings¬
recht, inkomensherverdeling, het stimuleren van de binnenlandse pro¬ ductie, het vergroten van de werkgelegenheid, het reguleren van de prij zen van eerste levensbehoeften, het bevorderen van remigratie en het invoeren van een algemene ziektekostenverzekering.4 Hoewel de
npk
eerder in een gepubliceerd uittreksel met ‘hoogte¬
punten’ uit het verkiezingsprogramma er over de onafhankelijkheid het zwijgen toe had gedaan5, stond in het uiteindelijke verkiezingsprogramma hierover de volgende passage: ‘Voor de
npk
is de onafhankelijkheid van
Suriname geen discussiepunt meer. De ontwikkeling die zich voltrokken heeft in dit land sedert de totstandkoming van het statuut, heeft geleid tot het bewustzijn dat de onafhankelijkheid van ons land niet meer te stuiten
130
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
is. En dit niet alleen in Surinaamse gelederen, maar ook in de andere de¬ len van het Koninkrijk. Het feit dat in alle kringen de voorbereiding van de onafhankelijkheid wordt toegejuicht, moet toch wel voor de meest verstokte tegenstanders aanleiding zijn zich opnieuw te beraden over het eigen standpunt. Suriname zal zijn plaats in de rij der onafhankelijke vol¬ ken moeten innemen. Voor het bereiken van een versnelde sociaal-economische ontwikkeling van het land wordt dit noodzakelijk geacht. Daarom zal de Nationale Partij Kombinatie de voorbereiding voor de onafhanke¬ lijkheid, zowel intern als extern intensiveren en afronden.’6 Gaat men voor¬ bij aan de wollige formulering en de al te stellige uitlating dat in alle krin¬ gen de voorbereiding van de onafhankelijkheid werd toegejuicht, dan laat de slotzin er geen misverstand over bestaan dat het electoraat er serieus rekening mee diende te houden dat de onafhankelijkheid zou worden ge¬ realiseerd in het geval de npk een verkiezingszege zou behalen.7 De vhp ondervond in toenemende mate hinder van de beschuldiging dat zij een mono-etnische partij was en had om die reden zichzelf tot Voor¬ uitstrevende Hervormings Partij omgedoopt. De partij legde in de ver¬ kiezingen het accent op ‘geestelijke integratie’, ‘geen onafhankelijkheid nu’ en de ‘bestrijding van communistische en andere subversieve activi¬ teiten’, met dit laatste doelend op de
pnr
en op de wanordelijkheden die
zich tijdens de februaristaking hadden voorgedaan. Onmiddellijk na de proclamatie van de
npk
had Lachmon al aangekondigd dat zijn partij er
alles aan zou doen om de wees op het ‘gevaar van de
nps
‘uit de greep van de
pnr’9
als de ‘eigenlijke leider van de
pnr
te bevrijden’.8 Hij
en kwalificeerde niet Arron maar Bruma
npk’.10
Daarmee kopieerde hij de strategie
van de toenmalige oppositie, die niet Sedney, maar steevast Lachmon had betiteld als de sterke man van de VHP-PNP-combinatie. De leerde erop dat veel kiezers uit weerzin tegen de
pnr
vhp
specu¬
hun stem aan de
npk
zouden onthouden.11 In een televisietoespraak, die integraal in de kranten werd afgedrukt, constateerde voorzitter Lachmon (bezijden de waarheid) dat de
npk-
partijen in hun programma geen uitspraak over de onafhankelijkheid de¬ den, maar liet hij erop volgen dat iedereen wist dat zij voorstander waren van onafhankelijkheid-nu. Lachmon waarschuwde de kijkers dat een stem op de
npk
een stem voor onmiddellijke onafhankelijkheid inhield.
Met deze uitspraak ontkrachtte de vh p op voorhand haar later veelvuldig geuite beschuldiging als zou de
npk
de kiezers hebben misleid door de
onafhankelijkheid niet tot een centraal verkiezingsthema te maken.12 Het thema werd op de verkiezingspodia inderdaad niet gul uitgeserveerd, maar uitlatingen gedaan door de NPK-leiders in de jaren 1970-1973 en het
131
NPK-verkiezingsprogramma lieten geen twijfel bestaan over het stand¬ punt van de combinatie. Arron: De verkiezingen waren fel. Het gevecht ken¬ de geen condities. Helaas moet ik zeggen dat de behoefte die bij de Creool be¬ stond tot eenheid onder de Creolen een grote rol heeft gespeeld. Als tegenwicht voor wat Lachmon en zijn
vhp
steeds beweerden: het gevaar van Creoolse
overheersing. Hierdoor is de Creool bang geworden dat de Hindostanen het te¬ gen hem zouden opnemen. Daarom hebben wij, uitgaande van wat wij zoal hadden geleerd in de periode-Sedney, de kracht van het volk benadrukt, waar¬ bij het Creoolse element de bindende factor was. Omdat de Creolen meenden dat hun positie in gevaar was, hebben ze massaal op npk gestemd.13 De verkiezingen op 19 november leverden de npk 22 zetels en de vhpcombinatie 17 zetels in de Staten op. Het merendeel van de stemmen bij de coalitiepartijen was toegevallen aan de nps (13) en de pectievelijk 2 en 3 zetels gewonnen hadden. De
ktpi
pnr
(4), die res¬
(2) en de
psv
(3) in¬
casseerden een winst van onderscheidenlijk 1 en 2 zetels. Bij de VHP-combinatie had de
vhp
16 zetels en de
sri
1 zetel veroverd. Lachmon liet in
een reactie weten een loyale en constructieve oppositie te zullen voeren, maar kondigde tevens aan om een hertelling te zullen vragen van de stem¬ men die in kieskring 11 waren uitgebracht.14 Naar later zou blijken, was dit een loos dreigement. De
pnp
was tot haar grote ontsteltenis zonder ze¬
tels uit de verkiezingsstrijd tevoorschijn gekomen. Ook de Hindostaanse Progressieve Partij
(hpp),
die tevoren goede kansen waren toegedicht en
waarvan verwacht werd dat deze het de
vhp
moeilijk zou maken, was
met lege handen achtergebleven.15
KABINETSFORMATIE
Als leider van de zegevierende combinatie kreeg Arron op 26 november van gouverneur Ferrier de opdracht een kabinet te formeren.16 Aan de formatie liet hij een informatiefase voorafgaan, tijdens welke hij met ver¬ tegenwoordigers van politieke partijen en een groot aantal maatschappe¬ lijke organisaties sprak. Door de afgetekende zege van de NPK-partijen was het niet nodig nog andere politieke partijen bij de samenstelling van het kabinet te betrekken, al waren er commentatoren die - tegen beter weten in - hoopten dat met het oog op het landsbelang de
nps
en de
psv
het door sommigen als broos en opportunistisch aangemerkte NPK-blok zouden verlaten om alsnog een alliantie aan te gaan met de vh p .17 Arron: Het ging allemaal betrekkelijk vlot, want ik had natuurlijk al de nodige voorbereidingen getroffen. Niet dat ik iemand vooraf had gepolst. Je weet dat als je in de Surinaamse politiek voortijdig namen gaat noemen, je dan eigenlijk bezig bent doodvonnissen te voltrekken (lacht). Je indiceert, je laat
132
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
dingen hangen, maar je gaat nooit uit mijn mond horen: die wordt het. Alleen wanneer ik er zeker van ben. Ik had één eis waar met mij niet over te praten viel. Die eis was dat de poli¬ tieke leiders van de deelnemende partijen in het kabinet zitting zouden nemen en dat een van hen de positie van voorzitter van het parlement zou bekleden. Dit zie je weerspiegeld in de posities die de leiders gingen innemen. Bruma trad toe tot het kabinet als minister van Economische Zaken. Hij wilde aanvanke¬ lijk niet, maar ik heb hem ertoe gedwongen. Ook Soemita kwam in het kabinet, als minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Ikzelf was minister-president en om mij in te dekken in de partij heb ik bedongen dat ook de voorzitter van de partijraad, Van Genderen, een post in het kabinet kreeg, als vicepremier en minister van Districtsbestuur en Decentralisatie. Wijntuin werd voorzitter van het parlement.18 Dat was het politieke deel van de formatie. Voor mij was dat essentieel, want het verzekerde mij van de directe steun van de politieke leiders. Vooral met het oog op het realiseren van de onafhankelijkheid had ik een stevig politiek fundament nodig. Hoewel
npk
i een puur politiek kabinet was, lagen aan de keuze van de
andere Nps-ministers vooral overwegingen van vakbekwaamheid ten grond¬ slag. Karamat Ali had zich als parlementariër met een lange staat van dienst al met openbare werken beziggehouden. Het lag om die reden voor de hand hem de post van openbare werken toe te vertrouwen. Cambridge had zich al¬ tijd al met ontwikkelingsvraagstukken beziggehouden, in samenspraak met Frank Essed. Dus hij paste prima op het ministerie van Opbouw. Onderwijs was een specialiteit van de nps en daarvoor hadden we een zeer gekwalificeer¬ de minister in de persoon van Venetiaan.19 Ik had voor de post van Financiën André Brahim op het oog. Door familieomstandigheden moest hij helaas mijn aanbod afslaan. Ik vertrouwde op dat moment - ik zeg het eerlijk - weinig an¬ deren. Omdat ik een bancaire achtergrond heb en als voorzitter van de vaste commissie voor financiële aangelegenheden in het parlement veel ervaring met financiële vraagstukken had opgedaan, heb ik toen besloten: ik steek mijn nek ervoor uit. Maar in ïgyy heb ik het niet herhaald. Ik heb toen wel een af¬ zonderlijke minister van Financiën gezet: Lesley Goede. Men kan mij dus niet verwijten dat wij alleen maar trouwe volgelingen ministersposten hebben laten bekleden. Dat is een sprookje. De
nps
heeft er
altijd voor gezorgd - ook onder Pengel - om kwaliteit in het landsbestuur in te brengen. Natuurlijk, de ministers dienden loyaal te zijn aan de partijleider. Dat moest gewoon, daar mocht geen twijfel over bestaan. En die loyaliteit was er ook, bij alle bewindslieden, inclusief Van Genderen. Dat hij deel uitmaakte van het kabinet was niet uit slimmigheid, zoals wel wordt beweerd. Alsof ik hem primair bij mij in de buurt wilde hebben om hem onder de duim te houden.
133
Als bij mij het controleren van Van Genderen voorop had gestaan, had ik dat ook via de partij kunnen doen. Trouwens, als men dat slimmigheid noemt, dan bestaat die slimmigheid al sinds de Grieken, Romeinen, Filistijnen en noem al die tijnen maar op. Zie het als een kwestie van realpolitik. Het is altijd goed om in het licht van de politieke overdracht, als er onverhoopt iets met de leider ge¬ beurt, een tweede man te hebben die goed van de gang van zaken op de hoogte is. De deelname van Van Genderen aan het kabinet vergemakkelijkte mijn sla¬ pen wel (lacht), maar dat was een bijkomstigheid.20 In het eerste NPK-kabinet21 nam de
nps
een dominante positie in. De
partij bezette de meeste ministersposten (zes van de twaalf). Toch waren, als gekeken wordt naar het aantal Statenzetels dat zij bezetten, de andere partijen met ministersposten nog aanzienlijk beter aan hun trekken ge¬ komen. Dit gold voor de pnr
psv
(twee posten), de
ktpi
(twee posten)22 en de
(drie posten). Vooral de relatief sterke positie van de
sommigen in de
nps
pnr
zette bij
kwaad bloed. Arron beschouwde deze positie als de
prijs die betaald moest worden voor rust op het arbeidsfront en steun bij het realiseren van de onafhankelijkheid. Maar verschillende partijgeno¬ ten, die zich opwierpen als erfgenamen van Pengel, dachten daar anders over. NPS-Statenlid Albertine Liesdek-Clarke (thans Bouterse-Clarke): ‘De pnr
kreeg de zetels op een goudschaaltje aangeboden. Het was gewoon
niet in verhouding. De
pnr
had nog nooit regeringsverantwoordelijk¬
heid gedragen, maar blies hoog van de toren. Bruma en Derby wilden alles naar hun hand zetten en voorkomen dat de
nps
binnen de
npk
tot haar
recht zou komen. Ik was daar erg boos over. Dit gold ook voor Nooitmeer, Herkul, Zalmijn, Vreede en Somohardjo. Wij vonden dat de
pnr
mee
mocht doen, maar met een minder zware vertegenwoordiging.’23 Van meerdere kanten kreeg Arron het verwijt te hebben gebroken met de gewoonte (sinds 1958) om een kabinet te formeren bestaande uit Creoolse en Hindostaanse bewindslieden.24 Arron: Ik had de Javaan erbij, ik had Hindostanen op de kandidatenlijst voor het parlement en in de regering had ik daarnaast ruimte voor één niet-Creoolse bewindsman, namelijk mr. Karamat Ali. Verdere politieke manoeuvreerruimte had ik niet. Natuurlijk nam ik daarmee een risico. Maar ik wil één ding duidelijk stellen: Arron heeft niet gebroken met de gewoonte om te zoeken naar een mengeling van Creolen en Hindostanen. Arron had niet de keuze. Want die mengeling was in de tijd van Pengel en Sedney gemakkelijk te realiseren. Maar wat had ik voor mogelijkhe¬ den? Elke plaats die ik binnen de nps meer zou inruimen voor een niet-Creool betekende spelen met mijn politieke behaviour. En van de andere partijen viel niets te verwachten. De psv kon ze niet voordragen, want die had ze niet. Bruma nog minder. En de ktpi, die leverde al Javaanse bewindslieden.
134
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
Los van de beperkte mogelijkheden die hij had om voor een etnische balans in de ministersploeg te zorgen, stuitte het denken in termen van etniciteit Arron in toenemende mate tegen de borst. Naar zijn opvatting stond dit denken haaks op het ideaal van natievorming dat de
npk
voor
ogen stond. In dit verband had Arron ook moeite met de voorzieningen die in zijn eigen partij waren getroffen voor specifieke groepen. Arron: We hadden in de
nps
een hindoepresidium, een moslimpresidium, een Indone¬
sisch presidium et cetera. In de periode van Pengel had dit zijn functie. Vertegenwoordigers van die groepen konden op die manier groeien in de partij en er een eigen identiteit vinden. Maar toen ik de leiding overnam, merkte ik al gauw dat het remmend werkte op het proces van nationale eenwording. In de tijd van Pengel heb ik het ondersteund, omdat het werkte, maar in de jaren zeventig paste het steeds minder, vooral niet in de aanloop naar de onafhanke¬ lijkheid. Vóór 1973 ben ik al begonnen met het afschaffen van die presidia. Langzaam, want ik moest de mensen om wie het ging wel op één lijn brengen. Ik ben daarin niet dictatoriaal opgetreden. Na veel praten zagen ze zelf in dat het systeem zichzelf had overleefd. Vervolgens zijn de presidia door de partij¬ raad afgeschaft. Zo ben ik er vanaf gekomen. Dus vanaf dat moment praatten we niet meer over die secties. Iedereen was equal. De nps bleef natuurlijk een overwegend Creoolse partij, maar niet-Creolen voelden zich er thuis en raakten er echt geïntegreerd. Azimullah: Arron wilde breken met de vanzelfsprekendheid dat er altijd Creolen en Hindostanen zitting moesten hebben in een regering. Een kabinet diende in zijn optiek te bestaan uit bewindslieden die zich in¬ zetten voor nationale doeleinden, niet voor etnische deelbelangen. Tegelijk wilde Arron geen risico nemen met Hindostanen in zijn coalitie. Het ver¬ raad van de Actiegroep in 1969 was voor hem een schrikbeeld. Bovendien had het optreden van minister Radhakishun in het kabinet-Sedney het imago van de Hindostanen geen goed gedaan. Veel Creolen hadden aan¬ stoot genomen aan zijn handelwijze. Zij zagen hem als een Latijns-Amerikaanse potentaat, die politiek en zakenleven op een onaanvaardbare wijze met elkaar vermengde en die rijkdom en arrogantie uitstraalde. Dat nodigde niet uit tot het aanzoeken van Hindostanen als minister.’25 Ahmed Karamat Ali werd, doordat hij doorging voor een dogla (vermenging van Hindostaan en Creool) en nadrukkelijk NPS-gelieerd was, door Hindo¬ stanen niet als een representant van hun eigen groep beschouwd. Arron: De ministers zijn op 24 december 1973 beëdigd. Uit de minister¬ raad is toen een kleine raad geformeerd onder voorzitterschap van Coen Ooft. Die kreeg als minister van Binnenlandse Zaken de taak de formulering van het regeringsbeleid te coördineren, op basis van de bijdragen die de verschillende
135
ministeries en partijen zouden leveren. Ik zat in die commissie namens de nps,
Bruma namens de pnr, Soemita namens de ktpi en Ooft namens de psv.
Het vraagstuk van de onafhankelijkheid heeft zich primair afgespeeld tussen de vier politieke leiders. De formulering van de passage hierover in de rege¬ ringsverklaring is daarna besproken in de kleine raad en vervolgens voorge¬ legd aan de voltallige ministerraad. De eindredactie van de tekst van de rege¬ ringsverklaring was in handen van de vier politieke leiders, dus Arron, Bruma, Soemita en Wijntuin. Ferrier werd niet bij de voorbereiding van de regerings¬ verklaring betrokken. Wij vonden dat niet nodig. Wij hadden een andere kijk op de positie van de gouverneur.26
REGERINGSVERKLARING
Niet eerder in de Surinaamse geschiedenis maakte een regeringsverkla¬ ring zoveel los als de rede die minister-president Arron op 15 februari 1974 in de Staten van Suriname uitsprak bij de inauguratie van zijn regering. Na gememoreerd te hebben dat de staatkundige ontwikkeling van Surina¬ me zich al langer dan een eeuw kenmerkte door geleidelijkheid en dat ‘de spoedige verwezenlijking van de volledige onafhankelijkheid van Suriname’ als ‘een natuurlijke ontwikkeling en een wezenlijk mandaat van de Suri¬ naamse bevolking aan deze Regering’ diende te worden beschouwd, stel¬ de Arron het volgende: ‘De onafhankelijkheid van het Land is door voor¬ afgaande Regeringen benaderd als een punt in discussie. In tegenstelling daarmee heeft de huidige Regering, ten volle bewust van haar verant¬ woordelijkheid, zich tot taak gesteld de overdracht van de soevereiniteit door het Koninkrijk der Nederlanden aan het Surinaamse volk te realise¬ ren. Het onderzoek dat ten aanzien van dit onderwerp verricht is door de diverse secties van de Koninkrijkscommissie wordt door de Regering als voldoende aangemerkt en zal thans zijn afronding dienen te vinden. Het komt de Regering wenselijk voor, dat derhalve, opdracht wordt gegeven aan de vertegenwoordigingen in de Koninkrijkscommissie om de in dit licht alsnog te bespreken onderwerpen aan een tijdschema te binden en wel in die zin, dat in ieder geval de realisering van de soevereiniteitsover¬ dracht aan Suriname zal kunnen plaatsvinden op geen later tijdstip dan ultimo 1975. Het spreekt vanzelf dat het tripartite overleg van de Konink¬ rijkscommissie geen belemmering zal mogen zijn voor vorenstaand stre¬ ven van de Regering. Indien dit gevaar zal ontstaan zal dit programma¬ punt door bilateraal overleg worden gerealiseerd.’27 Dat de onafhankelijkheid minder breed werd gedragen dan het kabi¬ net zich misschien zou wensen, verwoordde Arron zelf het beste, toen hij verderop in zijn redevoering verklaarde dat de regering er alles aan zou
136
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
5-
Henck Arron leest de regeringsverklaring voor in de Staten van Suriname op 15 februari 1974
doen om deze ‘uit de controversiële sfeer te halen, waarin deze zeer ten onrechte is gebracht’.28 Hij liet weten dat burgers van Suriname alleen succesvol konden zijn als zij hard werkten en soberheid betrachtten: ‘De Regering zal het Surinaamse volk voorgaan in daden van offervaardigheid, werklust, doorzettingsvermogen [en] geloof in eigen kunnen, maar boven¬ al nog in geloofwaardigheid. Wij zullen, ondanks alle tegenstellingen, dit land gezamenlijk moeten opbouwen.’29 Het was het aangekondigde tijdstip van de onafhankelijkheid dat de meeste commotie veroorzaakte. Arron: Alleen de ministers van mijn kabinet waren vooraf op de hoogte van de datum die in de regeringsverklaring werd genoemd. Dat kon ook moeilijk anders, want zij waren betrokken geweest bij de opstelling van die verklaring en dienden daaraan hun goedkeuring te hech¬ ten. Onze fractie in de Staten was een beetje op de hoogte (lacht). Houd reke¬ ning met verrassingen, had ik gezegd. Ze wisten precies wat ik bedoelde. Verder heb ik niemand ingelicht, Ferrier niet en ook Den Uyl niet. Los van de principiële kant van de kwestie - ik wilde eerst mijn zaak in Suriname bren¬ gen - zou het ook praktisch niet handig zijn geweest. Je zou gedonder hebben gekregen in Nederland, het zou de zaken hier hebben beïnvloed, met alle ge¬ doe van dien. Na het voorlezen van de passage over de onafhankelijkheid is mijn rede¬ voering in het parlement onderbroken. De coalitie is in haar totaliteit, dus inclu¬ sief mevrouw Liesdek-Clarke, inclusief Lee KongFong, inclusief Somohar dj o,
137
opgestaan en heeft de mededeling met een langdurig applaus ontvangen. Dus het hele verhaal van die drie erna, dat ze tegen de onafhankelijkheid waren, is nonsens. Het strookt niet met de waarheid. Ze zijn gewoon door Lachmon ge¬ pakt. Ik heb me gehaast om de regeringsverklaring op te stellen en uit te spre¬ ken, want ik wist dat Den Uyl naar Suriname wilde komen - dat had hij ons begin januari al laten weten - en ik wilde niet dat hij mij voor zou zijn met een verklaring dat Nederland ons graag onafhankelijk wilde laten worden. De Keer punt-p ar tijen hadden in hun programma immers staan: onafhankelijk¬ heid voor Suriname niet later dan igy6.3° Ik wilde politiek Den Haag niet de ruimte geven om mij te komen leren dat we onafhankelijk moesten worden. Ik heb het zelf gedaan, dat wil zeggen
npk i.
Dat was voor ons een erezaak, ook
omdat ik in ïgyi in Nederland had verklaard dat we de onafhankelijkheid op korte termijn wilden realiseren. Frits Frijmersum, minister van Arbeid en Volkshuisvesting in
npk i:
‘Vlak vóór 15 februari zijn wij als ministers bij elkaar gekomen in het Medisch Wetenschappelijk Instituut aan de Kernkampweg. Tijdens die retraite is de beslissing gevallen om de onafhankelijkheid voor ultimo 1975 te realiseren. Het was een erezaak. Zouden wij geen actie ondernemen, dan zouden de Hollanders ons het Koninkrijk uit schoppen. Iedereen in het kabinet was het hierover eens. Alleen Karamat Ali hield nog een plei¬ dooi voor een dominion-status voor Suriname, maar die poppenkast wil¬ den we niet meer. Dat was een gepasseerd station. Het noemen van een uiterste datum voor de verwezenlijking van de onafhankelijkheid kwam voor de NPK-vertegenwoordigers in de Staten als een grote verrassing. Nooitmeer, de fractieleider, wist van niets. Wijntuin wist het ook niet. Bruma had het Derby en Raveles waarschijnlijk verteld, maar dat is niet meer dan een veronderstelling. Vooral Nooitmeer werd voor het blok ge¬ zet. Hij schrok, maar hij moest mee. Hij kon niet anders.’31 Johan Ferrier onderschrijft deze lezing: Arron was verontwaardigd, omdat de indruk bestond dat Nederland de onafhankelijkheid aan Suri¬ name wilde opdringen. Suriname diende volgens hem zelf het initiatief te nemen om een soevereine staat te worden. Dit was voor hem het hoofd¬ motief om de onafhankelijkheid te realiseren. Dat liet hij mij ook duide¬ lijk weten. Hij wilde niet door Nederland uit het Koninkrijk worden getrapt. Op dat punt had hij een groot eergevoel. Hij was hierin ook erg zeker van zijn zaak. Voor de
nps-fractie
kwam de regeringsverklaring echter als
een totale verrassing. De leden waren van tevoren niet ingelicht over de ul¬ timo 1975-passage.’32 Albertine Liesdek-Clarke weerspreekt, overigens in strijd met de fei-
138
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
ten, dat de passage in de Staten met een staande ovatie werd verwelkomd: ‘Nadat Arron met veel bravoure de datum van de onafhankelijkheid had genoemd, viel er een doodse stilte. Men was geschokt. Iedereen keek el¬ kaar aan. Zalmijn siste een krachtterm. Ik zat tussen hem en Nooitmeer in. Tegenover mij zaten Hindori en Mungra. Sprakeloos. Alleen de
pnr-
vertegenwoordigers lachten in hun vuistje. Zij leken van het nieuws op de hoogte. Maar de NPS-fractie wist van niets. Na afloop van de vergade¬ ring zijn we tegen Arron uitgevaren. Hoe hij het in zijn hoofd haalde om zonder ruggespraak met ons die onafhankelijkheid in de samenleving te persen. Hij kreeg het fel te verduren, ook van Nooitmeer en Somohardjo. Vervolgens heb ik hem het ontbreken van een breed draagvlak voor de onafhankelijkheid steeds onder de neus gewreven als ik op Algemene Zaken was. Steeds zei hij: “Alles komt in orde. De soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend.” Maar die woorden overtuigden ons niet. Hij ontkende het, maar het was duidelijk dat hij in opdracht van Bruma handelde.’33 Ook Paul Somohardjo laat weten dat Arrons aankondiging voor de NPS-fractie in de Staten ‘totaal onverwacht’ kwam: ‘We waren vooraf niet op de hoogte. Dit gold in ieder geval voor mijzelf en voor Nooitmeer, Vriesde, Herkul, Zalmijn en Liesdek-Clarke. Kort daarna hebben we tijdens een partijraadsvergadering Arron hierop aangesproken. We hebben gezegd dat hij fout zat met de onafhankelijkheid. Niet met zijn steun hiervoor als zodanig, maar met de wijze waarop hij die onafhankelijkheid wilde realise¬ ren. Aangezien we het niet eens waren met zijn opstelling en hij van geen wijken wilde weten, hebben we op een gegeven moment als groep de bij¬ eenkomst demonstratief verlaten. Een meerderheid van de aanwezigen steunde hem echter.’34 De formulering van de passage over de onafhankelijkheid was het werk van de ministers Ooft en Bruma. Coen Ooft: ‘Arron heeft ons apart gezet om die passage te schrijven. Het duurde nog geen tien minuten. Het hielp dat Bruma en ik elkaar kenden. We hebben samen in Amsterdam op het podium gestaan om voor studenten over de onafhankelijkheid te pra¬ ten. De paragraaf is gebaseerd op de tekst van de psv-brochure Naar een onafhankelijk Suriname en op de slotpagina’s van mijn proefschrift. Nie¬ mand in de ministerraad had commentaar op ons voorstel. De passage werd ongewijzigd overgenomen. Karamat Ali sprak als enige nog over de wenselijkheid van een dominion-status voor Suriname, maar legde zich al snel bij de mening van de anderen neer.’35 Uit de verzamelde reacties valt niet met zekerheid af te leiden wie op welk moment wat wist. Volgens Arron werd gouverneur Ferrier buiten
139
de opstelling van de regeringsverklaring gehouden en was de aankondi¬ ging van de onafhankelijkheid voor hem een verrassing. Ferrier heeft zelf uiteengezet dat de regeringsverklaring ‘uiteraard’ met hem besproken was en dat hij vooraf kennis droeg van de inhoud ervan.36 Tegelijk erken¬ de hij dat hij volledig overvallen werd door de aankondiging en het tijd¬ stip van de onafhankelijkheid.37 De president had met andere woorden de regeringsverklaring vooraf mogen inzien, maar in deze versie ontbrak de op het laatst ingevoegde ultimo 1975-passage.38 Wijntuin zou als een van de politieke leiders van de
npk
nauw be¬
trokken zijn geweest bij het opstellen van de passage over de onafhanke¬ lijkheid. Maar Wijntuin zelf verklaarde dat hij pas op 15 februari tijdens de rede van Arron in de Staten van het ultimo 1975-voornemen op de hoogte werd gebracht.39 Was de zinsnede welbewust niet opgenomen in de versie van de regeringsverklaring die hem als eindredacteur was voor¬ gelegd? Wilde Arron hiermee voorkomen dat deze informatie via de Statenvoorzitter voortijdig zou uitlekken naar het parlement en mogelijk naar de pers? Was dit de consequentie van het feit dat Suriname bestuurd werd door een politiek kabinet waarin Wijntuin als enige NPK-leider geen zitting had? Of werden Wijntuin met opzet bepaalde inlichtingen onthouden om hem te doordringen van de relatief bescheiden plaats van de
psv
in de coalitie?40
Dat de ultimo-passage zelfs voor sommige ministers nieuw was, blijkt uit de reactie van minister van Onderwijs en Volksontwikkeling Venetiaan. Naar zijn zeggen hoorde hij pas van de door het kabinet vastgestelde ter¬ mijn op het moment dat Arron zijn regeringsverklaring in de Staten voor¬ las. Hij houdt het voor mogelijk dat hij niet bij de vergadering in het Medisch Wetenschappelijk Instituut aanwezig was en dus achterliep met zijn kennis over het precieze regeringsstandpunt. Wat volgens hem ook een rol gespeeld kan hebben, was dat hij door de NPS-top werd beschouwd als een juniorlid van het kabinet. Arron deed bij voorkeur zaken met de seniorleden.41 Wat Nooitmeer als fractieleider van de
npk
wist, is niet meer te ach¬
terhalen. Het is mogelijk dat Arron zich tegenover hem dingen heeft la¬ ten ontvallen die hij niet heeft opgepikt. Maar het is eveneens voorstel¬ baar dat Arron zijn fractieleider met opzet onkundig liet van de passage, om onenigheid hierover binnen de coalitie - die immers niet op één lijn zat - voor te blijven. Otmar Rodgers, fractiegenoot van Nooitmeer, was te¬ voren niet op de hoogte van de verklaring. Wel herinnerde hij zich de blijd¬ schap waarmee de passage in de fractie ontvangen werd, ook bij Nooit¬ meer. In hoeverre dit door partijdiscipline afgedwongen vreugde was, laat
140
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
zich moeilijk vaststellen.42 Nooitmeer zou zich hoe dan ook committeren aan het door Arron uitgedragen standpunt dat Suriname uit zelfrespect en trots haar lot in eigen hand wenste te nemen. Van de NPK-parlementariërs zouden Nooitmeer en Wijntuin zich het meest coöperatief opstel¬ len tegenover de oppositie en van de onafhankelijkheid een nationale aangelegenheid proberen te maken, tegen de achterdocht van de gematig¬ den en de weerzin van de hardliners binnen de coalitie in.43 De aankondiging van de onafhankelijkheid kwam voor de oppositie als een verrassing. Er bestond al ontevredenheid over het ‘buitensluiten van Hindostanen’ bij de kabinetsformatie, maar het opeisen van de soeve¬ reiniteit door de regering trof de vhp als onaangenaam. Gelet op de door de partij gevoerde verkiezingscampagne, waarin de
npk
mede vanwege
het schrikbeeld van onafhankelijkheid-nu was bestreden, was dit enigs¬ zins merkwaardig. De
vhp
mocht het zichzelf aanrekenen de tekenen
des tijds niet goed te hebben verstaan. Tijdens haar regeerperiode had de partij uitlatingen van NPs’ers ten gunste van de onafhankelijkheid stel¬ selmatig afgedaan als tot niets verplichtende retoriek in de geest van Pengel. De onafhankelijkheid werd als een begerenswaardig doel gepre¬ senteerd, maar hieraan werden verder geen concrete acties verbonden.44 Ook omdat het uitspraken waren van de oppositie, serveerde de vh p deze routineus af als uitingen van bravoure. De waakzaamheid was tijdens de laatste verkiezingen dan wel opgevoerd, maar toch onderkende de
vhp-
top onvoldoende dat met het aantreden van partijleider Arron een nieuwe generatie NPs’ers was aangetreden voor wie de soevereiniteitsoverdracht niet langer een kwestie was van of, maar van wanneer.45 Vergeten leek de vhp ook de commotie die was ontstaan nadat Arron in het parlement had gesteld dat hij zich niet kon voorstellen dat er men¬ sen tegen de onafhankelijkheid waren. Naar zijn oordeel moesten dege¬ nen die deze mening onverhoopt wel waren toegedaan, als het zover was, ‘de boot maar pakken’. Volgens de VHp’er Alwin Mungra was dit een op¬ merking die de ware aard van de NPS-voorzitter blootlegde. Hoewel Arron altijd zou ontkennen dat hij bij het doen van zijn uitspraak had gedacht aan een specifieke bevolkingsgroep werd hij sindsdien tot zijn ongenoe¬ gen door groepen vhp’ers als een racist weggezet.46 Tijdens de verkiezin¬ gen hadden critici het vuur van de verontwaardiging hierover brandende gehouden. Hun doel was de achterban ervoor te waarschuwen dat het de nps
wel eens ernst kon zijn met het realiseren van de onafhankelijkheid.
Dat de aangekondigde soevereiniteitsoverdracht na de verkiezingen voor de partij uit de lucht kwam vallen, viel moeilijk met deze campagnetaal te rijmen.47
141
Tegelijk kon niet worden ontkend dat Arron weinig geduld had met de bezwaren van de oppositie tegen de onafhankelijkheid en tamelijk luchthartig omging met de angsten, zorgen en twijfels die er bij de bevol¬ king leefden waar het ging om de soevereiniteitsoverdracht. Arron - die bij de start van zijn kabinet ‘een goede catch’ wilde hebben48 - meende dat rechtgeaarde Surinamers de opdracht hadden zich als één volk achter de onafhankelijkheid te scharen en hier trots en zelfrespect aan te ontle¬ nen. Bovendien geloofde hij dat als Nederland zou wegvallen als moeder¬ land de gelederen zich onherroepelijk zouden sluiten, omdat mensen vanaf dat moment op elkaar aangewezen zouden zijn. De leiders van de oppositie exploiteerden zijns inziens deelbelangen om een nationaal be¬ lang in de wielen te rijden. Het inpassen van deelbelangen in het natio¬ naal belang rekende hij tot de eigen verantwoordelijkheid van deze poli¬ tici.49 Lachmon verbleef in Nederland toen Arron zijn regeringsverklaring in de Staten van Suriname voorlas. Tegenover Nederlandse media rea¬ geerde hij gebeten op de aankondiging van de soevereiniteitsoverdracht: ‘Het lijkt alsof men naar een winkel gaat om een artikel te kopen. Men wenst gewoonweg een bepaalde groepering te onderdrukken en daar zul¬ len wij ons tegen verzetten.’ Lachmon meende dat Arron de kiezers had misleid door de onafhankelijkheid geen inzet van de verkiezingen te ma¬ ken en dat hij, verzekerd van de regeermacht, deze er nu eenzijdig wilde doordrukken. Naar zijn zeggen had de
npk
onder druk van Bruma inge¬
stemd met de onafhankelijkheidsdatum en was de laatste eropuit om de gemeenschap te muilkorven zodra de onafhankelijkheid zou zijn gereali¬ seerd. Lachmon voorspelde dat het voornemen van de
npk
niet uitvoer¬
baar zou zijn binnen de gestelde termijn en kondigde aan ervoor te zullen zorgen dat een wetsontwerp inhoudende een wijziging van het Statuut geen tweederde meerderheid in de Staten zou halen.50 In de Surinaamse pers werd de afwijzende opstelling van de
vhp
als
het belangrijkste obstakel gezien op de door de
npk
uitgestippelde route
richting onafhankelijkheid. Het streven van de
npk
werd niet als verras¬
send beschouwd, gelet op de standpunten van de deelnemende partijen, al meende de redactie van De Vrije Stem dat de coalitie tendentieus repte van het mandaat dat zij van de kiezers had gekregen om de onafhankelijk¬ heid te realiseren. Bovendien wees de krant erop dat de regering de indruk wekte de oppositie te willen kleineren in plaats van een verzoenende sfeer te scheppen om te komen tot de noodzakelijke nationale eensge¬ zindheid.51 De redactie van De West twijfelde aan de haalbaarheid van de termijn waarop het kabinet-Arron de soevereiniteitsoverdracht wenste
142
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
te realiseren. Zelfs met de volle medewerking van Nederland was het een raadsel hoe de regering dit karwei vóór ultimo 1975 zou kunnen klaren. De krant wees daarnaast op de Nederlandse hulp waarvan Suriname af¬ hankelijk was. Die hulp zou straks minder worden. Welke gevolgen had dat voor de ontwikkeling van Suriname? Volgens de krant deed premier Arron er goed aan zich te laten leiden door het devies ‘bezint eer gij begint’.52 De redactie van De Ware Tijd verklaarde waarom de npk, ondanks het verzet van de vhp, de onafhankelijkheid ‘krachtig en met overleg’ diende voor te bereiden: ‘De houding van de
vhp
remt de ontwikkeling van het
land af. Hoe eerder Suriname onafhankelijk wordt, hoe beter. Immers, het verwerven van onafhankelijkheid zal in veel opzichten gepaard gaan met een onvermijdelijke mate van teruggang. Dat is in alle jonge onaf¬ hankelijk geworden landen op te merken. Suriname zal daar geen uitzon¬ dering op zijn. Hoe langer we de onafhankelijkheid verschuiven, hoe lan¬ ger we die achteruitgang uitstellen. Intussen zijn de landen in ons gebied bijna allemaal reeds door die stroeve periode heen gegroeid. Als bij hen de zaken al beter beginnen te lopen, beginnen wij pas aan die moeilijke tijd. Als nieuweling onder de jonge soevereine landen, komen wij achter¬ aan hinken. De houding der
vhp
maakt dat we een achterstand kweken
bij andere landen, die groter wordt naarmate we langer wachten.’53 Bij de behandeling van de regeringsverklaring in het parlement ging Arron op 25 februari uitvoerig in op de kritiek van de oppositie. Deze had onder meer bezwaar aangetekend tegen het begrip nationalisme waar¬ van de coalitie zich bediende. Arron: ‘Voor ons van de npk is nationalisme [...] geen politieke doctrine maar een onmisbaar instrument voor een¬ wording en voor het verkrijgen van zelfstandigheid in de ruimste zin des woords. Het is de plicht van elke politieke leider of hij in de coalitie dan wel in de oppositie zit [...] de eenwording van [het] Surinaamse volk te bevorderen en er ook voor te zorgen dat onze burgers binnen onze lands¬ grenzen het gevoel gaan krijgen van lotsverbondenheid.’54 Arron verweet de oppositie ‘gebrek aan een nieuwe politieke denkwijze’ en ‘gebrek aan politieke creativiteit’. Zijns inziens waren de leden van zijn kabinet man¬ nen met ‘een zakelijke en nuchtere instelling, die hun ambt als minister als een taak en een plicht tegenover deze maatschappij zien. Ik twijfel geenszins aan de intellectuele capaciteiten van de leden van dit kabinet en ik kan u de verzekering geven dat los van het feit dat politieke moed en politieke durf in dit kabinet aanwezig zijn, de leden van dit kabinet tien schone vingers hebben en geen drupje boter op hun hoofd, hetgeen ook van de regeringsfractie kan worden gezegd.’55 De beschuldiging dat de
npk
bewust vertegenwoordigers van ‘een
143
grote bevolkingsgroep’ van regeringsdeelname had uitgesloten, pareerde Arron met de stelling dat zijn kabinet niet tot stand was gekomen ‘op ba¬ sis van etnische groeperingen, maar op basis van politieke partijen, die zich wezenlijk tot taak gesteld hebben [... ] te arbeiden in het belang van elke Surinamer zonder onderscheid en zonder uitzondering’. Mocht de vhp
de samenstelling van het kabinet in een raciale sfeer willen trekken,
dan was dit volgens hem een ‘zeer gevaarlijke zaak en een stap terug in onze ontwikkeling’. Met instemming haalde Arron woorden van de politi¬ coloog Evert Azimullah aan, die geschreven had dat als formateur Arron een prominente Hindostaan in zijn kabinet zou hebben benoemd, de op¬ positie deze persoon voor verrader zou hebben uitgemaakt. Hem zou de¬ zelfde behandeling door de
vhp
ten deel zijn gevallen als de vertegen¬
woordigers Chandie Shaw, Jankie, Pahladsingh en Dihal ten tijde van het tweede kabinet-Pengel. Het ging de vhp namelijk niet om de opname van Hindostanen in de regering, het ging de partij erom zelf in de regering vertegenwoordigd te zijn.56 Arron weigerde om toe te staan dat de nationale zelfstandigheid ge¬ bruikt werd als een middel om te polariseren en ontkende dat de regering onder druk van Bruma de datum van ultimo 1975 had vastgesteld. Hij achtte het kwalijk dat de oppositie op deze manier probeerde de partijen in de coalitie tegen elkaar uit te spelen. De werkelijkheid was dat alle vier partijen zich al in een vroeg stadium voor de nationale zelfstandigheid hadden uitgesproken. De
ktpi
en de
sri
- thans deel uitmakend van het
oppositieblok - hadden dit op 5 december 1971 gedaan, toen hun vertegen¬ woordigers Soemita
(ktpi),
Soeperman
(ktpi)
en Rasam
(sri)
hadden
verklaard dat zij op korte termijn, ‘zo mogelijk in het jaar 1976’, de natio¬ nale zelfstandigheid gerealiseerd wensten te zien. De
psv
had in 1970 in
de brochure Naar een onafhankelijk Suriname vastgelegd dat de verwezen¬ lijking van de onafhankelijkheid niet later mocht plaatsvinden dan bin¬ nen twaalf maanden na de ontbinding van de toenmalige Staten.57 De
pnr
- zo vervolgde Arron - was al vanaf haar oprichting in 1961 voorstander geweest van onafhankelijkheid op de kortst mogelijke termijn.58 Om het standpunt van de
nps
inzake de onafhankelijkheid toe te
lichten, citeerde Arron uit de verkiezingsrede van 1 oktober 1969 van Pengel. Hierin had deze zich afgevraagd welke ‘waarachtige Surinamer’ tegen de onafhankelijkheid van Suriname kon zijn en waarom er perso¬ nen waren die zich onder het mom van geleidelijkheid tegen de onafhan¬ kelijkheid bleven verzetten. Pengel laakte degenen die zich op dit ‘on¬ waarachtige standpunt’ stelden en meende dat zij tekortschoten in hun denken. De ‘werkelijk vrije mens’, aldus Pengel, was ‘de mens die zichzelf
144
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
bevrijdt’ en het was daarom zaak de toekomstige status van Suriname met kracht aan de orde te stellen.59 Arron riep ook een motie van de
nps-
fractie uit 1970 in herinnering: ‘De vrijheid en onafhankelijkheid van Suriname als het kostbaarste goed van de natie te aanvaarden en de rege¬ ring uit te nodigen onverwijld met een zodanige realisatie hiervan een aanvang te maken dat Suriname op de kortst mogelijke termijn, doch in geen geval later dan 1 juli 1975, een zelfstandige staat zal zijn.’60 In reactie op Lachmons pleidooi voor een referendum over de onaf¬ hankelijkheid herhaalde Arron dat het Surinaamse en het Nederlandse staatsrecht geen referendum kenden. Hij verwees naar de debatten die op 1 december 1959 in de Staten waren gevoerd over de vlag, het wapen en het volkslied van Suriname. Schalks citeerde hij het begin van de rede¬ voering die Lachmon bij die gelegenheid hield: ‘Hij die de genietingen van het eeuwig leven deelachtig wenst te worden, moet volgens de leer van de Joga beginnen om zijn opkomende hartstocht te onderdrukken, zijn opbruisende woede te beteugelen en zijn opkomende hoogmoedswaan¬ zin te begraven.’ Arron vervolgde dat Lachmon zich tijdens zijn toespraak had verzet tegen het houden van een referendum over de nationale sym¬ bolen. Zijn argument was dat de Statenleden als vertegenwoordigers van het volk de beslissing hierover dienden te nemen. In het geval zij een ver¬ keerde beslissing namen, had het volk de mogelijkheid de Statenleden bij de eerstvolgende verkiezingen af te straffen. Arron zei de vaststelling van de nationale symbolen niet minder betekenisvol te achten dan de soeve¬ reiniteitsoverdracht en meende dat een vergelijkbare procedure voor de hand lag. Indien het Surinaamse volk de onafhankelijkheid afwees, zou het dit bij de eerstvolgende verkiezingen kenbaar kunnen maken.61 Arron liet weten de negatieve houding van de oppositie te betreuren. De door Lachmon aangekondigde pogingen om steun te zoeken in Neder¬ land, op de Nederlandse Antillen en in de vs om de onafhankelijkheid tegen te houden, zaaiden volgens hem verwarring en frustreerden de mensen. Waarom was een meer positieve benadering niet mogelijk? De beschuldiging van de vhp dat voor ultimo 1975 was gekozen om minister Bruma de macht te laten overnemen en parlementaire verkiezingen niet meer te laten plaatsvinden, was enerzijds lachwekkend, maar anderzijds een verontrustend signaal dat geen methode werd geschuwd om de onaf¬ hankelijkheid in een kwaad daglicht te stellen. Arron: ‘We kunnen lang filosoferen en theoretiseren over de onafhankelijkheid, maar ik geloof dat wij allang genoeg gepraat hebben. Nu is terecht het moment aangebro¬ ken voor handelen. De datumstelling door onze regering van ultimo 1975 is misschien verrassend aangekomen en voor anderen hard, maar het is
145
de mening van deze regering. [... ] Laat men niet denken dat wij met deze zaak comedie spelen, het is bij ons bittere ernst. [... ] Ik blijf een beroep doen op elke Surinamer die het waarachtig meent met dit land om zijn steentje bij te dragen opdat wij dit volk [... ] waarlijk vrij mogen maken.’62 Ter afsluiting van zijn uiteenzetting maakte Arron kenbaar dat er ten aanzien van de onafhankelijkheid een grote verantwoordelijkheid rustte op de regering, de coalitie en de oppositie. Hij verwachtte van elk van de¬ ze groepen een constructieve bijdrage om de onafhankelijkheid niet later dan ultimo 1975 te verwezenlijken: ‘[... ] Het zal een historisch moment blijken te zijn en vanuit dit historisch moment ligt ook op ons als Surinamers de historische plicht om te gaan beseffen dat wij dit land geza¬ menlijk zullen moeten opbouwen en blijven opbouwen. En laten wij één ding goed beseffen: ongeacht van waar wij komen, deze regering en on¬ dergetekende persoonlijk, kent geen Afrikanen, Chinezen, Hindostanen of Javanen, wij kennen Surinamers op wie de plicht rust dit land ultimo 1975 onafhankelijk te maken. En wij moeten begrijpen dat wij aan deze regeringstafel geschraagd door de regeringsfractie, maar meer nog ge¬ steund door het Surinaamse volk, slechts één ding nastreven, nl. [...] dat het Surinaamse volk één is met één basis, één principe, nl. dat wij zijn: one people, one nation and one destination.’63 Daags voor de redevoering van Arron had Lachmon op een massa¬ meeting van de vhp dreigend gesproken over het gevaar van burgerlijke ongehoorzaamheid. Doelend op het ‘wangedrag en de intimidatiepogingen van het publiek’ tijdens openbare vergaderingen van de Staten had hij gesteld dat deze toeschouwers vermoedelijk tot hun daden werden aangezet door bepaalde leden van de NPK-fractie om het werk van de op¬ positie in dit college te frustreren.64 Het gevolg hiervan was dat het parle¬ ment niet meer kon optreden als spreekbuis van het totale Surinaamse volk en dat het volk mogelijk buitenparlementaire wegen zou gaan zoe¬ ken om zijn stem te laten horen. Het was niet ondenkbaar dat personen onder die omstandigheden de wet aan hun laars gingen lappen ‘waardoor ons land in een gevaarlijke situatie van burgerlijke ongehoorzaamheid zal komen te verkeren. Dan mag men de vhp niets verwijten, want dan heeft zij de situatie niet meer in de hand.’ Lachmon riep iedereen op om bij te dragen aan het normaal functioneren van de Staten van Suriname. Al klonk dit laatste op zichzelf redelijk, het betoog dat eraan voorafging, liet toch vooral de smaak van stemmingmakerij achter.65 In de Staten herhaalde Lachmon dat een referendum over de onaf¬ hankelijkheid voor zijn partij een must was en dat in zijn achterban vrees bestond voor roof, brandstichting en broedertwist als de onafhankelijk-
146
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
heid eenmaal een feit zou zijn.66 Volgens de VHP-leider bewees het kabinetArron met zijn onafhankelijkheidsverklaring in de eerste plaats Neder¬ land een dienst. Het was Nederland dat af wilde van Suriname, omdat het Statuut op enkele punten knelde (in het bijzonder artikel 43) en omdat Den Haag de migratie van Surinamers naar Nederland een halt wilde toe¬ roepen.67 Lachmon verklaarde geen tegenstander van onafhankelijkheid te zijn, maar achtte een voorbereidingstijd van acht tot tien jaar een realis¬ tische termijn. Verontwaardigd reageerde hij op de herziene samenstel¬ ling van de Surinaamse sectie van de Koninkrijkscommissie. De gehan¬ teerde verdeelsleutel (elf plaatsen voor de coalitie en vijf voor de oppositie) deed volgens hem geen recht aan de parlementaire verhoudingen en ook het ontbreken van een lid van de oppositie in het secretariaat van de sectie achtte hij laakbaar. Volgens de VHP-leider wilde het kabinet-Arron met deze maatregel zijn macht tonen.68 In een lezing voor de Surinaamse vereniging Justitia Pietas Fides in Willemstad, waar hij besprekingen had gevoerd met de Antilliaanse pre¬ mier Evertsz ter voorbereiding van de Koninkrijkstopconferentie in mei in Den Haag, beet Arron fel van zich af: ‘Wij zijn geen grollen- of grappen¬ makers. Wij zijn geen avonturiers, uit op persoonlijke verheerlijking. Wij zijn geen machtswellustelingen. Wij zijn de eerste en wettige Surinaam¬ se regering, die bestaat uit een samenbundeling van ex-oppositiepartijen voor wie de onafhankelijkheid van Suriname niets minder betekent dan “to be or not to be” en laat niemand u iets anders proberen wijs te maken.’ Arron verklaarde dat het Surinaamse volk een onafhankelijk volk wilde zijn en dat deze bewustwording het resultaat was van een jarenlange groei en evolutie van de politieke partijen die thans in Suriname de regering vormden. Arron verweet de huidige oppositie nog altijd niet over haar verkiezingsnederlaag heen te zijn en hekelde Lachmons verzet tegen de onafhankelijkheid: ‘Met treurzangen en paniek zaaien of wereldreizen Paramaribo-Willemstad-Den Haag bouwt men geen land op.’ Naar zijn oordeel was het een schande dat een politiek leider als Lachmon Neder¬ lander wilde blijven en geen Surinamer wenste te worden.69 Het verzet van Lachmon tegen de staatkundige ambities van het kabi¬ net-Arron hield nauw verband met de positie van de bevolkingsgroep die hij als politiek leider vertegenwoordigde. Zijn missie was het inhalen van achterstanden die Hindostanen hadden op Creolen. Zolang deze niet wa¬ ren ingelopen, meende Lachmon de beschermende hand van Nederland nodig te hebben. In demografisch en economisch opzicht hadden Hindo¬ stanen in de achterliggende decennia een inhaalslag gemaakt. Getals¬ matig waren zij in de jaren zestig de Creolen voorbijgestreefd70 en in de
147
landbouw en de handel bezaten zij sleutelposities die duidelijk maakten dat zij over aanzienlijke economische macht beschikten. Ook in de vrije beroepen groeide hun aandeel snel. Voor Creolen lag de mogelijkheid dat Hindostanen daarnaast politiek langszij zouden komen gevoelig. Het zou het einde van hun bevoorrechte positie in het landsbestuur betekenen. Maar zover was het nog niet. Vooralsnog voelden Hindostanen zich op politiek terrein slecht opgewassen tegen de Creolen, die in Paramaribo numeriek nog altijd het sterkst waren, over meer kennis en ervaring be¬ schikten als politici en bestuurders, en in de ogen van veel Hindostanen vastbesloten leken de overheidssector als hun domein te blijven verdedi¬ gen.71 Het inlopen van de achterstand van de Hindostanen bracht Lachmon zelf nooit met zo veel woorden als motief voor zijn verzetshouding naar voren. Officieel stelde hij zich op het standpunt dat de verhoudingen tus¬ sen de verschillende bevolkingsgroepen nog niet van dien aard waren dat zij in een onafhankelijk Suriname als broeders en zusters met elkaar zou¬ den kunnen samenleven. Bovendien meende hij dat de politiek-bestuurlijke en sociaal-economische ontwikkeling van Suriname nog onvoldoen¬ de ver gevorderd was om staatkundige onafhankelijkheid in ernst als ideaal te kunnen nastreven. Economische zelfstandigheid diende vol¬ gens Lachmon aan staatkundige onafhankelijkheid vooraf te gaan. De te¬ genwerping van waarnemers dat dit standpunt welbeschouwd naar een kip-eidiscussie neigde en door de vhp alleen maar als voorwendsel werd gebruikt om de onafhankelijkheid op de lange baan te kunnen schuiven, weerhield de VHP-voorman er niet van om er in de aanloop naar de soeve¬ reiniteitsoverdracht op te blijven insisteren.72 Los van deze verschillen van inzicht over de onafhankelijkheid speel¬ den politieke rivaliteit en persoonlijke tegenstellingen in de ontstane controverse een grote rol. In dit verband mag niet onvermeld blijven dat Lachmon, twintig jaar ouder dan Arron, erg aan zijn jeugdige tegenvoe¬ ter moest wennen. Arron: ‘Het leeftijdsverschil tussen Lachmon en mij is vrij groot. [... ] Ook zijn jaren in de politiek waren niet met die van mij te vergelijken. Lachmon was gewend aan Pengel en werd nu plotseling ge¬ confronteerd met een jonge vent van 37 jaar, niet alleen naast zich, maar ook tegenover zich. Lachmon heeft het moeilijk gehad mij te accepteren als zijn gelijke. Met wie moest hij gaan praten? Pengel was er niet meer. Deze situatie heeft zich tussen 1975 en 1980 niet hersteld. De acceptatie van mij door Lachmon voor de volle honderd procent was niet aanwezig.’73 Achteraf is wel opgemerkt dat de coalitie al in een vroeg stadium de oppositie bij de voorbereidingen tot de onafhankelijkheid had moeten
148
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
betrekken. De
pnr
wordt verweten de
vhp
tegen elke prijs buiten deze
voorbereidingen te hebben willen houden. Op haar beurt zou de
nps
de
onafhankelijkheid te zeer als een partijaangelegenheid, als een Creools project, hebben beschouwd, en zich regelmatig aan opzichtig machtsver¬ toon en triomfalisme te buiten zijn gegaan. De juistheid van deze opmer¬ kingen kan moeilijk worden ontkend. De coalitie presenteerde de onaf¬ hankelijkheid bij voorkeur als een voldongen feit en NPKers zochten nauwelijks toenadering tot politieke tegenstanders om via de kracht van argumenten hun bezorgdheid weg te nemen, hun vertrouwen te winnen en het spook van etnische overheersing onschadelijk te maken. Tegelijk gaan deze constateringen te gemakkelijk voorbij aan de be¬ staande politieke cultuur, die zich kenmerkte door een scherp antagonis¬ me tussen coalitie en oppositie. Dit vertaalde zich na de verkiezingen van 1973
vooral in een verbitterde opstelling van de vhp, die de coalitie geen
successen gunde en erop gebrand was de staatkundige verhoudingen met Nederland te bestendigen. Deze wrokkige houding nodigde niet uit om gezamenlijk naar de soevereiniteitsoverdracht toe te werken. Sterker, deel¬ name van de
vhp
aan dit proces zou de frustratie en zeer waarschijnlijk
de beëindiging van het onafhankelijkheidsproject hebben betekend. De coalitie was om die reden op haar hoede voor interventies van de zijde van de oppositie en vastbesloten de regie over het onafhankelijkheidsproces niet uit handen te geven.74 Al ging veel over de hoofden van individuele burgers heen en namen dagelijkse beslommeringen hen meer in beslag dan de verwikkelingen in de Staten van Suriname, uitspraken van politici over de aankomende soe¬ vereiniteitsoverdracht werden met meer dan normale belangstelling ge¬ volgd en sentimenten die bepaalde politici bespeelden hadden een merk¬ baar effect op hun gemoedsrust en toekomstbeeld. Het vooruitzicht los te raken van Nederland en de beschutting van de koninkrijksparaplu te verliezen, zou zich vooral vertalen in een snel aanzwellende migratie richting ‘het paradijs overzee’. VOORBEREIDINGEN RICHTING DE ONAFHANKELIJKHEID
De start van de onderhandelingen tussen de Koninkrijkspartners over de onafhankelijkheid van Suriname vond op 18 mei 1974 plaats in Den Haag. Na afloop van een driedaagse regeringsconferentie ondertekenden de premiers Arron, Den Uyl en Evertsz op 21 mei namens Suriname, Neder¬ land en de Nederlandse Antillen een protocol. In dit document legden zij vast dat het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden voor Suriname zou worden beëindigd via een rijkswet, die volgens artikel 55 van het
149
Statuut door de parlementen van de drie landen zou moeten worden aan¬ genomen.75 De Koninkrijkscommissie kreeg de opdracht haar eindrapport ten aanzien van Suriname vóór 1 november uit te brengen en concreet te adviseren over onder andere de nationaliteitenregeling en de institutio¬ nalisering van de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Er werd een gemengd Surinaams-Nederlandse commissie van deskundigen onder voorzitterschap van H.E. Rijsdijk ingesteld, die zich verplichtte een rap¬ port op te stellen dat als grondslag zou kunnen dienen voor een integraal ontwikkelingsplan voor Suriname.76 Voorts werd afgesproken dat de re¬ geringen van Suriname en Nederland in bilateraal verband overleg zouden plegen over de associatie van Suriname met de Europese Economische Gemeenschap (eeg), de grenskwesties waarin Suriname verwikkeld was en de organisatie in Suriname van een eigen ministerie van Buitenlandse Zaken, een eigen buitenlandse dienst en een eigen defensie. Tevens kwa¬ men beide landen overeen zich te zullen buigen over de migratie van Surinamers naar Nederland en over mogelijkheden om de remigratie rich¬ ting Suriname te bevorderen.77 Voor Arron betekende de ondertekening van het Haagse protocol een moment van grote voldoening. Het proces om Suriname onafhankelijk te laten worden, was officieel van start gegaan en de medewerking van Nederland en de Nederlandse Antillen was verzekerd om de voorberei¬ dingen binnen de door Suriname gestelde termijn te laten plaatsvinden. Arron was vooral ingenomen met een passage in het protocol waarin Nederland erkende dat het ook na de onafhankelijkheid van Suriname een bijzondere verantwoordelijkheid behield voor de ontwikkeling van het land. Den Haag aanvaardde dat daaruit consequenties voortvloeiden voor de aard en de omvang van de samenwerking met Suriname. Tegelijk was de ondertekening van het protocol voor Arron een emotioneel mo¬ ment. Tegenover de in Nederland gevestigde Surinaamse journalist Benny Ooft wond hij er geen doekjes om: Als regeringsleider voel ik me verlicht. Het is namelijk zo dat voor elk volk dat zichzelf respekteert [er] een moment komt dat het zegt: Ik wil onafhankelijk zijn, ik wil me vrij voelen.’78 Aansluitend sprak Arron op 25 mei in het Amsterdamse Marcanti een menigte Surinamers over de naderende onafhankelijkheid toe. Hij benutte deze gelegenheid om erop te wijzen dat degenen die na de onaf¬ hankelijkheid naar Suriname wilden terugkeren, welkom waren, maar dat zij realistische verwachtingen dienden te hebben van hun mogelijk¬ heden. In termen van welvaart liet Suriname zich nu eenmaal niet met Nederland vergelijken. Daar stond volgens Arron echter tegenover dat
150
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
het onzeker was of er in Europa sprake zou zijn van blijvende welvaart. Bovendien was het welbevinden van de Surinamer naar zijn oordeel na¬ drukkelijk gekoppeld aan Suriname: ‘Mijn filosofie is - en ik ga het kei¬ hard stellen - u hoort hier niet thuis. U hoort in Suriname thuis. Dat is het punt. [... ] Wij hebben het Surinaamse volk één ding beloofd; dat wij samen zullen werken aan een duidelijk maatschappelijk evenwicht tus¬ sen de leden van de Surinaamse natie en ik roep u [... ] dan ook op aan die zelfstandige natie te komen werken. De problemen, kondreman, zullen niet van de ene op de andere dag kunnen worden opgelost. Dat is een gods¬ onmogelijke zaak. Maar wanneer wij gezamenlijk de handen in elkaar slaan en gezamenlijk gaan arbeiden aan dat opbouwwerk in Suriname, dan ben ik ervan overtuigd dat u zult kunnen leven in een land, dat niet alleen leefbaar is, maar [...] waarin u zich gelukkiger voelt, want u voelt zich niet gelukkig in Nederland.’79 Over de redevoering van Arron in Marcanti is wel gezegd dat deze bij de Surinaamse gemeenschap in Nederland verwachtingen schiep die de regering in Paramaribo op geen enkele manier kon waarmaken. Daar kan tegenin worden gebracht dat dit voor een belangrijk deel wijsheid achter¬ af is. Het remigratiebeleid, voor zover dit al van de grond kwam, zou in¬ derdaad teleurstellend weinig opleveren, maar de effecten ervan konden op dat moment moeilijk worden ingeschat. Wie de toespraak bovendien in zijn geheel bestudeert, ziet dat de auteur in allerlei passages tegen¬ wicht biedt aan een al te rooskleurige kijk op zijn land. Arron toverde zijn toehoorders geen Surinaams paradijs voor ogen, maar plaatste hen met beide benen op de grond. Wie nog verder kijkt, ziet dat de redevoering niet los kan worden gezien van Arrons persoonlijke geschiedenis. Het immateriële ideaal dat hij in zijn toespraak centraal stelde, reflecteerde de levensloop van de jonge Arron, die in 1959 Nederland weer voor zijn moederland verruilde, omdat hij vond dat hij daar thuishoorde. De goede verstandhouding tussen Arron en Den Uyl had belangrijk bijgedragen aan het welslagen van de besprekingen in mei. Arron: Ik ont¬ moette Den Uyl voor het eerst in 1972. Zijn partijgenoot Theo van Lier had die afspraak voor mij gemaakt. Van Lier had ik leren kennen als leider van de Nederlandse Tweede Kamerdelegatie, met wie we in het kader van het parle¬ mentair contactplan besprekingen hadden gevoerd. Mijn kennismaking met Den Uyl bestond uit een kort oriënterend gesprek, dat plaatsvond in zijn werk¬ kamer in het gebouw van de Tweede Kamer. De joviale Joop, met zijn sigaar. Dat beeld staat in mijn geheugen gegrift. Het gesprek leerde mij dat ik in mijn streven naar onafhankelijkheid in Joop den Uyl geen tegenstander zou vinden. Natuurlijk had ik dit ook al kunnen afleiden uit Keerpunt ’72, maar ik hecht nu
151
eenmaal veel waarde aan persoonlijke contacten, aan het leren kennen van mensen in de informele sfeer. De onderhandelingstafel leert mij niets. Dat is ook in de loop van de besprekingen over de onafhankelijkheid gebleken. De momenten dat delegatieleden zich in kleine kring terugtrokken, bijvoorbeeld om te lunchen of om een glas te drinken, waren vaak van cruciaal belang. Den Uyl, maar ook De Gaay Fortman, had hier een goed gevoel voor. Het was voor¬ al door hun opstelling, dat ik steeds weer tot de conclusie kwam: ja, met deze mannen wil ik zaken doen. Gewoon, dat gevoel had ik. En hoe vaak moet je ge¬ voel je niet op het juiste spoor zetten? Politiek is niet alleen ratio. Vooruitlopend op de formele onderhandelingen tussen de regerin¬ gen had Den Uyl van 20 tot 26 februari 1974 een bezoek aan Suriname ge¬ bracht. Het was voor Den Uyl de eerste keer dat hij Suriname aandeed. De besprekingen die hij met Arron en leden van zijn kabinet, maar ook met de oppositie en andere groepen uit de Surinaamse samenleving voer¬ de, hadden deels een oriënterend, deels een voorbereidend karakter.80 Arron: Ons gesprek werd soepel weer opgepakt. Het verliep zo amicaal, zo gemoedelijk. Den Uyl wist je volkomen op je gemak te stellen. Het leeftijdsver¬ schil tussen ons heeft hij nooit een rol laten spelen, althans, mij is dat nooit ge¬ bleken. Hij liet ook nooit merken van: nou jongeman, ik kon je vader zijn. Had hij dat gedaan, dan zou ik, mijzelf kennende, echt een heel andere figuur zijn geweest. Maar het belangrijkste vond en vind ik nog steeds: hij was minister¬ president van het grote land Nederland, ik was minister-president van het kleine land Suriname, maar hij buitte dat verschil nooit uit. Daarom heb ik al¬ tijd een aparte waardering voor Den Uyl gehad, ondanks onze gevechtjes, die er natuurlijk ook zijn geweest. De belangrijkste oorzaak van Arrons ingenomenheid met Den Uyl was politiek van aard. Er bestond geen verschil van mening tussen beide regeringsleiders over de realisering van de onafhankelijkheid. Zij zetten zich in voor een identiek doel en hadden geen reden om van de ingesla¬ gen koers af te wijken. Beiden meenden bovendien bezig te zijn met het vervullen van een historische opdracht en waren gevoelig voor de eer die zij konden inleggen met het welslagen van hun missie. Toch zou het on¬ juist zijn om geen betekenis toe te kennen aan het gegeven dat Den Uyl een prettige ambiance wist te creëren en de kunst verstond om steeds de juiste toon te treffen. Onmiskenbaar bevorderde deze aanpak het vertrou¬ wen tussen de twee regeringsleiders en had dit een positieve weerslag op het verloop van de onderhandelingen. Den Uyl was zich als minister-pre¬ sident mogelijk nog meer bewust van de noodzaak van een opbouwende onderhandelingssfeer dan de Nederlandse ministers die na hem het meest intensief bij het Suriname-dossier betrokken waren: de onverstoorbare
152
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
en vaderlijke Wilhelm de Gaay Fortman (minister van Binnenlandse Zaken) en de doortastende en ethisch gedreven Jan Pronk (minister van Ontwikkelingssamenwerking). Met beide politici zou Arron naar eigen zeggen pas in de loop van 1974 kennismaken.81 Hoewel zijn contacten met beide ministers soepel verliepen, lagen de twee mannen hem persoonlijk minder dan Den Uyl.82 Dat Arron en Den Uyl elkaar goed aanvoelden, had mede te maken met politieke opvattingen en voorkeuren die zij deelden. Beiden huldig¬ den, ieder op hun eigen wijze, de beginselen van de sociaaldemocratie en toonden zich gepassioneerde voorvechters van hun idealen. Om hun doeleinden te verwezenlijken, grepen zij terug op het polarisatiemodel, gebruikmakend van de flair en het raffinement die hun eigen waren. Op¬ vallend waren ook de overeenkomsten in carrièreverloop tussen de twee. Als doorbraakpolitici voorzagen zij hun partij van een nieuw elan en ge¬ durende de periode van hun leiderschap vierden zij grote triomfen, maar incasseerden zij ook bittere teleurstellingen. Buiten de politiek hielden beide mannen er een eenvoudige en ongedwongen levensstijl op na. Na¬ tuurlijk waren er ook verschillen. Den Uyls academische vorming en bre¬ de intellectuele belangstelling lieten zich moeilijk vergelijken met Arrons pragmatische en meer op de volksmassa gerichte politiekvoering.83 Den Uyl had tijdens het topoverleg in mei te kennen gegeven wel re¬ kening te willen houden met de mening van de oppositie en ook wel met haar te willen praten, maar alleen te willen onderhandelen met de Suri¬ naamse regering. Formeel was er weinig aan te merken op dit uitgangs¬ punt, dat andere Nederlandse bewindslieden hem nog veelvuldig zouden nazeggen. De Nederlandse minister-president wilde duidelijk maken dat hij zich niet wilde mengen in de binnenlandse aangelegenheden van Suriname, ook niet waar deze betrekking hadden op de onafhankelijkheidskwestie. Voor Arron was de houding van Den Uyl een opsteker, maar Lachmon vatte de uitspraak op als een doelbewuste tactiek van Nederland om, net als de Surinaamse regering, de oppositie zoveel mogelijk buiten te sluiten en te negeren. Hierdoor sterkte de Nederlandse opstelling on¬ bedoeld de VHP in de overtuiging dat zij zich met alle haar ter beschikking staande middelen tegen de onafhankelijkheid diende te verzetten.84 Pogingen van VHP-prominent Alwin Mungra om Bruma af te schilde¬ ren als de sterke man in de NPK-regering en Arron als de uitvoerder van diens onafhankelijkheidsproject waren volgens de Nederlandse en Suri¬ naamse publieke opinie echter weinig overtuigend. In navolging van zijn minister-president ontkende Bruma de onafhankelijkheid aan Arron te hebben opgedrongen en bestempelde hij de strategie van de
vhp
als een
153
doorzichtige poging om een wig te drijven tussen de coalitiepartners. Ook vicepremier Van Genderen weigerde zich te laten provoceren. Naar zijn zeggen waren er geen Bruma-projecten, alleen NPK-projecten en ging de coalitie nuchter en planmatig te werk zonder zich iets gelegen te laten liggen aan personen die tweedracht wilden zaaien.85 Bij de viering van het 25-jarig jubileum van Lachmon als lid van de Staten van Suriname, op 10 juni 1974, liet de nestor van de Surinaamse politiek weten dat de datum van de onafhankelij kheid voor hem niet meer ter discussie stond, maar dat het scheppen van waarborgen voor een ver¬ antwoorde soevereiniteitsoverdracht voor hem de hoogste prioriteit had. Hij verklaarde dat de vh p bereid was met de regering samen te werken om deze waarborgen tot stand te brengen.86 Hoewel Lachmon daarmee sug¬ gereerde dat hij zijn onverzettelijke houding opgaf, bleek al snel dat een belangrijk deel van zijn achterban weigerde hem hierin te volgen. Groe¬ pen Hindostanen grepen een bezoek van minister Pronk aan Suriname, van 16 tot 20 juni, aan om de bewindsman op Zanderij met luide protesten te verwelkomen. Een vergadering van Pronk met de Surinaamse minister¬ raad op het ministerie van Algemene Zaken werd door militante jonge¬ ren verstoord, waarbij een ruit van het departementsgebouw sneuvelde. Er werden spandoeken meegedragen waarop te lezen viel dat Suriname in tweeën zou moeten worden gedeeld: een onafhankelijk Creools deel en een Hindostaans deel onder de paraplu van het Koninkrijk. Met hun leuzen probeerden de betogers een bestaand, maar moeilijk serieus te nemen idee, in 1970 door wijlen Sew Radhakishun gelanceerd, nieuw le¬ ven in te blazen. De demonstranten, verenigd in een Nationaal Comité Suriname met Alwin Mungra als woordvoerder, overhandigden een peti¬ tie aan de regering van het Koninkrijk der Nederlanden. Hierin riepen zij Den Haag op de ingeslagen weg richting de onafhankelijkheid te verlaten, opdat de tegenstellingen tussen de bevolkingsgroepen niet verder zou¬ den worden verscherpt.87 Pronk, voor het eerst op bezoek in Suriname en besprekingen voe¬ rend over de toekomstige ontwikkelingssamenwerking met Nederland, liet weten ingenomen te zijn met de opstelling van Lachmon, wiens voor¬ naamste zorg het nu was de regering te bewegen bepaalde garanties te bieden. De minister tekende hierbij aan dat deze garanties dan wel ge¬ specificeerd dienden te worden en verzekerde journalisten ervan dat Nederland nooit waarborgen zou geven voor de binnenlandse situatie in Suriname. Volgens hem opereerde de Surinaamse regering in haar stre¬ ven naar onafhankelijkheid niet alleen binnen wettige kaders, maar ook vanuit een nationale opstelling. Eventuele protesten van de oppositie bij
154
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
internationale organisaties zouden naar zijn zeggen geen invloed hebben op de onderhandelingen tussen Suriname en Nederland. Personen die openlijk zinspeelden op raciale onlusten die konden uitbreken, speelden naar het oordeel van Pronk met vuur. Ten slotte verwierp de minister plan¬ nen voor een territoriale opdeling van Suriname. Het zetten van een der¬ gelijke stap zou het land volgens hem economisch te gronde richten.88 Hoewel Lachmon zich officieel distantieerde van strijdlustige partij¬ genoten die de straat op waren gegaan in protest tegen Pronk, werd alge¬ meen aangenomen dat hij de jongeren hun gang liet gaan om het heersen¬ de onbehagen over de onafhankelijkheid van een uitlaatklep te voorzien. De betrokkenheid van zijn rechterhand Mungra was bedoeld om het verzetsvuur brandende te houden, maar ook om uitingen van opstandigheid en agressie zo goed mogelijk te kanaliseren.89 De VHP-leider luisterde in zoverre naar de bezwaren van de jongeren, dat hij instemde met het te¬ rugtrekken van alle VHPers uit de commissies die begin juni door Arron waren ingesteld om de onafhankelijkheid voor te bereiden. Het ging om werkgroepen op het gebied van economie, staatsrecht, volkenrecht, cul¬ tuur, educatie en sociale aangelegenheden. De commissies kenden een brede, apolitieke samenstelling waarmee de regering de samenleving nauwer bij de onafhankelijkheid wenste te betrekken.90 Ook kondigde Lachmon aan dat de
vhp
vergaderingen van de Koninkrijkscommissie
zou boycotten zolang de regering het verzoek van de partij om hierin pro¬ portioneel bedeeld te worden, niet zou honoreren. Om zichzelf kenne¬ lijk niet helemaal buiten spel te zetten, zou hij echter alweer snel op dit voornemen terugkomen, overigens zonder dat de regering met een uit¬ breiding van het aantal VHP-zetels in de Koninkrijkscommissie akkoord was gegaan.91 In een persoonlijk schrijven aan minister De Gaay Fortman liet Lachmon weten dat een klein en hoofdzakelijk jeugdig deel van zijn ach¬ terban nog altijd fel gekant was tegen zijn politiek van toenadering. Deze opposanten stelden zich op het standpunt dat de vhp zich niet mocht la¬ ten vernederen. Lachmon verklaarde in die opvatting te kunnen mee¬ gaan. Hij beklaagde zich erover dat de coalitie in het geheel niet op zijn toenaderingspoging had gereageerd, dat een interview met hem voor de stvs
op het laatste moment in opdracht van de regering van het scherm
was geweerd en dat prominente VHP’ers van de ene op de andere dag uit hun functie waren ontheven of naar een minder vooraanstaande functie waren overgeplaatst. Volgens Lachmon trachtte Statenvoorzitter Wijn¬ tuin zoveel mogelijk als bruggenbouwer op te treden, maar werd hij hier¬ in door zijn coalitiegenoten tegengewerkt.92
155
Daargelaten of de bejegening die de oppositie ten deel viel noemens¬ waardig verschilde van de behandeling waarmee oppositiepartijen in Suriname in de regel geconfronteerd worden, was de regering inderdaad vastbesloten de onafhankelijkheidskaart met verve uit te spelen. In zijn toespraak op de Dag der Vrijheden op 1 juli stond minister-president Arron lang stil bij de naderende onafhankelijkheid, volgens hem het eindpunt van een lange weg, maar ook het begin van ‘het nieuwe Suriname, waarin wij als volk eindelijk vrij zullen zijn om, het lot in eigen handen nemend, de weg te gaan ter verwezenlijking van onze gemeenschappelijke idealen. Dit [... ] is de ware vrijheid, die vele, met Suriname vergelijkbare landen al jaren geleden als een natuurlijke ontwikkeling ten deel is gevallen. Drie eeuwen van kolonialisme zijn er de oorzaak van dat wij internationaal geen gezicht hebben in de wereld, ja zelfs in grote delen daarvan volsla¬ gen onbekend zijn en, voor zover wij wel enige bekendheid genieten, niet voor vol worden aangezien. Daarom zullen wij de toekomst onbe¬ vangen en onbevreesd tegemoet gaan, in het volle besef, dat de diepe spo¬ ren die sinds de slavernij in de geschiedenis van Suriname zijn getrokken, voor altijd zullen worden uitgewist.’93 Arron verklaarde dat Surinamers zich sinds de aankondiging van de onafhankelijkheid in een versneld tempo bewust werden van hun plicht het land gezamenlijk op te bouwen: ‘Is dit besef vandaag bij sommigen van u onverhoopt nog niet of niet volledig doorgedrongen? Ik roep u dan op uw vooroordeel, uw door anderen opgewekte vrees en wat er ook de oorzaak van moge zijn, dat u tegen de onafhankelijkheid opziet als tegen een onoverkomelijke berg, te laten varen en met vertrouwen de toekomst tegemoet te gaan. Misverstanden leiden tot scheidingen en scheuringen. Ik zal daarom mijn uiterste best doen degenen die elkaar verkeerd begrij¬ pen weer samen te brengen, opdat het gehele volk verenigd de weg naar zelfstandigheid zal bewandelen. Elk van ons heeft de plicht op zoek te gaan naar wat ons nader tot elkaar brengt. Wij zullen ontegenzeggelijk met teleurstellingen worden geconfronteerd, maar deze zullen geen re¬ den mogen zijn de moed op te geven. Wij zullen moeten worden voortge¬ dreven door het geloof in eigen kracht en die kracht zal in onze eenheid liggen.’94 Bij het nieuwe Suriname hoorde volgens Arron een nieuwe Surina¬ mer: ‘Wij zullen bezield moeten worden door een nieuwe geest en wij zullen ons geestelijk los moeten maken van het verleden. De nieuwe Surinamer zal zich niet mogen laten leiden door eigen belang of door ma¬ terialistische overwegingen. Hij zal zich niet mogen laten leiden door hebzucht, om meer te bezitten dan hij nodig heeft. De nieuwe Surinamer
156
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
zal zich moeten laten leiden door idealisme, rechtvaardigheid en sociale verantwoordelijkheid. Wij zullen een groot geloof in de toekomst van ons land aan de dag moeten leggen, omdat onze welvaart met eigen handen zal moeten worden opgebouwd.’95 De oproep tot geloof in de nieuwe Surinamer, die in de regeringsver¬ klaring in het vooruitzicht was gesteld en die ruwweg gemodelleerd was naar de doctrine van de nieuwe mens op Cuba, viel bij de oppositie als zaad op een stenen bodem. ‘Het bedrogen en misleide volk van Suriname gaat op krukken naar de onafhankelijkheid,’ beklemtoonde het Statenlid Dasiman.96 Lachmon voelde zich door de regering in de steek gelaten. De broederhand, die hij in juni had uitgestoken, was door de NPK-top nog al¬ tijd niet aanvaard. De oppositieleider pleitte voor het aannemen van een nieuwe grondwet vóór de beëindiging van het Statuut, het introduceren van een dubbele nationaliteit en het organiseren van een referendum. Hij laakte de afstandelijke opstelling van de Nederlandse regering ten aan¬ zien van deze kwesties.97 De onafhankelijkheidsdiscussie nam een wending toen op 2 septem¬ ber drie leden van de NPK-fractie in de Staten demonstratief wegbleven bij het voorlezen van de rede door gouverneur Ferrier bij de opening van het nieuwe parlementaire jaar. Zij wilden hiermee protesteren tegen het economisch beleid van de regering.98 De kritiek van de NPs’ers Vriesde, Lee Kong Fong en Somohardjo richtte zich in het bijzonder op minister Bruma, die zij verantwoordelijk hielden voor de schaarste aan primaire levensbehoeften als gevolg van distributieproblemen en strakke prijsaf¬ spraken met handelaren en winkeliers.99 Het drietal verweet Bruma daar¬ naast zijn verzet tegen het formeren van een nationaal kabinet. Een her¬ nieuwde samenwerking tussen de
nps
en de
vhp zou
naar hun zeggen
belangrijk aan een normalisering van de politieke verhoudingen in het land kunnen bijdragen. Zij verzwegen dat met het aantreden van een der¬ gelijke combinatie de onafhankelijkheid op de lange baan zou worden ge¬ schoven. Dat de
nps
- Arron voorop - en de
pnr
hier niet aan wensten
mee te werken, kwam dan ook niet als een verrassing.100 Arron lichtte toe dat de kiezers in 1973 duidelijk voor de
npk
hadden
gekozen en dat hij niet de geschiedenis wilde ingaan als een verrader. Hij kondigde aan om die reden de formatie van een nationaal kabinet elke steun te zullen onthouden. De VHP’er Mungra repliceerde dat Arron geen feiten onder het tapijt moest vegen. Tegenover zijn partijgenoten had hij al verraad gepleegd. Mungra bracht de NPS-partijraadsvergadering van 23 april 1972 in herinnering, waar Arron ‘plotsklaps’ zijn standpunt over de brede basis had herzien. Het oprakelen van deze kwestie paste in de
157
oppositiestrategie van Mungra om man en paard te noemen en de
nps
op
een gevoelige plek te raken. Om een heropening van de discussie over de brede basis in de partij voor te blijven, nam de partijraad van de
nps
op
20 oktober twee moties aan, waarin respectievelijk groot vertrouwen werd uitgesproken in het beleid van het kabinet-Arron en waarin het hoofdbestuur werd gemachtigd bestuursverkiezingen uit te stellen tot niet later dan zes maanden na de onafhankelijkheid.101 Het rapport van de Koninkrijkscommissie werd in oktober voltooid en in november aan de Surinaamse pers gepresenteerd. Voor de Surinaamse en de Nederlandse regering vormde het advies een deugdelijke basis voor het vervolgen van de onderhandelingen die in mei van start waren gegaan. De oppositie had minderheidsnota’s in het rapport laten opnemen be¬ treffende het nationaliteitenvraagstuk (zij pleitte voor een dubbele nati¬ onaliteit voor alle Surinamers), de menselijke rechten en vrijheden (zij betoonde zich voorstander van het in het leven roepen van een interna¬ tionale rechterlijke instantie ter bescherming van de menselijke rechten en vrijheden), de grondwet (zij stond op het aannemen van een nieuwe grondwet vóór de beëindiging van het Statuut uit vrees voor het ontstaan van een machtsvacuüm en het vooruitzicht van een ‘NPK-dictatuur’) en de ontwikkelingsraad (zij wenste opheldering over de uitgangspunten van de beoogde raad, de latere Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname,
cons).
Het waren in het bijzonder de standpunten met
betrekking tot de nationaliteitenkwestie en de grondwet waarvoor de op¬ positie tijdens de aanbieding van het document de aandacht vroeg.102 Kort voor het gereedkomen van het rapport hadden Arron en Den Uyl het belang onderkend van een beteugeling van de migratie van Surinamers richting Nederland. Zij besloten in Den Haag tot het versnel¬ len van de sociaal-economische hulp aan Suriname. Nederland zegde toe extra middelen beschikbaar te zullen stellen voor de bouw van volkswonin¬ gen en voor het opzetten van een algemene ziektekostenverzekering.103 Tegenover een Nederlandse journalist herhaalde Arron dat Surinamers zich na de soevereiniteitsoverdracht vele opofferingen zouden moeten getroosten: ‘Het gaat niet zo zijn, dat de gebraden haantjes door de lucht vliegen [en] in je mond terechtkomen, zodat je alleen maar hoeft te slik¬ ken. Het gaat hard werken worden.’104 Arron benadrukte dat Surinamers af moesten van het idee dat er altijd bij Nederland kon worden aange¬ klopt. Zij dienden ervan uit te gaan dat zij er straks alleen voor zouden staan bij de opbouw van hun land.105 Van de NPs’ers die op 2 september in de Staten ostentatief verstek hadden laten gaan, zou het lid Vriesde zich weer snel naar de partijdisci-
158
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
pline voegen, maar volhardden Somohardjo en Lee Kong Fong in hun af¬ wijkende opstelling. Bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken ging, nadat Lee Kong Fong het woord had gevoerd, Somohardjo op geheel eigen wijze de confrontatie met minister Bruma aan. Na diens (vijf uur durende) redevoering begon het flamboyante Statenlid - onder het volk vanwege zijn magere gestalte beter bekend onder de naam Back and Neck - zijn spreekbeurt met een schietgebed, waarna hij er zijn te¬ leurstelling over uitsprak dat hem geen tijd was gegund om de redevoe¬ ring van de minister met zijn achterban te bespreken. Met verwijzing naar de ‘oppermachtige positie’ van Bruma in het kabinet en diens verant¬ woordelijkheid voor het Centrum Inkoopbureau Suriname (cis)106 sprak Somohardjo er schande van dat de bewindsman het bestond om afge¬ keurde goederen ter verkoop aan de bevolking aan te bieden. Als het zo doorging met het ministerie van Economische Zaken, zo waarschuwde hij, dan stevende Suriname af op een dictatuur en was een burgeroorlog niet ondenkbaar: ‘Daar ik geen tweede Vietnam wil doen scheppen, geen chaos en dictatuur, zal ik de vergadering verlaten.’ Op voorstel van Arron werd de vergadering voor korte tijd geschorst. De NPK-fractie slaagde er echter niet in Somohardjo tot een meer meegaande opstelling te bewegen.107 Ook een extra partijraadsvergadering van de
nps
hielp niet om Somo¬
hardjo weer in het gareel te krijgen. Zijn verzet tegen Bruma liet het Statenlid in toenemende mate vergezeld gaan van het dreigement zijn achterban en masse naar Nederland te laten vertrekken. Naar zijn zeggen was de toekomst van de Javanen onder deze minister en met de onafhan¬ kelijkheid in het vooruitzicht te ongewis.108 Tijdens een persconferentie bestempelde Arron dit voornemen als absurd.109 Het dissidente Statenlid liet zich er echter niet van weerhouden om verdere actie te ondernemen. Hij moedigde aanhangers in Commewijne en Saramacca - districten waar concentraties Javanen woonachtig waren - in groten getale aan om paspoorten voor Nederland aan te vragen. Aansluitend organiseerde Somohardjo op 12 januari 1975 een massameeting in Paramaribo, waar Surinamers van Javaanse afkomst, behorende tot de
nps
en de
ktpi,
maar ook tot de oppositie, gezamenlijk in het geweer kwamen tegen, wat zij noemden, het negeren van de Javanen en de belijdenis van de islam en het veronachtzamen van de belangen van deze groep door de regering. In een pamflet, dat voor aanvang van de protestvergadering werd rondge¬ deeld, werd 1973 betiteld als het jaar van de belofte, 1974 als het jaar van het bedrog en 1975 als het jaar van het grote gevaar. Hoewel de geuite beschuldigingen sterk overtrokken waren en op het punt van de godsdienstvrijheid zelfs iedere grond ontbeerden, zat de
159
schrik er bij de
nps
en de
ktpi
goed in. KTPi-leider Soemita belegde die¬
zelfde zondag met collega-minister Soeperman en het Statenlid Amat een bijeenkomst in Commewijne, waar hij het beleid van de NPK-regering verdedigde en de eenheid van de Javanen bepleitte onder leiding van de
ktpi
. Voor partijvoorzitter Soemita waren het moeilijke tijden, aange¬
zien zijn vader, adviseur van de
ktpi,
openlijk de kant van Somohardjo
had gekozen en in de publiciteit het vader-zoonconflict over de onafhan¬ kelijkheid behendig uitspeelde.110 Propagandisten van de
nps
en de
ktpi
namen hun toevlucht tot felle antipropaganda via de radio. Op haar beurt gelastte de regering een justitieel onderzoek naar aanleiding van ver¬ meende racistische uitspraken gedaan door Somohardjo en Dasiman tij¬ dens hun propagandacampagne in de dagen voorafgaande aan de massa¬ meeting.111 Bij alle perikelen rond de soevereiniteitsoverdracht was er weinig aandacht voor een belangrijk financieel succes dat Arron wist te behalen. Dit betrof de aansluiting van Suriname bij de International Bauxite Association
(iba)
en de verhoogde inkomsten uit de leveranties van
bauxiet die het lidmaatschap voor Suriname tot gevolg had. De
iba,
die
in maart 1974 tijdens een internationale bauxietconferentie in Conakry (Guinee) was opgericht, beoogde een nauwe samenwerking tussen de aangesloten bauxietproducerende landen om deze in staat te stellen maxi¬ maal profijt te trekken van de exploitatie van hun bauxietvoorraden. De meeste lidstaten waren ontwikkelingslanden met een lage levensstan¬ daard en een hoge werkloosheid. Zij richtten zich op een vergroting van hun relatief geringe inkomsten om de opbouw van hun samenlevingen te versnellen en de welvaartskloof met de geïndustrialiseerde landen te ver¬ kleinen. Het hoofdkantoor van de
iba
werd in Jamaica gevestigd. De
Surinamer Henri Guda, directeur van de belastingdienst, werd gekozen tot eerste secretaris-generaal van de organisatie.112 In juli 1974 brachten de ministers Arron en Cambridge een bezoek aan Jamaica om zich op de hoogte te stellen van de wijze waarop de rege¬ ring van Michael Manley de inkomsten uit de bauxietproductie had we¬ ten te vergroten.113 Jamaica vervulde een leidende rol binnen de
iba,
bracht de iBA-beginselen het meest voortvarend in de praktijk en had op 15 mei 1974 een bauxietheffing (levy) geïntroduceerd.114 De uitwisseling van expertise in Kingston sterkte Arron in zijn opvatting dat op dit gebied ook Suriname actie diende te ondernemen. In de jaarrede, uitgesproken door gouverneur Ferrier, verklaarde de Surinaamse regering nieuwe af¬ spraken over de bauxietinkomsten te zullen maken met Billiton en de Suriname Aluminum Company (Suralco).115 De onderhandelingen met
160
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
deze maatschappijen werden door Arron en Cambridge persoonlijk ge¬ leid en resulteerden in afspraken over verhoogde inkomsten uit de leve¬ ranties van bauxiet door Suriname. De desbetreffende landsverordening werd op 28 december 1974 met algemene stemmen (29) door de Staten van Suriname goedgekeurd. Arron liet weten dat de substantiële meer¬ opbrengsten niet zouden worden aangewend voor het wegwerken van te¬ korten, maar ingezet zouden worden in het kader van de ontwikkeling van het land, vooral in de sociale en productieve sector.116 De
iba
zou zich verdienstelijk maken als platformorganisatie en be¬
langrijk blijken voor het uitwisselen van informatie en ideeën. Anders dan de Organization of the Petroleum Exporting Countries
(opec) zou
zij er echter nooit in slagen als een kartel te opereren en prijs- en belastingafspraken te maken. Daarvoor liet de eenheid binnen de organisatie te wensen over en gingen individuele leden (in het bijzonder de grootste producenten, Australië en Guinee) te zeer hun eigen gang. Daarbij wreek¬ te zich dat bauxiet geen homogeen product is, waardoor het producenten nauwelijks lukte om een uniform beleid te ontwikkelen. Ook de snelle opkomst van Brazilië (geen iBA-lid) als bauxietproducent zette de slag¬ vaardigheid van de organisatie onder druk. Voor Suriname betekenden de ‘meeropbrengsten natuurlijke hulpbronnen’ niettemin een verbete¬ ring van de financiële positie van de staat. In de periode 1974-1985 werd een bedrag van us$ 491,2 miljoen aan bauxietheffing ingeboekt. De ove¬ rige opbrengsten uit de bauxietsector in deze periode waren voor de staat minder dan de levy, te weten us$ 314 miljoen.117 Hoewel het belang van de aansluiting van Suriname bij de 1 ba wel de¬ gelijk werd onderkend, viel de belangstelling ervoor in het niet bij de aandacht voor de strijd om het politieke leiderschap van de Javanen waar¬ in Somohardjo en Soemita verwikkeld waren.118 Voor Arron was dit een bittere teleurstelling, want het was vooral op zijn instigatie geweest dat Somohardjo, voorzitter van het Indonesische presidium van de verkiesbare plaats op de kandidatenlijst van de
npk
nps,
een
in Paramaribo had
gekregen. Dat hij daarmee een paard van Troje binnenhaalde, had hij op dat moment niet kunnen vermoeden. De zaak was ernstig, aangezien Somohardjo er niet voor terugdeinsde de vhp te steunen als dit zijn posi¬ tie versterkte. Het kon geen toeval zijn dat Lachmon, twee dagen vóór de massameeting van 12 januari, bekendmaakte de door zijn partij sinds juni betrachte ‘lankmoedigheid’ te zullen laten varen. Hij kondigde aan via ‘acties’ binnen en buiten het parlement te zullen bevorderen dat de onaf¬ hankelijkheid met een maximum aan waarborgen zou worden omkleed. Dit keerpunt in de opstelling van Lachmon werd kracht bijgezet met
161
een massameeting die de
vhp
op 26 januari organiseerde. Bij die gele¬
genheid waarschuwde de partijvoorzitter dat als de regering, zoals in Oeganda onder Idi Amin, grote groepen ingezetenen als tweederangs¬ burgers zou blijven behandelen, de achterban er moeilijk van weerhouden kon worden de straat op te gaan. De resolutie die als uitvloeisel van deze bijeenkomst aan gouverneur Ferrier werd aangeboden, vertoonde een opvallende gelijkenis met de resolutie die veertien dagen hiervoor op ini¬ tiatief van Somohardjo was opgesteld. Uit beide teksten sprak afkeuring over de ‘hooghartige opstelling’ van de regering, die de onafhankelijkheid niet als een nationale maar als een NPK-aangelegenheid beschouwde en verzuimde de bevolking deelgenoot te maken van de regelingen die zou¬ den worden getroffen om de soevereiniteitsoverdracht in goede banen te leiden. Door de eenkennige opstelling van de regering verkeerde de bevol¬ king volgens de resolutieteksten in onzekerheid en vrees en nam de vlucht van Surinamers richting Nederland steeds grotere vormen aan.119 Voor het kabinet-Arron, dat al geruime tijd bezig was met het geven van voorlichting over de onafhankelijkheid120, was de kritiek een aanspo¬ ring om op de ingeslagen weg voort te gaan. Het bilaterale overleg tussen Suriname en Nederland, dat tussen 27 januari en 1 februari in Parama¬ ribo plaatsvond, leverde echter minder op dan gehoopt. Delegaties onder leiding van Van Genderen en De Gaay Fortman maakten principeafspraken over onder andere defensie en ontwikkelingssamenwerking, onder¬ werpen die gevoelig lagen, vooral in termen van financiering.121 De Surinaams-Nederlandse commissie van deskundigen publiceerde in diezelfde maand haar Programma voor de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname, waarin de nadruk lag op de exploitatie van natuurlijke hulp¬ bronnen en de vaststelling van een aantal concentratiegebieden, waaron¬ der West-Suriname. De hand van Frank Essed bleek behalve uit de tekst van dit rapport ook uit de lijvige bijlage 1, getiteld De mobilisatie van het eigene, een begrip dat als synoniem voor self-reliance een gevleugelde uit¬ drukking zou worden tijdens de regeerperiode van Arron. Het Programma van de gemengde commissie van deskundigen zou de grondslag vormen voor de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Premier Arron onderbrak voor korte tijd het bilaterale overleg met Nederland om bekend te maken dat de regering een politiek ongebonden grondwetscommissie had ingesteld, bestaande uit juridisch deskundigen onder voorzitterschap van Ewald Karamat Ali. Deze commissie werd ge¬ acht eind mei een conceptgrondwet gereed te hebben. De premier liet er geen twijfel over bestaan dat Suriname bij de proclamatie van de onaf¬ hankelijkheid over een grondwet zou beschikken. Hij zegde toe dat deze
162
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
de grootst mogelijke waarborgen zou bevatten voor de eerbiediging van de fundamentele menselijke rechten en vrijheden en een afspiegeling zou vormen van wat er in de Surinaamse gemeenschap leefde. Arron lichtte toe dat de regering voornemens was de grondwet in de Staten met een ge¬ wone meerderheid van stemmen te laten aannemen.122 In een televisietoespraak op 31 januari liet Arron, enigszins vooruit¬ lopend op de bevindingen van de grondwetscommissie, zijn licht schij¬ nen over de staatsrechtelijke contouren van het nieuwe Suriname. Hij gaf aan dat het land na de overdracht van de soevereiniteit een republiek zou zijn, met aan het hoofd een door het parlement gekozen president met ceremoniële bevoegdheden. Het parlementaire stelsel en de bijbehorende staatsrechtelijke structuren zouden gehandhaafd blijven, waardoor er voor burgers per saldo weinig zou veranderen. Arron legde uit dat de grond¬ wetscommissie met functionele groepen en organisaties zou praten over de verdere inhoud van de constitutie. Ook zou de Surinaamse gemeen¬ schap uitgenodigd worden ontwerpen in te dienen voor een nieuwe vlag en een nieuw wapen. De bestaande vlag, waarop vijf sterren waren afgebeeld verbonden door een ellips,123 voldeed niet aan de filosofie van een nationale staat. Over het wapen merkte Arron op dat het hierop afgebeelde zeilschip aan vervanging toe was, aangezien dit ónmogelijk kon wor¬ den beschouwd als een Surinaams element. De enige voorwaarde die de regering stelde aan het ontwerp voor een nieuw wapen was dat de indi¬ anen als eerste bewoners van Suriname hun plaats als schilddragers be¬ hielden en dat ook de wapenspreuk Justitia, Pietas, Fides (rechtvaardig¬ heid, vroomheid en trouw) gehandhaafd bleef. Arron besloot zijn toespraak met de mededeling dat Suriname onaf¬ hankelijk zou worden op een nader vast te stellen datum, ergens tussen 20 en 30 november 1975. De keuze voor de laatste week van november was door praktische motieven ingegeven. Rekening houdend met de on¬ geschiktheid van december vanwege het relatief grote aantal feestdagen, het deze periode de meeste ruimte voor het succesvol afronden van de voor¬ bereidingen, zonder de ultimo 1975-belofte in gevaar te brengen. Arron verklaarde dat de onafhankelijkheidsdatum niet gekoppeld zou worden aan een specifieke gebeurtenis. Speculaties dat de regering deze datum wilde verbinden met 19 november, de dag van de NPK-verkiezingsoverwinning, werden met deze mededeling onschadelijk gemaakt. Vooraf had de oppositie in een huishoudelijke vergadering van de Staten tégen een specificering van de datum gestemd. Zolang er geen duidelijke poli¬ tieke en staatsrechtelijke garanties waren geformuleerd, achtte de vhp dit een voorbarige actie.124
163
In antwoord op de massameeting van de
vhp
organiseerde de
ktpi
op 2 februari ook een massameeting, die de NPK-leiders aangrepen om het toegestroomde publiek ervan te overtuigen dat ook na de soevereini¬ teitsoverdracht alle bevolkingsgroepen over gelijke rechten zouden be¬ schikken en dat de
npk
alleen KTPi-leider Soemita als leider van de
Javaanse Surinamers erkende. Bruma attaqueerde Lachmon, die volgens hem Somohardjo uit het NPK-kamp had losgeweekt onder het valse voor¬ wendsel dat de
ktpi
niet langer over een noemenswaardige aanhang be¬
schikte. Uit de opkomst bleek volgens Bruma het tegendeel. Arron veeg¬ de de vloer aan met Somohardjo, van wie hij opmerkte dat deze niet namens de had de
nps
nps
sprak, maar namens zichzelf en Lachmon. Volgens Arron
Somohardjo groot gemaakt, maar liet deze zich nu gebruiken
als futuboi (loopjongen) van de vhp. Hij overhandigde Soemita een krans van stanvaste bloemen, waarmee hij tot uitdrukking bracht dat de vasthield aan de samenwerking met de
ktpi.
npk
De oppositie kaatste daags
erna de bal terug door op te merken dat Arron, ‘vroeger PNR-kaderlid’, een futuboi was van ‘zijn oude leermeester’ Bruma en dat hij bezig was de nps
om te vormen tot een aanhangsel van de
pnr.125
Tegen de verzekering van Arron in, dat het parlement het eerste en laatste woord over de grondwet had, beweerde Lachmon dat de grond¬ wetscommissie op aanwijzing van de regering werkte en dat deze zich daarmee schuldig maakte aan volksbedrog. Hij liet weten zich gekrenkt te voelen dat de regering de leider van de grootste politieke partij van Suriname niet bij de voorbereiding van de onafhankelijkheid wenste te betrekken. Dit verwijt kwam in een ander daglicht te staan toen Lachmon kort hierna een uitnodiging van Arron afsloeg om over de vier minderheidstandpunten van de oppositie te komen praten. De argumenten om niet op de invitatie in te gaan, waren deels ter zake (het overleg zou op heel korte termijn moeten plaatsvinden, terwijl twee van de vijf uitgeno¬ digde oppositieleden, onder wie Lachmon zelf, in het buitenland vertoef¬ den), maar voor het merendeel vergezocht. Menigeen zette om die reden vraagtekens bij de oprechtheid van de VHP-leider.126 Bezoeken van Somohardo en Lachmon aan Nederland, bedoeld om in Den Haag begrip te kweken en steun te vinden voor hun opvatting dat de grondwet met een gekwalificeerde meerderheid in de Staten diende te worden aangenomen, leverden niet het beoogde resultaat op. Somohardjo ving ook bot bij het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk
(crm).
Het departement weigerde om zich garant te stellen voor
een vrije overtocht en gratis huisvesting voor 30.000 Javanen die volgens Somohardjo naar Nederland zouden afreizen als de situatie in Suriname
164
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
hen hiertoe dwong.127 Beweringen van de dissidente
Nps’er
dat Creolen,
Hindostanen en Javanen in Suriname ‘geheime trainingskampen’ had¬ den ingericht en dat - zoals hij in een manifest aan koningin Juliana schreef - ‘de sterk gestegen raciale spanningen in Suriname [... ] op ieder moment kunnen uitbarsten in het grootste bloedbad dat Suriname ooit heeft gekend’ werden met enige bevreemding aangehoord.128 Lachmon waarschuwde in Nederland dat hij niet zou aarzelen om de onafhanke¬ lijkheid te blokkeren als de regering geen rekening zou houden met de opvattingen van de oppositie. In reactie hierop stelde De West129 dat de VHP-leider steeds meer een Don Quichot dreigde te worden, vechtend vooreen verloren zaak en uit alle macht proberend zi j n wil op te leggen aan Statenleden die daarvan in meerderheid niet gediend waren.130 Om te demonstreren van welke methoden de oppositie zich bedien¬ de bij het bestrijden van de coalitie, citeerde Arron tijdens een Staten¬ vergadering uitgebreid uit een rapport van de districtscommissaris van Nickerie, die verslag had uitgebracht van een VHP-bijeenkomst. Volgens Arron was de VHP’er Mungra tijdens deze bijeenkomst zijn boekje ver te buiten gegaan. Hij onthulde dat Mungra hem tijdens bedoelde vergadering had uitgemaakt voor leugenaar en brandstichter, gesteld had dat hij zich in de Staten met twintig corrupte mannen omringde en dat hij het Staten¬ lid Liesdek-Clarke had omgekocht met een salaris van Nf 1000,- per maand. Mungra had voorts beweerd dat de spijsolieverkoop bij de cis-stand in Paramaribo raciaal was georganiseerd, namelijk in één rij voor niet-Hindostanen en één rij voor Hindostanen. Wanneer Hindostanen aan de beurt waren, was de olie op. Een andere spreker had tijdens de vergadering ver¬ klaard dat Pengel zijn eerste misstap tegen de vhp met de dood had moe¬ ten bekopen en dat anderen eenzelfde lot wachtte. Arron veroordeelde de ophitserij, maar voorspelde dat politieke hartstocht zou eindigen in politieke zelfvernietiging. Ten slotte sprak hij er zijn teleurstelling over uit dat de oppositie de benoeming van Frank Essed tot regeringsadviseur met afkeuring had begroet. Hoe kon iemand die aantoonbaar zijn sporen had verdiend op het gebied van planning en ontwikkeling voor de verdere opbouw van Suriname onbenut worden gelaten?131 Besprekingen tussen de Nederlandse, de Surinaamse en de Nederlands-Antilliaanse regering, die van 17 tot 21 maart in Den Haag plaats¬ vonden, resulteerden in de afspraak dat uiterlijk eind oktober het Statuut per rijkswet zou worden gewijzigd. Er zou een artikel aan de rechtsrege¬ ling worden toegevoegd waarin zou worden opgenomen dat het Statuut met ingang van een nog nader vast te stellen datum voor Suriname niet langer geldig zou zijn. Voorts kwamen de drie regeringen overeen dat zij
165
een toescheidingsovereenkomst zouden aangaan om de nationaliteiten¬ kwestie te regelen. Daarnaast werden, voortbouwend op het rapport van de Koninkrijkscommissie, onder andere een aantal zaken op het gebied van de buitenlandse betrekkingen van Suriname geregeld.132 Aansluitend vond op 25 en 26 maart bilateraal overleg plaats tussen Suriname en Nederland. Dit mondde uit in een protocol waarin onder andere afspraken op het gebied van defensie waren vastgelegd. Doordat beide partijen geen overeenstemming hadden bereikt over de ontwikke¬ lingssamenwerking overheersten vooral in het Surinaamse kamp gevoe¬ lens van teleurstelling. Arron had hoog ingezet: ‘Ik ben hier niet gekomen om te bedelen, nóg minder om een begerige graai in de Nederlandse schat¬ kist te doen. Nederland heeft gewoon te geven wat wij nodig hebben.’ Aanhoudende onenigheid over de omvang van de ontwikkelingshulp en het absorptievermogen van de Surinaamse economie noodzaakten de twee landen om het vraagstuk van de ontwikkelingssamenwerking naar het overleg van mei door te schuiven.133 Hetzelfde gold voor een regeling van verblijf en vestiging van Nederlandse en Surinaamse staatsburgers in Suriname en Nederland na de onafhankelijkheid. De Surinaamse delega¬ tie, die zich sterk had gemaakt voor een vrij personenverkeer tussen de twee landen, had fel protest aangetekend tegen het introduceren van een toelatingsregeling. De Nederlandse delegatie, vastbesloten om de Suri¬ naamse emigratie naar Nederland in te dammen, had er echter met succes op gestaan dat bedoelde regeling in het protocol werd opgenomen.134 Lachmon, die tijdens het overleg in Den Haag verbleef, maakte tegen¬ over Nederlandse verslaggevers kenbaar niet afwijzend te staan tegenover een gesprek met Arron indien dit het Surinaamse belang zou dienen. Arron weigerde echter in Nederland met de oppositieleider om de tafel te gaan zitten. De NPK-leider beschouwde het als vernederend om onder de ogen van de Nederlanders interne vetes over de onafhankelijkheid uit te vechten. Er ontstond enig rumoer toen Lachmon opmerkte een burger¬ oorlog niet uit te sluiten als de grondwet buiten de Hindostanen en Java¬ nen om tot stand zou worden gebracht. Naderhand bleek dat Lachmon ‘chaotische toestanden’ had voorspeld en niet had gedoeld op een gewa¬ pend treffen tussen vertegenwoordigers van de grootste bevolkingsgroe¬ pen, al bleef onduidelijk of de VHP-leider verkeerd was geciteerd of zich ongelukkig had uitgedrukt en zichzelf in tweede instantie had gecorri¬ geerd.135 In Rotterdam gaf Arron op 30 maart een reprise van zijn Marcanti-toespraak. Hij herhaalde dat Surinamers in Suriname thuishoor¬ den, waar hun belangrijke taken wachtten. De opbouw van de republiek vereiste een optimale inspanning van alle Surinamers.136
166
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
Een nieuwe episode in de Somohardjo-Soemita-controverse brak aan, toen eerstgenoemde zijn KTPi-rivaal ervan beschuldigde in een eerdere functie bij frauduleuze handelingen betrokken te zijn geweest. Arron sprong onmiddellijk voor zijn minister in de bres. De beschuldigingen waren volgens hem volledig uit de lucht gegrepen, zoals uit een rapport van de procureur-generaal over de zaak kon worden opgemaakt. Bij de behandeling van de kwestie in de Staten uitten Somohardjo en zijn mede¬ stander Dasiman steeds wildere beschuldigingen aan het adres van Soemita. Hierop verzocht voorzitter Wijntuin hun de vergaderzaal te verla¬ ten. Doelend op Somohardjo verklaarde Arron dat sommige leden van het Statencollege bij het Surinaamse volk een bepaalde mentaliteit pro¬ beerden te kweken, maar dat het volk gelukkig het kaf van het koren kon scheiden en geen would-be leiders achterna liep. Het verraad wordt be¬ loond, niet de verrader, zo vatte Arron, volgens een gangbaar gezegde, het ‘overlopen’ van Somohardjo naar de oppositie samen. Nadat Somohardo eerder al het voorzitterschap van het Indonesische presidium van de
nps
was ontnomen, werd hij in mei uit de NPK-fractie
gezet. Hij zou vanaf dat moment een eenmansfractie in de Staten vormen. Somohardjo besloot te volharden in zijn aanvallen op de coalitie. Voor Arron was dit aanleiding om gedetailleerd uit de doeken te doen dat de laatste behalve uit politiek gewin ook handelde uit persoonlijke hebzucht. Hij had de minister-president met verwijzing naar zijn Statenlidmaatschap om banen, vergunningen, grond en dienstreizen verzocht, maar steeds nul op rekest gekregen. Arron verklaarde nooit aan dergelijke chantagepraktijken te zullen meewerken en liet weten het een gevaarlijke zaak te vinden als parlementariërs eropuit waren de mammon te dienen.137 Volgens Somohardjo waren de beschuldigingen van Arron dat hij erop¬ uit was om zichzelf te verrijken zonder enige grond: ‘Arron heeft mij in die tijd op podia een “ondankbaar mens” genoemd. Ik zou alles aan de
nps
te
danken hebben, maar door mijn optreden de partij en de politiek schade toebrengen. Wie gaat dergelijke beledigingen nemen? Niemand toch? Na¬ tuurlijk ga je dan terugschelden. De beschuldiging van ondankbaarheid had Arron beter op zichzelf kunnen betrekken. “Jij zorgt ervoor dat de Javanen in de
nps
blijven onder jouw leiding.” Dat was de opdracht die ik
van hem gekregen had. En die missie heb ik met succes volbracht. Ik heb Arron en Cambridge, mijn beste vriend in de nps, naar Javaanse feesten ge¬ bracht en in de Javaanse gemeenschap geïntroduceerd. Eerlijk is eerlijk: ik had altijd meer vertrouwen in Cambridge en ook in Van Genderen dan in Arron, maar dat betekende niet dat ik met Arron geen goede relatie onder¬ hield. Ik bracht hem de Javanen. Maar kennelijk was dat niet voldoende.’138
167
SPANNINGEN TUSSEN COALITIE EN OPPOSITIE NAAR EEN HOOGTEPUNT
Op 15 mei 1975, aan de vooravond van nieuw tripartiet en bilateraal over¬ leg over de onafhankelijkheid van Suriname, kwam de oppositie in de Staten met een proclamatie, waarin zij andermaal haar beklag deed over het consequent negeren’ van haar standpunten door de regering. Omdat de verwezenlijking van de ‘nationale zelfstandigheid’ naar het oordeel van de oppositie een zaak was waarbij het gehele Surinaamse volk diende te worden betrokken, zag zij het als haar taak de opinie van de ‘grote meer¬ derheid’ van de Surinamers in tien punten naar voren te brengen. In de inleiding tot de bekendmaking laakte de oppositie het voorne¬ men van de regering om ‘in strijd met terzake geldende internationale democratische opvattingen en bestaande tradities’ de nieuwe grondwet met een gewone meerderheid in plaats van met een gekwalificeerde meer¬ derheid van stemmen aan te nemen. Volgens de oppositie was het in Suri¬ name sinds 1936 gebruikelijk om constitutionele bepalingen met twee derde van het aantal stemmen tot stand te brengen en getuigde het van een democratische geest om bij een ‘fundamentele wijziging van de staat¬ kundige structuur van het land’ deze traditie in ere te houden. Het argu¬ ment van de regering dat de eis van een tweederde meerderheid alleen gold bij een wijziging van de grondwet en niet bij het aannemen van een nieuwe grondwet sneed volgens de oppositie geen hout. De proclamatie van de oppositie is de geschiedenis ingegaan als het tienpuntenplan van de
vhp.
Samengevat waren deze punten:
1.
Zeker¬
heid omtrent de grenzen van het soevereine Suriname; 2. Een rechtvaar¬ dige regeling van de nationaliteit; 3. Zekerheid omtrent de ontwikkelings¬ samenwerking met Nederland; 4. Een democratisch functioneren van de gewapende machten; 5. Een rechtstreekse verkiezing van de president; 6. Handhaving van de parlementaire rechten; 7. Een rechtvaardig kies¬ stelsel en periodiek vrije, algemene en geheime verkiezingen; 8. Waarbor¬ ging van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht; 9. Waarborging van de menselijke rechten;
10.
Inspraak bij de totstandkoming van de
nieuwe rechtsorde.139 Uit de verklaring sprak het volgens de oppositie drei¬ gende gevaar dat de ontwikkelingen na de onafhankelijkheid een wending zouden nemen die ten koste zou gaan van met name die etnische groepen die zich op dat moment niet of onvoldoende door de regering vertegen¬ woordigd voelden. Het vastleggen van politieke beginselen en rechtsregels was een middel om zich tegen dit gevaar te wapenen. Een opvallend aspect van het tienpuntenplan was dat de oppositie haar eis dat de onafhankelijkheid via een referendum aan het Surinaamse volk
168
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
moest worden voorgelegd, had laten vallen. Had de Nederlandse regering deze kwestie steeds als een binnenlandse aangelegenheid van Suriname beschouwd en zich consequent van een oordeel hierover onthouden, de Surinaamse regering hield vast aan het formele standpunt dat de staatsre¬ geling niet in het houden van een referendum voorzag en dat derhalve een juridische basis ontbrak om een volksraadpleging te organiseren. Daarnaast meende de regering dat een referendum de etnische verhoudingen verder onder druk zou zetten en de exodus richting Nederland zou aanmoedigen. De tegenwerping van de oppositie dat de regering geen positief besluit over een referendum durfde te nemen uit vrees voor een haar onwelgeval¬ lige uitslag en dat de uniciteit van de onafhankelijkheid een afwijking van de staatsrechtelijke praktijk rechtvaardigde, werd door de regering ont¬ kend respectievelijk als politiek opportunisme van de hand gewezen.140 De vraag of een meerderheid van de Surinaamse bevolking in een re¬ ferendum tégen de soevereiniteitsoverdracht zou hebben gestemd, is in¬ teressant, maar uiteindelijk niet te beantwoorden.141 Hetzelfde geldt voor de vraag of het onafhankelijkheidsvraagstuk niet te ingewikkeld was om in een volksraadpleging te worden getoetst en of een referendum voldoen¬ de recht zou hebben gedaan aan de politieke en maatschappelijke realiteit. Deze laatste punten kwamen wel aan de orde in een notitie die in 1973 in opdracht van premier Sedney werd geschreven door A.J. Morpurgo, de toenmalige voorzitter van de Surinaamse sectie van de Koninkrijkscommissie. In zijn bijdrage klonken twijfels door over de zin en de effectivi¬ teit van een referendum, terwijl in beginsel een positief standpunt werd ingenomen over het gebruik van dit staatsrechtelijke instrument.142 In de discussie over het referendum zou de notitie van Morpurgo geen enkele rol spelen. Noch de coalitie noch de oppositie had er enig belang bij om naar deze studie te verwijzen. Bij de presentatie van het tienpuntenplan op 15 mei distantieerde Lachmon zich ‘voor de volle honderd procent’ van de branden waardoor Paramaribo die ochtend was opgeschrikt. Vooral door alert optreden van burgers bleef de schade aan overheidsgebouwen en bedrijfspanden be¬ perkt en werd voorkomen dat het Statengebouw in vlammen opging. Be¬ schuldigingen dat de brandstichters dienden te worden gezocht onder aanhangers van de oppositie werden door Lachmon verontwaardigd van de hand gewezen. Volgens de vHP-leider hadden ook de branden die eer¬ der die maand een aantal panden in de stad in de as hadden gelegd geen politieke achtergrond.143 Toch was het begrijpelijk dat vraagtekens werden gezet bij deze ont¬ kenningen. In de dagen vóór de branden hadden vh p-prominenten groot-
169
scheepse acties tegen het beleid van de regering aangekondigd.144 Een Comité Nationale Onafhankelijkheid, met Alwin Mungra als geestelijk vader, had laten weten de aankomst van premier Den Uyl in Suriname te zullen aangrijpen om de macht van de oppositie te tonen en hem een pe¬ titie aan te bieden. Duizenden aanhangers van de
vhp
en het Statenlid
Somohardjo posteerden zich na de persconferentie van Lachmon bij de brug over de Saramacca Doorsteek, maar zagen laat in de middag wel mi¬ nister Pronk in een auto voorbijschieten, maar niet de Nederlandse minister-president. Er volgden schermutselingen met NPK-aanhangers en de politie, waarbij gewonden vielen en vernielingen werden aangericht. Pas na middernacht werd premier Den Uyl, eveneens onder politie-escorte, van het vliegveld naar Paramaribo gereden. De demonstranten kregen niet de gelegenheid hun petitie te overhandigen.145 Inmiddels waren de voorzitters van de vier vakcentrales erin ge¬ slaagd om met enig succes te bemiddelen tussen de regering en de oppo¬ sitie. Op 13 mei spraken zij eerst geruime tijd afzonderlijk met delegaties onder leiding van Arron en Lachmon.146 Uitgerekend op 15 mei wisten zij te bereiken wat anderen daarvoor niet was gelukt: beide partijen aan één tafel krijgen. Besprekingen tussen de NPK’ers Arron, Van Genderen, Bruma, Wijntuin en Soemita en de oppositieleden Lachmon, Mungra, Hindori, Adhin, Nannan Panday, Nurmohamed, Rasam en Gadden duur¬ den echter nauwelijks een halfuur. Verontrust door berichten over scher¬ mutselingen in de omgeving van de Saramacca Doorsteek schorste de VHP-leider het overleg en begaf zich samen met Mungra naar zijn achter¬ ban om deze tot kalmte te manen. Aangezien beide
vhp
ers niet binnen
de afgesproken tijd terug waren en de NPK-delegatie een voortzetting van het gesprek met de achtergebleven oppositieleden niet zinvol achtte, stap¬ ten Arron en de zijnen op. De vakcentrales lieten weten dat de gesprek¬ ken voor onbepaalde tijd waren verdaagd.147 Voor de Nederlandse premier Den Uyl was dit laatste onverteerbaar. Zowel hij als zijn ambtgenoot De Gaay Fortman, maar ook gouverneur Ferrier, Statenvoorzitter Wijntuin, het Comité Christelijke Kerken en de vakbonden, had in de maanden hiervoor met klem aangedrongen op een verzoening tussen beide partijen. Ervan doordrongen dat handelen thans geboden was, wist Den Uyl via persoonlijke gesprekken Arron en Lach¬ mon ertoe te bewegen hun overleg op 17 mei te hervatten (zie verderop). Ook slaagde Den Uyl erin Lachmon ervan te overtuigen dat het geen zin had een geplande massademonstratie door te laten gaan. De VHP-leider had immers al volop de gelegenheid gehad om zijn bezwaren onder de aandacht van het grote publiek te brengen.148
170
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
Leek met deze interventie de lucht enigszins opgeklaard, tijd voor opgelucht ademhalen was er niet. Op 20 mei verwoestte een grote brand vijf panden in de Watermolenstraat.149 Arron en Den Uyl behoorden tot de velen die zich die avond naar de plek des onheils spoedden en de vuur¬ zee in ogenschouw namen. De verwoestingen gingen op sommige plaat¬ sen gepaard met vernielingen, plunderingen en het molesteren van bur¬ gers. De volgende ochtend eisten honderden Creolen bij het ministerie van Algemene Zaken de arrestatie van Mungra en Lachmon, die zij be¬ schouwden als de direct verantwoordelijken voor de branden. In een kor¬ te toespraak riep Arron met succes de betogers op de kalmte te bewaren in het belang van de openbare orde en veiligheid. De branden zouden op kleinere schaal nog dagenlang aanhouden, maar dankzij het alerte optre¬ den van de politie en de brandweer weinig schade aanrichten.150 Al snel werd duidelijk dat de daders van de branden van 20 mei ge¬ zocht dienden te worden in kringen van de oppositie. In september zou¬ den acht jongemannen van Hindostaanse afkomst bekennen de branden te hebben gesticht met de bedoeling de regering angst aan te jagen. Zij ver¬ klaarden boos te zijn, omdat de coalitie naar hun zeggen weigerde naar Hindostanen te luisteren en, meerderheid of geen meerderheid, aan¬ stuurde op een onafhankelijkheid die voor Suriname in een ramp zou uit¬ monden. Hoewel de branden waren beraamd op het kantoor van de vhp was er geen bewijs dat de partijleiding op de hoogte was van de plannen of deze steunde. De rechter deelde zware straffen uit: vijf daders kregen vijf jaar, één zes jaar en twee zeven jaar gevangenisstraf.151 In dit klimaat, waarin de gemoederen verhit waren en tegenstellin¬ gen onoverbrugbaar leken, vonden van 14 tot 21 mei besprekingen plaats tussen Surinaamse en Nederlandse ministers over de onafhankelijkheid. Daarnaast vergaderden op 20 en 21 mei Surinaamse, Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse bewindslieden over de grenzen van de toekom¬ stige republiek. Het was de stille wens van het kabinet-Arron om het laat¬ ste hoofdstuk van de Surinaamse koloniale geschiedenis in Paramaribo te schrijven, maar voortdurende onenigheid over de ontwikkelingssamen¬ werking verhinderde dat de onderhandelingen met succes konden worden afgerond. De Nederlandse eis dat de ontwikkelingshulp aan Suriname toetsbaar diende te zijn, dat deze hulp een gebonden karakter diende te hebben (dat wil zeggen dat de Surinaamse regering verondersteld werd goederen en diensten zoveel mogelijk in Nederland te betrekken) en dat de hoogte en de looptijd van de hulp dienden aan te sluiten bij de behoef¬ ten van de bevolking en de mogelijkheden van de Surinaamse economie, resulteerden in heftige tegenreacties aan Surinaamse zijde. Belangrijke
171
uitkomsten van de bilaterale besprekingen waren de stationering van een Nederlandse militaire missie in Suriname, de beëindiging van de werk¬ zaamheden van de Stichting voor Culturele Samenwerking (Sticusa) in Suriname, de overdracht van het Medisch Wetenschappelijk Instituut (mwi)
en de Stichting Machinale Landbouw
(sml)
aan Suriname en het
vaststellen van de uitgangspunten en procedureregels van de ontwikke¬ lingssamenwerking. Afgesproken werd dat over de omvang van de hulp en de regeling van het personenverkeer - punten waarover geen consen¬ sus kon worden bereikt - in juni in Den Haag verder zou worden onder¬ handeld.152 Dat er in de standpunten van de coalitie en de oppositie nog altijd weinig beweging zat, bleek uit de gesprekken over het tienpuntenplan die beide partijen voortzetten in River Club, de naam van een hotel in het dicht bij Paramaribo gelegen Leonsberg.153 Tijdens het overleg nam de VHP alle tijd om haar punten voor het voetlicht te brengen, verwijzend naar de ‘dictaturen’ van Forbes Burnham in Guyana154 en Eric Williams in Trinidad, landen die Suriname op het dekolonisatiepad waren voorge¬ gaan. De uiteenzettingen dienden voor een belangrijk deel om het gebrek¬ kige aandeel dat de oppositie tot dusver had gehad in de voorbereiding van de onafhankelijkheid te compenseren. De coalitie kon zich echter moeilijk aan de indruk onttrekken dat de bijdragen deel uitmaakten van een vertragingstactiek en bedoeld waren om de soevereiniteitsoverdracht te frustreren. Deze indruk werd versterkt door de opstelling van Lachmon, die een geraffineerd spel van aantrekken en afstoten speelde en wiens be¬ schouwingen nauwelijks bedoeld leken om aan te koersen op een con¬ creet onderhandelingsresultaat. De waarachtigheid van zijn koers werd bovendien ondergraven door de tweede man in zijn partij, Alwin Mungra, die verbaal om zich heen bleef slaan met polariserende uitspraken, die angst en verzet opriepen bij de VHP-achterban en haaks stonden op de verbroederingspolitiek die zijn voorzitter verklaarde nog altijd te ver¬ dedigen.155 Nadat de vhp op 17 en 19 mei twee bijeenkomsten met de coalitie had benut om haar tien punten toe te lichten156, merkte Arron tijdens het over¬ leg van 18 juni naar aanleiding van deze uiteenzettingen op dat de naar zekerheden zocht en dat de
npk
vhp
niets liever wilde dan zekerheden
bieden. Hij constateerde dat de regering en de oppositie met betrekking tot de onafhankelijkheid op een aantal punten met elkaar van mening ver¬ schilden. Hij noemde in dit verband het punt van de ontwikkelingssamen¬ werking met Nederland. De
npk
dacht aan een verdrag met een looptijd
van tien jaar, een nog nader vast te stellen financiële bijdrage te leveren
172
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
door Nederland, een ontwikkelingsplan als fundament voor de samen¬ werking, gedeelde aansprakelijkheid en na tien jaar een bestendiging van de samenwerking. De vhp gaf de voorkeur aan een verdrag met een loop¬ tijd van dertig jaar en een bijdrage van Nf 7 miljard door Nederland te le¬ veren gedurende de eerste tien jaar, echter zonder de ratio duidelijk te maken achter de voorgestelde looptijd en het gevraagde bedrag. Om die reden achtte Arron een dergelijk plan moeilijk haalbaar. Arron zei evenmin de noodzaak van een rechtstreeks gekozen president - een andere wens van de oppositie - te kunnen onderschrijven. Volgens de oppositie zou de president op deze manier de naleving van de grond¬ wet kunnen waarborgen. Zou de president door het parlement worden ge¬ kozen, dan bestond het gevaar dat hij een verlengstuk werd van deze macht. Volgens Arron was het niet de bedoeling en ook niet te verwachten dat de president een verlengstuk van het parlement zou worden. Bovendien be¬ stond er ook met een rechtstreeks gekozen president nooit de zekerheid dat deze de grondwet zou eerbiedigen. Bruma schetste de voordelen van een constitutionele president: zijn politieke ongebondenheid en zijn ver¬ mogen als een samenbindende figuur op te treden. Ministers zouden niet aan hem, maar aan het parlement verantwoording schuldig zijn. De sym¬ boolfunctie van de president diende zijns inziens vergelijkbaar te zijn met die van de koningin in Nederland. Haalde Bruma met opzet deze pa¬ rallel van stal om ‘Lachmon van Oranje’ van zijn gelijk te overtuigen? Op de wens van de oppositie om de nieuwe grondwet met een twee¬ derde meerderheid door de Staten te laten aannemen, reageerde Arron afwijzend. Hij merkte op dat de
npk
daarmee haar lot in handen zou leg¬
gen van de vhp. Dat kon niet de bedoeling zijn. Van Genderen stelde zich op het standpunt dat een constructieve oppositie die bouwen wilde aan de toekomst van Suriname in het parlement een tweederde meerderheid gaf. Bruma verklaarde het persoonlijk jammer te vinden als de eerste grond¬ wet van Suriname niet met algemene stemmen zou worden aanvaard. Ook Arron sprak de wens uit dat de grondwet met een zo groot mogelijke in¬ stemming van coalitie en oppositie zou worden aangenomen. Lachmon sloot de bespreking echter in mineur af door op te merken dat de coalitie alle punten met betrekking tot de onafhankelijkheid, uitgezonderd de hoogte van de ontwikkelingshulp, al had besproken en vastgelegd, en dat de oppositie daar geen enkele invloed op had gehad. Het topoverleg met Nederland was zelfstandig door de
npk
gevoerd en de vhp droeg hiervoor
geen enkele verantwoordelijkheid. Lachmon: ‘De oppositie zal in het par¬ lement hierop beuken.’ Deze slotwoorden kwamen voor de NPK-leiders, met name voor Bruma, als een koude douche.157
173
Op 13 juni had Arron aangekondigd dat de soevereiniteitsoverdracht op 25 november in Paramaribo zou plaatsvinden. Arron: De keuze voor 25 november: dat is zo een gek verhaal. Het heeft totaal niets met politiek te ma¬ ken. Men gaat het niet willen geloven. Om het goed te kunnen begrijpen, moet ik even teruggaan in de tijd. Kijk, in Nederland ben ik eens een tweedehandsboekwinkel binnengestapt. Daar viel mijn oog op een boek van professor Tenhaeff, die toen parapsychologie doceerde aan de Universiteit van Utrecht. Ik kocht het boek en ging lezen. In ernst. Toen ik het uit had, ben ik naar een aan¬ tal seances van Tenhaeff in Utrecht gegaan. Fascinerend. Vanaf dat moment ben ik mij als een geïnteresseerde leek gaan verdiepen in parapsychologische verschijnselen. Die interesse, ook voor psychoa?mlyse, bracht mij veel later bij Psychoanalyse en politiek van Herbert Marcuse. Dat is zo een meesterwerk. Daarmee heb ik onder andere mijn vriend Hindori in het parlement van een aantal dingen kunnen overtuigen. Kortom, al lezende ben ik in aanraking ge¬ komen met de wereld van de parapsychologie en psychoanalyse.158 Mijn kennismaking met Karei Arah is in dit verband ook belangrijk ge¬ weest. Arah had een hoge graad in de Rozenkruisers: de 13e. Hij heeft mij geïn¬ teresseerd om ook in de Rozenkruisers te komen. Ik ben er geen lid van ge¬ weest, maar heb wel van veel aspecten ervan kennisgenomen. Voor zover dit mogelijk was, want net als bij de vrijmetselarij zijn de rituelen bij de Rozen¬ kruisers met allerlei geheimen omgeven. Goed, we waren al in de onafhankelijkheidsdiscussie. Een aantal topfiguren uit de Rozenkruisers heeft toen een gesprek met mij aangevraagd. Ik heb ge¬ zegd: kom maar. Deze mensen hebben mij vervolgens aangeboden om langs astrologische weg de datum van de onafhankelijkheid te bepalen. Ze wilden weten of ik hieraan mijn medewerking wilde verlenen. Ik heb geantwoord: ga je gang. Ik dacht: toe maar. Ze zijn bij mij teruggekomen en hebben gezegd: minister-president, u moet op 25 november de onafhankelijkheid realiseren. Ik vroeg toen: waarom? Ze antwoordden dat in mijn sterrenbeeld het element 25 een belangrijke rol speelt. En die kerels hadden gelijk. Dat is ook gebleken. Ik ben op de 23ste geboren, de onafhankelijkheid is op de 23ste gerealiseerd, de coup was op de 23ste en zo zijn er nog een aantal momenten in mijn politieke leven waarbij het getal 23 om de hoek komt kijken. Je kunt erom lachen, want elke andere datum tussen 20 en 30 november zou natuurlijk aanvaardbaar zijn geweest. Maar zo is het gegaan: de onafhankelijkheidsdatum is astrologisch vastgesteld.159 Op 25 en 26 juni werd in Den Haag het bilateraal overleg tussen Suriname en Nederland afgesloten. De twee regeringsdelegaties bereik¬ ten overeenstemming over de tekst van een ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en over een hulpbedrag ter hoogte van Nf 3,5 miljard. Premier
174
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
Arron hield het op een bedrag van Nf 4,3 miljard. Hij rekende met de to¬ taalsom mee de kwijtschelding van schulden aan Suriname en het over de onafhankelijkheidsdatum heen tillen van het restant van reeds ge¬ committeerde maar nog niet uitgegeven Nederlandse hulp.160 Indachtig de a moni doro (het geld is gekomen) boodschap waarmee zijn voorganger Pengel bij terugkeer in Suriname zijn achterban altijd triomfantelijk be¬ groette na besprekingen te hebben gevoerd in Nederland, buitte Arron het onderhandelingsresultaat van zijn delegatie publicitair uit en benadruk¬ te hij dat de Surinaamse onderhandelaars tot het uiterste waren gegaan om middelen voor de opbouw van Suriname los te krijgen. Dit laatste was juist, al had Arron niet kunnen voorkomen dat de gelden niet voor inflatie waren gecorrigeerd en dat de hulp een gebonden karakter had: een aan¬ zienlijk deel van de middelen vloeide ter financiering van kapitaalgoede¬ ren en diensten uit Nederland weer naar het voormalige moederland terug. Los van de ontwikkelingssamenwerking spraken Suriname en Nederland af een overeenkomst te zullen aangaan betreffende het verblijf en de vesti¬ ging van Surinamers en Nederlanders in eikaars land. Ten slotte besloten beide landen te bevorderen dat er een overeenkomst tot stand zou komen tussen Suriname enerzijds en Nederland, België en Luxemburg ander¬ zijds inzake de afschaffing van de visumplicht voor Surinamers die na de onafhankelijkheid tijdelijk in deze landen wensten te verblijven.161 Lachmon, die weinig van de VHP-standpunten in het akkoord kon te¬ rugvinden, haastte zich om de onderhandelingsresultaten als teleurstel¬ lend te kwalificeren. Niet alleen was het overeengekomen bedrag feitelijk de helft van de som die nodig was om het vastgestelde ontwikkelingsplan te kunnen uitvoeren, de door Nederland toegezegde middelen waren bo¬ vendien niet waardevast, zodat met een sterke waardevermindering van het beschikbare bedrag rekening diende te worden gehouden. Tevens voor¬ spelde Lachmon problemen met de
cons,
die - anders dan de Konink-
rijkscommissie voor ogen had gestaan - geen Surinaamse voorzitter ken¬ de, maar paritair was samengesteld, wat de onderhandelingspositie van Nederland versterkte, ook omdat bij onoverkomelijke problemen binnen de
cons
de procedure voorzag in overleg tussen de twee regeringen.
Evenmin was Lachmon te spreken over de maatregelen die waren getrof¬ fen in het kader van het personenverkeer tussen de betrokken landen. Anders dan de regering het deed voorkomen, was de visumplicht niet af¬ geschaft. De toelating zonder visum van Surinamers tot de Benelux gold alleen bij een verblijf van maximaal drie maanden en, indien het Neder¬ land betrof, nadat aan specifieke voorwaarden op het gebied van inkomen en huisvesting was voldaan. Bovendien was de geldigheid van deze rege-
175
ling beperkt tot een jaar, waarna elk der lidstaten het recht had alsnog tot de invoering van een visumplicht over te gaan.102 Hoewel de kritiek van Lachmon op zichzelf genomen niet onjuist was, sprak hier een politiek leider die uit onvrede over zijn buitenspelpositie doelbewust zijn toe¬ vlucht nam tot het uitvergroten van de schaduwzijden van de gemaakte afspraken. In zijn toespraak ter gelegenheid van de Dag der Vrijheden memoreer¬ de Arron de ‘alleszins bevredigende’ uitkomsten van de ‘langdurige en harde onderhandelingen’ met Nederland over de ontwikkelingssamen¬ werking. Die uitkomsten hadden naar zijn zeggen bijgedragen tot het leggen van een hecht fundament voor ‘de hoogste vrijheid die een volk deelachtig kan worden, namelijk de onafhankelijkheid’. Hij riep zijn ge¬ hoor op zich te richten op datgene wat Surinamers met elkaar verbond en afstand te nemen van hen die verdeeldheid predikten en bezig waren het land te gronde te richten: ‘Ik hoef u nauwelijks te zeggen dat wij allen voor een immense taak staan. Het schijnt dat men onvoldoende vertrouwen heeft in het kunnen van de Surinamer en het Surinaamse volk, omdat men zich maar al te vaak tot het verleden richt, dikwijls zelfs het verre verleden. Ik ben er echter van overtuigd dat de nieuwe Surinamer tot maximale ontplooiing zal kunnen en willen komen en zijn talenten vol¬ ledig in dienst zal stellen van de nieuwe natie. Wij zijn met zijn allen on¬ getwijfeld bereid meer dan ooit, ongeacht op welke post wij ons bevinden, een verhoogde krachtsinspanning aan de dag te leggen om het toekomstideaal op de kortst mogelijke termijn waar te maken: een nieuw en beter Suriname.’163 Tijdens de hervatting van het topoverleg tussen de coalitie en de op¬ positie op 9 juli reageerde de
vhp
op de onafhankelijkheidsplannen die
de coalitie op 18 juni uiteen had gezet door de eigen standpunten nog¬ maals uitgebreid de revue te laten passeren. De notulen van de bespre¬ kingen van 9 juli waren, tot ergernis van Lachmon, nog niet beschikbaar toen het overleg op n augustus werd vervolgd. Dit gebeurde tegen de zin van delen van de VHP-achterban, waarvan de Statenleden Mungra en Nannan Panday de voornaamste spreekbuizen waren. Zij waren van oor¬ deel dat de regering de oppositie opzettelijk aan het lijntje hield en dat de laatste zich deze krenkende en vernederende behandeling niet langer diende te laten welgevallen.164 Lachmon weigerde het overleg echter af te breken, aangezien de bijeenkomst van n augustus was bedoeld om het beraad over het tienpuntenplan af te sluiten. Arron merkte bij die gelegenheid op dat er volgens hem op veel pun¬ ten overeenstemming was bereikt met de
176
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
vhp,
al ontkende de partij dat
dit het geval was. Punten waarover nog verschil van mening bestond, wa¬ ren naar de mening van Arron de rechtstreekse verkiezing van de presi¬ dent, de aanname van de grondwet met twee derde van het aantal stem¬ men en de kwestie van de verkiezingen na de onafhankelijkheid. Met betrekking tot dit laatste punt hanteerde de vhp het argument dat volks¬ vertegenwoordigers tot dat moment door Nederlanders waren gekozen, maar dat deze op 25 november Surinamers zouden worden. Staatsrech¬ telijk zou het dus consistent zijn als volksvertegenwoordigers in de nieuwe situatie door Surinamers zouden worden gekozen. Arron kwalificeerde dit argument als vergezocht en liet weten dat de coalitie op bovenge¬ noemde drie punten niet wenste toe te geven. Hij werd in dit oordeel bij¬ gevallen door Bruma, Van Genderen, Soemita en Wijntuin. Lachmon verklaarde dat de
npk
pogingen deed de
vhp
in slaap te
sussen met de opmerking dat deze op zeven punten akkoord ging met de oppositie en slechts op drie punten met haar van mening verschilde. Enigszins gechargeerd stelde hij vast dat er maar op één punt overeen¬ stemming tussen de coalitie en de oppositie bestond, namelijk waar het ging om de aansluiting van Suriname bij de
eeg.
Lachmon wees op het
definiëren en vastleggen van de landsgrenzen, iets wat nog niet was gere¬ geld, en de wens van de oppositie dat Nederland ook na de soevereiniteits¬ overdracht niet van zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van eventuele grenskwesties mocht worden ontslagen. Wat betreft het nationaliteiten¬ vraagstuk pleitte Lachmon andermaal voor een optieregeling. Wat, zo vroeg hij zich af, was er tegen een dubbele nationaliteit: een slapende Nederlandse en een effectieve Surinaamse? Waarom konden mensen niet in de gelegenheid worden gesteld op termijn uit een van beide natio¬ naliteiten te kiezen? Lachmon weigerde Surinamers tegen hun wil hun Nederlandse nationaliteit te ontnemen, maar constateerde dat deze ziens¬ wijze niet door de coalitie werd gedeeld. Andere grieven van Lachmon hadden betrekking op de samenstelling van de gewapende machten. Deze dienden naar zijn zeggen een afspiege¬ ling te zijn van de samenstelling van de bevolking. De oppositie wenste een bepaling hierover opgenomen te zien in de grondwet. Er was volgens Lachmon evenmin overeenstemming bereikt over het opnemen van de grondslagen van het kiesstelsel in de grondwet, bijvoorbeeld het stelsel van evenredige vertegenwoordiging met een kiesdrempel. Bruma wierp tegen dat het stelsel van evenredige vertegenwoordiging het ontstaan van raci¬ ale groepen juist in de hand werkte. Lachmon bestreed dit. Volgens hem had het stelsel alleen gevolgen voor de relaties tussen politieke partijen. Zaken waarvoor de oppositie zich eveneens sterk maakte, maar tever-
177
geefs op een positieve reactie van de regering had gehoopt, waren de in¬ stelling van een speciaal rechterlijk orgaan voor de mensenrechten (met mogelijkheden van redres in geval van schending van een fundamenteel recht als gevolg van handelen door de overheid), het verlenen van het toetsingsrecht aan de rechterlijke macht en het nationaliseren van be¬ drijven niet dan na toestemming van het parlement met een gekwalifi¬ ceerde meerderheid (ter bevordering van het investeringsklimaat). De coalitie had volstaan met de opmerking dat deze aangelegenheden nader zouden worden bestudeerd. Ten slotte herinnerde Lachmon aan de rege¬ ling van de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Hij toonde zich daar weinig gelukkig mee. Zijns inziens was het overeengekomen bedrag (Nf 3,5 miljard) te laag, de looptijd (10-15 jaar) te optimistisch ingeschat om het integrale ontwikkelingsplan te kunnen uitvoeren (ook gelet op de beperkte uitvoeringscapaciteit) en was het niet realistisch te denken dat Suriname veel eigen besparingen zou kunnen realiseren. De NPK-vertegenwoordigers repliceerden dat Lachmon met veel van zijn kritiek op de bevindingen van de grondwetscommissie vooruitliep. Arron legde uit dat de grondwetscommissie een onafhankelijk orgaan was, waar ook leden van de oppositie deel van uitmaakten. Juist in de grond¬ wetscommissie kon de Surinaamse bevolking vertrouwen hebben, want deze verenigde deskundigen van verschillende pluimage en uiteenlopen¬ de politieke overtuiging. De ontwerpgrondwet zou, nadat deze door de leiders van de coalitie en de oppositie zou zijn voorbesproken, in het par¬ lement worden behandeld. Deze kon daar nog worden geamendeerd, al ging de voorkeur van de coalitie uit naar een soepele aanname van de conceptwet met algemene stemmen. Van buitensluiten van de oppositie was met andere woorden geen sprake. In reactie op de tegenwerping van Arron moest het Lachmon van het hart dat hij niet aan het topoverleg deelnam om de coalitie te bestrijden, om krafana (valstrikken) voor de NPK-leiders te zetten of om hen een blaka te slaan (een loer te draaien). Het ging hem om het bereiken van nationale eenheid. Lachmon meende dat de paniekstemming onder de bevolking alleen getemperd kon worden als de coalitie en de oppositie het volk ge¬ zamenlijk het vertrouwen gaven dat de zelfstandigheid met alle benodig¬ de garanties zou zijn omkleed. Hij verklaarde onder geen beding te kun¬ nen meewerken aan de beëindiging van het Statuut als het land niet de beschikking zou hebben over een goede grondwet met overtuigende waarborgen. Zou aan deze voorwaarde niet worden voldaan, dan zou hij zich bij de behandeling van de rijkswet in het Nederlandse parlement krachtig tegen de beëindiging van het Statuut voor Suriname verzetten.
178
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
Het laten ontstaan van een rechtsvacuüm was voor zijn partij onaan¬ vaardbaar. De NPK-leiders ontkenden ten stelligste een rechtsvacuüm te willen laten ontstaan. Het was geenszins de bedoeling dat Suriname zonder grondwet kwam te zitten, al was de regering zich ervan bewust dat het werk van de grondwetscommissie vertraging had opgelopen. Gelet op de afspraken die met Nederland waren gemaakt, had de regering echter geen andere keus dan met vereende krachten voort te gaan op de weg richting 25 november. Natuurlijk had de oppositie het recht om in Nederland te protesteren tegen de gang van zaken. Nederland stelde zich echter op het standpunt dat het aannemen van de nieuwe grondwet door het Suri¬ naamse parlement een interne aangelegenheid van Suriname was. Op de opnieuw door Lachmon gelanceerde beschuldiging dat de NPK-leiders voor de Hollanders werkten - Den Haag wilde immers af van Suriname reageerde Arron beheerst dat de
npk
voor Suriname werkte. Toch kon
zijn ingehouden repliek niet verhinderen dat de discussie een verhit ka¬ rakter kreeg en dat voorzitter Wijntuin alle zeilen moest bijzetten om de gemoederen te sussen. Lachmon beklemtoonde dat hij zekerheid wilde hebben over zijn tien punten, aangezien de behandeling van de rijkswet ter beëindiging van het Statuut in het Nederlandse parlement gepland was voor 2 september. Er was dus nauwelijks tijd om de ontwerpgrondwet vóór 2 september te bespreken. Om die reden drong hij erop aan dat de coalitie en de opposi¬ tie nu tot overeenstemming kwamen over de punten die in de grondwet dienden te worden geregeld. Maar de npk liet weten dat het in dit stadium niet juist zou zijn de grondwetscommissie voor de voeten te lopen. Als onafhankelijke commissie diende zij zonder bemoeienis van regering en oppositie haar werkzaamheden te kunnen afronden. Vervolgens konden de
npk-
en de VHP-top het ontwerp voorbespreken, waarna de parlemen¬
taire goedkeuring een formaliteit, zo men wilde een ceremoniële zaak, kon zijn. In het geval dat de rijkswet zou worden behandeld vóór de aan¬ vaarding van de grondwet zou in Suriname de staatsregeling van toepas¬ sing blijven zolang de rijkswet niet door de parlementen van de drie lan¬ den was aanvaard en de koningin de wet niet had bevestigd. Bovendien was de einddatum van het Statuut voor Suriname 25 november. Een rechts¬ vacuüm zou derhalve niet ontstaan en de noodzaak ontbrak om de datum van 2 september op te schuiven. De opstelling van de NPK-leiders was voor Lachmon een grote teleur¬ stelling. Aan het slot van de bespreking maakte hij kenbaar dat de dialoog tussen de regering en de oppositie wat hem betreft op losse schroeven
179
stond en stelde hij vast dat er vele uren waren gepraat, maar dat er niets was bereikt. De aanwezigen kwamen overeen diezelfde week nog een keer bij elkaar te komen om de gesprekken formeel af te ronden, maar deze af¬ spraak leek meer voort te komen uit wellevendheid dan uit een diepgevoel¬ de behoefte de dialoog voort te zetten.105 De slotbesprekingen op 21 augus¬ tus leverden geen nieuwe gezichtspunten op en betekenden het einde van het topoverleg.166 Duidelijk was dat beide partijen niet nader tot elkaar waren geko¬ men. De npk was vastbesloten het initiatief aan zich te houden en toonde zich onwillig om de regie van het proces met de vhp te delen. Aangezien zij de regeermacht bezat en over een parlementaire meerderheid beschik¬ te, kon zij vasthouden aan haar ambitie om de onafhankelijkheid zoveel mogelijk naar eigen inzicht en volgens het eerder vastgestelde tijdpad voor te bereiden en te realiseren. De
vhp
bleef verongelijkt over de marginale rol die zij in de onder-
handelingen rond de soevereiniteitsoverdracht speelde. Enerzijds tracht¬ te zij haar verantwoordelijkheid te nemen door een tienpuntenplan te presenteren en een discussie te starten over zaken die naar het oordeel van de partij adequaat dienden te worden geregeld. Tegelijk ondergroef zij haar geloofwaardigheid door de doemscenario’s die zij van de onafhan¬ kelijkheid schetste en haar moeilijk te bedwingen neiging steeds maar weer bezwaren tegen de soevereiniteitsoverdracht op te werpen. Het be¬ sef dat de rijdende trein van de onafhankelijkheid niet tot stilstand kon worden gebracht, moedigde Lachmon vooral aan om ongenoegen te ven¬ tileren, niet om zaken te doen, al was - toegegeven - de ruimte voor dit laatste beperkt.
180
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: AANLOOP
V Vader van de onafhankelijkheid: Finale
Arron was er in juni 1975 in geslaagd het regeringsoverleg met Nederland en de Nederlandse Antillen succesvol af te ronden. Daarmee was een be¬ langrijke horde richting de onafhankelijkheid genomen. Dit had het ver¬ zet van de oppositie tegen de soevereiniteitsoverdracht echter niet weg¬ genomen. Gesprekken tussen Arron en Lachmon die in mei van dat jaar van start waren gegaan, waren in augustus zonder resultaat afgebroken. De indruk bestond dat Lachmon het overleg vooral had aangegrepen om tijd te winnen, niet om samen met de coalitie uit de ontstane impasse te geraken. De omstandigheden leken Lachmon gunstig gezind. In de zomer van 1975 voegden drie leden van de coalitie zich bij de oppositie en zag het ernaar uit dat er voor de soevereiniteitsoverdracht geen parlementaire meerderheid te vinden zou zijn. De spanningen tussen de
npk
en de
vhp
hielden aan en vertaalden
zich onder andere in de publieke molestatie van een van de overgelopen Statenleden. Kort hierna werd het gezin-Arron slachtoffer van een gijze¬ ling. Aan die vrijheidsberoving lagen geen politieke motieven ten grond¬ slag, al legde menigeen een verband met de controverse rond ‘ultimo 1975’. Een doorbraak in de patstelling tussen coalitie en oppositie vormde de tele¬ visietoespraak van de VHp’er George Hindori. Deze kondigde op 14 okto¬ ber 1975 onverwacht aan in de kwestie van de onafhankelijkheid de zijde van de coalitie te zullen kiezen. De regering had daarmee haar parlemen¬ taire meerderheid terug. De kloof tussen beide machtsblokken werd vervolgens op 18 november gedicht dankzij een openbare handreiking van Arron aan Lachmon in de Staten van Suriname. Het was een gebaar van verzoening waar de Suri¬ naamse samenleving lang naar uit had gekeken. De grondwet van Surina¬ me werd met algemene stemmen aangenomen en ook andere wettelijke voorzieningen kwamen met steun van de oppositie tot stand. Een week later was de onafhankelijkheid een feit, verkreeg het voormalige rijks¬ deel de status van republiek en brak een nieuwe fase aan in de politiekstaatkundige ontwikkeling van het land.
181
MACHTSVERHOUDINGEN TER DISCUSSIE De verhouding tussen de coalitie en de oppositie verbeterde niet toen de NPK-parlementariër Charles Lee Kong Fong op 30 juli bekendmaakte dat hij met ingang van 1 augustus een eigen NPS-fractie in de Staten zou vor¬ men met collega-parlementariër Albertina Liesdek-Clarke. Lee Kong Fong motiveerde zijn overstap naar de oppositie met het argument dat hij on¬ tevreden was over de slepende gang van zaken rond de grondwet. Deze diende naar zijn mening spoedig tot stand te komen en waarborgen te be¬ vatten voor een democratisch en rechtvaardig regeringsstelsel. Boven¬ dien verlangde Lee Kong Fong een opheffing dan wel een herstructure¬ ring van het Centraal Inkoopbureau Suriname (cis). Het cis viel onder de verantwoordelijkheid van minister van Economische Zaken Bruma en was opgericht om de Surinaamse bevolking tegen aanvaardbare prijzen van eerste levensbehoeften (uien, aardappelen, spijsolie, suiker, rijst, meel, bakkeljauw, gezouten vlees) te voorzien. Door de tussenhandel uit te schakelen, konden deze producten voor lagere prijzen op de markt wor¬ den gebracht.1 De onregelmatige aanvoer en vaak slechte kwaliteit van de geleverde producten leidden tot veel kritiek op het cis. Volgens Lee Kong Fong werkte het cis zwarte handel in de hand, drukte het door zijn grote personeelsbestand zwaar op de begroting van Economische Zaken en werd het bedrijf gebruikt voor het verlenen van vriendendiensten en gunsten, terwijl anderen gedupeerd werden. Met de aanduiding ‘ande¬ ren’ doelde Lee Kong Fong op zijn eigen achterban. De activiteiten van het cis waren namelijk ten koste gegaan van de positie van de Chinese handelaren, die Lee Kong Fong als hun zaakwaarnemer beschouwden en op wie zij druk uitoefenden om voor hun belangen op te komen.2 De brief van Lee Kong Fong was aanleiding voor een gesprek, daags hierna, tussen het bestuur van de afdeling Fa Tjauw, de Chinese kern¬ groep van de
nps,
en het hoofdbestuur van de partij in de persoon van
Arron. Het resultaat van dit onderhoud was dat Lee Kong Fong zijn brief introk om de
nps
in de gelegenheid te stellen aan zijn eisen tegemoet te
komen. Nog diezelfde avond vergaderde het hoofdbestuur van de
nps
met
de besturen van de afdelingen en onderafdelingen. Daarbij werd vastge¬ steld dat het beleid van de NPK-regering in overeenstemming was met de beginselen van de
nps
en dat de partij ‘een voldoende eigen gezicht’ had
binnen de coalitie. De aanwezigen onderschreven ook de wijze waarop de regering de onafhankelijkheid voorbereidde. Door snel te interveniëren en de ontstane problemen gericht aan te pakken, hoopte Arron de
npk-
gelederen snel weer te kunnen sluiten.3 Op verzoek van Lee Kong Fong werd op 13 augustus op het ministerie
182
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
van Algemene Zaken een vergadering belegd van de NPS-fractie met minis¬ ter Bruma en premier Arron om de problemen rond het cis te bespreken. Tot verwondering van de aanwezigen liet Lee Kong Fong verstek gaan, naar verluidt onder druk van het bestuur van Fa Tjauw.4 Op 15 augustus maakte hij kenbaar dat de met Arron afgesproken termijn was verstreken en dat de
nps
niet aan zijn eisen had voldaan: ‘Met name is voor mij de
eis dat de nieuwe Surinaamse grondwet voor de opheffing van het Sta¬ tuut volledig uitgediscussieerd en besproken zou worden in het parle¬ ment,
niet geschied.
Voorts baart de onbevredigende wijze waarop de
dialoog tussen de npk en de oppositie tot nu toe is verlopen mij grote zor¬ gen voor de toekomst van ons land.’5 Het bestuur van Fa Tjauw voegde hier in een afzonderlijk schrijven aan toe dat de slechte verstandhouding tussen de Chinese handelaren en minister Bruma door de
pnr
op een ergerlijke wijze op de spits werd ge¬
dreven. Met name een redactioneel artikel in het clo Bulletin van 9 augus¬ tus, waarin Lee Kong Fong werd aangemerkt als lid van een groep ‘oude politieke boeven, schurken en volksmenners’, was het bestuur in het ver¬ keerde keelgat geschoten: ‘Tot onze grote verbazing heeft u noch iemand van het hoofdbestuur zich gehaast dit statenlid in bescherming te nemen door tenminste zijn afkeuring over deze bejegening uit te spreken. Hier¬ uit mag worden gekonkludeerd dat u de berichtgeving van
c.l.o.
onder¬
schrijft, het lid Lee Kong Fong totaal wordt genegeerd en voor de leeuwen wordt gesmeten. Zulks zullen en kunnen wij
nimmer toestaan!
Met
het oog op het bovenstaande heeft de Fa Tjauw besloten het lid Lee Kong Fong op te dragen zijn eerder ingenomen standpunt te handhaven en te¬ rug te keren naar de
nps
fractie in de Staten tezamen met mevr. Liesdek-
Clarke en wel met ingang van vandaag 12.00 uur.’6 Arron: De oppositie van Lee Kong Fong, Liesdek-Clarke en Somohardjo kan worden verklaard uit hun verwijt dat de regering haar oren te veel naar de pnr liet hangen en dat ik in die regering te veel ministersposten bekleedde. Maar met die vaststelling ben je er niet. Wat Somohardjo betreft: ik heb nooit helemaal kunnen begrijpen waarom hij naar de oppositie is overgelopen. Zijn beweegredenen zijn voor mij altijd enigszins duister gebleven. Bij de anderen lag dit anders. Lee Kong Fong stond onder grote druk van zijn achterban, die vond dat de Chinese handelsbelangen werden beknot met Bruma op Economi¬ sche Zaken. Want bij hem moest men langs voor het verkrijgen van import- en exportvergunningen. De Chinezen waren vooral teleurgesteld in de nps, want die partij domineerde in de npk en op die partij brachten velen van hen al sinds de tijd van Pengel hun stem uit. Wat mijn vriendin Lies dek-Clarke betreft, dat is een verhaal op zichzelf.
183
Tijdens de verkiezingen van 1973 kwam zij bijna elke morgen bij mij langs om te helpen met van alles en nog wat. Ze was een van mijn grootste aanbidsters. Maar ze is op een gegeven moment in contact gekomen met dr. Sam Hagens. Die was ongelooflijk rap van tong. Hij heeft Liesdek-Clarke en Somohardjo re¬ gelmatig bij zich ontvangen aan de Koningstraat, waar hij een polikliniek had. Er was voor Sam Hagens geen grotere duivel op deze aarde dan mijn persoon. Beëlzebub was een kleine jongen vergeleken bij mij (lacht). Hagens heeft Liesdek-Clarke volkomen geïndoctrineerd. Waarom? Omdat ik besloten had Wim van Eer te maken tot de eerste Surinaamse ambassadeur in Nederland en niet zijn toenmalige close friend Sam Hagens. Hagens had zijn toegang tot Lachmon en hij heeft alle drie in de boezem van de vhp gebracht. Dat is de die¬ pere achtergrond van de overstap van die drie naar de oppositie.7 Na het vertrek van Somohardjo uit de
npk
was het afsplitsen van
Liesdek-Clarke voor Arron een hard gelag. Hij had zich er persoonlijk voor ingespannen dat zij in 1973 een verkiesbare plaats op de NPK-lijst had gekregen. Bouterse-Clarke: ‘Bijna niemand kende mij op dat mo¬ ment. Ik was ook nog maar kort lid van de partij. Tijdens de stakingen van 1973 had ik op podia gestaan en speeches gehouden, die de nodige aan¬ dacht hadden getrokken. Als gevolg daarvan kwam ik in contact met NPs’ers als Getrouw en Nooitmeer. Op een gegeven moment ben ik naar de
vcb
gegaan en heb ik mijn diensten aan Arron aangeboden. Maar ik
heb hem gezegd: “Ik ben niet in staat op alles van u ja en amen te zeggen.” Dat was vrijpostige taal, maar Arron reageerde positief: “Zo iemand heb ik nodig.” Nadat de stakingen waren beëindigd, maakten de politieke par¬ tijen zich op voor de verkiezingen. Op een
nps-vergadering
heeft Arron
geroepen: “Ik heb mijn politieke lot verbonden met de kandidatuur van mevrouw Liesdek-Clarke.” Op die manier heeft hij de aanwezigen ervan kunnen overtuigen dat ik op de zesde plaats van de NPK-lijst in Parama¬ ribo terecht moest komen. Hij heeft sweerie met mij gemaakt! Maar veel oudere leden in de partij waren niet ingenomen met deze actie. Zij voel¬ den zich gepasseerd.’8 Volgens Liesdek-Clarke vormden zij en Lee Kong Fong per 1 augustus een onafhankelijke NPS-fractie om Somohardjo te steunen die al eerder de zijde van de oppositie had gekozen: ‘Arron was fel gekant tegen Somo¬ hardjo en beschouwde hem als een kankergezwel in de partij. Toegege¬ ven: Somohardjo was een schoft, maar hij was wel een NPs’er en in elk gezin heb je nu eenmaal opstandige kinderen. Maar Arron wenste hier geen rekening mee te houden. Voor hem had Somohardjo afgedaan, ter¬ wijl hij terechte kritiek had geuit op de gang van zaken rond de onafhan¬ kelijkheid. Ons standpunt was dat de
184
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
npk
de onafhankelijkheid samen
met de
vhp
moest realiseren. Dat was waar wij opuit waren. Coalitie en
oppositie dienden hun topoverleg te hervatten en daadwerkelijk naar el¬ kaar te luisteren. Het frustreerde de bevolking dat dit maar niet gebeurde. Wij volgden hierin Pengel. Die had, trouw aan zijn integratiepolitiek, nooit meer dan een dominion-status voor Suriname nagestreefd en alleen langs de weg der geleidelijkheid en in samenwerking met alle bevolkingsgroe¬ pen op de onafhankelijkheid willen aankoersen. Lachmon zat op dezelf¬ de lijn en nam het daarom voor mij op. Hij zag mij als de erfgenaam van Pengel. Maar Bruma en Derby lagen dwars. Zij waren tegen elke bemoei¬ enis van Lachmon met de soevereiniteitsoverdracht. Zij wilden hem ne¬ geren en vernederen, tot grote ergernis van veel NPs’ers. Arron trad hier nauwelijks tegen op. Voor hem gold dat hij het wilde brengen. Hij was een stuntrijder, die in de eerste plaats dacht aan zijn eigen imago. In essentie was de onafhankelijkheid voor hem naammakerij.’9 Liesdek-Clarke erkent dat zij vele gesprekken met Sam Hagens voer¬ de, maar dat het haar eigen beslissing was om uit het NPK-blok te stappen: ‘Hagens was de mentor van Somo. Ik luisterde graag naar hem, maar trok verder mijn eigen plan.’10 Somohardjo bevestigt dat hij zeer nauwe be¬ trekkingen met Hagens onderhield: ‘Hij was mijn belangrijkste adviseur. Hij kon voortreffelijk zijn gedachten op papier zetten en was een meester in het argumenteren. Aan de hand van zijn instructies bereidde ik ver¬ gaderingen en toespraken voor. Overigens adviseerde hij ook anderen. Liesdek-Clarke ging bij hem, Vriesde, Nooitmeer, Gadden en later ook Daal. Hagens was daarnaast een persoonlijke vriend van mij. Ik kwam, behalve in zijn polikliniek, ook thuis bij hem over de vloer. Je zou kunnen zeggen dat we een vader-zoonrelatie hadden. Het is ook Hagens geweest, die mij ertoe heeft gebracht om met Bouterse te praten. Hij heeft mij er¬ van weten te overtuigen dat ik dit moest doen, na alles wat er sinds de coup van 1980 tussen mij en Bouterse was voorgevallen. En ik ben gegaan, al was het met tegenzin.’11 Dat de controverse tussen Arron en Hagens voortvloeide uit de weige¬ ring van Arron om Hagens tot ambassadeur in Nederland te benoemen, noemt Somohardjo een ‘pertinente leugen’: ‘Hagens had geen belangstel¬ ling voor politieke of ambtelijke functies. Hij was een prominent advi¬ seur van de
nps
en stond zijn mannetje in de partijraad, maar hield zich
bij voorkeur op de achtergrond. Hij heeft altijd geweigerd een formele positie in de partij te aanvaarden. Hij had een goede band met Pengel, die veel waardering had voor zijn adviezen. Pengel wilde hem op een gege¬ ven moment voordragen als minister van Volksgezondheid. Maar ook voor die eer bedankte hij. Hagens had wel politieke idealen en die weken af
185
van die van Arron. Vandaar dat deze brak met de gewoonte van Pengel om bij Hagens advies in te winnen. Maar het is grote onzin dat Hagens het bloed van Arron wel kon drinken. Hij was gewoon een opposant van Arron, want een aanhanger van de integratiepolitiek van Pengel en een voorstander van geleidelijke onafhankelijkheid. Als zodanig vormde hij een bedreiging voor Arrons droom.’12 Ook Liesdek-Clarke verwijst het ambassadeursverhaal naar het rijk der fabelen: ‘Hagens zette zich af tegen Arron en Bruma, omdat hij de gevolgen vreesde van hun polariserende optreden. Hij wilde voorkomen dat er scheuren in de samenleving zou¬ den ontstaan door de roekeloosheid waarmee beiden de onafhankelijk¬ heid erdoor wilden jagen. Tevens wilde hij eraan meewerken dat de be¬ zwaren van Lachmon door de regering serieus werden genomen, vooral op het punt van de grondwet.’13 Hoewel het ware verhaal over de drijfveren van Hagens nooit hele¬ maal te reconstrueren zal zijn, staat vast dat zijn invloed groot was en dat de drie NPS-opposanten aanmoediging en inspiratie putten uit zijn ad¬ viezen.14 Het vertrek van eerst Somohardjo en vervolgens van LiesdekClarke en Lee Kong Fong uit de NPK-fractie betekende een belangrijke verzwakking van de positie van de regering. De zetelverhouding was nu niet langer 22-17 3n
voordeel van de regering, maar 20-19 ten gunste
van de oppositie. Door het uittreden van het drietal uit de coalitie kon de regering niet langer rekenen op een parlementaire meerderheid. Liesdek-Clarke, Lee Kong Fong en Somohardjo deelden de analyse van de VHP dat Suriname aan de vooravond van de onafhankelijkheid gebukt ging onder oplopende spanningen en toenemende rechtsonzekerheid. De NPS-fractie in de Staten - zoals het trio zichzelf uitdagend presen¬ teerde - eiste, evenals de rest van de oppositie, dat er diepgaand overleg zou plaatsvinden tussen alle politieke partijen en functionele groepen teneinde gezamenlijk de soevereiniteitsoverdracht te kunnen realiseren. Voorts weigerde de fractie, overeenkomstig het standpunt van de vhp, om mee te werken aan het samenstellen van een parlementaire delegatie die in het Nederlandse parlement de debatten zou bijwonen over de rijkswet ter beëindiging van het Statuut voor Suriname. Volgens de NPS-fractie diende er in de Staten eerst overeenstemming te bestaan over een nieuwe grondwet. Op 18 augustus stelde Liesdek-Clarke om die reden in de Staten voor om de behandeling van de rijkswet in het Nederlandse parlement, die ge¬ pland stond voor 2, 3 en 4 september, op te schorten. Aangezien de aan¬ wezige leden van de coalitie en de oppositie elkaar getalsmatig in even¬ wicht hielden, was de verwachting dat de stemmen over dit voorstel
186
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
zouden staken. Statenvoorzitter Wijntuin besloot hierop het voorstel niet in stemming te brengen en de vergadering tot 21 augustus te verdagen.15 In een persoonlijk onderhoud met Wijntuin gaf Lachmon echter te ken¬ nen geen medewerking te zullen verlenen aan deze vergadering, waarna de Statenvoorzitter er vanaf zag om deze door te laten gaan. Uit woede over de handelwijze van de parlementsvoorzitter besloot Lachmon geen quorum meer te verlenen voor bijeenkomsten van de Staten. Naar zijn oordeel bewees het eigenmachtige optreden van Wijntuin op 18 augustus dat het kabinet zijn parlementaire meerderheid was kwijtgeraakt. Arron diende volgens hem zijn ontslag in te dienen bij de gouverneur, zodat deze de Staten kon ontbinden en nieuwe verkiezingen kon uitschrijven. Hoe¬ wel bij de handelwijze van Wijntuin vraagtekens kunnen worden geplaatst en deze de indruk wekte dat de coalitie ieder risico om naar huis te worden gestuurd wilde uitsluiten, stelde de coalitie zich terecht op het standpunt dat alvorens een premier zijn ontslag bij de gouverneur kon indienen, zijn kabinet via een motie van wantrouwen tot aftreden moest zijn gedwon¬ gen. Om dat mogelijk te maken, was er op zijn minst een vergadering van de Staten nodig.16 Inmiddels had de grondwetscommissie onder leiding van E. Karamat Ali op 21 augustus de conceptgrondwet aan premier Arron aangeboden. Deze wees er bij de presentatie van het werkstuk op dat een belangrijk onderdeel van de werkwijze van de commissie het horen van de daarvoor in aanmerking komende functionele groepen was geweest.17 Hierdoor was de grondwet naar zijn zeggen een weerspiegeling geworden van het¬ geen er onder de Surinaamse bevolking leefde. Statenvoorzitter Wijntuin zei te wensen dat de Staten het concept met algemene stemmen zouden aannemen, zodat in gezamenlijkheid een einde kon worden gemaakt aan drie eeuwen koloniaal bestuur.18 Op Lachmon maakte de aanbieding van het document weinig indruk. Aangezien de memorie van toelichting nog niet was afgeschreven - deze kwam een week later gereed19 - beschouw¬ de de VHP-leider de aanbieding van het concept als een strategische zet, bedoeld om de bevolking gunstig te stemmen. Het topoverleg tussen de coalitie en de oppositie, dat aansluitend op de avond van 21 augustus was hervat, was naar zijn zeggen mislukt. De coalitie had zich beperkt tot het doen van uitlatingen die erop neerkwamen dat de oppositie er maar ver¬ trouwen in moest hebben dat alles goed zou komen. Het enige concrete resultaat van het overleg was volgens Lachmon de afspraak dat de opposi¬ tie schriftelijk commentaar zou leveren op de conceptgrondwet en dit commentaar zou publiceren.20 Bij de opening van het nieuwe parlementaire jaar op 1 september ver-
187
lieten de leden van de
vhp
en Liesdek-Clarke (Somohardjo en Lee Kong
Fong waren afwezig) demonstratief de Statenzaal onmiddellijk nadat gouverneur Ferrier het voorlezen van zijn jaarrede had beëindigd. Hier¬ door kon de minister van Financiën bij gebrek aan quorum zijn begroting voor het dienstjaar 1976 niet indienen en was het evenmin mogelijk om een nieuwe voorzitter en een nieuwe ondervoorzitter van de Staten te kiezen. De oppositie herhaalde dat zij de regering als demissionair be¬ schouwde en alle parlementaire werk zou blijven boycotten zolang het kabinet in functie bleef en zolang er geen uitzicht was op het behandelen van de grondwet vóór de behandeling van de rijkswet. Een door Wijntuin belegde huishoudelijke vergadering kon door de opstelling van de oppo¬ sitie evenmin doorgang vinden. Deze vergadering was bedoeld als een voortzetting van de bijeenkomst van 18 augustus. Als eerste punt op de agenda stond de stemming over het voorstel van Liesdek-Clarke om de behandeling van de rijkswet in het Nederlandse parlement uit te stellen. Hoewel de oorspronkelijke datum van 2 september inmiddels was ver¬ streken, was nog altijd niet duidelijk wanneer de behandeling van deze wet kon plaatsvinden.21 Aangezien Arron, om de datum van 25 november te halen, de behan¬ deling van de grondwet niet vooraf wilde laten gaan aan de behandeling van de rijkswet, zegden Liesdek-Clarke en Lee Kong Fong op 5 september officieel hun vertrouwen in de regering op.22 Hoewel die daarmee haar meerderheid verloor, slaagde de oppositie er niet in deze meerderheid in het parlement te tonen, aangezien Lee Kong Fong, om gezondheidsrede¬ nen en uit angst voor bedreigingen die tegen hem waren geuit, al sinds 16 augustus op een onbekende locatie zat ondergedoken. Eerst verbleef hij, naar later bekend werd, op Aruba, daarna in Colombia en vervolgens in Nederland. De druk die door de coalitie, Fa Tjauw en de oppositie op hem werd uitgeoefend, was hem te veel geworden. Dat de oppositie het niet alleen niet op een motie van wantrouwen tegen het kabinet-Arron kon, maar ook niet wilde laten aankomen, hield volgens waarnemers verband met de opstelling van Lachmon. Die hield er rekening mee dat hij zich de woede van de Creoolse volksmassa op de hals zou halen als hij de NPK-regering ten val zou brengen en wenste in geen geval de geschiedenis in te gaan als saboteur van het onafhankelijkheidsproject.23 Bovendien waren de taxaties die de
vhp
maakte van de
uitslag van nieuwe verkiezingen voor de partij niet onverdeeld gunstig. Surinamers die in deze periode in groten getale naar Nederland vertrok¬ ken - in 1975 zouden meer dan 36.000 mensen de Atlantische Oceaan oversteken24 - behoorden in belangrijke mate tot het electoraat van de
188
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
vhp.
De partij was daardoor allerminst zeker van een verkiezingsover¬
winning. Evenmin wenste de vhp dat het einde van het kabinet-Arron tot gevolg zou hebben dat Nederland, dat zich had vastgelegd op de datum van 25 november, Suriname uit het Koninkrijk zou stoten. Een dergelijke nationale schande zou als een boemerang terugslaan op de reputatie van de partij. De roep om verkiezingen was voor de vh p met andere woorden vooral een middel om druk uit te oefenen op de coalitie en om concessies af te dwingen, maar geen doel op zichzelf.25 In reactie op het optreden van de groep-Liesdek-Clarke sprak de par¬ tijraad van de
nps
op 7 september zijn afkeuring uit over de oprichting
van afzonderlijke NPS-fracties in de Staten. Deze waren volgens de partij¬ raad in strijd met bindende afspraken die in NPK-verband waren ge¬ maakt. Tijdens de laatste verkiezingen had men uitsluitend op de
npk
kunnen stemmen, niet op een van de in de combinatie participerende partijen. Mede om beschuldigingen van woordbreuk voor te blijven, nam de partijraad een motie aan waarin werd besloten de samenwerking met de drie dissidente NPs’ers met onmiddellijke ingang te verbreken. Voorts zou worden onderzocht of de statuten van de
nps
het mogelijk maakten
tegen het drietal disciplinaire maatregelen te nemen. De partijraad ver¬ klaarde dat de onafhankelijkheid volgens afspraak op 25 november zou worden gerealiseerd en dat de nps zich niet van deze historische opdracht zou laten afbrengen.26 Twee dagen hierna maakte Statenvoorzitter Wijntuin bekend dat hij was begonnen met het samenstellen van de delegatie die in Nederland de behandeling van de rijkswet zou bijwonen. Een gesprek met Lachmon had hem ervan overtuigd dat de VHP-leider hieraan alleen wilde meewer¬ ken als de datum van 25 november zou worden losgelaten en er meer tijd zou worden uitgetrokken voor het bespreken van de grondwet. Deze eisen waren voor de
npk
onaanvaardbaar, aangezien deze haaks stonden op af¬
spraken die met Den Haag waren gemaakt. Bovendien zouden deze voor Suriname internationaal prestigeverlies met zich meebrengen. De voor¬ bereidingen voor het verkrijgen van het lidmaatschap van de Verenigde Naties waren al in volle gang. Volgens Wijntuin was zijn initiatief niet strijdig met het reglement van orde, aangezien de Staten al in juli hadden besloten om een delegatie naar Nederland af te vaardigen. Bovendien had hij er zijns inziens alles aan gedaan om met de oppositie tot een ver¬ gelijk te komen. Lachmon bekritiseerde Wijntuins informele wijze van opereren. Zijns inziens was Wijntuin niet bevoegd de Statendelegatie eenzijdig samen te stellen. Het waren de Staten die hier bij meerderheid over dienden te beslissen.27
189
De patstelling tussen de coalitie en de oppositie, die niet in staat waren een motie van vertrouwen respectievelijk wantrouwen aan een parlemen¬ taire meerderheid te helpen, deed de gemoederen hoog oplopen, ook buiten de Staten. Op 12 september werd Liesdek-Clarke het slachtoffer van ernstige bedreigingen. Zij werd bij haar huis door een woedende me¬ nigte belaagd, uitgescholden voor verraadster en met stenen en flessen bekogeld. Enkele betogers wisten zich toegang tot haar woning te ver¬ schaffen en deelden de politica rake klappen uit. Ook werd een molotov¬ cocktail naar haar huis gegooid. Al eerder hadden NPS-vrouwen protes¬ ten geventileerd tegen de ‘eigendunkelijke positie’ die Liesdek-Clarke in de Staten meende te moeten innemen. Zij laakten deze - wat zij noem¬ den - ‘desavouerende daad tegenover de leiding van de npk’.
Er was nooit besloten dat de
nps
binnen de
npk
nps
en van de
een eigen positie
zou innemen, laat staan een eigen fractie zou vormen. De vrouwen dron¬ gen er bij partijvoorzitter Arron en partij raadsvoorzitter Van Genderen op aan Liesdek-Clarke te dwingen haar zetel ter beschikking te stellen en de drie ‘deserteurs’ uit de
nps
te verbannen.28 Om de politieke en maat¬
schappelijke onrust niet verder aan te wakkeren, had de NPS-leiding ech¬ ter besloten aan deze oproep geen gehoor te geven. Met een volksoploop tegen het omstreden Statenlid had zij kennelijk geen rekening gehou¬ den. Liesdek-Clarke zou zich er naderhand over beklagen dat talrijke tele¬ foontjes naar de procureur-generaal, de commissaris van politie en ande¬ re instanties steeds de mededeling hadden opgeleverd dat er onmiddel¬ lijk zou worden ingegrepen, maar dat het lang had geduurd voordat de politie ter plaatse was. De Surinaamse regering had volgens het slachtof¬ fer geen vinger uitgestoken om het gezin Liesdek-Clarke te beschermen. Tot haar ontsteltenis, zo liet zij een Nederlandse journalist weten, mani¬ festeerde Bruma zich als de grote aanstichter: ‘Met zijn dienstauto’s zijn de demonstranten naar mijn huis gebracht. Hij reed zelf rondjes en toon¬ de de demonstranten een gebalde vuist om hen aan te moedigen. Ik kan niet boos zijn op die mensen. Zij moesten stenen gooien om hun brood. Zouden zij niet gooien, dan zou Bruma ze ontslaan, want hij heeft ze aan baantjes geholpen.’ Volgens het oppositielid Mungra waren de belagers bij het ministerie van Algemene Zaken vertrokken en met bussen naar de woning van Liesdek-Clarke gedirigeerd om daar rellen te schoppen. Bewijs voor deze uitlating, waarmee hij het initiatief niet bij de nps
pnr
maar bij de
legde, droeg Mungra niet aan. De regering zelf beweerde, bij monde
van de ministers Arron en Hoost, dat zij Liesdek-Clarke gepaste bescher¬ ming had geboden toen dit nodig bleek.29
190
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Op initiatief van Arron vond op 16 september op het ministerie van Algemene Zaken een onderhoud plaats tussen hem, Lachmon, Nooitmeer en Wijntuin. Lachmon verklaarde geen bezwaar te hebben tegen een ge¬ zamenlijk realiseren van de onafhankelijkheid, mits de ‘demissionaire regering’ aan een aantal voorwaarden zou voldoen. Hiertoe behoorden het aannemen van de grondwet en een minimum aan organieke wetten vóór de behandeling van de rijkswet, het uitschrijven van verkiezingen vier tot zes maanden na de soevereiniteitsoverdracht, het eveneens op termijn organiseren van presidentsverkiezingen en het betrekken van alle in het parlement vertegenwoordigde politieke partijen, inclusief de
nps
onder leiding van Liesdek-Clarke, bij de verwezenlijking van de onafhan¬ kelijkheid. Lachmon liet weten dat als er op een zeker moment een op¬ klaring in de crisis zou komen, dit voor een belangrijk deel de verdienste van Liesdek-Clarke zou zijn. Ten slotte adviseerde Lachmon om de parle¬ mentaire delegatie die door Statenvoorzitter Wijntuin was aangewezen niet naar Nederland te laten afreizen. Deze ontbeerde de steun van een parlementaire meerderheid.30 Arron had Lachmon duidelijk gemaakt dat hij er grote waarde aan hechtte om hem op 25 november naast zich te hebben staan. Hij merkte op dit te zien als een nationale opdracht in het belang van het Surinaamse volk. Tot zijn spijt had Lachmon geweigerd om samen met de regering de onafhankelijkheid tot stand te brengen. Tegenover de pers verklaarde hij echter te blijven geloven dat er bij de oppositie voldoende nationaal ge¬ voel en democratisch besef leefden om een bevredigende parlementaire behandeling van de grondwet mogelijk te maken. Daar stond tegenover dat hij de visie van Lachmon op de samenstelling van de parlementaire delegatie niet deelde en dat hij diens eis dat de regering de groep LiesdekClarke diende te erkennen als een provocatie opvatte.31 Ook terugblikkend op deze episode liggen bij Arron de emoties aan de oppervlakte. Dwingend trommelend met zijn vingers op tafel: Voor mij was het onmo¬ gelijk mevrouw Liesdek-Clarke cum suis als gesprekspartner te aanvaarden. Neven Dissidenten uit de nps ? Nooit. Op uitnodiging van de parlementsvoorzitters van Suriname, Neder¬ land en de Nederlandse Antillen - respectievelijk Wijntuin, Vondeling en Figaroa - vertrokken de fractieleiders Lachmon en Nooitmeer op 21 sep¬ tember naar Willemstad om te overleggen over de Surinaamse deelname aan de debatten in Den Haag. De besprekingen, die twee dagen duurden, beperkten zich volgens het naderhand uitgegeven communiqué tot een uitwisseling van standpunten over de gewenste datum van de debatten en over de samenstelling van de Surinaamse delegatie. Volgens Lachmon
191
was het overleg vooral een initiatief van Vondeling. Deze wenste geïnfor¬ meerd te worden over de standpunten van de verschillende partijen, zo¬ dat hij de Tweede Kamer adequaat over de actuele politieke situatie in Suriname kon inlichten. Lachmon ontkende dat de gesprekken de coalitie en de oppositie nader tot elkaar hadden gebracht.32 Wat niet naar buiten kwam, was dat Vondeling op de Nederlandse An¬ tillen serieus had geprobeerd om te bemiddelen tussen Wijntuin, Lach¬ mon en Nooitmeer. Lachmon liet Vondeling in een persoonlijk onder¬ houd weten twee eisen te hebben: de erkenning van de driemansfractie Liesdek-Clarke door de regering en de aanvaarding door de Staten van de grondwet vóór de eindstemming over de rijkswet ter beëindiging van het Statuut. In ruil voor het inwilligen van deze eisen verklaarde Lachmon te zullen instemmen met een politieke godsvrede tot en met 25 november. Dit betekende dat hij geen medewerking zou verlenen aan een poging om het kabinet-Arron voordien ten val te brengen.33 In het gesprek dat Vondeling vervolgens met Wijntuin, Nooitmeer en Lachmon gezamenlijk voerde, spraken de eerste twee zich uit vóór het sa¬ menstellen van een Statendelegatie om de debatten in het Nederlandse parlement bij te wonen. Beide coalitieleiders verklaarden er de voorkeur aan te geven de debatten vóór 21 oktober (de datum die inmiddels door de Tweede Kamer was vastgesteld) te laten plaatsvinden. In dat geval zou Suriname de eerste fase van de parlementaire beraadslagingen achter de rug hebben, waardoor er tot 25 november meer tijd zou resteren voor de debatten in de Staten. Lachmon herhaalde dat Wijntuin niet de bevoegd¬ heid bezat om eigenhandig een Statendelegatie samen te stellen en bleef erbij dat de aanname van de grondwet in de Staten vooraf diende te gaan aan de aanname van de rijkswet in het Nederlandse parlement. Wijntuin en Nooitmeer erkenden dat het kabinet-Arron de steun van Lachmon nodig had om verder te kunnen regeren, maar Nooitmeer zei er rekening mee te houden dat Lee Kong Fong mogelijk weer in de schoot van de
npk zou
vh p-fractie’.
terugkeren en dat er misschien ‘iets zou gebeuren in de
Onduidelijk is of Nooitmeer met deze opmerking speculeer¬
de op een ommezwaai in het standpunt van de
vhp
of voorkennis droeg
van het overlopen van individuele VHp’ers naar de coalitie. Lachmon ont¬ hield zich van uitspraken over mogelijke bewegingen in het oppositiekamp en eiste wederom erkenning van de groep Liesdek-Clarke door de regering. Het woord godsvrede kwam hem niet meer over de lippen.34 Wel¬ beschouwd was de bemiddelingspoging van Vondeling hiermee mislukt, al rapporteerde de voorzitter van de Tweede Kamer in tamelijk optimisti¬ sche bewoordingen over zijn missie aan Den Uyl.35
192
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Terug in Paramaribo bleven besprekingen van Wijntuin met Lachmon over de formatie van een Statendelegatie zonder resultaat. Lachmon wei¬ gerde zitting te nemen in een delegatie die door Wijntuin zou worden sa¬ mengesteld en kondigde aan met een grote delegatie naar Nederland te zullen vertrekken om het kabinet-Den Uyl en het Nederlandse parlement te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor een democratisch gefundeer¬ de onafhankelijkheid.36 Nadat Lachmon op 29 september op Schiphol was gearriveerd, voegden in de dagen erna de overige leden van de
vhp-
fractie alsmede de Statenleden Liesdek-Clarke, Somohardjo en Lee Kong Fong zich bij hem. Tweede Kamerleden toonden zich uitgesproken scep¬ tisch over het bezoek van de voltallige oppositie aan Nederland. De uitlandigheid van de Statenleden blokkeerde naar hun mening het parlemen¬ taire werk in Suriname en verhinderde dat daadkrachtig aan een politieke verzoening tussen de coalitie en de oppositie kon worden gewerkt.37 Kamervoorzitter Vondeling maakte kenbaar dat de behandeling van de rijkswet op 21 oktober zou doorgaan mits hij tijdig een lijst met namen van Surinaamse delegatieleden van Statenvoorzitter Wijntuin zou ont¬ vangen. Hij verwachtte dat de Tweede Kamer akkoord zou gaan met elke delegatie die door Wijntuin zou zijn samengesteld, ook als deze alleen uit NPK-parlementariërs zou bestaan.38 Voor Lachmon waren dit weinig bemoedigende uitspraken. Zij bena¬ drukten dat het proces richting 25 november voor de Nederlandse volks¬ vertegenwoordigers onomkeerbaar was. In een gesprek dat Lachmon op 6 oktober met de ministers Den Uyl en De Gaay Fortman voerde, namen de Nederlandse bewindslieden een gelijkluidend standpunt in. Premier Den Uyl liet weten het absurd te vinden als de coalitie en de oppositie in Suriname elkaar niet zouden kunnen vinden om tijdig de grondwet en de rijkswet te behandelen. De vhp had volgens hem de grondwet in principe aanvaard, zodat de weg vrij was om constructieve besprekingen op gang te brengen.39 Eerder had Den Uyl al naar voren gebracht dat de Neder¬ landse regering het in hoge mate zou betreuren als de Surinaamse rege¬ ring zou besluiten om de onafhankelijkheid uit te roepen zonder de hier¬ voor benodigde parlementaire steun te verwerven. Deze mogelijkheid was in PNR-kringen geopperd en door minister Hoost naar voren gebracht in reactie op het halsstarrige verzet van de oppositie.40 Naarmate 25 novem¬ ber dichterbij kwam, werden vertegenwoordigers van de Nederlandse re¬ gering stelliger en lieten zij weten niet te zullen meewerken aan een der¬ gelijke procedure.41 De leden van de groep-Liesdek-Clarke benutten hun aanwezigheid in Nederland om in de meest schrille bewoordingen de situatie in Suriname
193
te schetsen. Liesdek-Clarke en Somohardjo stelden dat Suriname ‘in staat van oorlog’ verkeerde en dat alleen een ‘representatief overgangskabinet van verzoening en eenheid’ het tij zou kunnen keren. Voorts bleven zij er¬ bij dat het aannemen van de grondwet in de Staten vooraf diende te gaan aan de behandeling van de rijkswet in het Nederlandse parlement. Hoewel Lachmon zich akkoord had verklaard met de inhoud van een communiqué hierover, onthulden Tweede Kamerleden en Statenleden dat de twee ge¬ ledingen van de oppositie niet in alle opzichten op één lijn zaten. ‘Blinde hartstocht’ en ‘politieke onervarenheid’ - zo merkten zij op - inspireerden de groep Liesdek-Clarke tot een compromisloze kruistocht tegen Bruma. Politiek realisme, waarbij de invloed van Wijntuin in positieve zin diende te worden genoemd, lag ten grondslag aan de meer gematigde opstelling van Lachmon. Dit laatste bleek uit een aantal zaken. Zo zou de VHP-leider kunnen leven met een overgangskabinet bestaande uit het kabinet-Arron, aange¬ vuld met enkele VHP-ministers, terwijl de groep Liesdek-Clarke erop zou staan dat de PNR-ministers, maar ook premier Arron, alle door VHP-ministers zouden worden vervangen. Voorts zou Lachmon, anders dan Lies¬ dek-Clarke, bereid zijn in te stemmen met de erkenning van de groep Liesdek-Clarke als een afzonderlijke fractie in de Staten in plaats van als een NPS-fractie. In ruil voor deze erkenning zou Lachmon, eveneens in afwijking van het standpunt van de groep Liesdek-Clarke, niet onwelwil¬ lend staan tegenover het behandelen van de rijkswet vóór de aanname van de grondwet, mits de eindbeslissing over de rijkswet tot na de aan¬ vaarding van de grondwet zou worden uitgesteld. Daarentegen riepen beide partijen om het hardst dat zij met een motie van wantrouwen tegen de regering zouden komen.42 Verontwaardiging was er in het oppositiekamp over het besluit van Den Uyl om vast te houden aan de ‘heilige datum’ van 25 november met voorbijgaan aan de ‘menselijke tragedie’ die zich in Suriname afspeelde. Leden van de groep-Liesdek-Clarke betitelden deze houding als een Pontius Pilatus-opstelling. Zij en de vertegenwoordigers van de
vhp-
fractie maakten kenbaar nog geen motie van wantrouwen tegen het kabi¬ net-Arron te hebben ingediend, omdat zij vreesden voor hun leven. De oppositie achtte het denkbaar dat de Koninkrijksregering krachtens arti¬ kel 43 van het Statuut in Suriname zou ingrijpen. Nederlandse bewinds¬ lieden voelden er echter niet voor zich in te laten met de interne aangele¬ genheden van Suriname. Had de oppositie een Statenmeerderheid, zoals zij bij herhaling beweerde, dan diende zij die in het Surinaamse parle¬ ment te tonen. De omstandigheden in Suriname waren er niet naar dat
194
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
dit ónmogelijk zou zijn. De Surinaamse regering had uitdrukkelijk toege¬ zegd de veiligheid van de Statenleden te zullen waarborgen.43 De opvatting dat de patstelling tussen de coalitie en de oppositie een interne aangelegenheid was van Suriname weerhield Den Uyl er niet van om achter de schermen zijn invloed te blijven aanwenden. In een ver¬ trouwelijk telefoongesprek op 7 oktober deelde Den Uyl aan Arron mee dat hij Lachmon had laten weten het ‘hoogst gevaarlijk en hoogst onver¬ standig’ te vinden als deze met twintig man in de Staten iets tegen Arron zou proberen te ondernemen. Zijns inziens zocht Lachmon naar een uit¬ weg, mits hij zijn gezicht kon redden. Arron liet zijn irritatie blijken over de steeds wisselende eisen van Lachmon en schilderde hem af als onbe¬ trouwbaar. Naar zijn zeggen kon hij als NPS-voorzitter de groep LiesdekClarke onmogelijk accepteren en was een reconstructie van zijn kabinet niet aan de orde. Hij betwijfelde of Lachmon werkelijk op de formatie van een nationaal kabinet uit was. Tijdens de besprekingen over zijn tien¬ puntenplan had hij steeds aangegeven in een dergelijk kabinet geen zit¬ ting te willen nemen. Arron verklaarde niet bang te zijn dat de oppositie bij terugkeer in Suriname zijn kabinet ten val zou brengen. Hij had de oppositie toege¬ zegd dat er na de soevereiniteitsoverdracht nieuwe verkiezingen zouden worden uitgeschreven en hij verwachtte dat zij daarmee genoegen zou nemen. Arron deelde de mening van Den Uyl dat tot elke prijs voorko¬ men diende te worden dat 25 november door Lachmon zou worden ge¬ torpedeerd. Op de herhaalde vraag van Den Uyl op welke wijze ervoor ge¬ zorgd kon worden dat de soevereiniteitsoverdracht niet in gevaar zou komen, maakte Arron omtrekkende bewegingen, waarin zich andermaal zijn wantrouwen jegens Lachmon manifesteerde. Den Uyl nam hier geen genoegen mee en drong aan op een gezamenlijke actie van Arron en Lach¬ mon, bijvoorbeeld een ‘goed gesprek’ of een oproep aan de Surinaamse bevolking om eendrachtig te bouwen aan de toekomst van het land. Arron liet weten dat hij geen heil zag in nog een onderhoud met Lachmon. Maar Den Uyl hield aan en onderstreepte dat een akkoord ‘ongetwijfeld bevrijdend’ zou werken. Arron merkte op begrip te hebben voor dit stand¬ punt, maar gaf aan dat Den Uyl op zijn beurt diende in te zien dat diens verzoek naar twee kanten toe zou werken. Den Uyl beaamde dit, waarna beide heren hun openhartige gesprek beëindigden.44 Een lichtpuntje voor Den Uyl en Arron was ongetwijfeld dat de Chi¬ nese afdeling van de
nps,
Fa Tjauw, op 9 oktober Lee Kong Fong opriep
om terug te keren naar de NPK-fractie. De voorzitter van Fa Tjauw liet weten dat de regering in voldoende mate tegemoet was gekomen aan de
195
wensen van de afdeling om het cis te reorganiseren en waarborgen te verschaffen met betrekking tot de grondwet. Dinsdag 25 november dien¬ de naar het oordeel van Fa Tjauw als datum voor de onafhankelijkheid ge¬ handhaafd te blijven.45 De redactie van De Ware Tijd had te doen met Lee Kong Fong: ‘Hij is al opgetrokken met Somo, liet die in de steek, trad op met Liesdek, liet die in de kou, schaarde zich weer aan haar zijde. Nu zou hij haar weer de rug moeten toekeren. Politiek is dat allemaal zonder hand¬ omdraai mogelijk, maar moreel is dat niet meer te verkopen zonder het laatste greintje zelfrespect kwijt te raken.’ Volgens de krant had Fa Tjauw zijn vertegenwoordiger eerst zijn nek laten uitsteken en hem vervolgens laten vallen. Er was niet veel voorstellingsvermogen voor nodig om in te zien dat Lee Kong Fong ten prooi was aan wanhoop en radeloosheid.46 Voor De Gaay Fortman was de opstelling van Fa Tjauw een reden te meer om minister Hoost, voor wie hij grote waardering had, ervan te door¬ dringen dat Nederland vasthield aan een parlementaire goedkeuring van de soevereiniteitsoverdracht. Alle conceptovereenkomsten zouden con¬ cepten blijven en alles wat daarin geregeld was op losse schroeven komen te staan als de Surinaamse regering zou besluiten de onafhankelijkheid eenzijdig te proclameren.47 GIJZELING
Op maandag 13 oktober wist een jongeman, genaamd Rob Salomons, zich wederrechtelijk toegang te verschaffen tot het huis van de familie Arron en Arrons echtgenote Netty en haar moeder48 enige uren in gijze¬ ling te nemen. Spanningen die al maandenlang de politieke arena be¬ heersten, manifesteerden zich nu op een grimmige wijze in de privésfeer van de minister-president. Arron (met tegenzin): We waren net wakker. Ik was bezig om mij klaar te maken om naar het ministerie te gaan. De auto die mij van en naar het mi¬ nisterie bracht, was er nog niet. Een jongeman belde aan met het verzoek mij te spreken. Mijn vrouw, die open had gedaan, vroeg hem even te wachten, zo¬ dat zij de boodschap aan mij kon overbrengen. Voordat zij het wist, had die jongeman de voordeur ingetrapt en rende hij naar boven met een vuurwapen in zijn hand. Er wordt gezegd dat het een automatisch pistool was, maar ik heb het vuurwapen nooit gezien. Mijn vrouw riep mij toe: verdwijn, direct. Ik had toen nog niet onmiddellijk door wat er gebeurde. Ik hoorde wel ineens een deur dichtklappen en een mannenstem die vroeg: waar is uw man? Toen begreep ik de boodschap van mijn vrouw. Ik ben toen naar het achterbalkon gehold, heb een laken aan het bed gebonden en ben zo in mijn plunje naar beneden gegaan. Bij Glans, de buurman, hoefde de politie niet meer gebeld te worden. Dat
196
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
was al gebeurd. Je weet, zoiets gaat als een lopend vuurtje door Paramaribo. De man hield ondertussen mijn vrouw en schoonmoeder onder bedreiging vast. Dat duurde wel een paar uur. Hij zei niet wat hij wilde. Hoe het er verder in huis aan toe is gegaan, weet ik niet, want ik was er niet bij. De politie pro¬ beerde natuurlijk die vent uit die kamer te krijgen, maar dat lukte niet. Op een gegeven moment bleek dat een familielid van hem Bruma kende. Bruma is er toen bij gehaald om te bemiddelen. Nadat hij met de man had gepraat, heeft hij zich overgegeven. Men kwam er al snel achter dat hij gebukt ging onder psychische proble¬ men. Hij is toen onder behandeling gesteld van ’s Lands Psychiatrische Inrich¬ ting, waar dr. Frits Jessurun het hoofd van was. Die had zijn poli hier aan de Gemenelandsweg. Met Frits Jessurun heb ik toen een vertrouwelijke afspraak gemaakt. Want ik wilde die jongen wel eens zien en hem vragen waarom hij dit grapje had uitgehaald. Niet lang na de gijzeling heeft Jessurun hem een keertje naar zijn poli gebracht. We hebben daar met z’n drieën gezeten. De man heeft niets losgelaten over zijn motieven. Ik heb niets uit hem kunnen krijgen. De achtergronden van die gijzeling zijn daardoor ook nooit boven tafel gekomen. Hij is - ik heb er ook voor gepleit hoor - niet vervolgd. Hij is alleen onder psy¬ chiatrische behandeling gesteld. NettyArron: ‘Het was vroeg in de ochtend. Ik was beneden, maar liep nog in mijn slaapkleren. Er werd gebeld bij de voordeur. Toen ik open¬ deed, zag ik een keurig uitziende man. We hadden toen nog een laag hek, waardoor je gemakkebjk toegang tot het erf had. De man zei dat hij Henck moest spreken, direct. Het ging geloof ik om een baan. De man deed heel gejaagd. Ik liet hem weten dat ik verwonderd was over het ongewoon vroege tijdstip waarop hij was gekomen. Maar de man hield aan en her¬ haalde dat hij Henck onmiddellijk wilde spreken. Ik zei tegen hem: wacht u even, ik ga Henck even zeggen. Ik liep naar boven, waar Henck achter zijn bureau zat. Hij had toen ook boven een studeerkamer. Maar terwijl ik naar boven liep, hoorde ik achter mij lawaai en glasgerinkel. De man was bezig de voordeur in te trappen. In no time was hij binnen en snelde hij achter mij aan, de trap op naar boven. Ik holde de kamer in van Henck en deed snel de deur op slot. De man schoot meerdere keren door de deur, vlak langs mij heen. Hij kon mij zien staan, maar wilde mij kennelijk niet raken. Ik riep: Henck, je moet weggaan, hij wil jóu, niet mij. Eerst wilde Henck niet, maar ik drong er bij hem op aan dat hij weg zou gaan. Hij is toen via de slaapkamer naar het achterbalkon gegaan. Door lakens aan el¬ kaar te knopen, kon hij zich vanaf het balkon naar beneden laten zakken. Hij is naar het erf van de buren gerend en heeft alarm geslagen. Kort daarna ging ik onderuit tegen de muur van de studeerkamer. Ik
197
werd er met kracht tegenaan geduwd door de man die met de geforceerde deur naar binnen was gevallen. Toen ik weer was opgestaan, had ik de te¬ genwoordigheid van geest om de man bij zijn schouders te pakken en te stamelen: mijnheer, mijnheer, waarom doet u dit? Ik stond doodsangsten uit. Hij vroeg mij dreigend waar Henck was en dwong mij op de grond te gaan liggen. Mijn moeder, die bij ons logeerde, was op de herrie en het geschreeuw afgekomen. Zij mocht in een stoel plaatsnemen. De man hijgde met wijd opengesperde ogen en zweette hevig. Ook hij verkeerde in doodsangst. Ik probeerde mijn hoofd er zo goed mogelijk bij te houden en zo vriéndelijk mogelijk te blijven. Ik zei: man, denk aan je moeder. Heb je kinderen, denk aan hen. Denk aan degenen van wie je houdt, want dan doe je niemand kwaad. De man liet weten dat hij een sigaret wilde. Ik zei dat hij de blakat’tei (zware shag) kon pakken die op Hencks bureau lag. Dat deed hij. Maar hij kon geen sigaret rollen, want hij wilde het pistool dat hij in zijn hand hield niet loslaten. Toen heb ik de sigaret voor hem gerold. Het vloeitje liet ik hem zelf likken. Hij heeft drie of vier sigaretten gerookt. Inmiddels waren er allerlei mensen op het erf verschenen. Ze pro¬ beerden via de trap naar boven te komen. Wij konden het gedempte pra¬ ten en het gekraak van de treden horen. Toen de man deze geluiden hoor¬ de, reageerde hij panisch. Hij richtte zijn pistool naar boven en loste drie schoten in het plafond. Dat had effect. Het gekraak en gemompel hielden op. Om de situatie te normaliseren, probeerde ik een gesprek met hem aan te knopen. Ik dacht: zolang ik babbel, zal hij geen gekke dingen doen. Ik zei: luister, we zitten allebei in de rotzooi. Ik ga mijn best doen dat men¬ sen begrip zullen hebben voor jouw situatie en dat deze zaak met een sisser zal aflopen. Doe geen domme dingen. Wij zijn geen vrienden, maar wel lotgenoten. Ik kan niets beloven, maar ik ga mij voor je inzetten. Door de geluiden die van buiten de kamer binnendrongen, merkten we dat in Paramaribo langzaam het leven op gang begon te komen. Men¬ sen, niet wetende wat er aan de hand was, probeerden telefonisch con¬ tact met ons te maken. Als er gebeld werd, dan nam de man op. Meestal werd er naar Henck of naar mij gevraagd. Hij zei dan dat we er niet waren. Twee keer sprak hij langer: een keer met wat later een nichtje van hem bleek te zijn en een keer met Bruma. Anderen hadden hen kennelijk ge¬ charterd met het verzoek op de man in te praten. Beiden kenden hem per¬ soonlijk, zo begreep ik later. Het gesprek met Bruma, die met het nichtje en haar man naar ons huis is gekomen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat de man zich heeft overgegeven. Eerst mocht mijn moeder vertrekken. Daarna kreeg ik van de man
198
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
toestemming om in de kamer ernaast snel een blouse en een broek aan te trekken. We zijn toen met z’n tweeën naar beneden gegaan: ik voorop, de man vlak achter mij. Tegen de mensen die we onder aan de trap tegen¬ kwamen, riep ik: niemand doet deze man iets, niemand schiet op hem, niemand raakt hem aan. Buiten wachtte een woedende menigte ons op. De mensen waren boos op de man, voor wat hij had aangericht, maar ook op mij, omdat ik hem in bescherming nam. Zij vonden dat ongepast. Maar ik had de man mijn woord gegeven en ik wilde dat hij correct be¬ handeld zou worden. Het stond voor mij vast dat hij hulp nodig had. Met moeite baanden wij ons een weg door de menigte. Het publiek joelde toen de man plaatsnam in een gereedstaande auto. Omstanders probeerden de wagen op te tillen, maar zij werden door de politie gesommeerd zich op afstand van het voertuig te houden. Onder een regen van verwensingen verliet de auto ons erf. Anders dan bij mijn moeder, die tamelijk onaangedaan was door het gebeuren, heeft de gijzeling bij mij lang doorgewerkt. Ik heb veel met Frits Jessurun, de psychiater, over het voorval gesproken. Hij legde mij uit dat mijn mildheid tegenover de dader voortkwam uit een tweeslachtig ge¬ voel: enerzijds doodsangst voor alles wat hij mij had aangedaan en ander¬ zijds opluchting dat hij mij had gespaard. Hierdoor word je heen en weer geslingerd tussen boosheid en dankbaarheid. Ik heb tegen Frits gezegd: je moet die man helpen, hij is een patiënt. Ook Eddy Hoost heb ik dit voorgehouden. Henck had hier moeite mee. Hij vond dat ik mij bemoeide met de geneeskundige praktijk en met de rechtsgang. Gelukkig duurde dit maar even. Ook bij hem overheerste blijdschap over de goede afloop. Henck waardeerde mijn optreden tijdens de gijzeling zeer. Hij liet dit vaak blijken. Lange tijd was ik angstig bij het horen van geluid op de trap. Hierdoor werd ik voortdurend aan de gijzeling herinnerd. Het hielp ook niet dat ik twee jaar na het voorval de man toevallig tegenkwam bij Kersten. Hij keek mij strak aan en liep stoïcijns door. Ik was doodsbang. Zijn beweeg¬ redenen heb ik nooit kunnen achterhalen. Hij zei dat hem een baan was beloofd. Het is mogelijk dat hij in paniek is geraakt toen ik naar boven ging om Henck in te lichten. Misschien dacht hij dat Henck zijn superi¬ eur zou bellen en dat dan zou uitkomen dat hij loog. Ik weet het niet hoor, maar ik kan mij voorstellen dat je hieruit zijn wanhoopsactie zou kunnen verklaren. Het was in elk geval geen politieke daad. Er waren ook geen anderen bij betrokken. Ook Bruma niet, zoals sommige mensen denken. Salomons deed het allemaal op eigen houtje.’49 Buurman Cyril Glans: Tk had in die tijd mijn handelskantoor aan huis.
199
Uit gewoonte zat ik ’s morgens vroeg altijd even buiten. Ook die bewuste ochtend. Ik herinner mij dat ik op een gegeven ogenblik gegil hoorde. Geen schoten. Even dacht ik dat Henck en Netty ruzie hadden, maar ik kwam er al snel achter dat dit niet klopte. Staande op een plek waar onze erven aan elkaar grenzen, zag ik Henck vanaf het achterbalkon met be¬ hulp van aan elkaar geknoopte lakens naar beneden zakken. Hij had al¬ leen een onderbroek aan. Snel sprong hij over de afscheiding, die toen nog laag was, mijn tuin in. “Kom Cyril”, zei hij, “laten we vlug naar boven gaan. Er is een man met een pistool in mijn huis.” Boven ging hij onmiddellijk achter mijn bureau zitten. Eerst belde hij de minister van Justitie, vervolgens een paar andere ministers. Ook stelde hij zich in verbinding met de politie. Ik kreeg niet de gelegenheid iets te doen. Hij was in charge. Er was niets paniekerigs in zijn manier van optreden. Hij sprak normaal en leek zichzelf goed onder controle te hebben. Ik gaf hem een broek en een hemd, die hij aantrok. Ook deed hij een paar slippers aan. Omdat mijn kleren veel te groot waren voor hem, trok hij er een badjas overheen. Later bracht iemand hem passende kleren. Ik geloof dat het zijn zuster was. Hij heeft zich toen opnieuw verkleed. Voordat ik het wist, was het een drukte van jewelste. Ministers arri¬ veerden, parlementariërs, omstanders. Op een gegeven ogenblik liep bij¬ na de voltallige regering hier rond. Ook Pa Lem was er. Hij vroeg of hij ge¬ bruik mocht maken van de pellets die op mijn erf stonden. Ik gaf hem daarvoor toestemming. Hij bouwde toen inderhaast een podium. Henck klom erop en hield een korte toespraak. Iedereen luisterde. Ook de pers, die natuurlijk lucht had gekregen van de zaak en die zich bij de aanwezigen had gevoegd. Henck belde met Netty en met Salomons. Ook Bruma en mw. Henar, een nichtje van Salomons, spraken telefonisch met hem. Bruma en het echtpaar Henar vertrokken daarna naar Hencks huis en onderhan¬ delden - zo begreep ik later - op de trap met hem. Ik kreeg de indruk dat het met het gevaar wel meeviel. Anders was er wel een arts of een andere deskundige bij gehaald. Arron, maar ook de an¬ dere ministers, bleven al die tijd rustig. Eerst mocht Hencks schoonmoe¬ der vertrekken. Zij ging weg met een familielid. Daarna kwamen Salo¬ mons, Netty, Bruma en het echtpaar Henar naar buiten. Henck hield daarna weer een toespraak vanaf het geïmproviseerde podium. Hij kal¬ meerde de mensen en zei dat hij verheugd was dat iedereen ongedeerd was gebleven. Hij sprak zijn bewondering uit voor de moed van Netty en verzocht alle aanwezigen rustig te blijven. Ministers en parlementariërs verheten daarop mijn erf en gingen samen met Henck naar diens huis om na te praten. Van werken kwam die dag niet veel meer.’s°
200
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Waldemar Henar: ‘Op de radio had ik over de gijzeling gehoord. Maar je weet hoe dat gaat: de berichten waren heet van de naald en riepen al¬ lerlei vragen op. Ik ben toen eerst naar het huis van Ahmed Karamat Ali, de minister van Openbare Werken, gereden, die ik goed kende. Hij woon¬ de ook in de Gravenberchstraat. Met hem was alles in orde. Daar kreeg ik van mijn toenmalige vrouw een telefoontje dat Robby Salomons de gij¬ zelnemer was. Robby was een neef van haar. Zij is toen ook naar het huis van Karamat Ali gekomen en samen zijn we naar het huis van Cyril Glans gereden. Het was daar één consternatie. Frits Jessurun was er ook. Hij verbood iedereen om naar binnen te gaan. De zaak zou verergeren, voor¬ spelde hij. Er zouden meer mensen gijzelaar worden gemaakt. Ik ant¬ woordde dat ik naar binnen wilde. Robby zou mij geen kwaad doen, daar was ik van overtuigd. Maar wie was ik? Een jongeman van 28 jaar zonder gezag. Bruma, die er ook bij was gehaald, had wel gezag. Hij was boven¬ dien een goede onderhandelaar. Hij kon Robby de garantie van bijvoor¬ beeld een vrijgeleide geven. Op een gegeven moment heeft Bruma de knoop doorgehakt en gezegd: kom, we gaan. Met zijn drieën. Bruma, mijn vrouw en ik begaven ons naar het huis van Arron en he¬ pen de trap op naar boven. Daar aangekomen, riep ik: “Robby!” Toen hij mijn stem hoorde, werd hij hysterisch. “Waarom hebben ze jou gestuurd? Ze weten dat ik jou niets ga doen!” Door de muur heen hebben we met hem gepraat. Spontaan. We hadden niets van tevoren afgesproken. Ach¬ teraf misschien een beetje gek, maar de situatie was er niet naar dat we met een vooropgezet plan naar hem toe gingen. Robby liep naar een be¬ lendende kamer en deed voor ons open. We zijn naar binnen gegaan en met onderhandelen begonnen. Hij beloofde de twee vrouwen te zullen vrijlaten als wij hem zouden begeleiden naar de kliniek van dokter Brunings. Die was als huisarts gevestigd aan de Van Idsingastraat. Robby wil¬ de alleen in mijn auto daarnaartoe. Ik dacht toen dat Netty en haar moeder op zouden staan en weg zou¬ den gaan. Maar Netty ging naar Robby toe en zei met veel nadruk: “Wij hebben een afspraak. Wij gaan geen gekke dingen doen.” Ze heeft zich in een groen pakje gestoken en is samen met haar moeder naar beneden ge¬ gaan. Daarna volgden wij. Bruma, mijn vrouw en ik als schild voorop, Robby achter ons. Onder aan de trap stonden wel acht politieagenten met karabijnen in de aanslag. Ik heb gegild: “Gaan jullie weg!” Inspecteur Brewster heeft die mannen toen weggehaald. Brewster heeft zich bij ons gevoegd en erop gestaan bij ons in de auto te komen. Robby ging daarmee akkoord. Het was een oude wagen. Mijn vrouw en ik gingen voorin zitten, Robby met pistool en Brewster met pistool achterin. Bizar, maar waar.
201
Robby had ook nog een flesje met gif bij zich. Tenminste, dat beweerde hij. Op het erf was er groot tumult. Mensen probeerden onze auto op te tillen, maar gelukkig werden we door de politie ontzet. We zijn naar de kliniek van dokter Brunings gereden en daar heeft volgens afspraak de overdracht plaatsgevonden. Robby was een good looking guy. Groot, sterk, verzorgd gekleed. Ik herinner mij dat hij die dag een bruin kostuum droeg. Zijn leven was niet over rozen gegaan. De oorzaak daarvan lag in zijn jeugd. Hij was een voorkind51 en voelde zich een verschoppeling. Het lukte hem maar niet om zijn draai te vinden. In Nederland, waar hij lange tijd woonde, had hij alleen maar baantjes voor korte tijd gehad en was hij van lieverlee op het criminele pad terechtgekomen. Na een paar veroordelingen verliet hij vrouw en kind in Nederland en kwam hij hier om werk te zoeken. Hij wil¬ de bij de
ciD,
de Centrale Inlichtingen Dienst. Om zijn kansen te vergro¬
ten, deed hij aan kracht- en conditietraining. Maar men hield hem aan het lijntje. Op een gegeven moment heeft hij die snap gekregen. Want hij voelde zich opnieuw afgewezen. Hij wilde verhaal halen bij Arron, for¬ meel hoofd van de
cid.
Volgens zijn kronkelredenering zou Arron die job
voor hem moeten regelen. Daar had hij naar zijn mening recht op. Nadat hij over de edge was gegaan, werd hij enige tijd psychiatrisch behandeld. Maar al snel keerde hij weer terug in de burgermaatschappij. Hij had af en toe werk, onder andere in het leger, maar leefde vooral van een uitkering die hij uit Nederland ontving. Hoewel niet helemaal toerekeningsvat¬ baar, was hij in de gewone omgang een heel zachtaardige en prettige jon¬ gen. Een heel goede schaker ook. We hebben nooit meer over het voorval gesproken. Bewust niet. Doorgaan met leven was voor hem het beste. Zijn familie steunde hem daarbij. Ergens in de jaren negentig is hij ge¬ storven.’52 Nadat duidelijk was geworden dat de gijzeling na een aantal spannen¬ de uren met de overgave van de gijzelnemer was beëindigd, verklaarde Arron in een emotionele televisietoespraak dat men het op zijn leven had gemunt. Volgens sommigen wekte hij met die opmerking de suggestie dat de dader een werktuig was in handen van de oppositie en dat politieke te¬ genstanders voor de gijzelingsactie verantwoordelijk waren. In de Maag¬ denstraat en Jodenbreestraat en op de Centrale Markt werden in reactie op deze woorden stalletjes van Hindostaanse kooplieden door Creolen ondersteboven gesmeten en vernield. Verschillende handelaren liepen lichamelijk letsel op, enkelen werden beroofd. De politie in oproertenue greep in en herstelde de orde. De volgende dag bleef een groot aantal kooplieden uit angst voor nieuwe ongeregeldheden thuis. Sommige bus-
202
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
houders, die de dag ervoor met stenen en flessen waren bekogeld, wei¬ gerden passagiers te vervoeren.53 Arron: De gebeurtenissen in de stad zijn niet het gevolg van wat ik op televisie over de gijzeling heb gezegd. Natuurlijk, ik ben ook een mens, ik heb het direct in de politieke sfeer getrokken, maar ik heb alleen maar gezegd: now den wan’ kir’ mi [nu willen ze mij vermoorden] of woorden van gelijke strekking. Vervolgens was er rotzooi aan de Jodenbreestraat. Lachmon heeft dat geïnterpreteerd alsof ik een raciale uitspraak had gedaan. Alsof die gijzeling uit het Hindostaanse kamp kwam. Maar ik ben niet gek. Dat was niet de bedoeling. Ik heb gezegd: now den wan’ kir’ mi, want dat was toch waar? Waarom ga je gijzelen? Om iets af te dwingen? Nee. Er was niets af te dwingen. De oppositie liet zich niet door deze lezing overtuigen. Lachmon sprak van opruiende uitspraken en gaf te kennen het bespelen van raciale sentimenten gevaarlijk te vinden.54 Andere politieke tegenstanders trok¬ ken openlijk de toedracht tot de gijzeling in twijfel. De Statenleden Somohardjo en Lee Kong Fong verklaarden dat Arron welbeschouwd de vrijheidsberoving zelf had uitgelokt, aangezien hij weigerde de meerder¬ heid in het parlement te erkennen.55 De VHp’er Mungra bestond het om diezelfde maand in de Nederlandse Tweede Kamer te verkondigen dat Arron de gijzeling persoonlijk had geënsceneerd.56 Weer andere VHp’ers wezen Bruma aan als de kwade genius achter de gijzelingsactie. De pnrleider zou de oppositie verdacht hebben willen maken en zichzelf als be¬ middelaar een aansprekender imago hebben willen aanmeten.57 Al deze aantijgingen waren ongegrond. De zaak was een eenmans¬ actie zonder politiek oogmerk, die relschoppers ertoe bracht om onschul¬ dige burgers te molesteren en Statenleden aanmoedigde om uit de affaire politieke munt te slaan. Dat Arron zich, tegen zijn gewoonte in, ook had laten meeslepen door hartstochten, illustreerde hoezeer de politiek op dat moment zijn leven beheerste. Tegelijk waren de omstandigheden waar¬ onder hij zijn uitspraken had gedaan uitzonderlijk. De fysieke integriteit van hem, zijn vrouw en zijn schoonmoeder waren in ernstige mate be¬ dreigd geweest. Kennelijk meer dan hij besefte, had dit zijn handelwijze beïnvloed.58
HINDORI
In de Staten van Suriname bestond nog altijd onduidelijkheid over de getalsmatige verhouding tussen de coalitie en de oppositie. VHP-leider Lachmon hield het op
20-19
in het voordeel van de oppositie en zag hierin
aanleiding om vergaderingen van het parlement te blijven boycotten, npkleider Arron stelde zich op het standpunt dat zolang de oppositie er niet
203
in slaagde met twintig leden in de Staten te verschijnen, de meerderheid onverminderd in handen van de coalitie was. Hoe kon onder die omstan¬ digheden de onafhankelijkheid op een rechtmatige wijze worden gereali¬ seerd? De ontstane patstelling zou worden doorbroken via een dramatische ontknoping, die politiek Suriname op zijn kop zette en tot de dag van vandaag met vragen is omringd. Hoewel Arron bij eerdere gelegenheden al een tipje van de sluier oplichtte59, liet hij niet eerder in detail zijn licht over deze zaak schijnen. Arron: In de tijd dat ik mij bezighield met psycho¬ analyse, mede aan de hand van Psychoanalyse en politiek van Herbert Marcuse, was George Hindori lid van de VHP-fractie. Ik observeerde zijn positie en ik projecteerde hem, uitgaande van zijn optreden in het parlement, maar ook van wat hij daarbuiten vertelde, naar de toekomst. Ik wist ook dat hij een troonpretendent van Lachmon was, samen met Alwin Mungra, maar hij was iets daarboven. Dan begin je te focussen op een dergelijke figuur. Ik heb hem toen een keer in het parlement gezegd: Mijnheer Hindori, wees voorzichtig in de politiek, want je zou wel eens een lonely rider kunnen worden. Dat was lang vóór oktober 1975, maar ik was al wel minister-president.60 Hindori tenniste op een baan die direct grensde aan het ministerie van Algemene Zaken, waar ik mijn kantoor had. George Hering, mijn toenmalige perschef, maakte mij daarop attent. We hebben toen samen een scenario ont¬ wikkeld. Hering kreeg de opdracht om te gaan praten met Hindori. Gewoon luchtige gesprekjes eerst, om vertrouwen te wekken, maar voerend naar een bepaalde climax. Er zijn toen een aantal gesprekken tussen die twee geweest. Op een gegeven moment achtte ik het moment aangebroken om het vogeltje - lees Hindori - in de klep te krijgen. Nog niet direct, maar je begint hem te lokken, via die gesprekken met Hering, die zich gingen richten op maar één ding: word geen lonely rider, doe een goeie nationale zaak, wantje hebt meer potentie dan je denkt. En die boodschap schijnt hem aangesproken te hebben, want ik stond er ook versteld van toen Hering op een zeker moment naar mij toekwam en zei dat Hindori een verklaring wilde afleggen. Toen heb ik aan Hering gevraagd: wat wil hij zeggen? Dat werd toen van hem losgepeuterd, niet op papier, maar verbaal. Daar zette ik ook iets verbaals tegenover, via Hering. Ik zei: zeg aan George Hindori dat hij mij zeer zou plezieren als hij dit bracht. Toen kwam de grote dag, dinsdags oktober. Hering zei tegen me: Hindori heeft zijn verklaring af. Ik zeg: dan wil ik het nu wel zwart op wit zien. Hindori zond me de tekst toe op het ministerie. Ik heb toen een aantal wijzigingen aan¬ gebracht. Vervolgens moest worden geregeld dat Hindori zijn verklaring afleg¬ de via de televisie, met simultane uitzending op de radio. Maar hoe kregen we Hindori daar. Want die zaak was tense hoor, op dat moment. Toen heb ikge-
204
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
zegd: laat hem hier bij mij thuis komen. Ik had intussen al metFrits Pengel van de stvs afgesproken hoe dat technisch allemaal zou moeten. Eerst kon het niet. Toen heb ik gezegd: wat kan niet? Wat kan niet in deze wereld? Het móet. Frits heeft de organisatie op zich genomen enHindori is hiernaartoe gekomen. Toen hebben wij de laatste wijzigingen in zijn tekst aangebracht, want ik had nog een paar correcties. Vervolgens hebben we Hindori getransporteerd naar het ministerie van lvv, schuin tegenover de stvs.61 Een paar minuten voor halfacht is Hindori de televisiestudio ingeloodst en direct bij aanvang van het jour¬ naal heeft hij zijn verklaring afgelegd. In zijn redevoering - die hij, zoals hijzelf vaststelde, precies zeven jaar na zijn toetreding tot de Staten van Suriname hield - bracht Hindori in herinnering dat hij zich vier weken daarvóór openlijk had verzet tegen het bezoek van de voltallige oppositie aan Nederland.62 Het stond voor hem vast dat de delegatieleden in Nederland moeilijk enige bijdrage zou¬ den kunnen leveren aan de oplossing van problemen die zeer speciaal in Suriname liggen’. Hij verklaarde uit loyaliteit tegenover zijn partij naar Nederland te zijn meegereisd, maar meende dat nu de onafhankelijkheid onomstotelijk vaststond, het zaak was dat ‘door gezamenlijk optreden waardige en verantwoorde voorbereidingen [... ] worden getroffen ten behoeve van ons nieuw Suriname’. Hoofdzaken voor hem waren de aan¬ name van een deugdelijke grondwet, de inwerkingtreding van de nood¬ zakelijke organieke wetten en het houden van verkiezingen binnen zes maanden na de soevereiniteitsoverdracht. Deze laatste overgangsmaat¬ regel diende te worden vastgelegd in de grondwet. Om genoemde doelen te realiseren, verklaarde Hindori dat hij besloten had om het partijbelang ondergeschikt te maken aan het landsbelang en mee te helpen het ‘parle¬ mentaire mechanisme’ weer op gang te brengen, zodat ‘conform onze parlementair democratische normen’ gebouwd kon worden aan ‘het noodzakelijke juridische fundament van ons onafhankelijk Suriname’.63 Bij de oppositie sloeg de redevoering van Hindori in als een bom. Uit¬ gerekend de kroonprins van Lachmon - ‘de meest betrouwbare man van mij, die met al mijn geheime stukken rondliep’64 - durfde het aan om ‘het principe van automatische gehoorzaamheid’, zoals Hindori het formu¬ leerde, terzijde te schuiven en de coalitie aan een parlementaire meerder¬ heid te helpen. Door de vertrouwensband die hij met Hindori onderhield en de politieke toekomst die hij voor hem in gedachten had, vatte Lachmon Hindori’s verklaring op als een persoonlijke belediging die hem tot in het diepst van zijn ziel krenkte. Het waren de teleurstelling en verbittering van een vader, die zijn gezag ondermijnd en zijn vertrouwen beschaamd ziet door een weerspannige en ondankbare zoon. Hoewel het in de Suri-
205
naamse parlementaire geschiedenis niet ongebruikelijk is dat Statenleden van politieke loyaliteit wisselen en zich bij een concurrerende partij of partijcombinatie aansluiten, was de schok bij de
vhp
groot, omdat de
stap van Hindori in één klap een einde maakte aan wat voor de partij een heilige opdracht was geworden: het tegenhouden van de onafhankelijk¬ heid.65 Ook voor de coalitie kwam de redevoering van Hindori als een verras¬ sing. Sommige NPK-leiders betwijfelden of hij wel op eigen gezag had ge¬ handeld. Tegenover de Nederlandse diplomaat Henk Leopold, die later dat jaar tot ambassadeur in Suriname zou worden benoemd, merkte Van Genderen op dat hij Hindori een hoogstaand mens vond. Hij was van brahmaanse afkomst en bezat een brahmaanse geest. Daarmee onder¬ scheidde hij zich van zijn partijgenoot Mungra, die volgens de NPS-partijraadsvoorzitter van de laagste kaste was, alleen negatief kon denken en handelen, en voor wie in de partij strategie dan ook altijd een negatieve rol werd gereserveerd. Toch noemde Van Genderen de verklaring van Hindori een ‘toneelopvoering, die in alle details in overleg met Lachmon was voorbereid en ingestudeerd’. Hindori zou volgens hem de
vhp
nooit
afvallen. Deze uitlatingen illustreren het ongeloof van Van Genderen in de eigenstandigheid van Hindori’s beslissing en in diens moed om tegen de VHP-partijdiscipline in te gaan. Er kon overigens niet worden beweerd dat - los van Arron en Hering - vooraf niemand van Hindori’s initiatief op de hoogte was geweest. In de ochtend van 13 oktober had Hindori - die op zoek was naar morele steun - een gesprek onder vier ogen gehad met gouverneur Ferrier. Na dit onderhoud had hij tegenover een medewerker van de Nederlandse ambassade-in-opbouw verklaard dat hij rekende op de medewerking van vijf of zes van zijn partijgenoten in de Staten. Als hij het spits afbeet, dan zouden ook zij volgens Hindori bereid kunnen worden gevonden om aan een geordende procedure in de Staten mee te werken.66 Er wordt tot op de dag van vandaag gespeculeerd over de vraag door welke motieven Hindori werd gedreven. Zelf zei hij er in zijn verklaring over dat hij handelde uit overtuiging en krachtens zijn geweten, en dat er momenten van diepgaande bezinning aan zijn besluit vooraf waren ge¬ gaan. Hij merkte op te weten dat veel fractiegenoten zijn standpunt deel¬ den, maar niet in een positie verkeerden om hier ruchtbaarheid aan te geven. Naar zijn zeggen was het niet zijn ambitie om anderen tot zijn in¬ zichten over te halen. Een ‘stap van verzoening’, zoals hij had gezet, was volgens hem alleen van waarde als die ‘van binnenuit’ kwam. Hindori ver¬ klaarde de consequenties van zijn handelen in nederigheid te zullen aan¬ vaarden, ook al zou dit het einde van zijn politieke carrière betekenen.
206
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Met deze laatste opmerking gaf hij er blijk van doordrongen te zijn van de politieke risico’s van zijn daad.67 Uit de correcties die Arron in de verklaring van Hindori aanbracht, blijkt dat de laatste zijn tekst vooral had geschreven met het oog op het verantwoorden van zijn besluit tegenover partijgenoten. Kennelijk om de VHP-fractie milder te stemmen, was hij daarbij kritiek op de regering niet uit de weg gegaan. Begrijpelijk genoeg was Arron van deze aanmerkingen minder gecharmeerd. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de passage waarin Hin¬ dori opmerkt het niet eens te zijn met de wijze waarop de regering de kwestie van de onafhankelijkheid had aangepakt. In de definitieve versie van de verklaring staat dat hij het hier niet geheel mee eens was. Een verge¬ lijkbare afzwakking betreft Hindori’s beschuldiging aan het adres van de regering, dat zich in politiek en bestuurlijk opzicht vele tekortkomingen hadden voorgedaan in de aanloop naar de soevereiniteitsoverdracht. Deze zin werd gewijzigd in helaas tekortkomingen hadden voorgedaan. Ten slotte is er op die plaatsen in de verklaring waar Hindori zich als vHp’er presen¬ teert, deze aanduiding één keer doorgehaald en is twee keer VHp’er ver¬ anderd in Surinamer. Met de wijzigingen die werden aangebracht, nam Hindori, meer dan hij zich aanvankelijk had voorgenomen, afstand van de VHP en benadrukte hij dat zijn steunbetuiging aan de coalitie voortkwam uit patriottistische overwegingen. Achter de overstap van Hindori is door menigeen de hand van Neder¬ land vermoed. Arron: Er wordt verteld dat Nederlandse parlementariërs en ministers Hindori ook onder druk hebben gezet. Hij heeft dat tegenover mij al¬ tijd ontkend. Hij heeft toegegeven dat het de gesprekken met George Hering zijn geweest die hem ertoe hebben gebracht zijn verklaring af te leggen. Daar¬ naast was het de opstelling van Lachmon die hem begon te vervelen: iedere keer zeggen dat je wilt meewerken en je dan weer terugtrekken. Meewerken, terugtrekken, meewerken, terugtrekken, het ging hem de keel uithangen. Hij wilde om die reden kappen met de automatische gehoorzaamheid en het parle¬ mentaire mechanisme, dat door Lachmon was stopgezet, weer op gang brengen. Want het parlement vergaderde dan wel niet, de voorbereidingen richting de onafhankelijkheid gingen gewoon door. En Hindori onderkende dat het niet in het landsbelang was dat deze situatie bleef voortbestaan. Otmar Rodgers bevestigt de lezing van Arron: ‘Hindori ergerde zich aan het gedrag van Lachmon, die steeds een akkoord met ons leek te berei¬ ken, maar dan vervolgens weer op zijn schreden terugkeerde. Anders dan veel VHP’ers had Hindori een bredere kijk op de ontwikkelingen, omdat hij zich in een veel ruimer milieu bewoog, onder andere via het tennis. Hij was tenniskampioen van Suriname geweest. Zijn peergroup zocht hij
207
niet alleen bij Hindostanen. Ook liet hij zich meer door zijn ratio dan door zijn gevoel leiden. De
vhp
ging uit van het standpunt: wat goed is
voor de vhp is goed voor Suriname. Hindori draaide het om: wat goed is voor Suriname dient ook goed te zijn voor de vhp. Bovendien had hij een goed contact met Nederlandse politici en was hij gevoelig voor erken¬ ning van zijn bijdrage door de Hollanders. Deze combinatie van factoren leidde ertoe dat Hindori zijn besluit nam. Maar het overkwam Arron. Een kwestie van geluk hebben kan je zeggen, maar hij werkte er ook voor.’68 Azimullah: ‘Hindori was geen typische
VHP’er.
Hoewel hij van Hin-
dostaanse afkomst was, leek hij in zijn optreden meer op een verwesterste Creool of een Nederlander. Heel lang heeft hij zich als
VHP’er
dienst¬
baar opgesteld en zijn persoonlijke ideeën ondergeschikt gemaakt aan die van de partijleiding. Tot 14 oktober 1975. Toen was de maat voor hem vol. Hij wilde dat de onafhankelijkheid op een ordelijke manier tot stand kwam. Het diende een gedenkwaardig moment te zijn in de Surinaamse geschiedenis. Ook de Nederlanders waren die mening toegedaan. Bij hen lag Hindori goed. Zij beschouwden hem - anders dan de vuurspuwer Mungra, de filosoof Adhin en de leider Lachmon - als een man met wie je op een rationele wijze kon discussiëren. Wat daarbij hielp, was dat Hin¬ dori in die tijd een zware borrelaar was, net als Pronk. Dat vergemakke¬ lijkte de communicatie.’69 Dochter Jayanti Hindori: ‘Voor ons staat vast dat hij uit liefde voor zijn land heeft gehandeld. Wel kan je je afvragen wat er bij hem voorop heeft gestaan: uit de politieke impasse komen en de raciale spanningen wegnemen of de onafhankelijkheid realiseren. Persoonlijk denk ik dat als de situatie niet zo grimmig was geweest en de coalitie en de oppositie niet zo onverzoenlijk tegenover elkaar hadden gestaan, hij niet zou zijn om¬ gegaan. Hij was geen fervente voorstander van onafhankelijkheid. Maar hij zag op een gegeven moment dat die onafhankelijkheid er hoe dan ook zou komen en hij vond dat politici de verantwoordelijkheid hadden om de soevereiniteitsoverdracht op een waardige wijze te laten plaatsvinden. Met die opstelling heeft hij het zichzelf als
VHP’er
niet gemakkelijk ge¬
maakt. De beschuldigingen van verraad waren niet van de lucht. Ook in latere jaren zou hij daarmee geconfronteerd worden. Mensen verweten hem dat zijn steun aan de coalitie de oorzaak was van de coup van 1980 en van de decembermoorden. “Het begon niet bij mij”, reageerde hij dan laco¬ niek, “maar bij Columbus.” En inderdaad, zo ver terug in de tijd kan je gaan als je een zondebok wilt zoeken. Zijn houding was: ook al begrijpen ze mij nu niet, later zullen ze inzien dat het een juiste beslissing is geweest. Ook Arron had die instelling met betrekking tot de onafhankelijkheid.’70
208
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Volgens Arron liep Lachmon sinds 14 oktober 1975 met de gedachte rond dat Den Uyl zijn kroonprins had overgehaald om zich bij de coalitie aan te sluiten. Volgens Sedney waren het de ministers De Gaay Fortman en Pronk geweest, die in september op de twintig Surinaamse parlemen¬ tariërs hadden ingepraat en daarbij Hindori over de streep hadden ge¬ trokken. Pronk verklaarde achteraf dat deze gesprekken inderdaad had¬ den plaatsgevonden, maar dat het Hindori’s eigen idee was geweest om de kant van de coalitie te kiezen. Vaststaat dat Hindori ook met De Gaay Fortman sprak en dat de laatste diens opvattingen ‘verstandig en beleidsvol’ achtte.71 Tegen het einde van zijn leven verklaarde Lachmon dat Hin¬ dori volgens hem in Nederland onder druk had gestaan van Tweede Kamer¬ leden. Hij hield er echter ook rekening mee dat leden van de coalitie hem in Suriname hadden bewerkt. Over de betrokkenheid van Nederlandse ministers wilde hij zich niet uitspreken.72 Hoewel partijhistorici het misschien graag anders zouden zien, is het waarschijnlijk dat elke van bovengenoemde lezingen, die per saldo niet met elkaar in tegenspraak zijn, een stukje van de waarheid bevatten. Door de patstelling die er in het najaar van 1975 bestond, is Hindori’s geweten gaan spreken en heeft hij uit vaderlandsliefde gemeend een daad te moe¬ ten stellen. Dat hij, opererend in een complex krachtenveld, bloot heeft gestaan aan externe invloeden, is evident. Surinaamse en Nederlandse politici zijn hem behulpzaam geweest bij het vormgeven van zijn gedach¬ ten en bij het laten uitkristalliseren van zijn initiatief. Maar uiteindelijk is het Hindori’s persoonlijke beslissing geweest om zijn verklaring af te leggen.73 Voor Arron betekende de stap van Hindori dat hij zijn twintigste man binnen had, dat de impasse was doorbroken en dat de parlementaire be¬ raadslagingen konden worden hervat. Achteraf stelde hij vergenoegd vast dat het hem was gelukt om, zij het met behulp van een kunstgreep, uit de problemen te komen. Met smaak herinnert hij zich wat zich tij¬ dens de toespraak van Hindori afspeelde: Laat toevallig - en daar lachen we nu beiden om, Lach en ik - laat toevallig Lachmon, die er niets van wist, samen metAlwin Mungra in de auto zitten. Want zo werd vroeger politiek be¬ dreven. Als je politieke geheimen te bespreken had, dan ging je autoritjes ma¬ ken. Mungra zet op een gegeven moment zijn radio aan. Hé, George Hindori op de radio, laten we horen. Toen was George nog met zijn inleiding bezig. Dus Lach dacht: ach, laat die jongen gaan. En toen kwam die slag. Lachmon heeft mij uitgelegd, hij zei: Henck, als ik hartpatiënt was geweest, dan had ik een hartaanval gehad, direct. Ik was onmiddellijk doodgegaan. Als ik toevallig bij een stoplicht had gestaan, had ik niet gekeken of het rood, groen of oranje was.
209
Tegenover de pers verklaarde Hindori dat hij niet achter de regering was gaan staan en dat hij evenmin plannen had om de
vhp
de rug toe te
keren. In zijn televisietoespraak had hij uiteengezet dat de twintig oppo¬ santen in Nederland een motie van wantrouwen tegen de regering had¬ den voorbereid, maar dat het indienen van een dergelijke motie naar zijn oordeel pas relevant zou zijn op het moment dat de regering zou weige¬ ren rekening te houden met de standpunten van de oppositie. Naar zijn zeggen was het nog niet zover en stond nog te bezien of het ooit zover zou komen. Ook wilde het er bij hem niet in dat nieuwe verkiezingen iets zouden oplossen: Tn alle realiteit weiger ik te geloven dat een totaal nieu¬ we regering onder de huidige omstandigheden in staat zal zijn binnen enkele weken de onafhankelijkheid beter voor te bereiden, nog afgezien van de nieuwe spanningen die er kunnen ontstaan.’ Als verkiezingen al op korte termijn georganiseerd konden worden en een zege voor de op¬ positie zouden opleveren, dan was het volgens Hindori onwaarschijnlijk dat nog vóór 25 november een nieuw kabinet geïnstalleerd zou kunnen worden. In een dergelijke situatie was het denkbaar dat een demissionair kabinet-Arron de onafhankelijkheid eenzijdig zou proclameren. Daarmee zouden politiek en samenleving nog verder van een waardige start van de republiek Suriname verwijderd zijn. VHP-prominenten toonden zich niet ontvankelijk voor de argumen¬ ten van Hindori. Zij namen het ‘deserteren’ van hun partijgenoot hoog op, laakten zijn ‘verradersrol’, beschuldigden hem van ijdelheid en serviliteit richting de Nederlanders, en achtten voortzetting van de samenwerking met hem niet langer mogelijk. Tijdens de debatten in het Nederlandse parlement over de rijkswet bagatelliseerde Lachmon de rol van zijn voor¬ malige kroonprins door te stellen dat niet Hindori de impasse had door¬ broken, maar de voltallige Surinaamse oppositie, een paar dagen vóór Hindori’s rede. Volgens Lachmon had de oppositie op 10 oktober in een brief aan Kamervoorzitter Vondeling aangekondigd het werk van de Staten niet langer te zullen frustreren, zodat de onafhankelijkheid op een parlementair-democratische wijze tot stand kon worden gebracht.74 Vilein merkte Lachmon op Hindori een waardevol lid van zijn partij te vinden en niets te zullen nalaten om hem voor de vhp te behouden. Maar vervol¬ gens haalde hij met een beeldspraak vernietigend naar hem uit: ‘Hij zit op een tak van een boom; hij is bezig de tak af te zagen aan de kant van de stam, denkende dat, wanneer de tak is doorgezaagd, misschien alleen die tak naar beneden valt; hij valt echter ook met die tak naar beneden en de stam blijft staan.’ Verontwaardigd stelde Lachmon vast dat Hindori onder lofprijzingen werd bedolven75, maar dat Liesdek-Clarke en Somohardjo
210
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
voor verraders werden uitgemaakt en bekogeld en besmeurd werden. Als Hindori een idealist werd genoemd, waarom Liesdek-Clarke en Somohardjo dan niet? Diende een overstap van oppositie naar coalitie anders te worden gewaardeerd dan een stap in omgekeerde richting?76 Hoewel de gewezen kroonprins zijn politieke goeroe tijdens het debat in de Staten over de onafhankelijkheid om vergiffenis vroeg voor het leed dat hij zijn leermeester had aangedaan en nederig verzocht hem weer in genade aan te nemen, weigerde diens politieke vader zijn spijtbetuigingen te accepteren. Voor het oog van de aanwezige Statenleden en ministers had Lachmon de naar hem toe lopende Hindori op 19 augustus vaderlijk begroet, maar het publiek had hieruit ten onrechte afgeleid dat daarmee de lucht tussen de twee weer was opgeklaard.77 De verontwaardiging van Lachmon over de stap van zijn politieke vertrouweling was ook jaren na dato nog niet bekoeld. Arron: Toen Hindori in september mee was met de op¬ positie naar Nederland, heeft Lachmon de delegatie een keer uit eten gebracht. De stemming was uitgelaten. Er werd gezongen, Hindori speelde mondharmo¬ nica. Dat kon hij goed. Hij was de bandleader. Lach zegt tegen mij: Henck, kan je voorstellen, terwijl die vent me duur eten daar eet, is ie bezig me te verraden! En dan zingt hij ‘Gore Gore’ (lacht). Het zijn historische anekdotes, maar ze tekenen de gemoedstoestand van Lachmon.78 Toen Hindori in 1986, volgend op een geslaagde operatie aan zijn schouder, werd getroffen door een bacteriële infectie, ging zijn gezond¬ heid snel achteruit. Een optredende hersenvliesontsteking kon niet met medicijnen worden bestreden, omdat deze in Suriname niet voorhanden waren. Arron: Die medicijnen zijn toen via de consul-generaal in Miami, Joke de Vries, besteld. De Vries was een familielid van de Hindori’s en hij heeft natuurlijk al het mogelijke gedaan om te helpen. Maar terwijl de medicijnen uit Miami onderweg zijn, overlijdt Hindori. Lachmon weigerde om naar zijn crematie te gaan. Evenals anderen heb ik het toen als mijn plicht beschouwd om met hem te gaan praten. Ik zei: Lach, dit kan je niet maken. We hebben toen twee gesprekken gevoerd en uiteindelijk heeft hij eraan meegewerkt om afscheid van Hindori te nemen. Ik zie ons nog zo in het mortuarium van het Academisch Ziekenhuis staan. Dat hij toch gegaan is, ook naar Weg naar Zee, vond ik echt in zijn voordeel pleiten. Volgens Arron heeft de teleurstelling over de opstelling van Hindori in 1975 Lachmon er vanaf doen zien het roer van de vhp tijdens zijn leven aan een partijgenoot over te dragen.79
PARLEMENTAIRE DEBATTEN IN NEDERLAND
Op 10 oktober werd bekend dat Statenvoorzitter Wijntuin definitief had besloten dat er een delegatie uit het Surinaamse parlement naar Neder-
211
land zou reizen om deel te nemen aan de geplande debatten in de Eerste en Tweede Kamer. Aangezien de oppositie had geweigerd mee te werken aan het kiezen van een delegatie krachtens artikel 17 lid 2 van het Statuut, was Wijntuin overgegaan tot het aanwijzen van zeven leden van de coali¬ tie. Hij hield zeven plaatsen open voor leden van de oppositie. Toen de NPK-delegatie naar Nederland was vertrokken, verzocht Lachmon Twee¬ de Kamervoorzitter Vondeling om de debatten in het Koninkrijksparlement met een week uit te stellen. Tegelijk vroeg hij een Statenvergadering aan, zodat de ‘bijzondere gedelegeerden’ alsnog op de reglementaire wij¬ ze konden worden aangewezen. Beide initiatieven leken vooral bedoeld om tijd te winnen. Vondeling en plaatsvervangend Statenvoorzitter Komproe weigerden om het verzoek van Lachmon in te willigen. Voor Vonde¬ ling was het verzoek een gepasseerd station. Naar het oordeel van Komproe was het niet gebruikelijk Statenvergaderingen te beleggen als grote delen van de coalitie en de oppositie in het buitenland vertoefden. De grootste teleurstelling kwam voor Lachmon echter uit zijn eigen fractie. Hindori liet weten het als zijn plicht te beschouwen het
vhp-
standpunt uiteen te zetten bij de behandeling van de rijkswet in het Koninkrijksparlement indien de vhp zou afzien van deelname aan de de¬ batten. Op grond hiervan besloot Lachmon zijn strategie te wijzigen. Net uit Nederland teruggekeerd, maakte hij bekend onder protest met zes leden van zijn fractie de debatten in Nederland te zullen bijwonen. De VHP-leider droeg zijn fractiegenoot Hindori op naar Suriname terug te keren, een sommering waaraan de laatste, verheugd dat zijn partij over¬ stag was gegaan, gehoor gaf.80 Na de behandeling van de associatieover¬ eenkomst van Suriname met de
eeg
in 196281 en de goedkeuring van de
iBA-overeenkomst in juni 197582 was dit de derde keer dat Surinaamse parlementariërs het debat over een rijkswet in het Nederlandse parle¬ ment bijwoonden en ter zake voorlichting gaven. De debatten in de Tweede Kamer vonden plaats van 21 tot en met 23 oktober. Uit de bijdragen van de Surinaamse afgevaardigden kwam niet alleen de tweedeling naar voren die er nog altijd bestond tussen de coali¬ tie en de oppositie. Wat in het bijzonder opviel, was de ijver waarmee ge¬ delegeerden deze kloof benoemden en de achtergronden ervan toelicht¬ ten. De ‘voorlichting’ van de Surinaamse delegatie bleek onderdeel van een intern debat, waar op het scherpst van de snede opinies werden uit¬ gewisseld en statements werden gemaakt. Het was merkbaar dat de Staten lang niet in vergadering bijeen waren geweest en dat de leden er behoefte aan hadden om met elkaar de degens te kruisen. Hoewel Arron uitsluitend als lijdend voorwerp in de debatten figureerde, weerspiegelden de uitla-
212
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
tingen over hem treffend de positie die hij op dat moment in het politieke krachtenveld innam. De oppositie trapte af door te benadrukken dat de Surinaamse dele¬ gatie tegen de regels in was samengesteld en dat Statenvoorzitter Wijn¬ tuin niet kon worden beschouwd als de voorzitter van de totale delegatie. Lachmon memoreerde dat Wijntuin na 18 augustus drie keer een convo¬ catie had uitgeschreven voor een vergadering van het parlement, maar dat deze bijeenkomsten door een gebrek aan quorum niet hadden kunnen doorgaan. Dat de oppositie geen quorum had verléénd, verzweeg hij. Aan¬ gezien het Koninkrijksparlement de ‘onwettig samengestelde delegatie’ van Wijntuin had erkend, had de oppositie volgens Lachmon besloten om onder protest aan de debatten deel te nemen, zodat het parlement vol¬ ledig voorgelicht een besluit kon nemen over de rijkswet.83 Wijntuin lichtte toe dat hij al het mogelijke had gedaan om de Suri¬ naamse delegatie volgens artikel 17, lid 2 van het Statuut samen te stel¬ len. ‘[—] Ermee rekening houdende dat het om een zaak gaat van veel grotere actieradius dan dat alledaagse, platvloerse politieke gedoe’ had hij geprobeerd langs andere weg met Lachmon tot overeenstemming te komen. Al deze pogingen waren naar zijn zeggen echter gestrand, waar¬ na hij gemeend had actie te moeten ondernemen om de behandeling van de rijkswet in Nederland niet op te houden. Mungra bestreed deze voor¬ stelling van zaken en schaarde zich achter de versie die zijn voorzitter van de gebeurtenissen had gegeven. Beiden wezen erop dat Wijntuin een week daarvóór nog had geweigerd een vergadering van de Staten uit te schrijven, ondanks het feit dat vijf leden van de oppositie deze vergade¬ ring hadden aangevraagd. Ondervoorzitter Komproe zou deze weigering hebben gemotiveerd door erop te wijzen dat de oppositie de vergadering alleen maar had willen aangrijpen om een motie van wantrouwen tegen het kabinet-Arron in te dienen. Een Statenvoorzitter schreef daar naar zijn zeggen geen vergadering voor uit. Lachmon en Mungra lieten weten dat het verzoek van de vijf was ingediend vlak vóór de terugreis van de Surinaamse oppositie naar Suriname, waarop Wijntuin met zijn delega¬ tie naar Nederland was ‘gevlucht’ om de aangevraagde vergadering te tor¬ pederen. Wijntuin en Nooitmeer ontkenden dat dit de diepere bedoeling van hun reis was geweest. Zij stelden dat een groot deel van het Surinaamse parlement in Nederland verbleef op het moment dat het verzoek werd in¬ gediend. Het was hoogst ongebruikelijk om onder die omstandigheden een Statenvergadering aan te vragen.84 Liesdek-Clarke, die zich profileerde als fractievoorzitster van de nps, herdacht in haar rede Johan Adolf Pengel, medeverantwoordelijk voor
213
het opstellen en naleven van het Statuut, dat thans voor Suriname zou worden beëindigd. Zij legde uit dat haar partij zich wel had moeten op¬ werpen als ‘redder in een thans dreigende rassenoorlog in Suriname’. Volgens haar was het hoog tijd dat Arron zich ging manifesteren als een nationaal leider ten behoeve van een ‘gelukkig Suriname’. Naar haar zeg¬ gen waren de NPS-fractie en de fractie van de VHP-combinatie bereid hem hierin te steunen, mits gekozen zou worden voor een nationaal be¬ leid en een nationaal kabinet. Voor beide partijen was volgens LiesdekClarke de datum van de onafhankelijkheid geen issue meer. Het kwam er nu op aan dat het kabinet-Arron overgehaald werd ‘eindelijk de deur open te doen voor onze broeders in de vhp’.8s Nooitmeer merkte in een reactie op dat de was van de nps
npk,
nps
een geïntegreerd deel
‘waardoor het niet mogelijk is voor anderen om zich als
op te stellen. Dit wordt door de partijorganen uitdrukkelijk verbo¬
den. Niemand heeft buiten de
npk
om het recht van de partij gekregen
zich als zodanig op te stellen.’ Liesdek-Clarke bracht in herinnering dat in de
nps
het besluit tot formering van de
npk
op een weinig democratische
manier tot stand was gekomen: ‘Niemand minder dan de heer Nooit¬ meer zelf is het erover eens geweest, dat er twee moties door 45 kernen waren ingediend [... ] die de wenselijkheid hadden uitgesproken om, on¬ danks het feit dat men als combinatie zou optreden, als identiteit te blij¬ ven bestaan. Wij zouden de identiteit van onze partij nimmer wegdoen. De heer Nooitmeer heeft zelfs eerder dan ik gepoogd de NPS-gedachte voort te zetten, omdat dat de gedachte van integratie is. Op het laatste moment echter zijn wij elkaar kwijtgeraakt. Ik ben ermee voortgegaan. [... ] Elke beslissing, die zou zijn genomen volgens de heer Nooitmeer, is op geen enkele officiële partijraad genomen.’86 Nooitmeer verwaardigde zich niet op deze kritiek in te gaan. Wel ontvouwde hij de theorie van de wijkende horizon. Doelend op de tegenstanders van de onafhankelijk¬ heid merkte hij op dat ‘[... ] altijd, wanneer tegemoet wordt gekomen aan één eis van de oppositie, nieuwe eisen door de oppositie worden gesteld. Het is daarmee precies als met de horizon: Hoe dichter je erbij denkt te komen, hoe verder hij blijkt te zijn.’87 Mungra trok bitter van leer tegen de Nederlanders en Surinamers die eendrachtig naar de soevereiniteitsoverdracht hadden toegewerkt. In bloemrijke bewoordingen beschuldigde hij het kabinet-Arron ervan slaafs naar de pijpen van het kabinet-Den Uyl te hebben gedanst: ‘Droevig, ui¬ termate triest is het voor ons, dat premier Arron van Suriname met on¬ voorstelbare onbeholpenheid inzake politiek en staatsmanschap de heer Den Uyl alle gelegenheid heeft gegeven om schaterlachend en triomfan-
214
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
telijk de deur der democratische sacristie in te trappen. [Het relikwie] van die schending in deze tijd is zijn overzeese beleid, dat duizenden be¬ angstigde Surinamers opjaagt naar uw dreven, waar zij weer worden ver¬ dreven door eveneens angstig geworden Hollanders.’88 Volgens Mungra had het ‘verblinde’ kabinet-Arron ervoor gezorgd dat Keerpunt '72 - het verkiezingsprogramma waarin PvdA,
ppr
en D’66 de wens hadden uitge¬
sproken dat Suriname vóór eind 1976 onafhankelijk zou worden - kon worden vervuld. Ondanks het ‘verwaten fors doen’ en ‘tjilpen’ van menig NPK’er had de coalitie niet meer geproduceerd dan een ‘windje voor mole¬ naar Den Uyl’. Zijn karakterisering van Arron hing hij andermaal op aan diens vermeende ondergeschiktheid aan Bruma: ‘Henck zonder meer¬ derheid, die zich niet stoort aan parlement en wetten en alleen maar een willoos werktuig is van het rode zwaard dat vandaag boven het hoofd van Suriname hangt.’89 De hyperbool was ook nu weer Mungra’s meest geliefde stijlfiguur: ‘Twee jaren van een apartheidsbeleid in Suriname, duidelijk raciaal ge¬ richt en uit op terroriseren en onderdrukking van andersdenkenden, ge¬ steund door uw regering, mijnheer Den Uyl, die altijd geweigerd heeft, de oppositie of de minderheid bij de onderhandelingen te betrekken, heb¬ ben een versplinterd en een gefrustreerd volk achtergelaten.’ De branden in Paramaribo waren volgens Mungra de schuld van Den Uyl, die gewei¬ gerd had om met de oppositie rond de tafel te gaan zitten. Hij noemde het een sprookje dat Surinamers door hun landgenoten bang waren gemaakt en naar Nederland waren vertrokken. Het was naar zijn zeggen hun angst voor de toekomst, die hen had doen vluchten, een toekomst die een ‘grim¬ mig uiterlijk’ bezat door de ‘machtswellustige’ opstelling van de Surinaam¬ se regering.90 Naar het oordeel van Nederlandse en Surinaamse afgevaardigden overschreed Mungra royaal de grenzen van het fatsoen met de reservering van het woord ‘Herrenvolk’ voor de ‘superieure’ Nederlanders en met de opmerking dat de opvangcentra voor Surinaamse migranten in Nederland te vergelijken waren met ‘concentratiekampen’. Wijntuin bood excuses aan voor de wijze waarop Mungra zijn standpunten naar voren had ge¬ bracht, hierin bijgevallen door Liesdek-Clarke. Lachmon wenste als ‘lei¬ der van de heer Mungra’ hem in het openbaar te corrigeren. Deze correc¬ tie bestond eruit dat hij begrip en clementie vroeg voor de woorden en beelden die Mungra had gebruikt. Via Kamervoorzitter Vondeling zou Mungra ook zelf zijn verontschuldigingen aanbieden voor de vergelijkin¬ gen die hij had gemaakt.91 Lachmon liet weten te zullen meewerken aan de verwezenlijking van
215
de onafhankelijkheid, mits deze gezamenlijk gerealiseerd zou worden, waarbij overeenstemming over de grondwet een voorwaarde was. Voor¬ alsnog was de conceptgrondwet naar het oordeel van de
vhp
echter on¬
aanvaardbaar.92 Daarnaast diende volgens hem de krijgsmacht een af¬ spiegeling te zijn van ‘de samenstelling van het Surinaamse volk’ en diende een bepaling hierover in de grondwet te worden opgenomen. Voorts voerde Lachmon aan dat er binnen zes maanden na de soevereiniteits¬ overdracht nieuwe verkiezingen dienden te worden gehouden, dat alle Surinamers de gelegenheid dienden te krijgen voor hun nationaliteit te opteren en dat er te weinig ontwikkelingsgeld beschikbaar was om het ontwikkelingsplan van 6 miljard gulden te kunnen financieren. Ten slot¬ te wees hij op de precaire raciale verhoudingen in Suriname. Volgens hem was het een feit dat de drie grootste bevolkingsgroepen niet geïnte¬ greerd waren. Eén politieke manoeuvre kon de vlam in de pan doen slaan, zoals gebleken was bij het bezoek van Den Uyl aan Suriname in mei.93 PNR-afgevaardigde Derby riep in herinnering dat de onafhankelijk¬ heid een duidelijke plaats had gekregen in het verkiezingsprogramma van de
npk
en dat de regeringsverklaring daardoor geenszins als een ver¬
rassing kon komen. Hij stelde dat het voorgestane progressieve beleid van deze combinatie alleen gerealiseerd kon worden met de onafhanke¬ lijkheid als instrument. De onafhankelijkheid bracht volgens Derby trots met zich mee in de betekenis van ‘gelijkheid van naties en volkeren’. Maar ook trots in emotionele zin: ‘Trots maakt je hart groot. Trots is heroïsch. Trots is heldhaftig. Trots geeft je een gevoel van dapperheid. Trots geeft je een waarde, waardoor je je nimmer ondergeschikt kan voelen aan ande¬ ren.’ Derby merkte op uit te kijken naar ‘de nieuwe Surinamer, de Surinamer die geloof heeft in eigen kunnen, de Surinamer die geloof heeft in eigen kracht, de Surinamer die geloof heeft in eigen inspanning en de Surinamer die het geloof heeft dat hij zijn lot in eigen handen dient te ne¬ men ultimo 1975’. Doelend op Lachmon: ‘De
npk
zal niet toestaan, dat in
het land politiek op een horizontale basis wordt bedreven. Er zal een poli¬ tiek op verticale basis worden bedreven, waarbij dwars door alle lagen en groeperingen op een rationele wijze en een ideologische basis een beleid zal worden gevoerd. Dat brengt met zich mee, dat versteende gedachten, fossielen in de politiek, die hun plafond hebben bereikt, dit beleid nim¬ mer zullen begrijpen.’94 Ook Rodgers sloeg in zijn redevoering een optimistische toon aan. Hij voorspelde dat er geen rechtsvacuüm of juridische chaos zou ont¬ staan en dat alle relevante wetsontwerpen tijdig in het parlement zouden worden aangenomen alvorens de statutaire rechtsorde zou worden be-
216
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
eindigd. In wat een illustratie leek van de ‘dynamiek van de eigen reto¬ riek’95 vervolgde Rodgers: ‘Wij willen ons inzetten voor de werkelijke vrijheid in volle omvang van de totale Surinaamse natie [...]. Onze ver¬ antwoordelijkheid voor land en volk [...] zal een blijvende bron van in¬ spiratie vormen om ons met volledig negeren van het persoonlijke en het partijbelang steeds zo in te zetten dat Suriname binnen redelijk korte ter¬ mijn een waardige plaats in de rij der volkeren kan innemen. [... ] Nu wij ons opmaken om volledig op eigen benen te staan, dringt zich aan mij nog scherper op de betekenis van de woorden: In vrijheid te zijn geboren is een toeval, in vrijheid te leven is een voorrecht, doch in vrijheid te ster¬ ven is een verplichting.’96 De Gaay Fortman merkte instemmend op dat hij deze laatste woorden graag tot de zijne maakte.97 Rodgers zou de regel - die hij ontleende aan Emilio Maspero - tijdens de debatten in de Eerste Kamer nogmaals citeren.98 In antwoord op het betoog van Liesdek-Clarke stelde Van Eer dat de npk
de
de ware erfgenaam van het integratie-ideaal van Pengel was en dat
npk
het Surinaamse volk van de ‘raciale vloek’ wilde verlossen. Het
kabinet-Arron was volgens hem verder gegaan dan het laatste kabinetPengel, maar had dezelfde weg bewandeld. De gevoelens van ongerust¬ heid in de Surinaamse samenleving waren volgens Van Eer gewekt ‘door het opzettelijk scheppen van een klimaat van vrees, haat of angst’. Het ge¬ bruik van woorden als dictatuur, fascisme, terrorisme en communisme had hier sterk toe bijgedragen.99 Nooitmeer liet zich ontvallen het schromelijk overdreven te vinden wanneer mensen stelden dat de parlementaire democratie in Suriname het zwaar te verduren had gehad in de laatste maanden. Volgens hem had het parlement niet steeds naar behoren gefunctioneerd, maar dat was wat anders: ‘Wij leven rustig in Suriname. Er zijn alleen maar politieke tegen¬ stellingen. Het is ook goed, duidelijk te maken dat de politieke leiders vaak met elkaar overhoop liggen, maar hun volgelingen niet, tenzij zij worden opgestookt en de leiders, die dat doen, gaan schuilen. Dat is ech¬ ter nog niet gebeurd.’100 Dat er Statenleden waren die in alle openheid bezig waren hun achterban op te hitsen, liet Nooitmeer onvermeld. Nadat eerder Nederlandse afgevaardigden van verschillende politie¬ ke partijen hadden aangedrongen op een verzoening tussen de coalitie en de oppositie in Suriname en op een gezamenlijk voorbereiden van de on¬ afhankelijkheid, deed ook De Gaay Fortman een dwingend beroep op de ‘Surinaamse vrienden’ om de gelederen te sluiten en hard aan het werk te gaan om de noodzakelijke wetgeving tot stand te brengen.101 Deze oproep tot samenwerking werd door Wijntuin overgenomen. Zijn uitspraak:
217
‘Mijnheer Lachmon, wij gaan het samen doen in Suriname!’ werd met applaus ontvangen. Ook Nooitmeer en Liesdek-Clarke spraken verzoenen¬ de woorden. De bijdrage van Van Eer was eveneens als een handreiking bedoeld: ‘Ik moge uw Kamer namens de Surinaamse regering medede¬ len, dat zij voornemens is, zo spoedig mogelijk na de onafhankelijkheidswording nieuwe verkiezingen uit te schrijven.’102 Lachmon en Adhin handhaafden echter hun kritische opstelling, Mungra en Somohardjo na¬ men geen woord terug van de profetieën die zij aan de ondergang van Suriname hadden gewijd. Kamervoorzitter Vondeling oogstte applaus door in zijn afsluitende rede het eerste couplet van het Surinaamse volks¬ lied aan te halen, waarna op de publieke tribune Opo kondreman, un opo werd aangeheven.103 Op 23 oktober, de laatste dag van de Tweede Kamerdebatten, keerde Charles Lee Kong Fong, na ruim twee maanden buiten de landsgrenzen te hebben vertoefd, stilletjes terug naar Suriname.104 Daags na aankomst in Paramaribo stelde hij premier Arron er officieel van op de hoogte dat hij zijn zetel in de Staten ter beschikking stelde. Bekend werd gemaakt dat tot opvolger van Lee Kong Fong de
ktp Ter
Frederik Martodihardjo zou
worden voorgedragen. Met steun van het lid Hindori zouden de Staten Martodihardjo op 4 november als lid van dit college toelaten.105 Alvorens op 25 oktober naar Aruba te vertrekken, verzoende Lee Kong Fong zich met de vereniging Fa Tjauw en regelde hij enkele zaken met de top van de nps.
Zijn bliksembezoek aan Suriname verliep zonder incidenten. Lee
Kong Fong - het tegendeel van een standvastig politicus - zei te hopen na een periode van rust weer naar Suriname te zullen terugkeren. Zijn ver¬ trek uit de Staten maakte een definitief einde aan de twijfels die waren gerezen over de krachtsverhoudingen in het parlement.106 In de Eerste Kamer vroegen op 27 en 28 oktober Nederlandse verte¬ genwoordigers, in het bijzonder van wd-huize, aandacht voor de tegen¬ stellingen, ruzies en verdachtmakingen waarvan de Surinaamse politiek naar hun zeggen vergeven leek. Zij stelden bezorgd vast dat het kabinetDen Uyl de zaken formeel en materieel goed geregeld had, maar dat het de menselijke factor veelal over het hoofd had gezien. De Nederlanders wezen op de noodzaak de grondwet in het Surinaamse parlement met al¬ gemene stemmen aan te nemen.107 De oppositie tekende andermaal be¬ zwaar aan tegen de ‘onwettige samenstelling’ van de Surinaamse delega¬ tie, tegen de weigering van Arron om de grondwet in de Staten met een gekwalificeerde meerderheid te laten goedkeuren en tegen het ontbreken van wettelijke voorzieningen op het gebied van de rechterlijke macht, de defensie en de president.108
218
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
De
VHP-afgevaardigde
Mungra stelde de zaken wederom op scherp
door te beweren dat er in Suriname geen fundament bestond voor demo¬ cratie, sociaal-economische ontwikkeling, natievorming en vrede. Mensen vluchtten naar zijn zeggen ‘voor terreur, voor georganiseerd molest, voor vernieling, voor mishandeling in het openbaar, voor groepsonderdrukking, voor discriminatie, dictatuur, verlies van mensenrechten en vrij¬ heid’. Mungra herhaalde dat de Surinaamse regering raciaal was samen¬ gesteld, een raciaal beleid voerde en steeds geweigerd had om met ‘een minderheid’ (lees: de oppositie) te praten.109 De psv’er Bean verwoordde het NPK-gevoel het beste, toen hij in een reactie op de uitlatingen van Mungra opmerkte dat het Surinaamse volk de
npk
de regeermacht had
geschonken en dat de oppositie zich nog altijd niet over haar verkiezings¬ nederlaag heen had kunnen zetten. De bestaande machtsdeling nam vol¬ gens hem echter niet weg dat samenwerking tussen coalitie en oppositie het parool diende te zijn.110 De discussie kwam op de brasa (omhelzing) van Jagan en Burnham bij de totstandkoming van de onafhankelijkheid van Guyana. Lachmon wees op het ‘verraad’ dat Burnham niet lang hierna had gepleegd, toen hij Jagan ‘in de wurggreep van het valse kiesstelsel’111 terecht had laten ko¬ men. Rodgers interrumpeerde: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat op de dag van de onafhankelijkheid de heer Lachmon en de heer Arron elkaar [... ] zullen omhelzen en dat de heer Lachmon wijzer is dan de persoon die hij zo-even heeft aangehaald, ook omdat de heer Arron niets zal doen, waar¬ door de heer Lachmon een excuus kan hebben om te komen uit de om¬ helzing van de heer Arron.’ Lachmon: ‘Ik zal mijn best ervoor doen, dat ik niet in de houdgreep van de heer Arron zal worden genomen, maar dat het een waarachtige omhelzing zal zijn. Als een waarachtige omhelzing mogelijk is, zal ik niet aarzelen deze te aanvaarden. Als het echter een houdgreep is, zal ik niet aanwezig zijn, maar trachten hèm in een houd¬ greep te nemen.’ Rodgers: ‘[... ] Wij mogen de overtuiging uitspreken, dat de heer Arron nimmer heeft geprobeerd, de heer Lachmon in welke greep dan ook te krijgen, doch slechts in een eerlijk bedoelde omhelzing ten behoeve van land en volk.’ Lachmon: ‘Hij heeft mij nu al in een houdgreep en ik tracht daaruit te komen.’ Bean: ‘Er is plaats voor de heer Lachmon. Deze plaats hebben wij ook voor hem gereserveerd. Wij hopen niet, dat hij telkens weer een stap verder van deze plaats doet. Hij is een leider, waarin wij hebben geïnvesteerd, zoals één van onze collega’s in het Surinaamse par¬ lement heeft gezegd. Wij zullen trachten hetgeen wij in hem hebben geïnvesteerd er weer uit te halen. Hij is een wijze leider. Deze wijsheid
219
hebben wij als jongeren nodig om het land te brengen, waar het zijn moet. Hij moet echter de bereidheid hebben, deze wijsheid over te dragen. Hij mag daarmee niet naar het graf gaan.’112 Lachmon toonde zich weinig gevoelig voor deze vleierij. Hij verklaar¬ de ‘broedertwist en chaos’ te willen voorkomen en van de onafhankelijk¬ heid iets goeds te willen maken, maar niet tot elke prijs. Het was uitgeslo¬ ten dat de
vhp
voor de coalitie zou kruipen. Opnieuw sprak hij zich uit
tegen het ontnemen van het Nederlanderschap aan Surinamers. Dit was volgens hem het opleggen van de wil van de minderheid aan de meerder¬ heid. Toch, zo liet hij weten, zou hij geen andere keus hebben dan deze bittere pil te slikken. Ook over het feit dat de grenzen van Suriname nog altijd niet waren vastgesteld, zou de vhp desnoods kunnen heenstappen. Maar niet over principiële zaken met betrekking tot de grondwet, het leger, het kiesstelsel, nieuwe verkiezingen na de onafhankelijkheid en een aantal kleinere punten. Werden de wensen van de vhp op deze onder¬ delen niet ingewilligd, dan zou de oppositie, zo dreigde Lachmon, tegen de grondwet stemmen.113 In navolging van enkele Kamerleden vóór hem stelde Den Uyl dat het aanvaarden van een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, van meerderheid voor minderheid en omgekeerd, een wezenskenmerk was van de parlementaire democratie: ‘Het komt aan op de houding van een regering, in dit geval van de Regering-Arron, een regering die met minder¬ heden en met oppositie rekening behoort te houden. Het democratisch gehalte van een regering komt, zo meen ik, vooral tot uitdrukking in de manier waarop zij met minderheden omgaat. Dat geldt in dit land en dat geldt in Suriname. Het komt ook aan op de houding van een oppositie. Een oppositie moet bereid zijn, de eigen zelfstandige verantwoordelijk¬ heid van een regering te erkennen, ook wanneer het hard is er geen deel van uit te maken. Het komt vooral aan op vertrouwen.’ Den Uyl vervolgde zijn redevoering met een opmerking over de rol van de selffulfilling prophecy in samenlevingen-in-ontwikkeling. Hij ver¬ duidelijkte dat het ging om ‘de rol die gespeeld wordt door de verwach¬ tingen die men van de toekomst heeft, de vrees die men over zichzelf kan bewaarheiden. Vrees wekt vrees. Wantrouwen is besmettelijk. De angst voor overheersing kweekt agressie. Agressie leidt tot onderdrukking. Onderdrukking versterkt de agressie. Zo sluit de fatale cirkel zich. Ik ver¬ oorloof mij met alle terughoudendheid die mij past te zeggen, dat het er vandaag vooral op aankomt dat in Suriname het bestaande wantrouwen tussen Hindoestanen en Creolen, niet samenvallend met het wantrou¬ wen tussen Regering en oppositie, wordt overwonnen. Alleen als er ver-
220
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
trouwen is in de oprechtheid van eikaars bedoelingen en de bereidheid, het met elkaar te proberen, zullen en kunnen de fundamentele menselijke rechten en vrijheden gewaarborgd zijn, want die vragen en veronderstel¬ len een vertrouwensbasis.’114 De Gaay Fortman sloot zich bij deze woor¬ den aan.115 In tweede termijn drongen Kamerleden er nogmaals bij hun Surinaam¬ se collega’s op aan de politieke patstelling te doorbreken, de strijdbijl te begraven en aan te sturen op daadwerkelijke samenwerking.116 Aanslui¬ tend sprak Nooitmeer verzoenende woorden richting Lachmon. Somohardjo benadrukte daarentegen dat de npk in gevecht was met talloze groepen in de samenleving voor wie geen rol in het onafhankelijkheidsproces was weggelegd. Suriname werd volgens hem onafhankelijk bij macht, niet bij wet, in een tijd van oorlog, ellende en verdeeldheid. Hij zei te hopen dat het spreekwoord: wat baten kaars en bril als den uil niet zienen wil, niet op de Nederlandse regering van toepassing was. Mungra merkte op de opvattingen van Somohardjo te delen, maar sprak de bereid¬ heid uit om met de regeringspartijen te onderhandelen. Adhin zei te besef¬ fen voor een voldongen feit te staan en verklaarde mee te zullen werken aan een goede grondslagvoor de soevereine republiek Suriname. Lachmon eindigde zijn betoog met veel gevoel voor drama: ‘De tijdbom zal nu ont¬ ploffen. Het Koninkrijk zal worden opgeblazen. Laten wij hopen dat de scherven die links en rechts zullen rondvliegen Nederland noch Suriname zullen raken.’ Derby vatte de gebeurtenissen op een zakelijker wijze sa¬ men: ‘Ik heb gezegd, dat wat er zich nu in Suriname voltrekt, geen zaak is van rassenproblematiek. Het is een strijd van nieuw tegen oud.’117 De Gaay Fortman deed een laatste beroep op de Surinaamse delegatie om op een constructieve wijze tot een zo groot mogelijke meerderheid voor de grondwet in het parlement te komen. De WD’er Polak haakte hier¬ bij aan en riep op tot een ‘eensgezinde opbouw van Suriname’. Vervolgens sprak Den Uyl de wens uit dat de natiewording, ‘de volkswording’, een feit zou worden in Suriname en dat het leven van de Surinamers een leven van gelukkige mensen zou zijn. Het was volgens hem van belang dat het Surinaamse volk zich verbonden zou weten in een gemeenschappelijk lot en die gemeenschappelijkheid ruimhartig zou aanvaarden en beleven.118 Was de rijkswet in de Tweede Kamer met 106 tegen 5 stemmen aangeno¬ men, in de Eerste Kamer was de verhouding 53 stemmen voor en 11 tegen.119
HET SLOTDEBAT IN DE STATEN
Met het debat over de rijkswet achter de rug konden de politieke partijen hun aandacht nu richten op de parlementaire behandeling van de grond-
221
6. Henck Arron, Emile Wijntuin en Jagernath Lachmon in vooroverleg over de ontwerpgrondwet op 13 november 1975
wet. Hoewel de tijd drong, kwamen de voorbereidingen enigszins stroef op gang. Op 4 november wees Lachmon een uitnodiging van Arron om informeel de verhoudingen tussen de coalitie en de oppositie te normali¬ seren van de hand.120 Berichten in de week erna dat drie Statenleden zich van de
vhp
zouden willen afscheiden in ruil voor drie ministerszetels
werden door de betrokken parlementariërs met klem tegengesproken, maar voedden aanhoudende geruchten over omkoping en verraad.121 Op 12 november werden de besprekingen tussen Arron en Lachmon hervat. De
vhp
verklaarde vast te zullen houden aan haar standpunten
met betrekking tot de rechtstreekse verkiezing van de president, het hou¬ den van parlementaire verkiezingen kort na de soevereiniteitsoverdracht, het treffen van regelingen ten aanzien van de samenstelling van het leger en de eis van een tweederde meerderheid in het parlement indien tot het nationaliseren van bedrijven zou worden overgegaan. De oppositie, die tevens verklaarde niet akkoord te kunnen gaan met de Surinaamse vlag aangezien daarin de VHP-kleur ontbrak, kondigde aan deze eisen tijdens de parlementaire beraadslagingen als amendement op de ontwerpgrond¬ wet te zullen indienen.122 Het vooroverleg tussen Arron en Lachmon was bedoeld om knelpunten te inventariseren en een constructief klimaat te scheppen voor de behandeling van de constitutie. Alleen op die manier zou volgens de twee leiders toegewerkt kunnen worden naar een aan-
222
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
7- Eddy Bruma en Henck Arron bij aanvang van de behandeling van de ontwerpgrondwet in de Staten van Suriname op 16 november 1975
vaardbaar compromis en een eensgezind overschrijden van de drempel van de onafhankelijkheid.123 Op zondag 16 november begon in de Staten om 11.00 uur het debat over de Surinaamse grondwet. Zowel van de zijde van de coalitie als van de oppositie werd de ontwerpwet in de ruim zeventien uur dat de eerste ronde van beraadslagingen duurde van commentaar voorzien. Aan de op¬ roep van voorzitter Wijntuin om zakelijkheid en waardigheid te betrach¬ ten bij de behandeling van het ontwerp werd gehoor gegeven.124 Arron: Wat Lachmon helemaal dol heeft gemaakt, is dat de redevoering die hij bij de behandeling van de grondwet zou houden, in de tas zat van Hindori (lacht). Achteraf heeft hij tegen me gezegd: Kan je voorstellen, alle deskundigen in de partij hebben meegewerkt aan mijn redevoering, het zou lang worden, drie, vier uren, ik zegje: je zou er niet onderuit komen. Maar dan is die vent wegge¬ gaan met zijn tas, waarin me redevoering zat. Kom ik daar in het parlement, moest ik alle stukken bij elkaar graaien om toch iets zinnigs te kunnen zeggen. Daarom heb je me kunnen pakken! Ik zeg: Lach, ik heb nooit gewild dat je geen redevoering zou kunnen houden (lacht). George heeft me ook nooit ver¬ teld dat hij die redevoering bij zich had. Ik hoor dat nu pas voor het eerst. VHP-leider Lachmon merkte tijdens de beraadslagingen op dat de re¬ gering er goed aan zou doen de amendementen van de oppositie over te nemen, zodat de ontwerpgrondwet met algemene stemmen kon worden
223
aangenomen. Hij beklaagde zich er opnieuw over dat de regering de op¬ positie buiten alle zaken de onafhankelijkheid betreffende had gehouden en dat de beëindiging van het Statuut de wil van Nederland weerspiegel¬ de, niet die van Suriname. Er zou naar zijn zeggen op 25 november ook geen sprake zijn van een overdracht van soevereiniteit. Suriname was immers geen kolonie meer en behartigde al sinds 1954 zijn bestuurlijke aangelegenheden zelfstandig.125 Op dinsdagochtend 18 november - na twee dagen van parlementaire beraadslagingen waarbij enkele oppositieleden, het Statenlid Hindori voorop, aankondigden dat de VHP-combinatie haar medewerking zou ver¬ lenen aan de totstandkoming van de grondwet126 - kwam Arron thuis: Ik had tot vrij laat vergaderd, onder andere met de grondwetscommissie. Het zal een uur of vijf, halfzes in de ochtend zijn geweest. Technisch-theoretisch had¬ den we de grondwet behandeld. Lachmon had links en rechts moeten plukken, want hij beschikte niet over de tekst van zijn redevoering. Maar hoewel ik dat niet wist, had ik wel in de gaten dat hij bezig was met pikin pikin prei (lacht).127 Maar hoe nu verder? Ik kwam er niet uit. Ik ben op het achterbalkon gaan zit¬ ten. Er speelde maar één vraag door mijn hoofd: hoe kom ik uit dat politieke deel? Ik zeg je: het was een ingeving van bovenaf. Ik heb er niet over nagedacht. Overigens, ik had niet eens de gelegenheid om er echt over na te denken, want de Staten zouden om een uur of tien weer met vergaderen beginnen. Een stem zei me: je moet Lachmon het gevoel geven dat je bereid bent hem als je meer¬ dere in politicis te erkennen. Gun hem die grani. Geef hem die eer, ondanks het feit dat hij al vele keren de gelegenheid heeft gehad om met de minister¬ president de onafhankelijkheid in eenheid en eensgezindheid te realiseren. Je kunt dat natuurlijk mooi verbaal brengen, maar daarmee had ik hem die erkenning, die hij naar mijn gevoel verlangde, nog niet gegeven. Hierop verder denkend, was er voor mij maar één oplossing mogelijk. Ik diende mij zichtbaar op te stellen als zijn politiek mindere, het spreekgestoelte te verlaten, hem de hand te drukken en hem te zeggen dat we het met z’n tweeën gingen doen. Toen dacht ik: Henck, nu heb je die catch. Ik heb niemand ingelicht, ook de regering niet. Bruma heeft het me overigens bijzonder kwalijk genomen.128 De overige ministers zaten gewoon verbijsterd toe te kijken. Maar ik wilde mn catch heb¬ ben, omdat ik daarin de enige uitweg uit de impasse zag, erop speculerend dat Lachmon nooit nee zou kunnen zeggen tegen een handreiking van mijn kant. Het enige dat ik verder heb gedaan, is het afdekken aan de propagandistische kant. Met het oog op de doorwerking van de actie naar de totale gemeenschap heb ik kort voor de vergadering, zonder aan te geven wat ik ermee bedoelde, aan George Hering gezegd: zodra je hoort, dat ik zeg: ik ga naar de heer Lachmon toe, zorg je ervoor dat alle camera’s op mij gericht zijn. Dat is ook gebeurd.
224
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
De zitting van de Staten op 18 november, door voorzitter Wijntuin op voorhand als een historische dag betiteld, zou inderdaad een historische dag blijken te zijn. In een verzoenende toespraak, waarin hij recht pro¬ beerde te doen aan de inbreng van de coalitie en de oppositie in de dis¬ cussie, benadrukte Arron dat de grondwetscommissie was samengesteld op basis van juridische deskundigheid, niet op basis van politieke gezind¬ heid. De grondwet was dan ook niet het product van de regering of van een politieke combinatie, maar van het Surinaamse volk, dat tijdens de hoorzittingen van de commissie duidelijk zijn wensen kenbaar had ge¬ maakt. Arron voegde eraan toe dat de ontwerpwet die de regering aan de Staten had aangeboden, het ongewijzigde ontwerp van de grondwets¬ commissie was. Het was de bevoegdheid van het parlement om eventuele wijzigingen in het concept aan te brengen.129 Arron zette uiteen dat de onafhankelijkheid het sluitstuk was van de constitutionele evolutie die Suriname na de Tweede Wereldoorlog had doorlopen. Hij vroeg in dit verband speciale aandacht voor het aandeel hierin van Wim Bos Verschuur (voorman van de ‘Baas in eigen huis’-beweging in de jaren veertig), Johannes Mungra (prominent VHPer die al in 1952 zijn verlangen naar ‘een eigen onafhankelijk Suriname’ kenbaar had gemaakt)130 en Johan Adolf Pengel (wiens uitspraak ‘Slechts de volle¬ dige zelfstandigheid van Suriname kan ons een waardige plaats in de rij der volkeren geven’ uit 1969 hij citeerde). Tevens herinnerde Arron aan een uitspraak van Theo van Lier, leider van de Nederlandse Kamerdele¬ gatie, die in 1971 had verklaard dat zijn delegatie er geen bezwaar tegen had als Suriname de onafhankelijkheid halverwege de jaren zeventig zou willen realiseren. Ook haalde Arron de bekende passage uit Keerpunt '72 aan, waarin PvdA,
ppr
en D’66 aankondigden dat Suriname en de Neder¬
landse Antillen vóór eind 1976 onafhankelijk zouden worden en dat vóór t975 in overleg met beide landen zou worden bepaald op welke wijze die nieuwe status het beste gestalte kon worden gegeven. Volgens Arron nam een volk dat zichzelf respecteerde zelf het initiatief voor het realiseren van zijn onafhankelijkheid en had de NPK-regering naar dit inzicht ge¬ handeld.131 Arron verklaarde de onafhankelijkheid te beschouwen als het instru¬ ment om te komen tot nationale eenwording. Het was het middel bij uitstek om gevoelens van achterdocht en wantrouwen weg te nemen. Niettemin achtte hij een waarschuwing op zijn plaats: ‘Wij zullen vrij zijn en het is heerlijk om vrij te zijn. Maar deze vrijheid [...] zal dan pas inhoud heb¬ ben, wanneer wij geloof in onszelf hebben, wanneer wij bereid zijn begrip op te brengen voor eikaars problemen, wanneer wij het voorrecht van eigen
225
verantwoordelijkheid erkennen en van hieruit onze toekomstidealen stel¬ len, maar bovenal wanneer we bereid zijn onze handen uit te steken en te arbeiden.’ Naar zijn zeggen konden Surinamers bezield door de beginse¬ len van verdraagzaamheid, democratie en vooruitgang vrije mensen in een vrije maatschappij zijn en een blijvend monument oprichten van een¬ heid en eensgezindheid. Arron presenteerde dit laatste als het primair nieuwe dat de onafhankelijkheid de Surinaamse mens zou brengen.132 Hoewel de verzoeningsgedachte volgens Arron het leidende principe was geweest bij het opstellen van de grondwet en de pijler zou moeten zijn waarop het soevereine Suriname rustte, had hij er geen moeite mee de oppositie tegemoet te komen door een passage hierover in de pream¬ bule van de grondwet te schrappen. Voorts verdedigde hij de introductie van een nieuwe staatsrechtelijke figuur, de president. Deze zou optreden als staatshoofd, maar geen politieke verantwoordelijkheid dragen. Hij zou gekozen worden door het parlement, niet rechtstreeks door het elec¬ toraat. De ministers zouden, zoals al sinds 1950 het geval was, verant¬ woording afleggen aan het parlement. De coalitie ging niet mee met de voorkeur van de oppositie voor een rechtstreeks door het volk gekozen president. Ook hield Arron vast aan het districtenstelsel. Hij beschouw¬ de dit stelsel, anders dan het door de oppositie omarmde stelsel van even¬ redige vertegenwoordiging, als de beste garantie voor het handhaven van de band tussen kiezers en gekozenen en als een stimulans voor coalitie¬ vorming. Tevens wierp het districtenstelsel volgens hem een noodzakelijke dam op tegen partijpolitieke versnippering. Wel wilde hij de opposi¬ tie ter wille zijn door de bestudering van deze materie op te dragen aan een speciale commissie. Die zou zich dan tevens kunnen buigen over de wenselijkheid om de kiesgerechtigde leeftijd te verlagen. Het argument van de oppositie dat een parlement bestaande uit Nederlanders na 25 november een parlement zou worden bestaande uit Surinamers en dat daarom het houden van nieuwe verkiezingen voor de hand lag, werd door Arron weerlegd met verwijzing naar artikel 1 van de additionele bepalingen van de grondwet. Dat stelde dat alle op het tijdstip van de inwerkingtreding van de grondwet bestaande autoriteiten zouden worden gehandhaafd, totdat, met inachtneming van de grondwet, zij door andere autoriteiten zouden worden vervangen. Het parlement was vol¬ gens Arron een dergelijke autoriteit. Hoewel verschillende wensen van de oppositie het met andere woorden niet haalden, ging Arron wel mee met enkele andere bezwaren van de oppositie, onder andere betreffende de grondrechten die in de ontwerpwet waren vastgelegd.133 Ter afsluiting van zijn redevoering richtte Arron zich persoonlijk tot
226
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
Lachmon, naar zijn zeggen omdat op hen beiden een bijzondere verant¬ woordelijkheid rustte. Deze dienden zij via hun politieke combinaties te laten gelden tegenover het Surinaamse volk. In welgekozen bewoordin¬ gen deed hij een oproep aan Lachmon om in het belang van de toekomst van Suriname de strijdbijl te begraven: ‘Laten wij [...] bereid zijn elkaar te accepteren met onze menselijke gebreken. Laten wij bereid zijn om de barrières, die er misschien niet zijn, maar die als schimmen steeds voor ons staan, te doorbreken. Laten we bereid zijn het wanbegrip dat tussen oppositie en coalitie, dat tussen regeringspartijen en oppositie, dat mis¬ schien tussen Lachmon en mij bestaat, laten wij die barrières wegbreken, want ook met onze menselijke gebreken zullen we een monument moeten vestigen en dit monument [... ] zal geen Suriname mogen zijn, verscheurd door onze inzet, maar een Suriname dat zich opbouwt in eenheid en eensgezindheid, door samenwerking van ons. De dag van vandaag [... ] zal niet alleen een historische dag mogen zijn in politicis, maar een histori¬ sche dag kenmerkend in wezen de nieuwe Surinamer van straks, bezield van de bereidheid elkaar te respecteren en te eerbiedigen als mens. De heer Lachmon en ik zullen het Surinaamse volk als twee leiders moeten tonen dat wij tegen elkaar strijden, hard en vaak meedogenloos hard, maar dat we geen vijanden van elkaar zijn, maar op de eerste plaats Surinamers op wie de plicht rust dit land gezamenlijk op te bouwen. Ik ga naar de heer Lachmon toe [...] en ik reik hem de hand als Surinamer, want wij zullen samen dit land verder moeten opbouwen. Dit is een land van Suri¬ namers en de heer Lachmon en ik zijn Surinamers. Wanneer op 4 decem¬ ber de Surinaamse natie, de soevereine staat Suriname, zich aan de wereld zal presenteren, dan zal het nimmer zo mogen zijn dat ik het doe. Dan zal het zijn [... ] het Surinaamse volk en tot het Surinaamse volk behoort ook de leider van de oppositie. Het zal voor mij en voor de Surinaamse rege¬ ring een grote eer zijn als de heer Lachmon met ons zal zijn in de Ver¬ enigde Naties, wanneer Suriname zich als het 144ste lid aan de wereld zal presenteren.’134 Na het uitspreken van deze woorden liep Arron op Lachmon toe, bei¬ de politici reikten elkaar de hand en omhelsden elkaar. Het enthousias¬ me van de aanwezigen in de Statenzaal manifesteerde zich in spontaan applaus.135 De verzoening waar veel mensen op hadden gehoopt en waar gelovigen vurig voor hadden gebeden, was eindelijk werkelijkheid ge¬ worden. Het nieuws van de brasa (omhelzing) verspreidde zich als een lopend vuurtje door Paramaribo. De ontlading na zo veel maanden van oplopende spanning was groot. Mensen slaakten kreten van blijdschap en vielen elkaar ontroerd in de armen. Automobilisten claxonneerden in de
227
straten en staken hun armen in zegevierende gebaren door het portier¬ raam naar buiten. De opluchting die zich van veel Surinamers meester maakte, doorbrak de sfeer van verlamming en negativisme die de samen¬ leving de maanden ervoor had beheerst. In de Staten sprak Lachmon met waardering over het gebaar van Arron. Hij verklaarde te hopen ‘dat deze geste als uiting en gevoelen in het intermenselijk verkeer daadwerkelijk zal bijdragen tot een zodanige overeenstemming, dat de door ons voorgenomen amendementen over¬ bodig zullen worden. Daarom spreek ik hierbij mijn innige wens uit, dat de heren Arron en Lachmon elkaar niet slechts tijdelijk omarmen, maar dat door de aanname van de aldus veranderde grondwet een zodanig ver¬ trouwen zal worden geschapen, dat het Surinaamse volk tot in lengte van jaren op dit fundament zal kunnen leven en elkaar zal omhelzen. En dan richt ik mij persoonlijk tot Henck Arron. Henck Arron is een leerling van mijn politieke vriend. Ik dacht dan ook dat de heer Henck Arron van de filosofie van mijn politieke vriend, die - helaas - is overleden, op de hoog¬ te zal zijn. Indien u die politiek wenst te realiseren in Suriname en u mijn medewerking op welke wijze dan ook nodig hebt, hier sta ik, gebruik mij!’136 Arron: Toen konden opeens alle problemen op z’n Surinaams worden op¬ gelost. Lachmon was direct een andere man. Maar ook een heel ander politicus. We hebben toen onder vier ogen - het was een langdurig gesprek - de grond¬ wet doorgenomen, systematisch artikel voor artikel. Lachmon heeft daarna zijn amendementen voorgelegd, die we vrijwel allemaal hebben overgenomen, overigens ook de amendementen van de coalitie. Vervolgens is de grondwet met volstrekte meerderheid van stemmen aangenomen. Drie leden waren er niet: Somohardjo en Dasiman137 zaten in Nederland en Rasam kon wegens familie¬ omstandigheden niet bij de stemming aanwezig zijn. Liesdek-Clarke was er wel. Ook zij heeft vóór gestemd. Vervolgens is alles van een leien dakje gegaan. Tijdens het gesprek onder vier ogen nam Arron namens de regering meerdere voorstellen van de
vhp
over. De oppositie werd in het bijzon¬
der tevredengesteld op het punt van de evenwichtige samenstelling van de krijgsmacht. Hieraan werden in de grondwet en in de bijbehorende memorie van toelichting passages gewijd, die volledig tegemoetkwamen aan haar wensen. Wat betreft het houden van vervroegde verkiezingen deed Arron de belofte binnen acht maanden na de onafhankelijkheid ver¬ kiezingen uit te schrijven, echter met de aantekening dat de partijstruc¬ turen hierover zouden moeten worden geraadpleegd. Voorafgaande aan de stemming liet Lachmon weten dat de oppositie vier amendementen in¬ trok en een vijfde amendement niet in stemming liet brengen. Op 19 no-
228
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
8. Henck Arron en Jagernath Lachmon na de goedkeuring van de grondwet op 19 november 1975
vember werden vervolgens de grondwet en de rijks wet ter beëindiging van het Statuut met algemene (36) stemmen door de Staten van Suriname aangenomen.138 Over de aanvaarding van de grondwet schreef De West: ‘Nadat de voor¬ zitter de uitslag van de stemming bekend had gemaakt, hief het publiek spontaan het Surinaamse Volkslied aan. Ministers, Statenleden en andere aanwezigen vielen in. De premier en de oppositieleider werden omhan¬ gen met kransen. Bloemstukken werden aangeboden. Statenleden felici¬ teerden elkander, soms met een omarming erbij. Buiten de Statenzaal begroette het publiek de geboorte van de Grondwet met het afschieten van vuurwerk. Een deel van de mensen op straat begaf zich in het Staten¬ gebouw om gelukwensen aan te bieden. Het geheel verkeerde in een feestvreugde. Bisschop Zichem kwam persoonlijk zijn felicitatie aanbie¬ den. Zowel de voorzitter der Staten als de premier achtte hetgeen zojuist tot stand kwam het hoogste wat zij in hun politieke loopbaan hebben be¬ reikt. Oppositieleider Lachmon was van oordeel dat er een basis was ge¬ legd voor eenwording.’139 Ook De Ware Tijd stelde vast dat Paramaribo in een feestroes verkeer¬ de. Op straat riepen mensen: we want Arron, we want Lachmon, we want Clarke, we want Hindori. ‘Er heerste een enthousiaste geest van verbroe¬ dering. Er was grote vreugde over de vreedzame oplossing na maanden van
229
stijgende spanning, onbehagen, vrees en begin van gewelddadigheden. Gisteravond om tien voor half zeven is een basis gelegd om van de zo ge¬ mengde bevolking één volk te maken dat aan zijn welvaart moet bouwen met vereende krachten.’140 Ook De Vrije Stem noemde het met algemene stemmen aannemen van de grondwet een ‘bijzonder heuglijk feit’ en hét bewijs dat de kloof tussen oppositie en coalitie niet zo groot was dat deze niet in het landsbelang overbrugd kon worden. De ‘diamanten handdruk’ van Arron had voor de gewenste ontspanning gezorgd tussen de twee machtsblokken, maar volgens de krant de verhouding tussen de de
pnr
onder druk gezet. De
pnr
nps
en
was ontstemd, aangezien het stakings¬
recht niet in de grondwet was opgenomen zoals de partij zich dit had voorgesteld en aangezien Arron afzonderlijk met Lachmon was gaan on¬ derhandelen, waardoor Bruma aan de kant was geschoven en buitenspel was komen te staan.141 Op 20 november werden met algemene stemmen de wetsontwerpen betreffende de nationaliteitenregeling, het militair strafrecht, de militai¬ re strafrechtspleging, het militair tuchtrecht en de taakomschrijving van de krijgsmacht aangenomen. De leden van de oppositie die een jaar daar¬ vóór in het rapport van de Koninkrijkscommissie een minderheidsnota over de nationaliteitenregeling hadden laten opnemen, verheten om principiële redenen vóór de stemming de Statenzaal.142 Als sluitstuk van de marathondebatten werd op 21 november de Surinaamse vlag met alge¬ mene stemmen bij wet vastgesteld.143 Om een tijdige levering van de nieuwe vlag mogelijk te maken, had premier Arron vooruitlopend op het besluit van de Staten bij een Nederlands bedrijf een order geplaatst. Op het moment dat leden van de coalitie en de oppositie over het vlagontwerp debatteerden, was een toestel van de Koninklijke Luchtvaart Maat¬ schappij
(klm)
met exemplaren van het kleurige doek reeds op weg naar
Suriname. Het geluk was met de minister-president. De Staten namen het ingediende wetsontwerp zonder wijzigingen over. De feestelijke apothe¬ ose van zes dagen bijna doorlopend vergaderen werd in de Staten luister bijgezet met de voordracht van gedichten door de leden Bean, Martodihardjo en Raveles. De laatste droeg het bekende gedicht ‘Wan bon’ voor.144 Het goedgekeurde vlagontwerp was het werk van de commissie vlag en wapen van Suriname. Arron had deze adviescommissie onder leiding van Evert Azimullah in juni 1975 geïnstalleerd.145 Aan de commissie wer¬ den 270 vlagontwerpen en 69 wapenontwerpen ter beoordeling voorge¬ legd. Geen van de wapenontwerpen kon de goedkeuring van de commis¬ sie wegdragen. Wel keurden de leden drie vlagontwerpen goed, waarvan twee van de hand van Jack Pinas. De commissie plaatste deze ontwerpen
230
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
in een prioriteitsvolgorde en bracht verslag uit aan Arron. Deze drong aan op het vaststellen van één ontwerp. Hij wenste dat daarbij in ieder ge¬ val zou worden afgezien van het gebruik van een zwarte ster, zoals door Pinas was voorgesteld. Al wilde de ontwerper hiermee vooral de band met de oude vlag symboliseren, een dergelijke kleur zou in combinatie met de eveneens gebruikte kleur rood naar het oordeel van Arron te zeer worden geïdentificeerd met de kleur van de pnr, de partij van Pinas. De commissie besloot na vele gesprekken en consultaties - onder an¬ dere met Pinas - tot een samenvoeging van de drie ontwerpen tot één compositorisch en esthetisch geheel. Van de ontwerpen van Pinas werden de baanverhouding en de kleurensamenstelling overgenomen. De vijf ba¬ nen waren uitgevoerd in de kleuren wit (ktpi), groen (nps) en rood (pnr). Om ook de VHP-kleur in de vlag te verankeren, werd bij de vaststelling van de kleur rood op advies van commissielid Robles de Medina gekozen voor een samenstelling van zes delen karmijnrood en vier delen vermiljoenrood. Die laatste kleur bevat belangrijke bestanddelen oranje, de kleur van de vhp. Uit praktische overwegingen, maar ook om de psv-kleur een plaats te geven in het nationale symbool, werd de vijfpuntige gele ster uit het derde ontwerp gebruikt. Behalve partijpolitieke stromingen repre¬ senteerden de kleuren nationale idealen. Groen stond voor vruchtbaar¬ heid en de hoopvolle verwachting van het nieuwe Suriname, wit voor ge¬ rechtigheid en vrijheid, rood voor vooruitgang en de strijd voor een beter bestaan, geel voor de eenheid van de natie en de gerichtheid op een gou¬ den toekomst. De gele ster zou ook terechtkomen op het nieuwe wapen van Suriname, dat verder onveranderd bleef.146 De bereidheid van Lachmon om op 19 november compromissen te sluiten, werd positief beïnvloed door de opstelling van gouverneur Ferrier. Vóór de brasa met Arron had Lachmon vanuit het Statengebouw naar Ferrier getelefoneerd en hem vervolgens op het paleis het verzoek ge¬ daan of hij de eerste president van de republiek Suriname wilde worden. Lachmon meende dat de naleving van de grondwet onder zijn president¬ schap meer vertrouwen gaf voor de toekomst. De bezittingen van de gou¬ verneur en zijn gezin waren al gepakt en in containers opgeslagen, klaar om te worden verscheept naar Nederland waar Ferrier zich na de soeve¬ reiniteitsoverdracht zou vestigen. Maar omdat duidelijk was dat een posi¬ tieve reactie zou bijdragen aan het staken van Lachmons verzet tegen de onafhankelijkheid, wilde Ferrier diens verzoek inwilligen, op voorwaar¬ de dat zijn presidentschap ad interim zou zijn. Lachmon stemde hiermee in. Een gelijkluidend verzoek van Arron dat hierop volgde, en dat hem ge¬ daan werd namens de ‘gehele ministerraad’ en de ‘ganse bevolking’, werd
231
door Ferrier eveneens aanvaard, zij het met de aanvullende voorwaarde dat Arron de aan de oppositie toegezegde algemene verkiezingen ‘binnen de kortst mogelijke tijd’ zou laten plaatsvinden. Arron was hiermee ak¬ koord gegaan. Aldus zou Ferrier de eerste president van de republiek Suriname worden.147 Was de geste van Arron, die de angel haalde uit de gespannen verhou¬ ding tussen de coalitie en de oppositie, een spontane inval en kwam dit initiatief uit zijn eigen koker? Een feit is dat na de reis van de oppositie naar Nederland achter de schermen door meerdere personen was gepro¬ beerd om te bemiddelen tussen de twee politieke leiders. S.D. Tewarie, invloedrijk zakenman en persoonlijk vriend van Lachmon, zocht op ei¬ gen initiatief contact met Arron, maar kreeg nul op rekest toen hij Arron het verzoek deed de politieke strijd met Lachmon te staken.148 Tegenover Nederlandse ambtenaren liet Lachmon zich in deze dagen ontvallen ge¬ voelig te zijn voor een groots gebaar van Arron en voor een signaal dat deze prijs zou stellen op een gezamenlijke verwezenlijking van de onafhanke¬ lijkheid. Er zijn aanwijzingen dat zijn gesprekspartners Arron telefonisch op de hoogte brachten van deze wens. Lachmon besprak zijn verlangen naar erkenning ook met gouverneur Ferrier, die op zijn beurt dit gegeven in zijn wekelijkse besprekingen met Arron meenam.149 Los van vertegen¬ woordigers van religieuze groepen, werkgevers en vakbonden drongen ook Statenleden in het openbaar aan op een verzoening tussen de twee leiders, zoals zij onder andere in oktober in de Nederlandse Staten Gene¬ raal hadden gedemonstreerd. In feite kreeg Arron de sleutel tot het doorbreken van de patstelling dus door Lachmon zelf aangereikt. Het type stap dat gezet moest worden om de oppositie gunstig te stemmen was Arron met andere woorden be¬ kend. De vorm die het gebaar moest krijgen en het moment van presenta¬ tie stonden daarmee echter nog niet vast. Gezegd moet worden dat Arron de situatie meesterlijk taxeerde, dat zijn timing niets te wensen overliet en dat hij zijn gebaar met maximale uitbuiting van het dramatisch effect voor het voetlicht bracht. Voor Arron was 18 november een hoogtepunt in zijn politieke carrière en een van die momenten dat zijn intuïtie hem feilloos naar het juiste besluit navigeerde. Woorden van Pengel zullen hem in die dagen meer dan eens door het hoofd zijn gegaan: Al houden wij niet van elkaar, laten wij elkaar omhelzen als het landsbelang daarom vraagt.’ DE SOEVEREINITEITSOVERDRACHT
De voorbereidingen voor de soevereiniteitsoverdracht voerden in snel tempo naar de beoogde climax.150 Op 21 november opende premier Arron
232
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
aan de Kleine Waterstraat het Onafhankelijkheidshotel. Het honderd ka¬ mers tellende bouwwerk was in de recordtijd van vijf maanden opgele¬ verd en was bedoeld om onderdak te bieden aan de buitenlandse gasten die de onafhankelijkheidsviering zouden bij wonen. In de nacht van 21 op 22 november werd het standbeeld van koningin Wilhelmina van het Oranjeplein verwijderd en getransporteerd naar een plek achter Fort Zeelandia. Officieel werd als reden voor de verplaatsing opgegeven dat de regering wilde voorkomen dat tijdens de feestelijkheden het beeld door kwaadwil¬ ligen zou worden beschadigd. Maar de symboliek van de handeling kon niemand ontgaan. Met de operatie - die met instemming van Den Haag plaatsvond - nam het kabinet-Arron een voorschot op de nieuwe verhou¬ dingen met Nederland.151 Tijdens een receptie georganiseerd door gouverneur Ferrier deelde premier Den Uyl mee dat het koningin Juliana had behaagd om Ferrier te benoemen tot commandeur in de Orde van de Nederlandse Leeuw en Arron en Wijntuin tot ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Ook andere Surinaamse notabelen waren door de koningin met een onder¬ scheiding bedacht. Op haar beurt had de Surinaamse regering besloten om ter gelegenheid van de soevereiniteitsoverdracht degenen die tot vrij¬ heidsstraffen waren veroordeeld strafvermindering te verlenen. Als ge¬ volg van deze gratiëring zouden per 1 december 46 gedetineerden in vrij¬ heid worden gesteld. Van een aantal gedetineerden werd de levenslange gevangenisstraf omgezet in een gevangenisstraf van 25 j aar.152 Op maandag 24 november werd in de voorzitterskamer van het parle¬ mentsgebouw de nieuwe Surinaamse vlag ingezegend door voorgangers van de rooms-katholieke kerk, de Evangelische Broedergemeente en de moslimgemeente. Diezelfde avond bood de Surinaamse regering haar of¬ ficiële gasten een staatsbanket aan in hotel Torarica. Tot de aanwezigen behoorden onder andere prinses Beatrix en prins Claus, premier Den Uyl, de ministers Pronk en De Gaay Fortman en de premiers van de Neder¬ landse Antillen en Grenada. Later die avond vonden in een afgeladen Suriname-stadion (thans André Kamperveen-stadion) verschillende ma¬ nifestaties plaats. De onderscheiden bevolkingsgroepen trokken in een défilé aan de toeschouwers voorbij. De festiviteiten eindigden met het strijken van de Nederlandse vlag en het zingen van het Wilhelmus, het hijsen van de Surinaamse vlag door politieman Frank Jong Loy153 en het zingen van Opo kondre man un opo!154, en het afsteken van een groot vuur¬ werk. Frifrifri (vrij, vrij, vrij) klonk het klokslag twaalf uur door het stadi¬ on. Mensen juichten, dansten, zongen, sloegen elkaar op de schouder en omhelsden elkaar. Aangespoord door gouverneur Ferrier deden Arron en
233
9- Henck Arron, Olton van Genderen, prinses Beatrix, Johan Ferrier en Jagernath Lachmon in het Suriname-stadion op 25 november 1975
Lachmon ten overstaan van de verzamelde menigte hun brasa nog een keer over. De geboorte van de republiek Suriname - de 156ste soevereine staat ter wereld - was een feit.155 De volgende dag vond om 9.00 uur de soevereiniteitsoverdracht plaats in een buitengewone openbare vergadering van de Staten van Suriname. Deze vergadering werd gehouden in de Centrumkerk.156 Tot de plechtig¬ heden behoorden de ondertekening van de Akte van Soevereiniteit door de aanwezige ministers en de beëdiging van de eerste president van Suriname, Johan Ferrier. Deze legde in handen van parlementsvoorzitter Wijntuin de eed af. In toespraken roemden Ferrier, Den Uyl, Evertsz, Arron, Wijntuin, Lachmon en Nooitmeer de recent gedemonstreerde saamhorigheid, wezen zij op het belang van de beschikbaarheid van een solide grondwet en presenteerden zij als een grondhouding de verplich¬ ting die op alle Surinamers rustte om het land volgens de parlementairdemocratische traditie tot verdere ontwikkeling te brengen. Arron richtte zich in het bijzonder tot de Surinamers in het buitenland. Hij liet weten dat op hun terugkeer werd gewacht en dat de regering hoopte hen spoedig op Surinaams grondgebied te kunnen verwelkomen.157 Na de bijeenkomst in de Centrumkerk werden een aantal overeen¬ komsten met Nederland ondertekend. Arron en Den Uyl plaatsten op het ministerie van Algemene Zaken hun handtekening onder het ontwikke-
234
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
xo. Wilhelm de Gaay Fortman, Joop den Uyl en Henck Arron bij de soevereiniteitsoverdracht op 25 november 1975 (op de achtergrond in het midden: Jan Pronk)
lingssamenwerkingsverdrag, de ministers Cambridge en Pronk voorzagen op het ministerie van Opbouw een bijbehorend protocol van procedure¬ regels van hun handtekening.158 De bevolking vierde uitgelaten feest in de straten van Paramaribo. Op de plaats die niet langer Oranjeplein maar Onafhankelijkheidsplein heette, vormden in groen, rood, wit en geel ge¬ hulde schoolkinderen de Surinaamse vlag. ’s Avonds werden de festivitei¬ ten officieel afgesloten met een staatsbal in hotel Torarica. Naderhand zou Arron nog vaak memoreren dat op 25 november niet wan dagu ben fet’ nanga wan puspusi (niet eens één hond met één kat had gevochten) om te benadrukken dat de soevereiniteitsoverdracht in een harmonieuze sfeer had plaatsgevonden.159 De Vrije Stem sprak van een waardig feest van verbroedering en uit¬ bundigheid.160 De West memoreerde het wonder van de omhelzing en de feestelijkheden in het Suriname-stadion, maar constateerde dat er nog veel problemen om een oplossing vroegen en dat alle burgers eraan dienden bij te dragen dat Suriname een democratisch bestuurd land bleef.161 In een bijzondere rede, getiteld Aan alle Surinamers in alle delen der wereld stond Arron met trots stil bij het heuglijke feit dat Surinamers op 25 november 1975 bewust bezit namen van hun grondgebied, ‘de primaire bron van ons bestaan’ en de ‘grondslag van onze eenheid’. De Surinaamse nationa¬ liteit diende als eigendomsbewijs voor deze grond. Wie deze nationaliteit
235
niet bezat, kon volgens hem niet bewijzen recht op deze grond te hebben. Arron verklaarde het te betreuren dat vele Surinamers dit bewijs van ei¬ gendom niet bezaten, omdat zij bij gebrek aan geloof in eigen kunnen verkozen hadden zich in het buitenland te vestigen. Hij riep hen op naar Suriname terug te keren, stelde hun in het vooruitzicht dat zij liefdevol zouden worden ontvangen en deed de belofte dat zij hun eigendomsrecht automatisch terug zouden krijgen. Indachtig de woorden die hij in Marcanti had gesproken, herhaalde Arron dat Surinamers in den vreemde al¬ tijd de status van gast zouden blijven houden.162 Om al te hoge verwachtingen te temperen en zijn landgenoten een realistisch perspectief aan te reiken, benadrukte Arron dat Surinamers, nu zij onafhankelijk waren geworden, niet te veel tegelijk zouden moe¬ ten willen: ‘De omstandigheid dat velen in ons land in een welvaartstaat zijn opgeleid en opgevoed brengt het gevaar met zich mee dat wij de ver¬ worvenheden van deze rijke landen ook hier onmiddellijk gerealiseerd willen zien.’163 De gerichtheid op de verworvenheden van andere landen maakte Surinamers volgens Arron onbewust vreemdeling in eigen land. Deze oriëntatie werkte ontevredenheid, gemakzucht en passiviteit in de hand en creëerde een mentaliteit ‘waarbij men zichzelf belangrijk wil maken door rechtstreeks of zijdelings te wijzen op fouten van anderen’. In plaats van zichzelf op de voorgrond te plaatsen, was het naar het oor¬ deel van Arron zaak om het land centraal te stellen, om wensen en ver¬ langens geduldig aan te passen aan de eigen inkomsten en om werklust en offervaardigheid aan de dag te leggen: ‘Onze filosofie zal moeten zijn: “Geef mij een vis en ik zal u dankbaar zijn, maar geef mij de visnetten en ik zal zelfstandig zijn.”164 Eens zullen ook wij ons de weelde van de wel¬ vaartstaat kunnen veroorloven, maar deze willen wij zelf veroveren en zelf bepalen.’165 Arron wees op het belang van vrijheid, verantwoordelijkheidszin en discipline, principes die hun vertaling hadden gekregen in de grondwet, het fundament van de democratie en de rechtsstaat, en de hoeksteen van de toekomstige welvaart. Het democratisch systeem diende volgens Arron niet alleen te worden gehandhaafd, maar ook verder te worden ontwik¬ keld en uitgebouwd. De menselijke rechten en vrijheden dienden naar zijn zeggen tot elke prijs te worden beschermd, nageleefd en gewaarborgd. Zoals hij eerder bij de behandeling van de regeringsverklaring uiteen had gezet, benadrukte hij dat dankzij een verhoogde krachtsinspanning ‘een nieuw en beter Suriname’ gerealiseerd zou kunnen worden. Een ‘waar¬ achtig nationalisme’ diende de pijler te zijn waarop ‘onze toekomstige ontwikkeling, groei en stabiliteit zullen zijn gefundeerd. Dit nationalis-
236
VADER VAN DE ONAFHANKELIJKHEID: FINALE
me is een onmisbaar instrument voor eenwording en eensgezindheid en het zal ook dit nationalisme zijn dat het gevoel van lotsverbondenheid zal vergroten.’166 In een dankwoord, uitgesproken op 30 november, aan de vooravond van zijn vertrek naar de Verenigde Naties
(vn),
gaf Arron uiting aan zijn
trots op wat hij omschreef als de waardige en respectvolle wijze waarop het Surinaamse volk zich tijdens de onafhankelijkheidsviering aan de wereld had gepresenteerd. Hij roemde de eenheid en eensgezindheid die aan de dag waren gelegd en de professionaliteit en flair waarmee de bui¬ tenlandse gasten in Suriname waren ontvangen. Het was Arrons overtui¬ ging dat Surinamers ook in de toekomst hun verantwoordelijkheid als burgers van een soevereine staat zouden nemen en aan elkaar zouden doorgeven. Naar zijn oordeel onderschreef het Surinaamse volk waarden die internationaal als fundamenteel werden beschouwd: vrede, menslie¬ vendheid, solidariteit, wederzijds respect en eerbiediging van democra¬ tische principes. Op grond hiervan waren Surinamers volgens hem be¬ reid met iedereen vriendschappelijke betrekkingen te onderhouden en bij te dragen aan wereldvrede en mondiale vooruitgang. Arron kondigde aan de Algemene Vergadering van de
vn
in deze geest te zullen toespre¬
ken, niet namens de Surinaamse regering of het Surinaamse parlement, maar namens het Surinaamse volk.167
237
'
VI Het primaat van de partijpolitiek: Zelfverzekerd voorwaarts
De brasa van Arron en Lachmon straalde positief af op de verhoudingen in de republiek en versterkte het imago van een harmonieuze samenleving dat Suriname wenste uit te dragen, zeker na de toelating van het land tot de Verenigde Naties. De populariteit van Arron reikte tot grote hoogte. De onafhankelijkheid werd nadrukkelijk met zijn persoon vereenzelvigd en hij was het die er als politicus de meeste eer mee inlegde. Toch waren de wittebroodsweken van de republiek van korte duur. Anders dan hij Lach¬ mon in de debatten aan de vooravond van de soevereiniteitsoverdracht had toegezegd, zag Arron in de zomer van 1976 af van het organiseren van ver¬ vroegde verkiezingen. Dit besluit oogstte veel kritiek. Het verbreken van de belofte aan Lachmon deed de spanningen tussen de coalitie en de opposi¬ tie op volle sterkte terugkeren en verlamde de parlementaire arbeid. Begin 1977 kreeg de regering te maken met een corruptieschandaal. Dit leidde tot het aftreden van een KTPi-minister. Dat de bewindsman te¬ vens voorzitter van de
ktpi
was en door de rechter tot een gevangenis¬
straf werd veroordeeld, was niet bevorderlijk voor de onderlinge verhou¬ dingen. Aan de samenwerking met de
pnr
kwam later dat jaar een einde.
Er volgden verkiezingen, die de krachtsverhoudingen in het parlement onveranderd lieten. Arron formeerde zijn tweede kabinet. De plaats van de
pnr
in de coalitie werd ingenomen door de
hpp.
Lachmon werd weder¬
om gedwongen in de oppositiebanken plaats te nemen. De vhp hield vol dat de coalitie had gefraudeerd met stemmen en zich op oneigenlijke gronden had uitgeroepen tot winnaar van de verkiezingen. De regering ontkende. Het lukte Arron de politieke strubbelingen in goede banen te leiden, maar tot zijn leedwezen moest hij vaststellen dat de opbouw van een nieuw Suriname en de creatie van de nieuwe Surinamer niet de aandacht kre¬ gen die hij zich vooraf had gewenst. De lange en intensieve werkdagen die hij maakte, trokken een wissel op zijn gezondheid. Begin 1978 werd Arron opgenomen in het academisch ziekenhuis. Vastgesteld werd dat hij door een licht hartinfarct was getroffen. Na zes weken revalideren gaven de behandelende artsen hem toestemming zijn werk te hervatten.
239
ïi. Henck Arron presenteert de soevereine staat Suriname bij de vn op 4 december 1975
TOETREDING TOT DE VERENIGDE NATIES
Op 1 december verleende de Veiligheidsraad zijn goedkeuring aan de toe¬ lating van Suriname tot de vn.1 Aansluitend presenteerde Arron op 4 de¬ cember de onafhankelijke republiek Suriname voor het oog van de we¬ reld tijdens een speciale bijeenkomst van de Algemene Vergadering. Het verheugde hem dat deze datum samenviel met de verjaardag van zijn echtgenote.2 Nadat de Algemene Vergadering met algemene stemmen Suriname als lidstaat had toegelaten, sprak Arron woorden van dank uit voor het welkom dat de lidstaten Suriname hadden bereid. Hij wees erop dat 25 november 1975 het begin markeerde van Suriname als soevereine staat: ‘Het is daarom op zijn plaats dat wij eer betuigen aan al die dappere mannen en vrouwen die het hoogste offer hebben gebracht en wier bloe¬ dige revolutie tegen de slavernij leidde tot de afschaffing daarvan op 1 juli 1863. Vanaf 15 december 1954 zijn wij autonoom in de binnenlandse aan¬ gelegenheden en wij hebben het volste vertrouwen dat de ervaring die wij gedurende al deze jaren hebben opgedaan ons in staat zal stellen om als volwaardige natie deel te hebben aan internationale aangelegenhe¬ den [...].’ Volgens Arron hadden ‘de eigen vrije wil van het Surinaamse volk’ en de medewerking van Nederland en de Nederlandse Antillen aan de onafhankelijkheid ten grondslag gelegen. Hij merkte op dat Suriname op een waardige wijze wenste samen te werken met de rijke landen in de
240
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
12. Surinaamse delegatie bij de presentatie van Suriname bij de vn op 4 december 1975
(voorv.l.n.r.: HenckArron, Eddy Hoost en Emile Wijntuin; achterv.l.n.r.: Henk Heidweiller, Jagernath Lachmon en Rufus Nooitmeer)
wereld, zoals Nederland, en met de ontwikkelingslanden, in het belang van de verbetering van eikaars levenskansen. De toelating werd luister bijgezet door zangeres en actrice Pearl Bailey. Als speciaal ambassadeur bij de
vn
sprak zij de Surinaamse delegatie toe. ‘You walk with dignity’,
galmde haar stem door de zaal. De Surinaamse delegatie voelde zich op¬ getild door haar woorden.3 Daags na de toelating van Suriname werd voor het hoofdkwartier van de vn de Surinaamse vlag gehesen. In een toespraak die aan de vlagceremonie voorafging, heette secretaris-generaal Kurt Waldheim Suriname officieel welkom als 144ste lid. Hij verklaarde er alle vertrouwen in te hebben dat Suriname volwaardig zou bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie. De plechtigheid werd besloten met een lunch die de secretaris-generaal Arron aanbood.4 Na dit middagmaal was Arron het middelpunt van een receptie voor het corps diplomatique en vertegenwoordigers van het vN-secretariaat. In het weekend van 6 en 7 december organiseerde de Surinaamse diplomatieke vertegenwoordiging een receptie voor de Surinaamse gemeenschap in de Verenigde Staten. Ook daar gaf Arron acte de présence. Op 8 december trad Arron op als gastheer tijdens een diner dat de
241
Surinaamse regering aanbood aan de ambassadeurs van de landen van het Westelijk Halfrond. In een toespraak in het Spaans en het Engels be¬ nadrukte Arron de vriendschappelijke betrekkingen die Suriname met de betrokken landen wenste te onderhouden en identificeerde hij als ge¬ meenschappelijke belangen de strijd tegen slavernij en kolonialisme en de oplossing van de sociaal-economische en politieke vraagstukken waar¬ voor het Westelijk Halfrond zich zag gesteld. Eerder op de dag was de Surinaamse delegatie een lunch aangeboden door de Permanente Verte¬ genwoordiger van het Koninkrijk der Nederlanden bij de
vn.
Staats¬
secretaris van Buitenlandse Zaken P.H. Kooijmans had bij die gelegen¬ heid de overtuiging uitgesproken dat Suriname en Nederland hun goede relaties zouden voortzetten.5 Voor Arron was de toetreding van Suriname tot de
vn
een tweede
hoogtepunt in zijn politieke carrière. Het vervulde hem met blijdschap en trots dat de republiek door de wereldgemeenschap als een onafhanke¬ lijke staat werd erkend, dat de voormalige kolonie op een genereuze wij¬ ze was verwelkomd door de volkerenorganisatie en dat het land in het vervolg op voet van gelijkwaardigheid met andere lidstaten kon meepra¬ ten over mondiale vraagstukken. Het deed Arron bovendien genoegen dat de Surinaamse delegatie vertegenwoordigers van de coalitie én de op¬ positie telde. Vooral de aanwezigheid van VHP-leider Lachmon betekende niet alleen de inlossing van een belofte die de premier hem enkele weken daarvoor had gedaan, maar weerspiegelde ook de sfeer van samenwer¬ king en verzoening waarin de soevereiniteitsoverdracht uiteindelijk zijn beslag had gekregen.6 In de maanden die volgden, trad Suriname toe tot verschillende an¬ dere multilaterale organisaties. Daarbij hoorden diverse gespecialiseerde organisaties van de vn, zoals de Food and Agriculture Organization de World Health Organization zation
(ilo)
Organization
(who),
(fao),
de International Labour Organi¬
en de United Nations Educational, Scientific and Cultural (unesco).
Ook de Groep van 77 van de United Nations
Conference on Trade and Development (unctad ) en de Economie Commission for Latin America and the Caribbean
(eclac)
maakten deel uit
van deze categorie.7 Van bijzonder belang was de aansluiting van Suriname bij de Lomé Conventie. Dit was een akkoord dat de negen lidstaten van de
eeg
op 28
februari 1975 hadden gesloten met 46 landen uit Afrika, de Caraïben en het Stille Oceaan-gebied. Het doel van het verdrag was het versterken van de sociaal-economische ontwikkeling van de landen van de African, Caribbean and Pacific Group of States
242
(acp).
De Surinaamse regering
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
hechtte grote waarde aan het continueren van de relaties met de
eeg
vanwege de beschermde status die Surinaamse rijst, suiker en banaan op de Europese markt genoten en vanwege de mogelijkheid om middelen te verwerven uit het EEG-Ontwikkelingsfonds en bij de Europese Inves¬ teringsbank. In zijn vergadering van 14 juli 1976 keurde de ACP-EEG-ministerraad de toetreding van Suriname tot de Lomé Conventie met alge¬ mene stemmen goed. In zijn dankwoord roemde Arron de eenheid en solidariteit binnen de ACP-groep, zijns inziens het fundament van de on¬ derhandelingspositie van de landen tegenover de
eeg.
Hij verklaarde dat
Suriname gemotiveerd zou bijdragen aan de totstandbrenging van een meer rechtvaardige en evenwichtige economische verhouding tussen de betrokken ontwikkelde landen en de ontwikkelingslanden.8 Suriname trad op 22 februari 1977 als 26ste lid toe tot de Organization of American States
(oas).
In Washington ondertekende Arron het hand¬
vest van de organisatie en het Protocol van Buenos Aires en sprak deels in het Engels, deels in het Spaans de vergadering toe. Hij liet weten dat Suriname zich ‘volkomen geïntegreerd’ achtte in de Latijns-Amerikaanse regio en verklaarde dat de permanente vertegenwoordiger van Suriname bij de
oas,
R.F. Karamat, zich zou inspannen om de diplomatieke relaties
van Suriname met de andere lidstaten uit te breiden en te verdiepen. Arron bracht hulde aan Simón Bolivar, geestelijk vader van de beweging tot eenheid onder de Amerikaanse staten, en sprak de hoop uit dat de
oas
zou bijdragen aan de totstandbrenging van een nieuwe economische we¬ reldorde. In Washington voerde Arron verder besprekingen met leden van het Amerikaanse Congres, met de Amerikaanse minister van Buiten¬ landse Zaken Cyrus Vance en met vertegenwoordigers van de World Bank, het International Monetary Fund
(imf)
en de Inter-American Develop-
ment Bank (1 db).9 In december van dat jaar trad Suriname tot voornoem¬ de organisaties toe.10 Op 6 september 1979 zette de Surinaamse regering een volgende stap op het gebied van haar multilaterale betrekkingen. De republiek trad toe tot de Non-Aligned Movement
(nam),
de Beweging van Niet-Gebonden
landen, tijdens de zesde topconferentie van de organisatie in Havana. Tot de nieuwe lidstaten die werden toegelaten, behoorde ook Grenada, waar in maart van dat jaar een staatsgreep Maurice Bishop aan de macht had gebracht.11 Het speciaal voor de conferentie gebouwde complex van za¬ len, restaurants en winkels had us$ 22 miljoen gekost en overweldigde de Surinaamse delegatie door zijn omvang, comfort en strenge veiligheids¬ voorzieningen. De inrichting van de villa waar Arron was ondergebracht, stak schril af bij het beeld dat hij zich van de levensomstandigheden op
243
het eiland had gevormd. Tijdens zijn bezoek zou hij niet de gelegenheid krijgen deze omstandigheden in ogenschouw te nemen.12 In zijn toespraak tot de
nam
op 3 september legde Arron in nuchtere
bewoordingen en wars van het radicalisme dat de redevoeringen van ver¬ tegenwoordigers van veel andere lidstaten kenmerkte, de nadruk op het verkrijgen van economische zelfstandigheid als follow-up van de politie¬ ke onafhankelijkheid die de aangesloten landen eerder hadden verwor¬ ven. Hij verklaarde dat de belangrijkste opdracht van de
nam
eruit be¬
stond om in eenheid en solidariteit te streven naar de ‘verwezenlijking van een progressieve omvorming van de internationale politieke en eco¬ nomische structuur van onze wereld’. Hoewel dit als een moeilijke taak gold en er nog een lange weg te gaan was, meende Arron dat de organisa¬ tie de plicht had om met een verhoogde inspanning dit doel naderbij te brengen.13 Tegenover een journalist verduidelijkte hij: ‘We vragen geen aalmoes. Wat we willen is ons rechtmatig aandeel in de productie van de wereldeconomie.’14 Onomstreden was de toetreding van Suriname niet. De directe aan¬ vaarding van het lidmaatschap van deze organisatie riep de vraag op of Suriname niet beter eerst, zoals St. Lucia en Dominica, een waarnemers¬ status had kunnen aanvragen, gelet op het feit dat Cuba in de persoon van Fidel Castro de komende vier jaar zou optreden als voorzitter van de or¬ ganisatie en meerdere lidlanden voorstander waren van samenwerking met Moskou.15 Vanuit het gangbare diplomatieke beginsel dat het aanbe¬ veling verdient om zo veel mogelijk vrienden in de wereld te hebben, was Arron echter overtuigd van de juistheid van toetreding van Suriname tot de
nam.
Hij voelde zich ook persoonlijk aangesproken door de grondslag
van de organisatie: het voeren van een onafhankelijke, op vreedzame co¬ ëxistentie gebaseerde politiek gericht op de liquidatie van alle vormen van buitenlandse overheersing en agressie. Meer specifiek onderschreef hij de noodzaak van een nieuwe internationale economische orde, een ideaal dat de
nam
in 1973 had geproclameerd tijdens de vierde topconfe¬
rentie in Algiers.16 Van de vijf geestesvaders van de
nam
- Sukarno, Nehru, Nasser,
Nkrumah en Tito - was alleen de laatste nog in leven. Hoewel op leeftijd en zich moeizaam voortbewegend in een rolstoel straalde Tito op de con¬ ferentie onverminderd gezag uit. Onder de aanwezigen dwong hij boven¬ dien veel respect af, ook bij gastheer Fidel Castro. Een persoonlijke ont¬ moeting met Castro, in gezelschap van alleen ambassadeur Heidweiller en zijn echtgenote, rekende Arron tot de hoogtepunten van zijn bezoek aan Cuba. Ook voelde hij zich gestreeld door het verzoek aan de Suri-
244
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
naamse delegatie om als rapporteur op te treden tijdens de conferentie. In het verlengde van de topontmoeting zou Castro aandringen op de ves¬ tiging van een Cubaanse ambassade in Paramaribo. Arron vond dat er geen overtuigende argumenten waren om dit verlangen niet te honore¬ ren. De demissionaire status van zijn regering zou echter verhinderen dat de opening van deze ambassade tijdens zijn ambtstermijn haar beslag zou krijgen.17 De toetreding tot de
vn
en de
nam
bepaalde het kader waarbinnen
Suriname in de tweede helft van de jaren zeventig zijn multilaterale rela¬ ties gestalte gaf. De lidmaatschappen van internationale organisaties lie¬ ten een voor de hand liggend patroon zien en verbonden het land met de westerse en de niet-westerse wereld. Hoewel zijn affiniteit met de wes¬ terse wereld groter was, erkende Arron de voordelen van nauwere banden met landen die tot de derde wereld werden gerekend. Naar zijn mening diende echter onder alle omstandigheden een gematigde en zakelijke buitenlandse politiek de boventoon te voeren. Er kon moeilijk aan voorbij worden gegaan dat Suriname een klein land was dat met geringe midde¬ len en beperkte menskracht aansluiting probeerde te vinden bij de inter¬ nationale gemeenschap. De republiek verkeerde nog in de opbouwfase van de ontwikkeling van een eigen buitenlands beleid en was nog zoe¬ kende naar een aanpak en rol die pasten bij een bescheiden nieuwkomer op het mondiale toneel.18 VERBREKING VAN DE BELOFTE AAN LACHMON
Oppositieleider Lachmon had het mogelijk gemaakt dat de onafhanke¬ lijkheid van Suriname met steun van het voltallige parlement kon worden gerealiseerd nadat Arron had toegezegd dat er binnen acht maanden ver¬ kiezingen zouden worden gehouden. Hoewel Arron aan zijn belofte de voorwaarde had verbonden dat de partijorganen met dit besluit zouden moeten instemmen, beschouwde de oppositie de handreiking als een harde afspraak. Lachmon ging er vanuit dat de regeringsleider zijn gege¬ ven woord gestand zou doen. Ook de publieke opinie twijfelde hier niet aan. Aanvankelijk wees weinig erop dat de ontwikkelingen een andere wending zouden nemen. Tijdens een informele bijeenkomst op
30
de¬
cember van parlementariërs en ministers had het NPK-lid Nooitmeer in herinnering geroepen dat de oppositie de onafhankelijkheid lange tijd beschouwd had als een sprong in een leeg zwembad. De VHp’er Mungra had daar olijk op ingehaakt door te memoreren dat de oppositie nog net op tijd water in het lege bad had laten lopen. Arron stelde berustend vast
245
dat er altijd wel strijd zou zijn tussen coalitie en oppositie en dat dit ook niet bezwaarlijk was, zolang het nationaal belang voor ogen werd gehou¬ den en debatten neerkwamen op familie kijven, familie blijven.19 In zijn Nieuwjaarstoespraak sprak hij monter over de nieuwe geest die in het Surinaamse volk was gevaren en die zich richtte op het ‘bouwen aan een eigen toekomst’ en een ‘geloof in eigen kunnen’.20 Op bezoek in Nederland riep Lachmon in een televisie-uitzending zijn landgenoten op om terug te keren naar Suriname om het land mee te helpen opbouwen. Er waren verkiezingen in aantocht en het was van het grootste belang dat zo veel mogelijk kiezers daaraan deelnamen.21 Hindori - monddood gemaakt door zijn partijgenoten en officieus een eigen frac¬ tie vormend - was de eerste die Arron via een interpellatievoorstel ver¬ zocht de datum van de toegezegde verkiezingen bekend te maken.22 Arron liet via de media weten dat hij binnen acht maanden de partij organen zou raadplegen over de te houden verkiezingen. Hij maakte er geen geheim van niet warm te lopen voor een vervroegde electorale krachtmeting. Naar zijn verwachting zou deze een vertragend effect hebben op de ont¬ wikkeling van het land en daarmee een negatieve weerslag op het inves¬ teringsklimaat. Lachmon weigerde in deze gedachtegang mee te gaan. Hij verklaarde ervan overtuigd te zijn dat de minister-president het volk niet teleur zou stellen. De sfeer van verzoening, ontspanning en rust diende volgens Lachmon in de geest van 19 november gehandhaafd te blijven. De vHP-leider maakte kenbaar het aantreden van een brede coa¬ litie van Hindostanen en Creolen na de verkiezingen toe te juichen. Hij verklaarde er geen moeite mee te hebben als Arron leider van een derge¬ lijke coalitie zou worden, mits de pnr van regeringsdeelname zou wor¬ den uitgesloten.23 Desondanks hielden ingewijden er rekening mee dat het plan om op korte termijn verkiezingen te organiseren van de baan was. Een gang van het volk naar de stembus kwam Arron niet gelegen, omdat hij als rege¬ ringsleider nog onvoldoende aansprekende resultaten kon laten zien. En met een belangrijk deel van zijn electoraat in Nederland was Lachmon nog onvoldoende op sterkte om het tweegevecht met de npk te kunnen aangaan. Tegenover de Nederlandse ambassadeur Leopold had Arron zich laten ontvallen dat Lachmon om die reden helemaal geen verkiezin¬ gen wilde. Hij zocht naar een excuus om hier onderuit te komen zonder in het openbaar zijn eis te hoeven laten vallen.24 Op 1 maart 1976 was de Surinaamse regering de operatie Kapu Tjin a No Sjin (riet kappen is geen schande) gestart. Deze nationale campagne deed een appèl op burgers om inhoud te geven aan waarden als daadkracht,
246
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
zelfopoffering en patriottisme. De actie richtte zich niet in de eerste plaats op het verhogen van de nationale suikerproductie, maar op het be¬ strijden van het vooroordeel dat landarbeid slavenwerk was. Om tot ont¬ wikkeling te komen, diende een natie naar het oordeel van de regering te beschikken over werknemers die in alle economische sectoren inzetbaar waren. De bevolking voorzag zichzelf van een brevet van onvermogen als het voor minder gewilde banen gastarbeiders bleef aantrekken uit nabu¬ rige landen, zoals Guyana en Haïti.25 De campagne bestond uit een bezoek dat kopstukken van het kabinet-Arron aan suikeronderneming Mariënburg brachten. Dit bedrijf, tus¬ sen 1880 en 1964 eigendom van de Nederlandsche Handel-Maatschappij (nhm),
was in 1974 tegen betaling van een symbolisch bedrag in handen
van de staat gekomen. Ministers begaven zich naar de suikerrietvelden waar zij in gezelschap van honderden vrijwilligers met veel flair een de¬ monstratie rietkappen verzorgden. Met opgestroopte mouwen en stralen¬ de gezichten verrichtten Arron, Van Genderen, Venetiaan, Bruma, Hoost en anderen het zware werk. Hun manhaftige poses werden op foto en film vastgelegd en via televisie en kranten onder de aandacht van de be¬ volking gebracht. De boodschap was duidelijk: deze politici namen hun verantwoordelijkheid, voelden zich niet te groot om arbeid te verrichten dat ten onrechte een minderwaardige status had en nodigden landgeno¬ ten uit om hun voorbeeld te volgen. Hoewel de campagne als een rege¬ ringsinitiatief werd gepresenteerd, hadden de
nps
en de
pnr
aan de wieg
van het project gestaan.26 Het zou te gemakkelijk zijn om de campagne af te doen als een naïef experiment in de socialistisch-realistische traditie. Daarvoor was de op¬ roep van te veel oprecht enthousiasme en idealisme doortrokken. De ac¬ tie illustreerde vooral de roes van de maanden net na de soevereiniteits¬ overdracht en van het geloof in de maakbaarheid van de samenleving. De campagne was vrij gemodelleerd naar het Cubaanse streven in 1970 om een record van 10 miljoen ton suiker te oogsten.27 De verrichtingen in het Commewijne-district zorgden voor een kortstondige opleving van natio¬ nalistisch elan, maar sorteerden niet het effect dat de initiatiefnemers voor ogen had gestaan. De suikerproductie op Mariënburg zou afhanke¬ lijk blijven van arbeiders uit de regio.28 In april merkte Arron tijdens een werkbezoek aan Nickerie op geen heil te zien in vervroegde verkiezingen. Hij vroeg aandacht voor de har¬ monie die er onder de bevolking heerste en benadrukte dat prioriteit moest worden gegeven aan het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten. Verkiezingen zouden te veel onrust veroorzaken en de stabiliteit in het
247
land onnodig op de proef stellen. Anders dan tegenstanders van de coali¬ tie wel beweerden, leefde de bevolking naar het oordeel van Arron niet in onmin met de regering. Was dit wel het geval, dan waren vervroegde ver¬ kiezingen naar zijn mening op hun plaats.29 Het oppositielid Ch. Tilakdharie stelde vast dat Arron zich bediende van de Burnham-strategie: ontkennen dat er verkiezingen in aantocht zijn en deze dan plotseling binnen een termijn van dertig dagen uitschrij¬ ven. Door op de gebruikelijke wijze verkiezingen te organiseren zou de regering volgens Tilakdharie het signaal afgeven dat zij zichzelf niet bo¬ ven het volk verheven voelde.30 Lachmon memoreerde tijdens de viering van de veertigste verjaardag van Arron dat er tussen hem en de jarige me¬ ningsverschillen bestonden, maar dat beide politici elkaar toch op een fundamenteel moment gevonden hadden.31 In antwoord op twee brieven die hij Arron kort hierna schreef en waarin hij de premier verzocht om overleg over een geschikte verkiezingsdatum32, nodigde de minister-president Lachmon uit voor een onderhoud. De twee leiders spraken elkaar op 13 mei op het ministerie van Algemene Zaken. Het enige dat zij na af¬ loop wensten prijs te geven, was dat zij hun gesprek eind juni zouden ver¬ volgen.33 Volgens George Hindori - die zich half maart van de vHP-combinatie had afgesplitst en sindsdien een eenmansfractie in het parlement vorm¬ de34 - was het een veeg teken dat Lachmon met deze afspraak had inge¬ stemd. Dit wees er naar zijn zeggen op dat er geen verkiezingen binnen de toegezegde periode zouden plaatsvinden. Na het onderhoud van eind juni zou er immers nog maar een maand resteren om de verkiezingen eind juli, wanneer de acht maanden verstreken zouden zijn, te laten plaatsvin¬ den. Het was onmogelijk om binnen die termijn de beoogde stembus¬ gang volgens de regels te organiseren. In dit verband achtte Hindori het veelzeggend dat Lachmon er tot dat moment vanaf had gezien deze kwes¬ tie in het parlement aanhangig te maken.35 De Ware Tijd ging nog een stap verder en concludeerde dat er in 1976 überhaupt geen verkiezingen te verwachten waren. De coalitie en de op¬ positie waren nog niet met de noodzakelijke voorbereidingen begonnen en zouden hier ook geen aanstalten mee willen maken. De krant herhaal¬ de dat parlementariërs van de coalitie tegen vervroegde verkiezingen wa¬ ren aangezien zij voorrang wensten te geven aan het realiseren van ont¬ wikkelingsprojecten. De
VHP
zou huiverig staan tegenover verkiezingen
aangezien een deel van haar achterban naar Nederland was gemigreerd, waardoor het voor de partij moeilijk zou worden om een parlementaire meerderheid te behalen.36 De West voegde hieraan toe dat de vhp zich te-
248
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
meer in een lastig parket bevond, omdat de partij Liesdek-Clarke en Somohardjo als dank voor bewezen diensten zou moeten belonen. Hierdoor zou er minder ruimte op de verkiezingslijst zijn voor Hindostanen. Ten slotte zou de afscheiding van Hindori naar verwachting een electorale aderlating tot gevolg hebben. Diens (niet gering geachte) aanhang zou weigeren zijn stem nog langer op de vh p uit te brengen.37 Van de coalitiepartijen verzette de
pnr
zich met kracht tegen ver¬
vroegde verkiezingen. Bruma had afwijzend gestaan tegenover de belofte van Arron aan Lachmon en was niet van standpunt hierover veranderd. De PNR-cultuur was wars van compromissen, zeker met een volgens de partij etnisch geprofileerd en conservatief politicus als Lachmon.38 De nps
wilde het voortbestaan van de coalitie niet in gevaar brengen, maar
had wel steeds meer te stellen met de
pnr.
Door de
den lieten zich regelmatig kritisch uit over
pnr
geleide vakbon¬
nps-kopstukken
en over de
leiding van de Moederbond. Daarnaast waren er in toenemende mate wrijvingen tussen de twee partijen over benoemingen. In Nps-kringen nam bovendien de irritatie toe over het slecht functionerende cis, dat er maar niet in slaagde de bevolking stelselmatig van betaalbare basispro¬ ducten te voorzien. Prijscontroleurs traden streng op tegen winkeliers in overtreding, maar konden niet verhinderen dat handelaren in en rond de centrale markt ongestraft prijzen voor hun producten vroegen die boven de vastgestelde maxima lagen. Minister Bruma bleek niet bij machte om dit tij te keren.39 Volgens Lachmon waren de conclusies van de krantenredacties voor¬ barig. Naar zijn zeggen hadden hij en Arron nog geen definitieve afspra¬ ken gemaakt over vervroegde verkiezingen. Deze dienden er wat hem be¬ treft gewoon te komen, aangezien op een Statuutwijziging nu eenmaal een volksuitspraak diende te volgen. Wel verklaarde hij te kunnen leven met een latere datum dan ultimo acht maanden na 25 november 1975, mocht hier bij Arron behoefte aan bestaan. Dat het inbouwen van deze reserve niet zonder reden was, bleek uit een verklaring waarmee Arron vervolgens naar buiten trad. Daarin nam hij afstand van de toezegging die hij op 19 november had gedaan. Arron legde uit geen verkiezingen binnen de overeengekomen termijn te hebben beloofd, maar een bijeen¬ komst met de NPK-partijstructuren waarin deze over vervroegde verkie¬ zingen zouden worden gehoord.40 Het onderhoud dat Arron en Lachmon voor eind juni hadden gepland, vond plaats op 5 juli en eindigde voor Lachmon in een teleurstelling. Arron liet weten het parlement te zullen laten beslissen of er vervroegde verkiezingen zouden moeten worden gehouden. Naar het oordeel van
249
Lachmon kon het parlement echter niet over zijn eigen ontbinding be¬ slissen. Dat was ondemocratisch en inconstitutioneel. Hij kondigde aan een interpellatievoorstel over de kwestie te zullen indienen. Daarnaast merkte hij op dat het Arron vrijstond de NPK-partijorganen te raadplegen, maar dat dit niet van invloed kon zij n op het houden van de verkiezingen. Lachmon herinnerde eraan dat de Surinaamse grondwet op 19 november met medewerking van de
vhp
tot stand was gekomen na de belofte van
Arron om binnen uiterlijk acht maanden verkiezingen uit te schrijven. Op basis van deze belofte had de
vhp
een amendement betreffende het
houden van verkiezingen binnen zes maanden ingetrokken. Voor de ge¬ loofwaardigheid van het kabinet-Arron was het volgens Lachmon van fun¬ damenteel belang dat de gedane toezegging zou worden nagekomen.41 Arron stelde hier tegenover dat volgens de grondwet het zittende ka¬ binet tot eind 1977 kon aanblijven. Alleen indien er sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden zouden er vervroegde verkiezingen kunnen plaatsvinden, maar naar zijn zeggen waren die omstandigheden er niet. De minister-president verzocht de samenleving zich te richten op de ont¬ wikkeling van het land en af te zien van zaken die de eensgezindheid on¬ der de bevolking zouden kunnen verstoren. Lachmon en Mungra formu¬ leerden een interpellatievoorstel waarin zij de regering opriepen om opheldering te verschaffen over de verkiezingen. Volgens de oppositie was het een uitgemaakte zaak dat het horen van de partijorganen ‘op niets anders betrekking kon hebben, dan dat met deze organen overleg zou worden gepleegd ten aanzien van de bepaling van de datum, waarop de verkiezingen binnen de genoemde periode van acht maanden zouden dienen plaats te vinden’. De essentie was niet binnen welke termijn de partijorganen zouden worden geraadpleegd, maar binnen welke termijn de verkiezingen zouden worden gehouden.42 Op 8 juli aanvaardde het parlement met algemene stemmen het in¬ terpellatievoorstel dat het lid Hindori op 3 februari had ingediend. Parlementariërs kwamen overeen om na de terugkeer uit Brussel van een delegatie onder leiding van Arron de kwestie van de verkiezingen verder te bespreken. Voorzitter Wijntuin weigerde het interpellatievoorstel van de afgevaardigden Lachmon en Mungra in behandeling te nemen. Pro¬ testen hiertegen van de kant van de oppositie vonden geen gehoor. Een tweede tegenslag voor de
vhp
was dat het oppositielid S. Kartopawiro
aankondigde te zijn toegetreden tot de coalitie. Naar aanleiding van het overlopen van Kartopawiro merkte NPK-fractieleider Nooitmeer op dat de
vhp
bezig was ‘een ontbindingsproces’ door te maken. Ten slotte liet
het lid Hindori weten in het vervolg te zullen optreden als vertegenwoor-
250
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
diger van de
hpp.
Hij verklaarde in die hoedanigheid te willen afrekenen
met de ‘oude, dubbelhartige politiek’.43 In zijn vergadering van 26 juli besloot het parlement om af te zien van het houden van vervroegde verkiezingen. Arron herhaalde dat de re¬ gering alleen bevoegd was deze te organiseren indien hiervoor gewichtige redenen waren. Naar zijn zeggen ontbraken deze. Het argument van Lachmon dat op een verandering van de staatkundige structuur een volks¬ raadpleging diende te volgen, achtte Arron niet steekhoudend. Hij voeg¬ de hieraan toe dat het houden van verkiezingen bovendien moeilijk lag, gelet op de staat van de verkiezingslijsten. Hij stelde andermaal vast dat in de fase waarin Suriname zich bevond het aankwam op eendracht en onderlinge samenwerking om het land als zelfstandige natie op te bouwen. In reactie op vragen van de oppositie verzekerde Arron het parlement dat het afzien van vervroegde verkiezingen geen stopzetting van de Neder¬ landse ontwikkelingshulp tot gevolg zou hebben. Hij schatte in dat Den Haag de hulp nooit zou stopzetten, omdat deze voortsproot uit een bij¬ zondere verantwoordelijkheid die Nederland ten aanzien van Suriname bezat. Na afloop van het debat verwierp het parlement met dertien stem¬ men voor en achttien stemmen tegen een motie waarin de oppositie de inlossing van de verkiezingsbelofte had geëist.44 De redactie van De Ware Tijd kwalificeerde het besluit van het parle¬ ment als ‘hoogst bedenkelijk’: ‘Er is sprake van schending van vertrou¬ wen en het beschamen van een gegeven woord.’ Vooral premier Arron moest het ontgelden.45 In een tweede commentaar stelde de krant dat Arrons uitspraak over het raadplegen van de partij organen betrekking had op het vaststellen van de juiste datum van de op 19 november toege¬ zegde verkiezingen. Maar de premier deed het nu ‘met een niet eens zo handig foefje’ voorkomen alsof de partijorganen dienden uit te maken of er vervroegde verkiezingen zouden moeten worden gehouden: ‘Wanneer de premier op 19 november inderdaad bedoelde dat de partijorganen die beslissing moesten nemen dan heeft hij “politiek gespeeld” in de ongun¬ stige betekenis van het woord. Hij is niet oprecht geweest en heeft de op¬ positie erin laten lopen. [Het] is hoogst bedenkelijk om op zo’n belangrijk moment met zulke belangrijke zaken “politiek te spelen”.’ Volgens De Ware Tijd was het vertrouwen in de geloofwaardigheid van de premier ernstig aangetast: ‘Wij zullen ons nu bij alles wat hij verklaart, moeten af¬ vragen wat hij bedoelt, of hij oprecht is, of we hem kunnen geloven, of we op hem kunnen vertrouwen. Dit is funest.’ De Ware Tijd meende dat het op zichzelf deugdelijke argument om liever aan de opbouw van het land te werken dan tussentijdse verkiezin-
251
gen te organiseren door Arron bekwaam had kunnen worden uitgespeeld en dat hij daarmee veel sympathie had kunnen verwerven, ook bij de op¬ positie. Maar door zijn gegeven woord niet na te komen, had hij deze sympathie verspeeld: ‘Dit is allemaal bijzonder jammer, want er zijn zeer velen die ongeacht politieke kleur met geestdrift aan de ontwikkeling van de republiek Suriname willen meewerken en sympathiek staan tegen¬ over de aanpak van premier Arron. Deze goedwillenden zijn nu in opper¬ ste verbazing gedompeld over een premier die zijn geloofwaardigheid met zulk een gemak te grabbel gooit en het vertrouwen in hem als leider [met] drei-ai beschaamt. Premier Arron heeft de eerste stap gezet om een gezonde demokratie te verlaten en de volksvertegenwoordiging vindt dat best.’46 De West oordeelde in zijn commentaar niet minder kritisch. Volgens de redactie van het avondblad leek de handelwijze van de
npk
‘bedenke¬
lijk veel op woordbreuk’, was de minister-president kennelijk vergeten wat het begrip ‘fair play’ betekende en was dit een houding die hij zich niet kon permitteren ‘zonder tenslotte te vervallen in dictatuur’. De West oordeelde dat de premier de oppositie had moeten uitnodigen voor een gesprek, deze had moeten wijzen op de praktische bezwaren ten aanzien van het uitschrijven van verkiezingen en vervolgens met de oppositie een akkoord had moeten sluiten. Nu waren eerder gedane toezeggingen aan de oppositie door de
npk
niet gehonoreerd op grond van een verdediging
die naar het oordeel van de krant alleen maar als ‘uiterst zwak’ kon wor¬ den betiteld.47 Volgens oppositieleider Lachmon was Arron door krachten binnen de NPK-coalitie onder druk gezet om op zijn belofte terug te komen. Naar zijn opvatting had Arron consequent gehandeld als hij was afgetreden. Een premier die niet achter zijn woorden kon staan, was volgens Lachmon zijn functie niet waardig.48 Tijdens een VHP-massameeting op 1 augustus werd een resolutie aangenomen waarin het optreden en de houding van de minister-president werden afgekeurd. Arron werd ervan beschuldigd onwaarheid te hebben gesproken en de geloofwaardigheid van de rege¬ ring te hebben ondergraven. Er was volgens de resolutie sprake van een bedreiging van de parlementaire democratie, immers de door de regering gebruikte argumenten konden ook nadien naar believen worden gebruikt om het niet houden van verkiezingen te rechtvaardigen. Er werd bij Arron op aangedrongen de verkiezingsbelofte binnen de kortst mogelijke termijn alsnog na te komen.49 Ook Hindori toonde zich teleurgesteld in de weigering van Arron om te erkennen dat hij op 19 november verkiezingen binnen acht maanden
252
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
had beloofd. Hij betreurde het dat de regeringsleider zich kennelijk op het standpunt stelde dat wie de macht in handen heeft, bepaalt wat er ge¬ beurt. Tegelijk had Hindori geen goed woord over voor de
vhp,
die vol¬
gens hem louter komedie had gespeeld en pas nadat de termijn van acht maanden nagenoeg was verstreken serieus actie had ondernomen. Hij hield er rekening mee dat Lachmon in de tussenliggende maanden had geprobeerd om Arron over te halen de
vhp
zitting te laten nemen in de
regering. Nadat hem dit geweigerd was en Arron de weg richting verkie¬ zingen had afgesneden, was hij tegen de koerswijziging in het geweer ge¬ komen. Toen was het te laat.50 Naar aanleiding van de massameeting van de
vhp
meende De Vrije
Stem dat Arron op een kruispunt stond: ‘Het wordt tijd dat premier Arron zijn mind opmaakt en bepaalt welke weg hij wil opgaan: die van een han¬ dige politikus of die van een staatsman met allure. In het eerste geval kan hij manipuleren met woorden en handelingen, tot het volk genoeg ervan heeft en hem vervangt. In het laatste geval zal hij beslist vijanden maken onder zijn partijgenoten, die de politiek uitsluitend zien als de kortste en gemakkelijkste weg tot zelfverrijking en zelfverheerlijking. Maar hij zal een grote bijdrage kunnen leveren tot de verheffing van onze gemeen¬ schap, niet alleen materieel, maar ook geestelijk. Onze gemeenschap heeft grote behoefte aan dergelijke staatslieden. Maar aan politici hebben we een enorm overschot. Politici zijn bereid alles te doen om aan de macht te blijven en die macht gebruiken ze uitsluitend tot eigen glorie en gewin. Staatslieden daarentegen gebruiken hun macht uitsluitend om de gemeen¬ schap te dienen en te verheffen. Aan eigen gewin en glorie hebben ze geen behoefte.’51 Op 9 augustus verwierp het parlement met vijftien stemmen vóór en zestien stemmen tegen het interpellatievoorstel van Lachmon en Mungra. Hindori had vóór gestemd, zich op het principiële standpunt stellende dat aan een recht van het parlement om inlichtingen te verkrijgen zou worden voldaan. Tijdens het debat werden geen nieuwe gezichtspunten naar voren gebracht. Arron herhaalde dat de eerstvolgende verkiezingen in Suriname vier jaar na het aantreden van het zittende kabinet zouden plaatsvinden. De oppositie liet weten dat zij de belofte van Arron, op 19 november gedaan, nooit zou hebben geaccepteerd als zij toen had gewe¬ ten dat hierin een beperking was ingebouwd.52 Arron: Een van de amendementen van Lachmon had betrekking op het houden van vervroegde verkiezingen. Dat amendement is niet in de grondwet terechtgekomen. Er is ook niet over gestemd. Dat moet ik direct duidelijk ma¬ ken. Er is wel een afspraak gemaakt tussen Lachmon en mij dat er uiterlijk
253
acht maanden na dato vervroegde verkiezingen zouden plaatsvinden, echter gehoord hebbende de regeringspartijen en gehoord hebbende de discussies van de heer Lachmon in zijn eigen partij. Het kwam erop neer dat de partijstructu¬ ren voor die verkiezingen toestemming zouden moeten geven. Zo heb ik het gebracht in het parlement. Dat mensen dat laatste een angel in het verhaal vinden of zelfs van een gemenigheidje spreken, als mensen dat ervan willen maken, is dat niet mijn probleem. Iedereen mag er zijn eigen in¬ terpretatie aan geven, maar ik weet wat ik heb gedaan en ik weet wat ik heb bedoeld. Vooraf dienden de partijstructuren te worden gehoord. Dat gold voor alle partijen in het parlement. Als Lachmon vindt dat hem op die manier een loer is gedraaid, dan vind ik dat jammer. Want ik heb het geformuleerd - en daarom weet ik het. Ik heb het toen ook voorgelegd binnen de regering en daar kon men ermee leven. Alleen Bruma had bezwaren. Vergeet niet: ik kon niet het politieke risico nemen om zonder steun van in ieder geval de partijen waar¬ mee ik samenwerkte, maar vooral de partij waartoe ikzelf behoorde, iets der¬ gelijks toe te zeggen. Als Lachmon vindt dat hij daarmee is gepakt, dan had hij een grotere mate van politiek inzicht aan de dag moeten leggen. Zo simpel zie ik het. Als je de hele politieke geschiedenis doorgaat, met name de schrijvers op het stuk van de realisatie van de onafhankelijkheid, met name in de regio waarin wij wonen, dan zul je steeds zien dat de persoon of de partij die de on¬ afhankelijkheid heeft gerealiseerd, nooit een verkiezing kort daarna zal kun¬ nen verliezen. Nooit.53 Wanneer het ging om de versterking van de parlemen¬ taire en politieke positie van de vier partijen in NPK-verband, dan waren die verkiezingen geen probleem. We hadden die verkiezingen glansrijk gewonnen, met een vermeerdering van het verschil in aantal zetels tussen het NPK-blok en de vhp-combinatie. Op grond daarvan alleen zou ik als realpoliticus die verkiezingen hebben gehouden. Echt, met de onafhankelijkheid net achter de rug en met de verdragsmiddelen waarover wij beschikten, hadden we electo¬ raal niets te vrezen. Al had daar een paal gestaan in plaats van Arron, dan had die paal de verkiezingen gewonnen. Maar het ging moeilijk binnen de afzonderlijke partijstructuren. Vooral de partijen die met de nps samenwerkten, dachten aan hun eigen positie. In het bijzonder binnen de pnr stelde men zichzelf de vraag: komen wij terug met hetzelfde aantal zetels? Zal Arron weer zo vrijgevig zijn nu hij ministerpresi¬ dent is in de onafhankelijke republiek of gaat hij ons in zetelaantal beknotten? Ik kan mij indenken dat bij de psv en de ktpi eveneens dergelijke gedachten leefden. Maar ook binnen de nps vroeg men zich af: moeten we er onze mede¬ werking aan verlenen of moeten we dat maar liever niet doen? Ik had er geen twijfel over dat we de verkiezingen zouden winnen, maar binnen de partij bena-
254
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
drukten anderen juist het risicodragende karakter ervan. Kortom, verkiezin¬ gen lagen moeilijk bij de structuren van alle vier partijen. Als ze vandaag iets anders beweren, dan is dat nonsens. Alle vier partijen hebben er intern over vergaderd en alle vier hadden hun bedenkingen. Ik zal niet zeggen bezwaren, maar bedenkingen. En daar moet je als politiek leider dan naar luisteren. Maar ook dan zou ik op een gegeven moment het politieke risico hebben durven nemen, omdat ik de positie van de nps kende. Maar ik heb het niet ge¬ daan. Omdat ik mijzelf niet kon overtuigen van één zeer belangrijk aspect, dat wel zou gaan spelen in die verkiezingen en dat is het raciale element. Ik was als de dood zo bang daarvoor. Dus eigenlijk heb ik geofferd een versterking van de parlementaire en politieke positie van
npk i
aan het voorkomen van een
broederstrijd. De soevereiniteitsoverdracht met alle dyugudyugu daarom¬ heen was achter de rug, maar die kern was er nog niet uitgeslagen. Echt. En ik ben bereid ten koste van mijzelf dit op elk denkbaar podium te verkondigen. Ik kon mijzelf er niet van overtuigen dat het niet zou gebeuren. Als dat element er niet was geweest, had ik die verkiezingen gewoon gehouden. Indicaties dat die broederstrijd er zou komen, waren gevoelsmatige indi¬ caties. Zoals gezegd, politiek - althans bij mij, maar ik zie het ook bij anderen, ach volgens mij is het universeel - is niet alleen maar een kwestie van ratio, maar ook een kwestie van gevoel. Ik was gewoon bang voor een raciale strijd, zonder dat ik daar tastbare bewijzen voor had. Maar de ervaring die ik in de achterliggende jaren had opgedaan, heeft mij gewaarschuwd: wees voorzich¬ tig. Want podiumtaal is een andere taal dan de taal die in het parlement wordt gesproken. En dan hoefde het niet Lachmon te zijn, maar kon het ook gaan om iemand van een andere partij, inclusief de
nps.
Voor je het weet, gaat een gek
dingen op een podium uitkramen die spoken oproepen die je niet meer kunt bezweren. Er hoeft maar één vonkje over te slaan en je hebt een brand. Vandaar dat ik politieke winst ondergeschikt heb gemaakt aan raciale rust. Ik heb dat offer gebracht, dat is de waarheid. Ik heb die hebi genomen en zal met die hebi moeten blijven rondlopen tot ik dood ga.54 Hoewel er naar de letter genomen verschillende interpretaties van de verkiezingsbelofte mogelijk waren, was de geest die van een handreiking en een toezegging. Hoe was het anders te verklaren dat de oppositie in re¬ actie op déze belofte haar amendement betreffende het houden van ver¬ kiezingen binnen zes maanden introk? Tegen deze achtergrond kon Arrons uitspraak over het raadplegen van de partijorganen alleen betrek¬ king hebben op het vaststellen van de datum van de verkiezingen. Indien hij had willen aangeven dat de partijorganen beslisten over het houden van vervroegde verkiezingen, dan had hij hier geen misverstand over mogen laten bestaan.
255
Het belangrijkste motief voor Arron om af te zien van verkiezingen was het verlangen om zijn positie te consolideren. Het ging daarbij om het behartigen van de belangen van de
nps,
maar evengoed om het ac¬
commoderen van de coalitiepartners. Deze waren verdeeld over het hou¬ den van verkiezingen of verzetten zich ertegen, zoals de
pnr,
die van meet
af aan afwijzend had gestaan tegenover de handreiking aan Lachmon en weinig vertrouwen had in een voor haar gunstige afloop van een electora¬ le krachtmeting, al was het maar omdat niet verwacht mocht worden dat de
nps
andermaal zo gul zou zijn met het vergeven van posities op de
NPK-verkiezingslijst. Het bij elkaar houden van de coalitie betekende niet alleen een conti¬ nuering van de positie van Arron in het machtscentrum. Het stelde zijn partij bovendien in staat om nog een jaar te werken aan het boeken van aansprekende resultaten op het gebied van de ontwikkeling van Surina¬ me. Deze prestaties zouden naar verwachting afstralen op de
nps
als
grootste regeringspartij en het fundament leggen voor een verkiezingszege in 1977. Daarbij hoopte de
nps
te laten zien dat de partij niet, zoals kwade
tongen beweerden, aan de leiband liep van de
pnr.
Eens en voor altijd
kon op deze wijze het valse beeld dat de soevereiniteitsoverdracht vooral de verdienste van Bruma was, worden rechtgezet.55 Arron stelde er een eer in om zijn regering de volle termijn te laten uitzitten en de oppositie niet het succes te gunnen van een vroegtijdig vertrek uit het machtscentrum. Dit had alles te maken met het ingesleten wantrouwen tussen de
nps
en de vhp en een behoefte in kringen van de
coalitie om de tegenstander - zoals Lachmon het eerder had geformu¬ leerd - ‘in de houdgreep te houden’. De NPK-aanhang juichte het toe wan¬ neer hun leiders ben kis’Lachmon moi (Lachmon mooi te pakken hadden). Waren er in 1976 verkiezingen gehouden, dan had de
npk
deze waar¬
schijnlijk gewonnen, maar Arrons uitleg dat verkiezingen de raciale vre¬ de in Suriname in gevaar zouden hebben gebracht, had veel weg van een rationalisatie. In ieder geval zou Arron het tegenovergestelde bereiken, immers het niet laten doorgaan van de verkiezingen zou de verhoudingen tussen de
npk
en de
vhp
weer op scherp zetten, met alle consequenties
voor het politiek-bestuurlijke klimaat en de interetnische verhoudingen van dien. Had Arron de consequenties van zijn handelen realistisch ingeschat? Was hij zich voldoende bewust geweest van de impact die zijn besluit kon hebben? Het verbreken van het gentleman’s agreement met Lachmon ontnam hem hoe dan ook de mogelijkheid om tot werkbare verhoudin¬ gen met de oppositie te geraken. Twee jaar van strijd tussen oppositie en
256
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
coalitie waren achter de rug en de maanden van relatieve rust die waren ingetreden na de soevereiniteitsoverdracht hadden kunnen worden be¬ stendigd door het Surinaamse volk in vrijheid zijn oordeel over het ge¬ voerde beleid te laten vellen. Het schenden van de belofte aan Lachmon verstoorde deze rust, deed afbreuk aan de beleving van de parlementaire democratie en beschadigde het imago van Arron, die het odium van on¬ betrouwbaarheid op zich laadde en hier welbeschouwd niet meer vanaf zou komen. De befaamde wenk van Machiavelli om het goede vast te hou¬ den indien mogelijk en het kwade te omarmen indien noodzakelijk had de regering in praktijk gebracht op een wijze die de Florentijnse denker tot mistroostig hoofdschudden zou hebben aangezet.56
DE EERSTE VERJAARDAG VAN DE ONAFHANKELIJKHEID
Ter gelegenheid van het eenjarig bestaan van de republiek Suriname hield Arron een radio- en televisierede, waarin hij het belang onderstreepte van de natie ‘als één lotsverbonden volk, gebonden aan één levensbron: de grond. De gezamenlijke verbondenheid met elkaar, met de grond en onze democratische gezindheid is de voedende gedachte van ons nationalisme [...], het democratisch nationalisme, waarin samen komen de rechten, wensen en plichten, verbonden aan de Surinaamse natie.’57 Door de erfenissen van het koloniaal verleden waren mensen zich volgens Arron onvoldoende bewust van de waarde en het potentieel van het Surinaamse grondgebied. Deze erfenissen ontmoedigden hen om de uitdagingen van het nieuwe Suriname aan te gaan en zelf verantwoorde¬ lijkheid te dragen in plaats van deze af te schuiven op anderen. Te vaak prevaleerde naar het oordeel van Arron het eigenbelang boven het lands¬ belang en zorgde een negatieve, afbrekende mentaliteit - die velen niet als schadelijk, maar als natuurlijk en vanzelfsprekend ervoeren - voor een ‘ontheiliging’ en ‘ontkrachting’ van de eigen samenleving. Arron be¬ klemtoonde dat op de Surinaamse mens de plicht rustte deze negatieve mentaliteit - naar zijn zeggen kenmerkend voor een gebrek aan zelfver¬ trouwen, onderlinge waardering en verantwoordelijkheidsbesef - om te buigen. Dat zou niet gemakkelijk zijn. De realisatie van de onafhankelijk¬ heid betekende niet dat mensen als bij toverslag een metamorfose onder¬ gingen. De gewenste mentaliteitsverandering zou alleen worden gereali¬ seerd als mensen hard en gestaag werkten en gebruikmaakten van de positieve kracht van het volk. Arron benadrukte zijn geloof in deze kracht. Hij prees het sociaal ge¬ voel van burgers ten opzichte van elkaar en ‘de unieke veelheid van cultu¬ rele waarden’ als een ‘welhaast onuitputtelijke bron voor geestelijke ver-
257
nieuwing, scheppingskracht en originaliteit en daarmee een geweldige potentiële kracht voor moderne ontwikkeling’. Ook roemde hij de ‘aller¬ wegen geldende eerbied voor de Schepper, de godsdienstige instelling en het gevoel voor geestelijk leven [...] die voor ons een garantie kan zijn voor de bewaring van de natuur als bron van ons bestaan’. De kritische zin van de Surinamer en zijn drang naar vrijheid noemde hij ‘één der grootste garanties voor de handhaving van de democratie’ en zijn grote verdraag¬ zaamheid en zin voor humor ‘een garantie voor een goede en evenwichtige samenleving’. De ‘relatief hoge intelligentie’ en ‘vanouds bekende studie¬ zin’ van de Surinamers beschouwde Arron ten slotte als stuwende krach¬ ten achter de ontwikkeling van land en volk.58 Arron deed een beroep op zijn landgenoten om deze positieve krach¬ ten in te zetten voor het creëren van duurzame welvaart en maatschap¬ pelijk welzijn. Dit vroeg om discipline, zakelijkheid, plichtsbetrachting en orde: ‘Ieder van ons heeft zijn eigen persoonlijke verlangens, maar wij zullen het geduld moeten kunnen opbrengen deze verlangens een korte tijd uit te stellen ten behoeve van de economische zelfstandigheid van de Natie.’59 Het was daarbij volgens Arron van belang dat er een omvorming plaatsvond van isolatie naar integratie, zowel op nationaal niveau - in de contacten tussen burgers binnen de eigen samenleving - als op internati¬ onaal niveau - in de relaties die Suriname onderhield met andere landen in de wereld. Naast de bestrijding van negatieve elementen in de Surinaamse men¬ taliteit en de aanwending van positieve krachten voor de ontwikkeling van de natie identificeerde Arron nog een derde plicht: arbeid. Elke bur¬ ger had naar zijn zeggen de opdracht te werken voor zichzelf, zijn gezin en zijn land: ‘Wij zullen niet vooruitgaan wanneer wij onze energie ver¬ spillen met kritiek leveren zonder meer. Wij zullen niet vooruitgaan door praten en redeneren. Wij komen niet vooruit als iedereen meent beter te weten hoe het wel moet en vindt dat anderen fout zijn. Wij komen niet vooruit door op ons gemak te blijven zitten en anderen voor ons te laten werken. Wij zullen niet vooruitgaan wanneer wij ons nu reeds de weelde van welvaartstaten willen veroorloven. Wij zullen niet vooruitgaan wan¬ neer wij zaken nastreven die wij niet zelf kunnen betalen uit de produkten die wij zélf voortbrengen. Vooruitgang is alleen mogelijk door de handen in onze modder te steken en hard te werken.’60 Arron verklaarde vertrouwen te hebben in het Surinaamse volk en hechtte eraan zelf het goede voorbeeld te geven: ‘Laten wij steeds beden¬ ken dat wij de ontwikkeling van ons Volk centraal moeten stellen in ons denken en ons handelen daarvoor moeten blijven inzetten. [...] Ikzelf
258
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
geef U de garantie dat ik persoonlijk, zolang het mij gegeven is, hard zal blijven werken voor deze Natie, deze Republiek Suriname. Ik beloof U dat ik alles zal doen om U voor te gaan in ijver en werklust. Ik geef U de verzekering dat ik ervoor zal blijven waken dat de gehele Regering zich volledig zal blijven geven aan onze nationale doelstellingen. Staat u daar¬ om samen met ons op om dag en nacht voor dit Land te arbeiden. En laten wij samen daarbij bedenken dat Samenwerking leidt tot Eenheid, dat Kracht ontstaat door Arbeid en dat onze nationale kracht door U alleen wordt bepaald.’61 De boodschap van opwekking en vermaning sloot aan bij redevoerin¬ gen die Arron eerder had gehouden en waarin hij zijn idealen eveneens had verbonden met het Surinaamse grondgebied en met de levenshouding van zijn bewoners. Elementen uit zijn rede kwamen terug in de toespraak die president Ferrier op 25 november 1976 hield tijdens een plechtige openbare vergadering van het parlement. Daarin stelde hij vast dat vele jonge staten die ooit van start waren gegaan met ‘de bezielende idee der waarachtige democratie’, zichzelf al snel waren tegengekomen, onder andere omdat de voor de democratische ontwikkeling benodigde bewus¬ te burgers te gering in aantal waren om het ideaal te bewaren, te verdedi¬ gen en uit te dragen. Daardoor kon het gezag in het land worden overge¬ nomen door het leger, waarvoor macht gewoonlijk geen uiting was ‘van de verantwoordelijkheid, zoals wij die in ons democratisch denken aan¬ vaarden’.62 Ferrier greep terug op de langjarige parlementaire traditie die Suri¬ name kende, maar onderstreepte dat democratie meer was dan alleen een maatschappijvorm. Liet was ook een levensstijl, die Suriname niet vreemd was, maar die nog niet tot een beleving van democratie op basis van consensus had geleid. Het kwam nog te vaak voor dat tegenstellingen sterk werden geaccentueerd. Ferrier gaf voorbeelden van parlementszittingen waarbij de oppositie de vergaderzaal verliet vóór de stemming over wetsontwerpen. Hij voorspelde dat dit in de toekomst zou verbeteren en dat de macht die volksvertegenwoordigers was toevertrouwd ten dienste zou worden gesteld van de gehele samenleving.63 Evenals Ferrier wenste ook parlementsvoorzitter Wijntuin proble¬ men te onderkennen, maar optimisme de overhand te laten hebben. Niet alleen om een bij de gelegenheid passende toon te treffen, maar ook van¬ uit de overtuiging dat dit de manier was om de welwillende burger te be¬ reiken. Volgens Wijntuin hadden de politieke leiders van Suriname rond de soevereiniteitsoverdracht het goede voorbeeld gegeven en zouden zij hun verantwoordelijkheid ook in de toekomst nemen: ‘Na een jaar onaf-
259
hankelijkheid durf ik met een nog grotere zekerheid [te] zeggen, dat de harmonie in ons dierbaar vaderland, ook in de toekomst, nimmer ver¬ stoord zal worden, zolang de leiders van dit volk zich de grote verant¬ woordelijkheid realiseren, welke op hun schouders rust voor de vestiging van een vreedzame samenleving. Op deze dag willen wij misschien met meer klem en grotere hartstocht onze leiders voorhouden, elke dag op¬ nieuw te beseffen, dat het geluk van ons volk voor een groot deel in hun handen is gelegd.’64 Vooraf was de onafhankelijkheidsviering door de Regerings Pers Dienst in de etalage gezet als een dag van bezinning. Onder het motto ‘Republiek Suriname. Hier is mijn bijdrage’ waren burgers door middel van stickers en posters uitgenodigd om te reflecteren op de bijdrage die zij hun land konden leveren. Om op voorhand iedere schijn van vrijblij¬ vendheid weg te nemen, had Arron er zelf de voorkeur aan gegeven om 25 november 1976 om te dopen tot dag der plichten. Ter gelegenheid van de feestelijkheden onthulde minister van Binnenlandse Zaken Ooft het naambordje van het Onafhankelijkheidsplein. De president van de Cen¬ trale Bank, V.M. de Miranda, bood eerste exemplaren van speciaal gesla¬ gen gouden en zilveren herdenkingsmunten aan. Deze werden in ont¬ vangst genomen door president Ferrier en minister van Financiën Arron. Er was ten slotte de aankondiging dat er een stelsel van decoraties was ontworpen en dat de eerste onderscheidingen in 1977 zouden worden uitgereikt.65 Het commentaar in De West op de onafhankelijkheidsviering was knorrig. De Surinaamse regering bood volgens hoofdredacteur Findlay brood en spelen aan en was ondertussen bezig de economie te gronde te richten. Er heerste in het land een schijnwelvaart. Zonder verdragsmiddelen zou de republiek reddeloos verloren zijn. De receptie van de presi¬ dent was volgens het commentaar drukbezocht, maar ‘ondanks het ge¬ schetter over natievorming waren het hoofdzakelijk Creolen, die op de receptie verschenen. Van de Aziatische bevolkingsgroepen was er bijna niemand.’ Findlay kwalificeerde de toespraken van Arron, Ferrier en Wijntuin als ‘veel te lang’. Met deze uitlating miskende hij de relevantie van de problematiek die in deze redevoeringen was aangesneden.66
DE SMEERGELDENAFFAIRE
‘Politiek betaalt’ was een gevleugelde uitdrukking van Johan Adolf Pengel, die de verleidingen van het ambt van politicus van nabij kende en een scherp oog had voor de fatale rol die menselijke zwakheden in staatsza¬ ken konden spelen. Mensen werden aan zijn woorden herinnerd, toen in
260
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
maart 1977 het bericht naar buiten kwam dat minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij Soemita verdacht werd van het aannemen van steek¬ penningen. De journalist Jozef Slagveer, redacteur/uitgever van het Aktueelkollektief en directeur/eigenaar van Persbureau Informa, bracht dit nieuws in de vorm van een brochure in de openbaarheid. In deze publica¬ tie - een compilatie van justitiële documenten zonder begeleidend com¬ mentaar - was een brief opgenomen van procureur-generaal M.G. de Miranda, gedateerd 3 maart 1977. In dit schrijven verzocht hij het parle¬ ment om te beoordelen of er voldoende gronden tot vervolging van Soe¬ mita aanwezig waren en - in het geval het antwoord bevestigend luidde om de minister in staat van beschuldiging te stellen. Een dergelijk besluit zou het De Miranda mogelijk maken vervolging tegen de bewindsman in te stellen. Er was volgens de procureur-generaal voldoende komen vast te staan dat Soemita zich vermoedelijk schuldig had gemaakt aan ambts¬ misdrijven zoals omschreven in artikel 427 en 430 van het Surinaamse Wetboek van Strafrecht.67 De verklaringen die over Soemita waren afgelegd, waren voor de mi¬ nister inderdaad belastend. Dit kwam overtuigend naar voren uit de processen-verbaal, die door de rechter-commissaris en ambtenaren van poli¬ tie waren opgemaakt en die integraal in de brochure waren afgedrukt. Hieruit bleek dat Soemita, met hulp van medewerkers die aan het
ktpi-
bestuur waren gelieerd, geldbedragen had gevorderd en ontvangen voor het toewijzen van percelen grond in het district Nickerie, terwijl de minis¬ ter wist ‘dat die geldbedragen nimmer aan hem of aan de Staat verschul¬ digd konden zijn als tegenprestatie voor de toewijzing van domaniale gronden’.68 Soemita had het tegenover zijn medewerkers doen voorko¬ men alsof de geldbedragen bestemd waren voor de verkiezingskas van de KTPi.
Een van zijn vertrouwelingen, die persoonlijk meeprofiteerde van de
knevelarij, verklaarde echter tegenover de rechter-commissaris: ‘Minister Soemita stopte de gelden die ik hem bracht altijd in een diplomatenkof¬ fer. Hij droeg ze kennelijk niet af aan de penningmeester. Dat gebeurde wel vaker. Soemita was door zijn machtspositie in de partij in staat zelf donaties voor de partij te ontvangen en om zelf te beslissen waaraan hij ze besteedde.’69 Het nieuws over de kwestie, waar media al enige tijd omzichtig over rapporteerden zonder precies te weten wat er aan de hand was,70 sloeg in de samenleving in als een bom. Al vanaf september 1976 waren er ge¬ ruchten in omloop over Soemita’s betrokkenheid bij het aannemen van smeergelden. Arron had zich terughoudend opgesteld, zoals hij ook had gedaan toen begin 1975 vergelijkbare beschuldigingen tegen zijn collega-
261
minister waren ingebracht. Maar de zaken zagen er nu ernstiger uit. Wat de kwestie voor Arron ingewikkeld maakte, was dat Soemita behalve een politieke bondgenoot ook een persoonlijke vriend van hem was. Het twee¬ tal begaf zich regelmatig buiten de stad om te gaan hengelen.71 Arron: We zijn begonnen met een kabinet bestaande uit ministers met tien schone vingers. Soemita is zijn grappenmakerijen gaan uithalen. We heb¬ ben hem twee keer bij ons geroepen, de politieke leiders. Bruma was erbij, Karamat Ali, de NPK-top. We hebben Soemita gevraagd: zijn de aantijgingen aan jouw adres waar? Bruma heeft Soemita aangeboden: als je het hebt gedaan, zeg het ons. Dan zorg ik voor juridische bijstand. Ik ga dan mijn eerste klap krijgen. Soemita gaat in de kamer van de minister-president op zijn knieën en zweert op het kind in de buik van zijn vrouw dat de aantijgingen niet waar zijn. Ik heb dat geaccepteerd. De zaak ontwikkelt zich verder. De pg stelt een onderzoek in.72 Ik stond op het punt naar Washington te vertrekken voor de toelating van Suriname tot de oas.
De pg laat weten: we moeten Soemita maar aanhouden. Steeds meer ge¬
tuigen bleken verklaringen tegen de minister te hebben afgelegd. Soemita wees de beschuldigingen opnieuw van de hand toen ik hem met deze feiten confronteerde. Wat te doen? Ik heb de
pg
geantwoord: ik ben een man van de
rechtsstaatgedachte, maar dit is een zo ingrijpende zaak, dat ik u nu niet ga zeg¬ gen wat u moet doen. Het enige wat ik u vraag is: geef mij uw rapport, zodat ik het kan lezen en mijn houding ten opzichte van mijn minister kan bepalen. Dan mag u met het rapport verder doen wat u wilt. De pg stemde hiermee in. Tijdens mijn reis naar Washington en in Washington heb ik het rapport gelezen en herlezen. Toen stond voor mij vast dat Soemita de dingen waarvan hij beschuldigd werd gedaan had. Dat was voor mij de tweede klap. Maar die klap is van mindere betekenis dan die eerste klap, toen hij ons had bezworen dat de aantijgingen vals waren. Terug in Paramaribo heb ik contact opgeno¬ men met de
pg
en tegen hem gezegd: u kunt het proces voortzetten. De
pg
heeft toen een verzoek bij het parlement ingediend om Soemita in staat van beschuldiging te stellen. Voor het eerst is toen het woord impeachment in de Surinaamse politiek gebruikt. Het resultaat was dat Soemita werd gedwongen om af te treden. Ik heb mijn minister niet verdedigd. Stel je voor. Het was over en uit. De smeergeldenaffaire - zoals de zaak in het vervolg werd genoemd kwam voor Arron hoogst ongelegen. Er zouden later dat jaar verkiezin¬ gen worden gehouden en door verschillende tegenvallers, zoals de stag¬ natie in de volkswoningbouw, stond de regering er al minder goed voor dan zij had gehoopt. Omdat de zaak in Nickerie speelde, zou Lachmon naar verwachting de zaak met bovengemiddelde belangstelling volgen en
262
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
electoraal garen spinnen bij een veroordeling van de minister. Het was voor Arron zaak om Soemita tactvol uit de circulatie te halen, zonder dat de
ktpi
zijn steun aan de regering zou intrekken. Maar in plaats van - zo¬
als menigeen veronderstelde - de schade zoveel mogelijk te beperken en Soemita waar mogelijk te ontzien, besloot Arron van de nood een deugd te maken en zijn behandeling van de affaire te presenteren als een voor¬ beeld van clean government.73 Op 14 maart boog het parlement zich tijdens een huishoudelijke ver¬ gadering over het verzoek van de procureur-generaal om Soemita in staat van beschuldiging te stellen. Coalitie en oppositie namen kennis van een brief van minister Soemita waarin deze verklaarde gehoord te willen worden door de parlementaire commissie die over de kwestie had geadvi¬ seerd. De minister hield vol dat hij niets met de smeergeldenaffaire te maken had. Het college schonk eveneens aandacht aan een brief van de afwezige parlementariërs Somohardjo en Rasam. Daarin verklaarde het tweetal zich niet te kunnen verenigen met een procedure die gericht was op het in staat van beschuldiging stellen van alleen minister Soemita. Volgens hen kon ‘het totale wanbeleid van de NPK-regering’ ónmogelijk op deze ene bewindspersoon worden afgewenteld. Alle corruptieve en frauduleuze handelingen die gedurende de regeerperiode van Arron had¬ den plaatsgevonden, dienden naar hun oordeel door de procureur-gene¬ raal te worden onderzocht.74 Het feit dat de twee parlementariërs aan tien ‘corruptiezaken’ refe¬ reerden zonder hierover in detail te treden en zonder namen te noemen van eventuele verdachten wekte op zijn minst de indruk dat zij stemming wensten te maken tegen de regering. Er waren aanwijzingen dat zij dit deden in nauwe afstemming met oppositieleider Lachmon. Deze maakte er geen geheim van de affaire-Soemita te willen aangrijpen om een ver¬ bond te smeden tussen de groep van Soemita en die van Somohardjo, die begin 1977 een eigen partij, de Pendawa Lima, had opgericht.75 Op die manier hoopte Lachmon een parlementaire meerderheid te behalen en via een motie van wantrouwen de regering ten val te brengen.76 Dit kwam duidelijk naar voren tijdens de openbare vergadering van het parlement op 16 maart. Tijdens deze zitting besloot de volksvertegen¬ woordiging Soemita in staat van beschuldiging te stellen. Zeventien le¬ den van de coalitie en vijf van de oppositie stemden hier voor. De reactie van de
ktpi
liet niet lang op zich wachten. Het bestuur kondigde aan de
samenwerking met de
npk
te verbreken. De ministers Soemita en Soe-
perman stelden hun portefeuilles ter beschikking. De KTPi-leden van de NPK-fractie lieten weten als een zelfstandige KTPi-fractie onder leiding
263
van R. Amat verder te zullen gaan. Lachmon wist genoeg. De regering be¬ schikte volgens hem niet langer over een parlementaire meerderheid en diende hieruit ‘de enige juiste consequentie’ te trekken.77 Op 17 maart onthulde Arron op een persconferentie dat hij Soemita twee keer had gevraagd naar de juistheid van de geruchten die hem via de media hadden bereikt en van de beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht. Soemita had bij beide gelegenheden de aantijgingen van de hand gewezen en verondersteld dat deze het werk waren van politieke te¬ genstanders. Ook toen de procureur-generaal op 3 maart zijn verzoek bij het parlement had ingediend, hield hij vol het slachtoffer te zijn van een politiek complot. De minister weigerde in te gaan op het voorstel van Arron om hangende het onderzoek zijn ministersportefeuille neer te leggen. Bij een bezoek van het KTPi-hoofdbestuur aan zijn kantoor op 15 maart had Arron uitgelegd dat een politieke oplossing niet voorhanden was. Tot zijn verbijstering hadden minister Soeperman en de parlementariërs Amat en Martodihardjo hem toen het verzoek gedaan bij het Hof van Justitie te bewerkstelligen dat de minister, indien hij schuldig zou worden bevon¬ den, geen vrijheidsstraf zou krijgen opgelegd, maar alleen een hoge geld¬ boete. Arron had verklaard hieraan onmogelijk mee te kunnen werken. Vervolgens had het drietal gevraagd of de premier ervoor kon zorgen dat het parlement afzag van het voortzetten van de impeachmentprocedure. Niet verrassend was de reactie van Arron op dit verzoek eveneens nega¬ tief geweest. Het had de premier extra pijnlijk getroffen dat minister Soeperman daags na dit gesprek te kennen had gegeven zich het bespro¬ kene niet meer te kunnen herinneren. Aangezien de
ktpi
niet om politieke redenen uit de coalitie was ge¬
stapt, merkte de minister-president op dat het kabinetsbeleid ongewijzigd zou blijven. Indien de onschuld van Soemita zou worden vastgesteld, zou hij vrij zijn zijn ministersambt weer op te nemen. Arron zei ervan op de hoogte te zijn dat VHP-leider Lachmon met een motie van wantrouwen op zak liep. Naar zijn zeggen diende de oppositie deze niet in aangezien zij er niet zeker van was of zij over een parlementaire meerderheid be¬ schikte.78 Lachmon liet een dag later weten dat hij geen motie van wan¬ trouwen in voorbereiding had. Volgens hem diende de regering via een motie van vertrouwen te laten zien nog altijd de meerderheid te bezitten. Hij verklaarde dat de verhouding coalitie-oppositie thans 19 tegen 20 ze¬ tels was en dat de regering het niet op een stemming durfde te laten aan¬ komen.79 Intussen had de ministerraad Soemita eervol ontslag verleend uit het ambt van minister. Met zijn collega Soeperman zou kort hierna hetzelfde
264
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
gebeuren. Maar in de
ktpi
rommelde het. Volgend op de parlementsver¬
gadering van 16 maart was er binnen de partij onenigheid ontstaan over het verbreken van de banden met de
npk.
De parlementariërs Amat en
Martodihardjo zouden onder dwang van vader Iding Soemita de brief over hun vertrek uit de NPK-fractie hebben geschreven en daar bij nader inzien spijt van hebben gekregen. Iding Soemita zou ook de leidende fi¬ guur zijn geweest achter de ontslagaanvrage van zijn zoon en minister Soeperman. De KTPi-parlementariërs stelden zich in verbinding met de NPK-top om te onderzoeken of zij op hun schreden konden terugkeren.80 Niet veel later was het zover. Tijdens een algemene vergadering van de
op 27 maart -die door Arron, Van Genderen en Nooitmeer werd
ktpi
bijgewoond - besloot de partij tot een herstel van de samenwerking met de
npk.
de
pnr
In het parlement zou de
en de
psv
ktpi
weer in NPK-verband met de
nps,
optrekken en tevens zou de partij als voorheen weer re¬
geringsverantwoordelijkheid aanvaarden. De dagelijkse leiding van de partij zou voortaan in handen zijn van een driemanschap bestaande uit de hoofdbestuursleden Amat, Soeperman en Kramaredja. De positie van Amat werd in dit verband het sterkst geacht. Als religieus leider kon hij rekenen op de steun van ruim veertig Javaanse gemeenten. Het plan van Lachmon en Somohardjo om via een Javaanse bundeling - Iding Soemita’s ideaal van eenheid onder de Javanen - de meerderheid te verkrijgen in het parlement had gefaald. Beide politici hadden onderschat dat de ja¬ renlange bestrijding van Soemita door Somohardjo sporen had nagelaten bij de leiding en de achterban van de
ktpi.
Somohardjo werd vooral na¬
gedragen dat hij de affaire-Soemita had geëntameerd via het populaire station Radika (Radio Dihaat Ki Awaaz, De stem van het district).81 De verhoudingen normaliseerden zich. De KTPi-parlementariërs hervatten hun werk als leden van de NPK-fractie en minister Soeperman keerde terug als bewindsman op het ministerie van Sociale Zaken. Ter vervanging van Soemita, die volgend op de in-staat-van-beschuldigingstelling was gearresteerd, trad Cornelis Ardjosemito aan als minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Waarnemers meenden dat machtsoverwegingen het handelen van de regering bepaalden en dat rechtsmotieven hieraan ondergeschikt waren gemaakt.82 De Vrije Stem verklaarde dat het gezag van ministers en parlementariërs nog nooit zo gering was geweest en signaleerde een verhoogde omloopsnelheid van moppen die de termen ‘politicus’ en Arronloog’ introduceerden als synoniem van leugenaar.83 Dit was een tendentieuze voorstelling van zaken. Arron kon moeilijk veel worden verweten. Hij had een streven naar machtsbehoud vergezeld la¬ ten gaan van een naleving van de principes van de rechtsstaat.
265
Er verschenen ook commentaren waarin Arron werd afgeschilderd als roomser dan de paus. Omkoping en corruptie waren immers schering en inslag en werden in brede kring als een onuitroeibaar fenomeen be¬ schouwd. Anders dan Javanen leken Creolen en Hindostanen over meer kennis en betere onderhandelingsvaardigheden te beschikken en terug te kunnen vallen op gespecialiseerde advocaten uit eigen kring waardoor zij vaker ongestraft met gepleegde malversaties konden wegkomen.84 Het was niet duidelijk waar deze veronderstelling op was gebaseerd. Ook van corruptie verdachte niet-Javanen zouden tijdens Arrons termijn als rege¬ ringsleider worden vervolgd en veroordeeld. In de parlementsvergade¬ ring van i april, die aan de affaire was gewijd, stelde Arron de afwikkeling van de kwestie voor als een voorbeeld van clean government en kwalificeer¬ de hij het optreden van de KTPi’er Amat als ‘een getuigenis van politieke rationaliteit’. De meesmuilende reacties van NPK-politici op de mislukte poging van de oppositie om de regering ten val te brengen, beantwoordde Lachmon met het uitspreken van de wens dat het kabinet-Arron door zou gaan met het maken van fouten, zodat vervroegde verkiezingen alsnog de samenstelling van een stabiele regering mogelijk zouden maken.85 De publicatie van Jozef Slagveer over de smeergeldenaffaire had de regering onaangenaam getroffen. Onduidelijk was hoe de journalist aan zijn informatie had kunnen komen. Dat er gelekt was door politiefuncti¬ onarissen en door medewerkers bij het Hof van Justitie achtten velen aannemelijk, maar werd nooit bewezen. De rechter sprak Slagveer vrij in een zaak die de regering tegen hem aanhangig had gemaakt. Aangezien de journalist in het bijzonder de
nps
als leidende coalitiepartij in de pro¬
blemen had gebracht, verbrak het kabinet-Arron de zakelijke banden met het Aktueelkollektief en met persbureau Informa. Het nieuwe pand van Informa was op 24 juli 1976 nog door minister-president Arron geopend, maar in minder dan een jaar tijd was de situatie radicaal gewijzigd en werd Slagveer vanwege zijn onwelgevallige berichtgeving door de regering geboycot in zijn beroepsuitoefening. De tijd was voorbij dat hij onbelem¬ merd ministeries kon binnenlopen en vrijuit informatie kon vergaren.86 De beroering over de smeergeldenaffaire vond plaats tegen de achter¬ grond van op handen zijnde parlementsverkiezingen. Dat verklaarde de gretigheid waarmee de oppositie de zaak naar haar hand probeerde te zetten en de slagvaardigheid waarmee de coalitie trachtte de opdoemen¬ de crisis te bezweren. Beide kampen waren bezig zich een gunstige uit¬ gangspositie te verschaffen voor hun krachtmeting. Arron had een voor¬ keur voor het houden van verkiezingen in juli of augustus 1977. Maar voordat deze konden plaatsvinden wilde hij nog een aantal zaken realise-
266
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
ren, zoals de raamwet Algemene Ziektekostenverzekering en de wet in¬ houdende de wijziging van het kiesreglement, die de instelling van een Onafhankelijk Kiesbureau mogelijk maakte.87 Het was door de vertraagde behandeling van de laatste wet - die pas op 19 juli met algemene stemmen (26) zou worden aangenomen88 - dat de verkiezingsdatum naar 31 oktober zou worden verschoven. De raamwet Algemene Ziektekostenverzekering was op 16 mei met algemene stemmen (34) door het parlement goed¬ gekeurd.89 DE PNR UIT DE COALITIE De PNR had bij de verkiezingen van 1973 vier zetels behaald, maar door¬ dat een aantal gekozen leden van de
npk
- onder wie Arron, Bruma en
Karamat Ali - minister waren geworden, kwam de op vijf zetels. De
nps
pnr
door opschuiving
had een zetel moeten inleveren en was van dertien
naar twaalf zetels teruggevallen. Dit was een consequentie van samen¬ werken als partijcombinatie. Ook de drie ministersposten die de
pnr
toebedeeld had gekregen, vloeiden voort uit afspraken die de NPK-partners eerder hadden gemaakt. Toch maakte de verdeling van de posities binnen de combinatie in de gelederen van de leidende coalitiepartner ook kritische reacties los. Veel NPs’ers meenden dat de
pnr
minder op ei¬
gen kracht en meer dankzij de ruimhartigheid van de
nps zo
veel parle¬
mentszetels en ministersposten had weten te verwerven. Vooral aanhan¬ gers van de brede basis-politiek meenden dat de
pnr
in NPK-verband was
overbedeeld en eisen stelde die niet in verhouding stonden tot de electo¬ rale sterkte van de partij.90 Wat bij de oordeelsvorming over de partij meespeelde, was de strijd¬ bare en ideologisch geprononceerde opstelling van de de onafhankelijkheid had de
pnr
pnr.
Ten tijde van
geprobeerd de vhp zoveel mogelijk van
betrokkenheid bij de soevereiniteitsoverdracht uit te sluiten. Deze offen¬ sieve houding kwam voort uit aversie tegen de conservatieve koers van de partij, maar ook uit vrees voor een NPS-VHP-samenwerking waarbij de pnr
overbodig zou worden. Het volgen van deze compromisloze lijn werd
vooral aan Bruma toegeschreven en door aanhangers van de brede basispolitiek veroordeeld. Na de soevereiniteitsoverdracht ging de kritiek op de PNR-leider in toenemende mate vergezeld van kanttekeningen bij diens functioneren als minister. Anders dan zijn partijgenoten Hoost en Frijmersum - die als minister een goede reputatie genoten - wist Bruma als minister van Economische Zaken niet te imponeren. Zijn loon- en prijsbeleid, bedoeld om de kosten van eerste levensbehoeften te drukken, was op een misluk-
267
king uitgelopen en het cis functioneerde gebrekkig.91 Ook liet Bruma zich weinig gelegen liggen aan de rapporten van de Rekenkamer en de Centrale Lands Accountants Dienst.92 Ten slotte zou de PNR-voorman zich schuldig maken aan favoritisme, onevenredig veel tijd in het casino doorbrengen en zich ophouden met malafide figuren. De hardnekkig¬ heid van deze geruchten en het kennelijke onvermogen van de bewinds¬ man om deze aantijgingen adequaat te pareren, droegen negatief bij aan de beeldvorming rond zijn persoon.93 Bij onderhandelingen op 1, 3 en 5 augustus 1977 over het vaststellen van de NPK-verkiezingslijst kwamen de
nps
en de
flict. Met verwijzing naar de positie van de
pnr
pnr
met elkaar in con¬
in het parlement eiste
Bruma vijf verkiesbare plaatsen op de NPK-verkiezingslijst. Naar zijn oor¬ deel diende de
pnr
geaccommodeerd te worden uitgaande van het aantal
parlementszetels dat de partij op dat moment bezat. Ook wenste de partij opnieuw drie ministersportefeuilles indien de
npk
er weer in zou slagen
22 zetels te verwerven. Bovendien verlangde de partij, redenerend vanuit het standpunt dat de eenheidsgedachte versterkt tot uitdrukking diende te worden gebracht, dat de NPK-leiders op de eerste vier plaatsen van de lijst in Paramaribo zouden worden gepositioneerd. Ten slotte meende de
pnr
dat verschillende van haar vertegenwoordigers (Frijmersum, Hoost, Derby en Raveles) een betere waardering op de kandidatenlijst verdienden.94 Deze eisen schoten de NPK-top in het verkeerde keelgat. Arron toon¬ de zich voorstander van voortzetting van het NPK-verband op basis van de in 1973 aanvaarde verdeelsleutel met betrekking tot de posities op de kandidatenlijst. Deze verdeelsleutel weerspiegelde volgens hem de wer¬ kelijke sterkte van de deelnemende partijen. Hij kon zich niet verenigen met de eis van Bruma dat hij in het kader van de eenheidsgedachte als tweede op de lijst in Paramaribo diende te worden geplaatst, onmiddellijk na Arron. Een dergelijke positionering zou betekenen dat Ahmed Karamat Ali, ondervoorzitter van de
nps,
niet langer aanspraak zou kunnen ma¬
ken op die plaats. Voor Arron was dit onaanvaardbaar. Ten slotte was laatstgenoemde van oordeel dat de door Bruma genoemde PNR-vertegenwoordigers beslist niet ondergewaardeerd waren als gekeken werd naar hun positie op de kandidatenlijst. Arron kreeg bijval voor zijn opstelling van de voorzitters van de psv en de Om de
pnr
raad van de
nps
ktpi .9S
van de ernst van de zaak te overtuigen, besloot de partij¬ op 7 augustus om Arron en Van Genderen te machtigen
de onderhandelingen met de samenwerkende partijen in NPK-verband voort te zetten op basis van de door de
npk
in 1973 aanvaarde verdeel¬
sleutel voor toewijzing van posities op de kandidatenlijst. Zou de
268
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
pnr
zich niet in dit uitgangspunt kunnen vinden, dan stond het de partij vrij uit de npk te stappen. Tevens werd tijdens de partijraadsvergadering over¬ eengekomen dat Arron en Van Genderen besprekingen zouden openen met de
hpp
om de mogelijkheden voor samenwerking te onderzoeken.
In reactie op het besluit van de
nps-partijraad
herhaalde Bruma zijn ei¬
sen, waarop Arron, Van Genderen, Wijntuin en Soeperman namens hun partijen lieten weten dat het voeren van onderhandelingen op de door Bruma voorgestelde grondslag niet mogelijk was. Door de houding van de PNR-voorzitter was volgens hen ‘de basis van vertrouwen in eikaars oprechte bedoelingen ernstig geschaad’.96 Bruma toonde zich bereid zijn voorstel voor een kopgroep van voor¬ zitters als symbool van de eenheid binnen de
npk
in te trekken. Hij deed
dit met tegenzin, aangezien tot de verbeelding sprekende ‘voorhoedestrijders’ zijns inziens onmisbaar waren ‘voor het verslaan van de volks¬ vijanden’. Tegelijk wenste hij vast te houden aan zijn eis dat bij voortzetting van de samenwerking de vijf PNR-zetels in het parlement gegarandeerd dienden te zijn bij een stembusuitslag van
22
zetels voor de
npk.97
Voor
Arron en Van Genderen voldeed deze reactie niet aan de gestelde voor¬ waarden. Drie dagen na ontvangst van de brief van Bruma besliste de par¬ tijraad van de
nps
dat gelet op de opstelling van de
pnr
‘de noodzakelijke
vertrouwensbasis voor samenwerking met de partij’ was komen te verval¬ len en dat om die reden de samenwerking met de De samenwerking met de
psv
en de
ktpi
pnr
werd verbroken.
zou worden voortgezet en even¬
tueel uitgebreid met andere daarvoor in aanmerking komende partijen.98 De vijf PNR-vertegenwoordigers in het parlement reageerden furieus op het besluit van de NPS-partijraad. Zij lieten weten per direct uit de NPK-fractie te stappen en als een zelfstandige PNR-fractie verder te gaan. Uit protest tegen de handelwijze van de
nps
zegden zij bovendien het
vertrouwen op in de ministers Arron, Van Genderen, Cambridge, Karamat Ali en Venetiaan." Hierop verzochten de NPK-ministers hun collega’s van PNR-huize om hun portefeuilles ter beschikking te stellen, een stap die laatstgenoemden weigerden te zetten. De
pnr
zag geen reden om zo
kort voor de verkiezingen en zonder dat het parlement hierover een uit¬ spraak had gedaan mee te werken aan een regeringswisseling waarvan aangenomen mocht worden dat die de stabiliteit van het landsbestuur in gevaar zou brengen. De partij beloofde het NPK-beleid vooralsnog te zul¬ len blijven steunen. Dit argument wist de niet-PNR-ministers in het kabi¬ net te overtuigen. De regering zou haar zittingstermijn uitdienen.100 In een redactioneel commentaar stelde De Ware Tijd dat de leiding van de
pnr
‘onbegrijpelijk gefaald’ had. Het zeker stellen van vijf parle-
269
mentszetels was niet realistisch en op eigen kracht zou de partij nooit de zetels binnenhalen die de
nps
haar had aangeboden.101 De Vrije Stem had
vóór de breuk geschreven: ‘NPS-leider Arron heeft in het verleden alles gedaan om de
pnr
de hand boven het hoofd te houden, waardoor in eigen
gelederen het verwijt werd geuit dat hij een watra-moen [watermeloen] is: groen van buiten en rood van binnen.’102 Maar de
pnr
had volgens de
krant nu duidelijk haar hand overspeeld en zou als zelfstandig deelnemer aan de verkiezingen tot vrijwel niets in staat zijn.103 De krant beschouwde de opstelling van de
nps
als de uitkomst van een interne machtsstrijd.
Van Genderen had geprobeerd Arron een hak te zetten, maar deze het te¬ gen de verwachting in de
pnr
tijdig vallen.104
Arron: Wat was mijn voorstel aan de coalitie in augustus 197/? We maken een pas op de plaats, in die zin dat de politieke posities voor wat betreft het parlement en de regering ongewijzigd blijven. Wat betekende dit? Niemand zou erop vooruitgaan, niemand zou erop achteruitgaan. Daar ligt de kern van de breuk. De
pnr
zegt: nee, we hebben ons bewezen in deze combinatie, dus
wij accepteren niet hetzelfde, wij willen meer hebben dan in 1973. Niet alleen claimde de
pnr
een groter aantal posities, maar ook drong de partij aan op
wijzigingen in de volgorde van bepaalde posities. Zo wilde de partij de tweede plaats op de lijst in Paramaribo. Een onhaalbare zaak, want dat was de positie van de ondervoorzitter van de
nps,
mr. KaramatAli. We deden ons best de te¬
genpartij van ons standpunt te overtuigen, maar we kwamen er niet uit. Toen heeft Bruma op een cruciaal moment de fout gemaakt - er is veel vergaderd hoor - om niet zelf aan de onderhandelingstafel te verschijnen, maar om twee partijgenoten af te vaardigen. Ik zal niet beweren dat het niets¬ zeggende lieden waren, maar in ieder geval geen figuren van het kaliber Bruma of Hoost. Ik vond dat van weinig respect voor de NPK-top getuigen en heb de besprekingen onmiddellijk gestaakt.105 De gevoelens in de
nps
waren
toen al van dien aard dat mensen zeiden: jaag ze weg, gooi ze uit de npk. Toch zag ik het als mijn taak de coalitie te bestendigen. Vergeet niet: de onderlinge verhoudingen waren goed en inhoudelijk zaten we op één lijn. Maar na die ge¬ weldige opstelling van de heer Bruma ben ik naar de partijraad gegaan en heb ik gezegd: dit is het einde. Ik heb geen lange verklaring hoeven af te leggen. Binnen een halfuur was het beslist. Omdat die negatieve gevoelens in de nps al vanaf de toetreding van de pnr tot de combinatie sudderden. Zo zijn we uit elkaar gegaan. Ik heb tegen Bruma gezegd: Eddy, ik ben jon¬ ger dan jij - we schelen meer dan tien jaar - maar wees met één ding voorzich¬ tig: politieke hebzucht leidt tot politieke zelfvernietiging. Hij is de eerste aan wie ik dit heb gezegd. Ik heb er later ook in redevoeringen een paar keer op ge¬ hamerd. Ik zei ook: Eddy, houd er rekening mee, dit betekent voor jou nul zetels
270
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
bij de komende verkiezingen. In de partijraadsvergadering had ik dit ook al naar voren gebracht. Er waren geen ideologische verschillen met de pnr. Juist om die reden heb ik de breuk betreurd. Er waren ook geen verschillen op het stuk van de ontwikkeling van het land. De ontwikkelingsvisie was identiek. Het was zuiver politieke hebzucht. Nou ja, ze hebben het geweten op 31 oktober. Bruma voelde zich door de nps op een vernederende manier aan de kant geschoven. Zijn analyse was dat de nps de pnr kennelijk nodig had gehad om de onafhankelijkheid te realiseren, maar dat de partij, nu deze voor de nps haar betekenis had verloren, uit de gratie was geraakt. Bin¬ nen de pnr voelden veel leden zich overvallen door het nieuws dat een continuering van de samenwerking met de NPK-partners van de baan was. Menigeen trok de conclusie dat Bruma te solistisch was opgetreden, onvoldoende had afgestemd met de partijtop en zijn eigen positie had overschat.106 Het vertrek van de pnr uit de npk kan worden uitgelegd als een triomf voor partijraadsvoorzitter Van Genderen. Hij slaagde erin de PNR-kritische stemming binnen de nps naar zijn hand te zetten en met succes aan te sturen op een breuk met de pnr. Maar ook in de beleving van Arron had Bruma een kritische grens overschreden en zichzelf als coalitiepart¬ ner onmogelijk gemaakt. Hij greep de eisen van de pnr aan om de npk te herstructureren en binnen de nps de gelederen te sluiten. Tot op zekere hoogte nam Van Genderen revanche voor het gezichtsverlies dat Arron hem in 1972 tijdens de brede basis-discussie had laten lijden. Toch was het effect van zijn optreden beperkt. De breuk maakte definitief de weg vrij voor samenwerking met de hpp - waartegen de pnr zich uit vrees voor verlies van invloed steeds had verzet -, maar leidde niet tot een vorm van toenadering tot de vh p .loy De pijn voor Arron lag behalve in het beëindigen van een politieke sa¬ menwerking waaraan hij zich gecommitteerd had in de verwijdering die optrad tussen hem en PNR-minister Eddy Hoost. Arron kende Hoost al lang vóór de totstandkoming van npk i via zijn jeugdvriend Morris Tuur. Hoost woonde ‘om de hoek’ bij Tuur en het was daar dat de vriendschap tussen Arron en Hoost ontstond. De drie gingen op de Rechtsschool met elkaar om en ontmoetten elkaar bij Labor Omnia Vincit.108 Binnen npk i waren Arron en Hoost de verbindende schakels tussen de clusters van nps- en PNR-ministers. Informele ontmoetingen tussen de twee vonden plaats ten huize van Morris Tuur, waarbij ook partijgenoten als Otmar Buyne en Waldi Willemzorg aanschoven.109 Arron: Hoost is de minister die ik het meest heb vertrouwd. Hij was mijn rechterhand. Hij was de minister die als we bij mij thuis vergaderden in mijn slaapkamer mocht komen. Zo goed
271
was de verhouding. De vriendschap zou in de verkiezingsstrijd die op de breuk in de combinatie volgde nog verder op de proef worden gesteld.
DE VERKIEZINGEN VAN 1977 Op 19 augustus 1977, twee dagen na het besluit van de partijraad van de nps
om de samenwerking met de
pnr
te verbreken, bracht de
npk
een
communiqué uit waarvan de eerste regels als volgt luidden: ‘In de over¬ tuiging dat de betrokkenheid van de totale Surinaamse bevolking bij de nationale opbouw moet worden gecontinueerd en versterkt hebben de politieke partijen
n.p.s., k.t.p.i., p.s.v.
en
na diepgaand beraad
h.p.p.
besloten door gezamenlijk politiek optreden een bijzonder samenwerkings¬ verband aan te gaan in de nationale n.p.k.
partij kombinatie,
de
n.p.k.
De
is ervan doordrongen dat in ons pas onafhankelijk geworden land
dit samenwerkingsverband de beste garantie biedt voor harmonie in de Surinaamse politiek en samenleving. Uit het voorgaande vloeit logischer¬ wijs voort dat het bereids aangevangen proces ter realisatie van de natio¬ nale ontwikkelingsdoelstellingen door middel van participatie en mobi¬ lisatie zal worden geïntensiveerd.’110 De onderhandelingen van de
nps
met de
hpp,
die op 9 augustus be¬
gonnen waren111, hadden snel hun beslag gekregen. Verwonderlijk was dit niet. Beide partijen waren gebaat bij samenwerking en hielden er een vergelijkbare maatschappij- en ontwikkelingsvisie op na. Voor de tekende de toetreding van de
hpp
npk
be¬
een verbreding van de etnische basis.
Aan de bestaande Creools-Javaanse samenwerking werd een progressief Hindostaans element toegevoegd. Het hielp dat de kleine partij haar naam het jaar ervoor van Hindostaanse Progressieve Partij in Hernieuwde Pro¬ gressieve Partij had gewijzigd. Voor de NPK-partners was echter doorslag¬ gevend geweest dat George Hindori sinds juni 1976 als vertegenwoordi¬ ger van de
hpp
zijn parlementaire arbeid verrichtte. Door met de ervaren
Hindori in zee te gaan, kon worden voortgebouwd op de understanding die tussen hem en het NPK-blok was bereikt aan de vooravond van de on¬ afhankelijkheid. Menigeen vond bovendien dat de
npk
de parlementa¬
riër wel iets verschuldigd was voor de stap die hij op 14 oktober 1975 had gezet. Omgekeerd was toetreding tot de
npk
voor de
hpp
een uitkomst.
Pogingen onder leiding van Evert Azimullah om Hindori, de
hpp
en de
VHP met elkaar te verzoenen en een VHP-nieuwe stijl te lanceren, waren mislukt. Wilde de
hpp
haar ambitie om regeermacht uit te oefenen kun¬
nenwaarmaken, dan bood aansluiting bij de
npk
de beste kansen.112
In het NPK-verkiezingsmanifest en het NPK-verkiezingsprogramma lag het accent op vrijheid, zelfstandigheid en welvaart. Waar het ging om
272
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
vrijheid onderstreepte de
npk
het belang van het waarborgen van de de¬
mocratie en de rechtsstaat. Zelfstandigheid vertaalde zich volgens de combinatie in de zorg voor een evenwichtig beleid van self-reliance vol¬ gens de doelstellingen van het meerjarenontwikkelingsprogramma (mop). Onder welvaart verstonden de partners een gegarandeerd aanbod van be¬ taalbare primaire levensbehoeften, de beschikbaarheid van sociale, edu¬ catieve en culturele voorzieningen, en een verantwoorde exploitatie van ’s lands natuurlijke hulpbronnen door een nauw samenspel tussen over¬ heid, vakbeweging en bedrijfsleven. De afkorting npk zag de combinatie bij voorkeur uitgespeld als Na Pipel Krakti, de kracht van het volk. Het uit¬ gangspunt was dat er zo veel mogelijk aansluiting diende te worden ge¬ zocht bij de Nationale Progressieve Kracht, die het Surinaamse eigene belichaamde, kolonialisme, hokjesmentaliteit en eigenbelang achter zich had gelaten, en zich richtte op de mobilisatie en participatie van alle bur¬ gers in het arbeidsproces.113 Voor Arron braken drukke tijden aan. Tijdens de verkiezingen van 1973 had hij zijn eigen woning als kantoor en verkiezingscentrum van de nps
beschikbaar gesteld. Dat had als voordeel gehad dat de lijnen kort
waren en dat hij zich in persoon met alle facetten van de verkiezingscam¬ pagne had kunnen bemoeien. Het was gelet op de verstoring van zijn hui¬ selijk leven echter geen ideale oplossing geweest. Om die reden werd er in 1977 voor gekozen om Grun Dyari tot zenuwcentrum van de NPS-verkiezingsactiviteiten om te vormen. Het was niet langer vanuit de Gravenberchstraat, maar vanuit de Wanicastraat dat propagandisten werden aangestuurd en de verkiezingscampagne werd gecoördineerd. Evenals in 1973 lag de leiding van de campagne in handen van de partijvoorzitter. No span,
npk
zingsleus van de
e tan (maak je niet druk, de npk.
npk
blijft) was de verkie¬
Deze verwees naar het voornemen van de combi¬
natie om op de ingeslagen weg voort te gaan en het bestaande beleid, dat feitelijk pas sinds 1976 werd uitgevoerd, te continueren. Hoewel de leus de oriëntatie van de npk goed reflecteerde, leek deze tegelijk terug te ver¬ wijzen naar de bekende uitspraak van Johan Adolf Pengel: Wacht even. Weest gerust. Alles komt terecht. Diens woorden hadden een vergelijkbare strekking en bespeelden een verwant register aan emoties. In beide geval¬ len luidde de achterliggende boodschap: lanti (de regering) waakt over het volk, houdt te allen tijde een vinger aan de pols en zal burgers zonder onderscheid in wijsheid en rechtvaardigheid leiden. Het was niet ieder¬ een duidelijk hoe deze les in ootmoed en matiging zich verhield tot ander¬ soortige idealen uit het NPK-verkiezingsmanifest, zoals de aansporing meer activiteiten te ontplooien en een nationaal elan te demonstreren.114
273
De tegenhanger van de tische Partijen
(vdp)
npk
was de combinatie Verenigde Democra¬
onder leiding van Jagernath Lachmon. Hoewel de
voorkeur van Lachmon onverminderd uitging naar een nationaal kabinet met de
nps
en de
ktpi115
wist hij dat een doorstart van de verbroederings-
politiek een illusie was zolang Arron het binnen de
nps
zou hebben. Behalve de
deel uit de Pendawa
vhp
maakten van de
vdp
voor het zeggen
Lima en de Socialistische Partij Suriname. In de strijd om het politieke leiderschap van de javanen hoopte Somohardjo met zijn Pendawa Lima te profiteren van de uitschakeling van
kt pi-voorzitter
Soemita. Deze was
op 2 september door de rechter tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld116 en kon alleen op afstand betrokken zijn bij de verkiezingscampagne van zijn partij. De Socialistische Partij Suriname
(sps)
werd geleid door
André Kamperveen en Henk Herrenberg. Door het incorporeren van de kleine en ideologisch afwijkende
sps
- door de
npk
als een gevaarlijke
communistische partij aangemerkt - hoopte Lachmon behalve een Hindostaans en een Javaans element ook een Creools element in zijn combi¬ natie te verankeren.117 De
pnr
besloot op eigen kracht de verkiezingen in te gaan. Hetzelfde
besluit nam een aantal andere progressieve partijen, zoals de Volkspartij onder leiding van Ruben Lie Pauw Sam, de Progressieve Arbeiders en Landbouwers Unie
(palu)
kratisch Volksfront
(dvf)
onder leiding van Iwan Krolis en het Demo-
onder leiding van Humphrey Keerveld. Hoe¬
wel laatstgenoemde partijen een links-radicale agenda met elkaar ge¬ meen hadden, waren het ideologische scherpslijperijen en persoonlijke tegenstellingen die verhinderden dat zij tot een werkbare bundeling van activiteiten kwamen. Prognoses gaven de partijen, in het bijzonder de pnr
de
en de Volkspartij, kans op een zetel, maar herhaalde oproepen van
npk
en de
vdp
om stemmenversnippering tegen te gaan en ondanks
bepaalde reserves toch te kiezen voor een van de twee megablokken bleek uiteindelijk een effectieve strategie.118 In de strijd die ontbrandde richtte de kritiek op de
npk
zich vooral op
het uitblijven van aansprekende economische successen en op het cor¬ ruptieschandaal rond KTPi-leider Soemita. De vdp meende dat de
npk
te
zwaar inzette op infrastructuur en mijnbouw, zoals het West-Surinameproject119, en zich onvoldoende sterk maakte voor de ontwikkeling van andere sectoren van de economie, zoals de (kleinschalige) landbouw. Niet toevallig vond een belangrijk deel van de VHP-aanhang in die laatste sector emplooi. In veel speeches werd Hindori weggezet als een verrader en Pengel verheerlijkt als een kampioen van de integratiegedachte. De kwestie-Soemita liet volgens Lachmon weinig heel van Arrons pretentie
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
dat zijn ministers over tien schone vingers beschikten. Met verwijzing naar deze affaire greep Somohardjo iedere gelegenheid aan om zijn ge¬ hoor te beloven Arron te zullen laten opsluiten mocht hij het in de vol¬ gende regering tot minister van Justitie brengen. Een kort voor de verkie¬ zingen verschenen rapport van de Rekenkamer, waarin de besteding van overheidsmiddelen en de verantwoording van overheidsuitgaven werd bekritiseerd, gaf naar het oordeel van Lachmon voeding aan de gedachte dat de regering haar financiële administratie niet op orde had en onver¬ antwoord omsprong met geld dat de belastingbetaler in de staatskas had laten vloeien.120 Omgekeerd werd de
vdp
verweten te volstaan met het voeren van
een negatieve campagne en geen beleid te presenteren dat zich op een gunstige manier onderscheidde van dat van de de
vdp
npk.
Volgens Arron was
een opportunistisch samenraapsel van partijen, die er geen een¬
duidige visie op na hielden. Hij benadrukte dat het voorbarig was de resul¬ taten van het ontwikkelingsbeleid van zijn regering nu al af te schieten. De onafhankelijkheid - die Suriname een eigen gezicht had gegeven in de wereld en respect had afgedwongen bij bevriende volkeren - was nog maar kortgeleden gerealiseerd en de uitvoering van het meerjarenont¬ wikkelingsprogramma verkeerde nog in haar beginfase. Ook was het niet fair om het West-Surinameproject op te hangen aan het belang dat het had voor de mijnbouw. Het ging om een geïntegreerd programma waar de landbouwsector volwaardig deel van uitmaakte. Arron verwees in dit verband tevens naar het Multipurpose Corantijn-project dat voorzag in een substantiële uitbreiding van het rijstareaal. Waar het ging om de kwestie-Soemita merkte Arron op dat, ondanks de roep om amnestie vanuit de
ktpi,
het recht had gezegevierd. Ten slotte wees hij de sugges¬
tie dat de regering een loopje nam met haar financiële verantwoordings¬ plicht verontwaardigd van de hand.121 Op 27 oktober 1977 verkreeg president Ferrier uit handen van de mi¬ nisters Bruma en Hoost een fotokopie van een dagafschrift van de Southeast First National Bank of Miami, gedateerd 28 februari 1977. Dit af¬ schrift was gesteld op naam van H.A.E. Arron te Paramaribo en onthulde dat de minister-president een positief saldo van us$ 2.395.436,95 op zijn bankrekening had staan. De laatste transactie zou op 31 januari van dat jaar hebben plaatsgevonden. Arron was op verkiezingscampagne in Nickerie en kon om die reden pas op 28 oktober door de president worden ge¬ hoord. Bij die gelegenheid verklaarde Arron dat hij onkundig was van het bestaan van deze bankrekening en uitte hij zijn verbazing over het ge¬ toonde dagafschrift dat hij als een vervalsing bestempelde. Op aandrin-
275
gen van Arron verzocht Ferrier de procureur-generaal om met spoed bij de Southeast First National Bank of Miami een onderzoek in te stellen naar het dagafschrift en naar het vermeende bestaan van de bankrekening.122 Het bankafschrift was afkomstig van de in Miami woonachtige inge¬ nieur Richard Sanders, die het document aan André Kamperveen ter hand had gesteld. Kamperveen - een van de voormannen van de
sps
- had vdp-
leider Lachmon het afschrift aangeboden, maar deze had geen aanleiding gezien iets met het document te doen. Vervolgens was Kamperveen er¬ mee naar Bruma gegaan, die zijn partijgenoot Hoost erbij had gehaald. Samen hadden zij zich met het afschrift bij Ferrier vervoegd en bij hem de zaak aanhangig gemaakt. Sanders koesterde een wrok tegen Arron aan¬ gezien deze hem naar zijn zeggen de opdracht voor de bouw van een brug over de Surinamerivier had ontnomen zonder hier een compenserende vergoeding tegenover te stellen. Lachmon vertrouwde de zaak niet en hield zich op afstand, maar Bruma en Hoost zagen hun kans schoon om Arron de verwijdering van de
pnr
uit de
npk
betaald te zetten.123
Het nieuws over de Amerikaanse bankrekening van Arron en de sug¬ gestie dat het saldo van bijna us$ 2,5 miljoen via corruptie zou zijn ver¬ kregen, bereikte de samenleving op donderdag. De eerstvolgende maan¬ dag zou de bevolking naar de stembus gaan. Arron: Als Bruma de kwestie van het bankafschrift een dag later had gebracht, had ik mij niet meer met be¬ wijsstukken kunnen verdedigen. Ik had natuurlijk nog wel mijn verhaal kun¬ nen houden, maar dan zou vermoedelijk de vraag zijn blijven hangen: houdt die Arron ons niet voor gek? Bruma heeft er geen rekening mee gehouden dat ik zelf uit het bankwezen afkomstig ben en dat ik als regeringsleider een be¬ roep kon doen op de medewerking van de Amerikaanse ambassadeur hier te lande. Die heeft via de Amerikaanse regering die bewuste bank in Miami bena¬ derd. Op zaterdag bereikte ons via de Amerikaanse ambassadeur een verkla¬ ring van de directie van de bank dat het afschrift fake was. De avond ervoor had ik al tijdens een NPK-massameeting op het terrein van de openbare school op Latour de mensen voorbereid op het nieuws. Ik heb de menigte voorgehouden dat ik van Bruma alles had verwacht, maar dat ik niet kon begrijpen dat mijn boezemvriend Hoost, met wie ik op één bed had ge¬ slapen, uit één bord had gegeten en uit één beker had gedronken, mij dit had aangedaan. Op zaterdagmiddag kon ik tijdens de slotmassameeting van de npk
op het Bronsplein, met de verklaring van de bank in mijn handen, de finale
klap uitdelen. Het was een grote stommiteit van Bruma. Een domme wraak¬ actie. En weer die politieke hebzucht die tot politieke zelfvernietiging leidt. Door deze affaire heb ik lange tijd een verstoorde relatie met Hoost gehad. Omdat ik maar niet kon bevatten dat Hoost - wetende dat het om een knullige
276
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
vervalsing ging, wetende dat ik niet zo dom zou zijn om mij door dergelijke nonsens van de wijs te laten brengen - bereid was zich tot een dergelijke actie te verlagen. Hoost die elke dag met mij was! Op het moment dat het gebeurde, heb ik het hem bijzonder kwalijk genomen. Pas vele jaren later, via een gemeen¬ schappelijke kennis, heeft Hoost - want hij had er behoefte aan - de zaak met mij uitgepraat.124 In een televisietoespraak aan de vooravond van de verkiezingen be¬ nadrukte Arron dat dit de eerste keer was dat vrije burgers in de onafhan¬ kelijke republiek naar de stembus gingen. Hij riep de kijkers op om de npk
in de gelegenheid te stellen zijn beleid te continueren. Volgens hem
had de NPk consequent en met respect voor de beginselen van vrijheid en democratie de sociaal-economische ontwikkeling van het land ter hand genomen en de basis gelegd voor een evenwichtige groei naar welvaart en welzijn voor alle burgers. Dit proces nam echter meer tijd dan één kabi¬ netsperiode. Er was een verlenging van de zittingstermijn van de rege¬ ring nodig om de vruchten te kunnen plukken van de processen die reeds in gang waren gezet. Arron zette de pnr weg als een partij die, arm aan verkiezingsthe¬ ma’s, medelijden bij de kiezers probeerde te wekken door te doen alsof de partij door de andere NPK-partners uit de coalitie was gestoten: ‘Wij zul¬ len onze tijd niet verdoen met nogmaals de waarheid uit de doeken te doen en volstaan met voor de zoveelste keer te zeggen dat zij zichzelf uit de kombinatie hebben gezet en wel door zetelgierigheid en een voor ons onbegrijpelijke mate van zelfoverschatting.’125 Ook voor de vdp had Arron weinig lovende woorden over. Hij was er¬ van overtuigd dat deze combinatie geen stand zou houden. Naar zijn zeg¬ gen beriep vhp-voorzitter Lachmon zich voortdurend op zijn doorbraakpolitiek, maar de tegenstrijdige ideologieën die de vdp met elkaar trachtte te verzoenen, maakten het onmogelijk om een stabiele regering te forme¬ ren. Het was niet te verwachten dat op die wankele basis de eenheid zou worden bevorderd en de ontwikkeling van Suriname de gewenste impul¬ sen zou krijgen. Met verwijzing naar de kleine progressieve partijen waarschuwde Arron voor het dreigende gevaar van het communisme. Stemden kiezers op vertegenwoordigers van deze ideologie, dan bestond er volgens hem een gerede kans dat de jonge republiek in avonturen zou worden gestort waarvan de gevolgen niet te overzien zouden zijn. ‘Wij van de
npk
gelo¬
ven in de common sense van de totale Surinaamse bevolking en vertrou¬ wen erop dat het volk de juiste beslissing zal weten te nemen. De stem van het volk is de stem van God.’126
277
De verkiezingen van 31 oktober 1977, die rustig en beheerst verliepen, leverden andermaal een overwinning op voor de won 22 zetels, tegenover 17 zetels voor de
vdp.
npk.
De combinatie
Geen van de kleine pro¬
gressieve partijen had een zetel weten te veroveren.127 Algemeen werd aangenomen dat de bankafschriftaffaire de
pnr
de das om had gedaan en
Arron veel sympathiestemmen had opgeleverd.128 Ook de realisering van de onafhankelijkheid zou door het electoraat positiever zijn gewaardeerd dan velen vooraf hadden ingeschat. De
vhp zou
nadeel hebben onder¬
vonden van de emigratie van duizenden Hindostanen naar Nederland in 1974 en 1975.129 Bovendien zouden veel Hindostanen aanstoot hebben genomen aan de onwaardige behandeling van George Hindori door de VHP-leiding. Juist zij zouden hoop hebben geput uit het verbroederingselement dat de
npk
had ingebracht door de opname van de
hpp
in de
combinatie.130 Beschuldigingen van VDP-zijde dat de
npk
in het district Comme-
wijne zou hebben gefraudeerd met stemmen en op basis hiervan de ver¬ kiezingen zou hebben gewonnen, werden door het hoofdstembureau van Commewijne en het Onafhankelijk Kiesbureau niet bewezen geacht. Het Onafhankelijk Kiesbureau verklaarde dat ‘de bij de algemene verkiezin¬ gen van 31 oktober 1977 gesignaleerde gebreken in de organisatie der ver¬ kiezingen en in de uitvoering daarvan, ook bij de voorgaande algemene verkiezingen voorkwamen, zodat de conclusie gerechtvaardigd voorkomt dat de onderhevige verkiezingen niet ongunstig afsteken bij de voorgaan¬ de’.131 Volgens het Kiesbureau kon in het algemeen worden gesteld ‘dat van onregelmatigheden bij de verkiezing in Commewijne niet is geble¬ ken’.132 Het Onafhankelijk Kiesbureau onderzocht de door de
vdp
inge¬
diende klachten en verklaarde deze ongegrond. In het bijzonder twee grieven trokken de aandacht. In Njoeng Godo Drai zou volgens de oppositie met 115 oproepingskaarten zijn gemanipu¬ leerd. Na onderzoek liet het Onafhankelijk Kiesbureau weten dat ‘met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid’ moest worden geconclu¬ deerd dat deze klacht ‘redelijkerwijs niet juist kan zijn’. De andere klacht betrof de telling van stemmen bij een aantal stembureaus. Daarmee zou zijn geknoeid. Het Onafhankelijk Kiesbureau besloot tot een hertelling van deze 2519 stemmen (op een totaal van 6070 in Commewijne uitge¬ brachte stemmen). Deze hertelling leverde volgens het Kiesbureau een zeer gering aantal afwijkingen op, die toegeschreven konden worden aan mogelijke verschillen van inzicht bij de beoordeling van de stembiljetten (vooral op het punt van hun geldigheid) en aan menselijk verklaarbaar feilen. Op grond van deze bevindingen achtte het Onafhankelijk Kies-
278
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
bureau het ‘redelijkerwijs niet aannemelijk [...] dat een uitbreiding van zijn onderzoek, door met name ook het saldo der in Kieskring iv uitge¬ brachte geldige stemmen alsnog hierin te betrekken, tot merkelijk afwij¬ kende resultaten zal leiden’.133 Omdat het Kiesbureau in zijn rapport enige slagen om de arm hield en de
npk
de twee zetels die er in Commewijne te
vergeven waren geweest met een klein verschil van stemmen op de
vdp
had veroverd, zou de kwestie voor jaren conflictstof opleveren en de rela¬ ties tussen coalitie en oppositie onder druk zetten.134 Uit verontwaardiging over de ‘verkiezingsfraude’ weigerden
vdp-
parlementariërs zich gelijktijdig met hun NPK-collega’s te laten beëdi¬ gen. Om het werk van het parlement niet op voorhand te frustreren, leg¬ den op initiatief van president Ferrier op 15 november de leden van de NPK-fractie en de VDP-fractie in twee afzonderlijke groepen de eed af. Bij de installering van de parlementariërs maakte de VDP-fractie procedurele bezwaren die door parlementsvoorzitter Wijntuin niet werden gehono¬ reerd. De VDP-fractie verliet hierop onder protest de vergaderzaal, wat met enig tumult gepaard ging. Voorzitter Wijntuin drong er bij de aanwezigen op aan om de verkiezingsstrijd te beëindigen en elkaar op een waardige wijze tegemoet te treden. ‘Geestelijke adelheid’, ‘burgerlijke beschaving en normbesef’, ‘zelfbeheersing’, ‘toewijding’, ‘verdraagzaamheid’ en ‘op¬ offeringsgezindheid’ waren volgens hem nodig bij het uitoefenen van het ambt van parlementariër.135 Op 28 december 1977 trad onder leiding van Arron het kabinet npk i i aan. Aan de formatie was een eveneens door Arron geleide informatie voorafgegaan waarbij hearings waren gehouden met geledingen uit de samenleving. Tegen de gewoonte in had Arron zich tijdens de formatie behalve over NPS-kandidaten ook een veto toegeëigend over ministerskandidaten die door de coalitiepartners waren voorgedragen.136 In de rege¬ ring waren zeven ministeries toegewezen aan de
nps
parlementszetels), twee ministeries aan de
(drie parlementszetels),
twee aan de
ktpi
psv
(op basis van vijftien
(drie parlementszetels) en twee aan de
hpp
(één parle¬
mentszetel, ingenomen door George Hindori). De vijf NPS-ministers uit npk
i keerden allen op hun post terug. Lesley Goede (Financiën) en R.W.
Willemzorg (onderminister van Algemene en Buitenlandse Zaken) com¬ pleteerden het zevental. Niet alleen gelet op het aantal parlementszetels en ministersposten, maar ook gegeven de aanwezigheid van een politiek minder geprofileerde partner
(hpp)
was duidelijk dat de
nps
haar positie
in de npk had versterkt. Om de coalitie rond te krijgen, had Arron ermee moeten instemmen dat de onderhandelingen namens de
ktpi
werden geleid door voorzitter
279
Soemita. Deze werd hiervoor ’s ochtends onder politiebegeleiding uit de gevangenis gehaald, afwisselend in het gebouw van de Vereniging van Medici en op Republiek met Arron in contact gebracht, en ’s avonds weer bij de directeur van de penitentiaire inrichting afgeleverd. Deze kunst¬ greep - waarop uit de samenleving veel kritiek kwam - tekende de machts¬ positie van Soemita, die zich nog altijd de ongekroonde koning van de Javanen mocht noemen, ondanks de grotere winst van de Pendawa Lima (vier zetels) bij de verkiezingen.137 Uit de regeringsverklaring, die Arron wegens ziekte pas op 15 maart 1978 in het parlement kon presenteren, sprak, volgens verwachting138, de ambitie het door
npk i
in uitvoering genomen beleid voort te zetten: ‘De
centrale doelstelling van de Regering is het bereiken van de nationale eco¬ nomische zelfstandigheid. Het daarop afgestemde ontwikkelingsbeleid zal gericht zijn op het bereiken van welvaart als grondslag voor een recht¬ vaardig welzijnsbeleid.’ De vier doelen uit het meerjarenontwikkelings¬ programma waren richtinggevend bij het realiseren van dit voornemen.139 Om de bevolking bij de les te houden, verklaarde de regering dat het haar ging om ‘de erkenning van de Surinaamse Natie als levende werkelijk¬ heid. Wij zullen moeten arbeiden, hard arbeiden. Wij weten, dat vooruit¬ gang verkregen wordt door vallen en opstaan en daarom zullen wij als volk door positief te denken en opbouwend te handelen, de moed moeten kunnen opbrengen vertrouwen te hebben in onszelf, in elkaar, in onze leiders en in ons land.’14° PUBLIEK EN PRIVÉ Aan de vooravond van de viering van de dertigste verjaardag van de
nps
op 28 september 1976 had Arron in een toespraak de vele verdiensten van Pengel voor de partij herdacht en met voldoening teruggekeken op de realisering van de onafhankelijkheid. Hij noemde het de plicht van de nps
‘uitvoering te geven aan de mentale verheffing van het Surinaamse
volk en elke Surinamer op zijn of haar verantwoordelijkheid tegenover land en volk te blijven wijzen’. Het ideaal van de partij was naar zijn zeg¬ gen ‘een nieuw en beter Suriname waarin het waarachtig nationalisme de hoeksteen zal zijn voor de idealen van vrijheid en democratie, ver¬ draagzaamheid, lotsverbondenheid, menselijke solidariteit en vooruit¬ gang’.141 De viering op Grun Dyari trok veel partijleden en sympathisanten. Het programma van de avond werd ingeleid met enkele liederen gezon¬ gen door het Mannenkoor Maranatha en een optreden van dichter en voordrachtskunstenaar Ruud Mungroo. Rond middernacht namen voor-
280
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
zitter Arron, vicevoorzitter Van Genderen en de overige
nps-ministers
de
gelukwensen in ontvangst van de aanwezigen. Aansluitend legden Arron en Van Genderen in de ochtend van 29 september, de verjaardag van de partij, een krans bij het graf van Pengel, vervolgens bij de graven van en¬ kele andere vooraanstaande NPs’ers en ten slotte bij het standbeeld van Pengel. In de namiddag vond de ceremoniële start plaats van de bouw van een nieuw
nps-partijgebouw
aan de Wanicastraat door drie oudgedien¬
den van de partij, ’s Avonds werd op Grun Dyari een dankdienst gehouden onder leiding van ds. Zeefuik, waarbij het Mannenkoor Harmonie en de Nationale Kapel optredens verzorgden en vertegenwoordigers van verschil¬ lende religieuze gemeenten het woord namen en gebeden uitspraken.142 De gebeurtenissen toonden een partijvoorzitter en regeringsleider op het toppunt van zijn roem. Het was Arron die de onafhankelijkheid had gerealiseerd, die de coalitie door een turbulente periode heen had gesleept en die vastbesloten was Suriname tot verdere ontwikkeling te brengen en een passende rol op het wereldtoneel te bezorgen. De waar¬ dering die hij hiervoor kreeg en het aanzien dat hij ermee verwierf, be¬ antwoordden aan zijn diepste verlangen om zich maatschappelijk te onder¬ scheiden en als een gevierd man door het leven te gaan. De jongen die iets groots wilde verrichten, maar niet wist hoe hij die ambitie moest verwe¬ zenlijken, had hij definitief achter zich gelaten. De vader, die een leven lang had gesappeld in het politiekorps en nooit de positie had toebedeeld gekregen die hem voor ogen had gestaan, was hij met glans voorbijge¬ streefd. Arron verhulde niet dat de nieuw verworven status hem met trots vervulde en hem een groot gevoel van voldaanheid gaf. Zijn droom om in het middelpunt te staan en als politiek leider te schitteren en te stralen, had hij onmiskenbaar verwezenlijkt. Hij genoot van de aandacht die hij kreeg van mensen die hem persoonlijke zaken toevertrouwden, inlicht¬ ten over politieke ontwikkelingen en met hem in discussie gingen over stappen die gezet moesten worden om de republiek vooruit te helpen. Met zijn jongensachtige charme wist hij menigeen voor zich te winnen: eenvoudige burgers en vertegenwoordigers van de hoofdstedelijke elite, maar ook journalisten, voor wie hij zich toegankelijk opstelde en met wie hij graag in een ontspannen sfeer van gedachten wisselde. Het streelde zijn ego dat afgevaardigden van de coalitie hem uitbundig uitgeleide deden als hij naar het buitenland vertrok en hem een groots welkom bereidden als hij bij terugkeer weer voet op Surinaamse bodem zette. Met zichtbaar genoegen dompelde hij zich onder in deze blijken van hulde, schudde handen, deelde schouderklopjes uit, maakte grappen en sprak partijge-
281
noten quasivermanend toe. Mede door zijn positieve instelling en mon¬ tere levenshouding verstond hij de kunst van het vlot en ongedwongen communiceren. Maar Arrons succes had ook een keerzijde. In de
nps
bestond nog al¬
tijd een onderstroom, die hem zijn fortuin misgunde en de veiligstelling van de erfenis van Pengel zocht in hernieuwde samenwerking met de VHP.
Deze zienswijze greep deels terug op een geïdealiseerd verleden en
speelde in op gevoelens van heimwee en nostalgie. Tegelijk kon deze oriëntatie niet los worden gezien van de ambitie van sommige partijprominenten om Arron het voorzitterschap van de
nps
te ontnemen. Om
stemming te maken en leden voor hun standpunten te winnen, speelden zij subtiel in op de hoge verwachtingen die de achterban van maatschap¬ pelijke hervormingen had en suggereerden zij dat Arron de bekwaam¬ heid miste om die veranderingen tot stand te brengen. In dit verband ver¬ wezen zij naar diens religieuze afkomst (‘rooms-katholieken zijn niet te vertrouwen’), zijn vermeende politieke onervarenheid (‘hij heeft te jong te veel macht in handen gekregen’) en zijn onwil om verkiezingen voor het voorzitterschap van de
nps
te organiseren (‘hij lapt de democratische
beginselen van de partij aan zijn laars’). Hoewel zijn leiderschap niet werkelijk werd bedreigd en zijn aanhang groot genoeg bleef om vast in het zadel te kunnen blijven zitten, legde deze oppositie een merkbare druk op Arron. Deze dwong hem waakzaam te blijven en bewegingen in de partij met aandacht te volgen. Bij deze interne oppositie voegde zich de strijd met de parlementaire oppositie, die de coalitie te vuur en te zwaar bestreed. In dit spannings¬ veld voelde Arron zich als een vis in het water. Niets verschafte hem gro¬ ter genot dan het kruisen van de degens met zijn opponenten. Niets deed zijn adrenaline meer omhoogstuwen dan het verbale steekspel met poli¬ tieke tegenstanders, die eropuit waren hem in de wielen te rijden en beentje te lichten. Hij schiep er behagen in om hen af te troeven en in het stof te laten bijten. Sommige tegenstanders inspireerden hem om het hele repertoire van aftasten, veinzen, uitlokken, toeslaan en afserveren tot in het kleinste onderdeel af te werken. Het was in het bijzonder het spelele¬ ment dat hem als ‘man of words’143 in deze confrontaties aantrok. Zijn taalvaardigheid en retorisch vernuft - in het Nederlands en in het Sranantongo - hielpen hem daarbij. Ad rem en behendig bespeelde hij zijn op¬ ponenten en wist hij debatten naar zijn hand te zetten. Waar hij voor het grote publiek in charisma onderdeed voor Pengel compenseerde hij dit met sterk ontwikkelde verbale kwaliteiten.144 Maar redevoeringen en debatten, hoe onderhoudend ook, waren
282
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
nooit vrijblijvend, maar altijd bedoeld om voordelen te behalen, het ini¬ tiatief te veroveren en ontwikkelingen in gang te zetten. Zeker in zaken waarin grote belangen op het spel stonden, was het aangewezen om met inzet van alle middelen te opereren. Het aanwenden van het beschikbare oratorische instrumentarium en het sluiten van strategische allianties dienden in de eerste plaats een partijpolitiek doel. Dit zou in de jaren ze¬ ventig niet veranderen. Initiatieven om de bakens te verzetten en de poli¬ tieke stijl en debatcultuur nadrukkelijker af te stemmen op het bereiken van consensus bleven uit. Ook na de onafhankelijkheid werden de demo¬ cratische spelregels primair aangewend voor het veiligstellen en het ver¬ dedigen van deelbelangen. Dit zou consequenties hebben voor Arrons agenda, die hij volgens de beginselen van het ‘waarachtig nationalisme’ of ‘democratisch nationa¬ lisme’ wenste af te werken. Van het verwezenlijken van die agenda kwam minder terecht dan hij had gehoopt. De partijpolitieke praktijk nam hem dusdanig in beslag en bepaalde zozeer zijn focus, dat veel van zijn idealen in goede voornemens bleven steken. Niet anders dan onder zijn voorgan¬ gers nam de ministerraad vooral besluiten over benoemingen, vergunnin¬ gen en financiële committeringen. De cultuur van patronage en cliëntelisme veronderstelde een welomschreven distributie van middelen en mogelijkheden waarnaast weinig ruimte bestond voor beleidsdiscussies. Dit lag niet aan een gebrek aan visie of engagement bij Arron. Hij was be¬ gaan met het lot van de ‘gewone man’ en toonde zich een warm pleitbe¬ zorger van diens mentale verheffing en materiële vooruitgang. Maar hij slaagde er onvoldoende in om zich boven partijpolitieke woelingen te verheffen en als een nationaal leider daadkrachtig toe te werken naar structurele maatschappelijke veranderingen. Binnen de raad van ministers manifesteerde Arron zich als een pro¬ actief manager, die als procesbegeleider en spelverdeler de toon zette. Ministers zwaaiden de scepter over hun departement en droegen verant¬ woordelijkheid voor hun portefeuille. Onder aansturing van de premier stemden zij af met collega-ministers, zodat er een uniform beleid kon worden gepresenteerd. Arron investeerde de meeste tijd in het verkrij¬ gen van steun voor zijn kabinetsplannen. Het toetsen van beleid op poli¬ tieke haalbaarheid beschouwde hij als zijn voornaamste taak. Daarbij be¬ hoorde het brainstormen en onderhandelen met coalitiepartners - wat binnen een ‘politiek kabinet’ over het algemeen efficiënt verliep - maar evengoed het masseren en rijp maken van de oppositie voor zijn plannen - wat veel lastiger was. Een ander domein waarbinnen Arron zich bewoog, werd gevormd
283
door zijn kring van adviseurs. Deze was klein. In juridische zaken verliet hij zich in hoofdzaak op Ewald Karamat Ali, ten aanzien van ontwikke¬ lingsvraagstukken op Frank Essed. Rudi Braam stond hem als directeur van het ministerie van Financiën bij in financiële aangelegenheden. Lesley Goede zou hem als minister op datzelfde departement eveneens tot steun zijn. D. van der Geld en vervolgens Deryck Heinemann voorzagen Arron van advies op het gebied van buitenlandse zaken. Waar het ging om de grenzenproblematiek riep hij in de eerste plaats de hulp in van Hans Lim A Po, in aangelegenheden met betrekking tot de krijgsmacht stemde hij af met overste Hein Leeuwin, een neef van Netty Arron. Op het gebied van veiligheidszaken bouwde hij op de oordelen van Maurits de Miranda, procureur-generaal, Jimmy Walker, hoofdcommissaris van politie, en Fred Kruisland, officier van justitie. Op het gebied van onderwijs en we¬ tenschap liet hij zich sonderen door Betty Sedoc-Dahlberg, rector van de Universiteit van Suriname. Ten slotte bewees George Hering hem als perschef grote diensten. De relaties met al deze personen waren vriend¬ schappelijk, maar instrumenteel. De politieke vertrouwelingen van Arron waren nog geringer in aan¬ tal. Het was een gezelschap van wisselende samenstelling, waarmee hij intensieve contacten onderhield, maar dat hij vooral benutte om bevesti¬ ging te zoeken voor al gevormde opvattingen en ideeën. Veel van zijn stellingnamen hield hij overigens voor zichzelf. Deels deed hij dit om zijn politieke speelruimte zo groot mogelijk te houden en gedurig te kunnen slijpen aan plannen waarmee hij op het juiste moment voor de dag wilde komen. Deze gereserveerdheid had echter ook te maken met een behoef¬ te aan privacy en een neiging om mensen maar beperkt toegang te ver¬ lenen tot zijn particuliere universum.145 Vaak ontving Arron zijn
nps-
vrienden bij zich thuis. Er werd gegeten en geborreld en de politieke verwikkelingen van de dag werden er doorgenomen. Op het terras van het huis aan de Gravenberchstraat waaide in de namiddag een koele bries en was het na een inspannende dag aangenaam toeven. De ontmoetingen met NPS-getrouwen vonden ook plaats thuis bij Hedy Does. Arron had haar als zijn persoonlijke secretaresse aangetrok¬ ken en onderhield sinds 1974 een bijzondere vriendschap met haar. Hedy bewaakte zijn agenda, beheerde zijn archief en schermde hem af van mensen voor wie hij geen tijd kon of wilde vrijmaken. Zij gold als een har¬ de werker, die altijd voor de premier klaarstond en wanneer zij dit nodig vond voor hem in de bres sprong. Haar opgewekte en zorgzame karakter vielen op, evenals haar vrijmoedigheid van spreken en beslistheid van handelen. Zij combineerde een onmiskenbare bewondering, zo niet ado-
284
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
ratie, voor Arron met een grote betrokkenheid bij het wel en wee van de nps.
Hoewel zij in de beslotenheid van haar woning hartstochtelijk over
politiek mee debatteerde, onderscheidde zij zich vooral als gastvrouw die er een eer in stelde partijgenoten in een beschermde omgeving momen¬ ten van ontspanning en gezelligheid te bieden. Niet alle
nps-vertrouwelingen
verwaardigden zich een gang naar het
huis van Hedy. Er was een ‘Netty-kamp’ en een ‘Hedy-kamp’, waartussen een bepaalde mate van overlap bestond. Indeling bij een van de kampen hing samen met persoonlijke sympathie voor een van de twee vrouwen, maar ook met het al dan niet onderschrijven van bepaalde maatschappe¬ lijke en morele conventies. Hoe Arron hier zelf in stond, daarover liet hij zich niet uit. Beide vrouwen - in uiterlijk, karakter en optreden welhaast eikaars tegenpolen - waren deel van zijn leven, ingewikkelder leek hij het niet te willen maken. Waren vertrouwelingen naar hem op zoek, dan volstond hij met een eenvoudig ‘ik ben thuis’ of ‘ik ben bij 16’. De laatste mededeling was een verwijzing naar het huisnummer van Hedy. Tegen¬ over zijn echtgenote zou Arron steevast ontkennen een intieme relatie met zijn secretaresse te onderhouden. De zelfverzekerdheid waarmee Arron zich presenteerde en het machtsbewustzijn dat hij daarbij etaleerde pasten bij de functies van re¬ geringsleider en partijvoorzitter die hij in zijn persoon verenigde. Deze karaktereigenschappen verschilden niet noemenswaardig van die van collega-leiders. Hetzelfde gold voor zijn neiging om opvattingen en ideeen aan zijn omgeving te ontlenen, deze naar zijn eigen hand te zetten en er tegenover de buitenwereld goede sier mee te maken. Ook die praktij¬ ken waren onderdeel van een geaccepteerde cultuur en dwongen bij het grote publiek bewondering af, zeker als de toe-eigeningen met smaak werden opgediend.146 Arrons omgang met de macht zou ten tijde van npk ii steeds meer het karakter krijgen van een langgerekte krachtmeting met politieke opponenten. Andere Surinaamse leiders waren hem ook in dat opzicht voorgegaan. In het defensief gedrongen door de oppositie en prikkelbaar door de geringe vorderingen die hij in beleidsmatig opzicht maakte, deden bij Arron een aantal eigenschappen zich in sterkere mate gelden: een gebrek aan bestuurlijke doortastendheid, een onwil om bin¬ nen zijn eigen entourage voldoende tegenspraak en kritiek te organise¬ ren, en een routineus wegwuiven van de noodzaak urgente problemen op een resolute en vindingrijke wijze op te lossen.147 Hoewel Arron te midden van de vrienden uit zijn inner circle het meest op zijn gemak was en het meest zichtbaar van het leven genoot - een borrel drinkend, een blaka t’tei (zware shag) rokend, geanimeerd lachend
285
en pratend - was hij zoals gezegd ook in dit gezelschap gesloten over zijn diepste drijfveren. Achter de sociaal vaardige politicus met de energieke uitstraling ging een man verborgen die zich niet in de kaarten liet kijken en voor wie het bedrijven van politiek in de kern een solitaire aangele¬ genheid was. De intensieve en tijdrovende onderhandelingen rond de onafhankelijkheid en de moeizame omschakeling sindsdien naar de op¬ bouw van een nieuw Suriname hadden hem echter niet onberoerd gela¬ ten. Meer dan hij de buitenwereld wilde laten merken, hadden de talrijke verwikkelingen waarmee hij in korte tijd werd geconfronteerd een wissel op zijn gezondheid getrokken. De spanningen van het politieke bedrijf resulteerden half februari 1978 in de opname van de premier in het Aca¬ demisch Ziekenhuis. Hij kreeg een medische check-up waarbij werd vast¬ gesteld dat hij door een licht hartinfarct was getroffen. Gedurende drie weken zou hij ter observatie in het ziekenhuis verblijven. Als gevolg hier¬ van maakte hij het slot van het staatsbezoek van koningin Juliana en prins Bernhard aan Suriname niet mee en zou hij zijn regeringsverkla¬ ring later uitspreken.148 Op 3 maart werd Arron uit het Academisch Ziekenhuis ontslagen.149 Op last van zijn artsen zou hij nog enige tijd rust nemen alvorens zich weer in het openbare leven te vertonen. Na een onderbreking van ruim zes weken zou hij officieel op 28 maart zijn werk weer hervatten.150 Al snel werd hij weer volledig door politieke en bestuurlijke aangelegen¬ heden in beslag genomen. Later dat jaar liet hij zich zekerheidshalve in New York, waar hij verbleef om de vn toe te spreken, medisch onderzoe¬ ken. Uit deze keuring kwam naar voren dat operatief ingrijpen niet nood¬ zakelijk was. Hij had ook geen last meer van zijn hart. Wel werd hem te verstaan gegeven dat zijn levensstijl niet bevorderlijk was voor het ade¬ quaat functioneren van dit orgaan. Aanvankelijk hield Arron zich aan een streng dieet van vissoep en meed hij de consumptie van tal van ge¬ rechten waaraan hij zich onder normale omstandigheden graag tegoed deed. Hij zag er vooral op toe dat hij zich onthield van het nuttigen van vet. Maar de boog kon niet altijd gespannen zijn. Geleidelijk stond Arron zichzelf versoepelingen van zijn eetregime toe en niet lang hierna verviel hij alweer in oude gewoonten. De gevolgen van zijn onstuitbare werk¬ drift en laconieke omgang met zijn gezondheid - die hij met zijn vader gemeen had - zou hij in de jaren tachtig aan den lijve ondervinden.
286
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: ZELFVERZEKERD VOORWAARTS
VII Het primaat van de partijpolitiek: Bilaterale betrekkingen
De toetreding van Suriname tot de
vn
maakte de weg vrij voor het aan¬
gaan van banden met andere multilaterale organisaties. Maar hoe be¬ langrijk de aansluiting bij de Lomé Conventie, de
oas
en de
nam
ook was
voor de acceptatie van de republiek door de internationale gemeenschap, de armslag en eigen inbreng van Paramaribo op het gebied van de buiten¬ landse betrekkingen was het grootst bij het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met bevriende staten. In dit verband zette Arron in op het continueren van de betrekkingen met Nederland. Het voormalige moederland bleef voor Suriname van groot belang, vooral vanwege het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag dat de twee landen in 1975 hadden gesloten. Het concept van gedeelde ver¬ antwoordelijkheid dat aan dit verdrag ten grondslag lag, zorgde vanaf het begin echter voor spanningen tussen de twee partners en leidde in 1978 tot een tijdelijke breuk in de samenwerking. Ook de aanhoudende migratie van Surinamers naar Nederland zorgde voor terugkerende wrijvingen in de verhouding tussen beide regeringen. Daarbij vergeleken kenmerkten de betrekkingen met de vs zich door rust en stabiliteit. Als afnemer van bauxiet en aluinaarde gold het land als cruciaal voor de Surinaamse economie. Maar ook vanuit een geopolitiek en militair-strategisch oogpunt achtte Arron het aangewezen om goede relaties met Washington te onderhouden. Daarnaast concentreerde Arron zich op een aantal landen op het Zuid-Amerikaanse continent. Het aanha¬ len van de betrekkingen met Brazilië en Venezuela betekende het voort¬ bouwen op contacten die al in de tijd van Pengel waren gelegd. De grootste ambitie van Arron bestond echter uit het oplossen van de grensconflicten met Frans-Guyana en Guyana. Met dit doel ontwikkelde de Surinaamse regering een vermetele strategie die territoriale en econo¬ mische belangen op een onorthodoxe manier met elkaar verbond. Het pri¬ maat van de partijpolitiek en de controversiële wijze waarop Paramaribo het geschil met Frans-Guyana wenste te beslechten, verhinderden echter
287
dat onderhandelingen met Georgetown en Parijs met het door Arron be¬ oogde resultaat konden worden beklonken. CONTINUÏTEIT EN VERANDERING De bilaterale betrekkingen van Suriname werden vóór de onafhankelijk¬ heid onderhouden door de regering van het Koninkrijk der Nederlanden. De Caraïbische rijksdelen hadden hierin een aandeel, maar de stem van Den Haag in de Koninkrijksregering was dominant. Sinds de soevereini¬ teitsoverdracht kwam het buitenlands beleid van Suriname volledig voor rekening van de eigen regering en behartigde de republiek haar buiten¬ landse betrekkingen zelfstandig.1 Met dit doel werden er ambassades gevestigd in een aantal landen en werd in Paramaribo toegewerkt naar de oprichting van een ministerie van Buitenlandse Zaken. De bescheiden middelen waarover de republiek be¬ schikte en het geringe aantal getrainde diplomaten waar de regering op kon terugvallen2 noodzaakten Arron om bescheiden te beginnen. Gedu¬ rende twee kabinetten zou hij de functie van minister van Buitenlandse Zaken met het minister-presidentschap combineren. Pas in februari 1978 zou het departement van Algemene en Buitenlandse Zaken gesplitst wor¬ den in twee ministeries met elk een eigen directeur.3 De staf van het departement van Buitenlandse Zaken was klein. Deze bestond uit politiek ongebonden ambtenaren die door Arron op relevante kennis en vaardigheden waren geselecteerd en van wie verwacht mocht worden dat zij in de beste pionierstraditie een professionele dienst van de grond zouden kunnen tillen. Juist in het zoveel mogelijk buiten de deur houden van politieke loyalisten op dit departement onderscheidden de twee NPK-regeringen zich van regeringen die na 1980 zouden aantreden.4 Suriname had nog niet beslist of het een Latijns-Amerikaanse of Caraïbische oriëntatie wilde laten prevaleren in zijn buitenlands beleid. Hoewel het land een liaison-status had gehad bij de Caribbean Free Trade Association
(carifta)
en een waarnemersstatus bezat bij de arbeids- en
gezondheidsconferenties van de Caribbean Community (caricom) leek de Surinaamse regering vooralsnog te neigen naar een verdere toenade¬ ring tot Latijns-Amerika. Dit had onder andere te maken met al bestaande banden met Venezuela die uitzicht leken te bieden op een petroleumovereenkomst met Caracas en op een Venezolaanse deelname in de Surinaam¬ se bauxiet- en aluminiumindustrie. Ook de verwachtingen die Suriname had ten aanzien van economische samenwerking met Brazilië speelden hierbij een rol. Tegen deze achtergrond werd het lidmaatschap van com
288
cari¬
vooralsnog als minder urgent beschouwd, al hechtte Suriname aan
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
goede relaties met landen als Trinidad (olie) en Jamaica (iba) en was toe¬ treding tot
caricom
op termijn zeker een optie. De verminderde priori¬
teit die aan samenwerking met landen in het Caraïbisch gebied werd toe¬ gekend, had ook te maken met een gebrek aan animo in Den Haag om Suriname te assisteren bij het leggen van contacten in deze regio. De gelijkvormige markten en verwante productiestructuren in de Caraïbische landen zorgden ervoor dat Suriname naar het oordeel van Den Haag eco¬ nomisch weinig te verwachten had van aansluiting bij
c aricom .s
In februari 1976 waren er Surinaamse ambassades gevestigd in Den Haag en Washington. In het voorjaar kwamen er Surinaamse ambassades in Caracas en Brasilia bij, alsmede permanente missies bij de eeg in Brussel en bij de vn in New York en een consulaat-generaal in New York. De Surinaamse regering zou eind jaren zeventig tevens een ambassade in Georgetown openen. Omgekeerd vestigden in de jaren volgend op de on¬ afhankelijkheid Nederland, de vs, Venezuela, Brazilië, Frankrijk, Guyana, China, India, Zuid-Korea en Indonesië diplomatieke vertegenwoordigin¬ gen in Paramaribo. Een aantal landen - waaronder Japan en Jamaica knoopten diplomatieke banden met Suriname aan via niet-residerende ambassadeurs die de belangen van hun land behartigden vanuit andere posten in de regio. Sommige van deze staten zouden later alsnog eigen diplomatieke vertegenwoordigingen in de Surinaamse hoofdstad vesti¬ gen.6 De betrekkingen met Nederland waren in de beginperiode van de on¬ afhankelijkheid het belangrijkst en zeker vanuit het oogpunt van ontwik¬ kelingssamenwerking het meest intensief. Tegelijk waren deze relaties, omdat er zo veel middelen mee gemoeid waren en omdat het verleden onontkoombaar in de nieuwe verhoudingen bleef mee resoneren, een bron van spanning en onbehagen. In de regio wenste Paramaribo het ac¬ cent te leggen op het continueren van de goede betrekkingen met de vs en het opbouwen van hechtere relaties met Brazilië, Venezuela, FransGuyana en Guyana. Waar het ging om Brazilië en Venezuela investeerde Arron in een politiek van vriendschap en samenwerking, die in beide ge¬ vallen leidde tot het sluiten van verschillende akkoorden, het meest voortvarend met Brasilia. Met Frans-Guyana werd de oplossing van het conflict over de oost¬ grens gezocht in de context van een grootschalig ontwikkelingsprogram¬ ma dat beoogde Suriname van een derde groeipool te voorzien. Het voor¬ stel bleek niet van stoutmoedigheid ontbloot en stuitte op bezwaren van de oppositie. Het voornemen van Arron om de gespannen verhouding met Guyana van haar scherpe kanten te ontdoen, had meer succes. Arron
289
en Burnham wisten het zich voortslepende grensgeschil niet op te lossen, maar wel te bevriezen en openingen te creëren voor vormen van samen¬ werking. Bij al deze initiatieven gold dat buitenlands beleid en binnen¬ landse politiek soms moeilijk van elkaar te scheiden waren. Waar Arron met zijn buitenlandoptreden publicitaire winst voor de binnenlandse bühne probeerde te behalen, was de oppositie er snel bij om kritiek te spuien en tegengas te geven.7 De banden met Azië speelden in de Surinaamse buitenlandse poli¬ tiek een rol, maar alleen die met Zuid-Korea en Japan en in mindere mate die met China waren van economische betekenis. De betrekkingen met China, India en Indonesië dienden in belangrijke mate een cultureel be¬ lang, want de landen golden als herkomstgebied van drie bevolkingsgroe¬ pen die inmiddels een eeuw in Suriname woonachtig waren. Arron had persoonlijk de meeste affiniteit met China, niet alleen vanwege zijn fami¬ liegeschiedenis en belangstelling voor de Chinese geschiedenis en cultuur, maar ook vanuit partijpolitiek oogpunt. Veel Surinamers van Chinese af¬ komst stemden
nps
en het was om die reden van belang dat de relaties
met Beijing goed bleven. Overigens verhinderden de grote politieke en economische verschillen die er bestonden tussen Suriname enerzijds en China, India en Indonesië anderzijds dat de relaties zich in de jaren ze¬ ventig noemenswaardig verdiepten.8 NEDERLAND Hoewel de verkregen staatkundige onafhankelijkheid een andere belofte in zich leek te dragen, kenmerkten de relaties met Nederland zich na 1975 vooral door continuïteit. De statutaire banden waren doorgesneden, maar de regeringen en bevolkingen van beide landen bleven op elkaar be¬ trokken. Deze verbondenheid manifesteerde zich in de vorm van een Nederlandse ambassade in Paramaribo (uitgerust met een grote consu¬ laire afdeling en een militaire missie), een Surinaamse ambassade in Den Haag (die de relaties onderhield met de naar verhouding grote Surinaam¬ se gemeenschap in Nederland) en een vrij personenverkeer tussen beide landen (tot eind 1980, toen de twee regeringen kort na elkaar een visum¬ regeling introduceerden). Dat de onderlinge relaties goed waren, werd gedemonstreerd door de staatsbezoeken die over en weer werden afgelegd. Van 29 mei tot 8 juni 1976 bracht premier Arron een bezoek aan Nederland om overleg te voe¬ ren over de ontwikkelingssamenwerking, maar ook om tijdens een onder¬ houd op paleis Soestdijk koningin Juliana uit te nodigen voor een staats¬ bezoek aan Suriname. De vorstin had de viering van de onafhankelijkheid
290
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
niet bij kunnen wonen, maar had te kennen gegeven het eerste buiten¬ landse staatshoofd te willen zijn dat de republiek met een bezoek vereerde. Juliana aanvaardde dan ook in dank de uitnodiging van de Surinaamse re¬ gering. Het diplomatieke gebruik wilde echter dat de jongere staat eerst een bezoek bracht aan de oudere staat. Om die reden werd afgesproken dat president Ferrier een staatsbezoek aan Nederland zou brengen alvo¬ rens Juliana zich naar Suriname zou begeven.9 Door de op handen zijnde verkiezingen in Suriname kreeg het be¬ zoek van Ferrier in 1977 een zekere urgentie. Het lag in de lijn der ver¬ wachting dat het zittende staatshoofd het bezoek aan het voormalige moederland zou brengen. Voor Ferrier gold dat hij aanzien genoot als be¬ stuurder, altijd goede relaties met Nederland had onderhouden en een persoonlijke genegenheid koesterde voor het Nederlandse koningshuis. Maar de mogelijkheid bestond dat hij na de verkiezingen als president zou aftreden. Beide regeringen achtten het gewenst dit moment voor te blijven. Aanvankelijk was het staatsbezoek gepland voor juni 1977. De Molukse gijzelingsacties bij De Punt en Bovensmilde namen de Neder¬ landse regering echter dusdanig in beslag dat het staatsbezoek naar een later tijdstip moest worden verschoven. Ferrier, die al in Nederland ver¬ bleef, werd informeel door koningin Juliana ontvangen. Zij overhandigde hem de Akte van Erkenning van de Republiek Suriname, waarna Ferrier haar de grootordeketen behorende bij de Ere-Orde van de Gele Ster van de Republiek Suriname uitreikte.10 Het staatsbezoek van president Ferrier, zijn vrouw en twee dochters aan Nederland van 14 tot 17 september 1977 vond plaats in aanwezigheid van premier Arron en ambassadeur Van Eer. In redevoeringen tijdens het galadiner in het Koninklijk Paleis op de Dam roemden beide staatshoof¬ den de vriendschapsbanden tussen Nederland en Suriname en spraken zij de wens uit dat deze banden zich zouden bestendigen. Ferrier reikte enkele leden van het Koninklijk Huis het Grootlint in de Orde van de Gele Ster uit. Verschillende ministers, staatssecretarissen en ambassa¬ deur Leopold ontvingen het Grootlint in de Orde van de Palm. De publie¬ ke belangstelling voor het staatsbezoek was gering.11 Het tegenbezoek van koningin Juliana en prins Bernhard aan Suriname van 9 tot 15 februari 1978 stond eveneens in het teken van de historische vriendschap en goede persoonlijke en zakelijke banden die tussen de twee landen bestonden.12 Bepalend voor de Surinaams-Nederlandse relaties waren de afspraken op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Deze lagen vast in het verdrag van 1975 dat Arron als een van zijn belangrijkste wapenfeiten be¬ schouwde en waarvan hij hoge verwachtingen had. Als minister-presi-
291
13- Koningin Juliana, prins Bernhard en Henck Arron tijdens het staatsbezoek van de eerste aan Suriname in 1978
dent en minister van Buitenlandse Zaken was hij nauw betrokken bij het werk van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname
(cons).
De drie Surinaamse en drie Nederlandse leden van deze
commissie toetsten projectvoorstellen aan de doelstellingen van het Meer¬ jaren Ontwikkelingsprogramma te discussies. De Surinaamse
(mop).
CONS-Ieden
Dit leidde regelmatig tot verhit¬ meenden dat met een marginale
toetsing van de ingediende projectplannen kon worden volstaan. Naar hun oordeel behoorden de verdragsmiddelen toe aan de Surinaamse staat en mocht de Surinaamse regering daarover naar eigen goeddunken be¬ schikken. Het doneren van de middelen door Den Haag diende volgens hen te worden beschouwd als een vorm van genoegdoening voor drie eeuwen Nederlandse exploitatie van de voormalige kolonie. Nederland weigerde echter verdragsmiddelen ongeconditioneerd aan Paramaribo over te maken. De opbouw van Suriname diende volgens de voormalige kolonisator te voldoen aan criteria die de Nederlandse re¬ gering overal in de wereld aanlegde bij het financieren van samenwer¬ kingsprojecten en in de pas te lopen met moderne ontwikkelingseconomische inzichten. Dat betekende dat de
cons
naar het oordeel van Den
Haag de taak had door Suriname ingediende projecten grondig op hun
292
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
deugdelijkheid, effectiviteit en coherentie te beoordelen. In de ogen van de Surinaamse regering stond deze interpretatie haaks op de geest van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en kwam de gekozen benade¬ ring neer op een onaanvaardbare inmenging in de interne aangelegenhe¬ den van de republiek. Op haar beurt stelde de Nederlandse regering dat deze betrokkenheid de logische consequentie was van de gedeelde ver¬ antwoordelijkheid die beide landen volgens de verdragsbepalingen op zich hadden genomen.13 De
cons
werd in Suriname beschouwd als een superministerie. Dit
had te maken met de tot de verbeelding sprekende bedragen waarvoor de commissie een bestemming vaststelde en de vele beleidsterreinen waar¬ op zij invloed uitoefende. De positie van de
cons
werd versterkt door het
zwak functionerende Surinaams Planbureau, dat verondersteld werd het ontwikkelingsbeleid vorm te geven en te coördineren, maar in termen van deskundigheid en slagvaardigheid tekortschoot en door de matig werd overvleugeld. De
cons
cons
stelsel¬
besteedde de verdragsmiddelen aan
de hand van het Programma voor de Sociaal-Economische Ontwikkeling van Suriname. Dit had de functie van de
cons
mop
en bevatte doelstellingen die
hanteerde als toetsingscriteria. Deze doelstellingen waren het
vergroten van de economische weerbaarheid van Suriname (door diver¬ sificatie van de productieve sectoren), uitbreiding van de werkgelegen¬ heid, verbetering van de leefomstandigheden van de totale bevolking (via inkomensherverdeling en sociale voorzieningen) en regionale spreiding van welvaart (door het creëren van nieuwe groeipolen om de bestaande concentratie op Groot-Paramaribo te verminderen).14 Volgens de verdragstekst stond de ontwikkelingssamenwerking in het teken van het reduceren van de welvaartsverschillen tussen de partnerlanden. Dit was een lofwaardig, maar ambitieus streven, de histori¬ sche ongelijkheid tussen de twee landen en de financieel-economische kwetsbaarheid en relatief zwakke bestuurlijke infrastructuur van Surina¬ me in aanmerking genomen. In de praktijk was het verdrag vooral door het gehanteerde concept van gedeelde verantwoordelijkheid en de domi¬ nantie van Nederland een onevenwichtige constructie, die het onder¬ houden van zakelijke relaties bemoeilijkte en Suriname weinig ruimte liet om zelfstandig aan de opbouw van het land te werken. De verdeelsleutel die de
cons
in maart 1976 overeen was gekomen,
bepaalde dat 50 procent van de verdragsmiddelen diende te worden be¬ steed aan direct-productieve projecten, 25 procent aan infrastructurele pro¬ jecten en 25 procent aan sociaal-educatieve projecten. Onder de twee npkregeringen zou het leeuwendeel van de middelen naar infrastructurele
293
initiatieven gaan, in het bijzonder naar het West-Surinameproject.15 Dit was een grootschalige kapitaalintensieve onderneming, die voorzag in de aanleg van een dam in de Kabalebo-rivier, de bouw van een hydro-elektri¬ sche centrale, het ontwikkelen van een bauxietmijn in het Bakhuis¬ gebergte en de aanleg van een spoorlijn van dit wingebied naar het tach¬ tig kilometer noordelijker gelegen plaatsje Apoera. Volgens plan diende Apoera uit te groeien tot een haven- en industriestad met een aluinaarde¬ fabriek en een aluminiumsmelter. In de visie van Frank Essed, architect van het plan en vooraanstaand CONS-Iid, had het West-Surinameproject een cruciale functie: het was een geïntegreerd ontwikkelingsplan, dat niet alleen beoogde een impuls te geven aan de mijnbouw, maar ook aan de landbouw en de bosbouw. In de omgeving van Apoera zouden veeboerderijen, tuinbouwbedrijven en oliepalmplantages verrijzen, die voor noemenswaardige werkgelegenheid en productie zouden zorgen. Aan Paramaribo zou een groeipool worden toegevoegd, die een push aan de economische ontwikkeling van het land zou geven en de gewenste sprei¬ ding van welvaart zou bevorderen. Het uitstralingseffect van het WestSurinameproject werd door de Surinaamse regering hoog ingeschat.16 In 1971 was een joint venture tot stand gekomen tussen het Ameri¬ kaanse aluminiumbedrijf Reynolds en de Grasshopper Aluminium Company (Grassalco), het aluminiumbedrijf van de Surinaamse overheid. Indien aangetoond zou worden dat er in West-Suriname 50 miljoen ton exploiteerbare ertsreserves aanwezig waren, zouden de twee bedrijven met gelijke inzet van middelen de beoogde aluinaardefabriek en alumini¬ umsmelter bouwen. Reynolds trok zich in 1974 echter terug. De onder¬ neming meende dat niet was aangetoond dat de overeengekomen hoe¬ veelheid winbare bauxiet in het Bakhuisgebergte te vinden was en zette vraagtekens bij de rendabiliteit van het project. De Surinaamse regering deelde deze opvatting niet en wenste het project op eigen kracht voort te zetten. In de verwachting dat andere particuliere investeerders zich spoedig zouden melden, werd begonnen met de aanleg van een spoorlijn van het Bakhuisgebergte naar Apoera. De Surinaamse regering ging er¬ van uit dat vooral de aanwezigheid van deze transportverbinding belang¬ stellenden zou overhalen tot deelname aan de onderneming. Tussen 1976 en 1979 werd aan de bouw van de spoorlijn gewerkt. Deze kwam grotendeels gereed, maar zou nooit in bedrijf worden genomen.17 Het West-Surinameproject is door critici vaak veroordeeld als een megalomaan initiatief waarmee de NPK-regeringen vooral de eigen clien¬ tèle - aannemers, ingenieurs, handelaren - met opdrachten en vergunnin¬ gen wensten te bedienen. De regeringen zouden bovendien te gemakke-
294
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
lijk verdragsmiddelen in het kader van het West-Surinameproject hebben laten terugvloeien naar Nederland. Dit is een vereenvoudigde voorstel¬ ling van zaken. De praktijk van patronage en cliëntelisme werkte inder¬ daad onzakelijkheid in de hand en liet de deur open voor het plegen van corruptieve handelingen. Er hoefde niet aan te worden getwijfeld dat de NPK-clientèle meeprofiteerde van het West-Surinameproject, maar of dit buitenproportionele vormen aannam, is zeer de vraag. Door de verdrags¬ matig vastgelegde gebondenheid van de hulp was de inschakeling van Nederlandse bedrijven en adviesbureaus bij het uitvoeren van projecten bovendien onvermijdelijk.18 Wat zich bij de aandacht voor de negatieve aspecten van het initiatief aan het oog dreigde te onttrekken, was dat de NPK-top oprecht geloofde in de mogelijkheden van het West-Suriname¬ project. Vooral binnen de
nps
was men ervan overtuigd dat de ‘droom
van Essed’ Suriname zou leiden naar de nieuwe horizon. Arron was een van hen. Hij had een groot vertrouwen in de bauxietsector als motor van de Surinaamse economie en meende dat met een extra vliegwiel een duur¬ zaam fundament kon worden gelegd voor de toekomst van de republiek. Dat het plan berustte op ruwe en optimistische schattingen (er was lange tijd weinig met zekerheid bekend over de kwantiteit en winbaarheid van de bauxietvoorkomens in het Bakhuisgebergte) werd reflexmatig aan het visioen van vooruitgang ondergeschikt gemaakt. Zeker vanaf 1978 reageerde de Surinaamse regering betrekkelijk laconiek op de scepsis van de Nederlandse regering, de Wereldbank, de
idb
en Billiton, die
vraagtekens hadden gezet bij de haalbaarheid van rendabele bauxietexploitatie in West-Suriname. Een tegenvaller voor de Surinaamse regering was dat in de late jaren zeventig de vraag naar aluminium op de wereld¬ markt daalde, de bauxiet-levy de concurrentiepositie van Suriname als bauxietproducent verzwakte en potentiële investeerders bij voorkeur uitweken naar landen waar bauxiet gemakkelijker en goedkoper te win¬ nen was, zoals Brazilië, Guinee en Australië. Het West-Surinameproject zou een twistpunt blijven in de betrekkingen tussen Suriname en Neder¬ land en in de aanloopfase blijven steken. Na de staatsgreep van 1980 zou het project in de koelkast belanden.19 Behalve over de mate van toetsing en de toetsingscriteria vonden in de eerste jaren van de
cons
ook uitvoerige discussies plaats over de toe¬
passing van regels en het doorlopen van procedures. Hierbij ging het in hoofdzaak om de projectplanning, de projectrapportage en de admini¬ stratieve en financieel-technische verantwoording van projecten. Geen van de landen blonk uit in het voeren van een consequent beleid. Neder¬ land zwalkte tussen rechtlijnigheid en toegeeflijkheid. Koele zakelijkheid
295
en paternalistische betrokkenheid streden bij de Nederlandse CONS-Ieden om de voorrang. Het was minister Pronk die de Surinamers door¬ gaans het voordeel van de twijfel gunde en niet zelden tegen de zin van zijn adviseurs besloot de gevraagde hulpgelden te alloceren.20 De Surinaamse regering slaagde er niet in de kwaliteit van het overheidsap¬ paraat te verbeteren en de uitvoeringscapaciteit te vergroten. Het voor¬ nemen om de economie te herstructureren, werd veelvuldig geuit, maar onvoldoende in daden omgezet. Arron meende dat de cons op zichzelf goed werk verrichtte, maar zich te veel met pietluttigheden bezighield en door haar vooruitgeschoven rol regelmatig politiek overleg tussen de twee landen doorkruiste.21 In de tweede helft van 1977 kwamen de Nederlands-Surinaamse rela¬ ties in toenemende mate in een negatieve spiraal terecht. De stagnatie in het formuleren van nieuwe projecten en in het met succes realiseren van goedgekeurde projecten beantwoordde Nederland in toenemende mate met kritiek op het sociaal-economisch beleid van het kabinet-Arron en gedetailleerde bemoeienis met de projectplanning en -uitvoering. In ja¬ nuari 1978 barstte de bom. De negende coNS-vergadering, die van 23 tot 25 januari in Paramaribo plaatsvond, eindigde in een breuk. Aanleiding was de algemene ziektekostenverzekering, een paradepaardje van Arron. Nederland stelde zich op het standpunt dat het prestigeproject onvol¬ doende was uitgewerkt om voor financiering in aanmerking te komen.22 De Surinaamse CONS-Ieden Karamat Ali en Essed speelden de kwestie hoog op en verklaarden dat Suriname zich niet het vernederen door bet¬ weterige en bevoogdende Nederlanders, die ónmogelijke voorwaarden stelden en weigerden toe te staan dat hun verdragspartners een zelfstan¬ dige koers volgden, met alle onvolkomenheden en fouten die daarbij hoorden. De Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Jan de Koning, die Pronk als bewindsman was opgevolgd, reisde naar Suri¬ name en slaagde erin de breuk te lijmen.23 Anders dan Pronk, die bij voorkeur het contact met minister-president Arron had gezocht, wenste De Koning zoveel mogelijk rechtstreeks zaken te doen met minister van opbouw Cambridge. Op initiatief van De Koning werd er halfjaarlijks ministerieel overleg geïntroduceerd met de bedoeling de cons zakelijker en inhoudelijker te laten opereren, zoveel mogelijk los van de dagelijkse politiek. Arron kon zich vinden in een poli¬ tiek minder geprononceerde rol voor de cons. Via de raad voor ontwikke¬ lingssamenwerking - een van de onderraden van de Surinaamse minis¬ terraad24 waarin ook Cambridge en Ahmed Karamat Ali zitting hadden verzekerde hij zich ervan nauw bij de ontwikkelingssamenwerking be-
296
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
trokken te blijven. Binnen de
cons
verschoof de aandacht in toenemende
mate naar financiële kwesties en werden op instigatie van de Nederlandse leden meer dan voorheen projectvoorstellen afgewezen. Hierdoor stag¬ neerden vanaf 1978 de geldovermakingen naar Suriname. Een noemens¬ waardig effect op het economisch beleid van de Surinaamse regering had dit echter niet.25 Niet alleen de uitvoering van het West-Surinameproject, maar ook dat van een aantal andere grootschalige projecten verliep niet naar ver¬ wachting. Het ging om het Landbouw Ontwikkelingsproject Commewijne (vooral gericht op het bevorderen van de rijstbouw), het Multi Purpose Corantijn Project (eveneens gericht op het vergroten van de rijstproductie) en het Oliepalmproject Patamacca (het telen van oliepalm als alternatieve werkgelegenheid voor de lokale bevolking van wie werd verwacht dat deze door uitputting van de bauxietreserves in het ge¬ bied rond Moengo haar baan in de mijnbouwsector zou verhezen). De voorbereiding van de drie projecten bleek ontoereikend en de verwachte reële betrokkenheid van de beoogde werknemers bij deze initiatieven bleef uit. De doelstellingen van het mop ten spijt zouden de NPK-regeringen er niet in slagen de diversificatie van de productieve sectoren en de regionale spreiding van welvaart de gewenste impulsen te geven.26 Doordat de groei van het nationaal inkomen grotendeels consump¬ tief werd besteed, heerste er in Suriname een schijnwelvaart.27 De verdragsmiddelen kwamen in plaats van en niet in aanvulling op de eigen besparingen en het aan te trekken particulier kapitaal. Van de staat ging geen aansprekende dynamiek uit en de overheid deed overwegend dienst als werkarm van de coalitie en vangnet voor politieke loyalisten. Als ge¬ volg hiervan verloren mensen in toenemende mate het vertrouwen in hun bestuurders. Waren er in 1974-1975 niet minder dan 50.000 Surinamers naar Nederland vertrokken, in de jaren 1979-1980 migreerden nog eens een kleine 30.000 Surinamers naar het voormalige moederland. Arron betreurde het teruglopende vertrouwen in zijn regering en de negatieve effecten van de braindrain op de opbouw van Suriname. De keerzijde van de medaille was dat de export van maatschappelijke onvrede de stabili¬ teit van zijn regime ten goede kwam.28 De omvang van de verdragsmiddelen, de gedeelde verantwoordelijk¬ heid voor de besteding van deze middelen en de toezichthoudende rol die Nederland als oud-kolonisator informeel door westerse mogendhe¬ den was toebedeeld, bezorgden het voormalige moederland een grote in¬ vloed. Meer dan eens laakte Arron de opstelling van Nederland.29 Deze leek bedoeld om Surinaamse politici te intimideren en tot meegaandheid
297
en inschikkelijkheid te bewegen. Waarom was het Suriname niet vergund met vallen en opstaan zijn eigen weg te vinden en achtte Den Haag het nodig om te pas en te onpas Paramaribo voor de voeten te lopen en de les te lezen? Waarom klonk in Haagse kritieken en Nederlandse persbijdra¬ gen zo vaak een zelfvoldane ondertoon door van ‘we wisten het wel, ze kunnen het niet, we gaven hun onafhankelijkheid, maar ze laten alles uit hun handen vallen en mislukken’? Het proces van ontwikkeling nam tijd en vergde geduld. Het idee dat Suriname dankzij de miljardenhulp in een handomdraai tot voorspoed en bloei kon worden gebracht, was irreëel. De Surinaamse irritatie over de houding van Nederland vertaalde zich richting Den Haag in wrevel, onverzettelijkheid en een soevereine opstelling. De nadruk op infrastructurele projecten - een terugkerend kritiekpunt van Nederland - pareerde Arron door erop te wijzen dat Nederland de republiek had achtergelaten met een gebrekkige infra¬ structuur. Adequate onroerende voorzieningen, in de vorm van wegen, bruggen, tunnels en viaducten, waren nu eenmaal een voorwaarde voor het serieus op gang brengen van ontwikkeling. Ook diende volgens Arron niet te gemakkelijk kleinschaligheid te worden omhelsd als panacee voor de economische problemen van Suriname. Weinig mensen waren er naar zijn zeggen van doordrongen dat veel kleine landbouwbedrijven welbe¬ schouwd pauperbedrijven waren, die wel enige werkgelegenheid creëer¬ den, maar bovenal inefficiënt produceerden, armoede in stand hielden en de kiemen van sociale onrust in zich droegen. Om sociaal-economische en etnische tegenstellingen af te zwakken en integratie te bevorde¬ ren, schreef het
mop
volgens Arron met recht een ‘rationele combinatie
van grote, middelgrote en kleine ondernemingen’ voor.30 Naast het ontwikkelingssamenwerkingsdossier was het migratievraagstuk de voornaamste bron van spanning tussen Suriname en Nederland. Den Haag maakte zich zorgen over de toestroom van Surinamers rich¬ ting Nederland en de geringe bereidheid tot remigratie van Surinamers die in Nederland woonachtig waren. Het indammen van deze migratie was voor Nederland een van de belangrijkste motieven geweest om de overdracht van de soevereiniteit aan Suriname te steunen. In december 1976 hadden de twee landen een protocol ondertekend waarin zij afspra¬ ken een gezamenlijk remigratiebeleid te ontwikkelen. Nederland ver¬ weet Suriname onvoldoende werk te maken van de gemaakte afspraken, een verwijt dat Suriname van de hand wees met verwijzing naar onder¬ zoek dat in Suriname werd uitgevoerd en de inspanningen van een amb¬ telijke commissie voor remigratiezaken waarvan Nederlanders en Suri¬ namers deel uitmaakten. In 1978 stelde de Surinaamse ministerraad een
298
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
onderraad voor remigratiezaken in en het jaar erna installeerde de Nederlandse minister van Sociale Zaken Albeda een eigen overleg- en coördinatieorgaan ten behoeve van de remigratie van Surinamers naar hun geboorteland.31 Er kwam echter geen noemenswaardig beleid van de grond. De groei¬ ende omvang van de Surinaamse gemeenschap in Nederland was in de ogen van Arron een ontwikkeling waaraan bijna niet te ontkomen viel. Alle voormalige koloniën hadden te maken met zich uitbreidende migranten¬ gemeenschappen in hun voormalige moederland en waren onvoldoende toegerust om deze trend te keren. Een meerderheid van de Surinamers in Nederland weigerde hun Nederlandse nationaliteit op te geven, wat be¬ tekende dat zij bij terugkeer in Suriname als vreemdeling werden geregi¬ streerd. Voor hun herintegratie was dit weinig bevorderlijk en voor het proces van natievorming achtte Arron dit zelfs ongewenst. Wat volgens hem het maken van beleid verder bemoeilijkte, was het gebrek aan be¬ trouwbare gegevens over de mate van inpasbaarheid van remigranten in de Surinaamse samenleving. Er bestond in Suriname geen helder beeld van de benodigde arbeidskrachten en de beschikbare opvangmogelijkhe¬ den. Wel stond vast dat de werkgelegenheid zich in een aantal sectoren in een neerwaartse spiraal bewoog. Ten slotte was de registratie in Suriname en Nederland van het aantal vertrekkers en blijvers verre van adequaat. Ook dat maakte het nemen van passende maatregelen problematisch.32 Los van deze praktische aangelegenheden liepen de belangen van de twee landen uiteen. Suriname wilde meewerken aan het bevorderen van selectieve remigratie. Het ging de Surinaamse regering specifiek om het rekruteren van kader. Tegelijk weigerde Paramaribo remigranten een voor¬ keursbehandeling te geven. De regering achtte dit niet fair ten opzichte van degenen die in Suriname waren gebleven. Volgens Paramaribo kon Nederland remigratie bevorderen door de om- en bijscholing van Suri¬ naamse migranten te financieren en zorg te dragen voor een belangrijk deel van hun repatriëringskosten, mits de benodigde investeringen niet ten laste zouden worden gebracht van de verdragsmiddelen. Nederland daarentegen was voorstander van de terugkeer van zowel goed opgeleide als gebrekkig geschoolde en ongeschoolde Surinamers. Alleen op die ma¬ nier zou de Nederlandse arbeidsmarkt worden ontlast en zouden proble¬ men rond de opvang en integratie van Surinamers werkelijk kunnen wor¬ den aangepakt. Daarbij toonde Den Haag zich niet ongenegen om remigranten tegemoet te komen in de financiering van de kosten van hun terugkeer. Het zou niet mogelijk blijken de zienswijzen van de twee lan¬ den met elkaar te verzoenen. Beide regeringen vonden elkaar alleen in de
299
overtuiging dat grootschalige remigratie een utopie was. De opnamecapa¬ citeit van de Surinaamse arbeidsmarkt liet dit niet toe. Bovendien was de verwachting dat de meerderheid van de Surinaamse migranten zich blij¬ vend in Nederland zou willen vestigen vanwege de hogere levensstan¬ daard en het sociale vangnet dat de verzorgingsstaat hun bood.33 Voor Arron was dit geen reden om niet te proberen Surinamers naar hun geboorteland te laten terugkeren. Hij bleef erop wijzen dat Suri¬ namers niet in Nederland thuishoorden. Mede door de beschikbare ont¬ wikkelingsgelden was er naar zijn zeggen in Suriname voor iedereen een boterham te verdienen. Maar remigranten dienden zich erop in te stellen dat zij in ieder geval financieel een stapje terug zouden moeten doen, aangezien Suriname de salarissen en sociale voorzieningen die Neder¬ land kon bieden, zijn onderdanen nooit kon leveren.34 Om teleurstellin¬ gen te voorkomen, wees Arron op de noodzaak van een goede voorberei¬ ding. Degenen die in Suriname de Nederlandse situatie wensten aan te treffen en niet bereid waren zich naar de lokale omstandigheden te schik¬ ken, zouden onherroepelijk bedrogen uitkomen. Arron constateerde dat Surinamers in Nederland een Suriname hadden gecreëerd waarin zij zich volledig thuis voelden. Dit was echter een omgeving die fundamen¬ teel verschilde van het Suriname dat zij hadden achtergelaten.35 Arron mikte op de beter opgeleide Surinamers, die in hun land van herkomst met succes in het productieproces konden instappen. Hij voelde er niet voor grote groepen remigranten toe te laten als dit het binnenhalen bete¬ kende van criminelen (in het bijzonder handelaren in verdovende mid¬ delen), gelukzoekers en politiek radicalen.36 Als bewijs van hun krediet¬ waardigheid dienden remigranten zelf zorg te dragen voor middelen van bestaan en huisvesting. Degenen die in overheidsdienst wilden treden, kwamen hiervoor alleen in aanmerking als zij voor de Surinaamse natio¬ naliteit opteerden.37 Ook de oppositie verklaarde zich sterk te willen maken voor een ver¬ snelde terugkeer van landgenoten naar Suriname. Volgens Lachmon had Suriname behoefte aan vakmensen en waren goed opgeleide Surinamers vooral in Nederland te vinden. Dat hij wilde inzetten op het terughalen van kader voor de ontwikkeling van de (kleinschalige) landbouw en vee¬ teelt demonstreerde dat Lachmon de uitbreiding van zijn achterban als een belangrijk nevendoel beschouwde. De coalitie nam aanstoot aan de¬ ze vorm van onwaarachtigheid. Dezelfde Lachmon die in 1974-1975 uit politiek gewin Hindostanen had geadviseerd om Suriname te verlaten, probeerde nu uit politiek gewin diezelfde mensen weer naar Suriname te laten terugkeren. Lachmons verzet tegen het West-Surinameproject ken-
300
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
merkte zich volgens de coalitie door eenzelfde ongerijmdheid. Ten tijde van het kabinet-Sedney, toen hij tot de coalitie behoorde, presenteerde Lachmon zich als een warm pleitbezorger van het project, dat immers in zijn geboortedistrict, een erkend VHP-bolwerk, zou worden uitgevoerd. Nu hij deel uitmaakte van de oppositie dreigde hij zijn greep op het dis¬ trict kwijt te raken en keerde hij zich tegen het project, dat inhoudelijk onveranderd was gebleven, maar dat in handen van de coalitie voor hem iedere politieke aantrekkingskracht had verloren. Het stemmen met de voeten in de periode 1979-1980 liet vooral zien dat veel inwoners van Suriname de onzekerheid van een nieuw bestaan in Nederland verkozen boven de zekerheid van een gemankeerd verblijf in hun geboorteland. Anders dan in de jaren 1974-1975 lag aan deze mi¬ gratiestroom geen propagandavoering door politieke leiders ten grond¬ slag. De migranten waren burgers die weloverwogen argumenten tegen elkaar afwogen en op grond daarvan, in het zicht van de introductie van een visumregeling, de oversteek naar Bakrakondre (Nederland) waagden. Op een persconferentie in september 1979 erkende Arron dat veel land¬ genoten de wijk namen naar Nederland, maar ontkende hij dat de exodus te wijten was aan het politieke klimaat in Suriname. Hoofdoorzaken van het vertrek van Surinamers naar Nederland waren volgens hem het ver¬ langen om familieverhoudingen te bestendigen, het koesteren van een geflatteerd beeld van Nederland en de soepele toelatingsvoorwaarden die Nederland hanteerde.38 Na zijn vertrek uit de actieve politiek zou Arron niet zonder bitter¬ heid terugkijken op de verhouding met Nederland. Naar zijn zeggen was er sprake geweest van ‘een structureel verstoorde relatie’, die een nega¬ tieve invloed had gehad op de democratische stabiliteit, economische ontwikkeling en sociale rust in Suriname. Hoewel Arron meende dat de samenwerking in de periode 1975-1978 ‘redelijk tot goed’ was geweest, zag hij het vastlopen van de negende coNS-vergaderingop 25 januari 1978 als een keerpunt. Gedurende de resterende regeerperiode zou de ontwikke¬ lingsrelatie zich volgens hem hebben gekenmerkt door spanningen en onenigheid. De Nederlandse hebbelijkheid om af te wijken van de verdrags¬ bepalingen was hier naar zijn zeggen de oorzaak van.39 Arron bleef het standpunt huldigen dat de ontwikkelingshulp geen cadeau was, maar een dermate dringende verplichting van moraal, dat deze het karakter had gekregen van een rechtsverplichting.40 Aan deze verplichting was Neder¬ land gehouden, ook na uitputting van de in 1975 toegezegde verdragsmiddelen.
301
VERENIGDE STATEN
Evenals vóór 1975 lag ook na de soevereiniteitsoverdracht het econo¬ misch zwaartepunt voor Suriname in de vs. De aanwezigheid in Surina¬ me van de Suriname Aluminum Company (Suralco), een dochteronder¬ neming van de in Pittsburgh gevestigde Aluminum Company of America (Alcoa), verzekerde opeenvolgende Surinaamse regeringen van belang¬ rijke inkomsten. Behalve een grote werkgever was Suralco, actief in Paranam en Moengo, een toonaangevend bedrijf waar het ging om het delven van bauxiet, het verwerken van bauxiet tot aluinaarde, en het uit aluin¬ aarde produceren van aluminium. Een kleinere speler in de Surinaamse bauxietindustrie was het van oorsprong Nederlandse maar sinds 1970 Nederlands/Britse bedrijf Billiton, dat vooral mijnbouwactiviteiten ont¬ plooide in Onverdacht. In de tweede helft van de jaren zeventig bepaal¬ den bauxiet, aluinaarde en aluminium voor 75 procent het Surinaamse exportpakket.41 Vooral de activiteiten van Suralco maakten de vs tot de voornaamste handelspartner van Suriname. In politiek opzicht was de dominantie van de vs op het Westelijk Halfrond eveneens onmiskenbaar. De Surinaamse regering was zich er¬ van bewust dat opname in de Amerikaanse invloedssfeer behalve voorde¬ len als politieke en strategische steun en militaire bescherming als van¬ zelfsprekend ook beperkingen met zich meebracht, bijvoorbeeld waar het ging om het aanknopen van betrekkingen met landen die tot het com¬ munistische machtsblok werden gerekend. Het antikolonialisme werd in Washington als een hoogstaand principe beleden, maar stond in belang¬ rijke mate in dienst van de strijd tegen het communisme dat in de tweede helft van de jaren zeventig in het Caraïbisch gebied aan een opmars bezig leek. Bij de ‘socialistische’ regimes in Cuba, Guyana en Jamaica voegden zich in 1979 verwante regeringen in Grenada en Nicaragua, respectieve¬ lijk onder leiding van Maurice Bishop en Daniël Ortega. De pragmatische koers die Arron op het gebied van de buitenlandse betrekkingen voorstond en zijn gerichtheid op vriendschap en samen¬ werking met landen in de regio, brachten met zich mee dat hij met over¬ tuiging investeerde in goede relaties met de Amerikanen. Hij was ervan doordrongen dat Suriname als kleine speler op het Westelijk Halfrond moeilijk buiten de steun en bescherming van de vs kon. Arron onderhield een persoonlijke band met Nancy Ostrander, tussen 1978 en 1980 de Ame¬ rikaanse ambassadeur in Suriname. Ostrander zette het economische en strategische beleid van de Amerikaanse regering ongewijzigd voort, maar wist door haar persoonlijke inzet en betrokkenheid de betrekkingen soms net iets vloeiender te laten verlopen dan onder haar voorgangers.42
302
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
BRAZILIË
Sinds de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog en het vertrek van de Amerikaanse beschermingstroepen uit Suriname waren er Surinaamse politici die er rekening mee hielden dat Brazilië ooit machtsaanspraken op de drie Guyana s zou willen laten gelden en deze landen bij zijn grond¬ gebied zou willen inlijven. De vrees voor dergelijke territoriale ambities had te maken met de expansionistische politiek die Brazilië in de tweede helft van de negentiende eeuw had gevoerd en die tot een aanmerkelijke gebiedsuitbreiding had geleid. Maar sinds de jaren dertig was van deze annexatiedrift weinig meer te merken. Het land koesterde de reputatie van een enigszins in zichzelf gekeerde reus, die hechtte aan principes van non-interventie en zelfbeschikking, en die correcte relaties met zijn buurlanden nastreefde. In de twee decennia (1964-1985) dat militairen in het land de dienst uitmaakten, trad in deze houding geen fundamente¬ le wijziging op, met dit verschil dat bij de nadruk die de Braziliaanse ge¬ neraals op het handhaven van de staatsveiligheid legden wel degelijk een geopolitieke dimensie hoorde. Deze uitte zich vooral in een behoefte sta¬ biliteit in de regio te creëren en af te rekenen met (vermeende dan wel reële) communistische dreigingen. Tussen Brazilië en de Guyana’s be¬ stond - met Guyana meer nog dan met Suriname - een levendige smok¬ kelhandel, die in de jaren zestig en zeventig vooral profijtelijk was voor de bevolking van de meest noordelijk gelegen landen.43 Kritische waarnemers merkten rond 1975 op dat Nederland Suri¬ name te vondeling legde op de stoep van Brazilië.44 Uit die vaststelling sprak scepsis over de goede bedoelingen van het buurland. Er bestond geen twijfel over dat de Braziliaanse regering er alert op was dat de ont¬ wikkelingen in Suriname in de pas liepen met de veiligheidsagenda van de militaire machthebbers. Tegelijk wenste Brasilia, niet anders dan Caracas, goede relaties met Suriname te onderhouden. Beide regionale grootmachten leken enigszins tegen elkaar op te bieden om bij Suriname in de gunst te komen. Venezuela vreesde de veronderstelde Braziliaanse expansiedrift, Brazilië wantrouwde de ambities en toenemende invloed van Venezuela in het Caraïbisch gebied. Wrijvingen tussen de rivalise¬ rende mogendheden manifesteerden zich onder andere tijdens vergade¬ ringen van de
oas.
In dit krachtenveld was de Surinaamse regering zich
bewust van haar juniorpositie. Arron had op 15 maart 1974 namens het Koninkrijk der Nederlanden de inauguratie bijgewoond van generaal Ernesto Geisel tot president van Brazilië.45 Het was zijn eerste bezoek aan het land, maar niet het eerste contact tussen de twee landen op regeringsniveau. In de periode-Sedney
303
had de Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken Mario Gibson Barbosa Suriname bezocht en in april 1975 zou er een visserijovereenkomst tussen de buurlanden tot stand komen, gesloten door het Koninkrijk en Brazilië ter regulering van de garnalenvangst. Kort voor de onafhankelijk¬ heid brachten Surinaamse ambtelijke delegaties bezoeken aan Brazilië waar zij besprekingen voerden over samenwerking, onder andere op het gebied van handel, waterkracht en het ontsluiten van het zuidelijk deel van Suriname.46 Deze besprekingen bleken belangrijk bij het voorberei¬ den van het bezoek dat Arron van 21-23 juni 1976 aan Brazilië bracht, zijn eerste bezoek aan het land als minister-president van het onafhankelijke Suriname.47 Op het ministerie van Buitenlandse Zaken in Brasilia werd Arron on¬ derscheiden met het Grootkruis in de Nationale Orde van het Zuider¬ kruis (Orden Nacional do Cruzeiro do Sul), een blijk van waardering dat hem met trots vervulde. De onderscheiding werd hem namens de presi¬ dent uitgereikt, omdat hij volgens zijn gastheer de onafhankelijkheid van zijn land op een pragmatische en evenwichtige wijze had gerealiseerd en omdat hij aanwijsbare activiteiten had ontplooid ter bevordering van de vriendschap tussen de twee staten. De besprekingen die vertegenwoordi¬ gers van beide landen met elkaar voerden, handelden over grenskwesties die in de regio speelden48 en over het Cubaanse communisme. De gene¬ raals richtten hun doctrine van nationale veiligheid onder andere op het voorkomen van een gewapend treffen tussen Guyana en Venezuela.49 Arron - in wiens gematigde regering Brasilia aanmerkelijk meer vertrou¬ wen had dan in het regime van Forbes Burnham in Guyana - voerde een persoonlijk onderhoud met president Geisel. Hun gesprek ging onder meer over de voorzichtige stappen richting democratisering die onder Geisel waren gezet. Het bezoek van Arron aan Brazilië culmineerde in het sluiten van drie verdragen: een verdrag van vriendschap, samenwerking en handel, een cultureel verdrag en een verdrag inzake technische samenwerking. Voorts werden er stappen gezet in de richting van militaire samenwerking (het aanbieden door Brazilië van opleidingen en het financieren van uitwisse¬ lingen), het introduceren van een visumvrije periode van drie maanden voor Surinamers die Brazilië wensten te bezoeken, het voorbereiden van een uitleveringsverdrag en het verlenen door Brazilië van kredietfacilitei¬ ten bij de aankoop van Braziliaanse producten. Een gemengde commis¬ sie werd ingesteld om de mogelijkheden te onderzoeken van uitbreiding van de samenwerking, in het bijzonder op het gebied van de handel.50 Langzaam kreeg de samenwerking tussen de twee landen gestalte.
304
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
Begin 1977 reisde een Surinaamse parlementaire delegatie naar Brazilië voor een oriënterend bezoek en aansluitend installeerde Arron in maart de leden van de Surinaamse sectie van de gemengde commissie.51 Op de Braziliaanse Onafhankelijkheidsdag - 7 september - bekrachtigden in Paramaribo Arron en de Braziliaanse ambassadeur het eerder gesloten verdrag van vriendschap, samenwerking en handel en het cultureel ver¬ drag, die de parlementen van beide landen inmiddels hadden goedge¬ keurd. Voor het verdrag van technische samenwerking was geen parlemen¬ taire goedkeuring vereist. Deze overeenkomst was al enige tijd hiervoor in werking getreden.52 Bij zijn bezoek aan Brazilië in juli 1978 ondertekende Arron het ver¬ drag waarmee Suriname, samen met zeven andere landen, verklaarde toe te treden tot de Organización del Tratado de Cooperación Amazónica (otca).
Dit samenwerkingsverdrag, in Suriname beter bekend onder de
naam Amazone Pact, voorzag in het gecoördineerd tot ontwikkeling brengen van de ongerepte regenwouden van de lidlanden. De nadruk lag op het voorbereiden en uitvoeren van infrastructurele projecten en het verantwoord exploiteren van de aanwezige bodemschatten. In het geval van Suriname ging het specifiek om de landsdelen bij de grens met Bra¬ zilië. President Geisel, wiens minister van Buitenlandse Zaken de initia¬ tiefnemer was van het Amazone Pact, merkte op dat het verdrag een in¬ grijpend veranderingsproces in Latijns-Amerika inluidde. Arron beaamde dit. Volgens hem was het samenwerkingsverband een belangrijke stap in het integratieproces op het continent en was er een platform geschapen voor het bespreken van gemeenschappelijke aangelegenheden. Na de eer¬ ste werkvergadering van de ministers van Buitenlandse Zaken van de lid¬ landen werd Arron door de Braziliaanse regering onderscheiden met het Grootkruis in de Orde van Rio Branco. Daarmee wenste Brasilia gepaste waardering uit te brengen voor zijn inspanningen om de Surinaams-Braziliaanse betrekkingen te intensiveren. Vanaf dat moment was Arron drager van de twee hoogste Braziliaanse onderscheidingen.53 In september van dat jaar ondernam minister Cambridge een oriën¬ tatiereis naar Brazilië om zich van de actuele economische situatie in het land op de hoogte te stellen. Hij nam de exploitatie van bauxietvoorkomens in ogenschouw, bezocht waterkrachtwerken en liet zich informe¬ ren over nieuwe vormen van luchtkartering waarmee de Brazilianen in¬ ventariseerden welke grondstoffen er in het grensgebied met Suriname te vinden waren. Zijn gastheren maakten er geen geheim van geïnteres¬ seerd te zijn in het doortrekken van het wegennet in het noorden van het Amazonegebied naar Suriname. Vanuit de zuiderbuur bezien was dit een
305
aantrekkelijke optie vanwege Surinames ligging aan de Atlantische Oceaan. De Surinaamse regering nam met bewondering de verrichtin¬ gen van de Brazilianen waar. Zij hechtte geen geloof aan de territoriale expansiedrift die sommige critici hun toeschreven.54 De eerste werkvergadering van de gemengde commissie vond in ja¬ nuari 1979 plaats in Paramaribo. De leden van de commissie wisselden met elkaar van gedachten over mogelijkheden om de handelsstromen tussen de twee landen meer met elkaar in balans te brengen. Tot dat mo¬ ment werden de handelsbetrekkingen gedomineerd door Brazilië. Op de uitvoer van Braziliaanse consumptiegoederen en luxeartikelen (Volks¬ wagens, ijskasten) naar Suriname had Paramaribo nog geen passend ant¬ woord weten te formuleren. Ook waar het ging om het beschikbaar stel¬ len van studiebeurzen voor Surinaamse studenten bleek de leidende rol van Brazilië.55 Daarnaast spraken de commissieleden over de beschikbare scheepvaartroutes en het ontbreken van een begaanbare wegverbinding tussen beide landen en over samenwerkingsmogelijkheden op technisch en wetenschappelijk gebied.56 Tot een tegenbezoek van president Geisel aan Suriname zou het niet komen. In maart 1979 woonde Arron in Brasilia de ambtsaanvaarding bij van diens opvolger, Joao Baptista de Oliveira Figueiredo.57 Onder diens bewind zou de controle van de militairen over het landsbestuur verder worden afgebouwd en de overgang naar een burgerbewind worden gefinaliseerd. Ook Figueiredo zou Suriname niet met een bezoek vereren. Los van de bescheiden positie van de republiek in de regio leken de poli¬ tieke ontwikkelingen in Suriname - die vanaf 1980 de aan Brazilië tegen¬ gestelde richting uitgingen van militarisering en links-radicalisme - daar in belangrijke mate debet aan. VENEZUELA
Al sinds 1950 onderhield Suriname directe relaties met Venezuela. Flonorair consuls zetten zich in voor het bestendigen en uitbreiden van de vriendschappelijke betrekkingen tussen de twee landen. In 1954 had Caracas het Surinaamse volk een beeld van Simón Bolivar geschonken en vanaf 1960 liet de Venezolaanse regering zich behalve door een honorair consul ook door een beroepsconsul vertegenwoordigen. Venezuela be¬ schouwde zichzelf als een belangrijke geopolitieke speler op het LatijnsAmerikaanse continent en wenste met Suriname een goede verstand¬ houding op te bouwen. Paramaribo erkende de positie van de regionale grootmacht, onderschreef het belang van stabiele relaties met Caracas en hoopte te kunnen profiteren van samenwerking met het land.
306
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
Die samenwerking bestond vóór de onafhankelijkheid vooral uit ver¬ kenningen die werden uitgevoerd om projecten te ontwikkelen op het gebied van landbouw, bosbouw, visserij, mijnbouw, onderwijs en cultuur. Ministers uit beide landen bezochten elkaar en incidenteel vonden er uitwisselingen plaats van studenten, docenten en beleidsadviseurs. Venezuela leverde Suriname wapens ter versterking van Defpol, de de¬ fensiemacht die eind jaren zestig het grensgebied met Guyana bewaakte, en het was in 1971 in Caracas dat het Surinaamse parlement werd toege¬ laten tot het Parlamento Latinoamericano (Latijns-Amerikaans Parle¬ ment, Parlatino).58 Suriname verkeerde vanwege het Statuut niet in de positie om zelfstandig akkoorden met Venezuela te kunnen sluiten, maar kreeg in de aanloop naar de onafhankelijkheid van Den Haag de ruimte om zich op gezamenlijke initiatieven te oriënteren. De meest zichtbare manifestatie van de Venezolaans-Surinaamse samenwerking was het in 1969 in Paramaribo gevestigde Venezolaanse cultureel centrum Andrés Bello. Hier konden Surinamers cursussen Spaans volgen, lezingen bijwo¬ nen en exposities bezoeken.59 In het voetspoor van zijn voorgangers Pengel en Sedney bracht ook Arron, kort nadat hij minister-president was geworden, een bezoek aan Caracas. Hieraan voorafgaand had minister Bruma de beëdiging van pre¬ sident Carlos Andrés Pérez bijgewoond60 en had minister Ooft bij zijn be¬ zoek aan Venezuela van Pérez persoonlijk te horen gekregen dat diens regering uitkeek naar het moment dat de twee landen ambassades op eikaars grondgebied zouden openen.61 Het bezoek van Arron, dat van 28 oktober tot 3 november 1974 duurde, resulteerde in de afspraak dat een gemeenschappelijke commissie van deskundigen een programma van economische, technische, wetenschappelijke en culturele samen¬ werking zou voorbereiden.62 De belangstelling van de Surinaamse rege¬ ring ging uit naar de afname van geraffineerde aardolieproducten uit Venezuela, de bouw van een olieraffinaderij in Suriname en de ontvangst van technische bijstand bij het exploreren van olievoorkomens. Daar¬ naast ambieerde Paramaribo een gezamenlijke exploitatie van in WestSuriname aanwezige bauxietvoorkomens en het verkrijgen van technische en financiële bijstand om de vestiging van importvervangende lokale in¬ dustrieën te bevorderen.63 Arron ervoer zijn persoonlijk onderhoud met Pérez als het hoogte¬ punt van zijn reis. De uitreiking door de president van de Orden de Francisco de Miranda eerste klasse vervulde hem met trots. Deze onder¬ scheiding was samen met de Gran Cordon de la Orden del Libertador, die Pengel in 1967 had ontvangen, de hoogste die Venezuela kende. Pérez ver-
307
klaarde dat Arron de onderscheiding kreeg als blijk van waardering voor de aanzet die hij had gegeven tot de onafhankelijkheid van Suriname en als symbool voor de bijstand die Venezuela Suriname wenste te verlenen. Arron verklaarde de onderscheiding te beschouwen als een onderschei¬ ding voor het gehele Surinaamse volk. Hij lichtte toe dat hij ook namens het Surinaamse volk een krans had gelegd bij de tombe van Simón Bolivar.64 De ontmoeting tussen Arron en Pérez, die beiden golden als ge¬ matigd progressieve politici65, was het begin van een vriendschap die jaren stand zou houden en in het bijzonder in de jaren tachtig voor Arron van betekenis zou zijn.66 In januari 1975 kwamen beide landen overeen dat de samenwerking zou worden toegespitst op de levering van aluinaarde en bauxiet door Suriname ter vergroting van de Venezolaanse aluminiumproductie en de levering van aardolie(producten) tegen relatief lage prijzen door Venezu¬ ela om energiebesparingen in Suriname te realiseren. Aan de mogelijke bouw van een olieraffinaderij in Suriname zou een haalbaarheidsstudie voorafgaan. Waren de uitkomsten van deze studie positief dan zou Vene¬ zuela financiële, technische en personele bijstand leveren om de beoog¬ de bouw mogelijk te maken, zich garant stellen voor de levering van ruwe aardolie en mogelijk op joint venture-basis de raffinaderij met Suriname exploiteren.67 Twee jaar later tekenden de Surinaamse regering en het staatsbedrijf Petróleos de Venezuela een overeenkomst en verzekerde Suriname zich van Venezolaanse expertise bij de exploratie en exploita¬ tie van Surinaamse olievoorkomens.68 Op 27 januari 1978 vond in Paramaribo de ondertekening plaats van een verdrag van vriendschap en samenwerking tussen de Surinaamse en de Venezolaanse regering. Arron ontving bij deze gelegenheid de Gran Cordon de La Orden del Libertador uit handen van de Venezolaanse mi¬ nister van Buitenlandse Zaken Consalvi. De laatste werd op zijn beurt door president Ferrier onderscheiden met het Grootlint in de Ere-Orde van de Palm. Het stemde Arron tot grote voldoening dat hem nu beide hoogste Venezolaanse onderscheidingen ten deel waren gevallen. Het verdrag had tot doel de betrekkingen tussen de landen te verstevigen en de basis te leggen voor een hechtere samenwerking op cultureel, econo¬ misch, technisch, wetenschappelijk en toeristisch gebied. Een gemengde commissie diende de coördinatie van de samenwerking op zich te nemen; sectorale werkgroepen zouden per deelgebied voorstellen formuleren. Bedoelde commissie verwees terug naar afspraken die Arron in novem¬ ber 1974 in Caracas hierover had gemaakt. In de bijna vier jaar die sinds¬ dien waren verstreken had de samenwerking zich met andere woorden
308
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
vooral beperkt tot het uitwisselen van positieve intenties. Minister Consalvi liet tijdens de afsluitende persconferentie weten dat Venezuela door prijsafspraken binnen de
opec
niet in staat was om Suriname olie te le¬
veren tegen lagere prijzen. Paramaribo nam teleurgesteld kennis van deze mededeling.69 Bij zijn bezoek aan Venezuela van 27 tot 30 juni 1978 deponeerde Arron namens Suriname de ratificatieoorkonden behorende bij het ver¬ drag van vriendschap en samenwerking en ondertekende hij enkele deelverdragen die een nadere uitwerking hiervan waren: een verdrag voor technologische en wetenschappelijke samenwerking, een cultureel ver¬ drag en een overeenkomst tot opheffing van de visumplicht voor diplo¬ maten. Een basisverdrag voor economische samenwerking was in voor¬ bereiding. Tevens installeerde Arron met de Venezolaanse minister van Buitenlandse Zaken de gemeenschappelijke commissie waaraan de coör¬ dinatie van de onderscheiden werkzaamheden was opgedragen. Aanslui¬ tend vond in Caracas de eerste vergadering van deze commissie plaats. Tijdens zijn bezoek sprak Arron twee keer met president Pérez, voer¬ de hij overleg met verschillende Venezolaanse ministers en bekrachtigde hij de toetreding van Suriname tot de Sistema Económico Latinoamericano y del Caribe (het Latijns-Amerikaans en Caraïbisch Economisch Sys¬ teem).
sela,
zoals de intergouvernementele samenwerkingsorganisatie
werd afgekort, was in 1975 opgezet door de Latijns-Amerikaanse landen binnen de Groep van 77, had zijn hoofdvestiging in Caracas en streefde naar bevordering van het proces van regionale integratie en economische ontwikkeling. Paramaribo hoopte dat het lidmaatschap van
sela
een im¬
puls zou geven aan de uitbreiding van de rijstexport en de ontwikkeling van de visserij industrie.70 Plet tegenbezoek van Pérez aan Suriname vond een maand later plaats.71 Het eerste bezoek van een Latijns-Amerikaans staatshoofd aan de republiek werd beschouwd als een evenement van formaat en een cru¬ ciale stap in de integratie van Suriname in de regio. Bij aanvang van het bezoek onderscheidde Pérez zijn ambtgenoot Ferrier met de Gran Cordon de la Orden del Libertador, waarna Ferrier op zijn beurt Pérez benoemde tot drager van het Grootlint in de Ere-Orde van de Gele Ster. Tijdens de besprekingen die volgden, erkenden beide delegaties het belang van handhaving van de democratie en de rechtsstaat, namen zij stelling tegen kolonialisme, racisme en de aanhoudende bewapeningswedloop, en be¬ stempelden zij vrede, veiligheid, welvaart en welzijn voor alle volken als een dwingend desideratum. Alleen solidariteit tussen derdewereldlan¬ den zou het naar hun mening mogelijk maken de geïndustrialiseerde lan-
309
den te overtuigen van de noodzaak een nieuwe internationale economi¬ sche orde tot stand te brengen. Pérez bezocht tijdens zijn bezoek aan Suriname de locatie voor het nieuwe onderkomen van het cultureel centrum Andrés Bello72, hield een enthousiast ontvangen toespraak tijdens een buitengewone vergadering van het parlement, woonde een werkvergadering van de Surinaamse mi¬ nisterraad bij en bracht een persoonlijk bezoek aan het houtwinningsbedrijf Bruynzeel. Voorts ondertekenden zijn minister van Buitenlandse Zaken en Arron het verdrag voor economische samenwerking. Hierin stond de bevordering van economische ontwikkeling, handel, transport en communicatie centraal. Visserij, bosbouw en de opwekking van ener¬ gie via waterkracht verdienden volgens het verdrag bijzondere aandacht. In een eveneens ondertekende supplementaire overeenkomst lag de na¬ druk op de verdere ontwikkeling van de bauxietindustrie. Suriname zou Venezuela vanaf medio 1981 bauxiet leveren en kennis op het gebied van bauxietwinning ter beschikking stellen om de eigen bauxiet- en aluinaardeproductie op gang te helpen. Een gemengde werkgroep zou in het kader van het akkoord de mogelijke integratie van de aluminiumindustrieën van beide landen bestuderen.73 Het bezoek van Pérez had in een hartelijke en ontspannen sfeer plaatsgevonden. De regeringen van de twee landen waren elkaar dichter genaderd en hadden eendrachtig samenwerkingsmogelijkheden verkend en benoemd. Dit nam niet weg dat Arron weigerde zich van de wijs te laten brengen door de mooie woorden van zijn gast. Hij was ervan doordron¬ gen dat het optreden van Pérez behalve door een verlangen naar samen¬ werking ook werd ingegeven door binnenlands-politieke en persoonlijke motieven.74 Hij realiseerde zich tevens dat de ondertekende documenten pas betekenis zouden krijgen als beide partijen de geboden kansen daad¬ werkelijk zouden grijpen. Toch wenste hij vooralsnog de positieve op¬ brengsten van het bezoek op de voorgrond te stellen.75 In maart 1979 woonde Arron in Caracas de inauguratie van president Luis Herrera Campins bij, de opvolger van Pérez.76 Aansluitend bracht hij van 19 tot en met 22 november een uitgebreider bezoek aan Venezuela. Campins en Arron bevestigden bij die gelegenheid dat de landen hun sa¬ menwerking zouden intensiveren op basis van de eerder gesloten over¬ eenkomsten. De levering door Bruynzeel van geprefabriceerde woningen aan Venezuela zou worden voortgezet. Het bedrijf had sinds 1978 vijf¬ honderd van deze woningen geleverd. Voorts maakten Campins en Arron afspraken over verkenningen op het gebied van de landbouw (palmolie), het sluiten van een visserijakkoord en het uitbreiden van het Venezo-
310
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
laanse beurzenprogramma voor Surinamers. De levering van aardolie en aardolieproducten aan Suriname en de levering van bauxiet aan Vene¬ zuela zouden een aanvang nemen op het moment dat de spoorlijn in West-Suriname zou zijn voltooid en de bauxietmijn in het Bakhuisgeberg¬ te in bedrijf zou zijn genomen.77 Na de staatsgreep van 1980 raakten de betrekkingen tussen Suriname en Venezuela al snel in het slop. De ge¬ mengde commissie vergaderde door, maar werd in toenemende mate ge¬ hinderd door de politieke instabiliteit in Suriname. Caracas zou na de decembermoorden van 1982 de diplomatieke betrekkingen met Parama¬ ribo verbreken.78 F RANS-GUYANA
Vanaf het voorjaar van 1975 hadden Nederland en Frankrijk druk uitge¬ oefend op Suriname om de grenskwestie met Frans-Guyana te regelen.79 Volgens Den Haag en Parijs had er in 1971 - toen Surinamers en Fransen voor het laatst over de kwestie hadden overlegd80 - al een grote mate van overeenstemming over de oostgrens bestaan. Paramaribo was gebaat bij een goede verstandhouding met Parijs, ook na de soevereiniteitsover¬ dracht, en meende met het regelen van de oostgrens tegelijk voorwerk te kunnen verrichten voor het oplossen van de kwestie rond de westgrens. Als ten aanzien van de oostgrens het principe werd aanvaard dat de rivier met het grootste debiet (de hoeveelheid doorstromend water per tijds¬ eenheid) de grensrivier vormde, dan zou Paramaribo zich in het geschil met Georgetown een gunstige uitgangspositie verschaffen. Volgens het debietprincipe zou de Boven-Corantijn dan de grensrivier tussen Suri¬ name en Guyana zijn. Voor het kabinet-Arron lag deze discussie gevoelig. Het aanvaarden van het debietprincipe gaf in de kwestie van de westgrens zicht op een uitkomst die volledig beantwoordde aan de verlangens van Paramaribo. Maar in de kwestie van de oostgrens zou het tot gevolg hebben dat niet de Marowini, zoals Suriname altijd had gepropageerd, maar de Litani zou worden aangewezen als de rivier die Suriname van Frans-Guyana scheid¬ de. Naar het oordeel van Den Haag en Parijs had Paramaribo echter geen keus. Het debietprincipe was als volkenrechtelijk principe internatio¬ naal aanvaard en liet geen ruimte voor afwijkende opvattingen. Arron was echter op zijn hoede. Hij wilde ervoor waken aan de vooravond van de onafhankelijkheid iets te ondernemen dat kon worden uitgelegd als het prijsgeven van aanspraken op een stuk grondgebied dat Suriname toebehoorde. Alleen als Frankrijk bereid zou zijn een economische sa¬ menwerking met Suriname aan te gaan voor een lange periode en tegen
311
voor Suriname gunstige voorwaarden, achtte hij het denkbaar dat de be¬ sprekingen met Parijs werden hervat op het punt waar zij in 1971 waren afgebroken. Tijdens het overleg met de Nederlandse regering van 14 tot 21 mei 1975 in Paramaribo verklaarde hij zich onder die voorwaarden ak¬ koord met het heropenen van de onderhandelingen.81 Pogingen van Arron om het overleg in Paramaribo te laten plaatsvin¬ den in de vorm van een open gesprek, zonder Franse voorwaarden voor¬ af, stuitten op bezwaren van Parijs. De Fransen weigerden de begrenzing van het omstreden territorium opnieuw ter discussie te stellen en be¬ schouwden de standpunten die hierover in 1971 waren ingenomen als onverminderd geldig. Onderhandelingen in Den Haag tussen een Koninkrijksdelegatie onder leiding van Hans Lim A P082 en een Franse delegatie resulteerden op 14 november in een Protocol van Conclusies en Aan¬ bevelingen. In dit Protocol werd (op voorwaarde dat het debiet in deze ri¬ vier het grootst zou zijn) de Litani door beide partijen als grensrivier aan¬ vaard (zonder dat deze rivier in de tekst bij naam werd genoemd). Voorts werd aanbevolen dat er een speciaal economisch regime zou worden ge¬ vestigd in het gebied tussen de Marowini en de Litani voor de duur van zeventig jaar (te verlengen met perioden van steeds dertig jaar) gericht op economische samenwerking in de ruimste zin, maar met bijzondere aandacht voor de exploratie en exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en het benutten van het aanwezige waterkrachtpotentieel. Daarnaast verplichtte Frankrijk zich tot het geven van hulp ten behoeve van de eco¬ nomische, sociale en culturele ontwikkeling van Suriname. Er werd langdurig overlegd over de noodzakelijke vervolgstappen. De Fransen wensten eerst een grensverdrag te sluiten en vervolgens een overeenkomst te tekenen betreffende economische samenwerking. De Surinamers hechtten eraan beide onderdelen als een twee-eenheid te be¬ schouwen en stonden erop dat dit met zo veel woorden in het protocol werd vastgelegd. De discussie leidde tot het volgende compromis: ‘De sa¬ menwerking zal worden geïnstitutionaliseerd bij een tegelijk met het grensverdrag te sluiten overeenkomst waarbij een permanente gezamen¬ lijke commissie voor ontwikkelingssamenwerking wordt ingesteld, en welke overeenkomst zo spoedig mogelijk zal worden gevolgd door een verdrag voor ontwikkelingssamenwerking.’83 Volgens een afspraak die Suriname en Nederland tijdens hun overleg in mei hadden gemaakt, zou premier Den Uyl een toescheidingsverklaring opstellen waarin het grondgebied van Suriname zou worden om¬ schreven. Arron eiste dat in deze tekst de Marowini zou worden aange¬ duid als de grensrivier met Frans-Guyana. Gebeurde dit niet, dan zou
312
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
vanaf de eerste dag van de onafhankelijkheid de Litani de grensrivier zijn en zou de Surinaamse onderhandelingspositie zijn prijsgegeven. Neder¬ land meende echter dat niet voorbij kon worden gegaan aan het Protocol van 14 november. Van de afspraken die daarin waren vastgelegd, kon niet worden afgeweken. Het vinden van een oplossing nam meer tijd dan ver¬ wacht. Nog op 24 november werd overdag over de kwestie overlegd, na de feestelijkheden in het Suriname-stadion tot de volgende ochtend 6.00 uur en op 25 november overdag. Uiteindelijk vonden Suriname en Nederland elkaar in een verwijzing naar het Protocol van 14 november en werd in de door Den Uyl op 25 november 1975 ondertekende brief noch de Marowini noch de Litani als bronrivier genoemd.84 Hoewel Arron spoed wenste te betrachten met onderhandelingen over de oostgrens85 duurde het tot eind 1976 voordat het parlement - in comité-generaal bijeen - de Surinaamse regering machtigde om de on¬ derhandelingen met Frankrijk voort te zetten op basis van het Protocol van 14 november 1975. Het parlement verleende op 18 december met al¬ gemene (28) stemmen zijn goedkeuring aan de regeringsplannen, nadat de regering eerder een tiental vragen van de oppositie over de grenskwes¬ tie had beantwoord. Voor Arron was dit een hoopgevende ontwikkeling, die strookte met zijn behoefte om het parlement het eindresultaat met al¬ gemene stemmen te laten aanvaarden. Maar hij realiseerde zich dat be¬ hoedzaam opereren geboden bleef. Het verwijt ‘gebiedsafstand’ toe te staan, kon alleen adequaat worden gepareerd indien tegenover een om¬ zichtig geformuleerd grensverdrag een aansprekend samenwerkingsak¬ koord zou staan.86 De onderhandelingen tussen de Surinaamse grenscommissie en een Franse delegatie werden in het voorjaar van 1977 in Parijs hervat. Vooraf hadden de Surinaamse delegatieleden met Nederlandse ambtenaren af¬ gestemd over de redactie van een aantal ontwerpteksten. Desondanks verliepen de besprekingen tussen beide partijen stroef. Naar het oordeel van de Fransen stelden de Surinamers te hoge eisen. Zij drongen aan op meerjarige financiële verplichtingen die Parijs vanwege de geldende budgettaire systematiek niet alleen niet kon aangaan, maar die volgens het Élysée ook buitensporig waren gelet op de behandeling die de (voor¬ malige) Franse overzeese gebiedsdelen van Frankrijk kregen. Op verzoek van de Fransen legde de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van der Stoel uit dat Parijs diende te begrijpen dat Suriname de verlang¬ de compenserende voordelen optisch duidelijk gepresenteerd wenste te krijgen. Paramaribo streefde ernaar de samenwerkingsovereenkomst als een succes in de etalage te zetten en eventuele kritiek van de oppositie op
313
het ‘weggeven van Surinaams grondgebied in ruil voor een bordje linzen¬ soep’ voor te blijven. Het was voorts met het oog op de komende verkie¬ zingen dat Paramaribo erop stond dat de economische samenwerking niet slechts betrekking kon hebben op de ontwikkeling van de grensdriehoek, maar op die van Suriname in brede zin.87 Nadat het overleg over de beoogde ontwikkelingssamenwerking was afgebroken en de Fransen hadden gedreigd een eerder geparafeerd grens¬ verdrag terzijde te leggen en de onderhandelingen erover weer van voren af aan te beginnen, realiseerde de Surinaamse grenscommissie zich dat de belangen van de twee landen wezenlijk verschilden. Los van een aan¬ vaardbare regeling van de oostgrens en de ontwikkeling van het bijbeho¬ rende grensgebied wilde Suriname een volkenrechtelijke versterking van zijn positie in het grensgeschil met Guyana en Franse medewerking bij de onderhandelingen met de eeg over de Surinaamse garnalenvangst in de Frans-Guyanese tweehonderdmijlszone. Hierbij vergeleken beperkte het Franse belang zich tot de wens om als ‘laatste koloniale mogendheid’ in de regio een onafgemaakte territoriale kwestie definitief te regelen. Op grond van deze overwegingen verklaarden Lim A Po en Essed behalve met een grensverdrag te kunnen instemmen met een tekst waarin de be¬ oogde Frans-Surinaamse ontwikkelingssamenwerking en de instelling van een permanente gemengde commissie waren vastgelegd zonder de¬ tails over de geboden voorzieningen, de looptijd van de hulpverlening en de aard van de te entameren projecten. Hoewel de onderhandelingen hiermee werden vlotgetrokken en later dat jaar twee conceptverdragen gereedkwamen, zorgden de verkiezingen ervoor dat er aan Surinaamse zijde stagnatie optrad in de behandeling van het oostgrensdossier.88 In het voorjaar van 1978 lieten de Fransen weten de arbitrageclausule te willen aanpassen in de twee inmiddels geparafeerde verdragen. Dit leid¬ de tot ongerustheid in Paramaribo. De regering wilde hoe dan ook voor¬ komen dat de samenhang tussen de twee verdragen zou worden aangetast en dat de in Suriname te lanceren package deal hierdoor in het gedrang zou komen. De betrokken onderhandelingsdelegaties kwamen in Den Haag voor spoedoverleg bij elkaar en slaagden er op 28 april in de kwestie tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te brengen.89 Arron leg¬ de de verdragsteksten in augustus voor aan het Surinaamse parlement.90 De bespreking van de documenten op 31 augustus en 7 september leidde tot 102 vragen, die de regering in oktober in de vorm van een memoran¬ dum beantwoordde.91 Sindsdien zocht Arron naar een geschikt moment om de verdragen met algemene stemmen door het parlement te laten goedkeuren. Het uittreden van de ktpi uit de coalitie eiste vooralsnog
314
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
echter al zijn aandacht op. Vervolgens verhinderde de kwestie-Koorndijk dat er zaken konden worden gedaan met de oppositie.92 In de comité-generaalvergadering van het parlement van 12 juli 1979 - die door de oppositie niet werd bijgewoond uit protest tegen wat zij noemde de schending van de grondwet door de coalitie in de kwestieKoorndijk - verzocht premier Arron het parlement om toestemming de geheimhouding ten aanzien van de parlementaire besprekingen op te heffen, zodat de samenleving geïnformeerd kon worden over de resulta¬ ten van het overleg met Frankrijk over de oostgrens. Het grote publiek was immers al die tijd onkundig gebleven van de aard van de besprekingen. Het parlement honoreerde het verzoek van Arron, stemde in met de voorgelegde verdragen en gaf de regering toestemming om de onderhandelingen met Frankrijk over een aantal procedurele aangelegenheden voort te zetten. Tegenover de pers liet Arron weten dat met grensaangelegenheden geen politiek mocht worden bedreven, maar kennelijk had de oppositie redenen om met deze conventie te breken. Hij betreurde dit. Volgens hem had de coalitie welbeschouwd het beleid van de oppositie voortge¬ zet: ‘Eigenlijk heeft niemand minder dan de heer Lachmon mij in de loop van de jaren [ervan overtuigd] dat die Franse zaak de beste zaak is die wij kunnen doen. En het enige wat wij hebben gedaan als regering, als
npk-
regering, is het beleid overnemen, het beleid onderschrijven en het beleid uitbouwen.’ Arron verklaarde ernaar te streven de verdragen zo spoedig mogelijk door beide landen te laten tekenen, waarna de geratificeerde teksten bij het parlement zouden worden gedeponeerd. Met verwijzing naar het parlementaire besluit van 18 december 1976, waarmee de regering het mandaat had gekregen om de oostgrenskwestie te regelen volgens het Protocol van 14 november 1975, merkte Arron op ervan uit te gaan dat ook de oppositie instemde met de ontwerpverdragen. De hoofdzaken wa¬ ren immers toen uitgediscussieerd. De sonderingen van de regering met het parlement na die datum waren vooral bedoeld geweest om deze kwestie in eenheid en met maximale aandacht voor het ermee verbonden nationaal prestige af te ronden.93 Op 1 oktober werd de samenleving opgeschrikt door het bericht dat premier Arron en de chargé d affaires van Frankrijk in het geheim een overeenkomst hadden getekend waarbij Surinaams grondgebied was af¬ gestaan in ruil voor een Franse lening aan Suriname van Sf 1 miljoen. De regering sprak het nieuws met klem tegen. Een verontwaardigde Arron kwalificeerde het bericht als een infame leugen. Ook de verschillende data van ondertekening die in omloop waren, verwees hij naar het rijk der
315
fabelen. Diplomatiek overleg met Frankrijk over een datum was naar zijn zeggen nog gaande. Arron herhaalde dat de regering in elk belangrijk sta¬ dium van de besprekingen het parlement over de voortgang van het over¬ leg had geïnformeerd en dat het volk omstandig zou worden voorgelicht alvorens tot ondertekening van een overeenkomst zou worden overge¬ gaan.94 Aan de oppositie waren deze mededelingen niet besteed. De
vdp
liet weten het comité-generaal van 12 juli als een onwettige vergadering te beschouwen vanwege de aanwezigheid van het ongrondwettig toegela¬ ten lid Koorndijk.95 Pendawa Lima-leider Somohardjo ging nog een stap verder. In een radioprogramma beschuldigde hij Arron ervan een bedrag van us$ 1 miljoen van de Franse regering te hebben ontvangen om het verdrag tot stand te brengen en pleitte hij voor het bezetten van de Franse ambassade ingeval er sprake zou zijn van het afstaan van Surinaams grondgebied aan Frankrijk.96 Tijdens een persconferentie op 25 oktober recapituleerde Arron, ge¬ secondeerd door Hans Lim A Po en Frank Essed, de geschiedenis van het overleg over de oostgrens en benadrukte hij de continuïteit in het stand¬ punt van de Surinaamse delegatie. Dit standpunt was niet het standpunt van de toevallig aan de macht zijnde regering, maar dat van de Surinaam¬ se gemeenschap. De grenskwestie vertegenwoordigde een nationaal be¬ lang en kon alleen op een waardige manier worden opgelost met steun van het voltallige parlement. Arron erkende dat in het conceptverdrag de staatkundige soevereiniteit over de grensdriehoek volgens internationaal aanvaarde normen aan Frankrijk toeviel, maar dat de economische soe¬ vereiniteit hierover zou worden opgedragen aan een internationaal or¬ gaan, namelijk een gemengde commissie. Deze commissie, die de explo¬ ratie en exploitatie van het bewuste gebied ter hand zou nemen, was, ingeval zich onoplosbare problemen zouden voordoen, onderworpen aan het gezag van een internationaal arbitragecollege. Het was de secretaris¬ generaal van de
vn
die de leden van dit college benoemde. De economi¬
sche voordelen van het grensgebied zouden volgens Arron in gelijke mate toevallen aan de betrokken landen en de gedeelde economische soeverei¬ niteit zou de door Frankrijk uitgeoefende staatkundige soevereiniteit overstijgen.97 De oppositie viel vooral over de verklaring van Arron dat niet de Marowini, maar de Litani de grensrivier met Frans-Guyana vormde. Het territorium tussen de Litani en de Marowini had volgens Arron nooit tot Suriname behoord, maar altijd deel uitgemaakt van Frans-Guyana, waar¬ door er bij het te sluiten verdrag met Frankrijk geen millimeter Surinaams grondgebied zou worden afgestaan. Lachmon achtte dit een tendentieuze
316
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
voorstelling van zaken. De regering had tot dat moment altijd over betwist gebied gesproken, naar nu bleek ten onrechte. Ook bestreed Lachmon de rooskleurige voorstelling van zaken die de regering gaf van de instem¬ ming die de oppositie steeds zou hebben betuigd met de onderhandelingen die de grenscommissie voerde. Hij beschuldigde de regering ervan de parlementsvergadering op 12 juli te hebben laten plaatsvinden, wetende dat de oppositie deze onwettige vergadering zou boycotten. De regering zou op die manier de oppositie met opzet buiten de bespreking van het memorandum van oktober 1978 hebben willen houden en niet aan de stemming over het verdrag hebben willen laten deelnemen. Tot slot stel¬ de Lachmon dat een demissionaire regering niet gerechtigd was een aan¬ gelegenheid af te handelen waarbij er zoveel op het spel stond. Hij her¬ haalde dat de oppositie nooit haar goedkeuring zou verlenen aan voor Suriname nadelige grensverdragen.98 De behandeling van de oostgrenskwestie kwam op een ongelukkig tijdstip. Er heerste in het oppositiekamp een grimmige sfeer en een ver¬ beten drang om regeringsinitiatieven hoe dan ook te blokkeren. Het ver¬ zet van de oppositie tegen de verdragen met Frankrijk was echter weinig consistent. De erkenning van de Litani als grensrivier met Frans-Guyana dateerde uit de periode dat Alwin Mungra en André Kamperveen zitting hadden in de grenscommissie. Als oppositieleden tekenden zij nu met veel misbaar bezwaar aan tegen een regeling waar zij zich eerder als coalitieleden mee akkoord hadden verklaard. De kaarten waren bovendien ge¬ schud. Aan Surinaamse zijde kon men alleen nog proberen om maximaal voordeel te behalen in de driehoek tussen de Litani en de Marowini. Inspanningen om de Marowini alsnog als bronrivier van de Marowijne erkend te krijgen, waren volgens het geldende internationaal recht kans¬ loos. Arron kon het zich niet permitteren de kwestie van de oostgrens voor zich uit te schuiven. Dat zou aan Franse zijde niet worden begrepen en de internationale reputatie van Suriname op het spel zetten. De tegenwer¬ king van de oppositie trof hem temeer onaangenaam, omdat hij juist op dit dossier zijn staatsmanschap wilde tonen. Arron spoorde de
vdp
aan
om verantwoordelijkheid te nemen en zich geloofwaardig op te stellen. Mocht de oppositie nu bezwaren opperen en na de eerstvolgende verkie¬ zingen de coalitie gaan vormen, dan zou zij de samenleving en de inter¬ nationale gemeenschap veel hebben uit te leggen.99 Het kwam op dat moment niet bij Arron op dat onderofficieren van de Surinaamse Krijgsmacht
(skm)
met de gedachte speelden de grens¬
kwestie aan te grijpen om hem als minister-president af te zetten. Nadat
317
hij op 25 februari 1980 de macht had overgenomen, zou Bouterse verkla¬ ren dat de coupplegers vanaf eind 1979 hadden gezocht naar een geschik¬ te gelegenheid om militair in te grijpen. Overwogen was om de grens¬ kwestie met Frans-Guyana hiervoor als aanleiding te gebruiken: ‘Als we op dat moment zouden toeslaan, zou de gehele bevolking achter ons staan en zeggen: “Den kis Arron mooi, a man law, a man ser na kondre”. (Het is goed dat ze Arron aangepakt hebben, die man is gek, hij wil het land verkopen). We wisten [...] dat je sfeer moest hebben, maar Arron was slim en deed niets.’100 Het voornemen van de regering om de kwestie tijdelijk te laten rusten en een gunstiger moment af te wachten om tot een overeenkomst met Frankrijk te komen, zou als gevolg van de staats¬ greep van 25 februari 1980 niet worden gerealiseerd.101 GUYANA
De aanwezigheid van gewapende Guyanezen in de betwiste westelijke driehoek102, ondanks de belofte van demilitarisering in 1970 gedaan door de Guyanese leider Forbes Burnham, legde een zware hypotheek op de Surinaamse relaties met Guyana. Volgend op de besprekingen in Chaguaramas had premier Sedney een officieel bezoek aan Guyana en vervol¬ gens premier Burnham een officieel bezoek aan Suriname gebracht. Deze bezoeken hadden geleid tot de instelling van een gezamenlijke commis¬ sie, die onderzoek deed naar samenwerkingsmogelijkheden op cultureel en economisch gebied en een oplossing zocht voor het grensconflict. Veel was er van de commissie echter niet uitgegaan. Ook de inspannin¬ gen van een Koninkrijksdelegatie, die hierna op initiatief van het kabinetSedney naar Guyana was gereisd, waren zonder resultaat gebleven. In 1973 werd het overleg over de grenskwestie door Suriname afgebroken. Naar het oordeel van Paramaribo weigerde Georgetown de in Chaguaramas gemaakte afspraken na te komen.103 Voor Arron was het normaliseren van de betrekkingen met Guyana een belangrijk doel. Een politiek van goed nabuurschap en het verken¬ nen van vormen van samenwerking tussen de twee landen achtte hij be¬ vorderlijk voor het weer op gang brengen van besprekingen over het grensgeschil. Het conflict over de westgrens beschouwde hij als een kolo¬ niale erfenis waarmee Suriname tegen wil en dank was opgezadeld. Hij betreurde het dat Den Haag bij de soevereiniteitsoverdracht de oplossing van het conflict had doorgeschoven naar de Surinaamse regering om de goede betrekkingen met Engeland niet te schaden.104 Voor Georgetown gold dat het zich niet kon permitteren luchthartig met het grensconflict om te gaan. Niet alleen beschouwde de regering de Guyanese staat als de
318
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
rechtmatige bezitter van de omstreden driehoek, ieder toegeven aan Surinaamse verlangens op dit punt zou onbedoeld een precedent kunnen scheppen voor de oplossing van het grensgeschil met Venezuela, dat bij¬ na tweederde van het grondgebied van Guyana (de Essequibo-regio) claimde.105 Al op de eerste dag na de onafhankelijkheid had Guyana zijn consu¬ laat in Paramaribo tot een ambassade opgewaardeerd. Volgens de Guyanese minister van Buitenlandse Zaken Frederick Wills, als gast aanwezig bij de soevereiniteitsoverdracht, had zijn regering belangstelling voor het op gang brengen van nauwere economische samenwerking met Suri¬ name. Beide landen werkten naar zijn zeggen al samen binnen de
iba
en
hadden meerdere belangen met elkaar gemeen.106 De Surinaamse rege¬ ring hield een slag om de arm. Paramaribo gaf er de voorkeur aan voorals¬ nog geen ambassadeur in Georgetown te benoemen om de handen vrij te houden en Georgetown geen aanleiding te geven de vestiging van een di¬ plomatieke vertegenwoordiging als een handreiking uit te leggen. Tevens werd op deze manier voorkomen dat onervaren Surinaamse diplomaten door meer geroutineerde en doortastende Guyanese ambtenaren en poli¬ tici zouden worden ‘ingepakt’. Daar kwam bij dat Arron een pas op de plaats wilde maken, omdat de regeling van de grenskwestie met FransGuyana zijns inziens vooraf diende te gaan aan het oplossen van de pro¬ blemen met betrekking tot de westgrens.107 In het najaar van 1977 ontstond er onenigheid tussen beide landen over het gebruik van de Corantijn door garnalenvissers. Guyanese pa¬ trouillevaartuigen hadden zich meester gemaakt van zeven treilers die Suriname als basis hadden vanwege het schenden van de tweehonderdmijlszone in de Atlantische Oceaan. De vissers werden gearresteerd en beboet, en hun vaartuigen verbeurd verklaard. Paramaribo was door Georgetown niet van de uitbreiding van de Guyanese territoriale wateren op de hoogte gesteld en reageerde woedend bij het vernemen van het be¬ richt dat de vissers waren opgebracht enkele uren nadat de nieuwe zone in werking was getreden. Als represaille voor deze onverhoedse actie - naar het Paramaribo voorkwam een bewuste provocatie - kondigden de Suri¬ naamse autoriteiten aan op korte termijn een eigen tweehonderdmijlszone te zullen instellen en lieten zij weten de vergunningen van Guyanese vissers die op de Corantijn opereerden niet te zullen verlengen. Paramari¬ bo beschouwde de rivier vanaf de linkeroever als Surinaams territorium. Dit besluit viel verkeerd in Georgetown, vooral omdat het doortrekken van de grens in de tweehonderdmijlszone het verlies zou betekenen van een stuk continentaal plateau waar op dat moment naar olie werd ge-
319
zocht. Besprekingen tussen Arron en Wills in Paramaribo mislukten. Beide regeringen wisselden nota’s uit waarin zij in niet mis te verstane bewoordingen kritiek op eikaars handelen leverden.108 Er leek zich een verbetering in de relaties tussen de twee landen aan te kondigen nadat op uitnodiging van Arron, in de marge van de onderte¬ kening van het Amazonepact, een gesprek had plaatsgevonden tussen hem en Rashleigh Jackson, de opvolger van Wills als minister van Buiten¬ landse Zaken. Beide ministers hadden openhartig met elkaar over de ont¬ stane situatie gesproken en de noodzaak erkend om langs de weg van de dialoog tot een oplossing te komen.109 Het overleg leidde in augustus 1978 tot de teruggave van een in Guyana verbeurd verklaarde vissersboot aan Suriname en de teruggave van drie in Suriname verbeurd verklaarde vissersboten aan Guyana. Tevens zegde Paramaribo toe drie door Guyanezen aangevraagde visvergunningen te zullen afgeven. Er werd bekend¬ gemaakt dat Arron en Burnham elkaar voor het einde van dat jaar zouden ontmoeten om de betrekkingen verder te normaliseren en dat gestreefd zou worden naar het sluiten van een visserijverdrag. Hoewel Arron her¬ haalde dat de westelijke driehoek waarop Guyana verklaarde aanspraak te maken Surinaams grondgebied was, riep hij zijn landgenoten op om te kijken naar wat beide landen bond en niet naar wat beide landen van el¬ kaar scheidde.110 Arron hoopte in het bijzonder dat goede betrekkingen met Guyana bevorderlijk zouden zijn voor het verkrijgen van financiële steun van de Wereldbank. Deze instelling was bereid te investeren in een hydro-elek¬ trische centrale in het kader van het Kabalebo-project (onderdeel van het West-Surinameplan) op voorwaarde dat beide landen vreedzame betrek¬ kingen met elkaar onderhielden en Guyana elektriciteit van Suriname zou afnemen. Paramaribo had aanwijzingen dat Georgetown welwillend stond tegenover het betrekken van hydro-elektrische energie uit Suri¬ name en akkoord zou gaan met het onttrekken van water aan de betwiste driehoek om het opwekken van de benodigde energie mogelijk te maken. Met het oog op de onbelemmerde voortgang van het Kabalebo-project werkte Arron mee aan de voorbereiding van een visserijverdrag voor de duur van één jaar, inhoudende het verlenen van toestemming aan vissers¬ vloten van beide landen om in eikaars exclusieve visserijzones te opereren. In de marge van een
vn-vergadering
in New York in oktober 1978
troffen Arron en Jackson nadere voorbereidingen. Aansluitend voerden de visserijcommissies en delegaties van de ministeries van Buitenlandse Zaken van beide landen besprekingen met elkaar. Op 26 maart 1979 kwam in Paramaribo de bedoelde visserijovereenkomst tot stand. Deze maakte
320
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
de weg vrij voor overleg tussen Arron en Burnham de maand erna. De visvangst op de Corantijn maakte geen deel uit van de overeenkomst. Bovendien diende de datum van inwerkingtreding van het verdrag nog nader te worden bepaald. Desondanks kon er gesproken worden van een stap vooruit. Arron waakte er echter voor te vroeg te juichen. Hij hield vast aan het standpunt dat de Surinaamse regering pas bereid zou zijn een ambassadeur te stationeren in Georgetown als er overeenstemming was bereikt over de westgrens.111 Van ii tot met 14 april 1979 ontmoetten Arron en Burnham elkaar in Sam Lords Castle in St. Philip, Barbados.112 De omgeving van het hotel moest vooraf met brandslangen worden schoongespoten aangezien deze was bedekt onder een dikke laag roet. De bron van deze neerslag was de vulkaan La Soufrière, die op het naburige eiland Saint Vincent tot uit¬ barsting was gekomen. Het was een passend decor voor overleg waar het evenmin aan vuurwerk zou ontbreken. Gespreksonderwerpen op Barba¬ dos waren het Kabalebo-project, het grensconflict, de voorgenomen sa¬ menwerking op economisch, cultureel, sociaal en technisch gebied, en het plan voor een veerverbinding tussen Springlands en Nickerie. Over dit laatste idee was Guyana beduidend enthousiaster dan Suriname. Evenals Georgetown meende Paramaribo dat een dergelijke verbinding bevorderlijk zou zijn voor het verkeer tussen beide landen. Tegelijk vrees¬ de de Surinaamse regering een grotere toestroom van illegale migranten uit Guyana.113 Dat de besprekingen op Barbados plaatsvonden, was niet zonder re¬ den. Beide partijen wilden op neutraal terrein een eerste stap zetten in het proces van wederzijdse toenadering. Premier Tom Adams steunde dit streven en trad op als gastheer. De eerste dag begon met een anderhalf uur durend gesprek onder vier ogen tussen Arron en Burnham. Aanslui¬ tend stond een plenaire vergadering van twee uur op het programma. Deze vergadering, die bedoeld was om de agenda van het overleg vast te stellen, werd al na een halfuur met veel tumult door de Guyanese delega¬ tie afgebroken. De verdaging van de bijeenkomst duurde vier uur. Nadien werd de vergadering hervat. Aanleiding voor de schorsing was het grens¬ conflict dat tot verrassing van de Surinaamse delegatie door Burnham zelf ter tafel werd gebracht. De Guyanese regeringsleider, die minder ge¬ polijste omgangsvormen en intimiderend gedrag niet schuwde, wilde er tegenover zijn gesprekspartner geen misverstand over laten bestaan dat er over de betwiste driehoek niet te onderhandelen viel. Barbados was voor Burnham niet alleen een mogelijkheid om openingen te zoeken en gemeenschappelijkheden te identificeren, maar ook
321
om degens te kruisen en nieren te proeven. Arron: Burnham was tough in onderhandelingen. Fair play en foul play wisselden elkaar af, maar fair play overheerste. Maar als je tough bent, dan moet je er rekening mee houden dat de persoon die je tegenover je zou kunnen krijgen dat ook is. Burnham wist on¬ voldoende wie hij tegenover zich had. Naderhand zou hij zich tegenover zijn ambassadeur laten ontvallen: je hebt mij gezegd dat de Surinaamse minister¬ president tough is, but you never told me that he was that tough. Want ik wist waar ik naartoe wilde. Burnham zou zich niet verzetten tegen Kabalebo, want hij had een succes nodig in zijn gevecht met Jagan. Zou hij elektriciteit van ons afnemen en onder de bevolking distribueren, dan zou hij zijn machts¬ basis verstevigen, vooral in dat deel van het land waar Jagan populair was.114 Een winstpunt voor Arron was dat het Kabalebo-project tijdens het overleg ontkoppeld werd van het geschil over de westgrens en dat Burn¬ ham zich akkoord verklaarde met de uitvoering van dit project. Dit bracht een financiering van deze grootschalige onderneming door de Wereld¬ bank een stap dichterbij. Wel zou eerst nog een studie naar de ecologi¬ sche implicaties van het project worden verricht. Vervolgbesprekingen over de grenskwestie zouden op basis van de Chaguaramas-overeenkomst worden gevoerd. Arron en Burnham tekenden de eerder tot stand geko¬ men visserijovereenkomst en gingen in beginsel akkoord met de aanleg van een veerverbinding tussen Springlands en Nickerie. De in de vaart te nemen veerboot zou op pariteitbasis worden geëxploiteerd. Ook kwamen beide delegaties overeen dat Suriname in Georgetown een ambassade zou openen, dat Suriname zou toetreden tot de Beweging van Niet-Gebonden Landen, dat er bilateraal overleg zou worden gestart om na te gaan op welke andere terreinen de landen met elkaar konden samenwer¬ ken en dat de twee regeringsleiders spoedig officiële bezoeken aan elkaar zouden brengen.115 Het patroon zou in 1979 hetzelfde blijken als in 1970. Toen was er af¬ getrapt op Trinidad en bezochten achtereenvolgens de Surinaamse pre¬ mier Sedney Guyana en de Guyanese premier Burnham Suriname. Thans bracht - na het overleg op Barbados - als eerste Arron tussen 18 en 21 juni 1979 een officieel bezoek aan Guyana.116 Hij ontving in Georgetown sym¬ bolisch de sleutel van de stad uit handen van de burgemeester ten teken dat hij zich vrij in het Guyanese bestuurscentrum kon bewegen. Arron legde kransen bij het monument van 1763 (drie jaar eerder onthuld ter herdenking van de slavenopstand in Berbice onder leiding van Cuffy) en het Liberation Monument (opgedragen aan hen die waar ook ter wereld voor vrijheid streden) en hield in de Botanical Gardens een toespraak waarin hij wees op het vele dat beide landen met elkaar gemeen hadden:
322
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
14- Henck Arron en Forbes Burnham begroeten elkaar tijdens het bezoek van de eerste aan Guyana in 1979
historisch, economisch en op het gebied van de eigen ontwikkeling. Kolo¬ niale belangen hadden de twee landen verdeeld gehouden, maar ‘nature, ambition and struggle for life teil us every time again that we are the same and that our destiny is the same. Therefore I will bring you the message that after years of partition, we have now finally entered upon the era of reunion.’ Overal in het centrum van Georgetown hingen spandoeken met de tekst ‘Guyanese and Surinamese are brothers’. Op het moment dat Arron zich tijdens zijn toespraak liet ontvallen: ‘I feel at home’, reageer¬ den omstanders met uitbundig applaus.117 Arron voerde besprekingen met premier Burnham over een groot aantal kwesties, bracht een bezoek aan het binnenland en inspecteerde verschillende agrarische en industriële projecten. Het bezoek werd afge¬ sloten met het ondertekenen van een overeenkomst inzake culturele en wetenschappelijke samenwerking en het bevestigen van de afspraken die op Barbados waren gemaakt. Bij Arron bestond grote voldoening over het bezoek. Hij benadrukte de potenties van bilaterale samenwerking, maar niet minder de mogelijkheden die beide landen hadden om elkaar op inter¬ nationale podia te steunen bij het innemen van standpunten en het uit¬ dragen van idealen. Het succes van zijn tweede ontmoeting met Burnham schreef Arron in belangrijke mate toe aan de inzet van zijn directeur van Buitenlandse Zaken Heinemann en de Guyanese ambassadeur in Parama-
323
ribo. De Nederlandse ambassadeur Vegelin van Claerbergen noteerde: ‘Het snelle tempo waarin de betrekkingen tussen Suriname en Guyana van nauwelijks nabuurschappelijk tot zeer cordiaal zijn geëvolueerd is [...] opvallend.’118 In Suriname werd gemengd gereageerd op het bezoek van Arron. Velen stemden in met de pogingen die de regering ondernam om de be¬ trekkingen met Guyana te verbeteren en om de mogelijkheden tot samen¬ werking te onderzoeken. Dat op deze wijze geprobeerd werd een sfeer te creëren om het grensconflict constructief aan te pakken, ontmoette be¬ grip, maar werd tegelijk beschouwd als een vorm van struisvogelpolitiek waarbij vooral Guyana garen spon. De Ware Tijd: ‘Het alternatief is niet dat wij tot de tanden gewapend de 6000 vierkante mijls driehoek moeten binnenstormen. Met deze Surinaamse krijgsmacht en het gehannes van haar bond zou het toch niet lukken. Een juist alternatief zou moeten zijn dat wij geen bespreking voorbij laten gaan om met klem onze aanspraken te herhalen naast alle andere eerlijke pogingen tot wederzijdse vriend¬ schap en samenwerking.’ Relativerend: ‘Suriname en Guyana zijn in feite twee kleine armoedzaaiers, die wel goede mogelijkheden hebben om zich¬ zelf van een redelijk bestaan te verzekeren. Maar beiden worstelen met problemen die aan kleine, arme ontwikkelingslanden eigen zijn en die voornamelijk liggen op het gebied van een korrupte politiek. Op dat ter¬ rein hoeven ze niets aan elkaar te leren, maar wij kunnen er wel van leren als we ons spiegelen aan Guyana en bedenken dat onze ontwikkelings¬ hulp niet eeuwig duurt.’119 De regering bracht hier tegenin dat beide partijen op Barbados de overeenkomst van Chaguaramas als uitgangspunt voor verdere bespre¬ kingen hadden aanvaard en dat officiële bezoeken niet het podium waren om aanspraken op betwist gebied te laten gelden. De twee ontmoetingen hadden een basis gelegd voor een nieuwe fase van onderhandelingen over het grensgeschil. Met verwijzing naar Burnham en Arron sneerde de oppositie bij monde van Lachmon en Mungra dat twee ‘onderdrukkers’ elkaar advies hadden gevraagd hoe zich te handhaven. De grenskwestie zou volgens de VHp’ers niet tot een oplossing worden gebracht, Guyanese vissers zouden doorgaan de Surinaamse wateren leeg te vissen en praten over toerisme was ‘belazerij’ zolang Guyanezen met niet meer dan vijf¬ tien Guyanese dollar hun land mochten verlaten.120 Van 15 tot en met 18 november 1979 bracht premier Burnham een tegenbezoek aan Suriname. Hij legde in Paramaribo een krans bij het monument voor de gevallenen, voerde besprekingen met Arron, maar ook met leden van het parlement, het bedrijfsleven en de vakbeweging,
324
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: BILATERALE BETREKKINGEN
hield een toespraak tijdens een buitengewone vergadering van de raad van ministers, en bracht bezoeken aan Asidonhopo (residentie van granman Aboikoni van de Saamaka), houtmaatschappij Bruynzeel en het volkswoningbouwproject Half Flora (dat voor een belangrijk deel door Guyanese gastarbeiders werd gerealiseerd). Tijdens een tafelrede in hotel Torarica prees Burnham de ‘zilveren tong’ van Arron, die volgens de hoofdredactie van De West bovenmatig gestreeld was door deze en andere loftuitingen van zijn gast, maar per saldo niet opgewassen leek tegen ‘de grootste vijand van het land’, die zich steeds weer sluw uit discussies met journalisten over de ‘omstreden driehoek’ draaide en er overduidelijk een verborgen agenda op na hield. Arron en Burnham ondertekenden een overeenkomst inzake economische en technische samenwerking en trof¬ fen nadere voorbereidingen voor de beoogde veerdienst over de Corantijn. Voor de financiering van deze oeververbinding hoopten zij een bij¬ drage te verwerven van het Europees Ontwikkelings Fonds.121 De drie opeenvolgende bijeenkomsten illustreerden dat Arron en Burnham er de voorkeur aan gaven de westgrens te beschouwen als een plaats van ontmoeting. De bezoeken die de Surinaamse en de Guyanese regeringsleider elkaar brachten, hadden vooralsnog echter vooral sym¬ bolische waarde. Ze weerspiegelden intenties, die in de toekomst verder gematerialiseerd dienden te worden. De staatsgreep van 1980 verhinderde dat de voorgenomen samenwerking met Guyana - vooral door het stop¬ zetten van het Kabalebo-project door de nieuwe regering - van de grond kwam. Een oplossing voor het conflict over de westgrens zou daardoor niet dichterbij komen.
325
VIII Het primaat van de partijpolitiek: In het defensief
De verkiezingen van 1977 hadden de krachtsverhoudingen in het parle¬ ment intact gelaten. Evenals tijdens de vorige regeringsperiode stonden de coalitie en de oppositie als twee machtsblokken tegenover elkaar en waren zij verwikkeld in een doorlopend gevecht om de meerderheid van de parlementszetels. Arron deed als minister-president moeite om zich boven de dagelijkse schermutselingen te verheffen en vast te houden aan zijn beleidsagenda, maar werd geconfronteerd met een oppositie die hem bleef wegzetten als een NPS-politicus die zijn beloften niet wist waar te maken en in toenemende mate bezig was zijn greep op het landsbestuur te verliezen. De regering legde onverkort het accent op de idealen van natievor¬ ming, self-reliance en ontwikkeling. De wil om te presteren was onmis¬ kenbaar aanwezig en aan plannen om misstanden weg te nemen en onder¬ ontwikkeling terug te dringen, ontbrak het niet. Maar het daadkrachtig en resultaatgericht uitvoeren van initiatieven bleek niet zelden een zware opgave. Projecten liepen stroef als gevolg van onzakelijkheid, kortetermijndenken en een gebrek aan capaciteit. Hierdoor trad op meerdere fronten stagnatie op. De parlementaire arbeid kwam in 1979 maandenlang stil te liggen als gevolg van onenigheid tussen de coalitie en de oppositie over de toelating van een nieuw parlementslid. De oppositie weigerde aan deze toelating mee te werken in een poging de regering haar parlementaire meerderheid te ontnemen. Hierop werkte de coalitie een procedure uit om het parle¬ mentslid buiten de deelname en steun van de oppositie toe te laten. Het weinig verheffende getouwtrek tussen beide kampen bracht ernstige scha¬ de toe aan het vertrouwen in de politiek en aan de geloofwaardigheid van de volksvertegenwoordigers. Een conflict tussen de Surinaamse regering en de Surinaamse Krijgs¬ macht over de erkenning van een vakbond voor militair kader sleepte zich twee jaar voort alvorens onderofficieren - meebewegend op de golven van maatschappelijke onvrede - het vertrouwen in de legerleiding opzeg-
327
den en geconfronteerd met ontslag en gevangenisstraf op 25 februari 1980 gewapenderhand de macht overnamen. Voor Arron was de staatsgreep - in het zicht van verkiezingen die voor 27 maart waren gepland - een even abrupte als pijnlijke afsluitingvan zijn twee termijnen als eerste minister.
PARLEMENTAIRE MACHINE VASTGELOPEN
In zijn nieuwjaarstoespraak op 1 januari 1978 merkte minister-president Arron op dat Suriname zich op de goede weg bevond, vooral waar het ging om de beleving van de democratie en de rechtsstaat, zoals het ver¬ loop van de verkiezingen in oktober had uitgewezen. De teleurstellingen en tegenslagen lagen zijns inziens vooral op het vlak van de ontwikkeling van Suriname - die onder het gewenste niveau was gebleven - en op het gebied van de nog altijd tegenvallende arbeidsproductiviteit.1 Deze som¬ bere voorstelling van zaken zette de toon voor een jaar waarin de politieke verhoudingen vergaand zouden verslechteren en de wetgevende arbeid van het parlement ernstig zou stagneren.2 De eerste complicatie diende zich aan kort nadat Arron op 15 maart de regeringsverklaring had voorgelezen.3 Oud-minister Soemita kwam op vrije voeten en werd bij de ingang van de gevangenis door zijn aanhang geestdriftig verwelkomd. Soemita maakte er geen geheim van dat hij zich weer actief wilde inzetten voor zijn achterban. Hij gaf te kennen dit bij voorkeur te doen in de functie van minister. In een verklaring merkte KTPi-parlementslid Ruben Setrowidjojo op dat Soemita door de wereldse rechter was veroordeeld, maar niet door de Opperrechter. Het volk had hem niet gevonnist, want de stem van het volk was de stem van God. Voor de partijaanhang kon Soemita zijn politieke arbeid zonder bezwaar her¬ vatten. De opstelling van de ktpi na de vrijlating van Soemita zou Arron voor aanhoudende problemen plaatsen.4 In januari had het parlement met algemene stemmen zijn goedkeu¬ ring verleend aan de uitbreiding van Surinames territoriale wateren tot 12 mijl en de instelling van een economische zone van 200 mijl.5 Ook het conflict met Nederland over de cons had de relatie tussen de coalitie en de oppositie niet belast. Het staatsbezoek dat het Nederlandse koninklijk paar van 9 tot 15 februari op uitnodiging van president Ferrier en zijn echt¬ genote aan Suriname bracht - ‘ter bezegeling van een nieuwe verhou¬ ding en ter voortzetting van een oude vriendschap’, zoals de Nederlandse ambassadeur Leopold het formuleerde6 - had zelfs voor een pas op de plaats gezorgd. Maar de rust was van tijdelijke aard. De behandeling van de regeringsverklaring in april zette de sluizen van wederzijdse aanvallen, schimpscheuten en provocaties weer wagenwijd open.
328
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
Al voor aanvang van de debatten had de oppositie geklaagd dat beledi¬ gingen en hatelijkheden aan haar adres aan de orde van de dag waren zonder dat de parlementsvoorzitter ingreep. Het ontnemen van het woord aan oppositieleden en hun verwijdering uit de vergaderzaal, desnoods met medewerking van de politie, geschiedde volgens de vdp op een steeds systematischer wijze. Desondanks beloofde de oppositie veel over haar kant te zullen laten gaan om een opbouwende discussie met de coalitie mogelijk te maken.7 Het goede voornemen zou niet lang standhouden. De zaken hepen uit de hand toen oppositielid Alwin Mungra, in reactie op het verzoek van parlementsvoorzitter Wijntuin om de vergaderzaal te verlaten, de laatste dreigend toevoegde: ‘Eerstdaags ga je met stoel en al door het raam naar buiten.’ Hierbij maakte hij een beweging alsof hij een wapen uit zijn broekzak tevoorschijn wilde halen. Wijntuin voelde zich door het parlementslid bedreigd, schorste de vergadering en verdaagde deze tot een nader te bepalen dag.8 Volgens George Hindori was de oppositie er bewust opuit om parlementszittingen te verstoren. Er dienden schuldigen te worden gevonden voor de recente afwijzing door het electoraat. Daarom zaaiden Lachmon en Mungra naar zijn zeggen paniek en strooiden zij met beschuldigingen: ‘Men is blijkbaar nog niet over de verkiezingsuitslag heen. Men heeft geen vrede. Nog minder vrede heeft men, omdat de hpp - en met name Hindori - een integrerend deel uitmaakt van de npk. Hierdoor kan het sterkste verborgen wapen, namelijk dat van etnische verdeeldheid, niet meer worden gehanteerd. En dat wreekt zich.’ Rancune, afbrekende en irrelevante kritiek, schijnargumenten en persoonlijke aanvallen lieten vol¬ gens Hindori zien dat de oppositie niet begaan was met de ontwikkeling van Suriname, maar uitsluitend gedreven werd door een zucht naar macht.9 In zijn reactie gooide de VHp’er Sardjoe het over een bekende boeg. Hij hekelde de onoprechtheid van Hindori door te refereren aan zijn overlo¬ pen naar de coalitie. Diens onvoorwaardelijke dienstbaarheid aan de npk verklaarde Sardjoe uit het royale inkomen dat hij verdiende, volgens het oppositielid mogelijk gemaakt door tal van lucratieve bijbanen.10 De debatten, waarin leden van de coalitie en de oppositie spreek¬ beurten van vele uren voor hun rekening namen, ontaardden op 5 mei opnieuw in verbale schermutselingen, waarna de voltallige oppositie uit protest de vergaderzaal verliet.11 De beantwoording door premier Arron van vragen die parlementariërs over de regeringsverklaring hadden ge¬ steld, werd eveneens ontsierd door felle botsingen tussen npk- en vdpvertegenwoordigers en door ordeverstoringen die door voorzitter Wijntuin met moeite konden worden bedwongen. Uiteindelijk zou de regerings-
329
verklaring met 21 tegen 13 stemmen worden goedgekeurd.12 Voor Arron betekende de uitslag dat hij zijn voorgenomen beleid kon uitvoeren. Toch woog de verkregen instemming nauwelijks op tegen de reputatieschade die het parlement had opgelopen. Vanuit de samenleving kwamen steeds meer reacties die erop wezen dat de volksvertegenwoordiging haar plich¬ ten verzaakte en bezig was een karikatuur van zichzelf te maken. Het Comité Christelijke Kerken merkte in een memorandum op dat verdeeldheid en conflict de boventoon leken te voeren in het parlement, terwijl de ontwikkelingshulp waarover dit college besluiten nam, nog altijd niet de armste en meest achtergestelde groepen had bereikt. De regering en het parlement deden er volgens het Comité goed aan om in aanvulling op grootschalige projecten, zoals in West-Suriname, kleinschalige pro¬ jecten van de grond te tillen. Die projecten dienden aan te sluiten bij de lokale behoeften en uitgevoerd te worden in het besef dat Suriname een ontwikkelingsland was en geen aanhangsel van de eerste wereld met zijn oriëntatie op winstmaximalisatie en consumptie. De focus op een ver¬ meerdering van de welvaart van enkelen diende naar het oordeel van het Comité plaats te maken voor een verhoging van het welzijn van de totale bevolking.13 In juni ging in Paramaribo het Doe-theaterstuk Keskesi Sani (apenkuren) in première. In een van de bekendste scènes uit dit stuk wordt het Surinaamse parlement uitgebeeld als een losgeslagen groep door elkaar schreeuwende apen. De scène riep bij het publiek reacties van herken¬ ning op en maakte ten overvloede duidelijk dat de leden van dit college in korte tijd sterk in de achting van de bevolking waren gedaald.14 Bijnamen van het parlement die in de zomer van 1978 in omloop kwamen, waren vereniging Wi Prisiri (Ons genoegen) en Circus Stupido (geïntroduceerd door Wilfred Lionarons, hoofdredacteur van De Vrije Stem).15 Weer ande¬ ren betitelden de debatten in de volksvertegenwoordiging als ‘een verma¬ kelijk alternatief voor lieden die te laat voor de bioscoopvoorstellingen zijn.10 Bij de opening van het parlementaire jaar werd op de Nederlandse ambassade bezorgd vastgesteld dat de rede van president Ferrier, die hij namens de regering had uitgesproken, veel futiele details en gratuite toe¬ zeggingen bevatte, maar ten onrechte voorbijging aan het disfunctioneren van het hoogste orgaan van de staat.17 In de Financiële Nota wees minister Goede op de ongewenste stijgingen van de lonen en prijzen en waarschuw¬ de hij voor de verslechterende concurrentiepositie van Suriname die hiervan het gevolg zou zijn. De sombere economische vooruitzichten en het uitblijven van passende maatregelen waren voor oppositieleider Lach-
330
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
mon aanleiding om te spreken van een economische crisis die alleen doel¬ treffend door een nationaal kabinet zou kunnen worden bestreden.18 Tijdens de begrotingsbehandeling in november slaagde het oppositielid Henk Herrenberg erin dertien uur achtereen aan het woord te blijven. Het fenomeen filibuster had ook in de Surinaamse politiek zijn intrede gedaan.19 Binnen de coalitie laaiden de spanningen tussen Arron en Soemita geleidelijk weer op. De KTPi-leider, offensief werkend aan zijn eerher¬ stel, ontkende dat hij zich schuldig had gemaakt aan het aannemen van steekpenningen. Hij had naar eigen zeggen alleen een juridisch-technische, zo men wil administratieve fout gemaakt. Doordat hij zijn straf had uitgezeten, was deze fout echter gecorrigeerd. Desondanks meende hij nog altijd met te weinig respect door coalitiegenoten, in het bijzonder Arron, te worden behandeld. Het zat de KTPi-voorzitter met name dwars dat hij bij de laatste onafhankelijkheidsviering niet was gedecoreerd. Zijn veroordeling had de toekenning van een onderscheiding in de weg gestaan.20 De dagelijkse leiding van de
ktpi
was tijdens zijn internering in han¬
den geweest van een driemanschap onder leiding van Amat, die zich met zijn verzet tegen de dominante positie van de Soemita-dynastie had ont¬ popt als de belangrijkste tegenstrever van de ber 1978 proclameerde Amat de Aktiegroep
kt pi-voorzitter. ktpi,
Op
8
decem¬
die zich in niet mis te
verstane bewoordingen distantieerde van de leiding van de
ktpi
en te ken¬
nen gaf de partij te willen herstructureren. De Aktiegroep liet daarbij weten zich loyaal en zakelijk te zullen opstellen binnen de NPK-fractie.21 De afkondiging miste haar doel niet. Op 13 december 1978 kwam het tot een botsing tussen Arron en de twee andere KTPi-parlementariërs. Bij de minister-president bestond al langer ergernis over de politieke ambi¬ ties van Soemita, die opnieuw aasde op een belangrijke positie en zijn frustraties over het niet bereiken van dit doel steeds meer de vrije loop liet. Soemita oordeelde dat Arron afspraken over de taakomschrijving van onderminister van Binnenlandse Zaken en Districtsbestuur PawiroOelomo niet nakwam. Hij stelde zich op het standpunt dat zijn partijge¬ noot tekort werd gedaan met een inhoudelijk onbeduidende portefeuille. Volgens Soemita kreeg Pawiro-Oelomo een paar kruimels toegeworpen in plaats van als een volwaardig lid van het kabinet te worden behandeld. In het parlement was het de KTPi’er Setrowidjojo die namens zijn voor¬ zitter bij de regering verhaal kwam halen. Arron beschouwde diens aan¬ val als een ongefundeerde aantasting van zijn integriteit. De taakstelling van ministers en onderministers was immers geen zaak van de formateur
331
of de minister-president, maar van de voltallige ministerraad. Hij wees erop dat de
ktpi
tijdens een bijeenkomst van de raad zonder voorbehoud
met de inhoud van de portefeuille van Pawiro-Oelomo akkoord was ge¬ gaan. Voor Arron was de maat vol. Hij besloot het conflict aan te grijpen om zich van de
ktpi
te ontdoen, echter niet na zich ervan te hebben verze¬
kerd dat Amat hem zou blijven steunen. In reactie op de uitlatingen van Setrowidjojo kondigde Arron aan niet langer met de
ktpi
in coalitiever¬
band te willen optrekken, waarna op 14 december de twee KTPi-parlementariërs die Soemita trouw wensten te blijven zich op last van hun voorzitter uit het NPK-blok terugtrokken en zich aansloten bij de opposi¬ tie. Een motie van wantrouwen ingediend door de oppositie werd met 20 tegen 19 stemmen verworpen. Aansluitend stapten de
ktpi-ministers
Ardjosemito (Sociale Zaken) en Sisal (Landbouw, Veeteelt en Visserij) en KTPi-onderminister Pawiro-Oelomo uit de regering.22 In januari 1979 richtte Amat met leden van de Aktiegroep
ktpi
een
nieuwe partij op, de Partij Perbangunan Rakjat Surinam (Progressieve Partij van de Opbouw van Suriname,
pprs).
De
nps,
erop gebrand de
NPK-meerderheid in het parlement te behouden, steunde de totstandko¬ ming van de
pprs.
De betrokkenheid van de grootste coalitiepartner bij
de oprichting van de splinterpartij was dermate groot dat critici van de regering - Soemita voorop - de pprs typeerden als een NPS-creatie en een verlengstuk van de die in de
ktpi
npk.
Volgens Soemita was Amat een geboren NPs’er,
was geïnfiltreerd en na een mislukte poging tot machts¬
overname onder de hoede van de
nps
een eigen partij was begonnen.23
Op 14 februari werden de ppRS-ministers J.T. Kasantaroeno (Landbouw, Veeteelt en Visserij) en R. van Ling (Sociale Zaken) en ppRS-onderminister F. Martodihardjo (Binnenlandse Zaken en Districtsbestuur) in hun nieuwe functies beëdigd.24 De coalitie beschikte thans over een parlementaire meerderheid van één
zetel.25 Dit bracht de redactie van De Ware Tijd ertoe Arron te typeren
als een politieke koorddanser, die was uitgegleden en zich nu met de moed der wanhoop vastklampte aan het smalle touw. Volgens de krant deed hij er verstandig aan vervroegde verkiezingen uit te schrijven, zodat een nieuwe krachtige regering kon aantreden.26 In een verwant commentaar verklaarde De Ware Tijd dat ook gelet op de straatacties van de
SKM-on-
derofficieren (zie volgende paragraaf) er sprake was van een ‘ongezonde ontwikkeling’ in Suriname: ‘Dit kan niet al te lang voortgaan. Een proces van zelfontbinding schijnt zich te hebben ingezet. Het zou beter zijn het mes erin te zetten, dan dit proces te laten voortzieken totdat door de
332
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
voortgeschreden rotting de hele gemeenschap niet meer zal kunnen ont¬ snappen aan een totale instorting.’27 Hoewel dit een wat gedramatiseerde voorstelling van zaken was, klop¬ te het dat het reorganiseren van de coalitie een gelegenheidsoplossing was. Er lagen geen inhoudelijke factoren aan ten grondslag. Het behoud van de parlementaire meerderheid had vooropgestaan. De zelfvoldane wijze waarop Arron volgens de oppositie te werk ging en de verbetenheid waarmee hij zijn regering overeind hield, sloegen in toenemende mate negatief op de NPK-leider terug. VDP-politici putten gretig uit het arsenaal van tegenvallers en teleurstellingen om Arron in een ongunstig daglicht te plaatsen. De verkiezingsbelofte die hij had verbroken en de vermeende stembusfraude in Commewijne werden bij herhaling aangedragen als be¬ wijs voor zijn oneerlijkheid. Leimofo Henckie (leugenaar Henckie) enyu hencki mi (je houdt mij voor de gek)28 kregen als uitdrukkingen geleide¬ lijk een plaats in het taalgebruik. Volgens zijn criticasters was het succes Arron naar het hoofd gestegen en ging hij zich te buiten aan Arrongantie. Er bestond geen twijfel over dat Arron een trotse en zelfbewuste man was, die met opgeheven hoofd door het leven ging en graag uitstraalde dat hij het maatschappelijk had gemaakt. Ijdelheid en een zekere mate van zelfingenomenheid waren hem niet vreemd. Maurits de Miranda: ‘Dat had vooral met zijn houding te maken. Alleen al door zijn manier van lopen, rechtop en met de ogen vastberaden op zijn omgeving gericht, wekte hij de indruk hooghartig te zijn. Als hij zich met medewerkers in zijn kielzog naar zijn kabinet aan de Gravenstraat begaf en de stoep opging om naar binnen te gaan, schoten mensen hem aan. Vaak hadden zij al een tijdje op hem staan wachten. Doorgaans waren het eenvoudige mensen die hem iets wilden vertellen of hem iets wilden vragen. Arron zei dan altijd: “Later, later” en snelde zonder hun reactie af te wachten naar zijn kantoor. Op mensen kwam dat arrogant over. Zij vroegen zich af of hij zich te goed voelde om een praatje met hen te maken. Zij vergeleken hem dan met Pengel, die zij gemoedelijker en toegankelijker vonden.’29 De beschuldigingen waren een vast bestanddeel van het oppositionele instrumentarium. Door Arrons veronderstelde zwakheden aan te dikken en uit te vergroten, kon de
vdp
hem des te steviger aanpakken. Ronald
Venetiaan: ‘Dat Arron arrogant en corrupt was, is vóór 1980 door de op¬ positie gebruikt om hem als regeringsleider neer te halen en na 1980 door de militairen aangegrepen om hun staatsgreep te rechtvaardigen. Maar wat zij arrogant noemden, was in de kern zelfverzekerdheid. Arron was overtuigd van zijn zaak en werkte onbevreesd toe naar resultaten. Met zijn politieke talenten was hij anderen vaak net een stapje voor en wist hij
333
veel van zijn doelen te realiseren. Mensen die daarbij aan het kortste eind trokken, voelden zich dan door hem gepakt. Bruma is daar een voorbeeld van. Die had zich een half leven sterk gemaakt voor de onafhankelijk¬ heid, maar Arron ging er in 1975 met de buit vandoor. Dat stak de
pnr.
Dat wil niet zeggen dat Arron een heilige was. Een loopje met de waar¬ heid nemen is soms nodig in de politiek. Ook Arron was niet altijd een strenge meester van de waarheid. Maar op dit punt onderscheidde hij zich niet wezenlijk van andere politici. Hij was niet de notoire leugenaar waar hij vaak voor werd uitgemaakt. En met corruptie heeft hij zich nooit ingelaten.’30 Aan de vermeende arrogantie van Arron kleefde nog een ander aspect. Los van de trots op zijn verworven positie die hij wilde uitdragen, beoog¬ de hij tegelijk een schild op te trekken om zichzelf tegen zijn omgeving te beschermen. Het creëren van afstand was een voorwaarde om zich als mens en politiek leider te kunnen handhaven. Daarbij was het sowieso onmogelijk om doorlopend voor burgers beschikbaar te zijn. De agenda van de minister-president liet dit eenvoudig niet toe. Zijn tijd en bewe¬ gingsvrijheid als partijvoorzitter waren aan vergelijkbare beperkingen gebonden. Door de NPS-achterban werd dit niet altijd begrepen. Menig partijganger hechtte belang aan een directe band met de leiding en meen¬ de de partijvoorzitter op elk gewenst moment te kunnen benaderen.31 Toen op 3 mei 1979 de NPS-parlementariër W. Zalmijn overleed ver¬ loor de regering haar meerderheid in het parlement. Krachtens de kies¬ wet was M.M. Koorndijkde opvolger van Zalmijn. Hoewel Koorndijkgold als een bij plaatsvervanging wettig gekozen lid van het parlement weiger¬ de de oppositie mee te werken aan zijn formele toelating. Daarmee zag de coalitie zich gesteld voor een serieus probleem. Het was immers het parlement dat over de toelating van het nieuwe lid besliste en een beslis¬ sing kon alleen worden genomen in een vergadering met quorum. Het reglement van orde bepaalde dat de parlementsvoorzitter een commissie benoemde die de geloofsbrieven van het nieuwe lid onderzocht en hier vervolgens, mondeling of schriftelijk, verslag over uitbracht. Vervolgens nam het parlement mede op basis van dit verslag een besluit over zijn toelating. De coalitie meende een oplossing voor de ontstane patstelling te heb¬ ben gevonden. De parlementsvoorzitter kon de commissie in zijn werk¬ kamer in plaats van in het parlement benoemen. Deze commissie kon dan de geloofsbrieven van het nieuwe lid onderzoeken en het schriftelijke verslag hiervan bij de griffier deponeren. Op deze wijze kon de quorumkwestie worden omzeild. Volgens de coalitie druiste een dergelijke han-
334
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
delwijze niet in tegen het reglement van orde, aangezien deze procedure strikt genomen alleen maar een afwijking inhield van het gewoonte¬ recht. Het was het breken met een conventie waartegen de wet zich niet verzette. Maar aan deze opvatting lag volgens menig jurist een onjuiste interpretatie van wetteksten ten grondslag. Bovendien ging de coalitie voorbij aan de politieke dimensie van de zaak. De coalitie was haar meer¬ derheid kwijt, de oppositie voelde zich niet geroepen de regering aan een meerderheid te helpen en dus was het thans aan het electoraat om via verkiezingen uit te maken bij wie de macht berustte. De vorming van een regering van nationale eenheid was onder de gegeven omstandigheden alleen theoretisch mogelijk.32 Op 14 mei liet de VDP-fractie in een brief aan parlementsvoorzitter Wijntuin weten dat zij niet langer quorum zou verlenen voor het houden van vergaderingen.33 Daags erna legde Lachmon tijdens een persconfe¬ rentie uit dat de oppositie weigerde mee te werken aan de toelating van Koorndijk, omdat de regering niet langer de steun van het volk genoot en met haar beleid bezig was de economie van het land te gronde te richten. Dit beleid kon alleen worden omgebogen door een andere regering die na verkiezingen de macht in handen zou krijgen. De zittende regering, die met veel kunst- en vliegwerk en, volgens Lachmon, met manipulaties en wetsovertredingen, haar positie meende te kunnen consolideren, had haar bestaansrecht verloren.34 Voor de NPK-regering was deze opstelling geen reden om van koers te veranderen. Na door het hoofdstembureau gekozen te zijn verklaard, werd Koorndijk op 19 mei door president Ferrier beëdigd. Vervolgens overhan¬ digde hij zijn geloofsbrieven aan parlementsvoorzitter Wijntuin.35 Arron verklaarde tijdens een persconferentie dat een fundamenteel recht van Koorndijk zou worden geschonden als hem na het afleggen van de eed in handen van de president de toelating tot het parlement zou worden ont¬ zegd. Het onderzoeken van de geloofsbrieven van Koorndijk was naar zijn zeggen een formaliteit die volgens het reglement van orde schrifte¬ lijk kon worden afgedaan zonder dat een openbare vergadering hoefde te worden belegd. Het was niet de bedoeling dat het parlement een politie¬ ke afweging maakte. Het ging uitsluitend om het vaststellen van de feitelijke juistheid van het proces-verbaal van het stembureau, de geboorteakte van Koorndijk en de verklaring dat hij de eed in handen van de president had afgelegd. Het was volgens Arron niet meer dan een kwestie van poli¬ tiek fatsoen om in het parlement aanwezig te zijn als een nieuw lid, dat wettig gekozen was, zijn intrede deed.36 Op 20 mei trokken Arron, Van Genderen en Nooitmeer tijdens een
335
partijraadsvergadering op Grun Dyari fel van leer tegen de oppositie. Zij stelden vast dat deze bezig was de ontwikkeling van het land te sabote¬ ren, juist nu het van belang was hier met vereende krachten aan te wer¬ ken. Arron opende de aanval op Soemita, die met de
ktpi
tot het
vdp-
blokwas toegetreden (‘soort zoekt soort’) en maakte de toetreding van de pprs
tot de
npk
bekend. Zijn voornaamste zorg, zo liet hij weten, was de
voortzetting van de coalitie. De val van het laatste kabinet-Pengel stond hem nog helder voor de geest en hield voor hem een belangrijke les in: ‘Laten wij niet voor de tweede keer - zoals in 1969 - de fout maken om de portefeuilles van het kabinet ter beschikking te stellen van het volk! ’37 Koorndijk werd op 25 mei volgens de door de coalitie uitgedachte procedure tot het parlement toegelaten. Hij tekende de presentielijst, zijn geloofsbrieven werden door een door voorzitter Wijntuin aangewezen commissie onderzocht en in orde bevonden, en vervolgens werkte Koorn¬ dijk als 20ste lid aan zijn eigen toelating mee.38 Arron herhaalde dat hij de wet aan zijn zijde had en dat Lachmon er alleen maar opuit was om zand in de wielen van de parlementaire machine te strooien. Een samenwer¬ king tussen de n p s en de vh p was naar zijn zeggen uitgesloten gelet op de breuk tussen beide partijen en hun uiteenlopende visies op de ontwikke¬ ling van Suriname. Arron verklaarde vastbesloten te zijn om door te gaan met regeren en zich niet te laten afleiden door wat hij bijzaken noemde. Maar zo luchthartig werd de affaire door de oppositie niet opgeno¬ men. Twee dagen na de toelating van Koorndijk eiste de
vdp
tijdens een
massameeting in theater Bellevue het aftreden van het kabinet-Arron en het houden van verkiezingen. De
vdp
dreigde niet mee te zullen werken
aan de verkiezing van een opvolger van president Ferrier, die de maand daarvóór zijn aftreden bekend had gemaakt. Bij de ingang van Bellevue werden pamfletten uitgedeeld waarop Arron en Wijntuin waren afgebeeld terwijl zij bezig waren de grondwet te verscheuren.39 De demon¬ stratie vormde de opmaat tot een impasse tussen de coalitie en de opposi¬ tie die maanden zou aanhouden en het parlementaire werk vrijwel zou stilleggen. In de nacht van 31 mei op 1 juni werden het parlementsgebouw, de studio van Radio Paramaribo (Rapar), scholen, overheidskantoren en winkels beklad met leuzen tegen de coalitie. Vooral Arron en Wijntuin moesten het ontgelden. ‘Arron schaamteloos’, ‘Arron go home’, ‘Arron en Wijntuin verkrachters art. 74’ en ‘npk go home’ waren enkele van de tek¬ sten die met verfbussen op de gevels waren gespoten.40 Het Doe-theater startte op 8 juni een serie voorstellingen van het stuk Tk hoor, ik zie, ik zwijg’, dat de situatie in het land op de hak nam. Niet alleen kregen zitten-
336
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
de politici ervan langs, maar ook de bevolking, die zich volgens tekst¬ schrijver Thea Doelwijt overwegend apathisch toonde en de ogen sloot voor misstanden.41 Op n juni 1979 sprongen oppositieleden in het parlement op tafels en gooiden stoelen en microfoons door de zaal uit protest tegen wat zij ervoeren als het eigenmachtige optreden van de regering.42 Het lukte Arron en Lachmon niet om tot een vergelijk te komen. De regeringsleider weigerde zich — zoals hij het formuleerde — door de oppo¬ sitie te laten chanteren en te buigen voor ‘de dictatuur van de minder¬ heid . Op zijn beurt volhardde de oppositieleider in zijn kritiek op de re¬ gering, die volgens hem rechtsregels met voeten trad en niet langer de volkswil representeerde. Coalitieleden verduidelijkten dat al in 1955 een parlementariër met instemming van collega-Statenleden (inclusief vhpleider Lachmon) over zijn eigen toelating had meegestemd43 en dat Lach¬ mon in 1961 in de Staten had verklaard dat voorgedragen schaduwkandidaten die door het hoofdstembureau gekozen waren verklaard niet door de Staten ervan konden worden weerhouden hun zetel in te nemen.44 De oppositie verkoos niet op deze precedenten in te gaan en insisteerde dat Koorndijk niet over zichzelf had mogen oordelen en om die reden on¬ rechtmatig en ongrondwettig tot het parlement was toegelaten. Een me¬ morandum van de vdp aan president Ferrier werd door de laatste met verwijzing naar de autonomie van het parlement slechts in formele zin beantwoord. Het was duidelijk dat het staatshoofd zich niet in het con¬ flict wenste te mengen.45 Op 1 augustus 1979 maakte het oppositielid Herrenberg bekend dat hij in ‘honger- en dorststaking’ ging. Naar eigen zeggen wilde hij met zijn actie het geweten van de burgerij wakker schudden en aandacht vragen voor de ontwrichting van de parlementaire democratie. Het was zijn stel¬ lige overtuiging dat de regering, gesteund door de coalitie, was ‘afge¬ gleden naar de dictatuur’, maar deze bedenkelijke ontwikkeling leek nog onvoldoende tot de meerderheid van de bevolking doorgedrongen. Her¬ renberg riep de regering op ‘onwettig genomen besluiten’ - waarmee hij besluiten bedoelde die het parlement bij afwezigheid van de oppositie had genomen - niet uit te voeren. Meer in het bijzonder verzette hij zich tegen het voornemen van de regering om op deze ‘eenzijdige wijze’ een grensverdrag met Frankrijk te sluiten en een nieuwe president te kiezen. De bestaande politieke crisis kon naar zijn mening alleen worden bezwo¬ ren als er serieuze gesprekken op gang kwamen tussen de coalitie en de oppositie.46 De actie sorteerde nauwelijks effect. Er was een statement gemaakt (‘Het heeft te lang geduurd’)47, maar dit bracht de twistende partijen niet
337
nader tot elkaar. Een op initiatief van Wijntuin georganiseerd gesprek tussen Nooitmeer en Lachmon leverde evenmin resultaat op.48 De
vdp,
die haar geduld begon te verliezen, weigerde nog langer genoegen te ne¬ men met de neutrale opstelling van Ferrier. De partijcombinatie liet de president weten niet aanwezig te zullen zijn bij zijn jaarrede op 1 septem¬ ber indien hij zich afzijdig zou blijven opstellen en de toetreding van Koorndijk tot het parlement niet ongedaan zou maken.49 Er zou in dat ge¬ val geen quorum zijn wanneer Ferrier in een plechtige zitting van het parlement het regeringsbeleid uiteen zou zetten. Bovendien waren in dat geval buitenparlementaire acties niet uitgesloten. Aangezien hij in een dergelijk scenario en een mogelijke aantasting van zijn waardigheid als president moeilijk kon berusten, besloot Ferrier op 22 augustus in te grijpen. Hij praatte eerst met de politieke leiders af¬ zonderlijk en riep vervolgens Arron, Fachmon, Wijntuin en Nooitmeer bij elkaar voor gezamenlijk overleg. Er volgde een moeizaam beraad. Ferrier en Fachmon oefenden druk uit op Arron om hem van de ernst van de situatie te doordringen. Het landsbelang vroeg om het doorbreken van de ontstane patstelling. Op 30 augustus aanvaardde het gezelschap een compromis. Op 31 augustus zou het voltallige parlement bijeenkomen om Koorndijk als lid toe te laten. Daar stond tegenover dat er binnen zes maanden verkiezingen zouden worden gehouden. De oppositie zag in deze laatste afspraak aanleiding haar verzet tegen het bijwonen van de plechtige zitting van het parlement op 1 september te staken.50 Voor Arron was de interventie van de president een tegenvaller. Hoewel de twee naar eigen zeggen een goede werkrelatie met elkaar on¬ derhielden, hadden zij een verschillende kijk op hun wekelijkse ontmoe¬ tingen op het paleis. Ferrier typeerde hun relatie bij voorkeur als een vader-zoonverhouding waarbij de eerste de tweede als raadgever, adviseur en klankbord bijstond. Vooral in de beginperiode van Arrons premier¬ schap hadden hun gesprekken volgens de president hun nut bewezen, maar ook nadien maakte Arron naar zijn zeggen graag van zijn bestuurlij¬ ke inzichten en vaderlijke wenken gebruik.51 Op zijn beurt behield Arron een zekere afstand tot het staatshoofd. Hij had er geen moeite mee dat deze hem met ‘Henck’ aansprak, maar hield het omgekeerd graag bij ‘pre¬ sident’. Dit had te maken met een verschil in senioriteit - Ferrier was 26 jaar ouder dan Arron - en het gangbare betuigen van respect jegens een oudere collega, maar vooral met de gewoonte van de president om zich wat vormelijk op te stellen en zijn ambitie om te figureren als een boven de partijen staande gezagsdrager. Van dit laatste dacht Arron het zijne. Gelet op zijn rol bij de val van Pengel kon Ferrier in zijn ogen moeilijk
338
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
doorgaan voor een apolitiek bestuurder. Bovendien verdroeg zijn cultive¬ ring van hechte relaties met Nederland, in het bijzonder met het Huis van Oranje, zich niet in alle opzichten met het beeld van de soevereine staat Suriname dat Arron wenste uit te dragen. Tot zijn ongenoegen was de kritiek die Ferrier binnenskamers had geuit op zijn besluit om de ver¬ kiezingen van 1976 niet door te laten gaan, teruggekeerd in de discussie over de toelating van Koorndijk, maar nu met een minder gewenste uit¬ komst.52 De vergadering van het parlement op 31 augustus - die niet door Koorndijk zelf werd bijgewoond - duurde slechts kort. Het parlement aanvaardde met algemene stemmen (38) een motie van de oppositie in¬ houdende het alsnog goedkeuren van de geloofsbrieven van het lid Koorn¬ dijk. Volgens fractieleiders Lachmon en Nooitmeer toonde het sluitstuk van de affaire-Koorndijk dat de democratische gezindheid in Suriname springlevend was. De dag erna wees Ferrier aan het einde van zijn jaarrede de volksvertegenwoordiging op de plichten die het parlementaire stelsel oplegde aan degenen die tot leiding geven waren geroepen. Om er zeker van te zijn dat de verkiezingsbelofte gestand zou worden gedaan, liet de oppositie weten dat zij vóór de te houden verkiezingen niet zou meewer¬ ken aan de verkiezing van een nieuwe president. Lachmon zag in Ferrier vooralsnog een onmisbare bondgenoot en een garantie voor een goed verloop van de aankomende verkiezingen.53 Arron verklaarde naderhand dat het voorstel vervroegde verkiezingen uit te schrijven van hem kwam, niet van Ferrier of Lachmon. Naar zijn zeggen had de NPK-regering al sinds het uittreden van de
ktpi
uit de coa¬
litie besloten om het parlement op een geschikt moment te ontbinden en vervroegde verkiezingen uit te schrijven. De kwestie-Koorndijk was het juiste moment. Arron: Wie heeft een einde gemaakt aan het tweede kabinetArron? Arron zelf heeft dit gedaan. De militairen hebben op 25 februari de de¬ mocratie en de rechtsstaat weggeschoten, maar het politieke einde van het ka¬ binet dateert van 30 augustus. De militairen hebben op 25 februari het kabinet wel fysiek weggejaagd. Maar het was een demissionair kabinet dat op het punt stond door een nieuw kabinet te worden afgelost.54 Volgens De Ware Tijd had het akkoord van 30 augustus de politieke crisis voorlopig tot stilstand gebracht, maar was het ‘onderonsje’ dat eraan vooraf was gegaan een parlementaire democratie onwaardig. En als het waar was dat Arron al langer van plan was geweest vervroegde verkiezin¬ gen uit te schrijven, dan had hij naar het oordeel van de krant zijn achter¬ ban geruime tijd misleid en zich wederom van zijn onwaarachtige kant laten zien.55 Het ‘geschikte moment’ was volgens het ochtendblad gecre-
339
eerd door Lachmon. Bij het oplossen van de affaire was Arron een volger geweest, geen initiatiefnemer.56 Sinds 30 augustus was het kabinet-Arron demissionair. Het handelde lopende zaken naar beste vermogen af, maar schoof belangrijke politieke beslissingen voor zich uit. Vooral voor de sociaal-economische ontwikke¬ ling van het land had dit nadelige consequenties. Er was sinds de onaf¬ hankelijkheid al minder van de grond gekomen dan Arron voor ogen had gestaan. Maar de reeds ingezette stagnatie greep nu in versterkte mate om zich heen en de gevolgen waren voor delen van de bevolking niet zel¬ den pijnlijk. De oorzaken hiervan lagen deels buiten het bereik van de re¬ gering. Paramaribo had geen greep op de achteruitgang van de wereld¬ economie, de stijgende kosten van energie en het terugdraaien van de productie door de in Suriname actieve bauxietmaatschappijen. Deels schoot de regering echter tekort, legde onvoldoende bestuurlijk gewicht in de schaal en ondernam te weinig om de noden van de bevolking te ver¬ lichten. In het bijzonder de lagere sociale klassen ondervonden aan den lijve de effecten van de stijgende werkloosheid, de toenemende kosten van levensonderhoud, de woningnood, de gebrekkig functionerende nutsbedrijven, de achterstallige uitbetaling van de kinderbijslag en de al¬ gemene oudedagsvoorziening (aov), en het ontbreken van een minimum¬ loon, een werkloosheidsuitkering en een algemene ziektekostenverzeke¬ ring. Als gevolg hiervan besloten weer meer Surinamers hun land de rug toe te keren. Na een aantal jaren van relatief beperkte emigratie naar Nederland steeg het aantal Surinamers dat de wijk naar het voormalige moederland nam eind 1979 naar 2000 per maand.57 Bij delen van de
nps
bestond steeds minder geduld met de geringe
vorderingen die de regering maakte op sociaal-economisch gebied. Arron trof het verwijt dat hij zich te veel vastbeet in zijn eigen gelijk en te achte¬ loos signalen uit zijn omgeving negeerde. Waarom luisterde hij niet beter naar mensen die werkelijk een toegevoegde waarde hadden en het goed met hem meenden? Waarom investeerde hij zo weinig tijd in belangrijke dossiers en loste hij niet slagvaardig zaken op die dringend om een oplos¬ sing vroegen? Veel partijleden weigerden Arron weg te laten komen met uitspraken als ‘Had ik dat beloofd?’ - als zijn gesprekspartners zich stellig herinnerden dat hij dingen had toegezegd -, ‘Vind je het niet goed zo?’ - als hij kritiek van partijgenoten te verduren had gekregen - en ‘Heb je het eindelijk door?’ - als hij wilde voorwenden op de hoogte te zijn van bepaalde zaken, terwijl zijn omgeving wist dat dit niet of slechts in be¬ perkte mate het geval was. Het effect van deze reacties was dat mensen dichtklapten en discussies in de kiem werden gesmoord.58 Ook andere ty-
340
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
perende frasen waarmee Arron zijn omgeving placht te overtroeven, scho¬ ten steeds vaker hun doel voorbij. Je moet je niet laten leiden door een situatie, jij moet de situatie leiden’ was een van die uitdrukkingen.59 In de aanloop naar het cruciale jaar 1980 had 'de situatie’ Arron echter meer in de greep dan hij bereid was toe te geven.60 Een vergadering van de partijraad van de ber 1979
nps
ontaardde eind decem¬
felle woordenwisselingen. Voorstanders van meer demo¬
cratie in de partij werd het spreken onmogelijk gemaakt door luidkeels agerende NPS-vrouwen. Partijleden die de brede basis-gedachte propa¬ geerden, werden scherp aangevallen.61 Voor Arron kon er geen misver¬ stand over bestaan: Geen brede of ruimere basis. Onze basis is de
npk
en
die is breed genoeg.’62 Partij raadsvoorzitter Van Genderen speurde naar mogelijkheden om af te rekenen met zijn rivaal. Hij praatte in op Nooitmeer om het voorzitterschap van Arron over te nemen. De NPK-fractieleider kon meegaan met een deel van de kritiek op Arron, maar weigerde hem af te vallen. Ook in navolgende jaren zou de trouw van Nooitmeer blijken. Op kritieke momenten koos hij altijd de kant van Arron.63
ONDEROFFICIEREN IN STAKING
Vooruitlopend op de omvorming van de Troepenmacht in Suriname (tris)
- een detachement van het Koninkrijksleger - in de Surinaamse
Krijgsmacht
(skm)
waren vlak voor de soevereiniteitsoverdracht in 1975
veel militairen van Surinaamse afkomst die in Europa waren opgeleid naar Suriname teruggekeerd. Sommigen van hen waren uit eigen beweging gekomen, vervuld van hooggestemde idealen en grootse verwachtingen. Anderen waren overgehaald door de Surinaamse regering, die gerichte wervingscampagnes was gestart waarbij een dringend beroep werd ge¬ daan op het verantwoordelijkheidsgevoel en de vaderlandsliefde van po¬ tentieel belangstellenden. De nieuwe krijgsmacht diende op sterkte te worden gebracht nu Nederlandse militairen niet langer hun dienstplicht in Suriname zouden vervullen en Nederlandse beroepsmilitairen in meer¬ derheid zouden repatriëren. Om militairen die in Nederland werkzaam waren geweest in Suriname niet in inkomen achteruit te laten gaan, was een suppletieregeling in het leven geroepen. Die voorzag in een toeslag op de wedde van deze werknemers tot hun oude salarisniveau. Bij de soe¬ vereiniteitsoverdracht waren Suriname en Nederland overeengekomen dat de suppletieregeling met middelen uit de Nederlandse schatkist gefi¬ nancierd zou worden. Met veel enthousiasme hadden de meeste militairen de oversteek naar hun geboorteland gemaakt, ervan overtuigd een bijdrage te kunnen leve-
341
ren aan de verdere opbouw van Suriname. Er heerste een stemming van schouders eronder en met volle inzet werken aan de toekomst van land en volk. Het bevel over de
skm
was opgedragen aan kolonel Henk Elstak,
een officier van Surinaamse afkomst, die geboren was in Paramaribo, maar carrière had gemaakt in het Nederlandse leger.64 Luitenant-kolonel Reuben Essed trad op als plaatsvervangend bevelhebber en bataljons¬ commandant. Om de legerleiding te assisteren bij het opzetten van de skm
was bij de onafhankelijkheidsbesprekingen bepaald dat een Neder¬
landse Militaire Missie aan de Nederlandse ambassade zou worden toe¬ gevoegd. Deze Missie, die onder leiding stond van kolonel Hans Valk, had tot taak de
skm
advies te geven op het gebied van logistiek, organisatie,
administratie, technische zaken en opleiding. Tevens betrof deze assis¬ tentie het onderhoud en de vervanging van het materieel dat Nederland bij de onafhankelijkheid aan Suriname had overgedragen. Voor het kabinet-Arron was het hebben van een eigen leger tijdens de besprekingen met Nederland een harde eis geweest. Nederlandse be¬ windspersonen hadden de noodzaak van een eigen krijgsmacht in twijfel getrokken en het opzetten van een volwaardig defensieapparaat afgera¬ den, ook gelet op de geschiedenis van staatsgrepen in de regio. Volgens het kabinet-Den Uyl kon een goed voor zijn taak berekende politiemacht de verdediging van de grenzen en de handhaving van de soevereiniteit op zich nemen. In reactie hierop had minister Hoost naar voren gebracht dat een leger onlosmakelijk bij een zelfstandige staat hoorde en dat het onthouden van een militair apparaat aan Suriname zou neerkomen op het toekennen van een gedeeltelijke zelfstandigheid. Er mocht ook niet te lichtvaardig worden geoordeeld over de verdediging van de landsgrenzen. Guyana liet nog altijd machtsaanspraken gelden op Surinaams grondge¬ bied en was tegen de afspraken van Chaguaramas in nog altijd niet tot een demilitarisering van de omstreden driehoek overgegaan. Nederland ging voor deze argumenten door de knieën.65 Bij de start van de
skm
demonstreerden Surinaamse ministers vooral
hun onwennigheid met krijgsmachtaangelegenheden. Legerzaken waren gemakshalve ondergebracht bij het departement van Justitie en vielen onder de verantwoordelijkheid van minister Hoost. Door het ontbreken van relevante kennis en ervaring bij de staf van het ministerie werd het defensiebeleid de eerste twee jaar de facto echter bepaald door bevelheb¬ ber Elstak. In december 1977 werd R.W. Willemzorg, jurist en griffier van het kantongerecht in het Eerste Kanton, benoemd tot onderminister van Algemene Zaken. In die hoedanigheid werd hij belast met defensieaangelegenheden. Hoewel Willemzorg deel had uitgemaakt van de gemengd
342
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
Nederlands-Surinaamse commissie die de
skm
had voorbereid, zorgde
de introductie van een afzonderlijke portefeuille voor defensiezaken niet voor een noemenswaardige wijziging in de opstelling van de regering. Bin¬ nen het kabinet ontbrak een gevoel van urgentie om het leger uit te bou¬ wen tot een gerespecteerde organisatie die een eigen bijdrage kon leveren aan de ontwikkeling van Suriname. Al binnen een jaar na aanvang van zijn dienstverband had Elstak zich bij de officieren en onderofficieren grotendeels onmogelijk gemaakt.66 Dit had alles te maken met het door hem gevoerde beleid. De bevelhebber legde het accent op het aanscherpen van de discipline, het verlengen van de werkdagen en het uitbreiden van de detachementen. Het bemannen van de militaire posten langs de grensrivieren dwong militairen om voor de duur van maanden onder slechte omstandigheden en zonder iets omhan¬ den te hebben in het binnenland te verblijven, legde een groot beslag op de personele en materiële middelen van de
skm
en had een merkbaar ge-
zinsontwrichtend effect. Gevoegd bij de ceremoniële en representatieve taken van het leger en de wachtdiensten die moesten worden gedraaid, le¬ verden de detachementen voor de manschappen een hoge werkdruk op. Een andere bron van ontevredenheid was het willekeurige bevorderingsbeleid van de bevelhebber, dat niet volgens kenbare en toetsbare criteria verliep en menigeen ten onrechte een bevordering of benoeming onthield. Inkomensverschillen tussen degenen die wel en niet onder de suppletie¬ regeling vielen, zorgden voor bijkomende spanningen. Ten slotte was er sprake van een slecht functionerende en alleen sporadisch bij elkaar ko¬ mende krijgsraad, waardoor strafbare feiten vaak onbestraft bleven.67 Protesten van officieren in de vorm van kritische nota’s en indringen¬ de gesprekken met Elstak konden de bevelhebber er niet toe bewegen zijn beleid aan te passen. Elstak schoof de schuld van de onvrede die on¬ der de militairen heerste in de schoenen van de regering, die hem geen personeelsuitbreiding toestond, waarvoor de
skm
geen prioriteit had en
waardoor hij zich in de steek gelaten voelde. Bij herhaling liet hij zich ontvallen dat welbeschouwd alleen een staatsgreep verbetering in de situ¬ atie kon brengen, maar dat hij zich als gezagsgetrouw militair natuurlijk nooit van een dergelijk machtsmiddel zou bedienen. Voor zover Elstak nog het respect van de officieren genoot, verloor hij dit mede door derge¬ lijke uitlatingen in snel tempo. Vanaf 1977 ontstonden er door geldgebrek materiële problemen in het leger, zoals tekorten aan kleding en schoeisel en een gebrek aan inzetbare voertuigen. De officieren luidden meermalen de noodklok bij de regering, onder andere bij Arron persoonlijk, maar hun oproepen sorteerden niet het beoogde effect.6S
343
Hugo Fernandes Mendes, tot begin 1980 als officier in dienst van de skm,
vat de houding van de officieren als volgt samen: ‘De houding van
de officieren kon kortweg worden gekarakteriseerd als het naar buiten toe zorgvuldig geheimhouden van de eigen acties en onlustgevoelens en zich in tijden van crisis verbaal achter de intern verfoeide legerleiding opstellen. Uit de nota’s [van de officieren] blijkt zeer veel begrip voor de inhoudelijke eisen van de onderofficieren [...] doch een scherpe afkeu¬ ring van hun acties.’69 Deze laatste opmerking verwijst naar de pogingen van onderofficieren om tegen de gesignaleerde misstanden in het geweer te komen. Hun bezwaren richtten zich in het bijzonder tegen het detacheringsysteem, dat zij als onnodig hard ervoeren en dat volgens hen geen ruimte liet voor de noodzakelijke vorming en opleiding van de manschap¬ pen, en tegen het ondoorzichtige bevorderingsbeleid van kolonel Elstak. Voorts laakten zij de passieve houding van de regering en het parlement, die de
skm
zoveel mogelijk als een gewone ambtelijke dienst wensten te
beschouwen en evenals het politiekorps onderdeel wilden laten uitma¬ ken van het heersende systeem van patronage en cliëntelisme. Werd er geen gericht defensiebeleid ontwikkeld, dan zouden naar het oordeel van de onderofficieren frustraties in toenemende mate de boventoon gaan voeren. Om beter te kunnen opkomen voor hun belangen formeerden zij in 1978 een Bond van Onderofficieren. Deze Bond, die onder voorzitter¬ schap stond van Desi Bouterse, spiegelde zich aan de Nederlandse Ver¬ eniging van Dienstplichtige Militairen
(wdm)
en zocht erkenning als
vakbond.70 Een reeds bestaande belangenvereniging werd in de beleving van de onderofficieren onvoldoende serieus genomen. De legerleiding en de regering weigerden echter aan het vakbondsverlangen van de militai¬ ren tegemoet te komen.71 In november 1978 kwamen de perikelen binnen de krijgsmacht kort aan de orde in het parlement. Het lid Herrenberg waarschuwde dat de onvrede binnen de
skm
zich tegen de regering dreig¬
de te keren. Er was volgens hem sprake van een kritieke situatie, die ten koste ging van de discipline en de paraatheid van de manschappen. Om te voorkomen dat de toestand uit de hand liep, adviseerde Herrenberg de regering om de wensen van de militairen aan te horen en werk te maken van het oplossen van de gerezen problemen.72 Arron hechtte weinig geloof aan de oprechtheid van deze aanbeveling. Hij gaf te kennen achter de woorden van Herrenberg scenario’s te ver¬ moeden die hij ver van zich wenste te werpen. Fel keerde hij zich tegen degenen die naar zijn zeggen streefden naar de vestiging van een volksre¬ publiek in Suriname door middel van gezagsondermijnende activiteiten en
344
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
onder het mom de macht in handen van het volk te leggen: ‘Hun politieke gulzigheid kent geen grenzen. Zij zijn er doelbewust op uit de gevestigde politieke partijen en hun leiders te liquideren. De gevestigde politieke partijen hebben echter hun antwoord klaar en de achterban wordt gemo¬ biliseerd. Wij gaan niet uit de weg voor intimidatie. Er zal zonder vrees hard worden teruggeslagen. Wie wind zaait, zal storm oogsten.’73 Volgens Arron genoot in het leger discipline de hoogste prioriteit en was een be¬ langenvereniging onder voorwaarden denkbaar. Er diende echter voor gewaakt te worden dat personen en organisaties van buiten de
skm
zich
met de krijgsmacht gingen bemoeien. Het leger bevond zich naar zijn zeg¬ gen nog in een opbouwfase. Het leverde logistieke steun in West-Suriname (het kappen van tracés) en verleende assistentie aan het haven- en loods¬ wezen en bij de ontvangst van staatshoofden. Het zou nadrukkelijker bij¬ dragen aan de ontwikkeling van het land op het moment dat deskundig personeel-in-opleiding zou zijn afgestudeerd.74 Eind 1978 stelde luitenant-kolonel Essed twee bestuursleden van de Bond van Onderofficieren buiten functie. Essed weigerde hierover de discussie met hen aan te gaan. Een verzoek om een onderhoud over de kwestie dat de Federatie van Bonden bij de
skm
onder leiding van Laurens
Neede aan minister-president Arron richtte, bleef onbeantwoord.75 Begin januari 1979 besloot de legerleiding tot een tuchtrechtelijke maat¬ regel (zes dagen cel) tegen de secretaris van de Bond van Onderofficie¬ ren, Ramon Abrahams, die in de Memre Boekoekazerne een open brief had voorgelezen waarin misstanden binnen de
skm
aan de kaak werden
gesteld. De brief was geschreven door een adviseur van de Bond, sergeant Chas Mijnals, maar gold als een schrijven van de Bond en was daarom voorzien van de handtekening van de secretaris. Volgens de legerleiding kon de brief naar toonzetting en inhoud niet door de beugel.76 De onderofficieren beschouwden het zwaar arrest van Abrahams als een inbreuk op hun vakbondsrechten en gingen op 4 januari 1979 in sta¬ king. Zij organiseerden gedurende drie dagen sitdownacties voor het par¬ lementsgebouw en voor het kantoor van de minister-president. Hun ei¬ sen: het ongedaan maken van de strafmaatregel, inlossing van de door de regering gedane belofte dat 55 vrijwilligers van de marinebasis in beroeps¬ dienst zouden kunnen overgaan77 en erkenning van de Bond van Onder¬ officieren als vakbond. Er volgde een gesprek met onderminister Willemzorg, die de onderofficieren meedeelde dat schorsing van de verdere tenuitvoerlegging van de straf in gunstige overweging zou worden geno¬ men indien Abrahams een beklagschrift bij de bewindsman zou indienen. De Bond diende hierop een beklagschrift in, waarop Willemzorg repli-
345
ceerde dat niet de Bond, maar Abrahams dit persoonlijk diende te doen. Deze was niet gestraft in zijn hoedanigheid van lid of bestuurslid van de Bond, maar in zijn hoedanigheid van sergeant.78 In de middag van 5 januari en in de ochtend van 6 januari werd het bestuur van de Bond op het kantoor van de minister-president ontvangen. Bij het eerste gesprek waren onderminister Willemzorg, plaatsvervan¬ gend bevelhebber Essed en kolonel Leeuwin aanwezig, bij het tweede ge¬ sprek leden van de NPK-top. Mijnals: ‘Arron deed laconiek. Eerst moesten de militairen terugkeren naar het kampement, dan kon er gepraat wor¬ den. Wij weigerden met die voorwaarde akkoord te gaan. Ook na tegen¬ werpingen van de kant van de minister-president hielden wij voet bij stuk. Pas de volgende dag kwam er een gesprek op gang. Arron gedroeg zich als de politicus die wij kenden: joviaal, innemend en vaderlijk. Hij nam ken¬ nis van onze eisen, begreep dat het ongepast zou zijn als de legerleiding sancties zou opleggen aan de stakers en stemde in met de vrijlating van Abrahams. Ook Van Genderen en Nooitmeer zaten aan bij het overleg, maar alleen Arron voerde het woord. Het was duidelijk dat hij de beslis¬ singen nam.’79 Wat de onderofficieren had gesterkt in hun acties en Arron had over¬ gehaald om zich met hen te verstaan, waren de adhesiebetuigingen van de vakbonden. De Surinaamse Politiebond hield een protestmars door de stad ter ondersteuning van de stakende militairen. Op initiatief van de Moederbond stuurden de vier vakcentrales op 6 januari een telegram aan de regering, waarin zij stelling namen tegen het schenden van vakbondsrechten door de legerleiding. Zij eisten de onmiddellijke intrekking van de tuchtmaatregel en erkenning van de Bond van Onderofficieren. Deze initiatieven sorteerden een beperkt effect. De regering deed er officieel het zwijgen toe. Bevelhebber Elstak verbleef in Thailand. Waarnemend bevel¬ hebber Essed handhaafde de tuchtmaatregel, al werd de uitvoering ervan opgeschort, Abrahams vrijgelaten en de maatregel later vernietigd. Hoe¬ wel twee van hun eisen, waaronder het verzoek om als vakbond erkend te worden, niet waren ingewilligd, legden de onderofficieren de vrijlating van Abrahams en het uitblijven van sancties tegen hen uit als een over¬ winning en hervatten zij hun werk.80 De Ware Tijd haalde in zijn redactionele commentaren uit naar Arron en Willemzorg. Hun werd verweten schromelijk te hebben gefaald. Beide ministers hadden volgens de krant ten onrechte de moeilijkheden binnen de skm op hun beloop gelaten. Na de ‘geweldloze opstand’ van de onder¬ officieren kon er op de krijgsmacht als disciplinair korps niet langer wor¬ den gerekend. Feitelijk was er naar de mening van de krant sprake van een
346
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
Volledige machts- en gezagscrisis’, want de regering en de legerleiding hadden behalve het leger ook de politie en de vier vakcentrales van zich vervreemd. Hoewel de regering geen duimbreed had toegegeven en te¬ recht geen vakbond had toegestaan, was zij met enig geluk in het zadel gebleven. De neiging van het leger om een eigen weg in te slaan, kon naar het oordeel van De Ware Tijd alleen effectief worden tegengegaan door spoed te betrachten met het nemen van een aantal uitvoeringsbesluiten, zoals het stellen van beperkingen aan het vakbondsrecht van militairen. Werd hiermee nog langer gedraald, dan zou volgens de krant het conflict met de onderofficieren werkelijk tot een uitbarsting kunnen komen.81 Ook De West wees op het gevaar van onderschatting van de muiterij en riep de regering op dit kwaad met wortel en tak uit te roeien. Gebeurde dit niet, dan diende er rekening mee te worden gehouden dat communis¬ ten de macht zouden overnemen. De krant beschouwde Neede, Bouterse en Abrahams als de ringleaders van de muiterij, maar ging ervan uit dat hun acties tot in detail van buitenaf geregisseerd waren.82 Elstak en Essed bestempelden de acties van de onderofficieren als ge¬ zagsondermijnend. Zij meenden dat de opstandige militairen tegenstellin¬ gen onnodig op de spits dreven en geen respect toonden voor de autori¬ teiten die boven hen gesteld waren. In het bijzonder Elstak beschouwde de stakingen, zoals ook de redactie van De West had gedaan, als een vorm van muiterij, een van de ergste vergrijpen waaraan een militair zich schul¬ dig kon maken. Los van de principiële kant van de zaak voelde hij zich ook persoonlijk gegriefd. Zijn ambitie om de s km een voorbeeldig paradeleger te laten zijn, onberispelijk in het uniform en strak in het gelid, was door de onderofficieren ruw onderuitgehaald. Volgens de bevelhebber stonden de demonstraties haaks op de professionaliteit van de krijgsmacht en zou het niet meevallen om de opgelopen imagoschade te herstellen.83 Op 10 januari hield de in Nederland woonachtige Surinamer André Haakmat op uitnodiging van de Moederbond een lezing, waarin hij een aantal aanbevelingen deed om uit de impasse te geraken. Haakmat advi¬ seerde de regering een organieke wet te maken die het grondwettelijk recht om een vakbond op te richten en zich daarbij aan te sluiten voor le¬ den van de krijgsmacht beperkte of hen uitsloot van beide rechten. Hij achtte een militaire vakbond niet wenselijk voor Suriname, gelet op de specifieke taken van het leger en de noodzaak van onderwerping van de skm
aan het democratisch gezag. Op dat moment kende de Surinaamse
grondwet burgers echter zonder beperking het recht toe vakverenigin¬ gen op te richten en zich daarbij aan te sluiten. Door de onderofficieren een vakbond te onthouden, schonden de legerleiding en de regering met
347
andere woorden de grondwet. Daarnaast beval Haakmat aan de (op Nederlandse leest geschoeide) militaire wetgeving door te lichten en waar nodig aan te passen aan de Surinaamse situatie. Ten slotte pleitte hij voor een parlementaire enquête naar de verhoudingen binnen het leger, naar de relatie tussen de civiele en de militaire autoriteiten en naar het gehalte van het intern democratisch functioneren van de krijgsmacht.84 De lezing van Haakmat bracht de gemoederen danig in beweging. De partijen in het SKM-conflict grepen de lezing ieder voor zich aan als be¬ wijs van hun gelijk en als rechtvaardiging voor hun opstelling. De rust leek terug te keren na een gesprek dat Arron op 29 januari voerde met de Bond van Onderofficieren in aanwezigheid van een delegatie van de Moederbond (zie verderop). Het overleg vond in een verzoenende sfeer plaats en resulteerde in de afspraak dat er een onderzoekscommissie zou worden ingesteld. Dit zou de commissie zijn die niet lang hierna onder leiding van O.W. Abendanon aan het werk zou gaan.85 Daags na het over¬ leg ontkende Arron tijdens een vervolgvergadering in het kampement dat hij de avond daarvoor nog andere toezeggingen had gedaan. De onder¬ officieren ontstaken in woede over deze uitlating. Naar hun zeggen had Arron ook het ontslag van Elstak in het vooruitzicht gesteld, maatregelen aangekondigd die beoogden de werkomstandigheden binnen de
skm
te
verbeteren en de deur opengehouden voor het onder voorwaarden erken¬ nen van een vakbond voor onderofficieren.86 In een radio-interview maakte woordvoerder Laurens Neede van zijn hart geen moordkuil. Hij richtte zijn pijlen ondubbelzinnig op wat hij be¬ stempelde als de onbetrouwbaarheid van de regering. Voor de legerlei¬ ding waren zijn kritische uitspraken aanleiding hem arrest op te leggen. Deze strafmaatregel bracht onderofficieren er andermaal toe de straat op te gaan en voor korte tijd sitdownacties te organiseren.87 Naar aanleiding van deze demonstraties richtte parlementariër Herrenberg een persoon¬ lijke brief aan Arron. Hij riep de minister-president op om actie te onder¬ nemen en daadkracht te tonen. Zijns inziens was er geen tijd te verhezen en diende Arron met de onderofficieren en de SKM-leiding overlegstruc¬ turen vast te stellen en een wetsvoorstel in te dienen bij het parlement. Dit voorstel diende beperkingen te stellen aan het oprichten van een vak¬ bond bij de
skm.88
Voor zover bekend, heeft Arron de brief nooit beant¬
woord. Een reactie lag ook niet voor de hand. Aannemelijk is dat Arron het schrijven van Herrenberg beschouwde als het ongevraagde advies van een linkse opposant, niet als de hartenkreet van een bezorgde burger die het evengoed was.89 In zijn gesprekken met de onderofficieren nam Arron zelden een uit-
348
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
gesproken standpunt in. Dit was een bewuste tactiek. Op die manier won hij tijd en creëerde hij speelruimte. Zijn handelwijze sloot aan bij een cultuur waarin politici gewend waren besluiten voor zich uit te schuiven, kansen te wegen en een geschikt moment af te wachten om knopen door te hakken. In de SKM-kwestie onderschatte Arron het effect van deze strategie op de tegenpartij. Niet onbegrijpelijk voelden de onderofficie¬ ren zich door het voortdurende getalm onvoldoende serieus genomen en hadden zij de indruk aan het lijntje te worden gehouden. Niet anders dan de officieren wensten zij eraan mee te werken dat er daadwerkelijk ver¬ beteringen binnen de
skm
werden doorgevoerd.
Welbeschouwd wist Arron niet goed raad met het leger. Hij vond de skm
vooral belangrijk als symbool van de verworven soevereiniteit en
wilde de organisatie zoveel mogelijk politiek onder zijn controle brengen. Had Elstak zijn zinnen gezet op een paradeleger en Essed op een beroeps¬ leger, Arron wilde toe naar een ontwikkelingsleger dat kon worden inge¬ zet bij het aanleggen en onderhouden van wegen, het uitvoeren van pro¬ jecten op het gebied van stedelijke vernieuwing en het opzetten van parastatale productieactiviteiten. Tegelijk was hij sceptisch over het wel¬ slagen van een dergelijke ambitie. Zijn aarzelingen hadden te maken met onzekerheid (er diende een nieuwe organisatie te worden opgebouwd waarmee Suriname geen ervaring had), gebrek aan overtuiging (waren de onderofficieren en manschappen wel berekend op het uitvoeren van ontwikkelingstaken) en zorg (was het mogelijk om een ontwikkelings¬ leger deugdelijk in te passen in de bestaande staatsstructuur).90 Meer specifiek had Arron bezwaren tegen een vakbond voor onderof¬ ficieren. Hij vond een vakbond niet passen bij de specifieke taken van een leger en de ondergeschikte positie van militairen aan het democratisch gezag. Een vakbond zou de krijgsmacht te veel laten lijken op een wille¬ keurige organisatie uit de burgermaatschappij en het hanteren van het stakingsmiddel zou te veel risico’s met zich meebrengen voor het hand¬ haven van de staatsveiligheid. Het belangrijkste bij dit alles was dat Arron een vakbond zag als een potentiële bedreiging voor zijn positie, zeker als een dergelijke bond het bijvoorbeeld samen met de Politiebond zou op¬ nemen tegen zijn regime. De vorming van een regeringsvijandig vak¬ bondsfront diende voorkomen te worden, ook gelet op de wankele meer¬ derheid waarop zijn kabinet na de breuk met de
ktpi
rustte. Het was om
die reden dat Arron in januari 1979 opdracht gaf Abrahams vrij te laten en er vanaf zag tegen de muitende militairen op te treden. De steun die de vier vakcentrales hadden betuigd aan de stakende onderofficieren ontnam hem de mogelijkheid om gedecideerd orde op zaken te stellen.
349
De officieren hadden verontwaardigd gereageerd op de opdracht die Arron had gegeven om niet tot strafrechtelijke en tuchtrechtelijke ver¬ volging van de muitende militairen over te gaan. Juist een voortvarend optreden kon volgens de officieren een verdere escalatie van het conflict voorkomen. Schrobberingen en lichte gevangenisstraffen zouden naar verwachting al de gewenste disciplinerende uitwerking hebben. Nu de onderofficieren vrijuit gingen, werd naar hun mening de kiem gelegd voor ontwikkelingen die verder strekkende gevolgen zouden kunnen hebben. In de officiersmess, waar de premier zijn optreden nader toe¬ lichtte, ging het hard tegen hard. Arron liet weten ingrijpen niet verstan¬ dig te hebben gevonden. Suriname was een kleine samenleving waar de maatschappelijke cohesie van groot belang moest worden geacht. Het zou volgens hem niet juist zijn de acties van de onderofficieren alleen vanuit militair oogpunt te beoordelen. Arron slaagde er niet in de officie¬ ren te overtuigen. Het feit dat de acties van de militairen onbestraft ble¬ ven, zou door de Bond van Onderofficieren inderdaad worden opgevat als een aanmoediging om op de ingeslagen weg voort te gaan.91 Op 8 maart 1979 verstrekte de regering een commissie onder leiding van mr. O.W. Abendanon de opdracht een rapport te schrijven over de achtergronden en oorzaken van de onrust binnen de skm. Arron verlang¬ de de conclusies van de commissie binnen een maand te ontvangen, maar kwam hierop terug, nadat duidelijk was geworden dat het in kaart brengen en analyseren van de ontstane problemen een uitgebreid onder¬ zoek vereiste. Bij wijze van startpunt nam de commissie kennis van een rapport dat op 20 juni 1977 over de skm was uitgebracht door een com¬ missie van onderzoek en advies - bestaande uit drie leden die ook in de commissie-Abendanon zitting hadden. Tevens bestudeerde de commis¬ sie een brief van 30 juni 1977 van coördinerend minister voor Defensieaangelegenheden Hoost, waarin deze zijn reactie op dit rapport had ge¬ formuleerd. Met beide documenten, die vooral handelden over het binnen de skm gevoerde personeelsbeleid, was destijds niets gedaan.92 De commissie-Abendanon bood Arron op 17 september haar rapport aan. Dat was kort nadat een onderhoud van een delegatie van officieren met de minister-president op niets was uitgelopen. Arron had verklaard niets voor hen te kunnen doen. De wensen van de officieren waren naar zijn zeggen een zaak van de ministerraad en die werd te veel in beslag ge¬ nomen door andere aangelegenheden.93 Met dezelfde terughoudendheid reageerde hij op het rapport van de commissie-Abendanon. Hij bestu¬ deerde de bevindingen van de commissie, maar besloot de inhoud van het document niet openbaar te maken. Pas in 198094 zou naar buiten ko-
350
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
men commissie de kritiek van de officieren en onderofficieren grotendeels onderschreef. In haar rapport constateerde de commissie dat de voorbereidingsfase van de
skm
te kort was geweest. Er moest begonnen worden met onvol¬
doende gekwalificeerd personeel en verouderd materieel, waardoor ‘te vaak een wissel [werd] getrokken op het improvisatievermogen van de bij de defensie betrokken instanties en de vaak reeds overbelaste functiona¬ rissen’.95 Aan de in alle geledingen gevoelde behoefte aan communicatie en inspraak werd bovendien niet op een bevredigende wijze tegemoetge¬ komen.96 De commissie-Abendanon verweet de regering geen gericht beleid te hebben ontwikkeld om de doelstelling van de
skm
te realiseren. Mede
door het ontbreken van kader had de regering bovendien nagelaten op wetgevingsgebied de nodige (uitvoerings)regelingen tot stand te bren¬ gen. De legerleiding - onzeker door het ontbreken van een eenduidig be¬ leid - legde zich niet toe op het structureel aanpakken van problemen, maar volstond met het nemen van ad-hocbeslissingen. Naar het oordeel van de legerleiding reageerde de politieke leiding niet of onvoldoende op vragen en verzoeken van de legerleiding, kende de politieke leiding de legerleiding niet consequent in zaken de
skm
betreffende en ontbrak het
de legerleiding aan duidelijkheid waar het ging om de bevoegdheden van de onderminister van Algemene en Buitenlandse Zaken, belast met defensieaangelegenheden. De indruk bestond dat die bevoegdheden beperkt waren, waardoor stagnatie optrad in de uitvoering van het beleid. Het Coördinatiecentrum voor Defensie-aangelegenheden (ccd) func¬ tioneerde volgens de commissie door een tekort aan capaciteit gebrekkig en werkte slecht samen met de politieke leiding, die traag of niet reageerde op stukken van de c c d en beslissingen vaak lang voor zich uitschoof. Ook de krijgsraad kampte met een tekort aan menskracht, waardoor veel werk bleef liggen en militairen incalculeerden dat veel vergrijpen toch niet be¬ straft zouden worden, wat een verlaging van het normbesef met zich meebracht. De commissie stelde vast dat er geen sprake was van conti¬ nuïteit in het overleg tussen de politieke en de militaire leiding, onder andere als gevolg van minder goede persoonlijke verhoudingen tussen betrokkenen.97 De klachten van de officieren en onderofficieren waar het ging om het gevoerde personeelsbeleid, de kwaliteit van het materieel en het ge¬ brek aan middelen waren naar het oordeel van de commissie-Abendanon gerechtvaardigd.98 Over de overlegstructuren merkte de commissie het volgende op: ‘De bestaande overlegstructuren functioneren niet. Met na-
351
me door de onderofficieren wordt het ontbreken van een goede overleg¬ structuur genoemd als een van de oorzaken van de problemen. Het is na¬ melijk niet mogelijk om inzicht te krijgen in zaken die hen direct raken. Men weet ook niet waar men terecht kan voor het verkrijgen van infor¬ matie. Vaak zouden bij de legerleiding problemen naar voren zijn gebracht zonder dat er voldoende adequaat op werd gereageerd. Het gevolg is ge¬ weest dat de militairen hun problemen rechtstreeks gingen voorleggen aan de politieke leiding. De militaire leiding blijft zich evenwel op het standpunt stellen dat steeds de hiërarchieke weg moet worden gevolgd. Consequentie van een en ander is dat bij afwijking van dit standpunt maatregelen worden genomen (strafoplegging).’99 Volgens de onderoffi¬ cieren was de erkenning van hun vakbond - die naar hun mening de facto al had plaatsgevonden - noodzakelijk om de heersende problemen op te lossen en de politieke leiding tot actie te bewegen.100 Over de muiterij onder de militairen merkte de commissie op: ‘De militaire leiding heeft niet op voldoende tactvolle wijze getracht de demonstratie van de onder¬ officieren in januari 1979 te voorkomen.’101 Tot de aanbevelingen van de commissie behoorde de instelling van een commissie van deskundigen, die zich zou moeten bezinnen op de aard, omvang en vorm van de krijgsmacht, aan de hand waarvan een duidelijk en consistent meerjarenbeleid kon worden ontwikkeld. Als alternatief voor de
skm
vroeg de commissie vooral aandacht voor de mogelijkheid
om de defensiemacht om te vormen tot een leger met ontwikkelingsta¬ ken. Het verlenen van enige assistentie in het kader van het West-Surinameproject buiten beschouwing latend, stelde de commissie dat het leger nog niet structureel bij de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname was ingeschakeld. Om de noodzakelijke discipline te laten te¬ rugkeren in het leger gaf de commissie te kennen dat ‘nagenoeg alle vor¬ men van uitoefening van vakbondsrechten door militairen niet toelaat¬ baar kunnen worden geacht’.102 De commissie achtte het wenselijk dat een bijzondere wet iedere onduidelijkheid hierover wegnam. Het was zaak daarbij goede overlegstructuren te creëren, waarbij de militairen zich desgewenst in belangenverenigingen konden organiseren. Ook een wet voor de militaire politie en een afzonderlijke Personeelswet voor mi¬ litairen dienden volgens de commissie ‘op zo kort mogelijke termijn’ tot stand te worden gebracht.103 Om verdere ondermijning van het gezag van de legerleiding door de onderofficieren tegen te gaan, adviseerde de commissie het volgende: ‘Als onveranderlijke gedragsregel ware te handhaven dat geen verzoek kan worden behandeld buiten de hiërarchieke weg om. ['...] De in Suriname
352
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
veelvuldig voorkomende neiging om bij alle problemen maar direct de hoogste gezagsdrager te benaderen verdraagt zich niet met de piramidale militaire structuur.’104 In het belang van de rechtszekerheid drong de commissie er ten slotte op aan dat de krijgstuchtelijke straffen die al waren opgelegd, maar waarvan de uitvoering als gevolg van de acties van de on¬ derofficieren was opgeschort, alsnog werden afgedaan.105 Hoewel de aanbevelingen van de commissie-Abendanon op het gebied van de disciplinering van de krijgsmacht en de mogelijke omvorming van de skm tot een ontwikkelingsleger Arron niet ongelegen kwamen, be¬ schouwde hij de kritische analyse van het optreden van zijn regering als hoogst onwelkom. Zeker met het oog op de komende verkiezingen achtte hij het niet raadzaam het rapport aan de openbaarheid prijs te geven. Met deze beslissing ontnam Arron zichzelf de mogelijkheid om orde op zaken te stellen en bagatelliseerde hij de noodzaak om maatregelen te nemen, bijvoorbeeld op het gebied van wetgeving. Een advies van procureur-generaal De Miranda om een commissie van drie wijze mannen concrete voorstellen te laten doen op basis van het rapport werd door de regering in de wind geslagen.106 De legerleiding - onkundig van het rapport van de commissie-Aben¬ danon - hield vast aan eerder ingenomen standpunten en weigerde in te stemmen met een vakbond. In de optiek van Elstak en Essed dienden mili¬ tairen de bestaande gezagsverhoudingen te respecteren en zich te ont¬ houden van activiteiten die uitgelegd konden worden als een bedreiging voor de staatsveiligheid.107 Op een concept voor een ontwikkelingsleger dat de Bond van Onderofficieren had gezonden aan de legerleiding, de regering en het parlement, volgde geen reactie.108 Om hun positie te ver¬ sterken, besloten de onderofficieren te fuseren met het Surinaams Kor¬ poraals Verbond (secretaris R.A. Braaf) en verder te gaan onder de naam Bond van Militair Kader (Bomika). Badrisein Sital werd voorzitter van Bomika. Desi Bouterse, voorzitter van de Bond van Onderofficieren, zag af van een bestuursfunctie in de nieuwe organisatie. Hij was het beu om de zijns inziens zinloze besprekingen met de legerleiding voort te zetten.109
OPZEGGING VERTROUWEN IN LEGERLEIDING
In november 1979 lieten Bomika-voorzitter Sital en Bomika-ondervoorzitter Neede in een telegram aan premier Arron weten dat de onderoffi¬ cieren onder protest een erewacht hadden gevormd bij het bezoek van premier Burnham aan Suriname. Gelet op het militair machtsvertoon van de Guyanezen in West-Suriname was naar hun zeggen de ontvangst van de Guyanese leider op Zanderij bij hen met sterke gevoelens van onbeha-
353
gen gepaard gegaan.110 Van Arron is geen reactie op het telegram bekend. Veelzeggend echter was de inhoud van een NPK-propagandakrant die kort daarvoor was verschenen. Daarin stond in vetgedrukte letters: ‘Wij maken het uit!’. Eronder de portretten van de voorzitters van de coalitie¬ partijen. Het openingsartikel - dat eveneens een halve pagina besloeg vroeg aandacht voor de aanhoudende problemen binnen de wezen werd op de instabiliteit en onbetrouwbaarheid van de
skm.
skm
Ge¬
en het
gevaar van anarchie en militaire staatsgrepen ingeval de noodzakelijke discipline binnen het leger wegviel en het wettig gezag niet langer werd geëerbiedigd. Volgens de krant vormde Bomika een gevaar voor het voortbestaan van de parlementaire democratie.111 In januari 1980 wees het Bomika-bestuur in een brief aan ondermi¬ nister Willemzorg nog eens op de toezegging van de regering om vrijwil¬ ligers van de marinebasis te laten overgaan in beroepsdienst. Doordat de regering haar belofte maar niet nakwam, ondervonden de vrijwilligers financieel nadeel, aangezien de vrijwilligersvergoeding gering was ver¬ geleken bij het beroepssalaris. De onderofficieren drongen er bij Willem¬ zorg op aan de gedane toezegging binnen twee weken gestand te doen. Deze actie viel in verkeerde aarde bij de legerleiding, die vaststelde dat de vergadering tijdens welke de inhoud van de brief was vastgesteld zonder toestemming in de kazerne had plaatsgevonden. Bovendien was de brief niet via de hiërarchieke weg naar de minister verzonden. De legerleiding legde de Bomika-bestuursleden Sital en Neede zes dagen licht arrest op. Er volgde een gesprek tussen de onderofficieren en de legerleiding, maar de laatste weigerde om de opgelegde straf ongedaan te maken. De beraadslagingen tussen Elstak - gefrustreerd over de behandeling die hij zich naar eigen zeggen van regeringswege moest laten welgevallen en gespitst op het uitdienen van zijn contract dat in 1980 zou aflopen en de onderofficieren - verontwaardigd over de onwrikbare houding van de legerleiding - werden zo goed en zo kwaad als het ging voortgezet. Tijdens een van deze overleggen zou de bevelhebber de onderofficieren hebben aangezet om tegen de regering te ageren. Voor de onderofficie¬ ren was daarmee een kritische grens bereikt. In hun ogen had Elstak het beetje krediet dat hij nog bezat verspeeld en was het onaanvaardbaar hem in zijn functie te handhaven.112 Zij stuurden premier Arron op 25 ja¬ nuari een telegram waarin zij de legerleiding verweten zich schuldig te maken aan uitlokking tot het plegen van handelingen tegen de regering. Naar eigen zeggen zou de opstelling van de legerleiding hen kunnen dwingen acties te ondernemen die de orde en rust in de samenleving zou¬ den kunnen verstoren en de regering in moeilijkheden zouden kunnen
354
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
brengen. Om die reden zegden zij het vertrouwen in de legerleiding op en eisten zij het ontslag van Elstak en Essed. De ministerraad, door Arron in spoedvergadering bijeengeroepen, stuurde dezelfde dag een reactie. De onderofficieren werd gesommeerd hun beschuldigingen aan het adres van de legerleiding nader toe te lichten. Waaruit bleek dat Elstak en Essed bezig waren de constitutionele orde te ondergraven? Maar verontwaar¬ digd omdat zij op persoonlijke titel en niet als bestuursleden van Bomika waren aangeschreven en vastbesloten het spel hoog te spelen, weigerde Bomika de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Zij volstonden met het uitgeven van een persbericht dat geen nieuw licht op hun telegram wierp.113 Anders dan in januari 1979 - toen de regering de zaken op hun beloop had gelaten - greep Arron nu wel in. Op 30 januari - vijf dagen na ont¬ vangst van het telegram en nadat een oproep van de regering aan de on¬ derofficieren om zich nader te verklaren tot drie keer toe onbeantwoord was gebleven - belegde hij een persconferentie. Arron liet weten dat hij gezien de ernst van de situatie overleg had gepleegd met Wijntuin, Nooitmeer en Lachmon. Hij verklaarde dat het voortbestaan van de democrati¬ sche rechtsstaat in gevaar was en dat de onderofficieren uit leken op het plegen van een staatsgreep.114 In opdracht van de regering werden vol¬ gend op de persconferentie Sital en Neede gearresteerd en de bestuursle¬ den van Bomika wegens ernstig plichtsverzuim uit hun militaire functies gezet. Daarnaast droeg de regering de politie op actievoerende militairen de toegang tot de kazerne te ontzeggen.115 In het bijzonder deze laatste instructie zette kwaad bloed bij de on¬ derofficieren. Er volgden schermutselingen voor de poort van het kazerneterrein tussen actievoerende onderofficieren, die naar binnen wilden, en leden van de mobiele eenheid, die hen de toegang trachtten te belet¬ ten. Hoewel de onderofficieren kans zagen het terrein op te gaan, werden zij diezelfde middag door de politie gelast uit de kazerne te vertrekken. De emoties liepen daarbij hoog op. De aftocht van de onderofficieren - die door de politie gedwongen werden om met de handen boven het hoofd het kampement te verlaten - ervoeren betrokkenen als een diepe verne¬ dering en zorgde voor een jarenlange verstoring van de relatie tussen de gewapende machten.116 De actievoerende militairen brachten op uitnodiging van André Kamperveen, behalve parlementariër ook voorzitter van de Surinaamse Voetbal Bond, de nacht door in het George Streepy Stadion. Bij het ver¬ nemen van geruchten over een inval door de politie weken zij de volgen¬ de dag uit naar het Vrouwencentrum en het gebouw van de Katholieke Onderwijzers Bond
(kob)
in de Burenstraat. Het zat de onderofficieren
355
niet mee. Op het moment dat Bomika-secretaris Ramon Abrahams op aandringen van zijn collega-bestuursleden zijn dienstwapen bij de briga¬ de van de militaire politie wilde afgeven, werd ook hij gearresteerd. Op 31 januari zaten hierdoor drie bestuursleden van Bomika gevangen.117 Op 1 februari namen de onderofficieren hun intrek in het gebouw van de Algemene Bond van Overheidspersoneel
(abo)
aan de Kernkamp-
weg. Dit ontmoetingscentrum van de clo doopten zij om tot Fort Bomika. Hier doodden zij de tijd met kaarten, krant lezen, sporten, exerceren, vergaderen en het ontvangen van journalisten en adviseurs. Op afstand hielden gewapende agenten de wacht. De klopjacht op de Bomika-bestuurders die nog op vrije voeten waren (Mijnals, Horb, Braaf en De Randamie) was in volle gang, maar de bewoners van Fort Bomika werden redelijk ongemoeid gelaten. Met enige regelmaat konden zij zich buiten het ABO-gebouw begeven en prikacties voeren in het centrum van Para¬ maribo. Zij eisten de vrijlating van Sital, Neede en Abrahams en ophef¬ fing van de buitenfunctiestelling van het Bomika-bestuur.118 Het Bomika-bestuur, geadviseerd door advocaat Frank Leeflang, zond verweerschriften naar premier Arron, maar deze negeerde de verklarin¬ gen. Voor Arron was de fase van overleggen en onderhandelen voorbij. Naar zijn overtuiging hadden de onderofficieren hun geloofwaardigheid verloren en was het vakbondsconflict uitgegroeid tot een strafzaak. Op last van auditeur-militair Fred Kruisland werden de gearresteerde Bomikabestuurders op 6 februari vanuit hun cellen in Fort Zeelandia overge¬ bracht naar de gevangenis in Santo Boma en als verdachten ter beschik¬ king gesteld van justitie. Op 11 februari werden zij voorgeleid voor de rechter-commissaris in militaire zaken, A.C. Veldema, en auditeur-mili¬ tair Kruisland. De advocaat van de onderofficieren, Eddy Bruma, vroeg de onmiddellijke invrijheidstelling van het drietal, maar dit verzoek werd afgewezen.119 De samenleving nam met groeiende bezorgdheid kennis van de drei¬ gende escalatie van het conflict. Een bemiddelingspoging door vh p-leider Lachmon mislukte. De vakcentrales
clo,
c’47,
pwo
en de Moederbond
pleitten voor spoedoverleg tussen de strijdende partijen.120 Ook het
cck,
de Volkspartij en de vrouwen van de actievoerende militairen oefenden druk uit op Arron om alsnog met de onderofficieren om de tafel te gaan zitten. Een arbeidsconflict kon naar hun mening niet met justitiële mid¬ delen worden opgelost.121 Maar Arron liet zich niet vermurwen. Het recht diende volgens hem zijn beloop te hebben. Het stoorde hem dat vertegenwoordigers van de oppositie zich in toenemende mate met de kwestie bemoeiden. Hoewel
356
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
Kamperveen, Herrenberg, Lachmon, Leeflang en Bruma lieten weten zich als verontruste burgers bij het conflict betrokken te voelen, kon men moeilijk voorbijgaan aan de politieke overtuiging die in hun activiteiten doorklonk. Dit gold in nog sterkere mate bij exponenten van de Volks¬ partij, die er überhaupt een afwijkende - en in NPK-ogen afkeurenswaar¬ dige — maatschappijvisie op na hield. Het was bekend dat deze linkse partij bij de onderofficieren op een zekere aanhang kon rekenen.122 In meer algemene zin weerspiegelde de onbuigzame opstelling van Arron een karaktertrek waarmee veel politici toegerust waren. Het toe¬ geven aan verlangens van de oppositie en het sluiten van compromissen was iets waar zij alleen bij uiterste noodzaak toe overgingen. Buigen voor een tegenstander betekende in hun ogen zagen aan de eigen stoelpoten en het op voorhand accepteren van gezichtsverlies. Daarvan kon geen sprake zijn. Wie de macht in handen had, liet zien dat hij niet van wijken wist en alles op alles zette om zijn positie te behouden. Standvastigheid getuigde van zelfbewustzijn en kracht en was onontbeerlijk om een land goed te kunnen besturen. Autoritair leiderschap, in Suriname niet minder sterk geworteld dan in andere delen van de Caraïben, was ook Arron niet vreemd.123 Inmiddels waren de Bomika-bestuurders gedagvaard op beschuldi¬ ging van militair oproer en dienstweigering. De Nederlandse journalist Henk Boom schrijft over de zitting van de Krijgsraad op 20 februari: Al vroeg in de ochtend hebben de actievoerende militairen [...] Fort Bomika verlaten en zich aan de Grote Combéweg opgesteld. Tegenover hen, met het gebouw van het kantongerecht in de rug, staan tientallen met karabij¬ nen, bullenpezen, helmen en schilden uitgeruste politiemannen. Op af¬ stand liggen de traangasgeweren gereed. Versterkingen staan in de start¬ blokken. De weg is voor openbaar vervoer afgezet. De arrestanten zijn al in alle vroegte van hun gevangeniscellen overgebracht naar het Kantongerechtsgebouw. Buiten de afzettingen op de Grote Combéweg en vooral op het Onafhankelijkheidsplein zijn honderden mensen op de been. Vooral veel ambtenaren, die het werk uit solidariteit met de actievoeren¬ de militairen hebben neergelegd. IJsschavers beleven gouden tijden. Met spanning wordt gewacht op hetgeen zich binnen gaat afspelen.’124 Onder het zingen van het Surinaamse volkslied door de militairen buiten werden Sital, Neede en Abrahams voor de president van de Krijgs¬ raad, H.C.U.J. Huber, geleid. De publieke tribune luisterde aandachtig naar de verklaringen van de Bomika-bestuursleden. Die kwamen erop neer dat zij tot hun daden waren gedreven doordat zij niet meer in staat waren hun werk naar behoren te doen en alle pogingen om tot construc-
357
tieve afspraken met de legerleiding te komen waren mislukt. De advoca¬ ten Bruma en Van Ritter eisten vrijspraak voor hun cliënten, maar auditeur-militair Kruisland achtte overtuigend bewezen dat de militairen hadden gehandeld in strijd met het wettelijk gezag en vroeg zich af waar¬ om de verdachten niet naar de ambtenarenrechter of de gewone rechter waren gestapt of een beroep hadden gedaan op de president. In plaats van zich van legale middelen te bedienen, hadden zij zich overgegeven aan militair oproer en samenspanning tot plichtsverzaking. Om die reden eiste hij tien maanden gevangenisstraf en ontslag uit militaire dienst. De president van de Krijgsraad het weten dat hij op 26 februari uitspraak zou doen in de zaak.125 De eis van de auditeur-militair botste met het eergevoel van de onder¬ officieren. Zij voelden zich gekrenkt door het vooruitzicht uit militaire dienst te worden ontslagen. Als de eis door de rechter zou worden over¬ genomen, zou de uitspraak in beginsel alleen gelden voor de bestuursle¬ den van Bomika. Maar het was niet uitgesloten dat dit besluit vervolgens zou leiden tot strafvervolging en ontslag uit de actieve dienst van alle on¬ derofficieren die voor Bomika actie hadden gevoerd. Om een uitspraak van de rechter voor te blijven en zichzelf te vrijwaren van straf, besloot een groep van zestien onderofficieren onder leiding van Desi Bouterse en Roy Horb om in te grijpen. Aanvankelijk was het hun bedoeling om op 22 februari de macht in het land over te nemen. Maar een overval op het munitiedepot aan de Doekhiweg mislukte. Een van de leden van de groep van zestien, John Hardjoprajitno, werd hierbij door de militaire politie gearresteerd. Arron liet zich er door Elstak van overtuigen dat de
skm-
leiding de situatie onder controle had. Drie dagen later was het echter wel raak. De groep van zestien slaagde er met succes in de staatsmacht in handen te krijgen.126 In de dagen vóór de coup gonsde het van de geruchten in Paramaribo. Hoewel een staatsgreep als theoretische mogelijkheid af en toe ter sprake was gekomen, hield slechts een enkeling in ernst rekening met een mili¬ taire machtsovername. Wijntuin: ‘Een partijgenoot die kapitein was en tot dezelfde compagnie behoorde als Bouterse had al een jaar vóór de coup een rapport geschreven over misstanden in het leger. Daarin stelde hij vast dat als er niets ten goede zou veranderen een staatsgreep onver¬ mijdelijk was. Op zijn initiatief zocht hij contact met de
psv
en gaf hij ons
het rapport ter inzage. Hij vond dat Arron te veel leunde op adviseurs als Hein Leeuwin en zich breder zou moeten oriënteren. Ik vertelde Arron over het rapport en vatte de bevindingen van de kapitein voor hem samen. Hij reageerde lauw en heeft nooit iets met de informatie willen doen. Het
358
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
tekenende de verhoudingen. Het leger viel rechtstreeks onder Arron. Het was zijn portefeuille. Hij vond dat anderen, inclusief de coalitiepartners, zich daar zo min mogelijk mee moesten bemoeien.’127 NPs’er Henny Getrouw: ‘Hardjoprajitno had mij vier dagen vóór de bewuste 25 februari al ingelicht over de coup. Ik besloot naar Arron te gaan om hem over de plannen van de onderofficieren in te lichten. Arron was die ochtend op het departement in overleg met Freddy Kruisland en Hein Leeuwin. Hij verliet de vergadering voor een ogenblik om te horen wat ik hem te vertellen had. Tot mijn teleurstelling wilde hij mij niet ge¬ loven: “Wat praat je nou man. Hier zitten mijn adviseurs. Die gaan over die zaken. Doe me een genoegen: laat dat ding.” ’s Middags heb ik hem gebeld en hem nog eens uitgelegd wat er aan de hand was. Zijn antwoord was hetzelfde: “Maak je niet druk. Er is geen reden voor ongerustheid. We beheersen de situatie.” Het was duidelijk dat Arron meer waarde hechtte aan het oordeel van zijn adviseurs dan aan dat van mij.’128 Wilfred Lionarons, hoofdredacteur van De Vrije Stem, herinnerde zich een onderhoud met Arron op 22 februari ten huize van diens adviseur Ewald Karamat Ali. Hij en Karamat Ali deden die avond een dringend be¬ roep op de premier om tot een akkoord te komen met de onderofficieren. Arron merkte op het vonnis van de krijgsraad te willen afwachten en liet weten strenge straffen te zullen opleggen aan onderofficieren die zich aan insubordinatie schuldig maakten. Lionarons: ‘Wij wijzen Arron op het gevaar van een coup, maar dat wimpelt hij weg met een gloedvolle tirade: “De Bomika-onderofficieren krijgen nooit genoeg militairen mee voor een succesvolle coup. Bovendien hebben we een goed georganiseerd en een goed getraind politiecorps, dat in staat is elke coup te weerstaan. En wie een coup probeert, is nog diezelfde dag uit het leger! Don’t worry, we heb¬ ben de zaak [...] in handen! We volgen ze van minuut tot minuut.’” Tot teleurstelling van zijn gesprekspartners liet Arron zich niet overhalen om met de onderofficieren in gesprek te gaan. Volgens Lionarons dreigde de koppigheid die hem ten tijde van de onafhankelijkheid had doen zege¬ vieren hem nu op te breken: Tk ben heel erg bezorgd [... ] na het gesprek met Arron, die ziende blind en horende doof bleef voor wat er in Surina¬ me gebeurde.’129 Evenals Wijntuin, Getrouw en Lionarons benadrukken ook anderen dat de adviseurs met wie Arron zich in militaire zaken verstond er tame¬ lijk rechtlijnige opvattingen op na hielden als het ging om de taken en be¬ voegdheden van de krijgsmacht. Zij stelden vooral discipline en gezagshandhaving als kernwaarden centraal. Dat Arron zich door deze waarden aangesproken voelde, had te maken met zijn opvoeding. Met een politie-
359
man als vader waren respect voor orde en gezag hem met de paplepel in¬ gegoten. Er bestond onder Arrons adviseurs minder een neiging om op¬ lossingen te overwegen die pasten bij de geest van de jaren zeventig. Het accent diende volgens hen niet te liggen op het communiceren met de onderofficieren en op het welwillend aanhoren van hun verlangens. Als gevolg hiervan voelde de regering zich niet aangemoedigd om de ontwik¬ kelingen binnen de
skm
voortvarend ter hand te nemen en overheerste
bij haar een zekere mate van achteloosheid en geringschatting.130 In dit verband werd niet zelden de beschuldigende vinger uitgestoken naar Arron. De minister-president zou de onderofficieren padvinders hebben genoemd en daarmee hebben aangegeven geen hoge dunk te hebben van hun capaciteiten, geen oog te hebben voor hun potentieel en hen te be¬ schouwen als een verwaarloosbare factor in het landsbestuur.131 Vooral na 25 februari 1980 hebben de nieuwe machthebbers Arron het gebruik van het woord ‘padvinder’ verweten. In hun kringen is het woord een symbool geworden voor de kleinerende wijze waarop hij de onderofficieren zou hebben bejegend. Met een zekere gretigheid en niet zonder succes hebben de coupplegers geprobeerd deze houding te pre¬ senteren als een rechtvaardiging voor hun machtsovername. Zelf heeft Arron altijd ontkend de term padvinder te hebben gebruikt. Naar zijn zeggen maakte het woord nooit deel uit van zijn vocabulaire. Deze uit¬ spraak staat haaks op beweringen van een groot aantal informanten - af¬ komstig uit het kamp van de coalitie en de oppositie132 - van wie overi¬ gens maar enkelen hun herinneringen wisten te preciseren.133 Het staat vast dat Arron zich in ieder geval in kleine kring, maar vermoedelijk ook in het openbaar, van het woord padvinder heeft bediend. Aangenomen moet worden dat getuigen dit, al dan niet met bijbedoelingen, hebben doorverteld aan actievoerende onderofficieren, die op hun beurt deze kennis na 25 februari publicitair hebben uitgebuit.134 Het is overigens goed te bedenken dat de term padvinder in de twee¬ de helft van de jaren zeventig een tamelijk courant begrip was om onder¬ officieren van de
skm
mee aan te duiden. Het verwees naar ‘jongens’ die
niet erg serieus behoefden te worden genomen, al was het maar omdat zij jong en lager opgeleid waren en op de loonlijst van lanti (de overheid) stonden. Veel burgers zetten vraagtekens bij hun arbeid en twijfelden überhaupt aan het nut van de
skm
voor de samenleving.135 Het kan Arron
worden aangerekend dat hij nooit ondubbelzinnig afstand heeft geno¬ men van het onder onderofficieren heersende beeld dat hij zijn neus op¬ haalde voor hun vaardigheden en verdiensten. Hun gevoel van afwijzing en miskenning werd versterkt door hun vertrouwdheid met Nederlandse
360
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
overlegstructuren, niveaus van inspraak en mate van rechtsbescher¬ ming. Aldus geconditioneerd tijdens hun opleiding in Nederland liepen zij in Suriname, sneller dan hun omgeving in de gaten had, aan tegen wat zij ervoeren als wanbeleid en willekeur. Hoewel Arron defensieaangelegenheden bij voorkeur buiten de agen¬ da van de ministerraad hield, al dan niet met een beroep op de staatsveilig¬ heid, werd de SKM-affaire wel degelijk in dit gremium besproken. Pannalal Parmessar: De ministerraad heeft zich een paar keer over de kwestie gebogen. We namen bezorgd kennis van de ontwikkelingen en betreur¬ den het dat de spanningen tussen de onderofficieren en de legerleiding almaar opliepen. Maar niemand van ons hield rekening met een staats¬ greep. Dat kwam gewoon niet bij ons op. We leefden in een samenleving met democratische tradities en hadden met de tris nooit negatieve erva¬ ringen opgedaan. Achteraf kan je stellen dat dit een naïef standpunt is ge¬ weest. We hebben de ernst van de problemen binnen de
skm
onvoldoen¬
de onderkend en nagelaten om tijdig de geëigende maatregelen te nemen. Tegelijk liet Arron zijn oren te veel hangen naar zijn adviseurs die een confrontatiekoers voorstonden. Hij had nadrukkelijker het algemeen maatschappelijk belang in het oog moeten houden en constructiever het gesprek met de onderofficieren moeten aangaan.’136 Johan Kasantaroeno: ‘De vrijdag vóór de coup heb ik in de minister¬ raad het voorstel gedaan om een commissie van goede diensten in te stel¬ len. Bisschop Zichem zou die in mijn ogen moeten leiden. De commissie zou het mandaat moeten krijgen om te bemiddelen tussen de onderoffi¬ cieren en de legerleiding. Het leek mij belangrijk dat het kabinet deze stap zette, maar vooral Elstak vond dit niet nodig. Hij beschouwde de onderof¬ ficieren als een groepje verwende belhamels dat al genoeg aandacht had gekregen en bezwoer dat de legertop alles onder controle had. Uiteinde¬ lijk besloot de ministerraad het voorstel voor de volgende vergadering opnieuw te agenderen. Helaas is het niet zover gekomen. Je kunt zeggen dat Arron het slachtoffer is geworden van zijn adviseurs en van de onder¬ maats presterende veiligheidsdiensten. Daarbij moet wel worden opge¬ merkt dat Arron onverzoenlijk stond tegenover de linkse jongens onder de onderofficieren. Dat bemoeilijkte het vinden van een oplossing. Ook speelde mee dat hij op defensiegebied niet ter zake kundig was. Maar de hoofdzaak was dat hij geen experts had die hem adequaat van advies kon¬ den dienen en die er een eer in stelden om conflicten op een vreedzame manier uit de wereld te helpen.’137 Arron: Na de verkiezingen van ïgyy hebben wij ervoor gekozen om voor defensie een onderminister te benoemen, mr. Willemzorg. Hij opereerde direct
361
onder de minister-president. Onze samenwerking was goed. Ik was als minis¬ terpresident eindverantwoordelijk, Willemzorg was belast met de uitvoering van het beleid. We hebben er bewust van afgezien een afzonderlijk ministerie in het leven te roepen. Onze verwachting was dat dit slecht zou vallen in de samenleving. Mensen zouden hieraan de verkeerde conclusie verbinden dat wij een enorm belang hechtten aan de skm. Voor de verdediging van de lands¬ grenzen was de skm essentieel. Maar ook weer niet zo essentieel dat wij in staat zouden zijn zelfstandig oorlog te voeren in het geval het grensconflict met Guyana uit de hand zou lopen. In dat geval zouden regionale grootmach¬ ten als Venezuela en Brazilië, al dan niet in OAS-verband, zich ongetwijfeld met de gang van zaken bemoeien. Wij wilden de skm omvormen tot een ontwikkelingsleger. Achteraf zeg ik: we hebben onvoldoende ondernomen om op dit punt beleid te ontwikkelen. Ik voeg hier onmiddellijk aan toe dat dit behalve een kwestie van prioriteitstel¬ ling ook een kwestie van onervarenheid was. We bevonden ons in een nieuwe situatie en waren bezig ons de problematiek verbonden met het opzetten van een ontwikkelingsleger eigen te maken. Te snel heeft men van ons verwacht dat we dit wel even onder de knie zouden krijgen en dat we met de middelen die we hadden een ontwikkelingsleger uit de grond zouden stampen. Zowel Willemzorg als ik persoonlijk hadden problemen met Elstak. Aan¬ vankelijk leek hij ons de aangewezen man om bevelhebber te worden. Hij had een goede opleiding in Nederland genoten, was de hoogste Surinaamse officier in rang en leek gemotiveerd om leiding te geven aan het Surinaamse leger. Voor zover ik weet, was hij geen lid van de nps. In ieder geval heeft dat bij zijn benoeming geen rol gespeeld. Eenmaal in functie bleek dat Elstak zo zijn eigen¬ aardigheden had. In de pers is daarvan gemaakt dat hij megalomaan was en een schertsfiguur. Laat ik er dit van zeggen: Elstak hield van ceremonieel, maar leefde beslist niet boven zijn stand, zoals wel is beweerd. Wel deed hij zijn best allerlei privileges te claimen. Zo waren wij eens op bezoek in Brazilië om over militaire aangelegenheden te onderhandelen. Elstak maakte als bevelhebber deel uit van de Surinaamse delegatie, wat gezien het doel van de reis voor de hand lag. Maar bij terugkeer eiste hij dat hij voortaan bij elk bezoek aan het buitenland mij zou vergezellen. Dat was natuurlijk onzin. Daar kon geen sprake van zijn en dat heb ik hem tot zijn grote ongenoegen ook meegedeeld. Het typeert de man dat hij dergelijke voorrechten voor zichzelf probeerde te regelen. Geleidelijk kwamen Willemzorg en ik erachter dat wij geen open relatie konden onderhouden met Elstak. Dit ging van kwaad tot erger. In zijn rappor¬ tages zorgde hij ervoor dat zijn eigen rol altijd goed uit de verf kwam, maar steeds vaker ontdekten wij dat zijn voorstelling van zaken geen accurate weer-
362
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
gave van de werkelijkheid was. Ook bereikten ons steeds meer klachten over Elstaks benoemingsbeleid. Wij waren nog niet zover dat we al bezig waren een vervanger voor Elstak te zoeken, maar we hebben wel meermalen onze ge¬ dachten over deze mogelijkheid laten gaan. Ook overEssed deden klachten de ronde. Hij zou van de manschappen een kadaver discipline eisen die on-Surinaams was. Ik heb nooit reden gehad om deze bezwaren erg serieus te nemen. Essed was een uitstekende officier, die zijn uiterste best heeft gedaan om het leger te professionaliseren. Dat hij van zijn manschappen discipline eiste, is de normaalste zaak van de wereld. Dat hij daarin doorsloeg of het onmogelijke vroeg van zijn ondergeschikten is mij nooit gebleken. Op een gegeven moment neemt de onrust in het leger dusdanige vormen aan dat onderofficieren een bond oprichten. De regering weigerde deze bond te erkennen. Hoe zal ik het zeggen? Een militaire vakbond was voor ons gewoon niet acceptabel. We hebben deze kwestie onderzocht aan de hand van litera¬ tuur die in Nederland hierover verschenen is. Immers, hun ideeën over een bond hadden de onderofficieren daar opgedaan. Maar de auteurs van Nederlandse vakpublicaties namen in deze kwestie duidelijk een afwijzend standpunt in. Ook hebben wij ons georiënteerd in Venezuela en Brazilië. In die verhoudingen is een militaire vakbond eveneens ondenkbaar. Ten slotte wil ik erop wijzen dat André Haakmat in ïgyg een lezing over dit onderwerp hield. Ook hij sprak zich uit tegen een militaire vakbond. Waar wij geen bezwaar tegen hadden, was een militaire belangenvereniging. Dit hebben we naar de onderofficieren toe duidelijk gecommuniceerd.138 Er is altijd gedaan alsof ik ieder gesprek met de militairen uit de weg ben gegaan. Dit is pertinent niet waar. Ik heb dit nog niet eerder in de openbaar¬ heid gebracht, maar er hebben in ïgyg drie persoonlijke gesprekken plaatsge¬ vonden met de militairen. Het eerste gesprek vond plaats in de kazerne. Ik ben daar op een avond in mijn eentje naartoe gegaan, op eigen initiatief. Let wel, ik waagde mij daarbij in het hol van de leeuw, maar de zaak was ernstig ge¬ noeg om de gok te wagen. De gesprekken met de onderofficieren leverden niets op. Zij wilden een bond, de regering wilde niet verder gaan dan een belangen¬ vereniging. Het tweede gesprek werd bij mij thuis gevoerd, buiten op mijn ter¬ ras. Ik herinner mij nog dat Mijnals erbij was. Hij was toen al bezig met zijn rechtenstudie en probeerde op de andere jongens indruk te maken met zijn juridische kennis. Neede draafde op en neer om drankjes en hapjes uit de koel¬ kast te halen. Een delegatie van de Moederbond, in de persoon van Daal en Grep, woonde de besprekingen bij. Ook deze gesprekken leverden niets op. Ten slotte heb ik in de studio van de
stvs
een onderhoud gehad met de officieren.
Zij hebben mij hun onvrede en hun bezorgdheid over de situatie kenbaar ge¬ maakt. Ik heb naar hun uiteenzetting geluisterd en het standpunt van de rege-
363
ring toegelicht. Men moet mij dus niet komen vertellen dat er met de regering niet te praten viel. Ik heb wel degelijk mijn nek uitgestoken, maar de menings¬ verschillen konden niet worden overbrugd. Dat ik de zaak ernstig nam, moge ook blijken uit het feit dat de regering de commissie-Abendanon instelde. Zoals bekend, heeft deze een rapport uitge¬ bracht en een aantal aanbevelingen gedaan. Ik heb dit rapport niet openbaar gemaakt. Later is het uitgelekt en alsnog gepubliceerd. Het klopt ook dat ik met het rapport niets heb gedaan. Formeel stond de regering in haar recht, want zij had de vrijheid het advies naar eigen goeddunken te gebruiken. Er waren ech¬ ter zwaarwegende redenen van politiek en staatsveiligheid die verhinderden dat ik uitvoering kon geven aan de aanbevelingen uit het rapport. Ik kan daar verder niet op ingaan. Misschien dat ik op een ander moment nog eens op deze zaken kan terugkomen. In januari ig8o besloten de onderofficieren in staking te gaan. Per tele¬ gram zegden ze het vertrouwen in de legerleiding op. Tegen deze ernstige vorm van gezagsondermijning moest de regering wel optreden. We besloten de be¬ stuursleden van Bomika uit hun militaire functie te zetten. De onderofficieren gingen echter door met hun acties. Sterker, ze deden een poging om de kazerne in te nemen, maar we hebben dit weten te verhinderen. In reactie hierop probeerden ze van Fort Bomika, zoals zij hun hoofdkwartier noemden, een alternatieve kazerne te maken. Stel je voor: als we dat hadden toegelaten, dan hadden we twee legers gehad, één onder het wettig gezag en één buiten elk wettig kader om. Dat was volstrekt onaanvaardbaar. Dat betekende niets minder dan het omverhalen van de rechtsstaat. Ik wenste daar niet aan mee te werken. Het was voor mij daarom een logische stap om Sital, Neede en Abrahams te laten arresteren. Dat gebeurde op 30 januari. Ze werden opgesloten in Santo Boma. Hun zaak werd voor de krijgsraad gebracht. Auditeur-militair Fred Kruisland eiste op 20 februari tien maanden gevangenisstraf en ontslag uit militaire dienst. De uitspraak in deze zaak zou op 26 februari volgen. De onderofficieren hebben het niet op een uitspraak laten aankomen. Dat was het advies dat ze hadden gekregen: laat het niet op een uitspraak aankomen. Ze hebben deze raad ter harte genomen en daags hiervoor hun coup gepleegd.139 Ik heb in die februarimaand onder zware druk gestaan. Van alle kanten heeft men geprobeerd mij zover te krijgen dat ik Sital, Neede en Abrahams zou vrijlaten. Niet alleen in de samenleving, maar ook in het parlement, zelfs in mijn eigen regering gingen stemmen op om de zaak niet te laten escaleren en het met de onderofficieren op een akkoordje te gooien. Ik heb dit consequent geweigerd. Dit lag voor mij heel principieel. Toegeven aan deze druk zou gelijk staan aan het vertrappen van de rechtsstaat. Iedereen heeft tot taak de rechts-
364
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
staat te eerbiedigen. Dat is de opdracht van burgers en militairen. Ik zag geen aanleiding daar een uitzondering op te maken. De gesprekken die Arron in 1979 op persoonlijke titel met militairen voerde, zijn nauwelijks of niet gedocumenteerd. Het onderhoud dat Arron op eigen initiatief had met onderofficieren in de Memre Boekoekazerne kan niet met andere getuigenissen worden ondersteund. Kennelijk heeft deze gedachtewisseling weinig sporen nagelaten in de herinnering van de aanwezigen. De uitkomst van het overleg liet de patstelling die er tus¬ sen de regering en de onderofficieren bestond hoe dan ook intact. Het gesprek met de onderofficieren bij Arron thuis vond plaats op 29 januari 1979. Er is een verslag van deze ontmoeting overgeleverd van de hand van Jan Haakmat.140 Hieruit blijkt dat tijdens de marathonzitting - die volgens Haakmat van 8 uur ’s avonds tot 4 uur ’s nachts duurde141 - een delegatie van de Bond van Onderofficieren (Bouterse, Horb, Abrahams, Neede en Mijnals) en een delegatie van de Moederbond (Daal, Kohinor, Grep, Van Russel, Jhawnie en Haakmat) alle gelegenheid kregen hun visie op de gerezen problemen uiteen te zetten. Arron was vergezeld van George Hindori, die zichzelf de rol van toehoorder had toebedeeld en niet actief aan de besprekingen deelnam. Geen van aanwezigen vermoedde op dat moment dat enkele jaren nadien Arron, Bouterse en Daal in een geheel andere verhouding tot elkaar zouden staan. Volgens Haakmat benadrukte Bouterse, als toenmalig bondsvoorzit¬ ter, de noodzaak om de krijgsmacht te professionaliseren en om te vormen tot een ontwikkelingsleger. Een gebrek aan beleid camoufleren met het opleggen van kadaverdiscipline beschouwde hij niet als het leveren van een opbouwende bijdrage aan dit proces. Daal pleitte voor het creëren van een overlegstructuur tussen de legerleiding en de Bond van Onder¬ officieren, zodat conflictsituaties vroegtijdig konden worden onderkend en opgelost. Arron merkte op moeite te hebben met de beschuldiging van André Haakmat dat de regering bezig was de grondwet te schenden door de onderofficieren geen vakbond toe te staan. Desondanks beloofde hij een commissie in het leven te zullen roepen die tot taak zou krijgen de krijgsmacht door te lichten. Haakmat: Arron, die bekend stond als een man aan wiens woorden men niet al te grote waarde moest hechten, hield zich deze keer wél aan zijn woord: spoedig werd de commissie geïnstal¬ leerd onder voorzitterschap van rechter mr. O. Abendanon.’142 Mijnals: ‘Ondanks alle onrust vond het overleg bij Arron plaats in een ontspannen sfeer. Er was maar één wanklank. Daar was ik zelf debet aan. Ik vond het nodig om de lezing die André Haakmat kort daarvoor had ge¬ houden door te prikken. Mijn analyse was dat de Moederbond met opzet
365
Haakmat naar Suriname had gehaald om onze vakbondsplannen onder¬ uit te halen. Haakmats opmerking dat een militaire vakbond in Suriname niet wenselijk was, speelde onmiskenbaar de regering in de kaart. Daal reageerde woedend op mijn aantijgingen. Arron zei niets. In de loop van de avond kwamen de standpunten dichter bij elkaar te liggen. We bereik¬ ten een gentlemen’s agreement waar we de volgende dag in het kampe¬ ment verder over zouden praten. Dat is ook gebeurd. Maar bij die gele¬ genheid ontkende Arron dat de avond ervoor afspraken waren gemaakt. Wij waren geschokt door deze uitspraak. Kennelijk had Arron voor zich¬ zelf geconcludeerd dat hij op 29 januari te veel had toegegeven, had hij hier spijt van gekregen en ontkende hij daarom dat het besprokene had plaatsgevonden. Alleen de onderzoekscommissie bleef overeind. Voor het overige moesten de onderhandelingen weer van voren af aan beginnen. Omdat hij woordbreuk pleegde, heb ik Arron later een platvloerse leuge¬ naar genoemd.’143 De documentatie over de bespreking in de STVs-studio is schaars. Volgens Wijntuin, die samen met een zwager van hem en een partijge¬ noot van Arron aanwezig was, hadden de besprekingen weinig om het lijf. Het ging om een informeel, bijna terloops overleg, tussen Arron en Reuben Essed. Er zou een halfuur zijn gepraat, waarbij de aandacht meer zou zijn uitgegaan naar een voetbalwedstrijd die werd vertoond dan naar de problemen binnen de
skm.
Arron zou naderhand geen mededelingen
over het onderhoud doen. Het heeft er veel van weg dat het gesprek het karakter van een beknopte update had.144 Arron had het coupscenario kunnen voorblijven door gevolg te geven aan de aanbeveling van de commissie-Abendanon om een wetsontwerp in te dienen bij het parlement, zodat de onderofficieren niet langer met een beroep op de grondwet een eigen vakbond hadden kunnen opeisen. Het bewandelen van deze parlementaire weg paste het beste bij de rechts¬ statelijke beginselen die de regering verklaarde hoog te willen houden. Om de aanvaarding van het wetsontwerp mogelijk te maken, was de medewerking van de oppositie vereist. Er mocht echter vanuit worden gegaan dat de vdp, als medeverdediger van de rechtsstaat, steun aan een dergelijk initiatief zou hebben gegeven. Daarnaast had Arron aanstalten kunnen maken het leger op een nieuwe leest te schoeien. Maatregelen die hij had kunnen nemen, waren het inroepen van buitenlandse expertise, het benoemen van een minister van Defensie, het vervangen van de be¬ velhebber, het garanderen van functionerende overlegstructuren en het verder uitwerken van het concept van een ontwikkelingsleger. Politieke twijfel, persoonlijke trots en een pertinente gezagsopvatting verhin-
366
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
derden Arron echter dergelijke plannen te maken en er uitvoering aan te geven. Door deze opstelling verwerden de beraadslagingen tussen de onder¬ officieren en het burgerlijk gezag tot een test wie over de langste adem beschikte en de ontwikkelingen in laatste instantie naar zijn hand zou weten te zetten. Bouterse had gelijk toen hij naderhand opmerkte dat er Kostbare tijd was verstreken met praten en dat het tijdstip was aangebro¬ ken voor actie.45 Maar een staatsgreep was niet het geëigende middel om het conflict op te lossen. Er waren nog te veel alternatieven voorhanden. Om te beginnen had het electoraat de kans moeten krijgen een oordeel over de SKM-kwestie te vellen tijdens de ophanden zijnde parlementsver¬ kiezingen. Zowel de
npk
als de vdp, maar ook de Volkspartij, die de sym¬
pathie van veel onderofficieren genoot en kans leek te hebben op het ver¬ werven van een parlementszetel, had na toetreding tot het college positief aan de beëindiging van de legerkwestie kunnen bijdragen. In de tussentijd hadden de onderofficieren hun grieven bij wettelijke instan¬ ties kunnen bepleiten en sympathiserende bonden kunnen verzoeken om bijstand. Ongeduld en een gekwetst eergevoel stimuleerden de on¬ derofficieren echter een oplossing voor het conflict te zoeken buiten de kaders van de democratische rechtsstaat.146
OP VERKIEZINGSCAMPAGNE
Terwijl de spanningen in de samenleving - waarvan het conflict tussen de regering en de onderofficieren een symptoom was - opliepen, gingen de voorbereidingen voor de geplande verkiezingen van 27 maart onver¬ minderd door. Als grootste coalitiepartij besloot de
nps
op haar partij¬
raadsvergadering van 23 december 1979 dat voorzetting van de samen¬ werking met de NPK-partners de voorkeur genoot.147 Daarmee kwam een einde aan speculaties dat de
nps
zelfstandig de verkiezingen in zou gaan
om daarna een nationaal kabinet te formeren met de
vhp.148
Hiervoor
hadden verschillende NPs’ers zich sterk gemaakt, overigens zonder de partijtop van de noodzaak hiervan te kunnen overtuigen.149 Op 6 januari 1980 maakten Arron en Van Genderen tijdens een partijraadsvergadering bekend dat de
nps
samen met de
Nationale Partij Kombinatie
(npk)
psv
en de
hpp
onder de vlag van de
de verkiezingen in zou gaan.150 Op de
partijraadsvergadering van 15 januari kondigden zij aan dat ook de
pprs
zich bij de combinatie had gevoegd.151 Arron werd op 24 januari aangewe¬ zen als lijsttrekker in Paramaribo op een vergadering van de NPS-kernen in dit kiesdistrict. De beslissing viel in de vergaderzaal van Sisa Lobi, de kern waar hij al op jonge leeftijd ‘beschermheer’ van was geworden.152
367
De opname van de uitmaken van de
npk.
pprs
verhinderde als vanzelf dat de
De opvatting van
kt pi-leider
ktpi
deel kon
Soemita dat hij in de
smeergeldenaffaire geen misstap had begaan, maar alleen een juridischtechnische fout had gemaakt die hij door het uitzitten van zijn gevange¬ nisstraf had gecorrigeerd, deed daar niets aan af.153 De mogelijkheid om het Javaanse element een prominentere plaats te geven in de combinatie door een alliantie aan te gaan met de Pendawa Lima bestond alleen op pa¬ pier. Somohardjo had er wel oren naar, maar de
nps
wilde zich hoeden
voor een herhaling van de onverkwikkelijke taferelen die, zoals in 1975, het voortbestaan van de
npk
in gevaar hadden gebracht. Voor Arron per¬
soonlijk gold dat hij zich gegriefd voelde door de campagne van Somo¬ hardjo tegen het grensverdrag met Frankrijk. Diens stijl van oppositie voeren verafschuwde hij.154 Volgens een prognose diende er rekening mee te worden gehouden dat de
npk
door het overlopen van de meerderheid van de Javaanse kie¬
zers naar de oppositie twee, mogelijk drie zetels zou verliezen. Hierdoor zou de
vdp
twee, mogelijk drie zetels winnen. Het gevolg zou zijn dat
geen van beide blokken over een werkbare meerderheid zou beschikken. Een regering bestaande uit de
nps
en de
vhp
zou uitkomst kunnen bie¬
den, maar deze combinatie werd niet als een reële optie beschouwd. Een substantieel deel van de aanhang van de
nps zou
er mogelijk voor te vin¬
den zijn, maar Arron zou zich onverminderd tegen een brede basis-regering verzetten. De houding van de vhp bij de toelating tot het parlement van de
NPs’er
Koorndijk en het verzet van de partij tegen het verdrag met
Frankrijk waren twee recente voorbeelden van oppositie die volgens Arron nog eens ten overvloede aantoonden dat het Lachmon niet ging om het gewetensvol behartigen van nationale aangelegenheden, maar uitsluitend om het bestrijden van politieke tegenstanders en het vereffenen van reke¬ ningen.155 In gesprek met de Nederlandse ambassadeur erkende Lachmon dat zijn samenwerking met Soemita een slechte indruk maakte. Maar hij kon eenvoudig niet om de KTPi-leider heen. Hij had de Javaanse kiezers no¬ dig om de verkiezingen te kunnen winnen en dus diende hij zijn kaarten te zetten op een samenwerking met Soemita én Somohardjo. Lachmon verklaarde zich bereid om desnoods met de duivel zelf in zee te gaan als dit het einde kon betekenen van het bewind van Arron. Na de verkiezin¬ gen had de formatie van een kabinet op brede basis zijn voorkeur. Hij was zich ervan bewust dat Arron hier tegen zou zijn. Maar hij achtte het niet onwaarschijnlijk dat partijgenoten hem bij een slecht verkiezingsresul¬ taat zouden wippen, waarna de weg alsnog vrij zou zijn voor een nps-vhp-
368
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
regering. Lachmon typeerde de verkiezingen als de mogelijk laatste kans voor een ordelijke opbouw van Suriname op democratische grondslag.156 Op zijn beurt liet Arron de Nederlandse ambassadeur weten dat de situatie in het land gespannen was, maar dat eventuele ongeregeldheden de wanordelijkheden van 1973 nooit zouden benaderen. De regering had passende maatregelen getroffen om ordeverstoringen tegen te gaan en kon rekenen op de loyaliteit van het politieapparaat. Na de uitspraak van de krijgsraad zou worden vastgesteld wat er met de 167 militairen diende te gebeuren die zich aan het wettig gezag hadden onttrokken en hoe de kwestie van de SKM-leiding diende te worden opgelost. Het was volgens Arron een probleem dat binnen de
skm
het gezag van de eigen officieren
in veel mindere mate werd geaccepteerd dan het gezag van de Neder¬ landse officieren ten tijde van de
tris.
Arron verklaarde met nadruk dat
hij zich niet door vakbonden of pressiegroepen zou laten chanteren. Maar evenmin wilde hij tijdens de verkiezingen politiek bedrijven met het conflict.157 Op 12 februari was de NPK-verkiezingscampagne van start gegaan met een massameeting op Grun Dyari.
‘npk
... toch de juiste keus’, luidde
de verkiezingsslogan.158 Voorzitter Arron beloofde dat de campagne van de coalitiepartijen waardig en gedisciplineerd zou verlopen en verklaar¬ de geen vrees te hebben voor het monsterverbond dat de oppositie had gesloten. ‘Wat niet bij elkaar hoort, zal niet bij elkaar blijven,’ citeerde hij zijn leermeester Pengel. ‘En wat niet bij de
npk
hoorde, is om bekende
redenen reeds van haar weggegaan,’ vervolgde hij. Hiermee verwees Arron naar het opstappen uit de coalitie van Soemita. Volgens Arron dienden de komende jaren te worden beschouwd als de tweede ontwikkelingspe¬ riode van Suriname, waarin de opbouw van het land in een stroomver¬ snelling terecht zou komen: ‘Wij weten dat er nog veel moet worden ge¬ daan. Wij weten ook dat er armoede heerst in Suriname. Wij zijn [...] nauwelijks enkele jaren [...] bezig de oude plantage op te ruimen en daarvan een welvarende staat te maken. Bij dit alles is het van wezenlijk belang dat de Surinamer, in de zes jaren waarin de npk aan het bewind is, zich in alle vrijheid heeft kunnen ontplooien.’159 Evenals andere sprekers tijdens de massameeting bekritiseerde Olton van Genderen de aanwezigheid van KTPi-leider Soemita op de kandida¬ tenlijst van de
vdp.
voelens jegens de
Soemita was naar zijn zeggen vervuld van wraakge¬
npk
en verweet de combinatie hem in 1977 ‘als een bak¬
steen’ te hebben laten vallen. Van Genderen lichtte toe dat de coalitie met opzet de gerechtelijke autoriteiten met rust had gelaten en hun werk had laten doen, want de scheiding der machten vereiste dit. Voorts riep de
369
partijraadsvoorzitter de negatieve opstelling van de
vdp
tijdens de af¬
gelopen regeringsperiode in herinnering. Hij weet die houding aan het onvermogen van de oppositie om zich neer te leggen bij de verkiezings¬ uitslag van 1977. Uit het feit dat de NPK-regering ruim vóór de grondwet¬ telijk vastgestelde termijn verkiezingen organiseerde, sprak volgens Van Genderen een democratische geest en een groot vertrouwen in het oor¬ deelsvermogen van het Surinaamse volk.160 Arron liet weten dat de
nps
als grootste partij van Suriname vol ver¬
trouwen en in grote eensgezindheid161 de toekomst tegemoetzag. De par¬ tij zou de rechte weg blijven bewandelen: ‘Wij hebben de met onze ver¬ langens en wensen volgeladen kar de berg opgetrokken en wij zullen de top van de berg moeten bereiken, al zal dit gebeuren met vallen en op¬ staan. [... ] Ik weet [... ] dat er zware tijden en zware beproevingen zullen komen. Wij hebben niet alleen vrienden. Wij weten dat er mensen zijn die zelfzuchtig zijn, wij weten dat er kwaadsprekers en ondankbaren zijn, wij weten dat er trouwelozen en lasteraars zijn, wij weten dat er mensen zijn die gedreven worden door velerlei begeerten, wij weten dat er mensen zijn die weigeren tot erkentenis van de waarheid te komen. Maar uw partij heeft altijd volharding, lankmoedigheid en liefde aan de dag gelegd, om¬ dat wij ervan overtuigd zijn dat slechte mensen verleiden, maar ook ver¬ leid worden.’ Arron verklaarde dat de
nps
de verkiezingsstrijd ondanks
zijn felheid zonder haat, wrok of vijandschap tegen wie dan ook zou voe¬ ren. De partij zou bereid zijn te luisteren en oprechte kritiek te aanvaar¬ den, maar zou de oren sluiten ‘voor het zoet gefluister van vogelaars’.162 Op verkiezingstournee in Nickerie riepen NPK-politici de verdacht¬ makingen in herinnering die de
vdp
spreid. Deze bestonden eruit dat de
bij vorige verkiezingen had ver¬
npk
na het realiseren van de onaf¬
hankelijkheid geen vrije verkiezingen meer zou toestaan en roof, moord, plundering en verkrachting zou tolereren ten koste van burgers die niet gelieerd waren aan de zittende regering. Naar het oordeel van de
npk-
vertegenwoordigers hadden de ontwikkelingen na 1975 het tegendeel aangetoond. Een gerucht dat recentelijk in het district was gelanceerd, was dat er na de verkiezingen een regering op brede basis zou worden ge¬ formeerd. Volgens de NPK-prominenten was dit een fabel. De
npk zou
de
verkiezingen winnen en eigenhandig een nieuwe regering formeren. De NPK-kandidaten hadden nu eenmaal schone handen en een open oog, oor en hart voor de noden van het volk. Zij bezaten bovendien de wil om deze noden te lenigen, zodat er een nieuw Suriname kon worden opge¬ bouwd ‘waarin welvaart en welzijn, vrede en geluk een ieder deelachtig zal zijn’.163
370
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
Tijdens een verkiezingsbijeenkomst van de npk op het terrein van de psv aan de Keizerstraat riep Arron zijn gehoor op tot waakzaamheid. De komende dagen konden naar zijn zeggen beslissend zijn voor de toe¬ komst van Suriname: ‘Wij willen vrede in ons land en betrachten grote lankmoedigheid, maar zullen niet toestaan dat ons volk in een situatie wordt gebracht waarin geen terugkeer mogelijk is.’ Arron sprak zijn ge¬ loof en vertrouwen uit in het Surinaamse volk, dat als het nodig was zou optreden als ‘rechter van het kwaad’, maar hij waarschuwde tegen perso¬ nen die zich ten onrechte opwierpen als ‘redders van het land’.164 Wilde Arron met deze cryptische uitlating zijn afkeuring uitspreken over de kleine linkse partijen die meededen aan de verkiezingen of was deze op¬ merking meer specifiek een verwijzing naar de ‘progressieve krachten’ die de opstandige onderofficieren souffleerden in hun verzet tegen de npkregering en ‘de SKM-kwestie misbruikten om het land te vernietigen’?165 Op het Plein van 12 mei 1874 aan de Van Idsingastraat wees Arron an¬ dermaal een kabinet op brede basis categorisch van de hand: ‘Er is geen basis voor een brede of ruimere basis. Laat de tegenstander dat goed ont¬ houden. [... ] Ik pleeg geen politiek verraad. Wij bedriegen het volk niet. De enige basis waarop het kabinet straks zal steunen is [... ] die bestaande uit de nps, psv, hpp en pprs.’ Harry Hirasing, voormalig VHp’er en on¬ dersteuner van de NPK-campagne, liet zich gekscherend uit over de voor¬ keur van Jagernath Lachmon voor een brede basis-regering. De leider van de vhp kon volgens hem in zijn eigen partij zijn basis niet eens behouden. Naarmate de vdp groeide, werd de vh p kleiner. Hirasing zette zich af tegen de intimidatiepolitiek die Lachmon naar zijn zeggen tegen politiek anders¬ denkenden bedreef en tegen de onoprechtheid van zijn bezwaren tegen het West-Surinameproject. Volgens Hirasing had Lachmon vanuit zake¬ lijk oogpunt wel degelijk belangstelling voor dit initiatief.166 Waarnemers lieten zich somber uit over het verloop van de verkiezin¬ gen. Het zou naar verwachting opnieuw een verhitte strijd worden tus¬ sen een machtsblok onder leiding van Arron (nps, psv, hpp en pprs) en de vdp-8o onder leiding van Lachmon (vhp, Pendawa Lima, ktpi, een PNR-vleugel onder leiding Dobru en enkele kleinere partijen). Voor link¬ se partijen als de Volkspartij en het Democratisch Volksfront en partijcombinaties als het Derde Front (palu en een PNR-vleugel onder leiding van Fred Derby) zou onder het electoraat nog altijd weinig belangstelling bestaan. Het aantal op deze partijen uitgebrachte stemmen zou zich ten hoogste in één of twee parlementszetels vertalen. Volgens de prognoses bezat van deze groep bescheiden mededingers de Volkspartij de beste pa¬ pieren. Werden de stemmen volgens de voorspellingen verdeeld, dan zou
371
dit betekenen dat in het parlement grotendeels dezelfde personen zouden terugkeren gelet op de samenstelling van de kandidatenlijsten.167 Een nipte overwinning voor Lachmon werd iets waarschijnlijker ge¬ acht dan een overwinning voor Arron, maar in beide gevallen zou de for¬ matie van een nieuw kabinet naar verwachting moeizaam verlopen. Werd de vdp-8o de grootste dan zou Lachmon aansturen op een brede basis-reger ing van VHPenNPSenzelf het ambt van parlementsvoorzitter voor zich opeisen. Als het niet lukte een brede basis-regering te formeren - wat voor de hand lag aangezien Arron zich hiertegen zou verzetten
dan zou Lach¬
mon opteren voor een regering bestaande uit ministers van de
vdp-8o
aangevuld met enkele technocraten met een Creoolse achtergrond. Aan¬ genomen werd dat dit niet bevorderlijk zou zijn voor de stabiliteit van de regering. Niet alleen zou het niet meevallen geschikte technocraten te vinden, Lachmon zou bovendien de speelbal kunnen worden van Soemita en Somohardjo, die hun wippositie ten eigen voordele zouden willen uit¬ buiten.168 Door de staatsgreep van 25 februari zouden de verkiezingen van 27 maart geen doorgang vinden. De stemming onder het electoraat laat zich hierdoor moeilijk vaststellen. Prognoses geven een indicatie, maar zoals ook de verkiezingen in 1977 lieten zien, worden uitslagen niet zelden beïnvloed door ontwikkelingen kort voor de feitelijke stembusgang. De deelnemende partijen hadden op het moment van de staatsgreep nog een maand voor de boeg en het kon niet worden uitgesloten dat de campagne nog verrassingen in petto zou hebben. Nog minder gemakkelijk laat zich vanuit dat perspectief de formatie van een nieuwe regering voorspellen. Of het initiatief hiertoe wederom aan Arron zou zijn toegevallen en of hij voor de derde keer op rij minister-president zou zijn geworden, is een vraag die zich op grond van de beschikbare documentatie niet laat beant¬ woorden.
372
HET PRIMAAT VAN DE PARTIJPOLITIEK: IN HET DEFENSIEF
IX Aan de zijlijn van het politieke bedrijf: Uit de roulatie
In de vroege ochtend van maandag 25 februari 1980 nam een groep van zestien onderofficieren onder leiding van Desi Bouterse en Roy Horb op betrekkelijk eenvoudige wijze bezit van de belangrijkste militaire steun¬ punten: de marinebasis, de Memre Boekoekazerne en het munitiedepot. Vanaf de patrouilleboot die de militairen bij het overnemen van de mari¬ nebasis in handen hadden gekregen, losten zij schoten in de richting van het hoofdbureau van politie. Voor de onderofficieren stond het bureau symbool voor de gewapende macht die hen eerder uit de kazerne had ver¬ dreven. Als wraakneming voor de vernedering die het politiekorps hen op 30 januari had laten ondergaan, maakten zij die ochtend het hoofdbu¬ reau met de grond gelijk. Voorts openden zij een klopjacht op minister¬ president Arron, die zij bestempelden als hoofdverantwoordelijke voor de ontstane situatie. Enkele dagen na de staatsgreep meldde deze zich bij de nieuwe machthebbers aan. Voor Arron betekende het einde van zijn regering het begin van een periode in de politieke woestijn. Gedurende een jaar zat hij gevangen. Mensenrechtenschendingen, vernederingen en intimidaties bleven hem niet bespaard. Een Bijzonder Gerechtshof deed onderzoek naar verdenkin¬ gen van corruptie die tegen hem waren gerezen. De naspeuringen lever¬ den weinig op en de zaak tegen hem moest worden geseponeerd. In het voorjaar van 1982 kreeg Arron toestemming om zijn werk bij de
vcb
te
hervatten. Hij keerde in de functie van onderdirecteur bij zijn oude werk¬ gever terug. Van de politiek bleef hij afgesneden. De militairen stonden de oude politieke partijen’ niet toe in vergadering bijeen te komen en activi¬ teiten te ontplooien. Zij zetten in op het uitvoeren van een revolutionair proces, dat de Surinaamse samenleving ingrijpend diende te veranderen en ‘de nationale bevrijding’ van de bevolking mogelijk moest maken.
DE BEGRAFENIS VAN DE DEMOCRATIE1
De machtsovername door de onderofficieren kwam voor premier Arron als een volkomen verrassing: We waren midden in de verkiezingsstrijd. Ik
373
kwam op zaterdagavond laat thuis uit Brokopondo, waar we campagne had¬ den gevoerd. De zondagmorgen besteedde ik aan het bestuderen van rege¬ ringsstukken en het tekenen van documenten. Ook sprak ik met de vader van Sital, die een aantal bedekte bedreigingen deed, die erop neerkwamen dat als er iets met zijn zoon zou gebeuren, ik als minister-president in de grootst mo¬ gelijke problemen terecht zou komen. Ik heb de man ervan kunnen overtuigen dat er niets met zijn zoon zou gebeuren, maar ik heb hem ook gezegd dat we wel de uitspraak in het proces dat tegen hem liep dienden af te wachten. Omdat ik ongelooflijk moe was, heb ik een afspraak gemaakt met Rodgers. Ik was toe aan wat ontspanning. Bij hem thuis hebben we er een gezellige mid¬ dag van gemaakt. Geen politieke dingen. We gaan ’s avonds laat daarvandaan. Bij het verlaten van zijn huis zeg ik: laat me je helpen om je shutters dicht te doen, want ik heb een vervelend gevoel. Het land is in gevaar. Er was toen nog niets gebeurd dat erop wees dat er een coup zou plaatsvinden. Het was puur mijn intuïtie die mij ingaf dat er iets ingrijpends stond te gebeuren. Ik heb een oude vriend van mij naar huis gebracht. Vanuit de Hogestraat ben ik langs het kampement gereden en thuis aangekomen.2 Zoals gebruikelijk was er politiebewaking. Maar op een gegeven moment werd de bewaking opgevoerd. Ik zei nog tegen mijn vrouw: hier klopt iets niet. Vervolgens meldde zich een politie-inspecteur, die ons opriep het huis onmid¬ dellijk te verlaten.3 Ik wilde nog mijn schoenen aantrekken, want ik liep op slippers, maar hij reageerde opgewonden dat daar geen tijd voor was. We moes¬ ten direct vertrekken. We hebben het huis afgesloten en zijn naar de kazerne van de militaire politie naast Fort Zeelandia gereden. Daar hoorde ik de eerste schoten. Kennelijk zat de militaire politie niet op één lijn met de onderofficie¬ ren, anders zouden ze mij nooit ongemoeid hebben gelaten. Na verloop van tijd hebben wij ons verplaatst naar het hoofdbureau van politie aan de Waterkant. Vanaf dat moment werd het werkelijk ernstig. Daar waren de onderminister, de procureur-generaal, hoofdcommissaris Walker en anderen. Ik heb toen even contact gehad met de president. Er werd mij aange¬ boden om naar Zorg en Hoop te gaan, waar een vliegtuig gereed zou worden gemaakt om mij naar het buitenland te helpen vluchten. Venezuela was een mogelijkheid. Ik heb gezegd: over my dead body. Ik verlaat Suriname niet, wat de consequenties ook mogen zijn. Er werd mij ook voorgesteld om Sital, Abra¬ hams en Neede uit Santo Boma te halen om te bemiddelen. Ik heb daar wel mee ingestemd. Intussen waren de beschietingen op het hoofdbureau in volle gang. Vanaf de rivier werd het gebouw door een kanonneerboot bestookt. Ik wist wat de bewapening van de politie voorstelde, omdat ik naar de munitiekamer was geweest. Het was duidelijk dat ze niet opgewassen waren tegen het militair geweld. Toen er al delen van het bureau waren weggeschoten,
374
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
heb ik opdracht gegeven om de cellen open te gooien en de gedetineerden vrij te laten.4 Op het hoofdbureau waren veiligheidshalve alle lichten gedoofd. Het gebouw was omsingeld door agenten, die met karabijnen waren uitgerust. Naarmate de uren verstreken konden het echtpaar Arron, hoofdcommis¬ saris van politie Walker, bevelhebber Elstak, officier van justitie Kruis¬ land, onderminister Willemzorg, minister van Justitie Badrising en procureur-generaal De Miranda weinig anders doen dan constateren dat de militairen er geen gras over hadden laten groeien. Alle strategische steun¬ punten - de marinebasis, de Memre Boekoekazerne en het munitiede¬ pot, maar ook het telefoon- en telegraafkantoor en vliegveld Zanderij waren hun in handen gevallen en de regering beschikte niet over de mid¬ delen om adequaat tegenstand te kunnen bieden. Rond 4.00 uur waren vanaf de patrouilleboot op de Surinamerivier de eerste schoten op het hoofdbureau afgevuurd. Deze hadden een belangrijk deel van de inwoners van Paramaribo gewekt, maar nog weinig schade aangericht. Om 7.00 uur werd opnieuw een bevel tot vuren gegeven, nu met de overduidelijke bedoeling het gebouw op te blazen. De aanwezige autoriteiten drukten zich tegen de grond om dekking te zoeken voor de granaten die met kracht in het gebouw insloegen. Sital, Abrahams en Neede werden uit het arrestantenverblijf gehaald, maar de hoop dat het drietal met hun kameraden zou willen onderhandelen over een staakt-het-vuren en over een beëindi¬ ging van de opstand bleek ijdel. Het politiebureau werd rond 9.00 uur door de militairen in brand ge¬ schoten en verwoest. Voor de coupplegers was het een moment van triomf. De vernedering was gewroken, het pleit gewonnen. De verzamelde agen¬ ten gaven zich over. Hoewel een groot deel van het korps bereid was de wapens tegen de militairen op te nemen, besliste hoofdcommissaris Wal¬ ker anders. Hij achtte het risico op een bloedbad te groot en meende dat burgers niet het slachtoffer mochten worden van een treffen tussen de gewapende machten. De politiemannen werden na hun overgave ontwa¬ pend en naar de Memre Boekoekazerne overgebracht. Anders dan een aantal officieren van de militaire politie zouden zij niet worden mishan¬ deld.5 In het bijzonder voor korpschef Walker kon de krenking moeilijk groter zijn. Hij had op 30 januari in opdracht van de regering de actie tegen de muitende onderofficieren geleid. Nog geen maand later zouden die¬ zelfde onderofficieren hem met de rest van de politietop in het kampe¬ ment interneren. De rollen waren nu omgedraaid. Arron had het hoofdbureau op dat moment al verlaten. Hij had het militair machtsvertoon met lede ogen aangezien, zich ervan bewust dat
375
hij als politiek verantwoordelijke gevaar liep. De voorzienigheid schoot hem te hulp. Arron: Op wonderbaarlijke wijze ben ik toen van het toneel ver¬ dwenen en met mijn vrouw ondergedoken. Het onderduikadres was bij een heel eenvoudige familie. Ik heb nooit hun naam genoemd. Ik ga het ook nu niet doen. De man is inmiddels overleden, maar zijn vrouw en kinderen leven nog. Ik ben daar liefdevol ontvangen, met alleen mijn slippers en de kleren die ik aanhad. Er zijn kleren gekocht en toiletartikelen. En ik heb mij geïnstal¬ leerd. Over de radio riepen de militairen de hele dag dat ze wisten waar ik zat. We pakken hem in no time op was de boodschap die zij wilden verspreiden. Maar ze hebben nooit geweten waar ik verbleef. Omdat de familie die mij heeft opgevangen een ongelooflijk gedisciplineerde familie was. Als vader en moe¬ der spraken, dan hielden de kinderen hun mond. En als zij hun opdroegen iets geheim te houden, dan deden zij dat.7 Hoe kwam ik daar? Simpel. Op het moment dat ik uit het brandende hoofd¬ bureau van politie kwam, voelde ik een klopje op mijn schouder. Ik draaide mij om en ik keek in de ogen van een figuur die ik kende. Hij gebaarde naar zijn wagen en zei: kom. We stapten in en gingen ervandoor. Maar de auto had onvoldoende benzine. Dat schiep een probleem, want ik moest hoe dan ook uit het zicht blijven. Gelukkig loste dit probleem zich vanzelf op. Er lag een laken in de auto. Ik dook in elkaar en trok het laken over mij heen. We hebben toen getankt bij een benzinestation aan de rand van de stad. Vervolgens zijn we doorgereden naar een zuster van de man die mij reed, een locatie in Groot Paramaribo. Was ik niet ondergedoken, dan zat ik nu niet hier. Zonder overdrijven: er hing die dag in Paramaribo een onberekenbare en dreigende sfeer. De situatie was onoverzichtelijk waardoor je werkelijk met alles rekening moest houden. Dat bleek ook wel. De militairen dachten dat we nog thuis waren en hebben tijdens onze afwezigheid het vuur op onze woning geopend. De kogelgaten zijn nog boven in de muur te zien. Vijf stuks. Ik heb ze nooit weggehaald. Voor mij zijn ze ‘het monument van de revolutie’, het concrete bewijs dat men uit was op mijn leven.8 Militairen reden met gepantserde voertuigen door de straten en rie¬ pen de bevolking op om binnen te blijven. Er waren wegversperringen, er werd geschoten, mensen vluchtten in paniek huizen en openbare gelegen¬ heden binnen.9 Verschillende radiostations rapporteerden over de ge¬ beurtenissen, maar slaagden er niet in greep op het nieuws te krijgen. Bouterse en Horb lieten voor de microfoon alleen het hoognodige los over hun operatie. Uit de geruchtenstroom die op gang kwam, werd wel dui¬ delijk dat de machtsovername zich niet zonder verlies aan mensenlevens had voltrokken.10
376
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
De meeste kantoren, winkels en scholen bleven gesloten. Mensen verlieten hun woning alleen wanneer zij daarvoor een dringende reden hadden. Samenscholingen op straat waren verboden. Militairen maakten bekend dat plunderaars en andere ordeverstoorders hard zouden worden aangepakt. Beelden van jongemannen die ontkleed in het gras liggend met de bullenpees door militairen werden afgeranseld, zouden de gemeen¬ schap in de dagen die volgden met enige regelmaat worden aangeboden.11 Tegen het middaguur presenteerde zich op de radiostations de Natio¬ nale Militaire Raad
(nmr),
de organisatie waarin de coupplegers zich
hadden gebundeld. In een verklaring stelden de leden van de
nmr
dat zij
de leiding in het land hadden overgenomen en riepen zij alle burgers op ‘zich ter beschikking te stellen en dienstbaar te maken bij het proces van [.••] sociaal-economische, maatschappelijke en morele heroriëntatie en opbouw van de Republiek Suriname’. Volgens het communiqué zou het nooit zover zijn gekomen indien T) het gezonde verstand had gedomi¬ neerd boven rancune, haat en arrogantie, 2) niet gekozen was voor een venijnige en criminele vorm van confrontatie door het kabinet-Arron en de s km-leiding, 3) gehoor was gegeven aan de talloze verzoeken om door middel van overleg tot een oplossing te komen van problemen’. De
nmr
zegde toe de ‘democratische grondbeginselen van de rechtsstaat Surina¬ me ten volle te [zullen] respecteren’ en bij al zijn handelingen het natio¬ naal belang centraal te zullen stellen.12 Uit de tekst kon worden opgemaakt dat de onderofficieren hun machtsovername beschouwden als het logische vervolg op hun vakbondsstrijd, maar dat zij tegelijk aansluiting probeerden te vinden bij de heersende onvrede in de samenleving. Dat het respecteren van de demo¬ cratische grondbeginselen door de
nmr
ruim werd opgevat, bleek uit de
perscensuur die kort hierna werd afgekondigd en de instelling van een avondklok (tussen zeven uur ’s avonds en zes uur ’s ochtends). Op televi¬ sie las NMR-voorzitter Sital dezelfde avond een tweede verklaring voor waarin gesteld werd dat verzet tegen de doelstellingen van de staatsgreep en gesol met de belangen en noden van het volk onmiddellijk zouden worden gebroken. De verdragen die de republiek had gesloten, de funda¬ mentele rechten van de mens en de belangen van buitenlandse investeer¬ ders zouden echter worden geëerbiedigd. De
nmr
kondigde voorts aan
dat spoedig een burgerraad zou worden gepresenteerd, die belast zou worden met de bestuurlijke aangelegenheden van het land.13 In het televisiejournaal van 26 februari - het leven had grotendeels zijn normale gang hernomen - las de gearresteerde Olton van Genderen de volgende verklaring voor: ‘Ter bevestiging van de volledige overname
377
van het militair en burgerlijk machts- en bestuurlijk apparaat door de Nationale Militaire Raad, roepen ondergetekenden O.W. van Genderen, viceminister-president en drs. S. Badrising, minister van Justitie en Politie van de regering die tot 25 februari 1980 de militaire en burgerlijke leiding had van de republiek Suriname namens de regering het gehele Surinaamse volk op zich volledig te onderwerpen aan het nieuwe gezag, opdat de zo noodzakelijke rust, orde en veiligheid gehandhaafd en ge¬ waarborgd blijven in de republiek Suriname.’14 Het eenregelige commu¬ niqué, afgedwongen door de militairen en zonder overleg met Arron en Ferrier tot stand gekomen, markeerde de overdracht van de regeermacht. In aansluiting op de verklaring van Van Genderen15 liet NMR-ondervoorzitter Neede weten dat de advocaten Bruma en Leeflang voorbereidingen troffen voor de instelling van de aangekondigde burgerraad. Soerdj Badrising: ‘Nadat Arron was weggereden bij het hoofdbureau van politie, maakten ook Kruisland, Elstak en De Miranda aanstalten om te vertrekken. Op hun uitnodiging stapte ik bij hen in de wagen. We reden naar het huis van Kruisland. Daar vervolgden we onze analyse van de situatie. Tegen één uur ’s middags wilden we nog even naar het radiojour¬ naal luisteren. Dat werd ons fataal. Voor we er erg in hadden was het huis omsingeld door militairen. Ze hadden Walker meegenomen. Die riep ons op om rustig naar buiten te komen en geen verkeerde beweging te maken. Ze hadden het op Kruisland, Elstak en mij gemunt. Wij werden naar het kampement gereden en samen met Walker in één ruimte ondergebracht. Praten was verboden. Onder protest heb ik in de kazerne de machtsover¬ dracht getekend. De militairen dreigden mij te molesteren als ik niet meewerkte. Ik heb hun uitgelegd dat een capitulatie buiten medeweten van de president en de minister-president geen enkele rechtsgeldigheid bezat, maar zij negeerden die opmerking. Achteraf denk ik dat de proce¬ dure deels een idee van Van Genderen was. “Als Badrising tekent, dan wil ik ook wel tekenen.” Dat was zijn wijze van opereren in de ministerraad. Ik heb Van Genderen die dag niet gezien. Hij heeft buiten mijn aanwezig¬ heid die verklaring voorgelezen.’16 Twee dagen later meldde Arron zich aan in de Memre Boekoekazerne. Bisschop Zichem had van de coupplegers de garantie gekregen dat hem niets zou worden aangedaan. Zichem: ‘Netty Arron had zich bij mij ver¬ voegd. Zij wilde dat haar man op een respectvolle manier door de militai¬ ren zou worden behandeld als hij zich zou aangeven. Op haar verzoek heb ik de
nmr
laten weten dat Arron onder behandeling stond van een inter¬
nist en heb ik de leiding verzocht daar bij zijn overgave rekening mee te houden. Bovendien heb ik beklemtoond dat Arron geen spelletjes met hen
378
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
zou spelen. De militairen lieten zich hierdoor overtuigen. Zij beloofden menswaardig met hem te zullen omgaan.’17 Netty Arron. Op ons onderduikadres zagen we op televisie de militai¬ ren. Henck reageerde gelaten en een beetje verbaasd. Als ze dat willen... Geleidelijk aan werd duidelijker waar zij mee bezig waren. Toen legde Van Genderen zijn verklaring af. Henck reageerde emotioneel: “Daar moet ik bij zijn. Ik kan hen niet laten vallen. Ik ben verantwoordelijk.” Toen ben ik als eerste tevoorschijn gekomen en heb ik contact gezocht met bisschop Zichem. Een schat van een man, een puur mens, die heel welwillend reageerde. Maar ook een tamelijk onnozele man zonder enig raffinement. Hij gaf de jongens het voordeel van de twijfel en merkte op dat ze het niet slecht bedoelden. Straks zou het volgens hem weer beter gaan met Suriname. Ik vond dit een naïeve gedachte en liet hem dit weten ook. Ik voelde dat de staatsgreep het begin zou zijn van veel meer ellende. Geweld roept nu eenmaal altijd geweld op. Het is een klassiek scenario. Maar eerlijk is eerlijk: Zichem bereidde de overgave van Henck goed voor. Hij praatte met de militairen en wist zich van hun medewerking te verze¬ keren. Dokter Tewarie en Atta Mungra hebben Henck toen naar het kam¬ pement gereden. Het was waardiger zo en het had Hencks instemming. Aan dokter Tewarie heb ik ook daarna veel gehad. Vooral toen mensen niet met mij mee durfden om Henck in de gevangenis te bezoeken, stond zij mij bij.’18 Cies Tewarie-Mungra: ‘Omdat Henck vóór de coup vaak bij ons op vi¬ site kwam, zijn de militairen ook bij ons naar hem op zoek gegaan. Ze hebben ons huis omsingeld, de schuifdeur kapotgetrapt en eenmaal bin¬ nen alles overhoop gehaald om hem te vinden. Ik wist niet waar Henck zich schuilhield. Maar op de derde dag van zijn onderduik besloot Netty tijdelijk bij ons te blijven. Henck had kenbaar gemaakt dat hij zich wilde aangeven en de militairen verleenden hem toestemming om dit vanuit onze woning voor te bereiden. Hij begaf zich naar ons huis en de volgen¬ de dag reed ik samen met hem en mijn broer Atta naar het kampement waar volgens afspraak de aanmelding plaatsvond. Henck was nerveus, maar probeerde zoveel mogelijk zichzelf te zijn. Later, toen hij gevangen zat, heb ik hem meermalen opgezocht. Ik zorgde er altijd voor om spul¬ len bij mij te hebben waarmee ik zijn bloed kon prikken. Dan kon ik vast¬ stellen welke dosis bloedverdunner hij nodig had.’19 Arron: Bisschop Zichem heeft bij mijn aanmelding een zeer belangrijke rol gespeeld. Hij heeft van de militairen de toezegging gekregen dat ze geen rare dingen met mij zouden uithalen. Weer bij andere kennissen thuis ben ik toen uit mijn schuilplaats tevoorschijn gekomen. Ik heb de militaire leiding laten weten
379
dat ik mij zou aanmelden. Daarnaast heb ik contact opgenomen met mijn collega-ministers en hun uitgelegd dat ik van hen hetzelfde verwachtte. Zij ver¬ klaarden zich daarmee akkoord. Nadat Van Genderen onder dwang zijn ver¬ klaring had afgelegd en wij onze regeermacht de facto hadden teruggegeven, konden we nu eenmaal niet anders. In het kielzog van Arron zouden de mi¬ nisters die nog niet waren gearresteerd zich bij de militairen aangeven.20 Volgens Wijntuin waren de aanstichters van de staatsgreep links ge¬ oriënteerde Surinamers uit de hoek van de stoting van de
pnr
uit de
npk
pnr.
Zij zouden Arron de uit¬
nooit hebben vergeven.21 Was Bruma’s ver¬
dediging van de Bomika-bestuursleden en zijn betrokkenheid bij de politiek-bestuurlijke ontwikkelingen na 25 februari een wraakoefening voor wat hem door de
nps
was aangedaan?22 Arron: Het is niet uitgesloten,
maar eerlijk gezegd weet ik te weinig van zijn motieven om hier een gefundeerd oordeel over te kunnen vellen. Ik ben Bruma pas weer in de jaren negentig te¬ gengekomen toen hij in opdracht van de regering-Wijdenbosch een evaluatie moest maken van de verhouding tussen Suriname en Nederland. Op verzoek van Bruma heb ik toen documentatie aan die commissie ter beschikking ge¬ steld. Dan gaat het nationaal belang bij mij voor. Die documentatie heb ik ove¬ rigens nooit teruggekregen (lacht). Daarna heb ik geen contact meer met Bruma gehad. Niet lang erna overleed de gewezen PNR-leider. Arron zou de begrafenis van Bruma niet bij wonen.23 Op de Nederlandse ambassade werd vastgesteld dat de staatsgreep militair en politiek goed was voorbereid. De oorzaak van de coup zochten de diplomaten in de onwil van de regering om de klachten van de onder¬ officieren serieus te nemen. Het uitblijven van constructief overleg en oplossingsgerichte voorstellen weten zij voornamelijk aan de besluite¬ loosheid van Arron.24 In gesprek met de Nederlandse ambassadeur ont¬ hulde Lachmon wat hij als de directe aanleiding tot de staatsgreep zag: het voornemen van Arron om op 26 februari, direct na het vonnis van de krijgsraad, alle muitende onderofficieren te ontslaan en eventuele pro¬ testen gewapenderhand te onderdrukken. De coup was volgens Lach¬ mon bedoeld om dit plan te verijdelen. De VHP-leider liet weten dat zijn achterban verheugd was over het ingrijpen van de militairen, aangezien Arron hierdoor van het politieke toneel was verdwenen. Er was rekening mee gehouden dat deze er alles aan zou hebben gedaan om de macht niet uit handen te hoeven geven. Lachmon gaf te kennen voorstander te zijn van een normalisering van de verhoudingen, mits zo veel mogelijk aan¬ sluiting zou worden gezocht bij grondwettelijke procedures en een terug¬ keer naar de democratie het hoofddoel zou zijn.25 Ook president Ferrier zat op deze lijn.
380
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
Een gesprek tussen een delegatie van de resulteerde in de afspraak dat de
nmr
nmr
en Ferrier op 3 maart
zoveel mogelijk binnen de grond¬
wet zou opereren en zich zou richten op het behartigen van de belangen van het volk. Er zou op korte termijn een regering worden geformeerd, maar de voor 27 maart uitgeschreven verkiezingen zouden worden uitge¬ steld. Dat er geen burgerraad maar een burgerregering zou aantreden, werd uitgelegd als een overwinning voor de president. Immers, de
nmr
had nadrukkelijk gemikt op een burgerraad zonder regeringsbevoegdheden. Daar stond tegenover dat de militairen het aanblijven van Ferrier vooral opvatten als een legitimering van hun coup.26 Op 5 maart stelden Arron en zijn collega-ministers in de Memre Boekoekazerne hun portefeuilles ter beschikking van president Ferrier. Daarmee erkenden zij dat de macht niet langer bij het kabinet-Arron, maar bij de
nmr
berustte. Het overheersende gevoel bij de bewindslie¬
den was dat het geen zin had om tegen de militairen in verzet te komen. Enkele ministers waren bereid om zich strijdbaar op te stellen, maar zij kregen hiervoor geen bijval van hun collega’s. Volgens Arron en Van Gen¬ deren was het onder de gegeven omstandigheden dwaas om de held te willen uithangen. Volgend op de officiële machtsoverdracht werden alle ministers door de
nmr
uit ‘in zekere bewaarstelling’ ontslagen en onder
huisarrest geplaatst.27 Op 15 maart vond op het presidentieel paleis de beëdiging plaats van een kabinet onder leiding van minister-president Henk Chin A Sen. Nadat de ministers de eed hadden afgelegd in handen van Ferrier benadrukte de laatste in een montere toespraak dat hiermee de weg was vrijgemaakt voor een regering van nationale verzoening, nationale eenheid en natio¬ nale opbouw. Hoewel de gebeurtenissen van 25 februari diep waren inge¬ slagen in de samenleving meende Ferrier dat de bevolking het optreden van de onderofficieren intussen had verwerkt en aanvaard. Er bestond naar zijn zeggen een bereidheid om ‘deze jonge mensen weer volledig te accepteren’, reden waarom bij de regering het voornemen bestond om een amnestiewet aan het parlement voor te leggen. Chin A Sen - die tot dat moment vooral als internist en minder als PNR-politicus aan de weg had getimmerd - liet weten dat er op 25 februari een nieuwe fase in de geschiedenis van de republiek Suriname was ingeluid. Volgens hem dien¬ den ‘de bestaansvoorwaarden voor iedere landgenoot een reële grondslag’ te krijgen en werd van Surinamers verwacht dat zij zich meer dan ooit committeerden aan de ontwikkeling van hun land en de schepping van een nieuw Suriname.28 Voor de samenleving bleek de multi-etnisch samengestelde en natio-
381
nalistisch georiënteerde regering een aanvaardbaar alternatief. Er was de verwachting dat deze deels uit technocraten samengestelde ministers¬ ploeg beter dan het laatste kabinet-Arron orde op zaken kon stellen en burgers een menswaardig bestaan kon bieden. Inhoudelijk hadden de doelstellingen van het kabinet-Chin A Sen veel gemeen met de ambities van de eerste NPK-regering, toen de
pnr
eveneens een belangrijk aandeel
had gehad in het formuleren van het regeringsbeleid. Het grote verschil was dat dit beleid nu losgezongen was van de twee grootste politieke par¬ tijen van Suriname en niet langer onderdeel was van het spanningsveld tussen coalitie en oppositie. Hoewel het verdwijnen van de NPK-regering onder de bevolking welbeschouwd meer enthousiasme had losgemaakt dan het aantreden van de militairen, kreeg de nieuwe regering het voor¬ deel van de twijfel. Gehoopt werd op een voorspoedige doorstart van de republiek. Vooral het aanblijven van president Ferrier stelde veel burgers gerust. Als symbool van het wettig gezag en hoeder van de democratische rechtsstaat leek in zijn persoon de terugkeer naar democratische verhou¬ dingen gewaarborgd.29 Dat de
nmr
andere opvattingen over de invulling van het staatsbestel
huldigde, bleek uit de beperkte ruimte die de militairen het parlement nog wensten toe te staan.30 Het is tekenend dat de volksvertegenwoordiging na 25 februari nog maar enkele keren in vergadering bijeen zou komen. Op 2 april aanvaardde het parlement met grote meerderheid van stem¬ men31 de door Ferrier bepleite amnestiewet. De wet hief de strafrechtelij¬ ke gevolgen op ten behoeve van personen die zich in de periode van 25 fe¬ bruari tot en met 31 maart 1980 in verband met de militaire ingreep hadden schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Ferrier hoopte dat de wet zou bijdragen aan een normalisering van de verstoorde binnenlandse verhoudingen en aan een spoedige terugkeer van de parlementaire de¬ mocratie. Dat verdedigers van de rechtsstaat door de amnestiewet aan te nemen flagrante schenders van diezelfde rechtsstaat pardonneerden, was een observatie waar veel politici zich ongemakkelijk bij voelden, maar waar zij niet lang bij stil wensten te staan. In navolging van de
nmr
spraken ook parlementsleden niet langer over een staatsgreep of een coup, maar over een ingreep. Zij benadrukten dat de grondwet niet bui¬ ten werking was gesteld, dat de president een burgerregering had geïn¬ stalleerd en dat het parlement niet was ontbonden.32 De behandeling van het wetsvoorstel, in een vergaderzaal waar militairen met uzi’s de wacht hielden, nam weinig tijd in beslag. Het ontwerp werd aangenomen na een korte toelichting door premier Chin A Sen en summiere aanbevelingen door fractievoorzitters Nooitmeer en Fachmon. Voor de vragenronde wa-
382
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
ren aanvragen ingediend door de leden Bottse, Bean en Rodgers. Alle drie waren de dag ervoor in de vroege ochtend van hun bed gelicht, meegeno¬ men naar Fort Zeelandia en ondergebracht in Devil, de strafbarak van de militaire politie. In het Fort werden zij ondervraagd door Marcel Zeeuw, hoofd van de militaire politie en lid van de groep van zestien, en gecon¬ fronteerd met een groepje mannen op wier aanwijzing de parlementa¬ riërs waren opgepakt op verdenking van het beramen van een tegencoup. Deze mannen waren ernstig mishandeld. Na enkele uren, toen bleek dat de tegen hen ingebrachte beschuldigingen ongegrond waren, werden Bottse, Bean en Rodgers weer vrijgelaten. Als mondige debaters en ver¬ klaarde tegenstanders van de coup werd van hen de meeste tegenwerking verwacht bij de behandeling van de amnestiewet. Bean en Rodgers be¬ sloten, mede op aandrang van president Ferrier, zich tijdens het debat te¬ rughoudend op te stellen, maar Bottse weigerde zich de mond te laten snoeren. Doelend op de intimidatie waarvan de parlementariërs slacht¬ offer waren geweest, begon hij zijn betoog met de mededeling dat hij van de verzoening die het nieuwe bewind zei na te streven, niets had gemerkt. Veel effect sorteerden zijn woorden niet. Chin A Sen liet weten dat hij wegens dringende werkzaamheden elders de zitting moest verlaten. Ffierna verwijderde hij zich uit de vergaderzaal. Zijn voorbeeld volgend stapten hierna ook de andere aanwezigen op.33 Op 13 mei aanvaardde het parlement met 25 stemmen voor en 4 ont¬ houdingen (door de leden van de Pendawa Lima, die volgens partijleider Somohardjo hun achterban niet hadden kunnen raadplegen) de zoge¬ naamde Machtigingswet. Deze wet verleende de regering in verband met de sinds 25 februari bestaande ‘buitengewone omstandigheden’ bijzon¬ dere wetgevende bevoegdheden, ‘teneinde haar in staat te stellen bij de uitvoering van haar programma een doeltreffend en slagvaardig beleid te voeren’. De regering was volgens de Machtigingswet bevoegd bij staatsbesluit ‘algemeen bindende regelen uit te vaardigen met straf of politiedwang’. De bepalingen in hoofdstuk 1 van de grondwet en in de wet hou¬ dende algemene bepalingen van wetgeving konden echter geen onderwerp van dergelijke regelen zijn. Tevens beschikte de regering over de moge¬ lijkheid bij staatsbesluit gedeelten van bestaande wetten tijdelijk buiten werking te stellen, te wijzigen of daarvan afwijkende regelen te geven. Deze laatste besluiten konden bepalingen betreffen uit onder meer de personeelswet, de deviezenwet, de agrarische wet, de domeinwet, de investeringswet en de arbeiderswet. Staatsbesluiten zouden vóór hun afkon¬ diging door de regering aan het parlement worden toegezonden. Volgens de Machtigingswet eindigden de bijzondere wetgevende bevoegdheden
383
van de regering op de dag dat de zittingsduur van het nieuw gekozen par¬ lement zou aanvangen.34 Bij de behandeling van de wet benadrukte het parlementslid Adhin dat de bedoelde machtiging alleen werd verleend aan de zittende rege¬ ring en dat de wet de grondwet intact liet, de fundamentele rechten en vrijheden eerbiedigde en gekoppeld was aan het houden van verkiezin¬ gen aan het einde van de regeerperiode-Chin A Sen. De leden Hindori, Zeefuik, Lachmon en Somohardjo verklaarden het standpunt van hun collega te delen. Hindori verduidelijkte dat maar een deel van de parle¬ mentaire bevoegdheden aan de zittende regering werd overgedragen en riep op tot een spoedig herstel van de rechtsstaat en een constructief sa¬ menspel tussen regering en parlement, volgens hem ‘de hoeksteen van de democratie’. Lachmon pleitte ervoor de Machtigingswet zorgvuldig en slechts in uitzonderingsgevallen te gebruiken.35 In zijn slotrede stond Chin A Sen uitgebreid stil bij het niet-functioneren van het ‘oude parle¬ ment’, maar beëindigde hij zijn toespraak op een verzoenende toon.36 Regering en militairen waren meer nog dan bij de voorbereiding van de amnestiewet weloverwogen te werk gegaan om zich van de medewer¬ king van het parlement te verzekeren. Op 1 mei had Chin A Sen, behalve premier ook initiatiefnemer van de wet, overleg gevoerd met de
npk-
fractie, op 2 mei hadden militairen de NPK-vertegenwoordigers Nooitmeer, Rodgers, Bottse, Bean, Wijntuin, Brahim en Amat gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de poging tot tegencoup van Fred Ormskerk (zie verderop) en had Chin A Sen gesproken met de VDP-fractie, en op 3 mei hadden militairen Lachmon gearresteerd vanwege diens pogingen een minder vergaande machtigingswet in te dienen, maar hem diezelfde dag weer vrijgelaten. Chin A Sen had beide partijcombinaties op het hart gedrukt dat als de Machtigingswet er niet zou komen, de zaken er veel zorgelijker uit zouden zien. In dat geval was het niet uitgesloten dat de noodtoestand of de staat van beleg zou worden afgekondigd en de regering-Chin A Sen zou worden vervangen door een regering van
nmr-
leden en hun links-radicale adviseurs.37 Dat de militairen het toepassen van bruut geweld niet uit de weg gin¬ gen, was eind april gebleken bij het verijdelen van de couppoging van Fred Ormskerk. Deze voormalige adjudant uit het Surinaamse leger - die zich na een lange carrière bij de tris en de
skm
in 1979 als gepensioneerd
militair in Nederland had gevestigd - laakte de koers van de nieuwe machthebbers en had zijn zinnen gezet op een herstel van de democrati¬ sche rechtsorde in zijn land. Kort nadat hij naar Suriname was terugge¬ keerd en voordat hij daadwerkelijk in actie had kunnen komen, werd hij
384
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
gearresteerd. Ormskerk werd in de Memre Boekoekazerne door militai¬ ren meedogenloos verhoord, zodanig dat hij in de nacht van 1 op 2 mei aan zijn verwondingen bezweek. Het feit dat Ormskerk bij zijn arrestatie in het bezit bleek van een lijst met namen van burgerpolitici die in meer¬ derheid niet van zijn plannen op de hoogte waren, bracht een aantal van hen in grote problemen. Ormskerk had bovendien verschillende parle¬ mentariërs persoonlijk benaderd om hen tot deelname aan zijn initiatief over te halen, terwijl hij voor anderen brieven had achtergelaten. Op grond van deze documentatie arresteerden militairen in opdracht van de nmr
de parlementsleden Nooitmeer, Rodgers, Bottse, Bean, Wijntuin,
Brahim en Amat. Nooitmeer en Rodgers werden in opdracht van Horb ernstig mishandeld en ieder tot gevangenisstraf veroordeeld. Ook de meeste anderen verdwenen voor kortere of langere tijd achter slot en grendel.38 Voor de rechter stond vast dat de gevluchte oud-minister Kasantaroeno was opgetreden als voornaamste financier en organisator en de gevluchte officier Roy Bottse als het militaire brein achter de coup.39 Doordat Ormskerk vroegtijdig werd opgepakt, vond op 15 mei niet de ge¬ plande inval van een huurlingenleger plaats vanuit Frans-Guyana. Ook de door Ormskerk beoogde vorming van een (vrijwel met
npk ii
samen¬
vallende) regering onder leiding van Arron vond geen doorgang. De
nmr
greep de verijdelde tegencoup aan om de revolutionaire gelederen te slui¬ ten, het leger in een verhoogde staat van paraatheid te brengen en antiNederlandse propaganda te voeren.40 Op 1 mei sprak minister-president Chin A Sen op het Onafhankelijk¬ heidsplein zijn regeringsverklaring uit. Hierin kondigde hij aan dat er ‘omstreeks oktober 1982’ nieuwe verkiezingen te verwachten waren, ten¬ zij zich ‘gewichtige omstandigheden’ zouden voordoen. Voorts stelde de minister-president vernieuwingen in het vooruitzicht van de politiek-bestuurlijke, de sociaal-maatschappelijke, de sociaal-economische en de educatieve orde. Hierbinnen zou de aandacht van de regering zich rich¬ ten op het realiseren van sociale rechtvaardigheid, economische weer¬ baarheid, self-reliance, diversificatie van de productie, de creatie van ‘een nieuwe Surinaamse mens’ en een actief remigratiebeleid.41 Ten slot¬ te zette Chin A Sen de hoofdlijnen van een urgentieprogramma uiteen. Dit bestond uit twintig projecten die de regering binnen twee jaar wenste te voltooien.42 Hoewel uit de verklaring van de minister-president een gematigd progressieve visie en een onmiskenbare ambitie sprak, was te¬ gelijk duidelijk dat de burgerregering bestond bij de gratie van de
nmr.
De ministers ontleenden hun macht en gezag aan de ruimte die de mili¬ tairen hun toestonden. Naast de spanningen die er bestonden tussen de
385
nmr
en de burgerregering verschilden de gematigde en de radicale fac¬
ties binnen de
nmr
van inzicht over de koers die gevolgd zou moeten
worden.43 In juli stapten Bouterse en Horb - bevelhebber en garnizoens¬ commandant van het Nationaal Leger44 - uit de
nmr
en formeerden het
Militair Gezag. Het zou het Militair Gezag zijn dat als machtscentrum zou gaan fungeren. DE ADMINISTRATIEVE COUP
Begin augustus brak er een conflict uit tussen minister-president Chin A Sen en president Ferrier. Chin A Sen, gesteund door de
nmr,
weigerde
Ferrier te volgen in zijn opvatting dat de regering de verplichting had op i september haar begroting aan te bieden aan het parlement. Hoewel dit grondwettelijk correct was, stelde Chin A Sen hiertegenover dat het par¬ lement de oude orde representeerde en zoveel mogelijk buiten het door de regering ingezette vernieuwingsproces diende te worden gehouden. Geconfronteerd met deze oppositie trad Ferrier af als president.45 Hier¬ mee verdween een belangrijk pleitbezorger van het herstel van de demo¬ cratie en de rechtsstaat van het toneel. Voor Nederland, de vs en Venezue¬ la, die de ontwikkelingen in Suriname sinds de staatsgreep nauwlettend volgden, betekende het aftreden van Ferrier het verlies van een bondge¬ noot. Het vertrek van Ferrier naar Nederland betekende voor Bouterse en Horb een versterking van hun positie. Hun speelruimte werd verder ver¬ groot nadat het tweetal op 13 augustus had afgerekend met de radicale factie binnen de
nmr.
In opdracht van het Militair Gezag werden de le¬
den Sital, Mijnals en Joeman samen met een viertal bevriende aanhan¬ gers van de Revolutionaire Volkspartij
(rvp,
een afsplitsing van de Volks¬
partij)46 gearresteerd op beschuldiging van het beramen van een linkse tegencoup. Eerder die maand zouden de verdachten in hotel River Club in Leonsberg daarvoor de laatste voorbereidingen hebben getroffen.47 Het Militair Gezag nam de kwestie hoog op. Los van de arrestatie van boven¬ genoemde militairen schorste het de grondwet in haar werking, kondig¬ de het de noodtoestand af, stelde het de raad van advies en het parlement buiten werking en verklaarde het de regering demissionair. De admini¬ stratieve coup, zoals de ingreep al snel zou gaan heten, was het pendant van de eerder gepleegde militaire coup en legde de macht volledig bij het Militair Gezag. Kort hierna werd Chin A Sen tot president benoemd. Hij zou dit ambt met de functie van minister-president combineren. In het nieuwe kabinet nam André Haakmat - sinds 15 maart persoonlijk advi¬ seur van Chin A Sen - een vooraanstaande positie in als viceminister-
386
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
president en minister van Buitenlandse Zaken, Justitie, Politie en Defen¬ sie.48 Op 5 maart 1981 namen de gebeurtenissen een onverwachte wending. Sital, Mijnals, Joeman en hun getrouwen werden vrijgelaten en weer in genade door Bouterse aangenomen. De bevelhebber — die zich in januari van de even scherpzinnige als veeleisende Haakmat had ontdaan - kwam daarmee tegemoet aan maatschappelijke protesten tegen de veroorde¬ ling van het zevental door de krijgsraad. Alle verdachten hadden gevan¬ genisstraf opgelegd gekregen, terwijl volgens velen niet bewezen was dat zij zich aan strafbare feiten schuldig hadden gemaakt.49 De rehabilitatie van Sital, Mijnals en Joeman, die naar hogere rangen werden bevorderd en specifieke taken in het ‘revolutionair proces’ kregen toebedeeld, bracht een ingrijpende koerswijziging met zich mee. Vanaf dat moment bewandelden militairen en met hen samenwerkende burgers, geïnspi¬ reerd door ontwikkelingen in Cuba, Nicaragua en Grenada, een socialis¬ tische weg. Hoewel hij persoonlijk gematigder ideologische opvattingen was toegedaan, legde Chin A Sen zich bij het nieuwe beleid neer. Het Manifest van de Revolutie, dat op 1 mei 1981 werd afgekondigd, overschreef de regeringsverklaring die het jaar ervoor was gepresenteerd. In het Manifest werden de militairen in de traditie geplaatst van ‘onze heldhaftige voorouders’ die in de koloniale tijd strijd hadden geleverd te¬ gen de Nederlandse onderdrukkers. In hun geest zouden volgens het Ma¬ nifest de militairen bevrijding en lotsverbetering voor de massa brengen, afrekenen met ‘de onwaarachtige parlementaire democratie van het neo¬ kolonialisme’ en hiervoor in de plaats ‘een waarachtige democratie’ vesti¬ gen die haar wortels zou hebben in ‘gespecialiseerde massaorganisaties’ van het volk. De bevolking werd opgeroepen zich teweer te stellen tegen vertegenwoordigers van de compradorebourgeoisie, die hun overheersings- en uitbuitingspraktijken zouden willen voortzetten door ogen¬ schijnlijk met de nieuwe machthebbers samen te werken. Het was vol¬ gens het Manifest van belang deze quasirevolutionairen te ontmaskeren en hun bedrieglijke handel en wandel een halt toe te roepen.50 De weg die de militairen waren ingeslagen, bracht een nadere oriën¬ tatie op het Cubaanse bestuursmodel met zich mee. Dit model ging uit van het concept van de volksdemocratie. Daarin hadden, onder revolutio¬ naire leiding, maatschappelijke groepen het voor het zeggen. Aangemoedigd door in Suriname gestationeerde Cubaanse diplomaten, die op¬ traden als klankbord en adviseur van Rvp-prominenten,51 verzette Bouterse zich tegen een terugkeer van de militairen naar de kazerne. Er kon naar zijn mening geen twijfel over bestaan dat er voor het Nationaal Leger een
387
historische taak was weggelegd als wegbereider en voorhoede van de re¬ volutie. Daarnaast pleitte Bouterse voor een uitbreiding en versterking van de volkscomités, die het jaar ervoor door de
nmr
waren geïnstalleerd
en die ressorteerden onder het bureau volksmobilisatie. Deze ‘zelforga¬ nisaties’ hadden tot doel het volk te laten participeren in het revolutio¬ nair proces. In de tweede helft van 1982 zouden de volkscomités worden aangevuld met volksmilities, door militairen bewapende en getrainde eenheden van burgers ter verdediging van de revolutie. Met zijn ideologisch kompas gericht op Cuba keerde Bouterse zich tegen een onder auspiciën van Chin A Sen vervaardigd voorstel voor een nieuwe grondwet. Het voorstel van een commissie onder leiding van Hans Lim A Po dat in juni 1981 openbaar werd, voorzag in een revolutio¬ naire raad waarin militairen samen met de president zitting hadden. De raad bezat een aantal vergaande bevoegdheden, zoals het waarborgen van het behoorlijk functioneren van de president, de raad van ministers en het parlement, en het houden van toezicht op de verwezenlijking van de bepalingen van de grondwet en de idealen van de revolutie.S2 Andere constitutionele organen die werden voorgesteld, waren een executieve president, die via directe verkiezingen werd gekozen, en een tweekamerparlement, bestaande uit een direct gekozen Politieke Kamer en een Maatschappelijke Kamer waarvan de leden door de president werden be¬ noemd op voordracht van bij wet aangewezen functionele en regionale belangenorganisaties.53 In plaats van zijn goedkeuring te hechten aan dit concept procla¬ meerde Bouterse op 18 december 1981 op het Onafhankelijkheidsplein het Revolutionair Front. Binnen het Front verbonden radicale politieke partijen, vakbonden en organisaties van militairen en jongeren zich om de revolutie gestalte te geven aan de hand van een ‘anti-imperialistisch programma’. Doel was het vestigen van een samenleving vrij van uitbui¬ ting van de ene mens door de andere en met productiemiddelen in het collectieve bezit van de natie. De leiding van het Revolutionair Front was in handen van Bouterse, Horb en Mijnals. Bij de plechtigheid, die door delegaties uit Cuba, Grenada, Guyana en Nicaragua werd bijgewoond, schitterde Chin A Sen door afwezigheid. Tijdens een van zijn ‘meet the people’-campagnes in Coronie betreurde hij het uitblijven van stappen in de richting van een herstel van de parlementaire democratie.54 Aangezien hij een zekere populariteit genoot volgde Bouterse het op¬ treden van Chin A Sen nauwlettend. Een president die zich publiekelijk afwendde van de revolutie en kennelijk een eigen machtsbasis wenste op te bouwen, handelde niet alleen in strijd met de doelstellingen van het
388
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
Revolutionair Front, maar dreigde ook een ongewenst tegenwicht te vor¬ men voor het Militair Gezag. Een dergelijke ontwikkeling kon alleen ef¬ fectief worden gestuit door de president zijn portefeuille te ontnemen. Op 4 februari 1982 kwam Chin A Sen in aanvaring met twee PALU-ministers in zijn regering. Bouterse greep zijn kans en drong aan op het aftreden van zijn tegenspeler. Die kon niet anders dan zijn ontslag aanbieden.55 Het vertrek van Chin A Sen bevestigde de positie van Bouterse als sterke man. Hoewel plooibaarder dan Ferrier in zijn omgang met de mili¬ tairen en met meer begrip voor de noodzaak grondwettelijke hervormin¬ gen door te voeren, moest ook Chin A Sen erkennen dat hij zijn tanden had stukgebeten op het verwezenlijken van een hoofdbestanddeel van zijn regeringsverklaring: het organiseren van verkiezingen omstreeks oktober 1982. De afwijzing van het grondwetsvoorstel van de commissieLim A Po had duidelijk gemaakt dat hij hiervoor niet op de steun van Bouterse hoefde te rekenen. Voor Nederland betekende het aftreden van Chin A Sen andermaal het wegvallen van een vertrouwensfiguur. Om een signaal van bezorgdheid af te geven, deelde Den Haag de Surinaamse regering mee dat Nederland vooralsnog geen nieuwe verplichtingen op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking zou aangaan. Voor Arron was de opeenvolging van gebeurtenissen een pijnlijke ge¬ waarwording. Vanaf de zijlijn - in het eerste jaar na de staatsgreep boven¬ dien in gevangenschap - had hij moeten toezien dat Suriname was veran¬ derd in een autoritaire, door militairen bestuurde staat. De onwettige machtsovername was in de beleving van Arron het gevolg van gekwetste trots en gebrek aan zelfbeheersing bij de onderofficieren. Gevoelens van onvrede en wrok hadden hen ertoe gebracht de democratie en de rechts¬ staat op te blazen en de bijbehorende instituties te ontmantelen. Het par¬ lement was buiten werking gesteld en oefende geen controle meer uit op het regeringsbeleid. Ministers dienden zich te bewegen binnen de be¬ perkte ruimte die het Militair Gezag hun toestond. Vooral de weg die Bouterse sinds augustus 1980 was ingeslagen en zijn omarming van het Cubaanse model van democratie beschouwde Arron als wezensvreemd aan de opvattingen en gevoelens van de Surinaamse bevolking. Ronduit teleurgesteld was Arron in de houding van Nederland. Dat begon al kort na de machtsovername, toen er verhalen in omloop kwamen dat de zestien onderofficieren bij het plegen van hun coup assistentie zouden hebben gekregen van het hoofd van de Nederlandse militaire mis¬ sie in Suriname, Hans Valk. De sympathie die Valk voelde voor de strijd van de onderofficieren voor een eigen vakbond en in ruimere zin voor het wegnemen van misstanden in het leger en in de samenleving zou zich
389
hebben vertaald in morele steun voor een militaire machtsovername. Al dan niet bedekte aanmoedigingen ten gunste van een regimewisseling zouden de onderofficieren hebben opgevat als een aansporing om het heft in eigen hand te nemen. De gedachte dat Nederland met Valk in een vooruitgeschoven positie weloverwogen een einde had gemaakt aan de democratisch gekozen NPK-regering zou Arron sindsdien niet meer los¬ laten. Tot op heden is niet komen vast te staan dat Valk in opdracht van de Nederlandse regering handelde of werd aangestuurd door de Nederland¬ se politiek. Het heeft er veel van weg dat Valk een vrije rol kon claimen doordat de Nederlandse departementen van Buitenlandse Zaken en De¬ fensie onvoldoende toezicht hielden op de activiteiten van de Militaire Missie. Arron vermoedde achter deze nalatigheid een Haags scenario en zag een bevestiging van zijn gelijk in het feit dat de Tweede Kamer het ge¬ dwongen einde van zijn regering nooit met zoveel woorden had betreurd. De Tweede Kamer had de coup afgekeurd en gepleit voor het herstel van de democratie en de rechtsstaat, maar nooit erkend dat hem en zijn collega-ministers groot onrecht was aangedaan. Hierbij voegde zich het feit dat de
nmr
twee maanden na de staatsgreep welkom was geheten op de
Nederlandse ambassade om Koninginnedag te vieren. Dit wekte de in¬ druk dat Den Haag zich wel heel gemakkelijk bij de nieuwe verhoudingen had neergelegd.56 Arron: De coup kwam voor mij als een regelrechte verrassing. Achteraf zeg ik: de legerleiding is onvoldoende alert geweest, maar ook de militaire in¬ lichtingendienst en de centrale inlichtingendienst hebben het laten liggen. Maar dat is niet het hele verhaal. Er zijn aanwijzingen dat de Nederlandse Militaire Missie in Suriname op de een of andere wijze bij de coup betrokken was. Dit geldt in het bijzonder voor het hoofd van deze missie, kolonel Valk. Ik zeg het eerlijk: ik mocht deze man niet. Om te beginnen had dit te maken met de wijze waarop Valk ons in de maag is gesplitst. De afspraak die we met Nederland hadden gemaakt, was dat wij het hoofd van de Militaire Missie mochten voordragen. De Surinaamse regering heeft ook een kandidaat, een Nederlander, naar voren geschoven, maar Den Haag heeft onze voordracht genegeerd en Valk naar Suriname gestuurd. Hoost en ik vonden dat geen ma¬ nier van doen. Valk heeft dat geweten ook. Maar los hiervan moet ik zeggen dat we elkaar ook karakterologisch niet lagen.57 Dat Valk de kwade genius achter de staatsgreep was, is nooit bewezen. Maar ik kan met grote zekerheid stellen dat Valk in de weken na de coup een vaste gast was in de kazerne. Ik heb hem daar met eigen ogen naar binnen en naar buiten zien gaan toen ik er gedetineerd was. Wat had die man daar op
390
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
dat moment te zoeken? Dat Bouterse Valk bij zijn vertrek uit Suriname voor zijn aandeel in de coup heeft geprezen en dat de groep van zestien gebruik¬ maakte van een door de Nederlanders vervaardigd scenario doet natuurlijk het ergste vermoeden. De Tweede Kamer heeft de kwestie onderzocht, maar de resultaten van de commissie waren onbevredigend. Het onderzoeksrapport bevatte, zoals een Tweede Kamerlid het uitdrukte, veel woorden, maar weinig onthullingen. Valk heeft een berisping gehad en daar is het feitelijk bij ge¬ bleven.58 Voor mij is daarmee de kous niet af. Ik denk dat het zowel in het belang van Suriname als van Nederland is dat de kwestie-Valk tot de bodem wordt uitgezocht. Den Haag laadt nu de verdenking op zich dat het meegewerkt heeft aan het laten vallen van een democratisch gekozen regering. Mocht het waar zijn dat Nederland in ig8o af wilde van Arron, dan dient uitgezocht te worden hoe Den Haag heeft gehandeld. De conclusies zouden voor Nederland minder prettig kunnen uitpakken, maar dit mag op zichzelf geen reden zijn deze zaak op zijn beloop te laten. Daarvoor zijn de Surinaams-Nederlandse betrekkingen te belangrijk. Het zou ook indruisen tegen de beginselen van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en het Raamverdrag als Nederland de¬ ze hypotheek op de historisch gegroeide banden zou laten drukken. Daarom zeg ik: heropen het onderzoek en stel voor eens en voor altijd vast wat er in de voorfase van de coup en tijdens de coup zelf is gebeurd. Surinamers en Neder¬ landers hebben er recht op dit te weten.59 Verontwaardigd had Arron in september 1980 kennisgenomen van het besluit van de Nederlandse regering om het urgentieprogramma van de regering-Chin A Sen met een bedrag van 500 miljoen gulden uit de verdragsmiddelen te steunen. Vooral tegen de achtergrond van de admi¬ nistratieve coup die kort daarvoor was gepleegd, leidde deze toezegging bij de NPK-top tot verontwaardigde reacties. Wat was de ratio achter deze royale steun, nota bene aan machthebbers die democratische tradities met voeten traden en mensenrechten schonden? Waarom werd uitge¬ rekend op dat moment een dergelijk vorstelijk bedrag toegekend?60 De geste leek ook in tegenspraak met de opstelling, twee maanden daarvóór, van minister van Ontwikkelingssamenwerking De Koning. Deze had, zeer tegen de zin van zijn gastheren, geweigerd om de verdragsmiddelen als¬ nog waardevast te maken. Zelfs de grote demonstratie die het regime tijdens het bezoek van De Koning op het Onafhankelijkheidsplein had georganiseerd, had de laatste niet op andere gedachten kunnen brengen. Welk motief had De Koning om zijn aanvankelijke terughoudendheid jegens Suriname te laten varen?61 De reactie van Arron was begrijpelijk, zeker als de Nederlandse steun
391
aan de regering-Chin A Sen in het verlengde wordt gezien van de raadge¬ vingen van kolonel Valk aan de groep van zestien. Gecombineerd ver¬ sterkten deze initiatieven de suggestie van een vooropgezet plan om de npk
uit het machtscentrum te weren. De Nederlandse regering dacht
hier anders over. Den Haag verklaarde de bijdrage van 500 miljoen gul¬ den te beschouwen als een middel om de positie van Chin A Sen te ver¬ sterken in het belang van het herstel van de rechtsstaat en de democratie. Daar kwam bij dat het bedrag van 500 miljoen gulden volgens de Nederlandse regering geen nieuw geld betrof, maar een nieuwe toewij¬ zing inhield van al eerder toegekende maar nooit uitgegeven middelen. Ten slotte beoordeelde Den Haag het urgentieprogramma als een plan van kleine stappen zonder revolutionaire oogmerken. Het beantwoordde aan de doelstellingen van het
mop.62
Hoewel deze argumenten op zich¬
zelf niet onredelijk klonken, lieten ze onverlet dat het Haagse besluit van weinig politiek inzicht getuigde. Technisch gesproken ging het mis¬ schien om een herallocatie van middelen, maar het signaal dat Den Haag afgaf was dat Nederland er geen moeite mee had om een onwettig regime te steunen. Bovendien onderschatte de regering de rol en positie van het Militair Gezag en overschatte zij de invloed van Chin A Sen, die een ei¬ gen koers probeerde te varen, maar kort werd gehouden door de legerlei¬ ding.63 Met het vertrek van Chin A Sen waren de politieke spanningen niet geweken. Op 11 en 12 maart 1982 ondernam luitenant Surendre Rambocus een poging tot staatsgreep. Hij kondigde aan de democratische rechts¬ staat te willen herstellen en binnen drie maanden verkiezingen te willen uitschrijven. Samen met Wilfred Hawker - een van de leden van de groep van zestien die Rambocus uit Santo Boma had bevrijd waar deze een ge¬ vangenisstraf van vier jaar uitzat wegens een eerdere couppoging tegen Bouterse64 - slaagde hij er met zijn medestanders in de Memre Boekoekazerne te veroveren.65 Door het overlopen van een militair uit het kamp van Rambocus lukte het Bouterse echter om vanuit Fort Zeelandia terug te slaan en de tegencoup te verijdelen. Hawker raakte bij de krijgshande¬ lingen zwaargewond. Hij werd door Bouterse-getrouwen weggevoerd uit het Academisch Ziekenhuis waar hij was opgenomen, gearresteerd en gedwongen om Rambocus op te roepen zich over te geven. Vervolgens werd hij liggend op een brancard door zijn voormalige kameraden stand¬ rechtelijk geëxecuteerd. Rambocus sloeg op de vlucht, maar werd niet lang hierna eveneens gearresteerd. Ook andere betrokkenen, onder wie de oud-parlementariërs Somohardjo en Rasam, werden op verdenking van medeplichtigheid in hechtenis genomen. Baal Oemrawsingh, naar verluidt
392
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
het brein achter de poging tot staatsgreep en eveneens een voormalig parlementslid, werd op 15 maart dood aangetroffen in Nickerie: vergif¬ tigd. Het nieuws over de executie van Hawker leidde tot een golf van af¬ grijzen en verontwaardiging, in Suriname en in Nederland.66 De poging tot staatsgreep van Rambocus, die de positie van het Mili¬ tair Gezag ernstig had bedreigd, noodzaakte Bouterse om passende maat¬ regelen te nemen. Sinds augustus 1980 lag de macht in handen van de raad van ministers en het Beleidscentrum, die gezamenlijk het land be¬ stuurden. Het Beleidscentrum, dat vooral een beleidsinitiërende taak had en bestond uit de minister-president, de viceminister-president, de voorzitter van de
nmr
en Bouterse, werd voorgezeten door de minister¬
president. Vanaf maart 1982 maakte het voltallige Militair Gezag deel uit van het Beleidscentrum, waarmee Bouterse zich van een meerderheid in dit bestuursorgaan verzekerde. Het Beleidscentrum werd bovendien niet langer voorgezeten door de minister-president, maar door Bouterse per¬ soonlijk, en gaf bij uitsluiting inhoud en richting aan het ‘revolutionair proces’. Ministers handelden vanaf dat moment op instructie van het Beleidscentrum. Aan president Fred Ramdat Misier, de opvolger van Chin A Sen en voordien vicepresident van het Hof van Justitie, werden uitslui¬ tend ceremoniële taken opgedragen. Om zich militair te versterken, richtte Bouterse een elitekorps op, genaamd de Echocompagnie. Binnen deze goed getrainde en zwaarbewapende legereenheid maakten vertrou¬ welingen uit de groep van zestien de dienst uit.67 In de maanden die volgden lieten critici van de regering hun stem steeds nadrukkelijker horen. Hun oppositie uitte zich in demonstraties en stakingen waarin loonsverhogingen en belastingverlagingen werden geëist. Na stakingen door achtereenvolgens havenarbeiders, leerkrachten, douaniers, postbeambten en industriearbeiders protesteerden in augus¬ tus in Nickerie en Coronie landbouwers tegen de lage padieprijzen die de regering had vastgesteld. Onder leiding van de Federatie van Agrariërs en Landarbeiders
(fal)
blokkeerden rijstboeren het vliegveld Nieuw Nicke¬
rie en sloten zij de weg te Henarpolder en een deel van de oost-westverbinding af. Militairen onder leiding van Horb beëindigden de protesten met harde hand. Personeel van het Academisch Ziekenhuis dat in septem¬ ber in staking ging, werd door het Militair Gezag gesommeerd het werk te hervatten. Een stakingskrant, die door c’47 was samengesteld, werd in beslag genomen.68 Het repressieve optreden van de militairen stuitte in de samenleving op veel weerstand. De Moederbond bereidde zich voor op het mobiliseren van de arbeidersmacht tegen de legerleiding. Een testcase voor de populariteit van beide partijen was het bezoek
393
dat Maurice Bishop van Grenada eind oktober op uitnodiging van Bouterse aan Suriname bracht. Als gevolg van door de Moederbond georgani¬ seerde stakingen van bankpersoneel, luchtverkeersleiders en arbeiders bij de Energiebedrijven Suriname
(ebs)
was Bishop op een onverlicht
Zanderij geland en werd hij over donkere wegen zonder toejuichingen van de bevolking naar Paramaribo gereden. De regering bood hem bij kaarslicht een receptie aan. In een toespraak tot de leden van het Beleids¬ centrum en de raad van ministers hield Bishop zijn in verlegenheid ge¬ brachte gastheer voor dat een revolutie alleen kon slagen als revolutio¬ nairen zonder pardon met hun tegenstanders afrekenden.69 Dat deze boodschap was overgekomen, bleek op 31 oktober tijdens een door Bouterse georganiseerde massameeting in het Bomika-gebouw. Nadat Bishop andermaal had verklaard dat een revolutie geen tea-party was, barstte Bouterse los in een tirade tegen de ‘vijanden van de revolutie’ die, naar hij verzekerde, stuk voor stuk verbrijzeld zouden worden. Hij haalde in het bijzonder uit naar Daal. De rekening die Daal hem had ge¬ presenteerd, beloofde hij contant te zullen voldoen. Het wisselgeld mocht hij houden. Daal was echter vastbesloten zijn macht te tonen. Waar Bouterse 1500 mensen wist te mobiliseren, slaagde Daal erin tien keer zoveel aanhangers naar het terrein van de Moederbond te dirigeren. De massa reageerde uitgelaten op zijn boodschap dat de militairen hun re¬ geermacht dienden terug te geven aan het volk. Het verschil in aanhang maakte Daal volgens waarnemers tot winnaar van de krachtmeting met Bouterse.70 Horb - voor wie de revolutie al langer een radicalisering doormaakte die hem niet zinde en die beducht was voor een escalatie van het conflict koos partij voor de Moederbond en oefende druk uit op Bouterse om met Daal tot overeenstemming te komen. Hoewel de legerleider geneigd leek in te stemmen met de introductie van ‘controleerbare democratische structuren’, een nieuwe grondwet en algemene verkiezingen, hield hij onder druk van zijn linkse adviseurs vast aan de ‘verworvenheden van de revolutie’. Deze opstelling leidde tot een verwijdering tussen Horb en Bouterse, die niet meer te repareren zou blijken. De opstelling van Daal kreeg intussen steeds meer bijval. In het spoor van de Moederbond schaarden uiteenlopende burgerorganisaties zich achter de roep om verkiezingen en de terugkeer van de militairen naar de kazerne. Organisaties van advocaten, medici, journalisten, vrouwen, on¬ dernemers, landbouwers en universitair personeel alsook de belangrijk¬ ste religieuze gemeenten (christelijk, hindoe en moslim) betuigden hun adhesie met de vreedzame oppositie van de op dat moment grootste vak-
394
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
centrale van Suriname. Onder leiding van de deken van de Orde van Advocaten, Kenneth Gonqalves, verenigden zij zich in de Associatie voor Democratie, die op 24 november in een nota en op 26 november in een brief de legerleiding van de wenselijkheid van een representatieve demo¬ cratie en een stabiele rechtsorde trachtte te overtuigen.71 Hoewel de Associatie over een breed maatschappelijk draagvlak be¬ schikte en haar woorden met zorg koos, sorteerden haar oproepen niet het beoogde effect. Veelbetekenend was op 15 november de mededeling van Bouterse geweest dat hij definitief afzag van uitvoering van het faseplan van c’47-voorzitter Fred Derby.72 Deze boodschap, die neerkwam op het afwijzen van een mogelijke uitweg uit de impasse, had een onbedoeld neveneffect: deze dreef de Moederbond, die was blijven vasthouden aan algemene vrije verkiezingen, en de overige vakcentrales, die zich voor¬ stander hadden getoond van het faseplan, dichter naar elkaar toe. Begin december sloegen politieagenten demonstrerende studenten hardhandig uiteen, wat de vakbeweging sterkte in haar overwegingen om de handen ineen te slaan. De vorming van één arbeidersfront tegen Bouterse verkeerde echter nog in een voorbereidend stadium toen de militairen het initiatief weer naar zich toe trokken en nietsontziend terugsloegen. Volgens een tevo¬ ren opgesteld scenario arresteerden zij zestien prominente tegenstan¬ ders van het bewind. Deze werden samengebracht in Fort Zeelandia, waar zij, na te zijn gemarteld, in koelen bloede door een vuurpeloton werden geëxecuteerd. Alleen Fred Derby werd door Bouterse gespaard en vrijge¬ laten. Onder de vermoorde mannen bevonden zich Daal, Rambocus en Gonqalves.73 Tevens werden de radiostations
abc
en Radika, het gebouw
van de Moederbond en het gebouw van De Vrije Stem door militairen in brand geschoten en verwoest. De gebeurtenissen die op 8 en 9 december plaatsvonden en die sinds¬ dien te boek staan als de decembermoorden, brachten een golf van ontzet¬ ting teweeg in de samenleving. De kille berekening waarmee de wraak¬ oefening was voorbereid en de barbaarse wijze waarop landgenoten in het militair hoofdkwartier waren geliquideerd, ging het voorstellingsver¬ mogen van de meeste Surinamers te boven. Verklaringen van de legerlei¬ ding dat de gevangengenomen verdachten op de vlucht waren neerge¬ schoten, dat een door Amerikanen gesteunde contracoup was afgeslagen en dat militairen in de ontstane ‘wij of zij’-situatie het land voor groter onheil hadden behoed, werden door de bevolking met ongeloof aange¬ hoord. Veel burgers verwezen de toelichtingen naar het rijk der fabelen.74 Arron was getuige van de arrestatie van André Kamperveen door de
395
militairen: Het geweld en de bruutheid waarmee dit gebeurde, waren mens¬ onterend. Ze hebben het huis van Kamperveen omsingeld, zijn ramen kapot geschoten en zijn twee Braziliaanse fila’s neergeknald. Eén was op slag dood, de ander heeft het overleefd. We hebben hier op ons terras staan piepen [stie¬ kem kijken], want onze achtertuinen grensden aan elkaar. Later zijn mensen uit de buurt bij ons gekomen. Huilend, gillend, volledig overstuur. Je kunt je niet voorstellen wat een leed dit optreden teweegbracht.75 De herinnering aan Kamperveens rol in de bankafschriftaffaire was even onwezenlijk als futiel geworden. De dood van de vijftien slachtoffers - van wie hij Hoost het beste had gekend - maakte op Arron een onuitwisbare indruk. Verbijstering, angst en verslagenheid zouden na 9 december de Suri¬ naamse bevolking lange tijd in hun greep houden. Dit was naar verluidt ook de bedoeling van de bedenkers van het bloedige scenario geweest. Er diende een schok door de samenleving te gaan, die mensen ervan zou doordringen dat de revolutie bittere ernst was en dat onverbiddelijk met tegenstanders zou worden afgerekend. Ook buiten Suriname misten de gebeurtenissen hun uitwerking niet. De Nederlandse regering nam op 10 december het besluit om de ontwikkelingssamenwerking en alle andere overeenkomsten en verdragen tussen de twee landen met onmiddellijke ingang op te schorten. Washington volgde het voorbeeld van Den Haag. Ook andere landen en organisaties, waaronder de o as en de vn, spraken hun afschuw uit over de terechtstellingen en veroordeelden het regime wegens mensenrechtenschendingen. De decembermoorden werden niet lang hierna gevolgd door een si¬ nister slotakkoord. Op 3 februari 1983 werd de voormalige tweede man in de militaire hiërarchie, Roy Horb, dood aangetroffen in het cellenblok van de militaire politie, waar hij was opgesloten door Bouterse op verdenking van het beramen van een complot tegen hem.76 De officiële verklaring luidde dat Horb zelfmoord had gepleegd door zich aan het koordje van zijn sportbroekje op te hangen. Aan deze lezing werd in de samenleving weinig geloof gehecht. Het was algemeen bekend dat Horb na de decem¬ bermoorden door zijn ‘bloedbroeder’ Bouterse op een zijspoor was ge¬ rangeerd, gefrustreerd de actieve dienst had verlaten en vol wroeging te¬ rugkeek op zijn (volgens hem door Bouterse afgedwongen) aandeel in de decembermoorden. De analyse van de meeste waarnemers was dat Horb als getuige van de moorden en politiek onberekenbare factor voor Bou¬ terse een veiligheidsrisico was gaan vormen en om die reden uit de weg moest worden geruimd. Met de dood van Horb (en de eerdere executie van Hawker) bestond de groep van zestien nu nog uit veertien personen. In de loop van de jaren zou het gezelschap als gevolg van ontslagen en
396
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
sterfgevallen nog verder uitgedund raken, overigens zonder dat dit de machtspositie van Bouterse zou aantasten.77 GEVANGENSCHAP
Op één week na zou Arron precies één jaar gevangenzitten, als zijn on¬ derduikdagen onmiddellijk volgend op de staatsgreep worden meegere¬ kend. Hij verbleef op verschillende locaties. Vanaf 28 februari 1980 zou hij eerst korte tijd in de Memre Boekoekazerne worden vastgehouden. Hier waren ook militaire officieren, politieofficieren en collega-ministers geïnterneerd. Op 5 maart kwam hij na de officiële overdracht van de macht en zoals de
nmr
het formuleerde ‘in het kader van het normalisa-
tieproces’78 vrij, waarna hij onder huisarrest werd geplaatst. Veel vrijgela¬ ten officieren pakten in die periode hun bezittingen en vertrokken uit Suriname. Niet alleen was er binnen de gewapende machten voor hen geen plaats meer, zij weigerden doorgaans ook om zich te onderwerpen aan het nieuwe gezag. De regels van het huisarrest bepaalden dat het Arron verboden was met anderen dan zijn directe gezinsleden contact te hebben, dat hij zich slechts mocht ophouden binnen zijn directe woonomgeving, dat wil zeg¬ gen in zijn woning en op het bijbehorende erf, dat het hem niet was toe¬ gestaan telefonisch contact te hebben met de buitenwereld en dat hij geen handelingen mocht verrichten tegen de
nmr.79
Netty Arron: ‘Toen
hij huisarrest had, mocht eerst niemand Henck bezoeken. Later kregen alleen zijn moeder en een paar van zijn zussen toestemming om te ko¬ men. Hij was in het begin ook verplicht om binnenshuis te blijven. Om de drie uur werd hij geacht zich even te melden bij de militairen. Er was een wachtershuisje op ons erf. In de tijd dat Henck minister-president was verbleven daar zijn bewakers. Nu zaten daar militairen. Ook ’s nachts moest hij om de drie uur even een teken van leven geven. Een militair klopte dan op de deur onder het slaapkamerraam waarna Henck met stemverheffing liet weten dat hij er nog was. Hij maakte er geen groot probleem van. Geef die jongens wat te drin¬ ken, zei hij vaak. Ik had bewondering voor zijn goedmoedigheid en op¬ timisme. Ondanks alles bleef hij vrolijk. Elke ochtend stond hij goed¬ gehumeurd op. En gedurende de dag bleef hij een toonbeeld van rust en evenwichtigheid. Ging hij naar bed dan viel hij direct in slaap. Binnen de kortste keren was hij onder zeil. Ik maakte mij vaak zorgen, maar hij niet. Anders dan Henck mocht ik wel de deur uit. Dat deed ik niet vaak. Eigenlijk alleen als ik boodschappen moest doen. Als ik dan weer thuis
397
kwam, werd mijn auto door de dienstdoende militair op wapens geïnspec¬ teerd. Eén keer heb ik mij daar zo boos over gemaakt, dat ze hiermee zijn opgehouden. Ik ben uitgevaren tegen die militair en heb een klacht inge¬ diend bij zijn superieur. Dat hielp. Henck zag het allemaal monter aan. Hij nam het die jongens niet kwalijk. Ze deden ook maar wat hun werd op¬ gedragen. Later mocht Henck zich ook op het erf begeven. Hij ging toen tuinie¬ ren, meestal om zeven uur ’s ochtends al. “Mij krijgen ze er niet onder”, was zijn instelling. Hij wilde de wereld tonen dat hij zijn veerkracht en discipline had behouden en dat hij positief in het leven stond. Ook be¬ steedde hij veel tijd aan het verzorgen van zijn honden en zijn vogels. Hij had twatwa, gele bek en pikolet, goede fluiters, waar hij dol op was en die hij veel aandacht gaf. Daarnaast liet de politiek hem niet los. Hoewel hij geen contact kon onderhouden met de buitenwereld en het politieke le¬ ven, zoals hij het kende, stil lag, bleef hij nadenken over ontwikkeling en natievorming in Suriname. Mensen uitten tegenover mij hun bezorgdheid. Sommigen leefden oprecht met ons mee. Vooral de eenvoudige mensen uit het volk meen¬ den het goed. Maar anderen heten zich van hun meest onwaarachtige kant zien. Zoals de nieuwe machthebbers, die niet optraden tegen de publieke vernederingen die Henck steeds maar weer moest ondergaan. Maar ook Nederlandse politici speelden komedie. Hoeveel waarde kon je hechten aan steunbetuigingen uit een land dat Valk de hand boven het hoofd hield? Henck kreeg aanbiedingen om Suriname te verlaten. Van Venezuela, van de Verenigde Staten, van Nederland. Maar hij zei altijd: “Ik blijf vlak hier. Waarom zou ik weggaan? Ik heb niet gestolen.’”80 Het was geen gemakkelijke tijd. Arrons paspoort was in beslag geno¬ men, zijn telefoon werd afgeluisterd en zijn bankrekeningen waren ge¬ blokkeerd. Het echtpaar leefde van het salaris dat de vrouw des huizes verdiende. Aanvankelijk mocht zij niets van haar rekening bij de Suri¬ naamse Bank weghalen. Later werd het haar toegestaan om een gelimi¬ teerd bedrag op te nemen om het huishouden draaiende te houden. Pas na verloop van tijd werd dit bedrag vrijgegeven. Begin april bleken lagere ambtenaren bij het ministerie van Openbare Werken over grote bedragen in contanten te beschikken. Hierop volgde een nieuwe golf van arrestaties. Een aantal ministers, onder wie Arron, werd op verdenking van corruptie in hechtenis genomen. Om dezelfde reden werd ook een groep topambtenaren en regeringsadviseurs opge¬ pakt. Een groot deel van Arrons persoonlijk archief, maar ook zijn admi¬ nistratie en zijn boeken werden vlak voor zijn internering meegenomen
398
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
in een poging bewijzen van corruptie te verzamelen. De meeste archief¬ stukken zouden nooit worden terugbezorgd. Een deel van de arrestanten, onder wie Arron, verbleef in het logeergebouw voor sergeanten van de Memre Boekoekazerne. Dit onderkomen werd door de arrestanten spottend het onderofficiershotel genoemd. In de loop van mei werd een aantal van de gedetineerden ondergebracht op het politiebureau Nieuwe Haven, waar agenten de verdenkingen van cor¬ ruptie onderzochten. In de loop van juni kwamen de meesten van hen weer op vrije voeten. Arron werd aan het einde van die maand van de Memre Boekoekazerne overgebracht naar het Militair Hospitaal. Een aantal gevangenen werd in mei tijdens hun tweede internering in de Memre Boekoekazerne buiten hun medeweten in verband gebracht met Fred Ormskerk, die vanuit Frans-Guyana een staatsgreep had willen plegen tegen Bouterse. Arron: We waren niet op de hoogte van de dingen die zich aan de andere kant van de kazerne afspeelden, dat wil zeggen aan de kant waar Ormskerk zich bevond. Maar in de middag van 15 mei werden we plotseling geconfronteerd met militairen in camouflagepak, de helm diep over het hoofd getrokken en hun gezichten onherkenbaar gemaakt. We zagen hen buiten lopen, maar ze patrouilleerden ook op de gang die aan onze kamers grensde. Later die avond werd de stemming grimmiger. Op een gegeven moment werden we gesommeerd in onze onderbroek naar beneden te komen. Als ver¬ doofd deden we wat ons was opgedragen. We werden opgesteld tegen een muur en er werden karabijnen op ons gericht. Het was een beangstigend mo¬ ment. We waren met zes, zeven man. Thijm was erbij, Frank Essed en de broer van Michael Cambridge. De persoon die ons uit deze hachelijke situatie heeft gered, was de latere bevelhebber van het Nationaal Leger, Arthy Gorré. Het is nooit duidelijk geworden of het de bedoeling was om ons te executeren of dat het alleen maar een poging tot intimidatie was. Ook is nooit gebleken of Gorré op eigen initiatief of in opdracht van Bouterse handelde. Wat ik mij wel herinner is dat Frank Essed door zijn praten veel indruk heeft gemaakt op Gorré. Om van de schrik te bekomen, heeft hij ons sigaretten aangeboden. Die hebben we ook opgerookt. Want als je de dood in de ogen hebt gezien, dan schrik je. Laat niemand je wat vertellen. Op dat moment wisten we niet dat de mili¬ tairen in opperste staat van paraatheid verkeerden vanwege de plannen van Ormskerk. Er was, zo bleek mij later, bij Ormskerk een lijst gevonden met na¬ men waarop ook die van mij prijkte. Uit die lijst kon worden opgemaakt dat Ormskerk na zijn machtsovername een nieuwe regering wilde formeren met mij als minister-president. Maar zoals gezegd: hier kwam ik pas later achter.81 Kort voor de Emancipatieviering op 1 juli 1980 werd Arron op medi¬ sche indicatie in het Militair Hospitaal82 opgenomen. Hoewel hij zich
399
niet ziek voelde, wilden zijn artsen hem geen onnodig risico laten lopen in verband met zijn hartproblemen. Zij kozen ervoor hem te laten vertoe¬ ven in een omgeving met medische zorg binnen handbereik. Ook meen¬ den zij dat een verblijf in het Militair Hospitaal bevorderlijk zou zijn voor zijn welzijn, aangezien het ziekenhuis meer privacy en comfort bood ver¬ geleken bij de Memre Boekoekazerne. Arron onderging de verandering van omgeving lijdzaam. Hij wees een voorkeursbehandeling af en wilde solidair zijn met zijn collega-gevangenen. Als patiënt verkeerde hij ech¬ ter niet in de positie om de instructies van zijn specialisten in de wind te slaan.83 Arron: In het begin zat ik er alleen. Maar op een gegeven moment is Rufus Nooitmeer opgepakt in de affaire-Ormskerk. Hij werd ervan verdacht te heb¬ ben meegewerkt aan de realisering van de plannen van Ormskerk. De militai¬ ren hebben hem daarvoor verschrikkelijk mishandeld. Ook Otmar Rodgers is toen het slachtoffer geworden van de wraak van de militairen. Hij is gezweept met de bullenpees. En heel Suriname heeft geweten dat die slagen hard zijn aangekomen, want Kamperveen heeft foto’s van zijn achterste gemaakt en deze zijn in de krant gepubliceerd. Maar het martelen van Nooitmeer sloeg alles. De militairen hebben zijn scrotum kapotgeslagen. Het is het begin geweest van het einde van Nooitmeer. Wat er in het Militair Hospitaal rondliep om van zijn verwondingen te herstellen, was nauwelijks nog een mens te noemen. Als ik aan die tijd terugdenk, krijg ik steeds hetzelfde beeld voor ogen: dat van rauw vlees en bloed. Het was onvoorstelbaar triest. Wel is toen het samenzijn van Nooitmeer en mij begonnen. Hoewel we in afzonderlijke kamers verbleven, probeerden we ons zoveel mogelijk aan elkaar op te trekken. Zo hebben we in 1980 de dag der vrijheden in eikaars gezelschap doorgebracht.84 De behandeling die we in het Militair Hospitaal kregen, was menswaardig. Je merkte natuurlijk aan alles datje in een ziekenhuis verbleef. Alleen moest je er rekening mee houden dat de uzi’s en karabijnen steeds op je gericht waren als je de gang op kwam. Je bracht je dagen afwisselend door in onzekerheid en berusting. Je leefde van dag tot dag en had geen contact met de buitenwereld, alleen met de verpleegsters en de militair die af en toe zijn hoofd om de hoek van de kamer stak. Wel kon je vanuit de vleugel waar we zaten, aan de straatkant, auto’s en fietsers voorbij zien komen. Dat doorbrak een beetje de sleur. Op 13 augustus pleegden Bouterse en Horb hun administratieve coup. Ruim een week daarvoor, namelijk op 4 augustus, was Arron uit het Militair Hospitaal ontslagen en weer onder huisarrest geplaatst. Op 13 augustus werd hij echter opnieuw gearresteerd, samen met andere kop¬ stukken van zijn regime. Daarnaast interneerden de militairen Sital, Mijnals, Joeman en een aantal van hun geestverwanten op verdenking
400
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
van het beramen van een linkse tegencoup. Arron werd opgehaald door een militaire jeep met inzittenden die door hun camouflagekleding on¬ herkenbaar waren. Alleen Zeeuw, lid van de groep van zestien, maakte zich aan Arron bekend. Zeeuw liet weten dat Bouterse met hem wilde praten over een ‘zeer ernstige zaak’. Maar in het kampement aangekomen bleek de boodschap van de legerleider alleen maar een middel om Arron naar de kazerne te lokken: We hebben eerst onder een grote loods moeten zitten. Ik zag allerlei figuren. Het bleek te gaan om mensen die ervan verdacht werden door mijn regering te zijn begunstigd. Je hebt daar een cellenblok. Daar ben ik op een gegeven moment naartoe gebracht. Toen ik binnenkwam, zag ik in het voorportaal, achter traliewerk, de mannen die van het plegen van een tegencoup werden verdacht. De cel waarin ik werd gestopt, was klein en kaal. Je sliep op een soort brits, zonder matras of deken. Naast mij in een be¬ lendende cel zatAhmed KaramatAli. Ik ontdekte hem pas na verloop van tijd, via een piepgaatje in de muur. Ik kwam erachter dat ook Cambridge, Thijm, Essed en anderen in dit cel¬ lenblok verbleven. Het was een hele groep. De uren verstreken. In die nacht - zo is mij later gebleken - werd met de gedachte gespeeld om ons uit de weg te ruimen. En ik heb begrepen dat er die avond ook is gestemd: wel doodschieten, niet doodschieten. Eén stem is van doorslaggevende betekenis geweest. Die stem behoorde toe aan een man die zei: niet doen, onder geen enkel beding. De naam van die persoon is mij nooit genoemd. Het enige wat ik weet is dat de groep die de stemming hield, bestond uit de militaire leiding en een aantal burgers. Verder reikt mijn informatie niet.85 De volgende morgen zagen we een grote bus voor het gebouw staan, met daarvoor een yp, een pantserwagen met zwaar geschut. We kregen een brood¬ je en vervolgens moesten we instappen. Een bont gezelschap van militairen, politici en burgers die van corruptie werden verdacht. Niemand vertelde ons waar we heen gingen. Maar al snel sloeg de vertwijfeling toe. We reden richting Zanderij. Moesten we daaruit afleiden dat we koers zetten naar Bos Bivak? Maar wat hadden we daar te zoeken? Wat wilden de militairen met ons?86 Mensen begonnen te speculeren. De militairen willen van ons af. We wor¬ den naar het kampement gebracht en daarna in de savanne doodgeschoten. Ons laatste uur heeft geslagen. Toen dat idee zich van de inzittenden meester maakte, brak er onder een deel van hen paniek uit. De militairen die ons bege¬ leidden, kleine jongens nog hoor, riepen: houd je smoel, jullie weten datje niet mag praten. Maar dit maakte de onrust alleen maar groter. Toen de bus op een zeker moment naar rechts afsloeg, de Nieuw Weergevondenweg in, ging er een zucht van verlichting door de groep. Even nog hielden we er rekening mee dat we misschien daar op een geheime plek uit de weg zouden worden geruimd.
401
15- Centrale Penitentiaire Inrichting Santo Boma
Maar toen duidelijk werd dat we naar Santo Boma gingen, stelden we vast dat het gevaar was geweken.87 Voor Arron kwam de bevrijding op 18 februari 1981. Enkele weken daarvóór was hij vanuit Santo Boma, de Centrale Penitentiaire Inrichting, voor de tweede keer naar het Militair Hospitaal overgebracht. Zijn invrij¬ heidstelling, op last van de coördinerend auditeur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof, vond plaats vanuit dit Hospitaal.88 Arron: Ze wilden Van Genderen uitspelen tegen mij. Dus hebben ze eerst hem vrijgelaten voor een gesprek met de militaire leiding in Fort Zeelandia. Ik heb Van Genderen één opdracht meegegeven: je mag gaan praten, je sterk maken voor het herstel van de democratie, wie kan daartegen zijn? Maar houd er rekening mee dat je hun moet meedelen dat je geen mandaat hebt. De enige persoon die mandaat heeft is de voorzitter en partijleider van de
nps.
Aan deze opdracht heeft Van Gen¬
deren zich gehouden. Prompt daarna was ik ook op vrije voeten. Doordat het onderzoek naar zijn mogelijke betrokkenheid bij corruptie officieel nog liep en het niet duidelijk was wanneer zijn zaak zou voorkomen, werd het Arron verboden Suriname te verlaten. Voor Van Genderen gold hetzelf¬ de. Beiden verbleven niet langer in hechtenis, maar genoten beperkte be¬ wegingsvrijheid.89 Hoe onderging Arron zijn gevangenschap? Arron: Zoals gezegd ben ik in Nederland via Tenhaeffin contact gekomen met psychologie, parapsycholo¬ gie en psychoanalyse. Ik heb mij op eigen houtje in die literatuur verdiept. Na
402
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
de coup heb ik veel aan deze oriëntaties gehad. Eerst nog niet, want in de Memre Boekoekazerne hadden we het in het begin niet slecht, eigenlijk zelfs vrij goed. We waren ondergebracht in het verblijf van de officieren en sliepen in nette ka¬ mers. Twee personen verbleven op één kamer. Olton van Genderen was mijn kamergenoot. We werden goed behandeld, ’s Ochtends vroeg kreeg je gelegen¬ heid om te baden, daarna kon je rondlopen. De formele afwikkeling van de machtsovername kwam opgang. We bedankten als ministers voor onze porte¬ feuilles en kregen eervol ontslag onder dankzegging voor bewezen diensten. Tijdens de tweede periode in de kazerne, dus tijdens de Ormskerk-affaire, begon de behandeling te verslechteren. Die was al snel niet meer te vergelijken met die in de eerste periode. Je was verplicht de hele dag op je kamer te blijven. Je mocht je niet meer scheren, je mocht niet meer roken en je werd zo erg ge¬ stoken door muskieten, datje lakens rood zagen van het bloed. Die lakens wer¬ den niet verschoond. Intimidatie was er ook. Psychologische oorlogsvoering zou je kunnen zeggen. Ik herinner mij dat er op een avond onverwacht een mi¬ litair mijn kamer binnenstapte met zijn uzi in de aanslag. Voor zover ik weet, was hij niet gestuurd, maar ja, je wist nooit wat er zich achter de schermen af¬ speelde. Die militair is naast mij komen zitten en begon mij uit te leggen hoe waardeloos ik was, dat ik miljoenen uit de staatskas had gestolen, dat hij mij zou doodschieten enzovoorts. Hij laadde zijn uzi door en bleef onverstoorbaar doorgaan, op een steeds indringender toon, ook toen ik ertegenin ging, eerst rustig, vervolgens steeds luider pratend. Het was een bedreigende situatie. Ik ben uit die toestand gehaald door de man die later bij een helikopterongeluk om het leven is gekomen, majoor Fernandes. Ik weet niet of hij toen al majoor was, maar hij is op het geschreeuw afgekomen en heeft die militair zijn plaats gewezen en weggestuurd.90 Maar Santo Boma was het ergste. Dus deed ik daar aan zelfhypnose. En slaagde ik erin mijzelf te transformeren. Ik zat in mijn cel en waande mij in oorden waar het goed toeven is. Op die manier bracht ik mijzelf geestelijk tot rust. In Santo Boma was vooral het eten slecht. En waren de militairen ons aanvankelijk slecht gezind. Een voorbeeld. Onze vrouwen brachten ons fruit. Dit legden wij op de balustrade voor onze cellen. Horb kwam langs. Woedend schreeuwde hij: Denken jullie dat jullie in Torarica zitten?91 Wat is dit voor nonsens? En hij liet de hele zaak ontruimen. Een andere pesterij was dat het zand niet uit onze groente werd gewassen en dat we almaar boulanger te eten kregen.92 Die boulanger werd niet geschild, waardoor de groente zwart uit de gietijzeren pannen tevoorschijn kwam. Ook werden er schelpen en steentjes door onze rijst gestrooid. We waren woedend en legden de kwestie voor aan Abrahams, die zelf ook in Santo Boma opgesloten had gezeten. Dat hielp. Het eten werd beter. De groente werd voortaan gewassen, we kregen geen zwarte
403
boulanger meer en troffen ook geen schelpen en steentjes meer aan in onze rijst. Toch heb ik na mijn gevangenschap nooit meer boulanger gegeten. Zo slecht waren mijn herinneringen aan die maaltijden.93 Het vermogen tot autosuggestie heb ik ook benut toen ik voor het vuurpe¬ loton stond. Ik beeldde mij in dat ik mij in fortuinlijker omstandigheden be¬ vond en was ervan overtuigd dat de militairen niet gingen schieten. Mensen gaan erom lachen als ze het horen en zullen mij niet serieus nemen, maar het is zoals ik het vertel. Je moet het zien als een overlevingstactiek. Mede hier¬ door heeft mijn gevangenschap bij mij ook geen trauma’s achtergelaten. Nooit heb ik een psycholoog of psychiater hoeven te raadplegen. Wel is het zo dat ik niet graag over deze ervaringen praat. Tegenover vrienden zeg ik: laat dat ding. Ik wil er liever niet aan herinnerd worden. Het is gebeurd, maar het leven gaat door.94 Een inspiratiebron tijdens zijn gevangenschap was de Venezolaanse oud-president Carlos Andrés Pérez: Pérez heeft in de jaren vijftig geruime tijd vastgezeten en is persoonlijk betrokken geweest bij het op gang brengen van het democratiseringsproces in zijn land na een periode van militaire staatsgrepen. In die zin was hij voor mij een voorbeeldfiguur. Als hij en andere Latijns-Amerikaanse leiders, die het aanmerkelijk zwaarder hebben gehad dan ik, een periode van militaire dictatuur hebben kunnen weerstaan, dan moest het mij zeker lukken. Ik beschouwde mijn opsluiting als een leerschool, met de uitdrukkelijke bedoeling terug te komen als ik daartoe de gelegenheid kreeg. Iemand met wie Arron zich in deze periode eveneens identificeerde was Anwar al Sadat, de toenmalige president van Egypte, wiens autobio¬ grafie Op zoek naar een eigen identiteit hij van oud-minister van Financiën Lesley Goede cadeau had gekregen. Het boek maakte grote indruk op hem en na zijn vrijlating moedigde hij velen in zijn omgeving aan om kennis te nemen van het werk. In zijn autobiografie benadrukte Sadat dat hij zich als politicus altijd had ingezet voor zijn vaderland en dat zijn handelin¬ gen onveranderlijk gericht waren op het dienen van recht, vrijheid en vrede. Over zijn tijd in de gevangenis (als gevolg van zijn strijd tegen de Britse kolonisator) schreef hij dat hij daar had geleerd met zichzelf in vrede te leven en vertrouwen te hebben: ‘Vertrouwen wilde zeggen dat een mens elke rampspoed diende te zien als een door het lot bepaalde klap die hij moest ondergaan. Geen enkel probleem mocht hij zien als onover¬ komelijk. Voor alle kwesties was er een oplossing: “De God die ons heeft geschapen kan geen kwade God zijn: Hij is goed en goedertieren [...]. De ideale verhouding tussen God en de mensen moet niet gebaseerd zijn op angst (of op straf en beloning), maar op een veel verhevener waarde (de
404
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
hoogste) - vriendschap. De Schepper is genadig, rechtvaardig en liefde¬ vol. Hij is de almacht omdat Hij alles heeft geschapen. Heeft men Hem te vriend en een band van wederzijdse liefde tot stand gebracht, dan zal men altijd in vrede met zichzelf leven, onverschillig onder welke om¬ standigheden.”’95 Volgens Sadat had dit inzicht hem ertoe gebracht liefde te nemen als uitgangpunt van zijn handelen. Gewapend met vertrouwen en innerlijke vrede raakte hij hierdoor nooit van slag door wervelende gebeurtenissen in zijn leven: ‘Mijn liefde voor het universum is afgeleid van mijn liefde voor God. Omdat de Schepper mijn vriend is, kan ik onmogelijk bang voor de mens zijn ... omdat hun leven door Hem wordt geregeld, net als het hele universum. Via dat gevoel, dat een onverbrekelijk deel van mij¬ zelf was geworden [...] was ik in staat mij te verheffen boven de beper¬ kingen van tijd en plaats. Ruimtelijk leefde ik niet binnen de vier muren van een cel, maar in het totale heelal. Tijd hield op te bestaan toen mijn hart vervuld was van de liefde van de Heer van de schepping: ik voelde mij heel dicht bij Hem, waar ik ook was.’96 Sadat was ervan overtuigd dat liefde de levenssferen van de mens diende te doordringen.97 Hij was zich ervan bewust dat hij daarmee de waarden van het eenvoudige Egyptische dorp idealiseerde, maar meende dat deze waarden een noodzakelijk tegenwicht vormden tegen uiterlijk vertoon, tegen het najagen en bevredigen van materiële behoeften, eigen¬ lijk tegen alles wat indruiste tegen het ‘ware ik’ van de mens. Politiek zag hij als de kunst van het opbouwen van een gemeenschap waarbij de wil van God werd betrokken en waarbinnen mensen constructief bezig wa¬ ren en zo veel mogelijk vrijheid genoten.98 Het valt goed te begrijpen dat deze woorden bij Arron een snaar raakten en op hem een bemoedigend effect hadden. Niet alleen sloten de denkbeelden van Sadat in belangrijke mate aan bij opvattingen die hij eerder zelf uiteen had gezet, zij onthul¬ den daarnaast hoe hij zich als persoon tot de hem omringende werkelijk¬ heid verhield en met welke inzet hij die wereld van een eigen stempel wenste te voorzien. Bij het betreden van Santo Boma was de arrestanten te verstaan gege¬ ven hun zakken leeg te maken en hun persoonsgegevens te verstrekken. Ze kregen ieder een beker en een deken uitgereikt. Vervolgens werden zij naar twee tegenover elkaar gelegen paviljoens begeleid.99 De verdeling van de arrestanten over de paviljoens geschiedde volgens de inzichten van het personeel. In de ene barak werden in hoofdzaak van corruptie verdachte NPK-politici samengebracht, in de andere barak de van het be¬ ramen van een tegencoup verdachte Rvp’ers, Rambocus en Wirht. Arron
405
16. Pavil j oen in Santo Boma waar Henck Arron verbleef
verbleef in de ‘militaire barak’, maar gaf er de voorkeur aan te verhuizen naar het ‘NPK-paviljoen’. Er was daar één cel leeg, maar deze werd voor bewoning ongeschikt geacht. Om Arron toch een onderkomen te geven in het paviljoen werd met instemming van de gevangenisdirectie de voor¬ raadkamer met de kleren en bezittingen van de bewoners ontruimd en als verblijfplaats voor hem ingericht. Dit gebeurde circa een maand na aankomst.100 Het regime in de gevangenis was streng. Overdag diende de meeste tijd in de cel te worden doorgebracht. Deze bestond uit een blauwgeverfde betonnen ruimte van 2,5 bij 3 meter, voorzien van een lage deur aan de voorzijde en recht ertegenover aan de achterkant een raam met schoe¬ penrooster. Tot de uitrusting van de cel behoorden een matras en een nachtspiegel. Om zes uur ’s ochtends en zes uur ’s avonds kregen de gede¬ tineerden kort de gelegenheid om hun tanden te poetsen en te baden. De maaltijd (’s ochtends en ’s avonds brood, ’s middags warm) nuttigden zij in het begin van hun verblijf in hun cel, later in de keuken van het com¬ plex. De communicatie tussen de gevangenen verliep via klopsignalen en gedempte conversatie, maar na verloop van tijd wisten Arron en Rodgers te bedingen dat de gevangenen hun eigen paviljoen mochten onderhouden. Dit gaf hun de gelegenheid meer buiten te zijn, gemakkelijker contact met elkaar te hebben en meer gedisciplineerd de dag door te komen. Het werd voor de gedetineerden een vaste gewoonte om de cellen op te ruimen, de
406
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
gang vóór de cellen schoon te schrobben en zich te scheren. Om de orde en regelmaat erin te houden, traden Otmar Rodgers en Wilfred Lieuw A Len (verbonden aan ingenieursbureau Sescon en later vrijgesproken van verdenkingen van corruptie) op als ‘kampoudsten’.101 De politieke gevangenen hoefden anders dan de andere gevangenen niet te werken. Zij droegen ook niet, zoals hun medegevangenen, het ver¬ plichte blauwe gevangenistenue en hun bewakers waren geen penitenti¬ aire ambtenaren, maar militairen. De meesten van deze militairen, die in een later stadium alsnog met penitentiaire ambtenaren samen de bewa¬ king op zich zouden nemen, namen de regels in acht en traden correct op. Sommigen van hen waren bereid van tijd tot tijd een oogje dicht te knijpen en desgevraagd kleine diensten te verrichten tegen betaling. Die diensten bestonden in veel gevallen uit het naar binnen smokkelen van sigaretten, sterkedrank en etenswaar. Ook sijpelde er via bewakers af en toe nieuws naar binnen. Vooral dat laatste was welkom, aangezien de ge¬ vangenen verstoken bleven van betrouwbare berichtgeving over het leven buiten Santo Boma. Op zeker moment kregen hun partners gedaan dat zij na beëindiging van het bezoekuur op zondagochtend lectuur mochten achterlaten. Maar waar de Bijbel en de Koran probleemloos door de con¬ trole kwamen en naderhand ook andere boeken werden toegestaan, hield de gevangenisleiding kranten systematisch buiten het bereik van de ge¬ detineerden.102 Er was sprake van een paradoxale en juridisch onbevredigende situatie. De gevangenen bezaten de status van verdachte, maar waren niet onder¬ gebracht in het huis van bewaring, een gebouw bij de ingang van het ge¬ vangeniscomplex. Om veiligheidsredenen, maar ook om alle politieke gevangenen zichtbaar voor de rest van de gedetineerden als een bijzon¬ dere categorie aan te merken, waren zij in twee verafgelegen paviljoens opgesloten. Dit had tot gevolg dat contact met medegedetineerden niet alleen werd ontmoedigd, maar feitelijk onmogelijk werd gemaakt. De sfeer onder de politieke gevangenen was gemoedelijk. Er bestond een stilzwijgende afspraak om de leefomstandigheden voor elkaar zo dra¬ gelijk mogelijk te houden. Dit gebeurde door ruimhartig eikaars privacy te respecteren en door op bescheiden schaal sociale activiteiten te ontplooi¬ en. Er werd gekaart en, als het was gelukt een bal binnen de gevangenis¬ muren te krijgen, gevoetbald. Ook hadden gevangenen een koortje ge¬ vormd dat liederen zong in de gang vóór de cellen. De conversatie werd bij voorkeur luchtig gehouden en handelde meestal over dagelijkse beslom¬ meringen. Gingen de gesprekken over politiek, dan sloeg de stemming om en was de bezorgdheid van veel gezichten af te lezen. Incidenteel
407
speelden gevoelens van onmacht en frustratie op. Die zetten de toon in discussies over politieke fouten die sommige gevangenen gemaakt zou¬ den hebben. Zodra die debatten dreigden te ontaarden in wederzijdse be¬ schuldigingen werden zij beëindigd. Een enkele gevangene was door de situatie waarin hij terecht was gekomen dusdanig aangeslagen dat hij zich op zichzelf terugtrok en het contact met anderen tot een minimum beperkte.103 Arron zocht in Santo Boma vooral het gezelschap van Rodgers, Lieuw A Len en arts en huisvriend Guno Codfried (later vrijgesproken van be¬ trokkenheid bij de Ormskerk-coup). Zij vormden een kwartet dat zich vastklampte aan de gedachte dat hun opsluiting tijdelijk zou zijn en dat niet wraak of verbittering, maar een positieve instelling de boventoon diende te voeren. Harry Kensmil: Arron was ongebroken, straalde rust uit en sprak weinig over de gebeurtenissen die aan de coup vooraf waren gegaan. Hij maakte af en toe grapjes over zijn verblijf in de cel, maar legde zich vooral bij de gegeven omstandigheden neer.’104 Pannalal Parmessar: Arron toonde zich sterk en evenwichtig. Hij was vastbesloten zich niet te laten gaan en conflicten te vermijden. Dat probeerden we overigens alle¬ maal. Maar het hoofd koel houden en beheerst blijven, dat ging Arron be¬ ter af dan een aantal anderen van ons.’105 John Thijm: ‘Over het algemeen was de behandeling goed en de sfeer ontspannen, maar we misten onze vrijheid. Arron hield zich goed staande. Het hielp dat hij vanwege zijn hartproblemen enigszins werd ontzien door de militairen. Zij waren zich ervan bewust dat zijn dood het volk zou kunnen prikkelen om in opstand te komen.’106 Otmar Rodgers: Arron bewaarde zijn kalmte en liet zich vooral van zijn waardige kant zien. Evenals de anderen deed hij zijn best geen aanleiding te geven. We probeerden het imago van boeven en corruptelingen dat we opgeplakt hadden gekregen van ons af te schudden door goed gedrag te vertonen. Behalve steun aan elkaar hadden we veel te danken aan onze vrouwen die ons trouw kwamen opzoeken en spullen voor ons meebrachten.’107 Toch lag ook in Santo Boma intimidatie op de loer. Otmar Rodgers: ‘Op een avond werd er alarm geslagen. Een reclasseringsambtenaar arri¬ veerde met in zijn kielzog een paar militairen. De cellen werden geïnspec¬ teerd. Alles wat de ambtenaar niet beviel, werd naar buiten gesmeten. Ook de medicijnen die Henck kreeg voor zijn hart. Ik was woedend. Nooitmeer hield mij vast, zodat ik de man niet kon aanvliegen. Het was vol¬ strekte willekeur. Na lang aandringen van Codfried werden nieuwe medi¬ cijnen voor Henck gehaald. De ambtenaar vertoonde het gedrag dat typisch was voor burgers die zich wilden inlikken bij de militairen. Om
408
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
bij hen in het gevlei te komen, verloren ze ieder gevoel voor maat. Na dit incident hebben we gelukkig geen last meer van deze man gehad.’108 Arron: De intimidatie heeft zich niet alleen gericht op mijn persoon, maar ook op mijn naaste verwanten. Mijn moeder bijvoorbeeld heeft buitengewoon geleden onder de terreur van onbekenden. Wat deden die kerels? Elke avond belden zij haar op met de mededeling: dit is de laatste avond van uw zoon. Morgen zult u hem als lijk terugbezorgd krijgen. Elke avond hielden ze haar dit voor, dag in, dag uit. Je begrijpt dat dit haar gezondheid geen goed heeft ge¬ daan. Ze was al suikerpatiënt, maar haar bloeddruk ging door de spanningen zo omhoog, dat ze haar hebben moeten opnemen. Ik zeg: die mannen hebben haar weloverwogen het Academisch Ziekenhuis ingebeld. Op een gegeven mo¬ ment ging het zo bergafwaarts met haar dat haar arts haar heeft geadviseerd naar Nederland te vertrekken. Ik verbleef toen in het Militair Hospitaal en kon haar dus geen uitgeleide doen. Wat hebben die militairen toen gedaan? Ze hebben mijn moeder in haar slaapjurk met de ambulance van het Academisch Ziekenhuis naar het Militair Hospitaal vervoerd, zodat we afscheid van el¬ kaar konden nemen. Pas jaren later - de regering-Shankar was al aangetre¬ den - heb ik haar weer gezien. We konden haar in Nederland laten blijven, omdat ze niet zo lang na het overlijden van mijn vader daar geruime tijd had gewoond. Vlak vóór de onafhankelijkheid was ze weer naar Suriname terug¬ gekeerd, omdat ze vond dat ze daar thuishoorde. Na het herstel van de demo¬ cratie is ze wederom naar Suriname terugverhuisd.109 Uiteraard heeft ook mijn vrouw onder enorme druk gestaan. Maar ze is nooit weggegaan en heeft nooit opgegeven. Toen ik gevangenzat, heeft ze mij altijd trouw opgezocht. Dat was toegestaan, zij het dat die bezoeken iedere keer van tevoren moesten worden aangevraagd en je nooit zeker wist of ze door zouden gaan. Heel vernederend. Ze duurden bovendien maar kort en vonden altijd stipt op tijd plaats. Ze mocht lekkers meenemen als ze wilde, zo¬ als fruit, maar ook boeken. Er werd bovendien van haar verwacht dat ze bij ie¬ der bezoek mijn vuile kleren meenam en de volgende keer weer schone terug¬ bracht. In Santo Boma ging het aanvankelijk ook zo. Maar de ruimtes waarin we verbleven waren zo klein, datje er bijna geen kleren kon ophangen. Op een gegeven moment deden we daarom zelfde was. Dat hadden we van de andere gevangenen afgekeken. Ik wil niet generaliseren en zeggen dat vriendschap in de politiek niet be¬ staat. Maar vriendschap in de politiek betekent niet als vanzelf dat het waar¬ achtige vriendschap is. Ons huis is altijd vol mensen geweest. Van politici voor¬ al, of het nu propagandisten waren of toppers. Na de coup werd dit huis hier gemeden. Het werd beschouwd als een instituut voor leprapatiënten. Mensen liepen er met een grote boog omheen, want ze wilden niet worden geïdentif.-
409
ceerd met de bewoners. Dat heeft ons veel pijn gedaan. Natuurlijk, vriendin¬ nen en familieleden van mijn vrouw hebben altijd belangstelling getoond en zijn loyaal gebleven, maar op een enkele uitzondering na hielden politici zich onzichtbaar. Dat is een ander aspect van de coup dat een bijzonder stempel op mijn leven heeft gedrukt. Maar ook de kerk hield zich grotendeels afzijdig. De meeste steun kwam van de kant van de ebg en de Volle Evangelische Gemeente. Een vertrouwde groep zusters bezocht ons regelmatig. Zij lieten zich bijvoor¬ beeld ook zien tijdens de kerstviering in Santo Boma in december ig8o. Van de predikanten moet ik vooral ds. Zeefuik en ds. Darnoud noemen. Hun betrok¬ kenheid heb ik zeer op prijs gesteld. Voor echtgenote Netty Arron werd het beeld van Santo Boma in be¬ langrijke mate bepaald door angst en vertwijfeling. Het was niet duidelijk wat de machthebbers met haar man voorhadden. Informatie hierover werd het echtpaar onthouden, indicaties konden niet worden verkregen. De ratten die ’s nachts aan Arrons tenen knaagden en de wc’s die hij over¬ dag moest schoonmaken, beschouwde de echtgenote als de meest schrij¬ nende vernederingen waaraan haar wederhelft werd blootgesteld. Ook Arron zelf refereerde hier naderhand meer dan eens aan wanneer hij op¬ merkte: ‘Wij die de gevangenis van binnenuit hebben leren kennen.’ Tegelijk probeerde hij deze ervaringen met de hem kenmerkende lenigheid van geest een positieve wending te geven. Arron presenteerde zijn verblijf in Santo Boma bij voorkeur als een noodzakelijke voorfase richting het proces van herdemocratisering. ‘Het Front is in de gevangenis geboren’, was een van zijn gevleugelde uitdrukkingen. Hiermee wenste hij te benadrukken dat Arron, Rodgers en Nooitmeer juist daar dichter naar elkaar toe waren gegroeid en dat dit gedeelde vertrouwen voor de la¬ tere samenwerking met Lachmon en Soemita van groot belang was ge¬ weest. Op 10 juni 1982 voerde Arron een gesprek met garnizoenscomman¬ dant en plaatsvervangend voorzitter van het Beleidscentrum Horb. Deze gaf na afloop van dit onderhoud te kennen dat het nooit in de bedoeling had gelegen om de onzekerheid waarin Arron verkeerde onbeperkt te la¬ ten voortduren. Temeer niet daar hij al in februari 1981 door de coör¬ dinerend auditeur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof in vrijheid was gesteld in afwachting van nader onderzoek naar beschuldigingen van corruptie. Horb gaf Arron toestemming om zijn werkzaamheden als on¬ derdirecteur van de vcb te hervatten.110 Eerder hadden
vcb-directeur
Noordpool en procuratiehouder Van
de Berg-Schoonhoven op last van het Bijzonder Gerechtshof een intern onderzoek ingesteld naar mogelijke zelfverrijking van Arron bij de bank.
410
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
De verdenking bestond dat hij zijn vcB-salaris tijdens zijn premierschap had laten doorbetalen. Het onderzoek door de
vcb-directie
wees uit dat
dit niet het geval was geweest. Noordpool en Van de Berg-Schoonhoven stelden vast dat Arron alleen een huis met erf bezat en dat aanwijzingen, laat staan bewijzen van financiële malversaties ten enenmale ontbraken. Deze uitkomst kwam voor het tweetal niet als een verrassing. Beiden ken¬ den hun voormalige vcB-collega. Zij wisten dat hij eerlijk was in geldza¬ ken en dat hij niet door materiële motieven werd gedreven. Dit beeld rees ook op uit zijn privézaken, die Van de Berg-Schoonhoven in de periode van Arrons gevangenschap had beheerd. Zijn administratie was op orde.111 Noordpool werd na het intern uitgevoerde onderzoek door R.W. van Ritter en R.M. de Freitas, auditeurs-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof, op het ministerie van Justitie ontboden. Hij overhandigde hun volgens af¬ spraak het personeelsdossier van Arron met kopieën van documenten die betrekking hadden op zijn salaris en hypotheek. Op de vraag of hij geen documenten uit het dossier had weggenomen, antwoordde Noord¬ pool ontkennend. Hij bevestigde wat Arron in een eerder onderhoud met de auditeurs-fiscaal kenbaar had gemaakt, namelijk dat hij in zijn oude functie bij de
vcb
wilde terugkeren. Volgens Noordpool rekende de
vcb
op de rentree van Arron en ging zowel de vcb-bond als het personeel van de bank hiermee akkoord. De auditeurs-fiscaal eisten een verklaring van geen bezwaar van de bond en het personeel, die de directie van de bank terstond leverde. Niet lang hierna kreeg Noordpool een telefoontje van minister-president Neijhorst. Die liet hem weten dat Arron kon terugke¬ ren bij de vc b , mits de raad van toezicht van de bank een officieel verzoek bij hem indiende. De brief werd geschreven en de regering nam een posi¬ tief besluit. Aan alle voorwaarden voor herintreding van Arron bij de bank was voldaan.112 Arron keerde als onderdirecteur terug bij de vc b . Deze positie was na 1.973 waarnemend gehouden, zodat Arron op ieder gewenst moment, mocht hij politiek haanloos raken, zijn functie kon hervatten. Rond de voorgenomen dag van zijn rentree wachtten NPs’ers Arron op om hem hulde te brengen. Arron, overtuigd van de ontijdigheid van deze adhesie¬ betuiging, liet de officiële hervatting van zijn dienstverband met opzet niet op de eerste van de maand ingaan, maar een paar dagen later. Om zich tegen de blikken van nieuwsgierigen te beschermen en geen emotionele taferelen te ontketenen, betrad hij die dag langs een aparte ingang het bankgebouw. Noordpool: Arron was sterk vermagerd. Dat hij zonder vorm van proces opgesloten had gezeten, had hem niet onberoerd gelaten. Het viel
411
ook op dat hij zich voorzichtig opstelde. Gelet op de omstandigheden was dat natuurlijk begrijpelijk. Het was een moeilijke tijd. Je wist nooit wie er meeluisterde en wie te vertrouwen was. Maar voor de rest was hij de oude Arron gebleven. We waren blij dat hij terug was. Elke dag kwam hij naar de bank. In het begin maakte hij veel overuren om zo snel mogelijk inge¬ werkt te raken. Dat lukte goed. In korte tijd had hij het vertrouwde ritme weer te pakken. Vijfenhalf jaar bleef hij bij ons. Al die tijd zette hij zich ten volle in.’113 BIJZONDER GERECHTSHOF Om de staatsgreep te rechtvaardigen en de bevolking van de noodzaak van de militaire interventie te overtuigen, spanden de nieuwe machtheb¬ bers zich in om de handelingen van het NPK-regime zo kritisch mogelijk tegen het licht te houden. Het stond voor hen vast dat het parlement de jaren voorafgaande aan de coup slecht had gefunctioneerd, dat de sociaal-economische ontwikkelingen sterk bij de verwachtingen waren ach¬ tergebleven en dat de regering-Arron onvoldoende had ondernomen om de problemen waarvoor het land zich gesteld zag op te lossen. Om de sympathie van de bevolking te winnen en steun te verwerven voor hun koers, vroegen de militairen bijzondere aandacht voor de inspanningen die zij zich wensten te getroosten om de corruptie te bestrijden. Onder de ‘oude orde’ had de corruptie naar hun zeggen welig kunnen tieren. Aanvankelijk vond het aanpakken van frauduleuze handelingen op een ongecoördineerde wijze plaats. Op initiatief van de
nmr
en buiten
de burgerregering om werden van corruptie verdachte burgers opgepakt. Er werd huiszoeking bij hen verricht en niet zelden werden zij tijdens verhoren onder druk gezet en geïntimideerd om bekentenissen los te krijgen. Het waren in het bijzonder ambtenaren, parlementariërs en mi¬ nisters die het moesten ontgelden. Sommige zaken werden door de mili¬ tairen triomfantelijk uit de doeken gedaan, waarbij vermeende bewijzen van omkoping aan het volk werden getoond. In bepaalde gevallen hadden de geuite beschuldigingen een duidelijke grond. Maar even zo vaak bleef in nevelen gehuld aan welke strafbare feiten verdachten zich nu precies schuldig hadden gemaakt.114 De corruptiebestrijding ging een nieuwe fase in met de oprichting van het Bijzonder Gerechtshof. Op 8 september 1980 werden de leden van dit college beëdigd en geïnstalleerd. Het Bijzonder Gerechtshof bestond uit burgers en militairen en was per decreet (het decreet bijzondere rechts¬ pleging) ingesteld om corruptieve praktijken uit de jaren 1970-1980 te onderzoeken en plegers van economische delicten op te sporen, te ver-
412
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
volgen en te berechten. Er was met opzet voor een tienjarige periode ge¬ kozen om niet de schijn te wekken dat eenzijdig op bepaalde etnische of politieke groepen zou worden ingezoomd. De eerste president van het Bijzonder Gerechtshof was O.W. Abendanon, de man die een jaar eerder de commissie had voorgezeten die een kritisch rapport had uitgebracht over de
skm.
Met de vervolging werden belast R.M. de Freitas, afkomstig
van het Openbaar Ministerie, R.W. van Ritter, afkomstig uit de advocatuur en R.D. Horb, garnizoenscommandant en lid van het Militair Gezag. Van de drie auditeurs-fiscaal bezat De Freitas de meeste ervaring. Om die reden was aan hem de administratieve leiding opgedragen. De openbare zittin¬ gen van het tribunaal vonden plaats in het parlementsgebouw aan de Gravenstraat. Dit gebouw deed niet langer dienst als vergaderruimte van de volksvertegenwoordiging en was dus beschikbaar als zittingszaal van het gerechtshof. In de beleving van de machthebbers lagen parlement en corruptie in eikaars verlengde en achtten zij het aangewezen om met ver¬ dachten van corruptie af te rekenen op de plek waar parlementsleden en ministers zich aan onwettige handelingen hadden schuldig gemaakt.115 Het Bijzonder Gerechtshof ging voortvarend van start en onderzocht gedurende een periode van bijna drie jaar vele zaken.116 Dit leidde tot meer¬ dere veroordelingen. In het bijzonder kopstukken van de
npk
waren
hiervan het slachtoffer. De eerste bewindsman die voor het Bijzonder Gerechtshof verscheen, was minister van Openbare Werken en Verkeer Ahmed Karamat Ali. Hij werd op 30 januari 1981 veroordeeld tot tweeën¬ half jaar gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, een geldboete van Sf 50.000,-, en ontzetting uit het recht tot het uitoefenen van een ambt in overheidsdienst voor een periode van vijf jaar en ontzetting uit het pas¬ sief kiesrecht voor een periode van tien jaar. De rechter achtte bewezen dat Karamat Ali in strijd met de comptabele voorschriften op zijn departement een crashprogramma had uitgevoerd van Sf 6 miljoen, op kosten van zijn ministerie voertuigen beschikbaar had gesteld voor de NPK-verkiezingscampagne van 1980 en ten laste van hetzelfde departe¬ ment taxi’s had laten rijden voor privédoeleinden. Karamat Ali erkende dat hij zich schuldig had gemaakt aan wanbeleid, maar niet aan corrup¬ tie. Dit verweer maakte op de rechter weinig indruk.117 In het kielzog van Karamat Ali, die van alle veroordeelden het zwaarst zou worden gestraft, verschenen andere representanten van de ‘oude or¬ de’ voor het Bijzonder Gerechtshof. De rechter legde de ministers Olton van Genderen, Pannalal Parmessar, Willy Soemita en Johan Kasantaroeno wegens corruptie eenzelfde combinatie van gevangenisstraf, geldboete en tijdelijke ontzegging van het recht publieke functies en/of het passief
413
kiesrecht uit te oefenen op. In de zaak tegen Soemita bepaalde de rechter dat deze voor een periode van vijftien jaar niet verkiesbaar was.118 Tijdens het proces tegen Kasantaroeno, die voor de tweede keer bij verstek werd veroordeeld, trad Arron op als getuige.119 Los van Karamat Ali en Van Gen¬ deren waren andere NPS-prominenten die door het Bijzonder Gerechts¬ hof werden veroordeeld directeur van het Planbureau John Thijm, onder¬ directeur van het ministerie van Openbare Werken en Verkeer Anwar Lall Mohamed, parlementariër Edmund Vriesde en onderdirecteur van het ministerie van Opbouw Caesar Seedorf.120 Er kon niet worden gesproken van bijltjesdag. Daarvoor was de wijze waarop tot het al dan niet instellen van vervolging werd besloten te wel¬ overwogen en hadden de zittingen van het Bijzonder Gerechtshof een te ordelijk verloop. Tenlasteleggingen vonden in de meeste gevallen vol¬ gens het normale strafproces plaats. De vonnissen die werden gewezen, golden bovendien als tamelijk mild, al druisten deze soms in tegen het nulla-poenabeginsel dat stelt dat feiten niet met terugwerkende kracht strafbaar kunnen worden gesteld. Het veelal prudente optreden van het Bijzonder Gerechtshof weerspiegelde in belangrijke mate de stemming in de samenleving. Die leende zich niet voor het bespelen van wraakge¬ voelens of het orkestreren van haatcampagnes tegen van corruptie ver¬ dachte burgers. De meeste Surinamers volgden de verrichtingen van het Bijzonder Gerechtshof met een zekere gelatenheid. Voor het bijwonen van de openbare zittingen van het tribunaal bestond weinig belangstel¬ ling. Aanvankelijk dreef nieuwsgierigheid mensen nog naar de Graven¬ straat, maar in de regel was de publieke tribune matig gevuld. Daar stond tegenover dat er vraagtekens konden worden geplaatst bij de feitelijke instelling van het Bijzonder Gerechtshof. Volgens de nieuwe machthebbers was het noodzakelijk dit rechtscollege in het leven te roe¬ pen. Daarmee zou voorkomen worden dat veel corruptiezaken op de lan¬ ge baan werden geschoven vanwege de structurele overbelasting van het Hof van Justitie. Daarnaast was er behoefte aan ‘revolutionair recht’ om te verhinderen dat gevallen van corruptie op formele gronden of bij ge¬ brek aan hard bewijs in de doofpot verdwenen. Deze overwegingen gin¬ gen voorbij aan de bestaande artikelen over corruptie in het Wetboek van Strafrecht op grond waarvan voordien veroordelingen hadden plaatsge¬ vonden. Tevens oordeelden de nieuwe machthebbers opvallend luchtig over het principe van de ‘omgekeerde bewijslast’. Tegen verdachten hoef¬ den auditeurs-fiscaal geen harde bewijzen in te brengen, maar de verdach¬ ten dienden zelf aan te tonen dat zij onschuldig waren. In de praktijk zou met dit beginsel overigens terughoudender worden omgegaan dan aan-
414
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
vankelijk werd gevreesd. Ten slotte waren in het geval van het Bijzonder Gerechtshof de rechterlijke en uitvoerende macht niet langer van elkaar gescheiden. De legerleiding beschikte over vertegenwoordigers in het bijzonder rechtscollege, was via de militaire politie betrokken bij het op¬ sporingsbeleid (de commandant van de militaire politie leidde de corruptie-eenheid bestaande uit inspecteurs van politie en militaire politie¬ mannen) en had een dominante positie in het bestuur van het land. Dit druiste in tegen gangbare opvattingen over het functioneren van een rechtsstaat.121 Het was opmerkelijk dat veel onderzoek niet tot een zaak voor het Bijzonder Gerechtshof leidde. Veel kopstukken van het NPK-regime - op wie anders dan de gekozen onderzoeksperiode leek te suggereren exclusief de aandacht was gericht - werden niet veroordeeld. Dit gold bijvoorbeeld voor minister van Opbouw Michael Cambridge, directeur van het ministe¬ rie van Opbouw Harry Kensmil en regeringsadviseur Frank Essed, die ge¬ ruime tijd hadden vastgezeten en van wier veroordeling de nieuwe machthebbers zich veel hadden voorgesteld.122 Hun zaken werden bij ge¬ brek aan bewijs geseponeerd. Ook van strafvervolging tegen Arron werd afgezien. Dat juist tegen hem, die hoofdverantwoordelijk werd gehouden voor het afglijden van de republiek en werd aangemerkt als de voornaam¬ ste aanleiding tot de staatsgreep, de zaak niet rond kon worden gemaakt, was voor de militairen een grote tegenvaller.123 Ramon de Freitas: ‘Natuurlijk zagen de militairen Arron graag voor langere tijd achter slot en grendel verdwijnen. Maar het was Chin A Sen die werkelijk zijn zinnen had gezet op zijn veroordeling. Tijdens recep¬ ties op het presidentieel paleis maande hij Van Ritter en mij keer op keer om haast te maken met de zaak tegen Arron. Dat verklaart Arrons wrok tegen Chin A Sen. Maar wat konden we met al die dossiers die over Arron waren aangelegd? Niets. Ik heb er een lang weekend voor uitgetrokken om de metershoge stapel door te nemen. Het enige wat Arron kon worden aangerekend was dat hij zonder toestemming een klein bedrag op een re¬ kening bij de Chase Manhattan Bank had laten storten. Die middelen ge¬ bruikte hij als handgeld tijdens zakenreizen naar de Verenigde Staten. Daarnaast had hij bij zijn bezoek aan Guyana een gouden horloge cadeau gedaan aan Forbes Burnham dat comptabel niet gedekt was. Dat was al¬ les. Er was geen enkel bewijs dat Arron corrupt was. Ik heb toen Van Ritter ingelicht, die erg teleurgesteld was, maar ook de corruptie-eenheid en Horb. Alle betrokkenen deelden mijn conclusie: de zaak tegen Arron diende onvoorwaardelijk te worden geseponeerd. Ik heb toen de beschikking gemaakt en Arron is uit gevangenschap ontslagen. Chin A
415
Sen reageerde woedend en eiste mijn onmiddellijke ontslag, maar het Militair Gezag wilde daar niet aan. Aan de seponering werd verder geen ruchtbaarheid gegeven. Officieel liep het onderzoek naar Arrons moge¬ lijke betrokkenheid bij corruptie nog.’124 De onvoorwaardelijke seponering zou overeind blijven en Arron de¬ finitief van iedere verdenking van corruptie zuiveren. Dit weerhield auditeur-fiscaal R.W. van Ritter er niet van om in februari 1983 via een ‘be¬ sluit’ te laten weten dat hij ‘voldoende aanwijzing van schuld aanwezig’ achtte waar het ging om een aantal door Arron gepleegde feiten en dat de zaak tegen Arron was geseponeerd ‘op gronden aan het algemeen belang ontleend’. Dit laatste was bezijden de waarheid, maar het publiek ge¬ maakte ‘besluit’ had dan ook geen juridische betekenis, maar was een po¬ litieke verklaring bedoeld om de militairen en hun revolutionaire geest¬ verwanten te verzoenen met de gedachte dat Arron vrijuit was gegaan. Van Ritter vroeg aandacht voor vier zijns inziens discutabele feiten waar¬ bij Arron betrokken was geweest. Als eerste wees hij op een rekening die Arron in 1974 als minister van Financiën bij de Centrale Bank had geopend onder de naam ‘Ontwikke¬ lingsfonds meeropbrengsten natuurlijke hulpbronnen’. Het afzonderlijk registreren van de meeropbrengsten verkregen uit de bauxietheffingen en de wijze waarop Arron over de rekening beschikte, waren zijns inziens in strijd met de toenmalige grondwet en de comptabiliteitswet. Hierdoor werd naar zijn zeggen een onjuist beeld van ’s lands financiën verkregen en/of gegeven.125 Voorts rekende Van Ritter het Arron aan dat deze als minister-president niet had weten te voorkomen dat de staat schade had geleden bij het voorbereiden van de algemene ziektekostenverzekering. Hij had ermee ingestemd dat er grote hoeveelheden medicamenten waren aangekocht, terwijl hij wist of behoorde te weten dat de inwerkingtreding van de alge¬ mene ziektekostenverzekering, anders dan werd voorgesteld, nog geruime tijd op zich zou laten wachten. Door het verstrijken van de vervaldatum, gebrekkige opslag en andere omstandigheden gingen volgens Van Ritter grote hoeveelheden medicamenten verloren, waardoor er grote financiële schade aan de staat en/of de Surinaamse gemeenschap was toegebracht. Wat hij Arron bovendien kwalijk nam, was dat hij als minister-president en/of minister van Financiën een bedrag van Sf 275.000,- had geschonken aan de Nederlandse maatschappij Scorpio Films ter vervaar¬ diging van de film Wan Pipel. De Surinaamse regering had de vertoningsrechten op deze film niet opgeëist, waardoor een deel van de gunstgave niet in de staatskas was teruggevloeid. Ook in die zin, zo meende Van
416
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
Ritter, was door Arron afbreuk gedaan aan de financiële belangen van de staat en/of de Surinaamse gemeenschap.126 Ten slotte verweet hij Arron dat hij gedurende de periode van zijn minister-presidentschap commissaris was geweest van De Boers Veem
nv,
een bedrijf dat werkzaam was op het gebied van opslag en zee- en luchtvaarttransport. Hiervoor had hij een honorarium ontvangen. Dit com¬ missariaat achtte Van Ritter in strijd met de geldende morele en ethische normen in de samenleving en met de bepalingen van de toenmalige grond¬ wet, temeer daar de overheid intensieve zakelijke relaties met De Boers Veem onderhield.127 Arron was slecht te spreken over de wijze waarop het justitieel onder¬ zoek tegen hem had plaatsgevonden. In de periode volgend op de admini¬ stratieve coup van 13 augustus werd hij op gezette tijden opgeroepen voor verhoor. Soms duurden deze verhoren twee dagen achter elkaar en bracht hij de nacht door in een cel bij de militaire politie. Dat bespaarde zijn begeleiders een rit heen en weer naar Santo Boma. De verhoren von¬ den op verschillende locaties plaats: in het gebouw waar het ministerie van Economische Zaken gehuisvest was geweest, op het politiebureau Nieuwe Haven, op het ministerie van Volksgezondheid en in Santo Boma zelf. Arron sprak met leden van de corruptie-eenheid. Arron: De verhoren verliepen in een redelijke sfeer. Er werden vragen ge¬ steld die ik moest beantwoorden. Vragen die overigens op niets maar dan ook op niets sloegen. Op een gegeven moment werd mij voor de voeten geworpen: u beschikt overgrote landerijen. Die hebt u op onrechtmatige wijze verkregen van de regering waar u zelf deel van uitmaakte. Die hebt u dus uzelf cadeau ge¬ daan. Toen heb ik tegen die politieagent gezegd: luister, mijn beste vriend. Van¬ af de tijd dat ik in de politiek zit, bezit ik maar een klein stukje grond. Het huis dat ik erop gebouwd heb, staat daar sinds 1965. Dat is alles. Meer heb ik niet. De man verloor zijn zelfbeheersing en riep: je liegt. Ik raakte op mijn beurt ook geïrriteerd en zei: laten we een afspraak maken. Mijn vader is zelf politie¬ agent geweest. Ik weet hoe ik moet omgaan met een pistool. Als jij gelijk hebt, mag je mij met dat pistool van je doodschieten. Maar als je ongelijk hebt, moet je mij dat pistool overhandigen. Dan schiet ik jou dood. Kennelijk heeft dat in¬ druk gemaakt op die man. Er is toen een heel team gekomen om dat stukje grond van mij te komen inspecteren. Het was een schande voor de buurt en een vernedering voor mijn vrouw. Landmeters met latten en linten, apparaten, ik weet niet wat, één sensatie in de straat. Maar tot eer van die man moet ik wel zeggen - maar toen was ik allang vrijgelaten - dat hij naderhand zijn ver¬ ontschuldigingen heeft aangeboden. In pogingen om te bewijzen dat ik meerdere percelen grond bezat, is men
417
ver gegaan. Nog afgezien van het feit dat burgers gewoon het recht hebben om meerdere percelen grond te bezitten, dacht men - toen men maar niets kon vinden - dat ik eigen bezit op naam van familieleden had laten registreren. Op een gegeven moment hebben ze nagetrokken wat mijn jongere broers en zus¬ ters allemaal aan percelen bezaten. Ook vanuit de veronderstelling dat ik als minister sowieso grond aan familieleden zou hebben gegund. Maar mijn broers en zussen hebben nooit één centimeter Surinaams grondgebied van mij ontvangen! Voor zover ze hier wonen en grond bezitten, hebben ze dit zelf ge¬ kocht. Ik heb daar nooit enige bemoeienis mee gehad en ook nooit enige be¬ moeienis mee willen hebben. Dat spoor liep dus eveneens dood. De beschuldiging dat ik geheime bankrekeningen in het buitenland zou hebben, verdween ook maar niet van tafel. Dan had ik weer grote sommen geld in veiligheid gebracht in Miami, dan weer in New York, dan weer in Nederland, Venezuela of Zwitserland. Op een gegeven moment heb ik gezegd: weten jullie wel hoe jullie dit moeten onderzoeken? Stellen jullie een verklaring op. Richt die aan to whom it may concern. Ik onderteken die verklaring en jullie mogen met dat document de hele wereld rondreizen op zoek naar die zogenaamde miljoenen van mij. Dat hebben ze toen gedaan. Ik heb getekend en ze zijn stad en land afgegaan om die bankrekeningen te vinden. Ook de kwestie van dat bankafschrift, waarmee Bruma mij in ïgyy had willen pakken, is weer onder¬ zocht. Zonder resultaat natuurlijk. Ik heb mijn ondervragers vele keren verzocht mij te melden wat ze bij mij aan corruptie hadden aangetroffen. Zodat die zaken voor het Bijzonder Ge¬ rechtshof konden worden gebracht. Maar ze hebben me daarvoor nooit opge¬ roepen. Ze hebben me ook nooit kunnen oproepen. Want er was gewoon niets. Wel ben ik als getuige opgetreden bij het Bijzonder Gerechtshof. Eén zaak ging om een overheidsfunctionaris die vanuit Saramacca een truck met plantaarde bij mij zou hebben afgeleverd. Maar daar was nooit sprake van geweest. Ik ontkende dan ook dat dit had plaatsgevonden. Ik wees de rechter op de plaat¬ selijke situatie. Vlak achter mij, edelachtbare, waar nu Kamperveen woont, daar was de plantsoendienst. Dat betekende dat daar bergen aarde lagen op¬ getast. Had ik aarde nodig gehad, dan had ik die dus niet uit het district hoe¬ ven te laten komen. Ja maar, was de repliek, we hebben bij u thuis niet alleen aarde, maar ook een tuinman gezien. Toen begon het tumult. Als minister-president had ik het privilege een tuinman te mogen hebben. Daar viel weinig tegen in te brengen. Maar ik voelde aan dat de opmerking niet kon kloppen. Ik vroeg: hoe zag die tuinman eruit? Hoe was hij gekleed? De rechter gaf toen een beschrijving van die man en zijn kleding. Ik antwoordde: edelachtbare, die tuinman, dat was ik zelf. Iedereen moest lachen, ook de rechter, maar het was waar.
418
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
Iedere keer dat hij verhoord werd, verbaasde Arron zich erover hoe slecht zijn ondervragers geïnformeerd waren en hoezeer zij zich lieten leiden door veronderstellingen, geruchten en gissingen. De voor hem gunstige uitkomst van het corruptieonderzoek beschouwde hij als niet verrassend en correct, maar de ‘aanwijzingen van schuld’ in het besluit van Van Ritter troffen hem onaangenaam. Ze leken ingegeven door een behoefte om de explosieven die de oppositie hem vóór 1980 had willen omhangen hoe dan ook tot ontsteking te brengen. Niet ten onrechte inter¬ preteerde Arron de ‘aanwijzingen van schuld’ als blijken van onmacht en ontgoocheling en oordeelde hij dat het zittende regime zich daarmee een slecht verliezer toonde. Het merendeel van de ‘aanwijzingen’ was dan ook vergezocht. De ver¬ liezen die waren geleden in het kader van de beoogde ziektekostenverze¬ kering waren voor de regering een onbedoelde tegenvaller geweest en de uitgave die de regering had gepleegd ten behoeve van de film Wan Pipel diende te worden beschouwd als een verantwoorde kostenpost ter bevor¬ dering van het noodzakelijke integratieproces.128 De suggestie dat Arron ten eigen voordele had gerommeld met het Ontwikkelingsfonds meerop¬ brengsten natuurlijke hulpbronnen wees hij verontwaardigd van de hand. Die middelen waren naar zijn zeggen bedoeld om een eigen Surinaams ontwikkelingsfonds op te bouwen. Projecten werden hieruit alleen gefi¬ nancierd met toestemming van de voltallige ministerraad. Dat het fonds zich aan de parlementaire en comptabele controle onttrok en bestedin¬ gen gedaan met middelen uit het fonds vanuit het perspectief van de Rekenkamer aan rechtmatigheid te wensen overlieten, beschouwde hij als van ondergeschikt belang.129 Arron stoorde zich aan verhalen die de ronde deden over zijn com¬ missariaat bij De Boers Veem: Toen ik in ïgy3 minister-president werd, zat ik namens de Volkscredietbank in de raad van commissarissen van De Boers Veem. Het bedrijf had een grote schuld bij de bank en we wilden greep hebben op de ontwikkelingen binnen de onderneming. Ik ben na mijn aantreden als minister niet direct uit de raad gestapt. Ik heb er toen onvoldoende bij stilge¬ staan dat dit misschien - om iedere schijn van belangenverstrengeling te ver¬ mijden - beter was geweest en ben nog een tijdje gebleven. Ze hebben mij ervan beschuldigd dat ik als commissaris Sfys ofSfioo per maand toucheerde. Dat was niet waar. Ik ben toch niet gek. Maar ook al had ik die bedragen geaccep¬ teerd, dan nog was hetgeen corruptie geweest. Wat was de feitelijke gang van zaken? Het geld is niet naar mij, maar naar de
vcb
gegaan. Het is in de kas
van de bank gevloeid. Er zijn nooit bedragen van De Boers Veem op mijn reke¬ ning gestort. Ze hebben al die zogenaamde aanwijzingen van schuld op papier
419
gezet, als een soort zelfrechtvaardiging, maar er geen proces aan verbonden. Heel verstandig, want ze zouden nergens zijn geweest. Gelet op de politieke situatie in het land lag het niet voor de hand dat Arron publiekelijk tegen het ‘besluit’ van Van Ritter stelling zou nemen. Het belangrijkste was dat hij nu een vrij man was en dat er geen juridi¬ sche stappen tegen hem meer te verwachten waren. Compensatie voor het jaar dat hij gevangen had gezeten, in welke vorm dan ook, kon hij uit zijn hoofd zetten. Volgens het besluit betekende de beslissing dat van ver¬ volging werd afgezien in geen geval dat de beschuldigde het recht werd toegekend de staat of de Surinaamse gemeenschap voor materiële schade aansprakelijk te stellen. Met die wetenschap moest hij het doen.
420
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: UIT DE ROULATIE
X Aan de zijlijn van het politieke bedrijf: Herkansing
De revolutie, die de militaire machthebbers en hun politieke geestverwan¬ ten in de Surinaamse samenleving ingang probeerden te laten vinden, kreeg niet de bijval die de initiatiefnemers voor ogen had gestaan. Toen na de decembermoorden van 1982 de steun voor het regime in snel tempo afbrokkelde, wendden de militairen zich tot de oude politieke partijen. Het was de vhp waarmee Bouterse besprekingen begon. Lachmon toonde zich bereid tot verkennend overleg, maar stelde als voorwaarde dat ook Axron bij de gedachtewisselingen zou worden betrokken. Bouterse stemde hiermee in. Eerder had hij tevergeefs geprobeerd om zich toegang te ver¬ schaffen tot de nps, met de kennelijke bedoeling de leiding van de partij over te nemen. Lachmon en Arron startten een dialoog met het Militair Gezag over het ontwikkelen van nieuwe democratische structuren. Later voegde Soemita zich bij hen. De drie politieke leiders wisten zich verbonden door een ge¬ meenschappelijk ideaal, namelijk het terugdringen van de militaire factor in het landsbestuur en het herstel van de democratie en de rechtsstaat. Ook de vakbeweging en het bedrijfsleven waren partner in het overleg en leverden hun bijdrage aan de nieuwe staatsinrichting. Het proces was in¬ gewikkeld, nam tijd en kende een grillig verloop, mede door de binnen¬ landse oorlog die in 1986 uitbrak en de economische crisis waarin de sa¬ menleving verwikkeld was. Toch lukte het de dialoogpartners om tot overeenstemming te komen. Eind 1987 nam de bevolking bij referendum een nieuwe grondwet aan. Hierin waren de beginselen vastgelegd die de dialoogpartners overeen wa¬ ren gekomen. Aansluitend vonden er vrije verkiezingen plaats. De belang¬ rijkste deelnemers aan deze electorale krachtmeting waren het Front voor Democratie en Ontwikkeling - het samenwerkingsverband van de nps, de vhp en de ktpi - en de Nationale Democratische Partij - de politieke partij van legerleider Bouterse. Met 40 van de 51 zetels verwierf het Front een grote meerderheid in de Nationale Assemblee. Voor Arron, Lachmon en Soemita leek een nieuw fase aan te breken in hun politieke loopbaan.
421
DE NPS IN EEN NIEUW KRACHTENVELD
De staatsgreep had de
npk
niet alleen van de regeermacht beroofd, maar
had bovendien de top uitgeschakeld en de partijstructuren tamelijk ont¬ redderd achtergelaten. Ook binnen de
nps,
de leidende coalitiepartner,
was de verslagenheid groot. Wat te doen? Het was niet gemakkelijk een proces van heroriëntatie op gang te brengen. Er heerste een vergaderver¬ bod. Het was politieke partijen niet toegestaan bijeenkomsten te organi¬ seren en structuren te raadplegen. Partijleden konden elkaar wel in klei¬ ne kring treffen, maar met de leiders van de
nps
in de gevangenis hadden
dergelijke consultaties weinig betekenis. Een punt van zorg was dat met de partijtop van de buitenwereld afgesneden, er in de nps een machtsvacuüm dreigde te ontstaan. Dit had in het bijzonder de aandacht van partijleden die kritisch tegenover Arron stonden en geneigd waren de staatsgreep toe te schrijven aan zijn eigenzinnigheid. Zij zagen een mogelijkheid om bestaande sentimenten tegen de partijleider te mobiliseren en leefden op bij het vooruitzicht van een voorzitterswissel.1 Een van de eerste politici die in dit krachtenveld van zich lieten horen, was een betrekkelijke buitenstaander: Humphrey Keerveld. Als leider van het Demokratisch Volksfront
(dvf)
had deze zich lange tijd verzet tegen
het NPK-regime en zich sterk gemaakt voor een ordening van de maat¬ schappij op marxistisch-leninistische grondslag. Veel aanhang had hij zich daarmee niet verworven. In 1973 en 1977 had hij meegedaan aan de verkiezingen, maar was hij er niet in geslaagd een parlementszetel te be¬ machtigen. Na deze teleurstellingen besloot Keerveld het over een andere boeg te gooien en zocht hij toenadering tot de
nps.
Vanwege zijn ideolo¬
gische opvattingen kreeg hij daar nauwelijks voet aan de grond. Arron stelde de steun van het dvf bij de verkiezingscampagne van 1980 op prijs, maar het maken van een stembusafspraak, laat staan het opnemen van het
dvf
in de
npk
was voor hem een brug te ver. De afkeer van ‘vreemde
ideologieën’ won het vooralsnog van het verlangen om met Keerveld het draagvlak van de npk onder de massa te vergroten.2 Na de staatsgreep sprak Keerveld zich kritisch uit over de nieuwe machthebbers.3 Hij richtte een Comité Heroriëntatie
npk
op dat de ‘fas¬
cistische coup’ veroordeelde en opriep tot een herstel van de parlemen¬ taire democratie ter behartiging van de belangen van het volk.4 Naar zijn oordeel konden alleen brede volkspartijen, die geworteld waren in de sa¬ menleving, een hechte organisatie kenden en er een duidelijke visie op na hielden, voor maatschappelijke vooruitgang zorgen. In de nps werden de manoeuvres van Keerveld met scepsis gevolgd. Er bestond bewondering voor de onverschrokkenheid waarmee de politicus de militairen tegemoet
422
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
trad, maar zijn moed werd nogal eens met roekeloosheid vereenzelvigd en van zijn oprechte bedoelingen waren niet alle
NPs’ers
overtuigd.5
Geruchten dat hij uit zou zijn op het voorzitterschap van de partij maak¬ ten veel leden kopschuw. Doordat Keerveld een vroegtijdige dood stierf, is onbekend gebleven welke politieke doelen hem precies voor ogen ston¬ den.6 Hoewel Bouterse de
nps
met geweld uit het machtscentrum had ver¬
dreven, stond hij niet afwijzend tegenover het gebruik dat hij van de structuren van de partij kon maken om zijn populariteit onder de bevol¬ king te vergroten. Het hielp dat hij de partij van binnenuit kende. Zijn va¬ der was een persoonlijke vriend geweest van Johan Adolf Pengel, waar¬ door hij vertrouwd was met de NPS-cultuur. Arron: Bouterse heeft al in een vroeg stadium geprobeerd om het leiderschap van de nps naar zich toe te trek¬ ken. Er waren groepjes NPs’ers die hem hierin steunden. Deze strategie is ech¬ ter mislukt. De weerstanden in de partij tegen de militairen waren te groot. De pogingen vonden plaats in de periode ig8o-ig8i, toen ik gevangenzat. In die tijd heeft ds. Zeefuik een belangrijke samenbindende rol gespeeld in de partij. Dat heb ik bijzonder gewaardeerd. Zeefuik heeft de gebedsdiensten geleid toen mijn moeder werd begraven en toen ik zelf zestig jaar werd.7 Hiermee heb ik hem mijn waardering willen tonen voor zijn steun tijdens die voor mij moeilijke tijd. Het veronderstelde voornemen van Bouterse om de nps over te nemen is omgeven met mysteries. Het staat vast dat er NPs’ers waren die in de maanden na de staatsgreep, maar ook in de jaren erna, contacten hebben onderhouden met Bouterse. Het veiligstellen van de eigen positie was voor deze partijleden een belangrijk motief om die gesprekken aan te gaan, maar ook het verlangen om gunsten te verkrijgen. Het is onbekend wat deze NPs’ers precies met Bouterse bespraken. Zelf zwegen zij erover. Kwam nieuws over deze contacten in de openbaarheid, dan verklaarden zij dat zij de belangen van de partij hadden gediend en geprobeerd had¬ den de militairen bij te sturen. Vooral na de verkiezingen van 1987 bena¬ drukten sommigen van hen dat zij via stille diplomatie druk hadden uit¬ geoefend op Bouterse om terug te keren naar de democratie. Op zijn beurt ging Bouterse even berekenend om met deze gedachtewisselingen. Hij hulde zijn ontmoetingen met NPs’ers in een waas van geheimzinnigheid, daarmee suggererend dat hij bezig was stapje voor stapje de
nps
van de
partijleiding los te weken en invulling te geven aan zijn ambitie om de nieuwe Johan Adolf Pengel te worden. Tegelijk vergrootte hij zijn gesprek¬ ken met
nps-vertegenwoordigers
uit om de onbetrouwbaarheid en het
opportunisme van de oude politiek aan de kaak te stellen.
423
Van NPS-kopstukken als Wal ter Lim A Po, Olton van Genderen en Ewald Meyer was bekend dat zij niet onwelwillend stonden tegenover sa¬ menwerking met Bouterse. Van Genderen en Meyer meenden dat het land gebaat was bij een regering die over een zo breed mogelijk draagvlak beschikte. Vanuit Nederland, waar hij zich na zijn gevangenschap had gevestigd, schreef Van Genderen brieven aan Bouterse waarin hij aan¬ drong op samenwerking. Bouterse zette vraagtekens bij de motieven van het tweetal en twijfelde aan de haalbaarheid van hun streven. Hij nam waar dat Arron bij wijze van tegenzet investeerde in goede relaties met Nooitmeer en dat de laatste, ook met Bouterse in gesprek, weigerde om zijn loya¬ liteit aan de partijvoorzitter op te geven. Met steun van Nooitmeer - voor de
nps
een belangrijke brug naar het volk en na 1980 eerder zijn blood
brother dan zijn rivaal - zou Arron erin slagen de partij bij elkaar te hou¬ den en voor overname door Bouterse te behoeden.8 Er zouden wel
nps-
ers naar Bouterse overlopen, maar hun aantal was gering en hun politiek gewicht liep uiteen.9 Nadat duidelijk was geworden dat het NPS-spoor doodliep, wendde Bouterse zich tot Lachmon. Al kort na de staatsgreep had Bouterse het contact met hem gezocht. Speculerend op een gedeelde afkeer van de weg¬ geschoten regering had hij geprobeerd zaken met de VHP-leider te doen, naar eigen zeggen ‘in het belang van de ontwikkeling van Suriname’. Lachmon verbond aan een gezamenlijk optrekken de voorwaarde dat te¬ ruggekeerd zou worden naar de parlementaire democratie. Eind 1980 vonden er op initiatief van Bouterse ontmoetingen plaats tussen de vhptop en het Militair Gezag in de ambtswoning van garnizoenscomman¬ dant Horb. Voor de militairen gold dat zij hoopten met steun van de vhp bredere lagen van de bevolking bij het proces van bestuurlijke vernieu¬ wing te betrekken. Lachmon beklemtoonde dat gelet op de geworteldheid van de partij in de samenleving ook de
nps
uitgenodigd diende te worden
om haar bijdrage te leveren. Deze stap getuigde van grootmoedigheid en liet zien dat de VHP-leider bereid was over veel oud zeer heen te stappen. Tegelijk gaf zijn opstelling blijk van realisme. Alleen door de krachten te bundelen zouden Lachmon en Arron tegenwicht kunnen bieden aan de militairen en een kans maken in het politieke machtscentrum terug te keren.10 Begin 1981 hadden enkele NPs’ers op uitnodiging van Bouterse en Horb een onderhoud met de militaire leiding. Dit gesprek had een oriën¬ terend karakter. Kort hierna werd partijraadsvoorzitter Van Genderen bij dit overleg betrokken. Er werd een NPS-gespreksgroep geformeerd be¬ staande uit Arron, Van Genderen, Meyer en Nooitmeer. Deze groep sprak
424
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
in de woning van Horb met de militaire leiding en drong erop aan om in het vervolg ook de vhp bij deze consultaties te betrekken. Tijdens een bij¬ eenkomst van NPS- en VHP-afgevaardigdeninde woning van VHP-er Ram Sardjoe werd dit kortgesloten. Bij het eerstvolgende overleg, thuis bij Surinder Mungra, spraken vertegenwoordigers van het Militair Gezag, de en de vhp in verkennende zin over een op gang te brengen democra¬
NPS
tiseringsproces. Er vond nog een bespreking plaats, waarna in maart 1981 de contacten op een laag pitje kwamen te staan en kort nadien uitdoof¬ den.11 De militaire top was gesprekken met de gevestigde politieke partijen aangegaan tegen de zin van delen van het leger, de vakbonden en de klei¬ ne progressieve partijen. Het duurde dan ook even voordat Bouterse deze contacten tegenover de media wenste te bevestigen.12 Dat de bevelhebber er op een gegeven moment van afzag dit communicatiekanaal nog langer open te houden, moet worden verklaard uit de links-radicale koers die de militairen in het voorjaar van 1981 besloten te volgen. Deze liet weinig ruimte voor bespiegelingen over een herstel van de parlementaire demo¬ cratie en een eventuele bijdrage van de oude politiek hieraan. Toch hadden de contacten met Bouterse een belangrijk neveneffect. De door Lachmon uitgestoken hand werd door Arron dankbaar aanvaard. De bezwaren van de laatste tegen samenwerking met een politieke rivaal vielen in het niet bij de noodzaak een front te vormen tegen een gemeenschappelijke tegen¬ stander. In de annalen van de vhp staat opgetekend dat er op 26 februari 1981 bij de VHP-topman Ram Sardjoe thuis een historische ontmoeting plaats¬ vond tussen Lachmon en Arron. De twee mannen zouden elkaar de hand hebben geschud en overeen zijn gekomen de samenwerking tussen de vhp
en de
nps
te herstellen.13 Arron: Dat berust op een misverstand. Ik heb
niet deelgenomen aan dit gesprek en was er ook niet van de hoogte. Rodgers was er wel. En het was ook zeker een gedenkwaardige bijeenkomst. Lachmon was niet gelukkig met de coup, al waren er mensen in zijn directe omgeving die er wel blij mee waren en die hier ook graag voor uitkwamen, zoals dr. Nannan Panday, die op 25 februari op de radio ontstellend tegen mij tekeer is gegaan. Lachmon moest weinig hebben van dit soort wilde acties. Ik weet dat vanaf het allereerste moment bij hem de intentie leefde: hoe breng ik dit land weer op het democratische spoor. Ik onderkende dit en ben daarom met hem gaan samen¬ werken, want hij stond erop de verantwoordelijkheid hiervoor met mij te de¬ len. Pas veel later hebben we er Soemita bij gehaald.14 Hoewel Arron kort na zijn gevangenschap op de achtergrond in enkele politieke gedachtewisselingen verzeild was geraakt, bleef hij vooralsnog
425
een toeschouwer. Zijn beperkte bewegingsvrijheid en de onmogelijkheid om politieke vergaderingen te beleggen, verhinderden dat hij als NPS-leider adequaat op de nieuwe omstandigheden kon inspelen. Vanaf de zij¬ lijn was hij getuige van de vertwijfelde pogingen van president Chin A Sen om terug te keren naar de democratie en de rechtsstaat: Chin A Sen was ook een voorstander van herdemocratisering, zeker vergeleken bij Bouterse, van wie hij zich langzaam maar zeker aan het verwijderen was. In dat op¬ zicht waren er raakvlakken met datgene wat Lachmon en ik voorstonden. Toch was ons niet duidelijk wat Chin A Sen precies beoogde. Er zijn op een gegeven moment gesprekken met hem gevoerd in Coronie en in de Palmentuin. Daar heeft Ewald Meyer contact met hem gehad. Chin A Sen voelde zich daardoor wel enigszins gesteund. Maar hij heeft het gewoon niet handig gespeeld. Op een gegeven moment kwam ons ter ore dat hij met Meyer en Van Genderen de NPS-top wilde uitschakelen om zijn relatie met Bouterse te verbeteren. Wat zal ik zeggen? Hij was onervaren in de politiek en dat heeft zich uiteindelijk tegen hem gekeerd. Behalve als een zwak politicus beschouwde Arron, niet anders dan zijn partijgenoten, Chin A Sen als een handlanger van de militairen. Een handlanger die hem bovendien persoonlijk had beledigd. Arron: Wat wil je als iemand op een podium uitdagend verkondigt dat hij Henk heet zonder de c van corruptie? Moet ik mij die lasterlijke opmerking laten welgevallen? Nee toch zeker. Samenwerking met Chin A Sen - onder de toenmalige omstan¬ digheden overigens alleen een theoretische mogelijkheid - was voor mij uitge¬ sloten. Dat neemt niet weg dat Chin A Sen een kundig arts en internist was. Hij is opgetreden als internist van mijn schoonvader, van Pa Lem en in december ïgyy ook van mijzelf. Hij heeft mij laten doorlichten in het St. Vincentius Zie¬ kenhuis, kort voordat ik mijn infarct kreeg.15 De eerste keer na de staatsgreep dat Arron als politicus weer in het openbaar verscheen, was bij de uitvaart van Pa Lem, op 13 februari 1982, kort na het vertrek van Chin A Sen als president. Op het terrein van de Moederbond16 eerde Arron de overledene als een ‘waarachtig Surinamer’ en ‘een grote, een moedige en een strijdbare zoon’, die zijn sporen had verdiend als militair tijdens de Tweede Wereldoorlog, als voorvechter van de belangen van de arbeiders bij de Moederbond en als hoofdpropagan¬ dist van de
nps.
Arron noemde Pa Lem - een drijvende kracht achter zijn
politieke carrière17 - een bron van inspiratie en geestelijke vernieuwing en benadrukte het belang van het voortleven van zijn positieve bijdragen voor Suriname: ‘De politieke generaal is er niet meer. De
nps
is in diepe
rouw gedompeld. Het “Alla sma waai oeng fraga” zal niet meer uit zijn on¬ vermoeibare keel weerklinken, maar indachtig het bekende gezegde
426
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
“Hori fasti sang joe habie, mekie moro bribie kong” zal zijn dynamische geest blijven voortleven in de Nationale Partij Suriname.’18 De toespraak van Arron in het Moederbondgebouw - waar ook Lachmon en Chin A Sen hun opwachting maakten en Daal en Van Genderen het woord voerden - bleek een belangrijke opwekking voor de NPS-achterban. Het was voor het eerst in twee jaar dat een met groene NPS-petten en -hoofddoeken uitgedoste massa bij elkaar kwam. In de beleving van de aanwezigen, voor wie in de voorbije periode had gegolden tan tiri a no don19, was deze manifestatie er het bewijs van dat de
nps
groeide tegen
de verdrukking in. Enigszins tegen zijn zin - hij wilde niet meewerken aan onnodige provocaties - werd Arron door aanhangers op de schouders genomen en rondgedragen onder het scanderen van ‘We want Arron, we want Arron’. De massameeting was bedoeld om afscheid te nemen van een coryfee van de
nps
en de Moederbond, maar groeide aldus uit tot een
aanhankelijkheidsbetuiging aan de partijdemocratie.20 Arron en Lachmon waren ervan uitgegaan dat Bouterse op 1 mei 1982, tijdens de viering van de dag van de arbeid, nadere mededelingen zou doen over een vorm van samenwerking tussen de militairen, de vhp en de nps.
De openbaarmaking van een eerder vastgestelde proclamatietekst
bleef echter uit. Arron: Vraag me niet waarom dit niet is doorgegaan. De mi¬ litairen hebben dit op het laatste moment afgeblazen. De achtergronden hier¬ van hebben we nooit vernomen. Ook later zijn die mij niet ter ore gekomen. De contacten tussen het Militair Gezag, de
vhp
en de
nps
werden voor een
periode van meer dan een jaar zo goed als bevroren.21 Op een lager niveau waren er contacten tussen de NPs’ers Caesar Seedorf en Michael Cambridge en de tweede man in de militaire hiërar¬ chie, Roy Horb.22 Werkzaam als adviseurs op diens kabinet probeerde het tweetal een matigende invloed uit te oefenen op de garnizoenscomman¬ dant en hem bij te sturen in zijn denken over nieuwe bestuurlijke verhou¬ dingen. Het stond vast dat Horb - die zich meer dan Bouterse bewust was van de bestuurlijke beperkingen van de militairen - ontvankelijk was voor de raadgevingen van de NPs’ers. Binnen de partij werden de verrichtin¬ gen van Seedorf en Cambridge echter met gemengde gevoelens bekeken. Het tweetal handelde vooral vanuit een gevoel van maatschappelijke be¬ trokkenheid, maar in een omgeving waar vertoon van daadkracht instinc¬ tief politiek wordt geduid, de geringste uiting van ontrouw of afvalligheid al snel als verraad geldt en de
nps
als geslachtofferde partij alleen maar
tégen de revolutie kon zijn, waren hun hand-en-spandiensten niet onom¬ streden.23 De top van de
nps
had weinig fiducie in samenwerking met Horb. De
427
tweede man in het leger gold als een licht ontvlambaar persoon die zijn emoties slecht onder controle had en gezagshandhaving zelden los kon zien van repressie. Nooitmeer en Rodgers hadden aan den lijve onder¬ vonden wat het betekende om aan zijn woedeaanvallen overgeleverd te zijn. Ook de onderhandelingen die Horb was gestart met André Haakmat - in NPS-kringen beschouwd als een ongrijpbare meesterstrateeg die op meerdere borden tegelijk schaakte - wekte weinig vertrouwen. Veel NPs’ers hadden meer affiniteit met oppositie die vanuit de vakbeweging of de kerken werd gevoerd. De decembermoorden van 1982 en de dood van Roy Horb in februari 1983 hadden geleid tot zuiveringen binnen het Nationaal Leger en het aantreden van een nieuw kabinet onder leiding van Errol Alibux. Gecon¬ fronteerd met teruglopende inkomsten uit de bauxietsector en verstoken van verdragsmiddelen uit Nederland, kreeg dit kabinet te maken met een snelle uitputting van de deviezenreserve, een groeiend tekort op de beta¬ lingsbalans en torenhoge staatsuitgaven. De gespannen verhoudingen in het kabinet tussen
palu-
en Rvp-ministers, het internationaal isolement
van Suriname en het anti-Bouterse offensief dat Surinaamse verzetsorga¬ nisaties in Nederland waren gestart, bevorderden evenmin de gewenste stabiliteit. Een bijkomende tegenslag voor het bewind was de moord op Maurice Bishop en de daaropvolgende invasie op Grenada op 25 oktober 1983 door een Caraïbische troepenmacht onder leiding van de vs. De re¬ gering, bevreesd dat een dergelijk lot ook Suriname beschoren kon zijn, wees de Cubaanse ambassadeur uit en bracht de diplomatieke betrekkin¬ gen met Cuba terug tot het niveau van zaakgelastigde.24 De lancering van de 25 Februari Beweging - opvolger van het Revolu¬ tionair Front - precies een maand later, deed de hoop onder aanhangers van de revolutie weer opleven. De 25 Februari Beweging stond onder voor¬ zitterschap van Bouterse en richtte zich anders dan het Revolutionair Front niet op een bundeling van revolutiegezinde organisaties. Het waren individuele burgers die zich konden aansluiten bij de eenheidsbeweging, die zou gaan fungeren als de politieke arm van het leger.25 Vooralsnog bracht dit het einde van de economische crisis niet dichterbij. Met de be¬ doeling een lening van honderd miljoen us dollar van hetiMF te krijgen, had het kabinet-Alibux ingestemd met het uitvoeren van een sanerings¬ programma, dat onder andere voorzag in belastingverhogingen. Die leid¬ den tot grootscheepse stakingen, onder andere bij Suralco, die de regering niet wist te beteugelen. Voor Bouterse waren de gebeurtenissen aanlei¬ ding het kabinet-Alibux op 9 januari 1984 de wacht aan te zeggen.26 Het besturen van het land met behulp van kleine progressieve partij-
428
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
en was mislukt en de experimenten met het Cuba-model hadden geen enthousiasme onder de bevolking weten los te maken. Bouterse reali¬ seerde zich dat hij het over een andere boeg diende te gooien om de steun van de bevolking te verwerven en toe te kunnen werken naar een norma¬ lisering van de betrekkingen met Nederland, de vs en Frankrijk. Hij kon¬ digde aan een nationale dialoog op gang te willen brengen over ‘democra¬ tische structuren’ en nodigde de vakbeweging en het bedrijfsleven uit om samen met het Militair Gezag inhoud te geven aan dit proces. Als resultaat van intensieve besprekingen tussen de drie partijen werd op 25 januari een nationaal adviesorgaan, genaamd Denktank, in het leven geroepen, waarin zitting hadden vertegenwoordigers van het Militair Gezag (3), de vakbeweging (2) en het bedrijfsleven (2). Op 3 februari werd een interim-regering benoemd onder leiding van een voormalig adviseur van Bouterse, Wim Udenhout. In deze regering hadden ministers zitting op voordracht van de drie in de Denktank vertegenwoordigde partijen. De regering kreeg twee opdrachten mee: toewerken naar democratische structuren van duurzame aard en een basis leggen voor de oplossing van de financieel-economische en sociale problemen van Suriname. De ter¬ mijn van de regering zou aflopen op 31 december 1984.27 Deze aankondigingen werden door de bevolking met scepsis ontvan¬ gen. Onduidelijk was wat de intenties van Bouterse precies waren. Was het Militair Gezag bereid tot een vorm van machtsdeling en de herintro¬ ductie van democratische structuren? Of waren de aangekondigde voor¬ nemens vooral cosmetisch van aard en bedoeld om tegenstanders van de revolutie zand in de ogen te strooien? Hoewel het ingezette proces veel tijd nam en talrijke bochten maakte, dient in retrospectief te worden vast¬ gesteld dat in januari 1984 een ontwikkeling op gang kwam, die de positie van het Militair Gezag bestendigde én de basis legde voor een vernieu¬ wing van de politiek-bestuurlijke orde, zoals op 1 mei 1980 aangekondigd door premier Chin A Sen. Parallel aan dit proces pakte Bouterse de draad van zijn besprekingen met de ‘oude politiek’ weer op. Al in juni en oktober 1983 had hij gesprek¬ ken gevoerd met Lachmon, waarbij hij hem had verzocht te reflecteren op de gebrekkige steun voor de revolutie vanuit ‘bepaalde delen van de be¬ volking’ en op het conceptprogramma van de 25 Februari Beweging. Lach¬ mon stelde zijn mening hierover op schrift. Hij pleitte voor het herstel van de democratische rechtsstaat waarbij hij bijzondere aandacht vroeg voor de ontwikkeling van een nationale economie, het respecteren van democratische rechten en vrijheden, het belang van sociale rechtvaardig¬ heid en de noodzaak van een onafhankelijke rechterlijke macht. Doelend
429
op de buitenlandse betrekkingen van de republiek deed hij het felle of¬ fensief van het kabinet-Alibux tegen kolonialisme en imperialisme af als contraproductief voor de belangen van de staat en zijn burgers.28 Begin 1984 wendde Bouterse zich andermaal tot Lachmon, nu met het verzoek om zijn visie op de structurering en beleving van de democra¬ tie in Suriname uiteen te zetten. Lachmon gaf gevolg aan deze uitnodiging en formuleerde een memorandum, getiteld ‘Basisprincipes en -structu¬ ren voor democratie in Suriname’. Dit negen pagina’s tellende document zou richtinggevend blijken voor de discussie die vanaf dat moment tus¬ sen het Militair Gezag en de oude politieke leiders op gang kwam. Het memorandum voorzag in een erkenning van de militaire factor als een realiteit in het staatsbestel, maar legde het accent op het respecte¬ ren van de volkswil. Schoorvoetend werd erkend dat er kritiek mogelijk was op het functioneren van de regering en het parlement en op de bele¬ ving van de democratie in de periode 1975-1980. Niettemin diende ‘het goede en het nuttige van vóór 1980’ behouden te blijven en uitgediept te worden. De democratische rechten en vrijheden van het Surinaamse volk dienden volgens het document te worden vastgelegd in regels. Het was van belang dat de grondwet, waarin deze regels een plaats dienden te krijgen, via een referendum door de bevolking zou worden aanvaard. Het periodiek organiseren van algemene, vrije en geheime verkiezingen was nodig om een juist beeld te kunnen krijgen van de verlangens die er on¬ der de bevolking leefden. Ten slotte dienden het parlement, het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Staatsraad controle uit te oefenen op het overheidshandelen. De toezichthoudende rol van de Staatsraad diende volgens het me¬ morandum te bestaan uit het waarborgen van de democratie en het waken voor de correcte naleving van de democratische spelregels door staatsor¬ ganen en overheidspersoneel. De Staatsraad kon in staatsrechtelijke aan¬ gelegenheden interveniëren langs de weg van de gewone interventie (via een wenk of advies aan de regering of het parlement) of door een buiten¬ gewone interventie (door de president te verplichten een referendum uit te schrijven over het tussentijds ontbinden van het parlement en het uit¬ schrijven van nieuwe verkiezingen). In het document werd voorgesteld het Militair Gezag in zijn rol als ‘behoeder van de democratie’ drie van de vijf plaatsen in de Staatsraad toe te bedelen; aan een van deze leden dien¬ de bovendien het voorzitterschap te worden opgedragen. De andere twee zetels in de Staatsraad waren bestemd voor de president en de parlements¬ voorzitter. Los van het uitoefenen van reguliere defensietaken diende volgens het memorandum het leger, indien nodig, de politie bij te staan
430
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
bij het handhaven van de interne veiligheid en de openbare orde en rust. Ook werd de krijgsmacht een rol toebedeeld in het kader van een versnel¬ de sociaal-economische ontwikkeling van Suriname.29 Met het memorandum ‘Basisprincipes en -structuren voor democra¬ tie in Suriname’ had Lachmon namens de oude politieke partijen het initia¬ tief in het debat over democratische structuren naar zich toegetrokken. Het document weerspiegelde staatsrechtelijke opvattingen die de
vhp
ook rond 1975 had gepropageerd, maar hield rekening met de veranderde machtsverhoudingen, zoals bleek uit de taken van het Militair Gezag en de Staatsraad. Lachmon legde het memorandum voor aan de leiding van de nps . Nadat partijvoorzitter Arron het document had gecontrasigneerd, werd het op 25 mei 1984 aan Bouterse aangeboden. Het overleg van de politieke leiders met het Militair Gezag kreeg vervolgens een intensiever karakter. Om dit delicate proces niet te verstoren, werden er naar buiten toe geen mededelingen over gedaan.30 Daags na de aanbieding van het memorandum besloten de 25 Februari Beweging, de vakbeweging en het bedrijfsleven elkaar in het vervolg te ontmoeten in het Topberaad, een overlegorgaan dat zich ten doel stelde democratische structuren van duurzame aard te realiseren.31 De eerste halte in het traject dat de militairen met de vakbeweging en het bedrijfsleven hadden uitgestippeld, was de instelling van een nieuw parlement, de Nationale Assemblee geheten. De Denktank onder leiding van minister van Binnenlandse Zaken Frank Leeflang had in zijn op 10 december 1984 gepresenteerde eindrapport de samenstelling en taken van dit parlement uiteengezet. De Nationale Assemblee telde 31 door de president benoemde leden, die per 1 januari 1985 in functie traden. De leden waren benoemd op voordracht van de 25 Februari Beweging (14), de vakbeweging (11) en het bedrijfsleven (6) en werden geacht binnen 27 maanden een concept voor een nieuwe grondwet op te stellen. De intro¬ ductie van dit corporatistische model, waarbij niet-gekozen leden van functionele groepen wetgevende macht kregen en een beslissende rol in de besluitvorming speelden, kwam in het bijzonder tegemoet aan de op¬ vattingen van revolutiegezinde militairen en de vakbeweging. Een com¬ missie van negen Assembleeleden onder leiding van Assembleevoorzitter Riek Aron werd op 23 augustus 1985 geïnstalleerd om een politiek raam¬ werk op te stellen. Dit raamwerk diende de grondslag te vormen voor een conceptgrondwet. Een tweede markeringspunt in het democratiseringsproces vormde de boodschap van Bouterse bij de viering van de tiende verjaardag van de onafhankelijkheid. Op 25 november 1985 liet hij tijdens een redevoering
431
op het Onafhankelijkheidsplein weten dat hij twee dagen eerder met Arron, Lachmon en Soemita een politiek akkoord had gesloten. De dia¬ loogpartners accepteerden de vier vernieuwingen die op 1 mei 1980 door premier Chin A Sen waren gepresenteerd, maar spraken af vooralsnog al¬ leen verder te onderhandelen over de politiek-bestuurlijke orde, aangezien er nog geen overeenstemming bestond over de wijze waarop de grondwet en de volksvertegenwoordiging ‘overeenkomstig de beginselen van een waarachtige democratie’ tot stand zouden moeten worden gebracht. Wel waren zij het erover eens dat beide hun beslag dienden te krijgen vóór 1 april 1987, de einddatum van de overgangsfase. Daarnaast waren de dia¬ loogpartners overeengekomen de voorwaarden te garanderen waardoor ‘een vreedzame overgang naar een democratische en sociaal rechtvaardige maatschappij’ kon worden gerealiseerd. Tenslotte hadden Arron, Lach¬ mon en Soemita ingestemd met hun toetreding tot het Topberaad.32 Lange tijd hadden Arron en Lachmon op eigen gezag aan de bespre¬ kingen met het Militair Gezag deelgenomen. Dit overleg had een infor¬ meel karakter gehad. Er werd zonder agenda vergaderd, meestal tijdens het nuttigen van een maaltijd, op wisselende locaties, zoals de Memre Boekoekazerne en de woning van Bouterse op Domburg. Arron en Lach¬ mon, tussen wie een vertrouwensband was ontstaan, probeerden via be¬ hoedzame en gedoseerde impulsen de argwaan van Bouterse weg te ne¬ men.33 Ook in persoonlijke gesprekken, soms bij hem thuis, probeerde Lachmon de leider van het Militair Gezag ervan te overtuigen dat door¬ gaan op de weg van de revolutie heilloos was en dat de leiders van de poli¬ tieke partijen hem een uitweg konden bieden uit de netelige situatie waar¬ in hij terecht was gekomen. Tijdens deze gedachtewisselingen werd van Lachmon en Arron tact, geduld en discretie gevraagd.34 Op 30 september 1985 hadden de besprekingen een structureel ka¬ rakter gekregen en was er officieel sprake van een politieke dialoog.35 Het sluiten van een politiek akkoord ging een stap verder. Hier diende volgens Lachmon en Arron intern beraad met de structuren aan vooraf te gaan. Op hun verzoek kregen zij van de militaire leiding toestemming hun ach¬ terban te raadplegen.36 Op 9 oktober verkreeg Lachmon en op 11 oktober Arron het mandaat van de achterban om de dialoog met het Militair Ge¬ zag voort te zetten. Nu de politieke dialoog een formeel karakter droeg, vonden de besprekingen wekelijks plaats in het presidentieel paleis. Op 17 oktober kwamen Bouterse, Arron en Lachmon overeen dat ook de
ktpi
- die eerder die maand was toegetreden tot de dialoog - in de persoon van Soemita deel zou gaan uitmaken van het Topberaad. Daarmee werd de laat¬ ste horde genomen richting het politiek akkoord van 23 november 1985.37
432
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
De NPS-vergaderingvan 11 oktober was emotioneel geladen. Voor het eerst in bijna zes jaar troffen NPs’ers elkaar tijdens een officiële partijbij¬ eenkomst. Om de onderhandelingen met het Militair Gezag niet te ver¬ storen, was Arron er alles aan gelegen om dit weerzien in goede banen te leiden. Om die reden was de
nps
uitgeweken naar een gemeenschaps¬
centrum aan de Van Idsingastraat en had Arron het aantal genodigden beperkt tot vijftig: de leden van het hoofdbestuur en de partijraad, oudministers en oud-parlementariërs, en deskundigen en adviseurs. Terug¬ blikkend op de voorbije jaren sprak Arron van de gemengde gevoelens die hem bekropen: Tk hoef u niet te vertellen, dat de
nps
de hardste klappen
heeft moeten incasseren, waarbij enkelen van ons langdurig in het ge¬ vang hebben gezeten en twee van ons de lichamelijke letsels van deze tijd nog met zich meedragen.38 Elk weldenkend mens had mogen verwachten dat deze situatie de NPs’ers dichter naar elkaar toe zou brengen. Hoe pijnlijk is het niet geweest om het tegendeel te ervaren.’ Hoewel volgens Arron hard diende te worden gewerkt aan het herstel van de eenheid in de partij, woog naar zijn zeggen op dat moment het nationaal belang het zwaarst. Met een beroep hierop verkreeg Arron van de aanwezigen de ge¬ vraagde steun voor het politiek akkoord.39 In zijn toespraak op 25 november 1985 stond Arron stil bij tien jaar onafhankelijkheid en verklaarde hij met trots terug te kijken op de cen¬ trale rol die hij in 1974 en 1975 op zich had genomen bij het verkrijgen van de soevereiniteit. Hij liet weten dat het wederom het nationaal be¬ lang was geweest dat bij hem de doorslag had gegeven om deel te nemen aan de dialoog en zijn handtekening te zetten onder het politiek akkoord: ‘Het is waar, veel scheidt ons nog, maar het is op dit moment veel en veel belangrijker om te zoeken naar wat ons bindt en niet naar wat ons scheidt. Ik weet, dat nog niet een ieder gelooft in de waarachtigheid van de dia¬ loog, maar ik kan u de verzekering geven, dat alle, ik herhaal alle dialoog¬ partners de politieke wil hebben gedemonstreerd om de dialoog te voe¬ ren op basis van eerlijkheid, oprechtheid, wederzijds vertrouwen in en respect voor elkaar op basis van gelijkheid. En op deze basis zal de dialoog moeten worden voortgezet.’40 Arron weigerde zijn gehoor gouden bergen te beloven: ‘U moet van ons geen wonderen verwachten. Niet alles zal van de ene op de andere dag veranderen. Er is nog een lange weg te gaan en er zullen vele moeilijk¬ heden moeten worden overwonnen.’ In dit verband laakte hij opnieuw het gebrek aan eenheid: ‘Wij Surinamers beschikken over voldoende ca¬ paciteiten om de problemen het hoofd te bieden, maar wij hebben slechts één groot probleem [...]: Wij begrijpen elkaar te weinig. Nu is de
433
tijd aangebroken waarbij wij wederom in de gelegenheid worden gesteld om de barrières die mensen van elkaar scheiden af te breken en te doen verdwijnen. [... ] Onze allergrootste plicht is te arbeiden aan de nationale eenheid van ons volk, de basis waarop ons nageslacht zal moeten voort¬ bouwen.’ Arron benadrukte dat de inwoners van Suriname op een twee¬ sprong stonden en dat het er meer dan ooit op aankwam het gezamenlijke toekomstideaal te verwezenlijken: een beter Suriname op de grondslag van vrijheid, gelijkheid, broederschap en menselijke solidariteit.41 De discussie met het Militair Gezag over de politiek-bestuurlijke or¬ de bestond voor de leiders van de oude politieke partijen uit geduldig po¬ sitie kiezen, met één mond praten en omzichtig delibereren over begin¬ selen en verantwoordelijkheden.42 Onderling waren de drie leiders het erover eens dat het aanvaardbaar was een middenweg te bewandelen tus¬ sen de opvattingen van de 25 Februari Beweging en die van de gevestigde politieke partijen zolang aan de basisprincipes van de democratie en de rechtsstaat niet werd getornd. Tegelijk zetten zij zich schrap tegen pogin¬ gen van de tegenpartij om hen tegen elkaar uit te spelen en lieten zij zich niet ontmoedigen door het trage tempo van de beraadslagingen. De tus¬ senpositie van het drietal bleek uit een intern memo waarin Lachmon, Arron en Soemita in november vastlegden dat zij ermee konden leven dat het nieuwe democratische stelsel zou bestaan uit een representatiesys¬ teem op nationaal niveau en een participatiesysteem op regionaal niveau, met elk zijn organen voor inspraak, controle, informatie en verantwoor¬ ding.43 Op 11 december ontvingen de voorzitters van de ktpi
vhp,
de
nps
en de
een uitnodiging van de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse
Zaken om naar Den Haag te komen voor een gesprek over het politiek ak¬ koord. Deze invitatie bracht hen in ernstige verlegenheid. De voorzitters lieten per omgaande weten dat ‘reeds op grond van de voorgestelde sa¬ menstelling van de delegatie’ het voor hen niet mogelijk was aan de uit¬ nodiging gehoor te geven. Onder de gegeven omstandigheden was het passeren van de voorzitter van de 25 Februari Beweging naar hun oordeel niet correct. Doorslaggevend achtten zij echter dat juist nu er beweging leek te zitten in standpunten over fundamentele binnenlandse aangele¬ genheden bemoeienis vanuit het buitenland ongewenst was. Volgens de drie voorzitters nam dit standpunt niet weg dat zij de bevordering van goede betrekkingen tussen Suriname en Nederland steunden.44 Wat Arron goed had gedaan, was de uitnodiging van Bouterse om de Surinaamse delegatie te leiden naar de conferentie over de buitenlandse schuld van de Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen. Aan de confe-
434
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
rentie, die van 30 juli tot 3 augustus 1985 in Havana werd gehouden, na¬ men 330 vakbondsvertegenwoordigers en meer dan 1200 gedelegeerden van niet-gouvernementele organisaties deel. Het was op instigatie van Fidel Castro dat de deelnemers bij elkaar waren geroepen en het was on¬ der zijn aansturing dat het overleg uitmondde in een manifestatie van Latijns-Amerikaanse solidariteit. Volgens de congresgangers lag de oplos¬ sing voor de schuldenproblematiek in grotere Latijns-Amerikaanse inte¬ gratie, intensievere zuid-zuidrelaties en de totstandbrenging van een nieuwe internationale economische orde.45 Zijn bezoek aan Havana was voor Arron het eerste verblijf in het bui¬ tenland na de machtsovername door de militairen. Zijn paspoort, dat hem in maart 1980 was afgenomen, had hij teruggekregen, zodat hij over het vereiste document beschikte om Suriname uit en in te kunnen reizen. In gezelschap van onder anderen Harvey Naarendorp (politicus, ideoloog en diplomaat, gelieerd aan de 25 Februari Beweging), Subhas Mungra (eco¬ noom van VHP-huize) en Fred Derby hernieuwde hij zijn kennismaking met het land waar hij eind 1979 voor het eerst was geweest. Opnieuw werd hij ondergebracht in een van de luxeappartementen die de gasten ter be¬ schikking stonden. Het belangrijkste inzicht dat Arron ontleende aan zijn deelname aan de conferentie lag niet op het terrein van de schuldenpro¬ blematiek, maar op het vlak van de Surinaams-Cubaanse betrekkingen. Arron: Ik had nationaal noch internationaal enige positie. Maar ik ben bij aankomst op het vliegveld met de rode loper ontvangen en afgehaald door niemand minder dan Raül Castro, vergezeld van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Cuba. En ik werd naar mijn tijdelijk onderkomen ge¬ reden in een Mercedes-Benz, waarvan je de nieuwheid nog in de bekleding kon ruiken. Een vreemde gewaarwording. De conferentie begint. Als je ver van de leider af zit, dan heb je geen politieke betekenis. Zit je in de nabijheid van de leider, dan is het omgekeerde het geval. Michael Manley nam na Castro de belangrijkste plaats in, maar naast Castro zat de weduwe van Salvador Allende en naast haar zat ik. Op verzoek van Castro heb ik een van de vergaderingen geleid. Het voeren van het woord namens Suriname heb ik overgelaten aan Harvey Naarendorp. Waarom werd ik door Castro zo in de watten gelegd? Wat was de betekenis van dit alles? Daar is gemakkelijk een verklaring voor te geven. Dit was Castro’s antwoord aan Bouterse, die tweejaar eerder op stel en sprong de Cubaanse ambassadeur Suriname had uit gejaagd. Misschien wilde Castro ook wel de banden met Suriname aanhalen. Maar primair wilde hij een sig¬ naal aan Bouterse afgeven, hem confronteren met twee vragen. Wie ben jij om mijn ambassadeur de deur te wijzen? Wat is dat voor een grap die je met mij uithaalt?
435
Behalve uit het leiden van de Surinaamse delegatie naar Cuba had Arron zelfvertrouwen geput uit een gedachtewisseling met de Venezo¬ laanse oud-president Carlos Andrés Pérez. Anderhalve week vóór het sluiten van het politiek akkoord had Arron in Paramaribo met hem ge¬ sproken over de strijd voor vrijheid en democratie en de noodzaak van nationale eenheid. In de woorden van Pérez hadden beide politici een ge¬ meenschappelijk doel: het tot stand brengen van een eerlijke en volledige beleving van de democratie’.46 Tijdens zijn tweedaags bezoek had Pérez ook Bouterse, Ramdat Misier, Riek Aron, Lachmon en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de vakbonden voorgehouden dat de tijd van mili¬ taire dictaturen in Latijns-Amerika voorbij was. Met uitzondering van Chili en Suriname waren in Latijns-Amerika militairen teruggekeerd naar de kazerne. De presidenten van Venezuela, Colombia, Argentinië en Bra¬ zilië stelden volgens Pérez groot belang in de ontwikkeling van Suriname in democratische richting.47 De dialoog verkeerde na het toetreden van de drie politieke leiders tot het Topberaad al snel in een impasse. Bouterse wenste dat de leiders aan alle werkzaamheden van het Topberaad zouden deelnemen, niet al¬ leen aan het overleg over de politiek-bestuurlijke orde. Lachmon, Arron en Soemita voelden hier niet voor. Zij verklaarden geen politieke verant¬ woordelijkheid te kunnen dragen voor het opruimen van de economische chaos die de militairen hadden achtergelaten. Daarmee zouden zij hun goodwill bij het volk verspelen. Er kon bovendien geen sprake van zijn dat de politieke partijen aan het bestuur van het land gingen deelnemen in het Topberaad en de Nationale Assemblee. Dat zou deze partijen gelijk¬ schakelen aan de vakbeweging en het bedrijfsleven die slechts deelbelan¬ gen vertegenwoordigden en deze partijen daardoor op een te laag niveau in het bestuursstelsel incorporeren. Ook voelden zij niets voor het voor¬ stel van Bouterse om de
nps,
de vhp en de
ktpi
de regering en de Natio¬
nale Assemblee te laten overnemen. Dat zou betekenen dat deze partijen bij uitsluiting de verantwoordelijkheid voor een programma van econo¬ mische sanering en herstructurering zouden dragen. Die optie was voor Lachmon, Arron en Soemita onbespreekbaar.48 In maart 1986 verzocht Bouterse de leiders van de drie politieke par¬ tijen om volledig te participeren in het Topberaad. Zijn argument was dat gedeeltelijke participatie niet bevorderlijk was voor de uitvoering van het politiek akkoord. Zijn verzoek werd gesteund door de vakbeweging en het bedrijfsleven. De politieke partijen namen het voorstel in beraad. Tij¬ dens een bijeenkomst op het presidentieel paleis op 7 mei deed Bouterse andermaal een beroep op Arron, Lachmon en Soemita om de opdracht
436
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
die in het politiek akkoord besloten lag te volbrengen. Het drietal ver¬ klaarde zich hiermee akkoord op voorwaarde dat de bereidheid om het politiek akkoord uit te voeren door alle partijen werd herbevestigd, de politieke partijen werkelijk invloed zouden krijgen op de vaststelling en uitvoering van het regeringsbeleid en deze partijen de vrijheid zouden hebben hun achterban in te lichten indien hun standpunten niet over¬ eenkwamen met de besluiten van het Topberaad. Het Militair Gezag stemde in met deze voorwaarden.49 Op 25 mei vergaderden de
nps,
de
vhp
en de
ktpi
ieder met hun
structuren over het verzoek van Bouterse. Tijdens deze bijeenkomsten werden identieke moties aangenomen, die erop neerkwamen dat de drie voorzitters gemachtigd werden om volledig in het Topberaad te partici¬ peren. De dag erna stelden de partijleiders Bouterse van dit besluit op de hoogte. De voorzitters van de drie partijen werden op 13 juni 1986 weder¬ om officieel in het Topberaad geïntroduceerd, nu als volwaardig lid. Gelet op de nieuwe situatie die was ontstaan, besloot het Topberaad op 18 juni dat het kabinet-Udenhout op 23 juni demissionair zou zijn. De leden van het Topberaad discussieerden aansluitend over een regeerprogram¬ ma voor de periode tot en met 31 maart 1987, de beoogde afsluiting van de overgangsperiode. Op 16 juli werd het regeerprogramma in een vergade¬ ring van het Topberaad officieel ondertekend en verleenden de leden goed¬ keuring aan de samenstelling van een raad van ministers onder leiding van de vhp-er Pertap Radhakishun.50 Het regeerakkoord van 16 juli 1986 impliceerde dat behalve vertegen¬ woordigers van de 25 Februari Beweging, de vakbeweging en het bedrijfs¬ leven51 nu ook exponenten van de drie oude politieke partijen deel gingen uitmaken van de uitvoerende macht. Vanuit de
nps
traden Arti Jessurun,
Harry Kensmil en W.R. Wolfram tot de ministerraad toe, respectievelijk als minister van Volksgezondheid, minister van Natuurlijke Hulpbronnen en Energie, en minister van Openbare Werken en Telecommunicatie. Be¬ halve door Radhakishun als minister-president en minister van Algemene Zaken werd de
vhp
in de regering vertegenwoordigd door Subhas Mun-
gra, die de portefeuille van financiën en planning toebedeeld kreeg. Ten slotte trad de KTPi-er C.S.H. Ardjosemito aan als minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij. Het besluit van Lachmon, Arron en Soemita om vol¬ ledig in het Topberaad te participeren en de deelname van hun partijen aan het kabinet-Radhakishun kunnen gezien worden als het derde en vierde markeringspunt in het democratiseringsproces. Overigens wenste Arron de nieuwe ministerraad bij voorkeur te typeren als een zakenkabi¬ net. Hij huldigde de opvatting dat hierin partijleden waren afgevaardigd
437
die het vertrouwen genoten van de voorzitters van de nps, de vhp en de kpti, maar formeel gezien deze partijen niet vertegenwoordigden.52
Het afleggen van de route van principeafspraken naar concrete be¬ sluiten, vooral waar het ging om de beoogde grondwet, verliep langzaam, niet zelden tot ergernis van de politieke partijen. De stroperigheid van de onderhandelingen, waarbij de
nps,
de
vhp
en de
ktpi
enerzijds op ei¬
eren moesten lopen maar anderzijds standvastigheid moesten tonen, het breedsprakige theoretiseren, waarin vooral vertegenwoordigers van de 25 Februari Beweging zich bedreven toonden, en het permanente uitwis¬ selen van memoranda en notities maakten het proces slopend en taai. Een tegenslag voor de deelnemers was dat het kabinet-Radhakishun aan¬ trad op het moment dat Ronnie Brunswijk, een voormalige lijfwacht van Bouterse, zich met gewapende acties begon te keren tegen het Nationaal Leger. Het optreden van Brunswijk, die met zijn manschappen grote de¬ len van Oost-Suriname op het Nationaal Leger veroverde, viel samen met een toenemende onvrede in het land over de aanhoudende economische crisis. De snel om zich heen grijpende geldontwaarding en koopkracht¬ daling, de oplopende goederenschaarste en de gestage uitbreiding van de parallelmarkt zorgden ervoor dat veel burgers steeds meer moeite had¬ den in hun bestaan te voorzien. Tot degenen die zich in het semilegale of illegale circuit begaven en groot geld verdienden met onwettige transac¬ ties behoorden relaties van de gevestigde politieke partijen en hoogge¬ plaatste militairen.53 Bij gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de
nps
werd onder
grote publieke belangstelling een dankdienst in de Grote Stadskerk ge¬ houden waarin dominee Darnoud voorging. Onder de aanwezige hoog¬ waardigheidsbekleders bevonden zich Lachmon en Bouterse. In een uitvoe¬ rige beschouwing, die het karakter van een terugblik en een opwekking had, verwees Arron naar het politiek akkoord van 23 november 1985 en verklaarde hij dat de deelnemende partijen vastbesloten waren een vreedzame overgang naar een democratische en sociaal rechtvaardige maatschappij mogelijk te maken. Hij was zich ervan bewust dat dit niet vanzelf ging: ‘Voorspoed komt [... ] vrijwel steeds na beproeving tot stand en het is daarom noodzakelijk dat wij als volk onze standvastigheid onder de zwaarste beproevingen blijven tonen. Het is onze plicht om alle be¬ schikbare middelen aan te wenden om de onverzoenlijke muren die ons scheiden af te breken en het puin van deze muren, die zo veel leed in onze gemeenschap hebben veroorzaakt, voor eeuwig te begraven. Er bestaan zeer zeker bij velen nog gevoelens van argwaan, achterdocht en zelfs van het absoluut ontbreken van vertrouwen. De Nationale Partij Suriname is
438
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
er echter van overtuigd, dat door positief denken en handelen een geza¬ menlijke krachtsinspanning kan worden ontplooid, waardoor de vlam van het waarachtig nationalisme in ons aller harten zal ontbranden. Pas wan¬ neer deze fase bereikt is, zal ons toekomstideaal geen visioen meer zijn; pas dan zal onze droom werkelijkheid worden; pas dan zullen wij als Surinamers tot volle wasdom komen.’54 Op 8 oktober 1986 stuurden de voorzitters van de drie politieke par¬ tijen een brandbrief aan bevelhebber Bouterse, waarin zij aandrongen op een gedachtewisseling in het Topberaad over aspecten van de beoogde politiek-bestuurlijke vernieuwing alvorens de Nationale Assemblee hier¬ over besluiten zou nemen.55 Deel 1 van het politiek raamwerk was op 13 december 1985 gereedgekomen en op 14 maart 1986 door de Nationale Assemblee met algemene stemmen goedgekeurd. Met deel 11 van het po¬ litiek raamwerk, waaraan de drie fracties in de Nationale Assemblee tek¬ stueel bijdroegen, was de Assembleecommissie al tamelijk vergevorderd. Lachmon, Arron en Soemita dreigden echter buitenspel te worden gezet in de discussie over het document, aangezien zij, evenals de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven, niet in de Nationale Assemblee vertegenwoor¬ digd waren. Bouterse zag de onwenselijkheid van deze situatie in en kwam met de partijvoorzitters overeen dat er eerst in het Topberaad con¬ sensus zou moeten bestaan over de staatsorganen die in de grondwet hun verankering dienden te krijgen. Deze consensus zou vervolgens het refe¬ rentiekader vormen bij de gedachtewisseling over de conceptgrondwet in de Nationale Assemblee.56 De ontwikkelingen verliepen vanaf dat moment in een hoger tempo, hoewel de obsessie van de militairen met de binnenlandse oorlog, zoals de strijd met Brunswijk intussen was gaan heten, een hoge vlucht nam en het optreden tegen vermeende aanhangers van Brunswijks Jungle Com¬ mando steeds grimmiger vormen aannam.57 Een macaber dieptepunt tij¬ dens de binnenlandse oorlog werd op 29 november 1986 bereikt. In Moiwana, een dorp in het Marowijnedistrict, werden tijdens een strafexpeditie 39 burgers in koelen bloede door het Nationaal Leger om het leven ge¬ bracht.58 Ook Lachmon, Arron en Soemita toonden zich geschokt door het bloedbad. Niet anders dan de meeste stadsbewoners betreurden zij de acties van Brunswijk. De toegebrachte schade aan infrastructuur, eco¬ nomie en sociale en politieke instituties, de polarisatie van de interetni¬ sche verhoudingen (vooral die tussen Marrons en niet-Marrons) en het oplopende verlies aan mensenlevens (binnen de gelederen van het Natio¬ naal Leger en het Jungle Commando alsmede onder de burgerbevolking) droegen allesbehalve bij aan het proces van nationale wederopbouw. Te-
439
gelijk keurden zij het buitensporige tegengeweld van het Nationaal Leger af en vreesden zij het overslaan van de geweldspiraal naar de stad. In Para¬ maribo circuleerden er geruchten dat het Militair Gezag voorbereidin¬ gen trof voor een ‘rode Kerst’. Daarbij zou inbegrepen zijn de liquidatie van vooraanstaande politici, onder wie Arron. Arti Jessurun zou door het Militair Gezag zijn benaderd om het voorzitterschap van de
nps
over te
nemen na het verscheiden van de partijleider.59 Tegen deze achtergrond van dreiging en intimidatie bereikte het Topberaad op 8 december overeenstemming over de aanname van de con¬ ceptgrondwet in de Nationale Assemblee op 31 maart 1987, het houden van een referendum over de grondwet binnen zes maanden na 31 maart en het houden van verkiezingen niet later dan zes maanden na het houden van het referendum. Op 12 december - een dag nadat de de
ktpi
nps,
de
vhp
en
een gezamenlijke informatiebijeenkomst hadden belegd in het
nieuwe partijgebouw van de vhp - bekortte Bouterse het vastgestelde tijd¬ pad. Tijdens een ‘anti-invasie meeting’ op het Sivaplein liet hij weten dat de verkiezingen wat hem betreft op elk gewenst moment na het referendum konden plaatsvinden. Tevens kondigde hij aan dat de kiesgerechtigde leef¬ tijd verlaagd zou worden van 21 naar 18 jaar.6° Een belangrijke vervolg¬ stap werd gezet op 24 januari 1987, toen de leden van het Topberaad een principeovereenkomst sloten over de vertegenwoordigende organen - de Nationale Assemblee, de districtsraden en de ressortraden - die via alge¬ mene, vrije, geheime en directe verkiezingen gekozen zouden worden vol¬ gens het beginsel van one man, one vote. Tevens bereikten zij overeenstem¬ ming over de kiesstelsels die in dat verband gehanteerd zouden worden.61 Voor de politieke partijen stond voorop dat de hoogste macht bij het volk lag. De
nps
had volgens Arron geen probleem met de introductie
van vertegenwoordigende organen op regionaal niveau. Deze sloten aan bij opvattingen over decentralisatie die al vóór 1980 in de partij waren ont¬ wikkeld. Maar anders dan de vakbonden en de Associatie van Surinaamse Fabrikanten hadden betoogd, dienden volgens de politieke partijen alle leden van de Nationale Assemblee door de bevolking te worden gekozen (en niet een deel te worden aangewezen door functionele groepen)62 en diende de Nationale Assemblee afzonderlijk te worden gekozen (en niet te bestaan uit de optelsom van de gekozen leden van de districtsraden). Met tegenzin waren Lachmon, Arron en Soemita akkoord gegaan met het principe dat kandidaten voor de Nationale Assemblee in het district woon¬ achtig dienden te zijn waar zij zich kandidaat hadden gesteld. Naar hun zeggen stond dit beginsel op gespannen voet met de opdracht die deze kandidaten hadden om het nationaal belang en niet het desbetreffende
440
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
districtsbelang te vertegenwoordigen. Daarentegen stonden de politieke partijen achter de figuur van de executieve president, die door de Natio¬ nale Assemblee zou worden gekozen en de leden van de ministerraad zou benoemen en ontslaan.63 Aan het kabinet-Radhakishun kwam in februari 1987 een einde als gevolg van oplopende meningsverschillen tussen ministers van de oude politieke partijen en die van de 25 Februari Beweging over het beëindi¬ gen van de binnenlandse oorlog, het oplossen van de zich almaar verdie¬ pende sociaal-economische crisis en het normaliseren van de betrekkin¬ gen met Nederland.64 Maar ondanks de optredende stagnatie op deze fronten wist een interim-kabinet onder leiding van Jules Wijdenbosch het proces van democratisering op de afgesproken wijze te vervolgen.65 Op 11 maart keurde de Nationale Assemblee met algemene stemmen deel ii van het politiek raamwerk goed.66 Bij resolutie werd een Commissie Formulering Grondwet op basis van het politiek raamwerk deel 1 en 11 in¬ gesteld. Deze redactiecommissie onder voorzitterschap van Eddy Bruma kreeg tot 31 maart de tijd om een conceptgrondwet te produceren. In re¬ actie op deel ii van het politiek raamwerk pleitte Arron er tevergeefs voor om de Verenigde Volksvergadering als institutie uit de grondwet te schrap¬ pen. Zijns inziens verdroeg de Verenigde Volksvergadering zich niet met het wezen en het karakter van de Nationale Assemblee als hoogste or¬ gaan van staat.67 In een gezamenlijke standpuntbepaling formuleerden Lachmon, Arron en Soemita bij wijze van alternatief een procedure voor de verkiezing van de president en de vicepresident door de Nationale Assemblee via maximaal vier stemrondes. Dit voorstel kreeg echter niet de bijval van de dialoogpartners. Fletzelfde gold voor hun kritiek op de vooruitgeschoven rol van het Nationaal Leger en de politieke bevoegdhe¬ den van het Militair Gezag. Volgens Lachmon, Arron en Soemita bestond er in een ‘waarachtige democratie’ maar één staatsgezag, zodat het verwij¬ deren van het Militair Gezag uit de grondwet in de rede lag. Voor Bouterse was deze optie onbespreekbaar.68 De commissie-Bruma kwam tijdig met haar werk gereed.69 Op 30 maart stelde de Nationale Assemblee officieel ‘het voorontwerp van de grondwet van Suriname’ vast.70 De redactiecommissie bood het ontwerp tevens aan minister-president Wijdenbosch aan. Diens kabinet werd ge¬ acht in de aanloop naar het beoogde referendum en de geplande verkie¬ zingen de noodzakelijke bestuurlijke, juridische en praktische voorberei¬ dingen te treffen. Na de aanvaarding door de Nationale Assemblee werd het voorontwerp doorgeleid naar het Topberaad, waar overeenstemming werd bereikt over de definitieve versie van het document. In het Topberaad
441
hadden op dat moment zes vertegenwoordigers van de gevestigde poli¬ tieke partijen zitting: Arron en Nooitmeer (vhp)
en Soemitaen Dragman
(ktpi).
(nps)71,
Lachmon en Mungra
Daarnaast maakten van dit orgaan
deel uit acht vertegenwoordigers van de vakbeweging, vier van het bedrijfs¬ leven en drie van de 25 Februari Beweging.72 Als voorzitter van het Topberaad maakte Bouterse op 31 maart in een bijzondere vergadering van de Nationale Assemblee bekend dat er op 30 september een referendum over de conceptgrondwet zou worden gehou¬ den en dat er op 25 november algemene, vrije en geheime verkiezingen zouden plaatsvinden.73 Lachmon, Arron en Soemita vertrouwden erop dat het democratiseringsproces met succes zou worden afgerond en dat de vhp, de nps en de
ktpi
de ophanden zijnde verkiezingen zouden win¬
nen. Zij verwachtten dat Bouterse de uitslag zou accepteren, aangezien hij zich niet nog meer problemen kon veroorloven en de politieke partij¬ en - die hij niet tegen elkaar uit had kunnen spelen - nodig had om de cri¬ sis in het land te kunnen oplossen. De conceptgrondwet was naar hun oordeel niet volmaakt, maar de meest controversiële onderdelen - de voor¬ uitgeschoven positie van het leger74 en de machtsconcentratie in handen van de president75 - zouden na de verkiezingen door middel van grond¬ wetswijzigingen kunnen worden aangepast.76 Arron: De grondwet van ig8j is in hoofdzaak het werk van Wijdenbosch geweest.77 Zijn oorspronkelijke plan was om de president nog sterkere execu¬ tieve bevoegdheden te geven en de ministers een soort veredelde secretarissen te laten zijn die administratieve verantwoordelijkheid droegen voor hun minis¬ terie. In het Topberaad hebben we ons hier steeds tegen verzet. Het gevolg was dat de uiteindelijke grondwetstekst een onbevredigend compromis is geworden, ergens tussen een presidentieel en een parlementair stelsel in. Je ziet dat tijdens Frontregeringen de balans naar de parlementaire kant doorsloeg en tijdens de regering-Wijdenbosch naar de presidentiële kant. Wij waren van oordeel dat ministers zelf hun beleid moeten verdedigen in het parlement. Wijdenbosch meende dat het de taak van de president is om namens de regering met de Nationale Assemblee in debat te gaan. Hij beschouwde ministers als zijn me¬ dewerkers, niet als zelfstandig opererende bewindslieden die op hoofdlijnen gebonden zijn aan het regeringsbeleid, maar er verder hun eigen invulling aan geven. Ik denk dat het goed is dat als de grondwet opnieuw geamendeerd wordt we opnieuw een parlementair stelsel krijgen in Suriname. Dat sluit niet alleen aan bij onze constitutionele geschiedenis, maar schept ook duidelijkheid. De bestaande tussenvorm was in ig8y het maximaal haalbare, maar intussen zijn de omstandigheden dusdanig dat we alsnog terug kunnen naar het model dat onze voorkeur geniet.78
442
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
Begin mei keurde het Topberaad de tekst van de preambule van de ontwerpgrondwet goed. Arron en Lachmon wisten de concepttekst van veel revolutionaire frasen te ontdoen. Arron verzette zich bovendien met succes tegen het voornemen van Bouterse om een passage in de preambule op te nemen waarin was vastgelegd dat de koloniale periode op 25 februari 1980 was afgesloten. Een dergelijke zinsnede, die niet alleen een histori¬ sche onwaarheid, maar in zijn beleving ook een persoonlijke belediging inhield, kon hij onmogelijk over zijn kant laten gaan. Toch lukte het de politieke leiders niet de preambule geheel van revolutionaire retoriek te ontdoen. Het bleef ook hier een kwestie van geven en nemen.79 Het besluit van Lachmon, Arron en Soemita om met één gezamenlijke lijst de verkiezingen in te gaan, lag in de lijn der verwachting. Het drietal was in het voortraject gelijk opgetrokken, had duidelijke standpunten in¬ genomen en wilde om die reden ook als alliantie de steun van het electo¬ raat verwerven. De partijvoorzitters meenden dat een combinatie op voorhand het verwijt ontkrachtte dat zij etnische politiek bedreven. Zij hoopten hierdoor de nadelen van het districtenstelsel op een pragmati¬ sche wijze te kunnen opvangen. De Staatsraad was in hun optiek niet zo¬ zeer de opvolger van het Topberaad - zoals het Militair Gezag voor ogen stond - maar een orgaan van alle relevante maatschappelijke groeperin¬ gen dat zich richtte op het bevorderen van stabiliteit en besluitvaardig¬ heid. Binnen het constitutionele bestel diende de Staatsraad zoveel mo¬ gelijk een evaluerende, begeleidende en adviserende rol te vervullen. Het was niet de bedoeling dat dit orgaan de Nationale Assemblee als hoogste orgaan van staat voor de voeten ging lopen.80 HET FRONT VOOR DEMOCRATIE EN ONTWIKKELING
Vanaf april adviseerden de
nps,
de vhp en de
ktpi
hun achterban om per
referendum vóór de conceptgrondwet te stemmen, zodat aansluitend ver¬ kiezingen konden plaatsvinden en de democratie en de rechtsstaat in ere konden worden hersteld. Vrees voor concurrentie van de politieke partij die de militairen bezig waren op te richten, hadden zij niet. ‘Mek’ den kon, w’e wakti den!’ riep Lachmon met opmerkelijk bravoure tijdens een informatiebijeenkomst van de
vhp.81
De drie partijen meenden de soci-
aal-economische crisis - voor veel mensen een nijpender probleem dan het gebrek aan democratie - met steun van West-Europa en de vs te kun¬ nen oplossen. De visie van partijprominenten op de ontwikkeling van Suriname week per saldo niet af van de opvattingen die zij vóór 1980 hierover hadden geventileerd. Op 15 mei ging een voorlichtingscampagne over het democratiserings-
443
proces van start. Brochures en folders over de conceptgrondwet werden op grote schaal onder de bevolking verspreid. Ook exemplaren van de ontwerptekst werden in royale aantallen gedistribueerd. Radio, televisie en kranten werden opgeroepen om de achtergronden en de betekenis van het referendum toe te lichten. Hoewel de schijnwerpers op de volks¬ raadpleging waren gericht, ging de belangstelling van de media en de po¬ litieke partijen vooral uit naar de verkiezingen. Onder welke naam kon de combinatie van nps, vhp en gaan? Bij de
nps
het beste de strijd met Bouterse aan¬
passeerden verschillende namen de revue: de Nationale
Verkiezings Kombinatie (nhk)
kt pi
(nvk),
de Nationale Hervormings Kombinatie
en de Nationale Herstel Kombinatie
(nhk).
De Nieuwe Weg was
in beeld als naam voor het partijprogramma van de
nps.
In september
zou het programma onder die titel worden gepubliceerd.82 Op i juli vond de oprichtingsvergadering plaats van de Surinaamse Partij van de Arbeid
(spa)
van Fred Derby en Siegfried Gilds en op 4 juli
van de Nationale Democratische Partij Wijdenbosch. De
spa
(ndp)
van Desi Bouterse en Jules
stelde zich een nationale politiek ten doel, die ras,
etniciteit en religie oversteeg en de belangen diende van vooral arbeiders en landbouwers. De erfgenaam van de
pnr
positioneerde zich tussen de
gevestigde politieke partijen (die Derby corruptie en wanbeleid verweten ten tijde van de NPK-regeringen) en de ndp (waarmee de
spa
zich als pro¬
gressieve partij verwant zei te voelen, maar waar de heersende corruptie en zelfverrijking Derby eveneens een doorn in het oog waren).83 Bouterse hield op 4 juli als leider van de revolutie een toespraak waarin hij afgaf op zijn tegenstanders, die hij verweet politiek op religieuze en raciale grond¬ slag te bedrijven. Naar zijn zeggen was de
ndp
de partij voor de jeugd, die
de verworvenheden van de revolutie koesterde en terecht de blik op de toekomst gericht hield. Toch raakten de aanwezige jongeren onder zijn gehoor pas geestdriftig na het formele deel van de vergadering, toen zij in de gelegenheid werden gesteld om een door de ndp gesponsord optreden van de Venezolaanse salsakoning Oscar D’León bij te wonen.84 Voor Arron, Lachmon en Soemita was de proclamatie van de ndp
spa
en de
het sein om op 10 juli bekend te maken dat zij onder de naam Front
voor Democratie en Ontwikkeling de verkiezingen zouden ingaan.85 In een gezamenlijke verklaring lieten de
nps,
de vhp en de
ktpi
weten dat
voor de vestiging van een ‘waarachtige democratische rechtsstaat’ en ‘de maximale bevordering van de ontwikkeling van Suriname’ een zo groot mogelijke eenheid onder de Surinaamse bevolking diende te bestaan. Het Front meende een bijzondere verantwoordelijkheid te dragen voor het tot stand brengen van deze eenheid.86 Tijdens een toespraak ter gelegen-
444
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
heid van de openingvan het NPS-coördinatiecentrum op Grun Dyari riep Arron in een toespraak zijn gehoor op tot kalmte en volharding: ‘Wij zijn door een diep dal van duisternis gegaan, maar wij hebben dit alles door¬ staan. [... ] Wij zijn [... ] niet op revanche uit. Wij verkeren thans in blijd¬ schap, omdat onze partij haar rechtmatige plaats in de volksvertegen¬ woordiging en de regering [...] zal herkrijgen. [...] Wij gaan met z’n allen, vastberaden, de ene zwijgend en de andere uitbundig, de komende uitdagende krachtmeting tegemoet. Onze brandende frambo zal u allen door elke duisternis begeleiden en onze groene kleur zal voor u allen het symbool van hoop zijn.’ Niet de ‘politics of power’, maar de politiek van moraal, principes en geweten, het fundament van het democratisch nationalisme, bepaalde volgens Arron de toekomst: ‘In het rijk der menselijke verhoudingen is veel, heel veel, scheef gegaan. Wij zijn reparateurs gebleven van het oude vervallen koloniale gebouw in plaats van uitgegroeid te zijn tot architec¬ ten en bouwers van nieuwe structuren die de geest ademen van de nieuwe Surinamer. [...] Mijn revolutie is daarom de revolutie van de wederop¬ bouw van onze nationale trots, ons zelfrespect en ons zelfvertrouwen. [... ] Ergens ligt een nieuwe horizon en daarom zullen we met z’n allen de negatieve mentaliteit die ons volk verscheurt, onze vooruitgang stremt en de nationale kracht ondermijnt, van ons moeten afschudden.’87 Lachmon verklaarde in zijn toespraak een schildpad te willen zijn en geen hert. Een hert bereikte misschien vanwege de snelheid waarmee hij zich kon verplaatsen eerder zijn doel, maar hij was anders dan de schild¬ pad niet in staat om onderweg indrukken op te doen. Bovendien leefde de schildpad langer dan een hert en bezat hij de goede eigenschap om zich schuil te houden in zijn schild totdat het gevaar geweken was. Ook Soemita voerde tijdens de bijeenkomst kort het woord. Hoewel de aanwezigen kracht putten uit het besef één front te vormen tegen een gemeenschap¬ pelijke tegenstander, bleek dat de leiders zich bij voorkeur als voorman van hun eigen eenheid wensten te presenteren. Zij refereerden aan de belangrijke plaats die jongeren innamen in het proces van vooruitgang en ontwikkeling - in het bijzonder Arron - maar het overheersende sig¬ naal dat de partijleiders afgaven was dat het Surinaamse electoraat er goed aan deed de aanwijzingen en raadgevingen van hun voorzitters te volgen.88 Het Front wenste legerleider Bouterse zoveel mogelijk te ontzien. Voorkomen diende te worden dat de militairen op het laatste moment zouden besluiten de verkiezingen af te blazen. Om die reden gingen Frontpolitici op verkiezingspodia heikele kwesties uit de weg en zagen zij af van het leveren van rechtstreekse kritiek op de bevelhebber. Ook stel-
445
den zij het verloop van de campagne zo voor dat militairen niet vroegtijdig de conclusie konden trekken dat de strijd voor hen verloren was. Frontaanhangers werden door hun leiders en masse naar NDP-bijeenkomsten gedirigeerd om hun opponenten in de waan te laten dat zij nog altijd een faire kans maakten om de electorale krachtmeting te winnen.89 De officiële proclamatie van het Front vond plaats op zondag 2 augus¬ tus tijdens een massameeting op de terreinen van de Moederbond en Stichting De Olifant aan de Verlengde Coppenamestraat.90 De Ware Tijd sprak van de grootste massameeting ooit in Suriname gehouden en schat¬ te dat er zestigduizend mannen en vrouwen op de been waren. Behalve de pers waren ook de Frontleiders overdonderd door de hoge opkomst.91 Hoewel de ndp op hetzelfde tijdstip een Rumble in the Jungle-party had georganiseerd op een andere locatie in Paramaribo - in de hoop mensen bij de Frontpartijen weg te lokken - had dit niet het beoogde resultaat ge¬ had. Het herwonnen zelfvertrouwen van de Frontleiders straalde zicht¬ baar af op de menigte, die geen last leek te hebben van de verzengende hit¬ te en uitbundig de geboorte van de partijcombinatie vierde. Vol overgave werden de verkiezingsliederen ‘Mi owru s’su’ (Mijn oude schoen) en ‘Stem frontaal, Surinamers allemaal’ door de aanwezigen meegezongen.92 Een zee van groene, oranje en witte vlaggen - de vlaggen van de nps, de vhp en de ktpi - begeleidde hun samenzang.93 De manifestatie werd geopend door vier geestelijken, die hun gebeden uitspraken en de drie Frontleiders zegenden. Een van de voorgangers, ds. Doelwijt, moest door Arron tot kalmte worden gemaand, nadat hij onder bijval van het publiek God had gesmeekt de duivel uit te drijven. De vin¬ gerwijzing van de geestelijke kon moeilijk worden misverstaan. Het sym¬ bool van het Front - een omcirkeling van drie afzonderlijk door een ring omsloten partijsymbolen, namelijk een frambo (fakkel) (nps), een olifant (vhp) en een wajangpop (ktpi) - werd onthuld door een leider van het moment, Lachmon, een leider uit het verleden, Iding Soemita, en drie jonge vrouwen die de toekomst verbeeldden. Ook werd de vlag van het Front gehesen. In de toespraken van de Frontleiders waren plagerige toe¬ spelingen op de beperkte opbrengsten van de revolutie niet van de lucht, maar bleven frontale aanvallen achterwege. In een als vlugschrift rond¬ gedeeld Manifest namen de begrippen dialoog, consensus en samenwer¬ king een opvallende plaats in.94 Het publiek verstond de boodschap en reageerde beheerst op de uiteenzettingen van de sprekers. Arrons redevoering was vooral een reprise van zijn toespraak op 10 juli. Hij stelde andermaal het democratisch nationalisme centraal, verzocht de aanwezigen om hun krabbenmentaliteit in te ruilen voor oprechtheid
446
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
17•
Henck Arron, Willy Soemita en Jagernath Lachmon tijdens de verkiezingscampagne van het
Front voor Democratie en Ontwikkeling in 1987
en zelfkritiek, en in harmonie af te stevenen op de nieuwe horizon. Het Front zou naar zijn zeggen geen rijke nalatenschap erven, maar zou on¬ bevreesd de uitdaging aangaan om voor Suriname politieke stabiliteit en economische vooruitgang te realiseren: ‘Wij gaan over een rechte weg zonder kronkelpaden. God never fails.’9S Arron sloot in pengeliaanse stijl zijn toespraak af: ‘Ik ben met u geweest, ik zal met u zijn en ik zal met u blijven tot het laatste uur, tot het laatste druppeltje bloed.’96 Wijzend naar de menigte voor hem meende Soemita dat het volk allang gekozen had. Hij beloofde dat na 25 november het Front er alles aan zou doen om de bestaande onzekerheden in zekerheden om te zetten. Soemita plaatste kritische kanttekeningen bij de voorhoederol van het leger. Hij liet zich ontvallen dat er zo veel sterren op de schouders van de militairen waren neergedaald, dat er bijna geen sterren meer aan de hemel waren overge¬ bleven. Deze kwinkslag werd door het aanwezige publiek met lachsalvo’s beantwoord. Lachmon voorspelde een verpletterende verkiezingszege voor de partijcombinatie: ‘Ik ben als een riethalm. Ik buig als de storm raast en sta weer op wanneer deze voorbij is. Deze riethalm is nu samen met de anderen een kankantrie geworden en zal alle stormen kunnen
447
doorstaan.’ Hij zegde toe na het behalen van de verkiezingsoverwinning naar Den Haag te zullen gaan om ‘ons geld te halen’. De droom die in 1980 was verstoord, zou weer opgepakt worden en met succes worden verwe¬ zenlijkt. De dichter Dobru citerend sprak Lachmon: Na mi dei tide, tide na un dei. Voor de VHP-leider was het nu of nooit, alles of niets, erop of eronder.97 De manifestatie van het Front was bij officieren van het Nationaal Leger in slechte aarde gevallen. Zij boden legerleider Bouterse een petitie aan, waarin zij de ‘beledigingen, bedreigingen en vernederingen’ aan het adres van de revolutie scherp veroordeelden. Naar hun zeggen waren de oude politieke partijen de weg ingeslagen van ‘wrok, broederhaat, tweedracht en vernedering’ en hadden zij door hun opstelling van het Topberaad een Topverraad gemaakt. De officieren eisten dat het Militair Gezag de samen¬ werking met de nps, de vhp en de
ktpi
in het Topberaad zou verbreken.
Bouterse nam het voor hen op. ‘Niemand regeert het land meer zonder ons,’ verklaarde hij daags na de oploop aan de Coppenamestraat. Bouterse erkende dat een massameeting geen kerkdienst was en dat podiumtaal onlosmakelijk hoorde bij een politieke manifestatie. In zijn ogen hadden ook niet alle Frontleiders zich vergaloppeerd. Zijn kritiek gold vooral Soemita, die onder andere had verklaard dat het Front een opmars zou maken van west naar oost en van Paramaribo naar Sipaliwini en dat ieder¬ een in verbroedering en harmonie tegemoet zou worden getreden. Heers¬ te er in Oost-Suriname dan geen burgeroorlog? Hadden militairen hier niet hun leven gegeven voor de verdediging van de soevereiniteit van het land? Onderhield het Front soms contacten met Brunswijk waarvan het wettig gezag geen weet had? Om zijn solidariteit met de officieren tot uit¬ drukking te brengen en de betekenis van het Nationaal Leger als machts¬ factor te onderstrepen, kondigde Bouterse aan samen met commandant Graanoogst uit het Topberaad te zullen treden en de 25 Februari Beweging te zullen vragen in hun vervanging te voorzien.98 Wat vanaf eind maart een voorspoedig verloop had gekend, dreigde in een impasse te geraken. Om de kou uit de lucht te halen en de verstoor¬ de relaties tussen militairen en burgerpolitici te herstellen, kwamen op 10 augustus - op initiatief van de voorzitters van de ktpi
nps,
de
vhp
en de
- Bouterse, Arron, Lachmon en Soemita in Leonsberg voor overleg
bij elkaar. Het onderhoud, in de vorm van een werklunch in River Club, mondde uit in een akkoord. De vier leiders erkenden een gezamenlijke verantwoordelijkheid te hebben om ‘in alle rust en oprechtheid te wer¬ ken aan de stabiliteit en nationale eenheid als basis voor de realisering van de waarachtige democratie’. De Frontleiders erkenden dat Bouterse
448
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
het initiatief tot een nationale dialoog had genomen en dat er sindsdien ‘een zeer vruchtbare en geloofwaardige verhouding’ tussen de deelne¬ mende partijen had bestaan die de weg had vrijgemaakt voor de komende verkiezingen. Zij gaven Bouterse de verzekering een zo goed mogelijke relatie met het Nationaal Leger na te streven. Op zijn beurt beloofde Bouterse de Frontleiders dat hij de uitslag van de verkiezingen zou respec¬ teren. Ten slotte stelden de bevelhebber en de Frontleiders dat de discus¬ sie met betrekking tot de nationale ontwikkeling diende te worden voort¬ gezet langs de weg van de dialoog ‘op basis van eerlijkheid, oprechtheid en in het nationaal belang’.99 Bouterse presenteerde het Leonsberg Akkoord als een persoonlijke triomf. Hem was eer bewezen als instigator van de nationale dialoog. Daarmee had hij het Front getoond bij wne de werkelijke macht lag. Arron, Lachmon en Soemita realiseerden zich dat zij de onderliggende partij waren en dat hun respectbetuiging jegens het Militair Gezag als een teken van zwakte kon worden uitgelegd. Zij beschouwden het akkoord echter vooral als een tactische zet. De Frontleiders aanvaardden een tijdelijk ver¬ lies met het oog op het verkrijgen van winst op de lange termijn. Loftui¬ tingen aan het adres van Bouterse zouden hem gunstig stemmen en zijn ego strelen. Naar verhoopt zouden ze ook een tegenwicht bieden aan de bewieroking van de legerleider door radicale elementen in zijn omgeving en Bouterse meer op afstand van deze groep plaatsen. Een stapje terug zou het de Frontleiders aldus mogelijk maken naderhand een sprong voor¬ waarts te maken.100 Om het Leonsberg Akkoord heeft vanaf het begin een waas van ge¬ heimzinnigheid gehangen. Menigeen nam aan dat in het document maar een deel van de genomen besluiten was vastgelegd. De ondertekenaars hebben zelf altijd ontkend dat zij in River Club ook nog mondelinge af¬ spraken met elkaar maakten of in aanvulling op het gepubliceerde docu¬ ment nog een onderliggend akkoord tekenden. Zij hielden vol dat alles wat zij overeengekomen waren in het officiële document was terug te vinden.101 Meer specifiek verwezen de Frontleiders het gerucht dat een gentlemen’s agreement voorzag in het verlenen van amnestie aan plegers van mensenrechtenschendingen naar het rijk der fabelen.102 Ook ont¬ kenden zij dat aangekoerst zou worden op het intact laten van de grond¬ wet. Naderhand stelden zij dat de deelnemende partijen de in Leonsberg gemaakte afspraken alle waren nagekomen, zodat er geen behoefte meer had bestaan aan een voortzetting van de dialoog. Hoewel er geen bewijs voor kan worden aangedragen, ligt het voor de hand dat in River Club de nadruk heeft gelegen op het geleidelijk laten verlopen van de overgang
449
naar een ‘waarachtige democratie’. Het Militair Gezag was er veel aan ge¬ legen dat deze ontwikkelingen zich stapsgewijs zouden voltrekken. Het was niet nodig deze gedragslijn nader toe te lichten. De onder druk van de legerleiding bereikte consensus op hoofdlijnen was voldoende om de Frontpartners tot omzichtig handelen te bewegen.103 De wettelijke voorzieningen voor het te houden referendum over de grondwet werden in een decreet vastgelegd en op 1 september door de Nationale Assemblee goedgekeurd. Kiezers die in de oorlogsdistricten woonden, werden in de gelegenheid gesteld hun stem in Paramaribo uit te brengen. Het referendum dat op 30 september plaatsvond - het eerste in de geschiedenis van Suriname - kende een mat verloop. De uitslag stond eigenlijk op voorhand vast. Alle politieke partijen hadden hun achterban opgeroepen vóór de ontwerpgrondwet te stemmen. Mensen beschouw¬ den hun deelname aan het referendum als een noodzakelijke voorwaarde om mee te kunnen doen aan de verkiezingen. Hun stem hield geen in¬ houdelijke goed- of afkeuring van de grondwet in. Volgens de Frontpartijen kon de constitutie bij een royale verkiezingszege op 25 november altijd nog geamendeerd worden. Aan het referendum nam 62,7 procent van het electoraat deel. Maar liefst 96,9 procent van de uitgebrachte stem¬ men hield een uitspraak ten gunste van de grondwet in. Op 30 oktober werd de constitutie plechtig afgekondigd in het presidentieel paleis. Het van kracht worden van de nieuwe grondwet betekende dat de eerste grond¬ wet van de republiek Suriname definitief tot het verleden behoorde. In aanmerking genomen dat deze op 13 augustus 1980 buiten werking was gesteld, had de onafhankelijkheidsgrondwet nog geen vijf jaar als hoog¬ ste rechtsregeling dienstgedaan.104 Eind oktober ontstond er in het Topberaad onenigheid tussen het Front en de legerleiding over het houden van verkiezingen in de drie oor¬ logsdistricten: Marowijne, Brokopondo en Sipaliwini. De Frontpartijen, gesteund door de vakbeweging en het bedrijfsleven, verklaarden zich te¬ gen verkiezingen in die delen van het land die gebukt gingen onder de binnenlandse oorlog. Verkiezingen zouden hier geen adequate afspiege¬ ling van de krachtsverhoudingen opleveren, aangezien een correcte stem¬ busgang niet kon worden gegarandeerd. Niet alleen ontbraken de beno¬ digde faciliteiten en kon ónmogelijk aan de veiligheidseisen worden voldaan, de grote meerderheid van de kiesgerechtigden in deze gebieden was bovendien niet geregistreerd. Als de verkiezingen in de drie districten doorgang zouden vinden, dan zou de
ndp
tien zetels in de wacht slepen
zonder dat deze uitslag in een eerlijke strijd met het Front tot stand zou zijn gekomen.
450
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
Het Militair Gezag had in deze kwestie eerder de kant van het Front gekozen, maar was daar van teruggekomen. Voorzag de legerleiding dat de
ndp
het zich niet kon permitteren zetels ‘weg te geven’? Met verwij¬
zing naar de grondwet stelde Bouterse dat er 51 en niet 41 volksvertegen¬ woordigers dienden te worden gekozen. Daaraan had hij zich te houden. Evenmin wilde hij het verwijt krijgen dat hij de binnenlandbevolking sys¬ tematisch van deelname aan de verkiezingen uitsloot. Het ging volgens Bouterse om 10 zetels die vóór 1980 gegarandeerd naar de
nps
zouden
zijn gegaan, omdat andere politieke partijen ter plaatse niet actief waren. Met de komst van de
ndp
was daar verandering in gekomen.
Om de militairen niet te bruuskeren, overwoog Lachmon om ‘onder protest’ met verkiezingen in de oorlogsdistricten in te stemmen. Ook als de
ndp
10 zetels in het binnenland won, kon het Front nog altijd een
tweederde meerderheid in de Nationale Assemblee behalen. Maar Arron verzette zich tegen dit voorstel. Ook de suggestie van Lachmon om in de drie districten kandidaten te laten stellen door de Partij voor Broeder¬ schap en Eenheid in de Politiek
(bep),
een partij die met het Front samen¬
werkte, werd door hem verworpen. De enige oplossing waarmee Arron zich kon verenigen was om de verkiezingen in Marowijne, Brokopondo en Sipaliwini uit te stellen tot 25 februari 1988. Naar verwachting zou de situatie in het binnenland tegen die tijd genormaliseerd zijn. Bouterse voelde hier echter niet voor.105 De kandidaatstelling in de districten leverde - nadat de termijn hier¬ voor was verlengd - weinig op. In Marowijne en Sipaliwini waren geen kandidaten gesteld en in Brokopondo alleen NDP-kandidaten op het ni¬ veau van de Nationale Assemblee, niet op dat van de districts- en ressortraden. Arron was vastbesloten op grond hiervan de uitslag van de ver¬ kiezingen in de drie districten aan te vechten.106 Kort hierna werd de kandidaatstelling via een staatsbesluit tot 9 november ‘opengebroken’. Het Front protesteerde hiertegen, aangezien de raad van ministers geen goedkeuring aan dit besluit had gegeven. Deze kritiek was echter aan do¬ vemansoren gericht. De Pendawa Lima en de de drie districten, de
palu
ndp
stelden kandidaten in
deed dit in Marowijne en Brokopondo. Arron
verbeet zijn teleurstelling. Een voor hem positieve ontwikkeling was dat op 30 oktober de ondertekening plaatsvond van een protocol van samen¬ werking tussen de nps en de Moederbond. Arron en Fred van Russel (sinds 1983 de opvolger van Cyrill Daal) gaven met het plaatsen van hun hand¬ tekening te kennen de vriendschappelijke betrekkingen tussen beide or¬ ganisaties te willen continueren. In het kader van deze samenwerking organiseerde de Moederbond op 21 november een wrokoman prodowaka
451
(arbeiderswandelmars) en een massameeting ter ondersteuning van de n p s verkiezingscampagne.107 Tijdens de campagne van het Front hield Arron vast aan de verzoe¬ nende lijn. NPs’ers die politieke tegenstanders op podia onderuit wens¬ ten te halen of te beledigen, werden publiekelijk door hem gecorrigeerd. Tijdens een Frontbijeenkomst in Wageningen riep Arron een NDP-aanhanger naar voren, omhelsde hem en gaf hem het woord. De jongeman, een NDP-vlag in de hand, hield een korte toespraak, waarna Arron hem opnieuw omhelsde en de massa toeriep dat dit typerend was voor de op¬ stelling van het Front. Ook een andere NDP-er kreeg de ruimte zijn zegje te doen. Deze beweerde ten overstaan van het publiek dat Lachmon Arron in het Front had gebracht. Volgens Arron was dit geen eigen inzicht van de spreker, maar een sprookje dat de jongen door partijgenoten was aan¬ gepraat: ‘Want niemand heeft mij in het Front gebracht. Maar men wil een splitsing tussen ons brengen. Vandaag.’108 Op 12 november presenteerde het Front zijn verkiezingsprogramma in hotel Torarica. Ook in dit overzicht van stellingnamen en beleidsvoor¬ nemens overheerste de geest van dialoog, consensus en samenwerking en werd teruggegrepen op de beginselen van democratie, rechtsstaat en duurzame ontwikkeling die ook vóór 1980 leidende principes van de drie partijen waren geweest.109 Later die maand raakten Frontaanhangers slaags met NDP-ers in de omgeving van ocer (het partijcentrum van de
ndp). Voor een gevulde zaal riep Bouterse de Frontleiders op om hun achterban tot bedaren te brengen. Smalend: ‘De olifant is ziek. Wij gaan de olifant beter maken.’ Hij vergeleek de Frontleiders met ‘drie mannen die een circus dreigen te maken van het land. Ze hebben oude schoenen aan en die schoenen moeten begraven worden. Laat ze hun nederlaag er¬ kennen.’110 Tijdens een massameeting op het Bronsplein beklemtoonde Arron dat redelijkheid het richtsnoer van de coalitie zou zijn: ‘Er zal geen rancune toegepast worden. Het volk krijgt de volle garantie dat een zake¬ lijk beleid gevoerd zal worden. Het goede voorbeeld zal gegeven worden. Er is geen behoefte om bij het verleden te blijven stilstaan. [... ] Oog om oog, tand om tand, is niet de juiste methode. Wij zijn geen cowboys. Hier gelden de wetten van de prairie niet. Wij hebben rust nodig.’111 Kort vóór de stembusgang zette Arron uiteen dat Surinamers in het buitenland er goed aan deden hun kennis en ervaring dienstbaar te maken aan de natie. Hun werd geadviseerd zoveel mogelijk samen met Surinaam¬ se ingezetenen de weg naar de nieuwe horizon af te leggen. Zijn analyse klonk vertrouwd: ‘De Surinamer hoort in Suriname thuis en niet in het buitenland. Buiten Suriname bent u vreemdeling en zult u een dienover-
452
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
eenkomstige behandeling krijgen. Hoe gastvrij men ook tegenover u mag zijn, u zult toch steeds een gast blijven. Meedenken over de toekomst van ons land wordt gewaardeerd, maar meebeslissen over deze toekomst is alleen maar mogelijk op ons grondgebied.’112 Dit laatste voorbehoud zou een stempel blijven drukken op de verhouding tussen Surinamers in Suri¬ name en in Nederland. De verkiezingen van 25 november 1987 - de eerste in tien jaar - zorg¬ den voor een aardverschuiving. De meeste waarnemers waren uitgegaan van een zege voor het Front, maar dat de overwinning zo afgetekend zou zijn overtrof de stoutste verwachtingen.113 Het Front behaalde 40 van de 51 zetels in de Nationale Assemblee. De overige zetels gingen naar de ndp
(3), de
palu
(4) en de Pendawa Lima (4). De zetels waren bij het
Front als volgt verdeeld:
nps
15,
vhp
14 en
ktpi
11. Vooral voor de
nps
was dit een bemoedigende uitslag waaruit de partijleiding kracht en ver¬ trouwen putte. De Frontaanhang reageerde uitgelaten. Mensen gingen juichend de straat op en verkeerden in een overwinningsroes. Arron liet in de Gravenstraat Otmar Rodgers een stoet feestgangers tot kalmte manen. Hun werd op het hart gebonden rustig naar huis te gaan. Het was zaak confrontaties met NDP-aanhangers zoveel mogelijk te vermijden. Niet bij alle Frontstemmers bestond begrip voor dergelijke instructies.114 Volgens De Ware Tijd was het tijdperk van de derde republiek aange¬ broken. Het electoraat had zich uitgesproken tegen voortzetting van het militair bewind en de pleitbezorgers van de revolutie resoluut naar huis gestuurd. Op 27 november feliciteerden het Militair Gezag en de
ndp-
leiding in hotel Torarica de Frontleiders met de behaalde verkiezings¬ overwinning. Vervolgens trokken Arron, Lachmon en Soemita zich met Bouterse, Graanoogst en Wijdenbosch gedurende drie kwartier achter gesloten deuren terug. Er werden na afloop van het beraad geen medede¬ lingen gedaan over het besprokene.115 Tijdens een persconferentie kondigde Arron aan dat het West-Surinameproject weer tot een beleidsprioriteit zou worden verheven. Juist het stopzetten van dit project had de ontwikkeling van Suriname naar zijn zeggen een gevoelige klap toegebracht. Tevens liet Arron weten dat het leger, evenals vóór 1980 in de bedoeling had gelegen, de status van ontwikkelingsleger zou krijgen. De krijgsmacht diende actief te participeren in ‘de totale Surinaamse ontwikkeling’. De ontwikkelingssamenwerking met Nederland, zo lichtte Arron toe, zou worden hervat en, als het aan het Front lag, op de oude voet worden voortgezet. Hij verklaarde zich tegen een internationalisering van deze samenwerking, zoals sommige politici in Den Haag hadden bepleit. Hoewel hij herhaalde de uitslag van de ver-
453
kiezingen in de oorlogsdistricten te zullen aanvechten, riep Arron vooral op tot eensgezindheid en rust. Hij gaf er vooralsnog de voorkeur aan on¬ derwerpen als het wijzigen van de grondwet en het onderzoeken van de 8-decembermoorden te laten rusten.116 De beleidsagenda van de NPS-voorzitter liet een trouw aan beginse¬ len en een vasthouden aan eerder ingenomen standpunten zien. Met zijn uitlatingen leek Arron het beeld te willen vestigen van een politicus die beheerst wilde toewerken naar doelen die hij zichzelf had gesteld en die het teruggrijpen op idealen uit de jaren zeventig zag als een bewijs van consistentie. Zijn uitspraak ‘Santo Boma heeft ons sterker gemaakt’117 ge¬ tuigde van een onverzettelijkheid van geest en een beslistheid van over¬ tuiging, maar was ook een mantra die hem op het spoor hield van zijn missie. Hij zag het verkregen mandaat van de kiezer als een nieuwe kans en een reële mogelijkheid om op te pakken en af te maken wat tot dan toe onvoltooid was gebleven. Zijn voornemen om controversiële kwesties vooralsnog uit de weg te gaan en politieke tegenstanders niet onnodig voor het hoofd te stoten, maakte duidelijk dat hij zich bewust was van de geringe speelruimte die hij als burgerpoliticus bezat en van de noodzaak om weloverwogen en be¬ hoedzaam te opereren. In zijn optiek was het uitsluitend via de weg van de geleidelijkheid dat de doelstellingen van het Front verwezenlijkt kon¬ den worden. De omstandigheden waren er niet naar om risico’s te nemen en het Militair Gezag tegen zich in het harnas te jagen.
454
AAN DE ZIJLIJN VAN HET POLITIEKE BEDRIJF: HERKANSING
XI Terug in het politieke machtscentrum: Regeren met de rem erop
Het aantreden van de regering-Shankar op 26 januari 1988 droeg de be¬ lofte in zich van een nieuw hoofdstuk in de Surinaamse geschiedenis. De balans van acht jaar militair bewind liet aan duidelijkheid niets te wen¬ sen over. De militairen en hun aanhangers waren niet bij machte geweest de republiek de gewenste doorstart te laten maken. Sterker, het land stond er in 1988 beduidend slechter voor dan in 1980. Het was aan de regeringShankar om de ruïnes van de revolutie op te ruimen en ruim baan te ma¬ ken voor de nieuwe horizon. Al snel bleek het machtsvraagstuk voor het Front voor Democratie en Ontwikkeling een onmogelijke opgave. Formeel waren de democratie en de rechtsstaat hersteld, maar het meeregeren van de militairen vanuit de coulissen zorgde voor aanhoudende spanningen en een beknotting van de slagkracht en speelruimte van de regering. Om de onmisbaarheid van het leger te benadrukken en om zijn machtspositie te consolideren, hield bevelhebber Bouterse vast aan een militaire oplossing voor de guerrilla die het Jungle Commando onder leiding van Ronnie Brunswijk voerde. Het oplossen van de economische crisis werd bemoeilijkt door de for¬ malistische houding van Nederland, de neoliberale agenda van de wes¬ terse grootmachten en de vrees bij het Front om met ingrijpende sanerin¬ gen de bevolking van zich te vervreemden. Deze combinatie van factoren verlamde de regering en stond een daadkrachtige aanpak van de econo¬ mie in de weg. Als vicepresident droeg Arron de verantwoordelijkheid voor de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. De verwachting was dat Den Haag de geldkraan weer zou opendraaien om de wettig gekozen re¬ gering een steun in de rug te geven, de democratie te versterken en het land uit het economisch dal te trekken. Onderhandelingen met Neder¬ landse bewindslieden leerden Arron dat Den Haag slechts mondjesmaat met middelen over de brug wenste te komen.
455
i8. Ramsewak Shankar, Henck Arron en Fred Ramdat Misier tijdens de beëdiging van de eersten tot president en vicepresident van Suriname op 25 januari 1988
FORMATIE REGERING-SHANKAR
Geflankeerd door twee hindoepriesters en staande tegenover parlements¬ voorzitter Lachmon legde Ramsewak Shankar op 25 januari 1988 in het Nationaal Indoor Stadion
(nis)1
aan de Coppenamestraat de eed af als
president van de republiek Suriname. In dezelfde openbare vergadering van de Nationale Assemblee - in aanwezigheid van hoogwaardigheidsbe¬ kleders en buitenlandse gasten2 - werd Arron door Lachmon beëdigd als vicepresident. Shankar nam het presidentschap over van Fred Ramdat Misier, die sinds 8 februari 1982 waarnemend president van Suriname was geweest. Arron was de eerste politicus die in Suriname de functie van vicepresident bekleedde. Dit ambt was eerst met de aanname van de nieuwe grondwet in het staatsbestel verankerd geraakt.3 Shankar en Arron waren op 12 januari met algemene stemmen (48) tot president en vicepresident van Suriname gekozen door de Nationale Assemblee. In zijn toespraak had Assembleevoorzitter Lachmon opge¬ merkt dat de twee door in te stemmen met hun kandidatuur hadden ge¬ toond ‘als plichtsgetrouwe patriotten onbaatzuchtig het volk te willen voorgaan in dienstbaarheid’.4 Lachmon5 had de plechtige vergadering van 25 januari - die ook door de echtgenote, de moeder en de schoonmoeder van Arron werd bijgewoond - geopend met de mededeling dat het volk
456
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
van Suriname zelf zou zorg dragen voor het oplossen van zijn problemen. Hij had een minuut stilte gevraagd voor degenen die hun leven hadden gegeven voor de republiek Suriname. Deze formulering was met zorg ge¬ kozen om een aanvaring met het Militair Gezag te voorkomen. In zijn inauguratierede typeerde president Shankar de recent gehou¬ den verkiezingen als ‘een demonstratie van ons gemeenschappelijk ge¬ loof in de rechtsstaat’, kondigde hij een normalisering aan van de betrek¬ kingen met Nederland op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds respect, en verklaarde hij dat de regering streefde naar een beëindiging van de binnenlandse oorlog. Geweld verhield zich volgens Shankar slecht tot de beginselen van de parlementaire democratie en de rechtsstaat. Bij hun installering oogstten Shankar en Arron applaus. Een enkeling riep ‘Weg met Bouta’. Tijdens de militaire parade klonken vanuit het publiek boegeroep en afkeurend gefluit. De plechtigheid werd besloten met een receptie in het presidentieel paleis.6 Lachmon had, hoewel hem het ambt als eerste was aangeboden, voor de functie van president bedankt. Zijn argument was dat hij als voorzitter van de Nationale Assemblee beter tot zijn recht zou komen en zich als controleur van de uitvoerende macht verdienstelijker zou kunnen ma¬ ken voor zijn land. De Assemblee was het hoogste college van staat en hij had eerder bewezen dat de functie van parlementsvoorzitter hem lag. Ook vanuit het oogpunt van machtsdeling was het volgens Lachmon wenselijk dat één van de Frontleiders toetrad tot de wetgevende macht. Een bijko¬ mend argument was dat hij als parlementsvoorzitter dichter bij de
vhp-
fractie zou staan en gemakkelijker de eenheid binnen de partij zou kunnen bewaken. Critici beschouwden zijn afwijzing van het presidentsambt als een zwaktebod. Evenals in 1969 zou Lachmon het niet aandurven de ver¬ antwoordelijkheid voor de uitvoerende macht op zich te nemen uit vrees overvleugeld te worden door mensen in zijn omgeving met meer bestuur¬ lijke ervaring. Zelf ontkende Lachmon dat het hem aan zelfvertrouwen ontbrak. Hij hield vol dat zijn besluit berustte op een strategische keuze. De terughoudende opstelling van Lachmon was opmerkelijk. Juist in de jaren 1984-1987 had hij lof geoogst en respect afgedwongen als voor¬ trekker van het herstel van de democratie en als pleitbezorger van natio¬ nale eenheid en verzoening. Zijn staatsmanschap sprak tot de verbeelding, ook van mensen buiten de vhp, en werd gezien als een cruciale factor bij het stabiliseren van de politieke verhoudingen en het oplossen van de economische crisis. Zijn sterke positie en het gezag dat hij hieraan ont¬ leende, maakten hem tot de meest voor de hand liggende kandidaat voor het hoogste publieke ambt.7
457
Voor Arron lagen de kaarten anders. Hoewel hij evenals Lachmon een vooraanstaand Frontleider was en een moeilijk te overschatten bij¬ drage had geleverd aan het democratiseringsproces, ging hij nog altijd gebukt onder de last van een turbulent verlopen en bruusk afgebroken premierschap. Het Militair Gezag hield niet op zijn tweede termijn als minister-president te memoreren als een donkere bladzijde in de Suri¬ naamse geschiedenis en als de voornaamste rechtvaardiging voor het in gang gezette revolutionair proces. De vereenzelviging van de premier met de mindere momenten uit zijn politieke verleden zou Arron blijven achtervolgen. Nadat Lachmon voor de eer had bedankt, wendde hij zich tot Arron en bood hem het presidentschap aan. De laatste besloot niet op dit aan¬ bod in te gaan. Om het ambt goed te kunnen vervullen, zou hij te veel van zijn persoonlijke vrijheid moeten opgeven. Bovendien liep hij het risico als een symbool van de restauratie te worden afgeschilderd en als schiet¬ schijf van de oppositie vleugellam te worden gemaakt. Op een NPS-partijvergadering op 18 oktober 1987 liet Arron weten dat hij persoonlijk geen belangstelling had voor de functie, maar dat hij ervan uit ging dat bij een overwinning van het Front met twee derde van het aantal zetels de presi¬ dentskandidaat uit de gelederen van de
nps zou
komen. Cryptisch merkte
hij op zelf een positie te ambiëren die hem in staat zou stellen werkelijk koers te zetten naar de nieuwe horizon.8 Arron maakte op de vergadering tevens bekend dat er geen ruimte was om de
ps v
geven op de Frontlijst. Dit nieuws was voor de de samenwerking met de
nps
een verkiesbare plaats te
psv
te verbreken. De
aanleiding geweest om
psv
- zo stelde Arron -
zou het Front echter wel steunen aangezien de combinatie doelstellin¬ gen had geformuleerd waarin de
psv
zich kon terugvinden.9
In november meldde De Ware Tijd dat in
nps-kringen
werd gespro¬
ken over Frank Essed als kandidaat voor het presidentschap mocht het Front de verkiezingen met overmacht winnen. Desgevraagd verklaarde Essed dat hij voor deze functie niet was benaderd. Toch was hij korte tijd voor dit ambt in beeld, hield Arron hem tijdens de verkiezingscampagne uit de wind - naar werd aangenomen om het publiek voor te bereiden op zijn toekomstige positie boven de partijen -, toonde Bouterse zich onder de indruk van Esseds ervaring en deskundigheid toen hij door Nooitmeer als mogelijke gegadigde bij de legerleider werd geïntroduceerd en ver¬ keerde Essed zelf enige tijd in de veronderstelling dat Arron hem de func¬ tie had toegezegd. De laatste heeft dit altijd ontkend. De kandidatuur van Essed was een serieuze optie, maar ook andere NPs’ers, onder wie oudpremier Wim Udenhout, golden als potentiële kandidaten met wie bin-
458
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
nenskamers verkennende gesprekken waren gevoerd, maar aan wie, zo benadrukte Arron, geen beloften waren gedaan.10 Volgens het Militair Gezag hadden de Frontleiders en het Militair Gezag vóór de verkiezingen besloten om aan Essed de functie van president op te dragen. Arron zou persoonlijk deze afspraak hebben getorpedeerd, omdat hij met Essed als president zijn greep op het ontwikkelingsbeleid zou zijn kwijtgeraakt. Er zou in dat geval voor hem geen positie binnen de uitvoerende macht meer zijn overgebleven die paste bij zijn politieke sta¬ tuur.11 Waarnemers uit kringen van de
nps
meenden dat dit niet alleen
een valse voorstelling van zaken was, maar ook een vooropgezette poging van de militairen om de nps-voorzitter in diskrediet te brengen.12 In antwoord op vragen van journalisten zei Arron in december nog te overwegen in de Staatsraad plaats te nemen, samen met Bouterse en Soemita. De monsterzege van het Front op 25 november - die de
nps
be¬
ter uit de verf deed komen dan verwacht - deed hem echter van gedach¬ ten veranderen. Met een overweldigende meerderheid in de Nationale Assemblee kon het Front zelfstandig regeren en was de Staatsraad min¬ der belangrijk geworden. In navolging van Lachmon besloot ook Arron van toetreding tot de Staatsraad af te zien. Daarmee was het oorspronke¬ lijke voornemen van de politieke leiders om gevieren in dit orgaan zitting te nemen definitief van de baan. Vanaf dat moment richtte Arron zich op de invulling van de functies van president en vicepresident en stelde hij zich ten doel een voor de
nps zo
goed mogelijk formatieresultaat in de
wacht te slepen. Er waren voor de NPS-top verschillende argumenten die pleitten voor het overlaten van het presidentschap aan de
vhp.
Een gevoelige
functie als die van president kon gelet op de recente geschiedenis maar beter niet aan de
nps
toevallen. Zeker met het oog op een eventueel uit¬
eenvallen van het Front deed de
nps
er verstandig aan niet de meest in
het oog springende functie voor zich op te eisen. Als tweede grootste Frontpartner diende de vh p maar de kastanjes uit het vuur te halen waar het ging om het oplossen van de politieke en economische crisis. Argu¬ menten die pleitten voor het bekleden van het vicepresidentschap door de
nps
waren dat deze functie betrekking had op het maken van beleid,
het managen van een regeringsteam en het materieel bekleden van de uitvoerende macht. Relevant in dit verband was dat Arron als voormalig minister-president kon bogen op veel bestuurlijke ervaring. Bovendien beschikte hij over een duidelijke ontwikkelingsvisie. Het aanvaarden van de functie van vicepresident bracht anders gezegd het verrichten van ta¬ ken met zich mee waarvoor hij al ruimschoots verantwoordelijkheid had
459
gedragen. Het was wel van belang dat dit ambt zo werd opgetuigd dat het werkelijk het dragen van grote politieke verantwoordelijkheid met zich mee zou brengen.13 Arron liet Lachmon op grond van bovenstaande overwegingen weten dat hij zijn keuze had gemaakt. Hij zou voor het vicepresidentschap gaan. De
VHP
kon een kandidaat voor het presidentschap voordragen. Omdat
Arron voor het vicepresidentschap had gekozen, hield Lachmon vast aan het voorzitterschap van de Nationale Assemblee. Die functie vereiste volgens hem een sterke persoonlijkheid, vooral ook om de verhoudingen binnen het Front in balans te houden. Zeker in het licht van zijn verhou¬ ding tot Arron weigerde Lachmon zich alsnog tot president te laten weg¬ promoveren. Het aanvaarden van deze functie was voor hem alleen be¬ spreekbaar als Arron het voorzitterschap van de Nationale Assemblee op zich zou nemen. Die was hier echter niet toe bereid.14 Op een bijzonder congres van de
nps
op 3 januari 1988 sprak de ver¬
gadering zich unaniem uit voor Arron als kandidaat voor het vicepresi¬ dentschap. Een rituele dans volgde. Arron plaatste kanttekeningen bij de kandidatuur met het argument dat hij zijn politieke loopbaan aan het afbouwen was en dat het hem moeilijk zou vallen deze functie met het voorzitterschap van de
nps
te combineren. Volgens congresvoorzitter
Nooitmeer en andere sprekers was Arron het echter aan het volk ver¬ plicht het vicepresidentschap op zich te nemen. De uitslag van de verkie¬ zingen voor de Nationale Assemblee had laten zien dat het volk vertrou¬ wen in hem had. Arron zwichtte. In ‘het belang van land en volk’ en ‘vanuit plichtsbesef tegenover de natie’ zegde hij toe het ambt op zich te willen nemen. Tijdens de bijeenkomst werd één minuut stilte in acht ge¬ nomen voor Joop den Uyl, de PvdA-leider die op 24 december was overle¬ den. Arron memoreerde Den Uyl als ‘een politicus met karakter’.15 Enkele dagen hierna wees een VHP-congres Ramsewak Shankar aan als presi¬ dentskandidaat van het Front. Eerder had VHP-ondervoorzitter Jnan Adhin om persoonlijke redenen voor de eer bedankt. De verwachting was dat Shankar - eerder minister van Justitie en Politie in het zakenkabinet-May, minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij in het kabinetSedney, directeur van de Stichting Machinale Landbouw in Wageningen en lid van de
cons
- zich vooral zou manifesteren als een technocraat en
manager. Lachmon beloofde het congres dat hij Shankar ‘politiek zou be¬ geleiden’.16 Daags na de beëdiging van Shankar en Arron in het Nationaal Indoor Stadion werden de nieuwe ministers in het presidentieel paleis door Shankar beëdigd. Vooraf was de meeste discussie gegaan over KTPi-lei-
460
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
der Soemita. Deze was benoemd tot minister van Sociale Zaken en Volks¬ huisvesting en eerste plaatsvervanger van de vicepresident. Tegen Soe¬ mita waren vooral vanuit de
nps
en de
vhp
bezwaren ingebracht. Gelet
op diens strafblad was volgens menigeen het aanbieden van een minis¬ terspost aan de KTPi-voorzitter moeilijk te verenigen met het ideaal van clean government dat Shankar en Arron zeiden na te streven. Maar vol¬ gens Arron kon niet aan de feiten voorbij worden gegaan. Soemita had zijn straf uitgezeten, geboet voor zijn misstappen en zichzelf geresociali¬ seerd. Hij was door het Topberaad aanvaard als gesprekspartner en presi¬ dent Ramdat Misier had hem in oktober gratie verleend, zodat hij zich kandidaat kon stellen voor de verkiezingen. Ten slotte had het volk zijn vertrouwen in Soemita uitgesproken - zoals gebleken was uit de vele stemmen die op hem waren uitgebracht - en was zijn positie als voorzit¬ ter van de
ktpi
onomstreden. Kortom, het was onmogelijk Soemita als
Frontleider voor een ministerspost te passeren.17 Los van Soemita en Arron - die als vicepresident in het bijzonder met planning en ontwikkelingssamenwerking werd belast - keerde er op het ministerie van Onderwijs nog een bewindsman uit het NPK-tijdperk te¬ rug: Ronald Venetiaan. Daar stond tegenover dat er twee ministers uit het kabinet-Wijdenbosch aanbleven: Subhas Mungra op Financiën en Henk Alimahomed op Volksgezondheid. Pertap Radhakishun, voormalig minister-president, keerde terug als minister van Natuurlijke Hulpbron¬ nen en Energie. Hoewel erkend als een intelligente en krachtige per¬ soonlijkheid, die met zijn praktische inslag en soevereine opstelling ook bij Bouterse respect afdwong, had Lachmon gemeend Radhakishun een minder vooruitgeschoven positie te moeten toebedelen, niet alleen om hem partijpolitiek in het gareel te kunnen houden, maar ook om zijn pact met Arron niet in gevaar te brengen. Tot minister van Justitie en Politie was de VHP-er Jules Ajodhia en tot minister van Defensie de partijloze majoor Willem Sheikkariem benoemd. Gehoopt werd dat de laatste zich als militair deskundige op een constructieve wijze met het Militair Gezag zou kunnen verstaan. De meeste NPS-ministers - Wilfred Grep (Tran¬ sport, Handel en Industrie), Eddy Sedoc (Buitenlandse Zaken), Elfriede Alexander-Vanenburg (Binnenlandse Zaken), Werner Vreedzaam (Regio¬ nale Ontwikkeling) en Romeo van Russel (Arbeid)18 - waren politiek weinig ervaren en hadden niet eerder belangrijke publieke ambten ver¬ vuld. In zijn toespraak bij de beëdiging van de nieuwe ministersploeg hechtte Arron eraan minister Alexander-Vanenburg te presenteren als de eerste vrouwelijke minister van Suriname.19 De belangrijkste politieke besluiten werden tijdens de termijn van de
461
regering-Shankar genomen in het Frontberaad. In dit informele overleg¬ orgaan hadden de drie Frontleiders zitting. Arron trad op als voorzitter van het Frontberaad. Als zodanig had hij veel politieke macht, meer dan president Shankar, aan wie hij als vicepresident ondergeschikt was. Shankar moest daarnaast zijn politieke meerdere erkennen in VHP-leider Lachmon. De president, die volgens de grondwet het hoogste ambt in het land bekleedde en met een aantal belangrijke bevoegdheden was om¬ kleed, was in de praktijk dus gebonden aan de uitkomsten van een beraad dat feitelijk als een soort schaduwregering opereerde. Dit maakte zijn po¬ sitie minder sterk. De oppositie - vooral die buiten het parlement werd gevoerd door het Militair Gezag - schepte er een zeker genoegen in de president af te schilderen als een willoos werktuig in de handen van de Frontleiders. Shankar was politiek minder geverseerd dan Arron en Lachmon, maar desondanks een president die berekend was voor zijn ta¬ ken en zijn functie met de vereiste inzet en waardigheid uitoefende.20
HET MACHTSVRAAGSTUK
In de regeringsverklaring die president Shankar op n maart 1988 in de Nationale Assemblee uitsprak, zegde hij toe alles in het werk te zullen stellen om zo spoedig mogelijk de rust, vrede en veiligheid in het binnen¬ land te laten terugkeren. De regering wenste bijzondere aandacht te be¬ steden aan de wederopbouw van de getroffen gebieden, aan het ontwik¬ kelen van structuren om de aansluiting van de binnenlandbewoners bij de samenleving te verbeteren en aan het faciliteren van een geordende terugkeer van de binnenlandbewoners die als vluchteling in FransGuyana verbleven. Om de openbare orde en veiligheid te kunnen garan¬ deren, beloofde de regering de nadruk te zullen leggen op de criminali¬ teitsbestrijding en rechtshandhaving.21 Het was volgens de regering van belang ‘de nodige aandacht’ te beste¬ den aan de ‘voortgaande structurele, technische en maatschappelijke omvorming’ van het Nationaal Leger teneinde deze in staat te stellen zijn taken op het gebied van de landsverdediging naar behoren te vervullen. Aspecten die daarbij in beschouwing dienden te worden genomen, wa¬ ren de uitrusting, de opleiding en de rechtszekerheid van de militairen. Maar er was meer: ‘Het Leger zal voorts een belangrijke bijdrage dienen te leveren aan de versnelde sociaal-economische ontwikkeling van ons land. Er zal derhalve door de Regering concreet inhoud worden gegeven aan het begrip ontwikkelingsleger. De taken van het Leger zullen niet ge¬ scheiden en geïsoleerd van andere diensten en ministeries uitgevoerd worden. Er zal in een sfeer van overleg en gezonde harmonie gewerkt
462
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
worden aan een zo efficiënt mogelijk gebruik van de beschikbare midde¬ len.’22 In een van zijn verkiezingstoespraken had Arron de noodzaak van een veranderende rol van het Nationaal Leger als volgt uiteengezet: ‘Wij zullen moeten arbeiden aan een nieuwe en gezonde verhouding tussen het leger en het volk. De verstoorde verhouding zal op zijn Surinaams, ondersteund door Surinaamse karakteristieken, moeten worden recht¬ getrokken, waardoor de politieke stabiliteit en nationale eenheid verder [kunnen] worden ontwikkeld en geconsolideerd. Wij zullen geen toe¬ standen mogen creëren, die achteraf geen oplossingen zullen blijken te zijn.’23 De bewoordingen verraadden de behoedzaamheid waarmee Arron meende dat de transitie naar een democratische rechtsstaat diende te verlopen. Mede op grond van zijn eigen ervaringen met de militairen was het voor hem een uitgemaakte zaak dat het op dat moment niet in het landsbelang was om ‘golven te maken’. Deze omzichtigheid zou hem al spoedig in conflict brengen met zijn partijgenoten in de Nationale Assemblee. Het NPS-deel van de Frontfractie was - op de leden Nooitmeer en Rodgers na - vernieuwd van sa¬ menstelling. Arron had zich hier persoonlijk sterk voor gemaakt, tot on¬ genoegen van parlementariërs die in 1977 waren aangetreden en als gevolg van de staatsgreep van 1980 hun termijn niet hadden kunnen voltooien. Zij hadden plaats moeten maken voor jongere NPs’ers, die zich energiek en ambitieus toonden en vastbesloten waren hun schouders te zetten on¬ der het democratiseringsproject. Zij wensten het momentum te grijpen en de monsterzege van 25 november maximaal te verzilveren. Dat zij risi¬ co’s durfden te nemen en principiële opstellingen niet uit de weg gingen, bleek om te beginnen bij de toelating van de tien vertegenwoordigers van de oorlogsdistricten tot de Nationale Assemblee. Begin december had het Onafhankelijk Kiesbureau laten weten de uitslag van de verkiezingen in de drie oorlogsdistricten niet bindend te kunnen verklaren. Volgens het Kiesbureau waren deze verkiezingen in strijd geweest met de kiesregeling en de grondwet. Veel bewoners had¬ den hun stem niet kunnen uitbrengen waardoor de gekozen leden niet representatief konden worden geacht voor hun district. Voor een aantal ressortraden waren bovendien geen of onvoldoende kandidaten gesteld, zodat voor die raden nieuwe verkiezingen zouden moeten worden ge¬ houden.24 De uitspraak van het Onafhankelijk Kiesbureau had geen con¬ sequenties voor het oproepen en beëdigen van de gekozen Assembleeleden. Hoewel de Frontleiders erkenden dat zij moeite hadden met hun verkiezing ging Assembleevoorzitter Lachmon over tot hun beëdiging.
463
De vraag was echter of alle leden vervolgens tot het college zouden wor¬ den toegelaten.25 Op 14 december vond het debat over de toelating van de leden plaats in een bijzondere vergadering van de Nationale Assemblee. Een speciale commissie onder voorzitterschap van Arron onderzocht de geloofsbrie¬ ven van de leden uit de oorlogsdistricten. Na een beraad van veertig mi¬ nuten verklaarde Arron namens de commissie dat het Front het eens was met de bevindingen van het Onafhankelijk Kiesbureau en dat de demo¬ cratie in deze districten geweld was aangedaan. Deze principiële bezwaren wenste het Front te handhaven, maar, zo vervolgde Arron, deze beden¬ kingen dienden ondergeschikt te worden gemaakt aan het landsbelang. De toelating van de leden zou volgens de commissie de stabiliteit en groei van de natie ten goede komen. Arron verbond hieraan de voorwaarde dat de regering de taak had op korte termijn de orde en rust te herstellen in de desbetreffende gebieden. Waren die teruggekeerd, dan dienden de binnenlandbewoners de gelegenheid te krijgen via een referendum te be¬ slissen of zij de gekozen kandidaten zouden blijven steunen of dat zij de voorkeur gaven aan nieuwe verkiezingen.26 Na het uitbrengen van het verslag van de commissie vroeg voorzitter Fachmon aan de overige leden van de Assemblee wie er bezwaar had te¬ gen het toelaten van de leden uit de oorlogsdistricten. Twee leden van het Front staken hun hand op. Hierop vroeg het lid Rodgers een korte schorsing aan. Fachmon stemde in met dit verzoek. Bij terugkeer in de vergaderruimte liet Rodgers weten dat er behoefte was geweest aan in¬ tern beraad om te voorkomen dat de Nationale Assemblee ongrondwet¬ telijk zou handelen. Hierop vond overeenkomstig het voorstel van Arron de toelating van de Assembleeleden plaats. Vervolgens werden Fachmon en Rodgers officieel tot voorzitter en ondervoorzitter van de Nationale Assemblee gekozen.27 Het diplomatieke antwoord van Rodgers verhulde dat binnenska¬ mers een verhitte discussie had plaatsgevonden tussen Arron en zijn jon¬ gere partijgenoten. De laatsten waren van oordeel dat het Front af moest zien van de ‘Surinaamse oplossing’ waarvoor de commissie had gekozen. Het Onafhankelijk Kiesbureau had niet zonder reden de verkiezingen in Marowijne, Brokopondo en Sipaliwini niet-bindend verklaard. Waarom zou de coalitie capituleren voor druk van het Militair Gezag om de tien Assembleeleden desondanks toe te laten? Arron ontstak in woede bij het vernemen van dit standpunt. Hij ijsbeerde door de fractiekamer, sloeg met deuren en schreeuwde tegen Nooitmeer: ‘Dan ben ik geen voorzitter meer, dan neem jij het maar over!’ Waar jonge NPs’ers protest aanteken-
464
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
den, omdat zij de opstelling van de commissie beschouwden als een breuk met eerder gemaakte interne afspraken en als het onnodig wegge¬ ven van tien parlementszetels, voelde Arron zich als fractieleider in zijn hemd gezet. Met Lachmon en Soemita had hij een compromis over de kwestie uitgewerkt en in zijn beleving was fractiediscipline heilig.28 Hiermee was een trend gezet. De Frontleiding zou haar best doen zich nationaal op te stellen om zo veel mogelijk burgers achter zich te verenigen en om de militairen niet onnodig voor het hoofd te stoten. In de Natio¬ nale Assemblee herhaalde vicepresident Arron dat onder de politieke lei¬ ding van het Front ‘Suriname nooit een land zou worden van vetes en bloedwraak. Geen land van mensen die revanche nemen.’29 Arron wenste te zoeken naar datgene wat coalitie en oppositie met elkaar verbond. Het was zaak de in Suriname beschikbare deskundigheid te bundelen en daarbij hoorden geen politieke spelletjes.30 Deze gedragslijn stuitte bij de NPS-jongeren in de Frontfractie op weerstand. Zij meenden dat Arron, Lachmon en Soemita de electorale aardverschuiving die het Front teweeg had gebracht, politiek onvoldoen¬ de uitbuitten en ergerden zich eraan dat hun inschikkelijkheid door de militairen werd uitgelegd als een teken van zwakte. Die lazen er een uit¬ nodiging in om waar het hun uitkwam een eigen koers te blijven varen. De toegeeflijke houding van het Front bleek andermaal op 26 januari. Arron benadrukte die dag dat het conflict in Oost-Suriname op zijn Suri¬ naams, in Suriname zelf, diende te worden opgelost, met ‘tact, wijsheid en liefde’. Daarmee reageerde hij op een uitlating van Bouterse, die op 13 januari het Nederlandse aanbod om te bemiddelen tussen de Surinaamse regering en het Jungle Commando van de hand had gewezen. In een toe¬ spraak in de Memre Boekoekazerne had Bouterse aangekondigd dat er met terroristen niet kon worden onderhandeld en dat het Nationaal Leger met de strijd tegen Brunswijk zou doorgaan ‘totdat de laatste terro¬ rist zou zijn opgeruimd’. Volgens Bouterse kon Nederland Suriname al¬ leen helpen door te stoppen met het geven van hulp aan de groep-Brunswijk.31 Verdeeldheid binnen het NPS-deel van de Frontfractie trad ook aan het licht tijdens de affaire-Mungra. De directeur van de Surinaamse Luchtvaart Maatschappij
(slm),
Atta Mungra, was op 20 mei door de
militaire politie aangehouden bij een poging een grote hoeveelheid de¬ viezen het land uit te smokkelen. Dit economisch delict, dat aanleiding gaf tot veel beroering in de samenleving, werd door de rechter afgedaan met een geldboete. De SLM-directeur werd tijdelijk met verlof gestuurd, maar niet geschorst. Veel NPS-parlementariërs stelden zich op het stand-
465
punt dat in het kader van clean government Mungra uit zijn functie zou moeten worden ontheven. Maar algauw bleek deze opstelling onhoud¬ baar. Lachmon en Soemita wensten Mungra - zoon van voormalig vhpprominent Johannes Mungra, broer van vHP-parlementariër Alwin Mungra, broer van VHP-minister Subhas Mungra en invloedrijk als orga¬ nisator en geldschieter van de vhp - als directeur van de
slm
te handha¬
ven. Arron liet zich door het tweetal overhalen om de affaire in der minne te schikken. Het bewaren van de eenheid binnen het Front beschouwde hij als cruciaal. Tijdens een NPS-vergadering op 24 oktober werd vastge¬ steld dat de partij de beslissing tot handhaving van Mungra in strijd acht¬ te met het eigen standpunt, maar werd besloten dat de
nps
hier verder
geen consequenties aan zou verbinden. Waarnemers spraken van een tan¬ deloze verklaring, concludeerden dat de partij door de twee Frontpartners was overruled en leidden hieruit af dat beslissingen binnen het Front kennelijk niet langer op basis van consensus maar bij meerder¬ heidsbesluit werden genomen.32 Op 31 oktober stemden enkele NPs’ers in de Nationale Assemblee on¬ der voorbehoud tegen een motie van de oppositie waarin de regering werd gevraagd het besluit over de handhaving van SLM-directeur Mungra te herzien. Met 6 stemmen voor en 33 stemmen tegen werd de motie ver¬ worpen. Fractieleden van de
nps
hadden de regering verzocht het Mun-
gra-dossier aan het parlement te overleggen, zodat zij op basis daarvan tot een finaal oordeel over de zaak konden komen. Arron had namens de regering dit verzoek ingewilligd. Tot zijn onaangename verrassing verlie¬ ten vóór de stemming negen van zijn partijgenoten de vergadering: Kallan, Jessurun, Kruisland, Hildenberg, Wijdenbosch, Kletter, Roopram, Esajas en Druiventak. Alleen Rodgers, Waarde en Pinas bleven. Nooitmeer was afwezig. De vertrokken leden waren verontwaardigd, omdat tevoren niet was afgesproken dat de
nps
onder voorbehoud zou tegenstemmen. Zij
konden het niet met hun geweten overeenbrengen een motie af te wijzen die naar hun oordeel ook hun standpunt verwoordde. Meer in het alge¬ meen stuitte het hun tegen de borst dat zij hun integriteit als volksverte¬ genwoordiger ondergeschikt moesten maken aan opzetjes bedacht door de partijtop. Voor Arron was het de tweede keer op rij dat hij de NPS-fractie niet unaniem achter zich kreeg.33 De relaties tussen de regering en het Nationaal Leger kenmerkten zich door ongemak en wrevel. Legerleider Bouterse verweet minister Sheikkariem zich onvoldoende in te zetten voor de belangen van de mili¬ tairen en anders dan in de regeringsverklaring was aangekondigd geen inhoud te geven aan het begrip ontwikkelingsleger. Als gevolg van bezui-
466
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
nigingen ontbraken volgens de bevelhebber de materiële voorzieningen die nodig waren om het leger zijn taken naar behoren te laten vervullen. Daarnaast laakte Bouterse de onwil van minister Sedoc om openlijk te protesteren tegen de buitenlandse steun die de ‘terroristen in het binnen¬ land’ ontvingen. Ook diens schroom om het Jungle Commando op inter¬ nationale podia als een terroristische organisatie aan te merken, stuitte de legerleider tegen de borst.34 De verhoudingen werden er niet beter op nadat de Nationale Assem¬ blee op 17 december de wet op de Staatsraad had goedgekeurd. De
ndp
had tegen het ontwerp gestemd. In een toespraak herinnerde Bouterse eraan dat de uitslag van de verkiezingen niet bepalend was voor de sa¬ menstelling van dit orgaan. Vóór de verkiezingen was er een harde af¬ spraak gemaakt: Lachmon zou voorzitter van de Nationale Assemblee worden en Arron, Soemita en Bouterse zouden toetreden tot de Staats¬ raad. Op die manier konden politieke spanningen worden uitgepraat en was het mogelijk de nodige rust in de samenleving te brengen. Maar Arron had volgens Bouterse zijn belofte gebroken door te kiezen voor het vicepresidentschap en had zich evenmin aan de afspraak gehouden dat de
nps
de presidentskandidaat zou leveren. Bouterse had gelijk dat Arron
waar het ging om het lidmaatschap van de Staatsraad en de politieke kleur van de president van gedachten was veranderd. Voor Arron lag hier voortschrijdend inzicht aan ten grondslag. De verkiezingszege van het Front had de politieke verhoudingen op hun kop gezet en de noodzaak weggenomen om de Staatsraad te modelleren naar het Topberaad, zoals Bouterse steeds voor ogen had gestaan. Er was een nieuwe situatie ont¬ staan en de regering behield zich het recht voor een andere invulling aan de Staatsraad te geven, mits daarbij de bepalingen van de grondwet in acht werden genomen. Twee dagen na de redevoering van Bouterse in¬ stalleerde president Shankar tien van de veertien leden van de Staats¬ raad.35 Soemita: ‘Het idee van een Staatsraad waarin de Frontleiders en het Militair Gezag zitting zouden nemen, was van Arron afkomstig. Die zag daarin een mogelijkheid om het proces van herdemocratisering op een beheerste wijze te laten verlopen. Lachmon en ik waren minder enthou¬ siast over deze constructie. Wij waren bang dat de Staatsraad zich tot een machtig orgaan zou ontwikkelen en de regering zou gaan controleren. Dat zou indruisen tegen de bepaling in de grondwet dat de Nationale Assemblee deze taak was toebedeeld. Om die reden hadden wij een voor¬ keur voor het oude bestuurlijke model. Dat is uiteindelijk ook dominant gebleken.’36 Graanoogst: ‘De samenwerking tussen militairen en de oude
467
politiek die in 1984 van start was gegaan, werd in 1988 ruw verbroken toen de Staatsraad niet de personele invulling kreeg en de rol van proces¬ begeleider ging vervullen die we in onderling overleg overeen waren ge¬ komen. Dit leidde tot toenemende politieke spanningen die de gehele sa¬ menleving doortrokken. Daar ligt uiteindelijk ook de oorzaak van de Kerstcoup. Die had het Front aan zichzelf te wijten.’37 Bij de herdenking van één jaar Frontregering gingen de Frontleiders in op aanhoudende kritiek uit de samenleving. Deze kritiek bestond eruit dat er nog altijd schaarste bestond aan eerste levensbehoeften en dat de bevolking geconfronteerd werd met onverminderd hoge prijzen van arti¬ kelen die op de zwarte markt te koop werden aangeboden. Ook was er nog altijd geen einde gemaakt aan de binnenlandse oorlog en bestond de indruk dat de regering te veel onder druk van de militairen handelde. Ffet was volgens critici zaak dat de regering daadkracht ging demonstreren. Volgens Lachmon was het Front geen toverstokje en was het gemakkelijk om onvrede en bezwaren te ventileren. Liever zette men zijn ontevreden¬ heid om in een bijdrage aan de wederopbouw van het land. Arron repli¬ ceerde dat de regering een mandaat had voor vijf jaar en dat Suriname zich nog in de urgentiefase bevond. De herstel- en ontwikkelingsfase zouden spoedig volgen.38 Bij de viering van negen jaar revolutie laakte Bouterse de instabiliteit van het Front en de verdeeldheid die er tussen de Frontpartners bestond. Om zijn achterban te paaien en een wig tussen de Frontpartijen te drij¬ ven, sneerde hij dat het nooit in de bedoeling had gelegen alle macht in handen van de vh p te leggen. In het belang van het volk diende naar zijn zeggen het machtsevenwicht in het land te worden hersteld. Bouterse noemde het een vergissing dat het Front zich als eerste tot Nederland had gewend om de ontwikkelingssamenwerking weer vlot te trekken. Liever hadden de Frontleiders eerst binnenslands de zaken op orde gebracht, want alleen dan kon de nieuwe horizon worden bereikt en was het moge¬ lijk op basis van eigen inspanningen ontwikkeling tot stand te brengen.39 In een televisietoespraak riep Arron in het voorjaar van 1989 de be¬ volking op om het democratiseringsproces te steunen en zich te scharen achter een amnestiewet die tot doel had het vredesproces te bespoedi¬ gen.40 In haar streven de binnenlandse oorlog te beëindigen was de voor¬ bereiding van het wetsvoorstel de eerste actie van de regering na het stuklopen van de vredesbesprekingen op 28 juni 1988 in St. Jean (FransGuyana). Bij die gelegenheid had de regeringsdelegatie onder leiding ge¬ staan van de directeur van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Wim van Eer. Belangrijk voorbereidend werk was verricht door vertegenwoor-
468
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
digers van het Comité Christelijke Kerken, die ook bij het overleg aanwe¬ zig waren geweest. Ronnie Brunswijk had de delegatie van het Jungle Commando geleid. De twee protocollen die na afloop van de besprekingen waren ondertekend, bevatten onder meer het voorstel om een internatio¬ nale vredesmacht naar Oost-Suriname te laten komen, zodat vluchtelin¬ gen die in kampen in Frans-Guyana verbleven veilig naar hun woon¬ gebieden konden terugkeren. Na het opvoeren van militaire en politieke druk door Bouterse - voor wie het onderhandelen met ‘terroristen’ onac¬ ceptabel bleef - sprak de regering zich in navolging van het Militair Ge¬ zag uit tegen het stationeren van een vredesmacht in Suriname. Daarmee was het vredesoverleg mislukt.41 De ontwerpwet, die bedoeld was als een handreiking aan de strijden¬ de partijen, leek een bruikbaar uitgangspunt om de vijandelijkheden te beëindigen. De wet verleende met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1985 amnestie aan daders van oorlogshandelingen, met uitzondering van hen die zich aan misdaden tegen de menselijkheid hadden schuldig ge¬ maakt. De amnestiewet werd op 2 juni 1989 met algemene stemmen door de Nationale Assemblee goedgekeurd.42 Enkele dagen na de aanvaarding van de wet onderhandelde een parlementaire delegatie onder leiding van voorzitter Lachmon op het Franse eiland Portal, gelegen in de Marowijnerivier, met een delegatie van het Jungle Commando onder leiding van Brunswijk. Beide partijen ondertekenden op 7 juli een principeakkoord. Hierin spraken zij zich uit voor een staakt-het-vuren, opheffing van de noodtoestand in Oost-Suriname en terugtrekking van het Nationaal Leger naar de posities van vóór 1980 (toen er alleen militairen in Moengo en Albina gelegerd waren). Zij verklaarden zich te zullen richten op een normalisering van de situatie in Oost- en Zuid-Suriname, op een terug¬ keer van de gevluchte binnenlandbewoners naar hun oorspronkelijke leefgebieden en op het vaststellen van een hulpbedrag voor de opbouw en ontwikkeling van het binnenland. In een niet door Lachmon onder¬ tekende bijlage had Brunswijk de wens geuit de strijders van het Jungle Commando na hun demobilisatie op te nemen in een politiemacht voor het binnenland en in te zetten bij de wederopbouw van de oorlogsdistricten. De twee partijen spraken af dat na medegoedkeuring van het ak¬ koord door de Surinaamse regering de vijandelijkheden onmiddellijk zouden worden beëindigd en vervolgbesprekingen terstond van start zou¬ den gaan.43 Het lukte Lachmon - nadat hij zich had verzekerd van de steun van Arron en Soemita - om de regering met het beginselakkoord te laten in¬ stemmen en het fiat te krijgen om verder te onderhandelen. President
469
Shankar stelde op 10 juli de delegatie samen die op de Franse raketbasis Kourou het overleg met Brunswijk zou hervatten. Behalve Lachmon maakten Venetiaan (voorzitter), Nooitmeer, Ajodhia en Soemita deel uit van deze afvaardiging. In Kourou werd op 21 juli een tweede, nu officieel, akkoord gesloten tussen de regering en het Jungle Commando. Hierin waren afspraken vastgelegd over de terugkeer van naar schatting tiendui¬ zend Marrons vanuit Frans-Guyana naar hun gebieden van herkomst, het vrijlaten van gevangenen, het lenigen van de acute nood onder de binnenlandbewoners en het toebedelen van controle- en beheerstaken aan leden van het Jungle Commando. De strijders zouden deel gaan uit¬ maken van een speciale politie-eenheid en belast worden met de handha¬ ving van de orde en rust in het binnenland en de ondersteuning van het traditioneel gezag. In afwachting van deze regeling was het de leden van het Jungle Commando toegestaan te blijven wonen op Stoelmanseiland, Langatabbetje en Botopasi. Als de regering met het akkoord zou instem¬ men, dan zouden de vijandelijkheden per 7 juli als beëindigd worden be¬ schouwd.44 Legerleider Bouterse reageerde scherp afwijzend op de onderteke¬ ning van het akkoord van Kourou. Hij sprak van verraad en noemde de overeenkomst ongrondwettelijk. De vorming van een afzonderlijke poli¬ tiemacht voor het binnenland kon naar zijn zeggen onmogelijk worden opgedragen aan een terroristische organisatie. Eerst diende er volgens de bevelhebber met de terroristen te worden afgerekend en het Jungle Commando te worden ontmanteld, alvorens ex-guerrilla’s eventueel met banen en voorzieningen konden worden geaccommodeerd. De construc¬ tie waarvoor de regering gekozen had, bestempelde Bouterse als het creëren van een alternatief leger op last van Nederland. Dat de regering het initiatief naar zich toe had getrokken en het Militair Gezag bij de onderhandelingen als gesprekspartner had gepasseerd, druiste in tegen het eergevoel van de legerleiding die had gewerkt aan een militaire oplossing voor de binnenlandse oorlog en in de strijd tegen het Jungle Commando veel manschappen had verloren. Op 7 augustus keurde de Nationale Assemblee het akkoord van Kou¬ rou met 44 tegen 2 stemmen goed. De tegenstemmen waren afkomstig van de
ndp.
Arron, die in tweede termijn namens de regering het woord
voerde, bestempelde het akkoord als een mijlpaal op weg naar vrede en een regeling die binnen de bepalingen van de grondwet viel. Vermeende plannen om het Nationaal Leger te ontmantelen - in omloop gebracht door de oppositie - sprak hij met klem tegen. In aansluiting op de vredes¬ regeling hief de regering op 31 augustus de noodtoestand op.45
470
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
Het akkoord van Kourou was voor Bouterse aanleiding om zijn oppo¬ sitie tegen de burgerregering te intensiveren. Daarbij zette hij vooral mi¬ litaire middelen in. Volksmilities in het binnenland werden door het Nationaal Leger omgevormd tot ondersteunende gevechtseenheden. Onder de namen Koffiemakka (Matawai), de Angula Movement of Libe¬ ration (Saamaka) en Mandela (Saamaka)46 bonden deze paramilitaire or¬ ganisaties de strijd aan tegen het Jungle Commando en brachten zij delen van het binnenland onder hun controle. Daarnaast bewapende Bouterse inheemse groepen, die onder de naam Tucajana Amazones vooral in Zuid¬ en West-Suriname deelnamen aan gevechtshandelingen, terreur uitoefen¬ den in dorpen die binnen hun invloedssfeer lagen en - samen met mili¬ tairen - inkomsten verwierven uit drugshandel. Het offensief van Bouterse verlamde de regering die geen antwoord had op het militair machtsver¬ toon en met lede ogen toezag dat het akkoord van Kourou werd gesabo¬ teerd.47 Parallel aan de gewapende acties van het Nationaal Leger oefende Bouterse druk uit op de Frontleiders om de vorming van een nationale re¬ gering mogelijk te maken. Volgens de legerleider zou deze nieuw samen te stellen regering moeten bestaan uit afgevaardigden van alle in de Nationale Assemblee vertegenwoordigde partijen, dus inclusief de ndp. In dit verband wenste hij naar verluidt voort te bouwen op een bij hem al langer levende wens, namelijk een gezamenlijk optrekken van de nps en de ndp, bijvoorbeeld door Jules Wijdenbosch op te nemen in de nps. Voor Arron was dit het bewijs dat Bouterse nog altijd uit was op het lei¬ derschap van de Creolen. Hij verklaarde dat een nationaal kabinet voor het Front uitgesloten was, aangezien de uitslag van de verkiezingen ge¬ respecteerd diende te worden. Daarnaast maakte hij er geen geheim van dat hij het voorzitterschap van de nps in 1990 wenste over te dragen, maar garandeerde hij dat deze functie niet zou toevallen aan Bouterse of Wijdenbosch. De eerste was sowieso geen optie en de laatste was zijn po¬ litieke loopbaan weliswaar in de nps begonnen, maar had simpelweg op het verkeerde paard gewed. Volgens Arron diende de nieuwe voorzitter van de nps een trouw partijlid van het eerste uur te zijn.48 Bij gelegenheid van de veertiende onafhankelijkheidsviering merkte De West in een redactioneel commentaar op dat de crisis in het land aan¬ hield. Sinds de sluiting van het akkoord van Kourou werd het nieuws vol¬ gens de krant gedomineerd door de weer opgelaaide binnenlandse oorlog, het machtsvraagstuk en de slecht draaiende economie.49 In een televisieinterview kort voor de jaarwisseling constateerde Arron dat Surinamers ‘onvoorstelbaar slordig’ omsprongen met de beginselen van de democra-
471
tie en de rechtsstaat. Het ging hem aan het hart dat zijn landgenoten zo veel moeite hadden om ‘het pad van het egoïsme’ te verlaten.50 Tijdens een drukbezochte evaluatie van twee jaar Frontregering in theater Star op 26 januari riep Arron de aanwezigen op om orde en discipline na te streven en innerlijke rust te zoeken. Hij hekelde de zelfzucht en het ge¬ brek aan saamhorigheid in de samenleving en zei zich te schamen voor de lange rijen bij het Nederlandse consulaat. Die getuigden volgens hem van onvoldoende hoop en vertrouwen in de toekomst, maar vooral van ‘onvoldoende geloof in onszelf’. Juist onder de gegeven omstandigheden was het volgens de nps-voorzitter zaak om vol te houden en niet op te ge¬ ven. Lachmon kwam er rond voor uit: ‘De patiënt was zieker dan we dach¬ ten.’ Evenals Arron en Soemita beloofde hij dat in de resterende rege¬ ringsperiode het proces van herstel en genezing met kracht ter hand zou worden genomen.51 Diezelfde maand wees de fractieleider van het Front, Rufus Nooitmeer, er in de Nationale Assemblee op dat de militaire politie nog altijd een vooruitgeschoven positie innam in het staatsbestel en dat de ver¬ gaande bevoegdheden van dit apparaat conflicteerden met de beginselen van de democratische rechtsstaat. Ook stelde hij vast dat de gebeurtenis¬ sen van 8 december 1982 onverminderd als een mist over de Surinaamse samenleving hingen en dringend om opheldering vroegen.52 Het ontging de bevolking niet dat de regering in toenemende mate moeite had om greep op het landsbestuur te krijgen. Bij de viering van de tiende verjaardag van de revolutie baarde legerleider Bouterse opzien door op het Onafhankelijkheidsplein Ronnie Brunswijk en Tucajana-leiders Thomas en Matto bij zich op het podium uit te nodigen. Het viertal drong er bij de regering op aan om het vredesproces tot een succesvolle afronding te brengen. Dat het wettig gezag er niet in slaagde het Kourou akkoord uit te voeren, was naar het oordeel van Bouterse en de Tucajanaleiders onacceptabel. Zij verzwegen dat er uitgerekend vanuit hun gele¬ deren obstructie tegen de letter en de geest van het akkoord werd ge¬ pleegd. Daarnaast riep Bouterse president Shankar op om concreet werk te maken van het bestrijden van de armoede in het land en om daarbij af te zien van het toepassen van iMF-receptuur. Het devalueren van de na¬ tionale munt zou, zoals elders in het Caraïbisch gebied al genoegzaam was gebleken, de levensstandaard van de bevolking alleen maar verder naar beneden trekken.53 De gebeurtenissen namen op 26 maart een onverwachte wending toen de militaire politie op het kabinet van legerleider Bouterse overging tot het arresteren van Ronnie Brunswijk. Daarbij werden twee lijfwach-
472
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
ten van Brunswijk door de veiligheidsdienst van Bouterse om het leven gebracht. De regering had Brunswijk immuniteit gegarandeerd voor de duur van zijn verblijf in Paramaribo vanuit de gedachte dat een onder¬ houd met hem een oplossing van de binnenlandse oorlog dichterbij kon brengen. De regering was niet op de hoogte geweest van het voornemen tot arrestatie door de militaire politie, maar wist evenmin dat Brunswijk een bezoek aan Bouterse op zijn programma had staan. Na bemiddeling door president Shankar werd Brunswijk door Bouterse vrijgelaten en konden hij en zijn gevolg de hoofdstad verlaten. De botsing tussen de lei¬ ders van het Jungle Commando en het Militair Gezag deed de spannin¬ gen in Paramaribo hoog oplopen en leidde tot een tijdelijke opleving van de strijd in het binnenland.54 Voor president Shankar was het gewapende treffen aanleiding om in april een wetsontwerp bij de Nationale Assemblee in te dienen. Met dit ontwerp werd de algemene opsporingsbevoegdheid van de militaire politie ingetrokken en de commandant van de militaire politie en diens plaatsvervanger de bevoegdheid ontnomen om als hulp¬ officier van justitie op te treden. Het daadkrachtige optreden van Shankar werd vergemakkelijkt door de uitlandigheid van de Frontleiders.55 Shankar: ‘De militaire politie had zich al eerder vergaloppeerd door onder anderen de Nederlandse zaakgelastigde Van der Kroon en dominee Rudy Polanen aan te houden en te verhoren. Die optredens waren niet al¬ leen onnodig, maar ook onbehoorlijk. Daar kwam de arrestatie van Brunswijk op een gegeven moment bij. Adhin heeft toen een ontwerpwet gemaakt. Ik heb afgestemd met Rodgers, Venetiaan, Mungra en Ardjosemito, want Arron herstelde van een medische ingreep in Miami, Lachmon verbleef voor besprekingen in Nederland en Soemita was op vakan¬ tie op de Antillen. Je kunt zeggen: het moment deed zich voor. Ik weet niet wat er anders zou zijn gebeurd. Lachmon zou waarschijnlijk hebben geadviseerd om het ontwerp nog even aan te houden. Hij opereerde erg voorzichtig. Ik denk dat Arron vóór was geweest. Van Soemita was ik niet zeker. Kortom, of er van de intrekking van de opsporingsbevoegdheid van de militaire politie iets terecht zou zijn gekomen als de Frontleiders wel in het land waren geweest, is lastig te bepalen.’56 In de Nationale Assemblee constateerden vertegenwoordigers van de Frontpartijen dat er sprake was van een stelselmatige toename van de criminaliteit en onveiligheid. De NPs’ers Kruisland en Wijdenbosch we¬ ten dit aan de houding van de militairen. Het Nationaal Leger stelde zich niet loyaal op, de president werd door hooggeplaatste militairen publie¬ kelijk beledigd en moorden, branden en berovingen waren onderdeel van een klimaat van anarchie dat door de militaire top met opzet werd ge-
473
schapen om de regering het werken ónmogelijk te maken en om de voor¬ waarden te scheppen voor een terugkeer in het machtscentrum. De ana¬ lyse van het tweetal kon rekenen op veel bijval en leidde er op 30 april toe dat 36 leden van de Nationale Assemblee vóór het door Shankar inge¬ diende wetsvoorstel stemden en
6
leden (van de
ndp
en de
palu)
tegen.
Op 5 mei trad de wet in werking.S7 In het spoor van fractievoorzitter Nooitmeer pleitte ook de NPS-er Kallan er in de Nationale Assemblee voor om de 8-decembergebeurtenissen in alle openheid te bespreken, zodat iedere onduidelijkheid hierom¬ trent kon worden weggenomen. Hij bracht een uitspraak van Arron in herinnering: ‘We moeten het heden niet laten vechten met het verleden, want anders gaan we de toekomst missen.’ Kallan verklaarde een einde te willen maken aan de onzekerheid waarin de bevolking, maar in het bij¬ zonder ook het Nationaal Leger, verkeerde met betrekking tot deze aan¬ gelegenheid. Werd deze kwestie niet op een bevredigende wijze opgelost, dan was er volgens hem geen duurzame ontwikkeling mogelijk in Suri¬ name.58 Arron informeerde de Nationale Assemblee over de toestemming die Den Haag Ronnie Brunswijk had gegeven om twee weken op een toeris¬ tenvisum in Nederland te verblijven. Brunswijk - naar eigen zeggen sprekend namens de boslanddignitarissen - had de Tweede Kamer om humanitaire hulp gevraagd voor de Marronbevolking in het door het Jungle Commando gecontroleerde gebied. Bovendien had hij met de Tweede Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken gesproken over een mogelijke rol van Nederland bij het beëindigen van de strijd tussen het Jungle Commando en het Nationaal Leger.59 Een woordvoerder van mi¬ nister Van den Broek had uitgelegd dat Brunswijk niet door de betrokken bewindsman kon worden ontvangen, maar dat hij welkom was om met diens naaste medewerkers van gedachten te wisselen. Arron achtte dit een buitengewoon kwalijke zaak. Waarom weigerde Nederland rekening te houden met de gevoelens van de Surinaamse regering, zoals bij het on¬ derhouden van vriendschappelijke betrekkingen gebruikelijk is? Arron wees erop dat Brunswijk na de verkiezingen van 1987 zijn verzetsactivi¬ teiten niet had gestaakt, leidinggaf aan een ongrondwettelijke gewapen¬ de groepering en een sta-in-de-weg vormde voor stabiele democratische verhoudingen in het land. Dat Nederland hamerde op het herstel van de democratie en de rechtsstaat, maar er niet voor terugdeinsde Brunswijk als leider van het Jungle Commando te ontvangen, toonde volgens hem aan dat Den Haag met twee maten mat.60 Nauwelijks een maand later bleek eens te meer hoe zorgelijk het met
474
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
de rechtsstaat was gesteld. De moord op politie-inspecteur Herman Gooding wierp wederom een schril licht op de werkelijke machtsverhou¬ dingen in het land. Gooding had zich naar het militair hoofdkwartier in Fort Zeelandia begeven om te bemiddelen in een conflict tussen de poli¬ tie - die een lid van de militaire politie had gearresteerd - en de militaire politie - die als represaillemaatregel twee politiemannen had opgepakt en in Fort Zeelandia had opgesloten. Gooding respecteerde de beginse¬ len van de rechtsstaat, ook als het naleven van die beginselen indruiste tegen de belangen van het Nationaal Leger. Hij had eerder de militair Orlando Swedo opgepakt op verdenking van betrokkenheid bij het bloed¬ bad in Moiwana. Met veel machtsvertoon hadden militairen in opdracht van de legerleiding vervolgens Swedo uit zijn politiecel bevrijd. Na het bespreken van de spanningen tussen de gewapende machten werd Goo¬ ding bij het verlaten van Fort Zeelandia met vuurwapengeweld om het le¬ ven gebracht. Niet lang erna werd het hoofdbureau van politie, waar het gearresteerde lid van de militaire politie vastzat, met automatische wa¬ pens en raketgranaten bestookt. Het Nationaal Leger werd ervan ver¬ dacht voor beide feiten verantwoordelijk te zijn.61 De moord op Gooding riep bij de bevolking reacties van afgrijzen en ontzetting op. Uit solidariteit met hun overleden collega en om te protes¬ teren tegen de omstandigheden waaronder zij geacht werden te werken, ging de politie in staking, hierin gesteund door een groot aantal maat¬ schappelijke organisaties. Medewerkers van Gooding die bij het Moiwana-onderzoek betrokken waren, ontvluchtten het land uit vrees voor hun leven. De politie zette noodgedwongen het onderzoek stop. In de Natio¬ nale Assemblee werd met algemene stemmen een motie aangenomen die opriep het onderzoek inzake Gooding op te dragen aan een onafhan¬ kelijk team. Dit team werd op 13 augustus door president Shankar geïn¬ stalleerd, in aanwezigheid van Arron, Soemita en Ajodhia. De laatste zou in de maanden hierna spreken van een blinde muur waartegen de justitië¬ le autoriteiten opliepen in hun poging de onderste steen in de zaak boven te krijgen. De verantwoordelijken voor de moord op Gooding zouden nooit worden aangehouden, de omstandigheden waaronder de politie-inspecteur aan zijn einde kwam, nooit worden opgehelderd.62 Op 17 augustus installeerde president Shankar een commissie voor de herziening van de grondwet. Deze diende een memorie van toelich¬ ting op te stellen, wijzigingen voor te stellen en een inventarisatie te ma¬ ken van uit de grondwet voortvloeiende organieke wetten en uitvoerings¬ wetten. Meer specifiek werd de commissie geacht voorbereidingen te treffen voor de instelling van een constitutioneel hof. Het initiatief van
475
Shankar was bedoeld om beloften in te lossen die het Front in 1987 had gedaan toen de nieuwe grondwet bij referendum aan de kiezers was voorgelegd.63 De berichtgeving over de commissie maakte bij de bevolking weinig enthousiasme los. Het initiatief werd overschaduwd door de ge¬ beurtenissen die volgden op de dood van politie-inspecteur Gooding. De regering probeerde de moed erin te houden, maar in de tweede helft van 1990 bleek dit een steeds moeilijker opgave. Naarmate de maanden verstreken, leek het geloof in het bereiken van tastbare resulta¬ ten af te nemen. De Frontfractie klaagde dat de regering regelmatig over¬ leg met haar uit de weg ging en zich steeds meer op zichzelf terugtrok. Het was niet toevallig dat de president en de Frontleiders in deze maan¬ den het houden van vervroegde verkiezingen overwogen. De staatsgreep van 24 december verhinderde echter dat deze verkiezingen konden plaatsvinden.64 Volgens Shankar heerste er binnen de regering een sfeer van toewij¬ ding en eensgezindheid: ‘Samen de schouders eronder om het nationaal belang te laten prevaleren, dat was de instelling van waaruit gewerkt werd. Er was een kernkabinet dat de hoofdlijnen van het beleid uitzette. Hierin zaten Arron, Soemita, Venetiaan, Radhakishun en ikzelf. Deze vijf bespraken lopende zaken en stemden initiatieven op elkaar af. Ook werkten zij aan de speeches van de president. Arron stelde in overleg met mij de agenda van de ministerraad samen en zat de raad voor. Alleen bij belangrijke zittingen of onderwerpen fungeerde de president als voorzit¬ ter. Arron was verder verantwoordelijk voor de relaties met Nederland. Als president onderhield ik een prettige en openhartige relatie met hem. Ik had hem zijdelings meegemaakt toen ik lid was van de
cons.
De hou¬
ding van Arron in zijn jaren als minister-president was: “Wat ik wil, is goed voor Suriname.” Na 1988 was hij bezadigder. Hij stelde zich voor¬ zichtiger op en luisterde beter. Zijn afspraken met mij kwam hij door dik en dun na. Die verdedigde hij tot het uiterste. Ik kan niet anders zeggen dan dat hij er steeds het beste van probeerde te maken.’65 Ook Soemita roemt de goede verhoudingen binnen de ‘vredesregering’: ‘We hadden één gezamenlijk doel: de democratie en de rechtsstaat uitbouwen en versterken. Iedereen, maar vooral de leden van het kernka¬ binet, maakten zich hier sterk voor. We wisten heel goed wat we wilden, maar moesten subtiel manoeuvreren, want de tegenpartij bezat de wapens en zou niet aarzelen die te gebruiken als zij dit nodig vond. Koppen¬ snellen zou een averechts effect hebben gehad.’66 Ajodhia: ‘Arron presenteerde zich anders dan in 1980. Toen was hij de man van de machtspolitiek en de confrontatie, nu leerden wij hem
476
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
kennen als de man van de dialoog en de consensus. Hij nam alle tijd om jonge ministers als ik dingen uit te leggen en ons te helpen waar dit nodig was. Vooral het persoonlijke contact stelde hij op prijs. Het scheelde dat hij bij het leiden van de ministerraad kon terugvallen op de ruime erva¬ ring die hij vóór 1980 op dit gebied had opgebouwd. Het prettige was ook dat hij alle ministers in hun waarde liet en van hen een eigen bijdrage ver¬ wachtte. Persoonlijk was ik blij dat ik als minister van justitie en Politie mijn aandacht kon geven aan het oppeppen van het politieapparaat. Dat was hard nodig en vereiste veel balanceerwerk, want voorkomen moest worden dat de militairen zich geprovoceerd zouden voelen. Mijn ge¬ sprekken met Arron droegen ertoe bij dat ik mijn koers kon bepalen en stapje voor stapje dichter bij mijn doel kwam. Ik bespeurde bij Arron een grote mate van geduld. Hij leek er koste wat kost voor te willen waken dat 1980 zich zou herhalen.’67 Venetiaan: Arron heeft zich als vicepresident volop ingezet om de verhoudingen te normaliseren. Hij opereerde voorzichtig, niet zozeer uit angst voor de militairen, maar omdat hij er rekening mee moest houden dat de militairen nog steeds een reële factor in het landsbestuur waren. Het doorvoeren van hervormingen, zoals een grondwetswijziging, stuit¬ te op verzet van de militairen en was feitelijk niet haalbaar. Zelf kon ik als president pas in 1992-1993 werkelijk iets doen om de rol van de militai¬ ren in de politiek terug te dringen. Arron was doordrongen van de ernst van de situatie en wilde op een verantwoorde wijze te werk gaan. Geen kamikaze acties, maar weloverwogen stappen. Daarbij moet ook niet ver¬ geten worden dat hij het onterechte verwijt met zich meedroeg dat hij de schuld was van de coup van 1980. Op dat punt was hij kwetsbaar. Maar die staatsgreep was onafwendbaar. Dat lag niet aan hem. Nederland wil¬ de van Arron af. Den Haag heeft via Valk de muiterij van de onderofficie¬ ren aangemoedigd.’68 Sedoc: ‘Het belangrijkste oogmerk van de regering-Shankar was het creëren van rust en stabiliteit na het hebben doorstaan van dingen die we tevoren niet voor mogelijk hadden gehouden. We wilden de controle her¬ nemen door de invloed van de militairen terug te dringen, de binnen¬ landse oorlog te beëindigen en de vluchtelingen uit Frans-Guyana te laten terugkeren. We zijn daarbij op gezette tijden tegen de militairen inge¬ gaan. Een van de eerste dingen die ik deed, was het intrekken van de di¬ plomatieke paspoorten van de militairen. Ook Arron leverde zijn bijdra¬ ge. Het ontvangen van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen ging door op zijn gezag, tegen de uitdrukkelijke wens van de militairen. Maar het was moeilijk. Er was een gebrek aan kader en de chaos, vooral op finan-
477
cieel gebied, was groot. Maar zeker in het laatste jaar van de regering heb¬ ben we veel bereikt. Er kwam een meerjarenontwikkelingsprogramma tot stand en het intrekken van de opsporingsbevoegdheid van de militaire politie was een duidelijk signaal aan het Militair Gezag dat we het proces van herdemocratisering een push wilden geven.’69 Subhas Mungra: ‘In de regering Shankar was Arron een sterke voor¬ zitter in de raad van ministers. Hij bestudeerde de dossiers goed. Opval¬ lend was dat hij de raadsvergaderingen primair zag als een politieke tafel. De voorstellen van ministers werden door hem gewogen in het licht van de partij die het voorstel deed, haar achterban, de betrokken minister en het effect van de maatregel voor zijn eigen aanhang. Op basis daarvan be¬ sliste hij of hij mee kon gaan met een voorstel. De vergaderingen hadden een zeer geordend verloop. Arron pleegde goed overleg met ministers al¬ vorens er besluiten werden genomen over kwesties die op hun terrein lagen. Bij verschil van mening koppelde hij voor hoger politiek overleg terug naar de voorzitter van de partij waar de betrokken minister toe be¬ hoorde. Daarna kon de zaak dan weer in de raad van ministers worden behandeld. Zijn vertrouwelingen binnen de raad waren de ministers van zijn eigen partij. Meestal pleegde hij met hen vooroverleg, zodat hij in de raad rekening kon houden met hun opstelling bij bepaalde agenda¬ punten.’70 Hoewel zijn bedoelingen om de democratische rechtsstaat te herstel¬ len oprecht waren, aan zijn betrokkenheid en toewijding niet hoefde te worden getwijfeld en hij er niet voor terugdeinsde om het partijbelang aan het nationaal belang ondergeschikt te maken, slaagde Arron er niet in om het zwaartepunt van het landsbestuur eenduidig naar de regering en de Nationale Assemblee te verleggen. Geïntimideerd door het Mili¬ tair Gezag, dat niet afliet om hem voor de staatsgreep van 1980 verant¬ woordelijk te stellen en powerplay niet uitsluitend met woorden maar ook met de inzet van wapens bekrachtigde, richtte hij zich op dialoog en consensus, wat niet zelden betekende dat het Front voor Democratie en Ontwikkeling op de rem trapte en het Militair Gezag de ruimte liet om zich desgewenst te laten gelden. In het niemandsland tussen democratie en militaire dictatuur werd daardoor vooral een pas op de plaats ge¬ maakt. De Frontleiders, met de besprekingen in Feonsberg in het achter¬ hoofd, beschouwden de regering-Shankar als een overgangsfase in het proces om de democratie en de rechtsstaat te herstellen. Voluit gaan, aansturen op een confrontatie en het Militair Gezag de wacht aanzeggen, waren handelingen die in hun beleving niet eerder dan in een vervolgfase hun beslag konden krijgen.71
478
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
ECONOMISCHE WEDEROPBOUW EN ONTWIKKELINGSRELATIE MET NEDERLAND
De opschorting van de ontwikkelingssamenwerking door Nederland op 10 december 1982 had de republiek in grote politieke en financieel-economische problemen gebracht.72 Paramaribo verweet Den Haag neokolonialistisch gedrag, stemmingmakerij tegen Suriname op internationale podia en steun aan groeperingen die vanaf Nederlands grondgebied (al dan niet gewapenderhand) acties tegen het regime voorbereidden. Met die laatste opmerking doelde het Militair Gezag op organisaties van Surinaamse ballingen in Nederland die kort na de decembermoorden waren opgericht om langs politieke en diplomatieke weg oppositie te voeren tegen het bewind-Bouterse. Bekende organisaties die de geweldsoptie niet afwezen, waren de Raad voor de Bevrijding van Suriname on¬ der leiding van oud-premier en oud-president Henk Chin A Sen, het Amsterdams Volksverzet onder leiding van oud-minister André Haakmat en de Pendawa Lima onder leiding van Paul Somohardjo. Deze groepe¬ ringen voerden propaganda tegen het militair regime en beraamden clandestiene operaties om Bouterse met behulp van (buitenlandse) huurlingen uit te schakelen. Het Amsterdams Volksverzet voorzag Ronnie Brunswijk geruime tijd van morele en materiële steun. Welbeschouwd was zijn Jungle Commando voor een belangrijk deel een creatie van deze groep.73 In reactie op de Surinaamse beschuldigingen verklaarde Den Haag zich te houden aan het beginsel van non-interventie, de soevereiniteit en territoriale integriteit van Suriname te respecteren en de voorbereiding van terroristische acties op Nederlands grondgebied niet te tolereren. Surinaamse verzetsorganisaties waren legitiem zolang zij zich aan de Nederlandse wet hielden. Zij konden zich op dezelfde vrijheid van me¬ ningsuiting beroepen als iedere andere organisatie en bezaten een grote mate van bewegingsvrijheid. Tegelijk werden de leden nauwlettend in de gaten gehouden. Op meerdere momenten bleken de organisaties door Nederlandse inlichtingendiensten te zijn geïnfiltreerd. Hierdoor waren de autoriteiten van hun doen en laten op de hoogte en konden plannen voor een gewapende interventie meer dan eens worden verijdeld.74 In de loop van 1983 werden de eisen die Den Haag verbond aan een hervatting van de ontwikkelingssamenwerking nader geformuleerd. De Nederlandse regering verlangde dat de Surinaamse regering concrete stappen zou zetten in de richting van een herstel van de democratie en de rechtsstaat met respect voor de grondrechten en met structuren die een herhaling van de gebeurtenissen van 8 december 1982 zouden voorko-
479
men. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht diende te zijn gega¬ randeerd en de Surinaamse bevolking diende zich te kunnen uitspreken over de staatkundige grondslag van de republiek.75 Als blijk van goede wil richting de Surinaamse bevolking stelde de Nederlandse regering in 1984 een bedrag van Nf 100.000,- aan humanitaire hulp beschikbaar. Deze gelden werden niet ten laste gebracht van de verdragsmiddelen en waren bestemd voor zogeheten kleine ambassadeprojecten.76 Een voorzichtige poging tot toenadering tussen de twee landen vond plaats op 15 maart 1985 in Brasilia. Legerleider Bouterse en de Neder¬ landse minister van Buitenlandse Zaken Van den Broek hadden een ont¬ moeting op het Braziliaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. De twee waren in Brasilia om de inhuldiging bij te wonen van Tancredo Neves, de eerste democratisch gekozen president van Brazilië na een periode van twintig jaar militaire dictatuur. Van den Broek, die op aandringen van zijn Braziliaanse gastheren met het onderhoud akkoord was gegaan, greep het moment aan om Bouterse te wijzen op de nieuwe politieke wind die er op het Latijns-Amerikaanse continent was gaan waaien. Het lag naar zijn zeggen voor de hand dat de militairen in Suriname in navolging van hun collega’s in Argentinië, Brazilië en Uruguay de macht eveneens aan een burgerregering zouden overdragen. Van den Broek - die in mei 1984 in de marge van een
navo-raadsvergadering
in Washington met premier
Udenhout eveneens over dit onderwerp had gesproken - drong bij Bou¬ terse aan op een versnelling van het democratiseringsproces in Suriname. De legerleider toonde begrip voor het Nederlandse standpunt, maar vroeg om tijd en geduld.77 In Paramaribo onderhield de Nederlandse ambassade vooral contact met burgerpolitici die bij het democratiseringsproces betrokken waren. Anders dan Lachmon liep Arron niet warm voor het onderhouden van al te innige banden met vertegenwoordigers van het voormalige moeder¬ land. Een van de zeldzame keren dat hij bereid was Nederlands ambassa¬ depersoneel wat uitvoeriger te woord te staan, toonde hij zich vooral geïnteresseerd in de toekomst van de ontwikkelingssamenwerking. Hij hield er rekening mee dat er mogelijk een nieuw ontwikkelingssamenwerkingsverdrag zou moeten worden gesloten, maar wenste in beginsel vast te houden aan het verdrag van 1975. De bijzondere band die er tussen Nederland en Suriname bestond, diende volgens hem op die grondslag te worden voortgezet. Hij verklaarde niet op voorhand afwijzend te staan tegenover de betrokkenheid van de Wereldbank en het imf bij het uit¬ voeren van een economisch saneringsprogramma. Wel diende naar zijn zeggen in dat geval de garantie te zijn verkregen dat beide organisaties
480
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
geen expertise leverden op grond van neokoloniale overwegingen. In zijn hoedanigheid van bankier beaamde Arron dat de devaluatie van de Suri¬ naamse gulden onvermijdelijk was. Als politicus verklaarde hij hier ech¬ ter gereserveerd tegenover te staan. Een devaluatie zou gepaard gaan met maatregelen die diep zouden insnijden in het leven van de Surinaamse burger. Voor de zittende regering zou dit onmiskenbaar politieke gevol¬ gen hebben. Arron: ‘Ik ga niet werken aan de bouw van mijn eigen galg.’78 In zijn regeringsverklaring van n maart 1988 legde president Shankar uit dat Suriname geconfronteerd werd met een ernstige crisis en dat de regering de opdracht had om door middel van een uiterste krachtsin¬ spanning welvaart en welzijn voor de bevolking te garanderen. De rege¬ ring stelde een meerjarenontwikkelingsprogramma
(mop)
in het voor¬
uitzicht bestaande uit drie fasen: een urgentiefase (die een halt diende toe te roepen aan de verarming, de afbraak van het reëel nationaal inko¬ men en het verslechteren van de werkgelegenheid), een herstelfase (ge¬ richt op een groei van het nationaal inkomen en de werkgelegenheid en op het corrigeren van financiële en monetaire onevenwichtigheden) en een meerjarengroeifase (met als doel een aanhoudende groei van het na¬ tionaal inkomen en de werkgelegenheid te bewerkstelligen, een sterke toename van het investeringsvolume en een merkbare structuurverbete¬ ring van de productiebasis).79 Voor de regering-Shankar stond vast dat de economische problemen met voorrang dienden te worden opgelost. Erkend werd dat er kordaat moest worden opgetreden. In de praktijk opereerde de regering echter behoedzaam om politieke gevoeligheden te ontzien en schrok zij ervoor terug om positieve intenties doortastend in concrete acties om te zetten. Volgens De Ware Tijd stelde de regering zich te terughoudend op: ‘Vernieuwing kan niet tot stand worden gebracht door mensen die de il¬ lusie van veiligheid verkiezen boven het gevaar van daadkracht en moed.’ Zelfs de meest vreedzame vooruitgang vereiste volgens de krant moed.80 De West had iets meer geduld met de weg van de geleidelijkheid waarvoor de regering had gekozen, maar meende eveneens dat zij er niet aan ont¬ kwam een zekere voortvarendheid te betrachten. Werd volstaan met het bewandelen van de gulden middenweg dan bestond het risico dat het en¬ thousiasme van de bevolking snel in onvrede en apathie zou omslaan.81 Evenals in de jaren van het NPK-bewind - toen hij voorzitter was van de onderraad van ministers voor ontwikkelingssamenwerking - was Arron in zijn functie van vicepresident de eerstverantwoordelijke voor de ont¬ wikkelingssamenwerking met Nederland. Rechtstreeks onder hem viel het Planbureau, dat meer dan voorheen een centrale rol was toebedeeld
481
bij de planning en programmering van de sociaal-economische ontwik¬ keling en de advisering ten aanzien van het ontwikkelingsbeleid.82 Namens de regering voerde Arron het woord over de sociaal-economi¬ sche opbouw en ontwikkeling van Suriname, waarbij hij in belangrijke mate teruggreep op het gedachtegoed van de NPK-regeringen. Natievor¬ ming en zelfstandigheid, en eigen inspanning, arbeid en verantwoorde¬ lijkheid presenteerde hij ook nu als kernwaarden.
Arron verzette zich tegen de internationaliseringsgedachte die in poli¬ tieke kringen in Den Haag was geopperd als alternatief voor de bestaande ontwikkelingssamenwerkingsrelatie. Volgens Arron stond deze multila¬ terale benadering haaks op het sui-generisbeginsel dat in het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag met Nederland was vastgelegd. Respect voor de soevereiniteit van Suriname, naleving van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en begrip voor de benarde omstandigheden waarin de republiek verkeerde, dienden volgens hem in het verkeer tussen Parama¬ ribo en Den Haag leidend te zijn.83 Met verwijzing naar het ophanden zijnde bezoek van minister Van den Broek aan Suriname merkte Arron op dat de regering aan alle voorwaarden had voldaan voor het hervatten van de ontwikkelingssamenwerking. Na het houden van een referendum en vrije verkiezingen en het aantreden van een nieuwe regering was de democratie in het land hersteld.84 Op uitnodiging van de regering-Shankar bezocht minister Van den Broek op 28 en 29 maart Suriname. In zijn openingstoespraak beklem¬ toonde minister van Buitenlandse Zaken Sedoc dat de regering zich ten doel stelde ‘op basis van nationale eenheid en politieke stabiliteit een maatschappij te vestigen die een stabiele, democratische en continue ontwikkeling garandeert, waarbij de beginselen van dialoog, consensus, samenwerking en participatie als leidraad zullen dienen’. Sedoc liet we¬ ten dat de buitenlandse betrekkingen van Suriname in het teken zouden staan van de self-reliance-gedachte. Dit uitgangspunt liet niet toe dat de republiek met ongewenste verplichtingen zou worden opgezadeld of met inmenging van buitenaf zou worden geconfronteerd. Ook ten aanzien van de ontwikkelingssamenwerking met Nederland dienden volgens hem ‘de beginselen van soevereine gelijkheid’ onverkort te worden nage¬ leefd. Sedoc verklaarde ervan uit te gaan dat de bijzondere verantwoor¬ delijkheid van Nederland voor de economische ontwikkeling van Suri¬ name met zich meebracht dat de hulp en bijstand van Nederland niet zouden uitblijven om de zorgwekkende financieel-economische crisis waarin Suriname zich bevond met voorrang op te lossen.85 De Nederlandse regering beschouwde het bezoek van minister Van
482
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
den Broek als een oriëntatiemissie. Suriname streefde naar het reactive¬ ren van de verdragen die vóór 10 december 1982 van kracht waren ge¬ weest. Het was echter aan de Tweede Kamer om de opschorting van deze verdragen ongedaan maken. Om dit mogelijk te maken, diende Van den Broek de Nederlandse volksvertegenwoordiging van passende argumen¬ ten te voorzien.86 Op verzoek van de minister werd er zonder officiële agenda en in een openhartige sfeer van gedachten gewisseld over de poli¬ tieke situatie in het land, de ontwikkelingssamenwerking en de opschor¬ ting en hervatting van de onderlinge verdragen.87 Van den Broek liet in zijn slottoespraak weten getroffen te zijn door de stappen die de regeringShankar tot dusver had gezet.88 Hij onderschreef het unieke karakter van de Surinaams-Nederlandse betrekkingen, bood hulp aan bij het vorm¬ geven van het proces van dialoog en verzoening, en verzekerde zijn gast¬ heren ervan dat Nederland ook bij het herstel van de economie ‘naast Suriname zou staan’. Op grond van de vruchtbare besprekingen die hij had gevoerd, verklaarde de minister tot de slotsom te zijn gekomen dat de tijd was aangebroken om de onderlinge betrekkingen te normaliseren. Hij beloofde de Nederlandse regering en het Nederlandse parlement warm te zullen aanbevelen die normalisering inhoud te geven.89 Was het overleg met Van den Broek tot grote tevredenheid van zijn gastheren verlopen,90 het daaropvolgende bezoek van de Nederlandse minister van Ontwikkelingssamenwerking Bukman zou uitdraaien op een fiasco. Aan de vooravond van dit bezoek had Arron laten weten dat de regering door zou gaan met een mix van kleine, middelgrote en grote projecten om een evenwichtig en integraal ontwikkelingsbeleid te kun¬ nen voeren. Volgens Arron bepaalde Suriname zijn toekomst zelf, zonder inmenging van buitenaf, en diende het verdrag van 1975 onverkort te worden uitgevoerd. Arron verklaarde verheugd te zijn dat hij voor deze uitgangspunten steun had gevonden bij de vakbeweging.91 Bouterse ver¬ oorloofde zich hierbij enkele kanttekeningen te plaatsen. Volgens hem stond de ontwikkeling in Suriname stil, omdat er gewacht werd op Hol¬ land. Bukman zou na De Gaay Fortman en Van den Broek de derde Nederlandse bewindspersoon zijn die in korte tijd Suriname bezocht. Waarom richtte de regering de aandacht niet meer op het exploreren en benutten van de eigen mogelijkheden? Bouterse zei een verscherping van de etnische tegenstellingen waar te nemen en waarschuwde voor een terugkeer naar koloniale verhoudingen.92 De Surinaamse regering hoopte dat Bukman, die van 9 tot en met 11 mei in Paramaribo verbleef, de hervatting van de ontwikkelingssamen¬ werking voortvarend ter hand zou nemen. De betrokken onderhandelaars
483
- de ministers Sedoc en Mungra - kwamen er echter al snel achter dat deze bewindsman uit een ander hout was gesneden dan Van den Broek. Bukman wenste met kracht uitvoering te geven aan afspraken die in de Nederlandse ministerraad waren gemaakt. Die afspraken kwamen neer op het innemen van een zakelijke houding richting Suriname, mede te¬ gen de achtergrond van het beleid van het kabinet-Lubbers om sterk op de overheidsuitgaven te bezuinigen. Tijdens het bezoek van minister Bukman kwamen Suriname en Nederland overeen dat de verdragsrelatie per 3 mei 1988 was hersteld93, dat het verdrag van 1975 onverkort zou worden uitgevoerd en dat de uitvoeringsduur van de overeenkomst ver¬ lengd zou worden met de periode van de opschorting. Daarnaast be¬ sloten zij de
cons
te vervangen door twee keer per jaar ministerieel of
hoog-ambtelijk overleg. De Nederlandse ambassade in Paramaribo en het Surinaams Planbureau zouden worden belast met de voorbereiding van dit overleg. Ten slotte spraken de twee partijen af het protocol van procedureregels aan een nadere beschouwing te onderwerpen. Er zou om te beginnen overleg worden gepleegd over de van toepassing te ver¬ klaren hnancieel-administratieve procedures.94 Het vaststellen van deze uitgangspunten kon niet verhullen dat de hoge verwachtingen die Paramaribo had van het daadwerkelijk weer op gang komen van de samenwerking ruw onderuit waren gehaald door de Nederlandse minister. Bukman weigerde in te gaan op het verzoek van de Surinaamse regering om een crashprogramma a Nf 500 miljoen te finan¬ cieren. Volgens de bewindsman was het voorstel dat hieraan ten grond¬ slag lag onvoldoende uitgewerkt en te weinig concreet. Bukman stond eveneens afwijzend tegenover het terugbetalen door Nederland van Sf 264 miljoen die de Surinaamse regering na het opschorten van de ont¬ wikkelingssamenwerking had besteed aan het voorfinancieren van pro¬ jecten die eerder door de
cons
waren goedgekeurd. Ingaan op dit verzoek
zou volgens de minister betekenen dat de beslissing om de samenwer¬ king in december 1982 op te schorten gedeeltelijk werd teruggedraaid. Daar kon geen sprake van zijn. Ten slotte sprak Bukman zich positief uit over een eventuele internationalisering van de ontwikkelingssamenwer¬ king met Suriname. In de geest van de jaren tachtig verklaarde hij de deelname van het
imf
en de Wereldbank aan een mogelijk te formeren
consortium als aantrekkelijk te beschouwen.95 Het door Paramaribo voorgestelde crashprogramma viel samen met de urgentiefase van het beoogde
mop
en demonstreerde dat de regering
haast wenste te maken met de wederopbouw van het land. Het kon ech¬ ter geen verbazing wekken dat Den Haag in de twee pagina’s A4 die het
484
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
voorstel telde, grond zag om te spreken van een weinig doordacht en on¬ voldoende gespecificeerd plan. Met de teleurstellende effecten van de ontwikkelingsprojecten die vóór 1982 waren uitgevoerd op het netvlies, viel te verwachten dat de Nederlandse regering met een vergrootglas zou kijken naar nieuwe initiatieven die voor financiering zouden worden voorgedragen.96 Daar stond tegenover dat deze regering, die bij monde van minister Van den Broek had verklaard ‘naast Suriname te staan’ bij het herstel van de economie, als het erop aankwam maar beperkt oog had voor de omstandigheden waaronder de Frontregering moest opereren en weinig begrip toonde voor de geringe financiële speelruimte die zij bezat om de crisis te lijf te gaan. Het terugbetalen door Nederland van middelen die Suriname had voorgeschoten om de uitvoering van door de
cons
goedgekeurde projec¬
ten mogelijk te maken, vormde een heikel punt. Den Haag had gelijk dat de geloofwaardigheid van de Nederlandse regering op het spel stond als richting Suriname stappen werden gezet die internationaal konden wor¬ den uitgelegd als een terugkomen op het opschortingsbesluit. Paramari¬ bo bracht daar terecht tegen in dat dit besluit tot doel had het toenmalige militair regime te treffen. De situatie was in de tussentijd gewijzigd. Er was een democratisch gekozen regering aangetreden die bezig was orde op zaken te stellen. Alle kaarten dienden nu te worden gezet op het leni¬ gen van de sociaal-economische nood onder de bevolking. Het verzet in Suriname tegen het internationaliseren van de ontwik¬ kelingssamenwerking kwam voort uit een gevoel de greep op de gang van zaken te verliezen en delen van de in 1975 verworven soevereiniteit te moeten prijsgeven. Vooral de mogelijke betrokkenheid van het imf en de Wereldbank bij de ontwikkelingssamenwerking deed in Paramaribo alle alarmbellen afgaan. Laatstgenoemde organisatie had een rapport uitge¬ bracht waarin gepleit werd voor een devaluatie van de Surinaamse gulden, sanering van het overheidsapparaat, stopzetting van overheidssubsidies, afkondiging van nieuwe en verscherpte naleving van bestaande belasting¬ maatregelen en privatisering van staatsbedrijven. Midden jaren tachtig hadden bezuinigingen volgens dit neoliberale model het einde betekend van de regering-Alibux en in Jamaica en de Dominicaanse Republiek ge¬ leid tot grote sociale onrust. In Jamaica had het verzet vooral een uitweg gevonden in politiek geweld. Bij het bedwingen van voedselrellen in Santo Domingo waren in 1984 tientallen slachtoffers gevallen. Twee jaar later verloor de regeringspartij de verkiezingen. Voor de Surinaamse re¬ gering was dit een weinig bemoedigend vooruitzicht.97 De uitkomsten van het overleg met minister Bukman waren voor Arron
485
moeilijk te verteren. Als het optreden van deze minister kenmerkend was voor de nieuwe koers van Den Haag, dan kon er volgens hem geen sprake meer zijn van een bijzondere relatie tussen Nederland en Suriname. Arron verweet de Nederlandse pers zich kleinerend te hebben uitgelaten over de Surinaamse ministers die bij het overleg betrokken waren ge¬ weest, onvoldoende oog te hebben gehad voor de ernst waarmee de Surinaamse regering aan het crashprogramma had gewerkt, en ongenu¬ anceerd en onwaarachtig te hebben geoordeeld over ‘mislukte show- en prestigeprojecten’, zoals het West-Surinameproject, waar Nederland me¬ deverantwoordelijkheid voor droeg. Het was Arrons overtuiging dat der¬ gelijke stemmingmakerij de ontwikkeling van Suriname belemmerde en het geloof in eigen kunnen ondergroef.98 Cynisch liet Arron weten dat het Front de verkiezingen had gewon¬ nen en dat de democratie in Suriname was hersteld, maar dat de Neder¬ landse regering liever had gezien dat de oude politieke leiders niet waren teruggekeerd. Maar lag het op de weg van Den Haag om zich daarmee in te laten? Ging het Surinaamse volk daar niet over? Schamper vervolgde hij dat Nederland kennelijk alleen nog maar kleine projecten wenste te financieren, maar hoe kon je een land opbouwen door geconcentreerd in te zetten op de productie van bezemstelen, tandenstokers en satéprik¬ kers? Volgens Arron was het Surinaamse volk een trots volk dat hechtte aan zijn waardigheid. Zich in gedachten tot Nederland wendend: ‘Vanuit deze filosofie zal ik u een allerlaatste punt voorhouden. We hebben huma¬ nitaire hulp geaccepteerd. Maar wij hebben dat met pijn en smart gedaan, omdat we geen keus hebben. Maar wring ons niet uit als een sinaasappel. Ga niet te ver.’99 De tweede ronde van besprekingen met minister Bukman vond plaats van 19 tot en met 21 juli en had voor Suriname een bevredigender verloop. Nadrukkelijk eiste Arron, bijgestaan door de ministers Mungra en Sedoc en Iwan Kortram van het Planbureau, een leidende rol voor zichzelf op tijdens het overleg. Namens de Surinaamse regering zegde hij toe een aanpassings- en herstelprogramma te zullen opstellen om een doeltreffende besteding van de verdragsmiddelen mogelijk te maken. De Wereldbank zou bij de voorbereiding van dit programma worden betrok¬ ken. Voor Den Haag was dit een harde eis: zonder structurele maatrege¬ len zou hulp geen blijvend effect sorteren en was het onmogelijk om de stap van de urgentiefase naar de herstelfase te zetten. Tegelijk liet de Surinaamse regering weten de negatieve sociale effecten van de beleids¬ aanpassingen zoveel mogelijk te willen dempen. De Nederlandse regering liet weten dat voor 1988 een bedrag van
486
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
Nf ïoo miljoen was gereserveerd voor ontwikkelingssamenwerking met Suriname en dat deze som hierna Nf 200 miljoen op jaarbasis zou bedra¬ gen. Er waren in 1988 al middelen gecommitteerd ten behoeve van hu¬ manitaire hulp (Nf 17 miljoen) en garantiebetalingen (Nf 5 miljoen). De resterende middelen waren bedoeld voor lopende en nieuwe projecten en voor de rehabilitatie van het binnenland. Daarnaast was er Nf 60 mil¬ joen beschikbaar aan overbruggingshulp. Deze hulp diende te worden aangewend voor de levering door Nederland van importbenodigdheden voor essentiële productieprocessen en infrastructurele rehabilitatie, voor vervangingsinvesteringen die nodig waren voor het laten voortbe¬ staan van op zichzelf levensvatbare bedrijven in de publieke en de parti¬ culiere sector, en voor voedsel en medicijnen. Door de verkoop van de desbetreffende goederen zouden tegenwaardefondsen worden gecreëerd die Suriname geacht werd aan dezelfde doelen te besteden.100 Arron verklaarde niet onverdeeld gelukkig te zijn met de beschikbaar gestelde humanitaire hulp. Deze viel uiteen in goederen die rechtstreeks werden geleverd aan de Surinaamse regering (Nf 12 miljoen) en goede¬ ren die via particuliere organisaties in Nederland beschikbaar werden gesteld aan de bevolking in het binnenland (Nf 5 miljoen). Deze laatste leveranties werden door critici in Suriname gezien als een poging van Nederland om zich te mengen in de binnenlandse aangelegenheden van het land. Onvermijdelijk zou een deel van deze goederen immers bij het Jungle Commando van Ronnie Brunswijk terechtkomen. Bukman ont¬ kende dat Nederland de intentie had om de soevereiniteit van Suriname te schenden en benadrukte dat de middelen uitsluitend bedoeld waren om de wederopbouw van het binnenland een impuls te geven.101 De afspraken over de humanitaire hulp en de overbruggingshulp lie¬ ten zien dat Den Haag bereid was met middelen over de brug te komen, zij het mondjesmaat en onder strikte voorwaarden. Er bestond aan Nederlandse kant twijfel over het vermogen van de Surinaamse regering om de verdragsmiddelen effectief te besteden en merkbaar te laten bij¬ dragen aan het herstel van de economie. Voor Arron stond vast dat er voor Suriname voorlopig niet meer in het vat zat. Tijdens een vergade¬ ring van het NPS-partijcongres riep hij zijn achterban op om soberheid te betrachten en af te zien van het doen van buitensporige uitgaven. Liever zagen mensen af van het kopen van artikelen op de zwarte markt. Op die manier zouden zij bijdragen aan het terugdringen van deze markt en het weer gezond maken van de economie. In reactie op de kritiek dat de partij de ambassadepost in Den Haag aan de dat de
nps
vhp
had gegund, legde Arron uit
niet alles kon claimen. Bij hem had vooropgestaan dat Suri-
487
name zijn horizon diende te verbreden en er goed aan deed de banden met de
EEG
aan te halen. Om de post in Brussel in handen te krijgen, was
hij daarom bereid geweest Den Haag af te staan. Arron benadrukte dat er bij de
EEG
mogelijkheden lagen die Suriname tot dat moment ten on¬
rechte onbenut had gelaten.102 Al in september ontstond er onenigheid over de afspraken die in juli met Nederland waren gemaakt. Namens de regering tekende Arron pro¬ test aan tegen de rol die Den Haag in het kader van de overbruggingshulp had toebedeeld aan het Rijks Inkoop Bureau
(rib).
Het
rib
was volgens
hem niet bevoegd de beoogde inkopen te doen. Het verdrag van 1975 schreef voor dat er in Suriname openbare aanbestedingen dienden plaats te vinden als er aankopen werden gedaan boven een bepaald bedrag. Arron bracht in herinnering dat in juli nog eens was bevestigd dat het ver¬ drag van 1975 onverkort zou worden uitgevoerd en gaf te kennen zich daaraan te willen houden. Bukman liet echter weten dat Nederland in zijn recht stond om het
rib
de goederen te laten leveren. Een bijkomen¬
de grief aan Surinaamse zijde was dat de medicijnen en voedingsmidde¬ len die vanuit Nederland werden aangevoerd in veel gevallen niet de ge¬ vraagde goederen waren. Bovendien waren deze goederen niet zelden afwijkend geprijsd en van slechte kwaliteit.103 Om uit de impasse te geraken, spraken beide landen af om in Neder¬ land en in Suriname inschrijvingen te houden. Een Surinaamse delegatie zou vervolgens naar Nederland reizen om de inschrijvingen te bespre¬ ken. Arron meende dat de waardigheid van Suriname op deze wijze beter gewaarborgd zou zijn. Surinaamse importeurs geloofden echter dat dit per saldo weinig zou uitmaken. Surinaamse bedrijven zouden nooit met Nederlandse bedrijven kunnen concurreren, waardoor het
rib
altijd aan
het langste eind zou trekken. Bij die praktijk leek inderdaad te worden aangesloten toen Den Haag voorstelde het
rib
de inschrijving te laten
houden en in Suriname een loket te laten openen. Maar Arron weigerde aan deze procedure mee te werken. Alleen op basis van gelijkwaardig¬ heid kon er zijns inziens vruchtbaar tussen beide landen worden samen¬ gewerkt. In oktober werd er een compromis gevonden. De aanbesteding van consumptiegoederen werd aangemerkt als een volledig Surinaamse aangelegenheid. De deviezen hiervoor zouden door Suriname zelf be¬ schikbaar worden gesteld en niet ten laste komen van de overbruggings¬ hulp. Andere goederen, zoals grondstoffen, werden wel uit de overbruggingsmiddelen gefinancierd en aan de hand van twee inschrijvingen, één in Suriname en één in Nederland, door het rib geleverd.104 Bij de indiening van de ontwerpbegrotingen voor de jaren 1988 en
488
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
1989 probeerde president Shankar het sombere beeld van de overheids¬ financiën te relativeren door te wijzen op een aantal lichtpunten. Het weer in werking treden van de verschillende verdragen betreffende de samenwerking met Nederland beloofde volgens hem op termijn een her¬ stel van het investeringsklimaat. De verbeterde positie van bauxiet en bauxietderivaten op de wereldmarkt rechtvaardigde naar zijn zeggen de verwachting dat de bauxietsector weer belangrijk aan de nationale devie¬ zeninkomsten zou gaan bijdragen. Ten slotte legde de tot stand gebrachte herschikking van de schuld aan Brazilië en Venezuela (in totaal $ 17 mil¬ joen) naar het oordeel van de president een verminderde druk op de be¬ talingsbalans. Toch konden deze positieve ontwikkelingen niet verhul¬ len dat de voortgaande daling van het bruto binnenlands product, van het inkomen per hoofd van de bevolking en van de werkgelegenheid een ne¬ gatief effect hadden op de economie, dat de overheidsuitgaven nog altijd uit omvangrijke staatsleningen werden gefinancierd en dat de deviezenschaarste en de hiermee verbonden parallelmarkt de inflatie tot grote hoogten opstuwden.105 De vakbonden, inclusief de Moederbond, plaatsten vraagtekens bij de haalbaarheid van de plannen van de regering om het financieringste¬ kort terug te dringen door de consumptieve uitgaven te verminderen. Hoe kon dit worden gerealiseerd zonder sociale onrust te creëren? Waarom kwam de regering niet over de brug met maatregelen om de werkgele¬ genheid te vergroten en de levensstandaard te verhogen? Eén oorzaak was bekend. De regering schrok ervoor terug om schoon schip te maken en consequent stappen te ondernemen tegen personen die van het plegen van economische delicten werden verdacht. Het was een publiek geheim dat het Front zich vooral geremd voelde om op te treden tegen een kapi¬ taalkrachtige groep malafide handelaren. Een aantal van hen had de ver¬ kiezingscampagne van de combinatie gefinancierd en diende om die re¬ den te vriend te worden gehouden. In het bijzonder waar hooggeplaatste militairen en met het Front gelieerde ondernemers zakelijke belangen deelden en transacties pleegden die het daglicht niet konden verdragen, voelde de regering zich onmachtig om in te grijpen.106 Een andere oorzaak van de aanhoudende stagnatie waren de verschil¬ lende visies van de Frontpartners op de politiek en de economie. Lachmon had minder moeite met de
ndp
en het Militair Gezag dan Arron. De
laatste stond geen hetze tegen de militairen toe, maar diende veel meer dan de VHP-leider rekening te houden met stromingen binnen zijn partij die fel tegen het optreden van het Nationaal Leger waren gekant. Ook in sociaal-economisch opzicht liepen de opvattingen uiteen. Traditioneel
489
was de nps georiënteerd op de overheid en de industriële sector en richtte de VHP zich op de handel en de landbouw. Voor Arron waren self-reliance en waarachtig nationalisme heilige huisjes en had de staat de verplich¬ ting een vangnet te creëren voor de sociaal zwakkeren in de samenleving. Lachmon stelde zich op het standpunt dat het vrije spel der krachten de boventoon diende te voeren. In zijn optiek gingen een ondernemingsge¬ wijze productie en een coöperatieve houding tegenover Nederland hand in hand. Het gevolg van deze verschillen was dat er in Frontverband veel werd overlegd, maar dat in de spagaat tussen het veiligstellen van deelbe¬ langen en de wens om het Front bij elkaar te houden de regering er niet in slaagde veel daadkracht aan de dag te leggen.107 Half november bracht een Tweede Kamerdelegatie onder leiding van Joep de Boer (ChristenDemocratisch Appèl,
cda)
op uitnodiging van de
Nationale Assemblee een oriëntatiebezoek aan Suriname.108 Voorzitter Lachmon verhulde bij de ontvangst van de delegatie niet dat hij hoopte dat de Nederlandse missie positief zou bijdragen aan het bestendigen van de relaties tussen de twee landen, in het bijzonder waar het ging om het vlot trekken van de ontwikkelingssamenwerking. Hij erkende dat Surina¬ me er niet onderuit kwam impopulaire maatregelen te nemen om de ‘to¬ taal ontwrichte economische basis’ te versterken en de democratische staatsorde te stabiliseren: ‘Wij moeten ons echter realiseren dat, indien een patiënt geopereerd moet worden, de chirurg een aantal noodzakelij¬ ke voorbereidingen moet treffen, wil de operatie met zo weinig mogelijk pijn en ongerief voor de patiënt, succesvol worden volbracht.’ De Boer sprak waarderende woorden over de manmoedige pogingen aan Suri¬ naamse zijde om uit het diepe dal omhoog te klimmen. Over de Neder¬ landse bijdrage hield hij zich op de vlakte. Hij volstond met toe te zeggen dat de Tweede Kamer het ingezette proces van politiek herstel en econo¬ mische wederopbouw naar vermogen zou ondersteunen.109 Op een persconferentie vlak vóór hun terugkeer naar Nederland lie¬ ten de Tweede Kamerleden zich openhartiger over hun bevindingen uit. De Boer bevestigde namens de delegatie dat de democratie in Suriname was hersteld en erkende dat de Surinaamse regering zich grote gioeite getroostte om het democratiseringsproces verder vorm te geven. Tegelijk meenden de delegatieleden dat het vredesproces te traag verliep. Pas wanneer de binnenlandse oorlog zou zijn beëindigd, zou het naar hun oordeel mogelijk zijn om de ontwikkelingshulp ten goede te laten komen aan alle bevolkingsgroepen, zoals het verdrag van 1975 voorschreef. Daar¬ naast was een en ander afhankelijk van een mop. Zolang dat ontbrak, kon de fase van de overbruggingshulp nog niet onverkort worden gevolgd
490
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
door de fase van de ontwikkelingshulp.110 In Paramaribo werden deze uit¬ latingen bekritiseerd als aanvullende voorwaarden voor het hervatten van de structurele hulprelatie met Nederland.111 De irritaties hierover, maar ook de gerezen onduidelijkheid over de afspraken die in juli waren gemaakt, werden weggenomen tijdens het bezoek dat de Frontleiders aan het einde van diezelfde maand aan Neder¬ land brachten. Tussen 26 november en 3 december voerden Arron, Lachmon en Soemita gesprekken met koningin Beatrix, leden van de minis¬ terraad en het parlement, en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. Bij aankomst had Arron de toon gezet door op te merken dat het drietal niet was gekomen om als schooljongens examen te komen af¬ leggen. Tijdens een geestdriftige ontvangst van de drie leiders op 27 no¬ vember op Brasa Dei112 benadrukte hij de eenheidsgedachte en riep hij de aanwezigen op om geloof te blijven houden in de toekomst van het land. Hij verzekerde zijn gehoor ervan dat met ieders ondersteuning Suriname er weer bovenop zou komen en dat het imago van de republiek als kapot¬ te plantage dan tot het verleden zou behoren. Na afloop van de gesprek¬ ken die de Frontleiders voerden met premier Lubbers en de ministers Van den Broek, Bukman, Ruding (Financiën) en De Korte (Economische Za¬ ken) verklaarde Arron dat misverstanden uit de weg waren geruimd, de vriendschapsband was bevestigd en gemaakte afspraken door de twee partijen zouden worden nageleefd. Ook de gesprekken met Tweede Ka¬ merleden waren naar zijn zeggen verhelderend geweest en hadden ge¬ toond dat er begrip bestond voor eikaars standpunten.113 Aan het einde van het bezoek van de delegatie toonde Arron zich te¬ genover Nederlandse journalisten ingenomen met de bevestiging van de Nederlandse regering dat Suriname aan alle voorwaarden voor herstel van de ontwikkelingssamenwerking had voldaan en dat Den Haag geen aanvullende eisen aan het hervatten van de hulp stelde. Arron had zich ervoor beijverd om de Nederlanders uit te leggen dat al vóór de verkiezin¬ gen was afgesproken dat de overgang van een militair naar een burgerbewind op een vreedzame wijze en in goed overleg tussen de betrokken partijen diende te verlopen. Bij een dergelijk delicaat proces paste geen rancune. Ook persoonlijk, zo liet Arron zich ontvallen, koesterde hij geen wrok of haat, niet tegen de militairen (die hem van de macht had¬ den beroofd en een jaar gevangen hadden gehouden) en niet tegen de Nederlanders (die hem na de staatsgreep aan zijn lot hadden overgela¬ ten).114 Bij terugkeer in Suriname bracht Arron de verzamelde menigte van het volledige herstel van de Surinaams-Nederlandse betrekkingen op de hoogte. Hij verduidelijkte dat de Frontleiders in Den Haag hadden
491
overgebracht wat er in de harten van het Surinaamse volk leefde. Hier¬ door waren zij erin geslaagd de Nederlandse houding ten opzichte van Suriname in positieve zin bij te stellen.115 Op 15 december overlegde de Tweede Kamer met de ministers Van den Broek en Bukman over de relatie met Suriname. De Kamerdelegatie die het land in november had bezocht, bracht verslag uit van haar bevin¬ dingen. Tijdens de gedachtewisseling die volgde, werd geconstateerd dat de Surinaamse regering politieke vorderingen had gemaakt, maar dat het Nationaal Leger nog altijd grote invloed uitoefende, bijvoorbeeld waar het ging om het visumbeleid, de algemene opsporingsbevoegdheid van de militaire politie, de willekeurige arrestatie van opponenten van het Militair Gezag en het bestendigen van een klimaat van angst en repres¬ sie. Sympathisanten van de legerleiding die in kaderfuncties bij de over¬ heid werkten, hadden nog altijd grote invloed op het verlenen van import¬ en exportvergunningen, het toewijzen van deviezen en het opereren van de veiligheidsdiensten. De Tweede Kamer stelde dat de ontwikkelingssa¬ menwerking met Suriname was hersteld, maar meende dat de economi¬ sche situatie onverminderd reden gaf tot zorg.116 Dat de regeringen van de twee landen van mening verschilden over de invulling van de samenwerking bleek tijdens het eerste beleidsoverleg dat van 13 tot en met 16 maart 1989 in Paramaribo plaatsvond. Naar het oordeel van Suriname was het verdrag van 1975 per 3 mei 1988 weer in zijn volle omvang in werking getreden en bestond er geen twijfel over dat dit onder andere inhield dat Nederland de geldovermakingen voor lokale kostenfinanciering hervatte. Dit zou neerkomen op het toekennen van vrij beschikbare deviezen. Volgens Nederland kon hier geen sprake van zijn. Verdragsmiddelen die voor projectfinanciering beschikbaar zouden worden gesteld, mochten uitsluitend worden aangewend ter financie¬ ring van de deviezencomponent. De tegenwaardefondsen die hieruit ge¬ genereerd zouden worden, konden voor de lokale kostenfinanciering worden gebruikt. Tevens verklaarde Nederland reikhalzend uit te kijken naar het toegezegde
mop
en naar een vredesregeling voor het binnen¬
land, zodat de verdragsmiddelen de gehele bevolking ten goede konden komen. Op voorstel van de Surinaamse delegatie werd het overleg ver¬ daagd. Arron verklaarde dat de ontstane situatie vergelijkbaar was met de toestand na het afbreken van de 9de
cons
vergadering in januari 1978.117
De Surinaamse regering liet de Nederlandse ambassadeur in Parama¬ ribo op 12 april weten dat uit de opstelling van Den Haag kon worden af¬ geleid ‘dat Nederland ernaar streeft de overeenkomst inzake ontwikke¬ lingssamenwerking die een sui-generiskarakter heeft te wijzigen in een
492
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
standaard hulprelatie die van toepassing is op de concentratielanden. Suriname is van oordeel dat bij acceptatie van de voorstellen van de Nederlandse delegatie de overeenkomst inzake ontwikkelingssamenwer¬ king wordt opengebroken met alle navrante consequenties van dien’.118 Koortsachtig overleg waarbij de Surinaamse ambassade in Den Haag, de Surinaamse gemeenschap in Nederland, de Tweede Kamer en de Neder¬ landse regering in wisselende samenstelling over de impasse van gedachten wisselden, leidde tot de conclusie dat procedureregels niet zonder in¬ stemming van Suriname veranderd konden worden en dat het aanbeveling verdiende zo spoedig mogelijk tot een hervatting van het beleidsoverleg over te gaan.119 De voortzetting van het beleidsoverleg vond plaats van 10 tot 12 juli in Den Haag. Bij die gelegenheid werd een aanvullend protocol voor pro¬ cedureregels vastgesteld en door de ministers Bukman en Mungra onder¬ tekend. De Surinaamse delegatie onder leiding van Arron was ermee akkoord gegaan dat in aanvulling op de reeds bestaande toetsing van pro¬ jecten aan het mop als gemeenschappelijk toetsingscriterium voor goed¬ keuring zou worden gehanteerd de ‘financiële, economische, technische en institutionele haalbaarheid in overeenstemming met de interne richt¬ lijnen van de twee partijen’. De lokale kostencomponent van projecten kon uitsluitend worden gefinancierd uit de gegenereerde tegenwaarde¬ fondsen. Daar stond tegenover dat voor opdrachten beneden de tegenwaar¬ de in Surinaams courant van Nf 400.000,- geen openbare aanbesteding was vereist. Ten slotte zouden de twee partijen elk een gerenommeerd accountantskantoor in de arm nemen die de administratie van de uitvoe¬ ring van werken en de levering van goederen en diensten zou controleren. Het beleidsoverleg werd daarnaast gebruikt om een inventarisatie te maken van lopende (al eerder door de
cons
goedgekeurde) projecten en
van nieuwe projecten die (in beginsel) voor financiering in aanmerking kwamen, waarvoor middelen waren gereserveerd of waaraan al middelen waren gecommitteerd. Daarnaast vonden er reserveringen en committe¬ ren plaats ten behoeve van projecten in het kader van te verlenen techni¬ sche bijstand en werd er een akkoord bereikt over reserveringen voor overbruggingshulp (Nf 25 miljoen), voor de ontwikkeling van het binnen¬ land (Nf 25 miljoen) en voor een financieringsregeling voor in Neder¬ land studerende Surinaamse studenten (Nf 4,1 miljoen). Ten slotte werd er informatie uitgewisseld over de betrokkenheid van de
eeg
bij het op te
stellen mop.120 Arron was tevreden over de behaalde resultaten. Het doorbreken van het isolement van Suriname en het winnen van het vertrouwen van Neder-
493
19- Henck Arron en Piet Bukman tijdens politiek overleg in Den Haag op 10 juli 1989
land, België en de Europese Gemeenschap waren naar zijn zeggen de be¬ langrijkste doelen van de Surinaamse regering geweest. Op beide fronten was het de Surinaamse delegatie gelukt om noemenswaardige vooruit¬ gang te boeken. Daarbij was het volgens Arron zaak het grote geheel niet uit het oog te verliezen. Hij herinnerde eraan dat alleen met waarachtige Surinamers de nieuwe horizon kon worden bereikt. Die horizon diende niet te worden verward met het paradijs, zoals vaak werd gedacht. Die horizon was een perspectief waar Surinamers gezamenlijk naartoe dien¬ den te werken, geen ideale wereld die mensen als vanzelf in de schoot ge¬ worpen zouden krijgen.121 De gewenste doorbraak in de betrekkingen met Nederland en de ver¬ hoopte structurele geldovermakingen door Den Haag lieten intussen nog altijd op zich wachten. Tijdens het tweede beleidsoverleg dat van 12 tot 16 februari 1990 in Paramaribo plaatsvond, verklaarde ambassadeur Hoek¬ man dat het op orde brengen van het financieel-economische en mone¬ taire beleid in Suriname niet langer kon worden uitgesteld. Hij kondigde aan dat Pronk - die op 7 november 1989 Bukman was opgevolgd als mi¬ nister van Ontwikkelingssamenwerking - in het uitblijven van beleid voor de langere termijn reden zag om niet door te gaan met het geven van overbruggingshulp. Minister Mungra lichtte toe dat er in afstemming met de
EEG
een plan was opgesteld voor de uitwerking van een verantwoord
programma voor herstel, groei en aanpassing van de Surinaamse econo-
494
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
mie. Hij vroeg begrip voor het feit dat het formuleren van het programma en het vinden van het maatschappelijke draagvlak hiervoor veel tijd na¬ men.122 Op aandringen van Nederland eindigde het beleidsoverleg met de conclusie dat de overbruggingshulp in zijn bestaande vorm niet zou wor¬ den gecontinueerd. In afwachting van de vaststelling van het mop
zou
de
aandacht worden gericht op projectmatige sectorale rehabilitatie. Hier¬ voor dienden de landen beleidskaders per sector te formuleren. Deze ka¬ ders bestonden uit een inventarisatie van knelpunten en mogelijkheden, beleidsprioriteiten en randvoorwaarden op basis waarvan een samen¬ hangend pakket maatregelen en projecten kon worden geformuleerd. Voor de sector onderwijs bestond al een beleidskader en was reeds een reservering gemaakt van Nf 135 miljoen. Met het vaststellen van beleids¬ kaders voor de sectoren rijst, industrie, volksgezondheid, volkswoning¬ bouw, en bouw en constructie zou spoedig een begin worden gemaakt. De beleidsaanpassingen gingen vergezeld van nieuwe reserveringen en committeringen, behalve voor de onderwijssector onder andere voor pro¬ jecten in het binnenland en voor de productie-uitbreiding van Staatsolie. Ook werden de delegaties het eens over het stimuleren van de particuliere sector en het doorlichten van de verlieslijdende parastatale sector.123 Diezelfde maand verweet minister Pronk het tweede kabinet-Arron onvoldoende behoorlijk economisch beleid’ te hebben gevoerd. De
npk
11-regering had volgens hem de eigen inspanningen niet willen opvoeren en verzuimd om in te zetten op binnenlandse besparingen, binnenlandse investeringen en het versterken van het binnenlands bedrijfsleven. Pronk voegde hieraan toe dat de coup van 1980 de problemen in het land had verergerd en van Suriname een gewelddadige samenleving had ge¬ maakt. Hoewel hij ook lof had voor Arron en Lachmon - die volgens hem de problemen niet waren ontvlucht en na knap onderhandelen met de militairen op een vreedzame wijze weer aan de macht waren gekomen benadrukte hij dat Suriname behoefte had aan een nieuwe generatie po¬ litici die op basis van deskundigheid, inzet en elan de zaken politiek en economisch vlot zou kunnen trekken. De Nederlandse minister zei tot de conclusie te zijn gekomen dat Den Haag vóór 1980 te weinig eisen had gesteld aan de besteding van de verdragsmiddelen en dat de regering te lang een aantal activiteiten, zoals het West-Surinameproject, had laten doorsudderen. Deze fouten, zoals hij ze noemde, werden naar zijn zeggen nu niet meer gemaakt: ‘Ik ben begonnen [... ] met te zeggen: stop met de overbruggingshulp. Je kunt hoog of laag springen in Suriname, maar we stoppen met het dichten van gaten. Je zult nu moeten komen met behoor-
495
lijke plannen als uitgangspunt voor te financieren projecten. Die voor¬ waarden zijn dus nu harder dan toen.’ Het signaal van Pronk loog er niet om: Arron had het strengere Nederlandse beleid over zichzelf afgeroe¬ pen en werd alsnog gestraft voor steken die hij in de jaren zeventig had laten vallen.124 De duimschroeven zouden nog steviger worden aangedraaid. Op aandringen van de Tweede Kamer - de PvdA en het cda voorop - maakte de Nederlandse regering in het voorjaar van 1990 bekend aan te sturen op een aanscherping en beperking van de werkingssfeer van de sectorale rehabilitatie. Sectoren waarvoor Suriname en Nederland een gemeen¬ schappelijk beleidskader overeen dienden te komen en waarbinnen de fi¬ nanciering van projecten mogelijk zou worden, werden beperkt tot on¬ derwijs, volksgezondheid, de rehabilitatie van de publieke infrastructuur en het binnenland. Over kaders voor andere sectoren kon overeenstem¬ ming worden bereikt wanneer de Surinaamse regering een besluit had genomen over een deugdelijk aanpassingsprogramma. Zonder een der¬ gelijk programma waren er volgens de Nederlandse regering onvoldoen¬ de garanties dat middelen doelmatig en verantwoord konden worden be¬ steed. Ook het zich voortslepende vredesproces in het binnenland was voor Nederland aanleiding om een restrictief beleid te voeren. Aan Surinaamse zijde werd vastgesteld dat met deze beleidsombuiging finan¬ cieringen in het kader van de sectorale rehabilitatie een lege huls waren geworden. Bovendien zag Paramaribo - anders dan Den Haag - deze aanpassing als een afwijking van de conclusies van het tweede beleids¬ overleg.125 De ontevredenheid over de weinig doortastende aanpak van de rege¬ ring had in de Nationale Assemblee inmiddels ook een hoogtepunt be¬ reikt. De Frontparlementariërs Nooitmeer en Sardjoe waren eerder de Staatsraad al bijgevallen in zijn kritiek op het concept-MOP. Het ontwerp - door de regering eufemistisch een discussiestuk genoemd en op 29 ja¬ nuari door de Nationale Assemblee in behandeling genomen - was vol¬ gens de Staatsraad een samenbundeling van wenselijkheden. Voor zover er al plannen waren geïdentificeerd, waren ze onvoldoende uitgewerkt en bezaten ze een gebrekkige samenhang, zodat er onmogelijk van een integraal programma kon worden gesproken. Onduidelijk was ook hoe de beoogde economische ontwikkeling tot stand kon worden gebracht. Het geheel was begroot op Nf 4,5 miljard, terwijl van de verdragsmiddelen nog maar een bedrag van Nf 1,6 miljard resteerde. De Frontpartijen, hierin gesteund door de oppositie, meenden dat de regering te weinig vaart maakte met het finaliseren van het programma en ventileerden hun
496
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
misnoegen over de weinig gearticuleerde updates van de vicepresident over het gevolgde traject.126 In mei verzochten de Frontpartijen de regering per direct het defini¬ tieve
mop
in te dienen.127 Vooral de NPS-afgevaardigden meenden dat er
voortvarendheid diende te worden betracht, wilde de regering een gerede kans hebben het vertrouwen van de bevolking terug te winnen. Fractie¬ leden spraken een voorkeur uit voor het collectief aftreden van de rege¬ ring en het formeren van een nieuwe regering. Enkele op dat moment in functie zijnde bewindslieden zouden daarbij kunnen terugkeren. Presi¬ dent Shankar verklaarde meer te voelen voor het vervangen van enkele ministers, zodat de slagkracht van de regering kon worden versterkt, zonder dat de opgebouwde kennis en ervaring overboord zouden worden geworpen. Een dergelijke ingreep stuitte echter vooral op bezwaren van de
nps
en de
ktpi.
Die vreesden dat het in dat geval vooral partijgenoten
zouden zijn die hun portefeuille zouden kwijtraken.128 Tijdens een zitting van de Nationale Assemblee begon Arron zijn re¬ devoering met het voorlezen van een citaat uit een Nederlandse krant: Arron regeert, Bouta dicteert, Shankar parafeert, Nederland negeert en het volk krepeert. Het is een wrang maar populair rijmpje deze dagen in het mistroostige, halfverkommerde Paramaribo, waar de restanten van het Surinaamse volk, nog geen vierhonderdduizend mensen, hun dagen slijten.’129 Arron was vooral ontstemd over de zinsnede ‘restanten van het Surinaamse volk’, volgens hem bedoeld om Surinamers te degraderen tot minder dan ‘reparateurs van het oude en vervallen koloniale gebouw’. Hij vroeg zich af hoe het stond met het gevoel van eigenwaarde van de Suri¬ naamse bevolking: ‘Hebben wij ons geestelijk nog niet ontdaan van ons koloniaal verleden, geloven wij niet meer in onszelf? Hebben wij het pro¬ ces van zelfbevrijding gestaakt?’ Naar zijn zeggen was het Front bezig de bevolking door een moeilijke fase heen te loodsen en zou dit gedurende langere tijd offers vergen. Maar Surinamers dienden erop te vertrouwen dat een nieuwe generatie politieke leiders erin zou slagen hen werkelijk vrij te maken.130 Arron wees op het zijns inziens onlosmakelijke verband tussen demo¬ cratie en economische ontwikkeling: ‘Wij hebben steeds aan de Neder¬ landse regering begrip gevraagd voor ons standpunt dat hongerige ma¬ gen voor de democratie funest zijn. Wij hebben steeds betoogd dat jonge democratieën de grond ingeboord worden wanneer het verwachtingspa¬ troon van de gewone man omtrent zijn materiële welvaart gefrustreerd wordt.’ Het had echter niet mogen baten. Had minister Van den Broek in maart 1988 in Paramaribo nog verklaard dat Nederland de jonge demo-
497
cratie van harte zou steunen, minister Pronk had de Tweede Kamer in juni 1990 laten weten dat Den Haag er de voorkeur aan gaf een restrictief be¬ leid te voeren waar het ging om het beschikbaar stellen van verdragsmiddelen. Voor Arron stond vast dat deze terughoudendheid verlammend werkte op de ontwikkeling van het land. Waarom wierp Den Haag steeds nieuwe barrières op, terwijl de Frontleiders hun nek uitstaken om een einde te maken aan de binnenlandse oorlog en om in samenwerking met de
EEG
en geadviseerd door het bureau Coopers & Lybrand een aanpas¬
singsprogramma te formuleren? Wat bracht de Nederlandse regering ertoe om aan de verdere financiering van projecten voorwaarden te verbinden die hun basis niet vonden in het verdrag van 1975 noch in de conclusies van het tweede beleidsoverleg? Waarom moesten die aanvullende condi¬ ties zo zwaar wegen dat Nederland vooralsnog mondjesmaat projecten in het kader van de sectorale rehabilitatie financierde?131 Tot zijn spijt moest Arron erkennen dat personele en capaciteitspro¬ blemen bij het Planbureau een negatief effect hadden op de inzetbaar¬ heid van deze dienst bij het voorbereiden van het ontwikkelingsbeleid. Dat het kabinet van de vicepresident verantwoordelijk was voor de uit¬ voering van dit beleid was bovendien, zeker in termen van belasting, geen optimale situatie. Tegen die achtergrond achtte Arron de oprichting van een ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking dan ook wenselijk.132 Hij bestreed de kritiek van de oppositie dat de oude politieke partijen zich nooit hadden ingezet voor de ontwikkeling van het binnen¬ land. Juist de bijdrage van de
nps,
bijvoorbeeld in het kader van Operatie
Grasshopper en het Brokopondoproject in de jaren vijftig, was naar zijn zeggen cruciaal geweest bij het integreren van het binnenland in de na¬ tionale economie.133 Arron bracht in herinnering dat de
nps
hem de opdracht had gegeven
om mee te arbeiden aan de realisering van een consensusdemocratie. Suriname was een kwetsbare jonge natie met een pluraal karakter die be¬ hoefte had aan stabiliteit. De consensusdemocratie stond volgens Arron diametraal tegenover het polarisatiemodel dat uitging van de dominantie van macht. Maar macht, in het bijzonder politieke macht, was naar zijn zeggen geen doel op zichzelf, maar een instrument voor ontwikkeling. En het was op basis van dialoog en samenwerking dat richting werd ge¬ geven aan een evenwichtige ontwikkeling. De uitlatingen van Arron illus¬ treerden ten overvloede dat hij afstand had genomen van het strijdbaar verwerven, toepassen en behouden van regeringsmacht waarmee hij zich vóór 1980 had onderscheiden.134 Tijdens het ministerieel overleg dat van 21 tot 25 juli in Paramaribo
498
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
plaatsvond, bevestigden de twee delegaties de noodzaak om de conclusies van het eerste en het tweede beleidsoverleg na te leven. Daarnaast spra¬ ken zi] af dat de uitvoering bevorderd zou worden van projecten die niet afhankelijk waren van een sectoraal aanpassingsbeleid. Die projecten be¬ perkten zich tot de sectoren onderwijs, volksgezondheid, de technische en institutionele versterking van het overheidsbeleid en van parastatale bedrijven, en het binnenland. Het restrictief beleid bleef echter van kracht.135 Arron liet minister Pronk weten dat hij niet gelukkig was met de voorwaarde die Den Haag verbond aan verdere financieringen met verdragsmiddelen, namelijk het voorhanden zijn van een aanpassingspro¬ gramma. Hij herhaalde dat de regering gecoördineerd wenste in te grij¬ pen in het economisch leven en inzette op structurele hervormingen, maar met aandacht voor de sociale dimensie van het programma. Gebeurte¬ nissen in Venezuela hadden Arron gesterkt in zijn opvatting dat de meest kwetsbare groepen in de samenleving dienden te worden ontzien. In Caracas en omliggende steden waren op 27 februari 1989 rellen uitgebro¬ ken tegen het onverwacht doorvoeren door president Pérez van een strikt bezuinigingsprogramma. De protesten, die gepaard gingen met brand¬ stichtingen en plunderingen, werden door de regering met harde hand neergeslagen. Daarbij waren honderden doden gevallen.136 Behalve op de Surinaamse visie op het aanpassingsprogramma maakte Arron zijn tegen¬ speler opmerkzaam op het belang van investeringen in volkshuisvesting en in het ontwikkelen van de particuliere sector. Die beleidsterreinen vielen buiten de sectoren waarbinnen projecten voor financiering kon¬ den worden voorgedragen, maar verdienden volgens Arron dringend steun. Hij verwees daarbij naar de regeringsverklaring waarin dit met zoveel woorden naar voren was gebracht. Minister Pronk verklaarde geen discrepantie te zien tussen de uit¬ komsten van het eerste en het tweede beleidsoverleg, en het restrictief beleid. Hij legde uit dat Nederland bereid was te helpen bij het opvangen van de sociale consequenties van het aanpassingsprogramma, maar per¬ sisteerde dat het van fundamenteel belang was dat dit programma er spoedig zou komen. Waar het ging om de introductie van procedure¬ regels lichtte Pronk toe dat in Nederland als gevolg van veranderingen in het comptabele bestel en door de invloed van de Rekenkamer procedures betreffende overheidsuitgaven waren aangescherpt. Ook uitgaven in het kader van de ontwikkelingssamenwerking met Suriname vielen onder dit nieuwe regime. Bewindslieden dienden verantwoording af te leggen als de Tweede Kamer vragen over dergelijke uitgaven stelde.137
499
Na afloop van de beraadslagingen kwalificeerde Arron het Neder¬ landse beleid als koloniaal en onvoorspelbaar. Hij verklaarde het ambt van vicepresident te zullen neerleggen als hij geen mogelijkheden meer zag om iets te veranderen aan de houding van Nederland, dat met het op¬ werpen van steeds weer nieuwe hindernissen bezig was de ontwikke¬ lingssamenwerking te frustreren en de democratie in gevaar te brengen. Emotioneel liet hij weten een gang naar het Internationaal Gerechtshof niet uit te sluiten als dat Nederland tot een andere opstelling zou kunnen bewegen. In een commentaar concludeerde De West dat de verhoudingen slecht waren, omdat de regering van het partnerland bevooroordeeld was: ‘Nederland vertrouwt ons niet.’138 Begin november stond de Tweede Kamer erop een aanpassingspro¬ gramma en een toekomstvisie van de Surinaamse regering te ontvangen. Zolang die documenten niet beschikbaar waren, was het onmogelijk de financiële hulp weer volledig te hervatten. Onderwijs en volksgezond¬ heid zouden vooralsnog worden ontzien en het
mop
mocht later worden
ingediend. Voor een delegatie uit de Nationale Assemblee onder leiding van Lachmon was de stellingname van de Tweede Kamer aanleiding om af te zien van een voorgenomen bezoek aan Nederland. Nu de standpun¬ ten aan die kant vastlagen, had het volgens de delegatie geen zin meer om met de vaste Kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en Ontwikke¬ lingssamenwerking in overleg te treden. Dit nam niet weg dat er volgens de grondwet een mop diende te wor¬ den vastgesteld. De regering liet de Nationale Assemblee weten dat een gecorrigeerde versie van dit programma bij de volksvertegenwoordiging zou worden ingediend nadat het aanpassingsprogramma zou zijn vast¬ gesteld. Die mededeling leidde tot spanningen tussen Arron en leden van de
nps
in de Nationale Assemblee. Tijdens de begrotingsdebatten ver¬
klaarde de
ndp
dat gedachtewisselingen alleen zin hadden als het
beschikbaar zou zijn. Volgens de regering was het diend. Maar, repliceerde de
ndp,
mop
mop
al in januari inge¬
dat document had de status van discus¬
siestuk en was niet definitief. De regering weersprak dit. Naar haar zeg¬ gen had het ingediende
mop
de status van wetsontwerp. De verwarring
bij de coalitie en de oppositie was daarmee compleet. Vlak voor zijn te¬ rugkeer uit Nederland, op 18 december, verklaarde president Shankar dat er in 1991 mogelijk vervroegde verkiezingen zouden plaatsvinden. Het aanpassingsprogramma was vrijwel gereed. Verkiezingen zouden de bevolking in de gelegenheid stellen een oordeel over dit programma te vellen.139 In een rede tot de Nationale Assemblee op 20 december herhaalde
500
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
Arron dat hij het vertraagd op gang komen van de ontwikkelingssamen¬ werking met Nederland en de binnenlandse oorlog beschouwde als de belangrijkste tegenwerkende factoren in het proces richting vrede en sta¬ biliteit. Hij verwierp de stemmingmakerij van de
ndp,
die had aangekon-
digd een ‘volksproces’ op gang te zullen brengen. Doel: de Frontleiding bij daarvoor in aanmerking komende rechtsinstanties aansprakelijk stel¬ len voor de ‘volksramp’ die zich bezig was te voltrekken in Suriname. Een dergelijke aanpak zou de bevolking volgens Arron terugvoeren naar het tijdperk van het Bijzonder Gerechtshof. Naar zijn zeggen beijverde de ndp
zich om scenario’s uit te werken die bedoeld waren om het beleid
van de regering in de wielen te rijden. Per saldo zouden deze plannen het land echter naar de afgrond leiden. Arron erkende dat de regering gedu¬ rende drie jaar weinig tot stand had gebracht, maar meende wel dat aan het fmancieel-economisch verval een halt was toegeroepen.140 Als presta¬ ties van de regering presenteerde Arron de uitgaven beperkende en belas¬ ting verhogende maatregelen die het begrotingstekort in omvang hadden teruggebracht. Daarnaast memoreerde hij de uitgifte van een obligatie¬ lening die de regering had gerealiseerd.141 Een aanpassingsprogramma was volgens Arron een voorwaarde om de ontspoorde economie weer op koers te krijgen. Een dergelijk pro¬ gramma zou echter alleen kans van slagen hebben als het een Surinaams programma zou zijn en geen kopie van een model dat elders was ontwik¬ keld.142 Geërgerd stelde hij vast dat Nederland vanaf het aantreden van de regering-Shankar had geprobeerd de Surinaamse economie naar zijn hand te zetten.143 Het effect van deze opstelling was funest geweest. Een beleid van ondersteuning was omgebogen in een beleid van beperking en had verlammend gewerkt op het democratiseringsproces en op de interne stabiliteit. Het grootste probleem was volgens Arron dat er vóór de ver¬ kiezingen verwachtingen waren gewekt en dat de regering op grond hier¬ van beleid had ontwikkeld dat was opgenomen in de regeringsverklaring. De regering had de bevolking daarmee hoop gegeven, maar kon aan de gerechtvaardigde wensen die er leefden niet tegemoetkomen, omdat Den Haag de Surinaamse regering de woestijn in had gestuurd. Daar lag vol¬ gens Arron de werkelijke tragedie voor Suriname.144 Op 24 december diende de regering alsnog een nieuwe versie van het mop
bij de Nationale Assemblee in. Drie dagen later werd dit ontwerp
goedgekeurd. De leden van de Assemblee hadden alleen op hoofdlijnen kennis kunnen nemen van de wijzigingen in het concept. De omstandig¬ heden waren er niet naar om uitvoerig over de wet van gedachten te wisse¬ len. De volksvertegenwoordiging werd in beslag genomen door de follow-
501
up van de Kerstcoup. De regeermacht diende te worden overgedragen aan een zakenkabinet dat nieuwe verkiezingen zou organiseren. Het mop
ging met terugwerkende kracht in op 1 januari 1990.145
De toespraken van Arron van 10 juli en 20 december 1990 lieten een grote mate van onmacht en vertwijfeling zien. Hij voelde zich op ondeugdelijke gronden aangevallen en tegenwerkt door de oppositie, onvol¬ doende gesteund door de Surinaamse bevolking, niet serieus genomen door de Nederlandse pers en het bos ingestuurd door de Nederlandse re¬ gering. Vooral de opstelling van Den Haag stak hem. De nadruk die de Nederlandse regering legde op tijdrovende procedures, ingewikkelde be¬ leidskaders en vergaande saneringsmaatregelen zag hij als het onaan¬ vaardbaar afwijken van afspraken die waren vastgelegd in het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag, als ongefundeerd wantrouwen jegens een wettig gekozen regering en als een afstraffing achteraf voor het ontwik¬ kelingsbeleid dat de Surinaamse regering tussen 1975 en 1980 onder zijn leiding, maar met instemming van Den Haag, had gevoerd. Daarnaast beschouwde Arron het Nederlandse handelen als het op¬ trekken van een papieren werkelijkheid. In zijn beleving onderkende Den Haag onvoldoende de urgentie van hulpverlening en de noodzaak om hands-on de Surinaamse economie en het democratiseringsproces concrete impulsen te geven.146 In dit verband betreurde hij het dat in Nederland politici waren aangetreden, die met meer afstand naar het Suriname-dossier keken en die hun beleid in de pas wensten te laten lopen met moderne macro-economische inzichten. Ook oudgediende Pronk had zich tot deze verzakelijkte houding bekend, tot teleurstelling van Arron, die hierin een inconsistent optreden ontwaarde, maar op zijn beurt door de tegenpartij verweten werd zich rigide op te stellen en te weinig voeling te houden met hedendaagse ontwikkelingen. In de ogen van Den Haag was het economisch beleid van Suriname toe aan een (al te lang uitgestelde) revisie en was Arron, gelet op zijn trackrecord en ge¬ brek aan flexibiliteit, niet de aangewezen persoon om die ombuiging tot stand te brengen. Sedoc: Arron was voorstander van uitvoering van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en van saneringsmaatregelen die voor Suriname beheersbaar zouden zijn. Dit bleef een continue fight met Nederland. Suriname wilde geen
imf
bemoeienis vanwege de kans op sociale onrust.
Dat risico konden we niet nemen met de militaire wanorde die net achter ons lag. Met Van den Broek hebben we prettig gewerkt. Het ging om het overeenkomen van een algemeen beleidskader, het uitvoeren van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en het bestuderen van de conse-
502
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
quenties van de opschorting van de samenwerking gedurende vijf jaar en vijf maanden. Bukman en Pronk stelden zich daarentegen paternalis¬ tisch op. Zij wilden het overleg met Suriname meer op afstand plaatsen. Maar voor Arron was het verdrag van 1975 heilig. Hij beschouwde het als een kroonjuweel dat beschermd moest worden. Hij had zich er persoon¬ lijk mee verbonden.’147 Kensmil: ‘Lachmon en Arron maakten de indruk blij te zijn dat zij het weer voor het zeggen hadden in de politiek. Voor Arron gold wel dat de drive uit de jaren zeventig verdwenen was. Hij deed zijn werk naar beho¬ ren, maar het heilig vuur leek gedoofd. En de zaak waarvoor hij zich wel ten volle inzette - namelijk het vlottrekken van de ontwikkelingssamen¬ werking met Nederland - ging niet zoals hij zich had voorgesteld. Dat vrat aan hem. Hij voelde zich er persoonlijk door gekrenkt dat Nederland de hand op de knip hield en de regering - die een heel behoorlijke rege¬ ring was - weigerde te accommoderen. Hij kon het ook maar niet uit zijn hoofd zetten dat Nederland in 1980 geen middelen wilde investeren in de algemene ziektekostenverzekering, maar wel de militairen 500 mil¬ joen gulden gaf. Voor hem was dat het bewijs dat Nederland van hem af wilde.’148 Hedy Does: Arron was voor de Hollanders een moeilijke figuur. Hij was geen jaknikker, beet zich vast in het verdedigen van de belangen van het land en ging zeer doelgericht te werk. Als hij zich eenmaal iets in het hoofd had gezet, dan kon je hem er met geen tien paarden vanaf houden. Hij stelde zich dan heel zelfverzekerd op en ging voor de volle winst. Die assertiviteit en ook die koppigheid vielen bij de Hollanders niet altijd in goede aarde.’149 Parmessar: Arron presenteerde zich tegenover de Nederlanders als de trotse minister-president en later vicepresident van een soeverein land, die op een waardige maar ook onverbiddelijke wijze kwam halen waar hij recht op meende te hebben. Den Haag zag hierin een PNR-achtige opstel¬ ling: geef je geld en bemoei je verder met je eigen zaken. Zo radicaal als Bruma ging Arron echter niet te werk. Maar vasthoudend en overtuigd van zijn eigen gelijk kon hij zeker zijn. Voor de Nederlanders was die op¬ stelling niet altijd even gemakkelijk te verteren.’150 Het was alleszins begrijpelijk dat Arron zich teleurgesteld voelde over het verloop van de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Hij maakte tegenover Den Haag terecht de koppeling tussen democratie en ontwikkeling en had goede argumenten om de urgentie van hulpverle¬ ning te bepleiten tegen de achtergrond van de economische crisis waarin Suriname zich bevond en de bestuurlijke problemen waarvoor de rege-
503
ring zich zag gesteld. Het gebrek aan coulantie aan Nederlandse kant was inderdaad opvallend en anders dan minister Van den Broek het had doen voorkomen, stond Nederland met zijn vaak formalistische benadering van zaken niet naast maar vooral tegenover Suriname. Arron leek er minder bij stil te staan dat veel westerse landen in de jaren tachtig het neoliberale denken hadden omarmd en de vrije markt weloverwogen terrein lieten winnen op de staat. Van hem werd een mee¬ denken verwacht om deze ideologie te introduceren binnen een econo¬ mie waar de staat nog altijd toonaangevend was. Dat hij zich vastklampte aan de letter van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag en aan zijn morele gelijk, ademde voor Den Haag de geest van de jaren zeventig. De veranderde wereld vroeg om daden die bij de tijd waren en in een vlot tempo werden geleverd, in het geval van Suriname een mop en een struc¬ tureel aanpassingsprogramma.
504
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: REGEREN MET DE REM EROP
XII Terug in het politieke machtscentrum: Kerstcoup en nasleep
Als vicepresident en voorzitter van het Frontberaad werd Arron vereen¬ zelvigd met een regering die van goede wil was, maar die er niet in slaag¬ de een stempel te drukken op de loop der gebeurtenissen. Binnen de po¬ litieke partijen die de Frontcombinatie vormden, leidde dit tot onrust en wrevel. Het waren vooral de gelederen van de
nps
die zich roerden.
Binnen de partij was de verhouding tussen de gevestigde en de jongere generatie politici herhaaldelijk aan spanningen onderhevig. De laatsten verweten Arron te voorzichtig te zijn en pleitten voor een meer uitge¬ sproken opstelling tegenover het Militair Gezag. Oudere partijgenoten lieten hun kritiek op de voorzitter de vrije loop en maten zich een opposantenrol aan waarmee zij wel de aandacht op zich vestigden, maar waar¬ voor zij maar weinig handen op elkaar kregen. Hoewel Arron zich weer in de voorste linies van het politieke bedrijf bevond, ontbrak het hem, evenals de andere Frontleiders, aan reële mo¬ gelijkheden om de problemen in de samenleving het hoofd te bieden. De omstandigheden waaronder hij gedwongen was te werken, vergden veel van zijn krachten en hadden een negatieve weerslag op zijn gezondheid. Een hartoperatie redde in 1990 zijn leven. Zijn vertrouwen in de politiek werd ernstig op de proef gesteld toen militairen op kerstavond van dat¬ zelfde jaar de regering naar huis stuurden en de macht in het land voor de tweede keer overnamen. Het verwijt van partijgenoten dat hij zich te snel had neergelegd bij de staatsgreep wees hij van de hand. De Kerstcoup sterkte Arron in zijn voornemen het voorzitterschap van de
nps
neer te leggen. Ook de handelwijze van Nederland dreef hem
in die richting. Arron verzette zich tegen een voorstel van Den Haag om de Nederlands-Surinaamse betrekkingen op een nieuwe leest te schoeien. Het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag stond volgens hem nog altijd rechtovereind en voldeed onverminderd aan de behoeften. Tegen zijn zin tekenden de twee landen in 1992 een Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking. Een jaar later droeg Arron het voorzitter¬ schap van de nps over aan zijn partijgenoot Ronald Venetiaan.
505
PARTIJINTERNE PERIKELEN EN PARTICULIERE AANGELEGENHEDEN
In het verlengde van het decreet Politieke Organisaties1 - dat de interne organisatie van politieke partijen en hun wijze van kandidaatstelling een meer democratische grondslag beoogde te geven - had er in de nps een herstructurering plaatsgevonden.2 De statuten van de partij waren aan¬ gepast. Hiervoor hadden in het bijzonder Frank Essed, Walter Lim A Po en Ronald Venetiaan zich ingezet. De partijraad was vervangen door het partijcongres. Tot eerste voorzitter van dit congres was Rufus Nooitmeer benoemd. Olton van Genderen, die jarenlang de functie van partijraadsvoorzitter had bekleed, was als kandidaat voor het voorzitterschap niet in beeld geweest. Door zijn verblijf in Nederland was hij vanaf 1983 letter¬ lijk en figuurlijk op afstand van de nps komen te staan. Misnoegd over Van Genderens besluit om de wijk naar Nederland te nemen en van scepsis vervuld waar het ging om diens politieke ambities, betrok Arron Van Gen¬ deren na zijn terugkeer in Suriname niet bij de onderhandelingen die hij in het Topberaad voerde. Wel stemde hij ermee in dat Van Genderen, sa¬ men met Eugène Doelwijt en Johan Kraag, in 1987 tot erevoorzitter van de partij werd benoemd.3 In het kader van hetzelfde decreet was er in 1987 een Stichting Frambo opgericht onder leiding van Johan Kraag. Deze hield zich vooral bezig met de financiële aangelegenheden van de n ps . Hiertoe behoorden het beheer van de bezittingen en de kas van de partij en het werven van fondsen voor het organiseren van verkiezingscampagnes.4 Om sponso¬ ren te zoeken voor de NPS-campagne van 1987 begaf een vertegenwoor¬ diger van de Stichting zich met een brief van Kraag naar Nederland. Uit de contacten die daar met NPS-sympathisanten werden gelegd, kwam de werkgroep NPS-Nederland voort. Deze werd met steun van Johan Kraag en de jonge NPS-er Roberto Baptista opgericht door de in Nederland woon¬ achtige psychiater Frits Jessurun. Deze had zijn werkzame leven als me¬ dicus en invloedrijk NPS-er na de staatsgreep van 1980 in Den Haag voort¬ gezet.5 De werkgroep, met Ricardo Meyer6 als voorzitter en Jessurun als voorzitter van de adviesraad, steunde de moederpartij door in de Rand¬ stad (in het bijzonder in Den Haag) strategische informatie te vergaren, lobbyactiviteiten te ontplooien en contacten te onderhouden met daar¬ voor in aanmerking komende instanties. Aan huis bij Frits Jessurun von¬ den ontvangsten plaats van NPS-toppers die een bezoek brachten aan Nederland. Ook Arron frequenteerde de woning enkele keren en hield er in besloten kring exposés over lopende politieke zaken.7 Een ander NPS-orgaan dat in 1987 het licht zag, was het Johan Adolf
506
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Pengel Instituut
(japin).
Deze denktank, ook wel aangeduid als het we¬
tenschappelijk bureau van de partij, was een initiatief van jonge
nps-in¬
tellectuelen die strategische discussies wilden voeren, beleidsadviezen wilden uitbrengen en als klankbord wilden fungeren voor NPS-bewindslieden. Uit een behoefte aan bestuurlijke controle, maar ook vervuld van twijfel over het nut van academische exercities voor praktisch politiek handelen trad Arron de denktank behoedzaam tegemoet en reageerde hij gereserveerd op aanbevelingen die het
japin
de partijleiding verstrekte.
Pas na verloop van tijd erkende hij dat het instituut8 in een behoefte voor¬ zag en bij kon dragen aan het doordenken van politieke vraagstukken en het ontwikkelen van langetermijnvisies. Af en toe hield Arron een lezing voor het japin en eind jaren tachtig stemde hij ermee in dat het instituut alsnog werd opgenomen in de partij statuten. In het vervolg vielen de ad¬ viesraad van de
nps
- eveneens in 1987 opgericht - en het bestuur van
het japin onder dezelfde voorzitter. Tot 1997 was dit Ronald Venetiaan.9 Ten slotte was er in 1987 in de
nps
een Jongerenraad geïnstalleerd.
Deze stond onder leiding van Ro Waarde, die later dat jaar tot lid van de Nationale Assemblee zou worden gekozen. Met de Jongerenraad kwam de partijleiding tegemoet aan kritiek dat de NPS-top zijn oren te veel liet hangen naar de opvattingen van het establishment en te weinig openstond voor de inzichten van juniorleden. Van de Jongerenraad zou betrekkelijk weinig uitgaan. Dat had te maken met de afstandelijke opstelling van de partijleiding, maar ook met het ageren van een werkgroep NPS-jongeren, die de leiding van de Jongerenraad verweet weinig slagvaardig op te tre¬ den.10 Op 31 januari 1988 werd Arron op Grun Dyari groots gehuldigd. In toespraken werd stilgestaan bij zijn verdiensten in het kader van de nieu¬ we horizon en bij zijn verkiezing tot vicepresident. Om de huldiging luis¬ ter bij te zetten, werd hem een doek van schilder Robbert Doelwijt aan¬ geboden dat de nieuwe horizon symboliseerde. In zijn dankwoord deed Arron een beroep op alle aanwezigen om mee te werken aan het bereiken van de nieuwe horizon. Hij herdacht zijn politieke leermeester Pengel, waarschuwde voor de gevolgen van machtsmisbruik en wees erop dat de nps
de beloofde verjonging had doorgevoerd in de Nationale Assemblee
en in de districts- en ressortraden. Trots verklaarde hij dat de
nps
ervoor
had gezorgd dat er voor het eerst in de geschiedenis van Suriname een vrouw een ‘volwaardige ministeriële positie’ had gekregen.11 De sfeer op het NPS-partijcongres van
31
juli was beduidend somber¬
der. De regering-Shankar was inmiddels een halfjaar in functie en Arron stelde vast dat er onvoldoende waarachtigheid was in het land, in de partij
507
en in het Front.12 Op 28 augustus legden Arron en Nooitmeer het Frontbeleid andermaal uit tijdens een congresvergadering. Beide kopstukken kregen het zwaar te verduren. Er werd kritiek geuit op het reilen en zeilen van de
nps,
op de plaats van de partij binnen het Front en op de heersen¬
de sociaal-economische malaise in het land. Pas na uitvoerige beraadsla¬ gingen verklaarden de afdelingen zich akkoord met het regeringsbeleid.13 Kort na de jaarwisseling voelde Nooitmeer zich genoodzaakt om bij gele¬ genheid van de 38ste verjaardag van de Moederbond nogmaals uiteen te zetten dat de
nps
de positie van president had opgeofferd omwille van
het nationaal belang.14 Dat het van buitenaf gemakkelijk stoken was in de partij bewezen Bouterse en Sital, die in reactie op kritische uitspraken van Nooitmeer over de rol en positie van het leger, onthulden dat Nooitmeer na de ver¬ kiezingen op eigen initiatief geheime besprekingen had gevoerd met Bouterse. Tijdens dit overleg zou hij zich hebben beklaagd over de leiding van de
nps.
Arron zou nooit te bereiken zijn en zijn betrouwbaarheid zou
te wensen overlaten. ‘Een dame in de partij met grote invloed’ zou dobbe¬ len met middelen uit de partijkas. Volgens Bouterse had Nooitmeer met hem over benoemingen gesproken en zijn steun gevraagd bij het overne¬ men van de macht in de
nps.
Bouterse bracht in herinnering dat in het
Topberaad was afgesproken dat omwille van het machtsevenwicht de kandidaat voor het presidentschap uit de nps
zou
komen, maar dat Arron
compromiskandidaat Essed niet als president had willen aanvaarden. Naar de legerleider beweerde had Arron in de
nps
het gerucht verspreid
dat Essed geld bij de Forestry had verduisterd.15 In een eerste reactie maakte Arron kenbaar niet op deze ‘vuilspuite¬ rij’ te willen ingaan. Flet beantwoorden van deze laster achtte hij bene¬ den zijn waardigheid. Vanuit Nickerie reageerde Nooitmeer laconiek: ‘De Frontkaravaan zal zich niet storen aan het gehuil van Coyotes.’16 Op een vergadering van het partijcongres op 5 maart herhaalde Arron dat hij zich boven deze ‘geestelijke nonsens’ wenste te verheffen. Nooitmeer er¬ kende met Bouterse on speaking terms te zijn. FTij merkte op dat een po¬ liticus ‘met iedereen van enig gewicht en zonder gewicht’ van gedachten wisselde. Voorts verklaarde hij dat het hem speet dat er mensen door het slijk waren gehaald. Na deze mededelingen werd het congresbestuur onder leiding van Nooitmeer bij enkele kandidaatstelling herkozen en door Arron geïnstalleerd. Wat er van de aantijgingen van Bouterse waar was en hoeveel ervan op stemmingmakerij berustte, zou nooit boven tafel komen.17 De onvrede in bepaalde gelederen van de
508
nps
was met het kiezen van
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
een nieuw congresbestuur niet verdwenen. Een bekend geschilpunt werd van stal gehaald: verkiezingen voor een nieuw hoofdbestuur. Deze verkiezingen vonden niet plaats aangezien het hoofdbestuur er de voor¬ keur aan gaf het aantal leden - op dat moment 7 tot 15 - uit te breiden naar 19. Hiervoor was echter een statutenwijziging nodig. Bij delen van de partij bestond daartegen verzet, omdat de statuten twee jaar daarvoor nog waren aangepast. Namens het Comité Herstel Democratie binnen de nps
openden de leden Edwin Greaves, Rudie Bottse en Ronald Monsanto
de aanval op Arron. De voorzitter opereerde volgens het Comité te eigen¬ machtig, hield tijdens vergaderingen de bespreking van fundamentele vraagstukken tegen en beperkte de inspraak van leden. Het was leden niet toegestaan om mee te beslissen over de kandidaatstelling van perso¬ nen voor de Nationale Assemblee en onderafdelingen hadden geen stem¬ recht tijdens partijcongressen. Het Comité tekende ook bezwaar aan tegen het samenvallen van het afdelingsbestuur Paramaribo en het hoofdbestuur van de nps.18 De drie erevoorzitters van de partij - Johan Kraag, Olton van Gen¬ deren en Eugène Doelwijt - beklaagden zich erover dat het hoofdbestuur niet reageerde op hun verzoek om een onderhoud. Hun werd de gelegen¬ heid onthouden om de partij van advies te dienen, terwijl Arron hun die mogelijkheid nadrukkelijk onder de aandacht had gebracht. Demonstreer¬ de Arron volgens hen een dictatoriale houding in de
nps,
binnen het
Front verweten zij hem een ondergeschikte te zijn geworden van de vhp en geen recht te doen aan de belangen van de partij. De gemoederen lie¬ pen zo hoog op dat de partijleiding besloot de vergadering van 5 maart te verdagen.19 Op een voorlichtingsvergadering van het Comité Herstel Democratie op 14 mei - waar behalve NPs’ers ook leden van de en de
hpp
ndp,
de
spa,
de
palu
aanwezig waren - werd het aftreden geëist van Arron als
‘waarnemend voorzitter’ en aangedrongen op het houden van ‘geheime,
eerlijke en betrouwbare verkiezingen voor het hoofdbestuur’. Ook was de partij er naar het oordeel van het Comité bij gebaat dat er nieuwe statu¬ ten en een nieuw huishoudelijk reglement werden opgesteld. Arron had volgens het Comité het voorzitterschap van de nps op een onverantwoor¬ de wijze vervuld, functies op een oneigenlijke wijze met elkaar gecombi¬ neerd20 en een onoverzichtelijke situatie in de partij laten ontstaan. Er was bovendien een herstructurering van de regering nodig om de macht van de vhp in te perken. De laatste partij had immers de voorzitter van de Nationale Assemblee en de president mogen leveren en had de meest in¬ vloedrijke ministeries en diplomatieke posten toebedeeld gekregen.21
509
Krasse uitspraken waren niet van de lucht. Van Genderen beschuldig¬ de Arron ervan een ‘alleenheerser’ te zijn, ‘een arrogant en eigenwijs fi¬ guur’, die geen lering had getrokken uit wat hem in de periode 1980-1987 was overkomen en een afkeer had van Marrons en dus niets voor het her¬ stel van de vrede in het binnenland kon betekenen. Als ‘persoonlijke vriend’ van Brunswijk verklaarde Van Genderen het te betreuren dat door het ‘leugenachtige en rancuneuze’ gedrag van Arron, Marrons straks op de
ndp
zou stemmen of een eigen partij zou oprichten. Kraag gaf te
kennen het onacceptabel te vinden dat Arron hem niet wilde ontvangen voor een onderhoud over de crisis in de partij, terwijl hij zonder proble¬ men toegang tot Lachmon had kunnen krijgen. Tegen de beschuldiging dat hij en Van Genderen samenwerkten met de
ndp
bracht Kraag in dat
NPS-jongeren ook contact hadden met deze partij en dat als het landsbe¬ lang hierom vroeg de
nps
met de
ndp
en de
Graeves merkte op dat in de tuin van de
nps
palu
diende op te trekken.
alleen onkruid groeide, om¬
dat de tuinman niet capabel was. Fred Koorndijk hield Arron verant¬ woordelijk voor de dood van Ewald Meyer en Frank Essed.22 Was de laat¬ ste ‘volgens afspraak’ tot president gekozen, dan was hij naar het oordeel van Koorndijk nooit verongelukt.23 Welke hand Arron had gehad in het heengaan van Meyer lichtte hij niet toe. Ter vergadering beklemtoonden alle sprekers dat zij ‘in het belang van de Creool’ met iedereen wilden sa¬ menwerken die oprecht was, of deze personen nu tot de de
palu
nps,
de
ndp
of
behoorden.24
Gevraagd om een reactie oordeelde Arron dat het Comité onoprecht bezig was. Volgens hem waren er mogelijkheden genoeg binnen de
nps
om standpunten naar voren te brengen en discussies aan te zwengelen. Het bevreemdde hem dat het Comité aandrong op zijn vertrek, terwijl hij al meerdere keren had aangekondigd in 1990 zijn functie als voorzitter van de
nps
te zullen neerleggen. Hij maakte kenbaar dat zijn opvolger in
ieder geval niet iemand uit de gelederen van het Comité zou zijn. Dat de nps
de president niet had geleverd, achtte hij nog altijd een goed te ver¬
dedigen besluit. Hij zei zijn eigen beperkingen te kennen en om die reden het ambt te hebben geweigerd. Het vicepresidentschap was meer in over¬ eenstemming met zijn vroegere functie als premier. Over het bekleden van het presidentschap door een andere NPS-er zweeg hij. Ten slotte typeer¬ de hij de raciaal getoonzette uitspraken van enkele leden van het Comité als ‘zeer kwalijk’ en ‘compleet buiten de filosofie van de
nps’.25
Arron wei¬
gerde zich te laten wegzetten als een malata (lichtgekleurde Creool) en gruwde van het spelen van de etnische kaart, al helemaal onder de pre¬ caire omstandigheden waaronder de Frontregering moest opereren.
510
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Op de vergadering van het partijcongres van 28 mei - een hervatting van de vergadering van 5 maart - werden aanhangers van het Comité bui¬ ten het partijterrein gehouden. Enkele vrouwen hadden printabezems meegenomen om leden van Grun Dyari te kunnen vegen voor het geval dit nodig mocht zijn. Alleen Comitéleden die ook lid waren van het con¬ gres was het toegestaan het partijterrein te betreden. De erevoorzitters van de partij lieten zich niet zien. Het congres rekende in niet mis te ver¬ stane bewoordingen met het Comité af. Het oordeel luidde dat de leden onder het mom van democratie probeerden de partij in diskrediet te brengen. Het hoofdbestuur werd om die reden gevraagd een aantal leden te royeren. Nooitmeer liet weten dat hij met Van Genderen en Kraag had gesproken, maar dat dezen geweigerd hadden zich met Arron te verzoenen. Hij prees de leiderschapskwaliteiten en de eerlijkheid van Arron, wat volgens hem niet betekende dat deze niet koppig kon zijn of dat er in de partijtop af en toe geen meningsverschillen waren. Dergelijke rimpelin¬ gen hoorden nu eenmaal bij het reilen en zeilen van een volkspartij.26 Arron erkende dat hoge bomen veel wind vangen en dat je als leider moest kunnen incasseren, ook als je door mensen die zich partijgenoten noemden voor duivel, charlatan en dictator werd uitgemaakt. Dat hij, zo¬ als het Comité beweerde, omringd werd door een ‘fanclub’ en alleen daaruit kandidaten rekruteerde voor partijfuncties was naar zijn zeggen onzin: ‘Ik maak geen mensen. U maakt ze en U jaagt ze ook weg.’ Hij voer¬ de de oppositie van Koorndijk terug op teleurstelling en frustratie omdat deze er niet in was geslaagd een plaats op de kandidatenlijst voor de Nationale Assemblee te bemachtigen. Hij herinnerde zijn gehoor eraan dat Pengel destijds Koorndijk en Getrouw had geroyeerd, maar dat Arron bij de aanvaarding van het voorzitterschap hun royement ongedaan had gemaakt om de eenheid in de partij te herstellen. Hoewel hij zich in de vergadering weigerde uit te spreken over een nieuw royement, verklaar¬ de hij niet langer met de leden van het Comité uit één bord te willen eten of uit één beker te willen drinken na alle beledigingen die zij over hem hadden uitgestort. Ook moest hem van het hart dat hij zich stoorde aan iedereen die de verhoudingen binnen het Front door een raciale bril be¬ keek en Arron typeerde als een futuboi (loopjongen) van Lachmon. Hij adviseerde mensen hiermee op te houden, aangezien het bezijden de waarheid was. De drie Frontpartijen vormden één combinatie en hielden er dezelfde agenda op na. Bovendien mocht niet vergeten worden dat de nps
meer ministersposten had dan de
vhp
en dat de partij de voorzitter
van het Frontberaad leverde. Het congres nam een voorstel tot statuten¬ wijziging aan waardoor het hoofdbestuur tot 21 leden kon worden uitge-
511
breid. Elk district kreeg één vertegenwoordiger in dit bestuur. Daarnaast werd besloten dat het congresbestuur in het vervolg eens in de drie jaar in plaats van ieder jaar zou worden gekozen.27 De luidruchtige minderheid binnen de
nps
die tegen Arron in het ge¬
weer was gekomen, telde leden die eind jaren zestig onder de naam Pro Patria aan de poten van de stoel van Pengel hadden gezaagd. Ook toen hadden zij de vermeende machtswellust en arrogantie van de voorzitter breed uitgemeten, gepleit voor meer democratie binnen de partij en ge¬ wezen op de ongewenste cumulatie van functies door de partijleider. Zij toonden zich aanhangers van een beproefd concept: door strijd kon je mensen in beweging brengen, door agitatie werden zij op scherp gezet, uit de botsing van meningen vloeiden vooruitgang en ontwikkeling voort. Hun stijl van opereren maakte in de partijgelederen het nodige los, maar welbeschouwd stegen hun activiteiten niet uit boven het aan de kaak stellen van (al dan niet vermeende) misstanden en het ventileren van particulier ongenoegen. Ook omdat zich, zoals Nooitmeer erkende, geen overtuigend alternatief voor Arron als partijleider aandiende, was het effect van hun oppositie gering.28 De methode van het Comité kon niet los worden gezien van het ge¬ koesterde beeld van de wijdvertakte NPS-familie, die bijeengehouden werd door gemeenschapszin en onderling hulpbetoon. Achter de officiële partijorganen ging een netwerk van sociaal-culturele verenigingen schuil waarbinnen leden zich verbonden voelden door een verwante geloofs- en lotsovertuiging en door sterke emotionele banden.29 Deze banden wer¬ den gezien en ervaren als de diepere identiteit van de partij. Sterker dan ideologische opvattingen vormden zij het fundament van de familie en versterkten zij gevoelens van eensgezindheid, solidariteit en trouw. Voor¬ al in tijden van voorspoed vormden zij het bindmiddel tussen partijleden. In tijden van crises konden deze positieve krachten echter in hun tegen¬ deel omslaan. Als mandimandi (onlustgevoelens), yarusu (afgunst) en konkru (gekonkel) de onderlinge verhoudingen gingen bepalen, dan kwam het aan op gezaghebbende familieleden om dwarsliggers en onruststokers tot de orde te roepen en de gemoederen te sussen. Het Comité probeerde garen te spinnen bij een gevoel onder partijge¬ noten dat de
nps
van de drie Frontpartijen de zwaarste klappen te ver¬
duren kreeg. In een discussiestuk voor de NPS-top werd vastgesteld dat de
nps
enerzijds en de vhp en
ktpi
anderzijds weinig met elkaar gemeen
hadden en te vaak een gebrek aan onderlinge saamhorigheid demon¬ streerden. Daarvan werden verschillende voorbeelden gegeven. Shankar, Lachmon en Soemita hadden in 1988 en 1989 de Dag van de Revolutie
512
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
bijgewoond in tegenstelling tot Arron3°, terwijl omgekeerd de vhp en de ktpi
zich afzijdig hadden gehouden bij de inhuldiging van de olympisch
kampioen op de
100
meter vlinderslag Anthony Nesty, de begrafenis van
NPS-coryfee Frank Essed en het conflict tussen Bouterse en Nooitmeer. Met verwijzing naar de affaire-Mungra en een hoogoplopend conflict tussen minister van Natuurlijke Hulpbronnen Radhakishun en de
nps-
onderminister op dit department De Rooy (dat het aftreden van de laat¬ ste tot gevolg had) werd de
vhp
afgeserveerd als ‘een partij van racisten
en rechtse kapitalisten’31 die met alle winden meewaaide zolang er maar geld kon worden verdiend. De
ktpi
had volgens de notitie haar karretje
bij de VHP-trein aangehaakt, terwijl de
nps
wel mee bleef rijden met de
Frontequipe, maar in toenemende mate vervreemd dreigde te raken van haar identiteit. Over Arron werd opgemerkt dat hij meer dan eens voor Shankar de kastanjes uit het vuur haalde, maar dat VHP-ers zich maar al te graag lieten ontvallen dat de vicepresident krachtens de grondwet al¬ leen maar de vergaderingen van de raad van ministers voorzat. Volgens de opstellers van het document richtte de leiding van de
nps
zich bij
voorkeur tot de gehele bevolking, wat ten koste ging van de directe com¬ municatie met de achterban: ‘Niemand bekommert zich om de arme zwarte man.’32 Weinig realistisch werd de NPS-top geadviseerd voorberei¬ dingen te treffen om de komende verkiezingen zelfstandig in te gaan en toe te werken naar een NPS-meerderheidsregering.33 In de loop van
1989
leken de activiteiten van het Comité Herstel
Democratie in frequentie af te nemen. Van Genderen wierp zich begin 1990
op als adviseur van het Jungle Commando en verlegde daarmee zijn
aandacht naar andere zaken. Op
9
november van dat jaar overleed hij.
Een maand later werd Kraag president van Suriname. Vanaf dat moment gaf hij prioriteit aan de vervulling van het hoogste bestuurlijke ambt in de republiek. In januari
1991
liet het Comité in een verklaring weten dat
Arron nog altijd bezig was om via een geraffineerde verdeel-en-heerspolitiek en gesteund door een krachtige vrouwengroep de macht in handen te houden. Hij deinsde er volgens het Comité voor terug om bestuursver¬ kiezingen te organiseren uit angst het voorzitterschap uit handen te moeten geven.34 Niet lang hierna verklaarden vertegenwoordigers van het Comité in een vertrouwelijk gesprek met Ronald Venetiaan en Hesdy Pigot35 dat Arron als partijvoorzitter diende plaats te maken voor Nooitmeer. Volgens het Comité kreeg de ‘donkergekleurde’ onder Arron geen kans. Sterker, het was allerwegen bekend ‘dat de neger [werd] belazerd’. Naar het oor¬ deel van het Comité meende Arron het niet met het Surinaamse volk,
513
speelde hij mensen tegen elkaar uit, stelde hij zich arrogant en leugen¬ achtig op en maakte hij partijgenoten monddood. Op die manier had hij de
nps
afgebroken en het land in de afgrond gestort. Behalve tegen het
aanblijven van Arron als voorzitter verzette het Comité zich tegen voort¬ zetting van de samenwerking met de
vhp.
De
nps
deed er beter aan om
zich te associëren met andere Creoolse partijen, inclusief de ndp. Volgens Venetiaan verkeerde de
nps
in crisis en was dat de oorzaak
van het wantrouwen binnen de partij en de beschuldigingen die over en weer werden geuit. Het ging niet om Arron, maar om de partij. Ook zon¬ der Arron was beslist niet gezegd dat het voorspoedig zou gaan met de nps.
Het was volgens Venetiaan evenmin een kwestie van blakaman
(donkergekleurde Creolen) versus malata (lichtgekleurde Creolen). Fun¬ damenteel was de tegenstelling tussen democratie en militaire dictatuur. Vandaar zijn verzet tegen samenwerking met de
ndp.
Hij voorzag dat het
sluiten van een dergelijk partnerschap voor veel NPs’ers aanleiding zou zijn de partij de rug toe te keren. Venetiaan riep het Comité op het hoofd koel te houden en niet langer af te geven op partijgenoten. Daar was nie¬ mand mee geholpen.36 Tijdens het NPS-congres van 17 februari verklaarden leden van het Comité te overwegen naar de rechter te stappen nadat zij de congres¬ voorzitter tevergeefs om het woord hadden gevraagd.37 Enkele dagen hierna gaf Arron tegenover partijgenoten uiting aan zijn afkeer van de praktijken van het Comité en liet hij weten dat hij zijn geduld verloren had: Tk ga die wond voorgoed uitlepelen.’38 Op 24 februari stelde het NPS-congres vast dat het niet het geëigende moment was om de statuten van de partij te wijzigen. Dit kon beter na de verkiezingen gebeuren.39 Het Comité meende echter dat hier spoedig werk van diende te worden gemaakt. Immers, de kernen van Paramaribo hadden tijdens de vergade¬ ring hun stem niet kunnen laten horen. Zij werden vertegenwoordigd door het hoofdbestuur. In reactie hierop lieten negentien kernen van Paramaribo weten de besluiten van de congressen van 17 en 24 februari te respecteren en begrip te hebben voor het behandelen van voorstellen voor een statutenwijziging na de verkiezingen. Het argument van het Comité kwam daarmee op losse schroeven te staan.40 De spanningen in de nationale politiek, maar ook binnen zijn eigen partij, hadden hun weerslag op Arrons gezondheid. In 1978 was hij zes weken uit de roulatie geweest als gevolg van een hartinfarct, maar had een check-up in New York uitgewezen dat operatief ingrijpen niet nood¬ zakelijk was. De klachten waren verdwenen, hij slikte de voorgeschreven dosis medicijnen en had sindsdien geen hinder meer van fysieke onge-
514
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
makken. Dankzij zijn vriendschap met de Venezolaanse president Pérez kwam hij erachter dat zijn conditie in de loop der jaren echter danig ver¬ slechterd was. Arron: Met Pérez heb ik als regeringsleider en later als vicepresident al¬ tijd goed zaken kunnen doen. Daarnaast had ik een uitstekende persoonlijke band met hem. In Caracas ontmoette ik hem op het paleis, maar ik ben ook één keer bij hem thuis geweest. Toen Pérez in 1989 Suriname bezocht, had ik al enige tijd last van een hernia. Op doktersadvies moest ik plat op bed liggen. Ik wilde echter hoe dan ook aanwezig zijn bij de ontvangst van Pérez op het paleis. Toen ik daar leunend op een wandelstok kwam binnenschuifelen, vroeg Pérez wat er met mij aan de hand was. Ik vertelde mijn verhaal, waarna hij aanbood met hem mee terug te vliegen naar Caracas. Toen hadden wij hier nog geen scanapparatuur. Ik legde Pérez uit dat ik niet zomaar weg kon, maar beloofde later graag van zijn aanbod gebruik te maken. Arron had in februari van dat jaar een bezoek aan Caracas gebracht. Als leider van een Surinaamse delegatie (waar ook Sedoc en Nooitmeer deel van uitmaakten) was hij aanwezig geweest bij de installatie van Pérez als president van Venezuela.41 Het tegenbezoek van Pérez, dat van 18 tot en met 20 oktober duurde, had tot doel de vriendschapsbanden tussen beide landen te intensiveren en het democratiseringsproces in Suriname te steunen. Pérez sprak met president Shankar, voorzitters van politieke partijen, leden van de Nationale Assemblee, legerleider Bouterse, vertegenwoordigers van werkgevers en vakbonden, en leden van het corps diplomatique, en bezocht verschillende instituten en bedrijven. Arron: Pérez was van oordeel dat Suriname er goed aan deed om militairen in Venezuela te laten opleiden. Niet alleen om hun technische kennis en vaardig¬ heden te verbeteren, maar vooral om hen te leren wat hun plaats was in een democratisch staatsbestel. Venezuela had veel ervaring hiermee en wilde Suriname in de gelegenheid stellen hiervan te profiterend2 Arron was bij het officiële programma de grote afwezige. Al sinds half september hield hij gedwongen bedrust. Niet lang na het vertrek van Pérez kwam er een ein¬ de aan zijn ziekteverlof.43 Op 20 januari 1990 - de geboortedag van Pengel - legde Arron de eerste steen van het nieuwe partij centrum van de
nps.
Hij kondigde aan
dat er op afzienbare termijn een verzoek aan de regering zou worden ge¬ daan om luchthaven Zanderij om te dopen tot Johan Adolf Pengel lucht¬ haven.44 In de eerste week van maart vond hij gelegenheid om gehoor te geven aan de uitnodiging van Pérez en vertrok hij voor enkele dagen naar Venezuela45: In Caracas is er een scan van mijn rug gemaakt en vervolgens is er op aandringen van Pérez en van mijn vrouw een totale check-up uitgevoerd.
515
Ik vond het niet nodig, want ik had geen aanwijzingen dat er iets mis was, maar zij hebben net zo lang op mij ingepraat totdat ik overstag ging. De per¬ soonlijke cardioloog van Pérez werd de teamleider van het onderzoek. Op de afdeling cardiologie van de Clmicas Caracas, een particulier hospitaal, werd ik ondergebracht in het vertrek waar normaal Pérez verbleef als hij medisch werd onderzocht. Nadat ik enige tijd nietsvermoedend op de loopband had ge¬ staan - vrolijk, want wat kon mij nu gebeuren - zette de cardioloog de band stil. Ik werd verzocht op mijn kamer de uitslag af te wachten. Niet lang hierna kwam de cardioloog naar boven en liet hij mij weten dat verschillende aders die naar mijn hart leiden, waren dichtgeslibd. Hij adviseerde een catheterisatie te laten uitvoeren. Weer haalde mijn vrouw mij over om die raad op te vol¬ gen. Die catheterisatie wees uit waar de verstoppingen precies zaten. Twee dagen later zocht Pérez mij op in de kliniek. Ik weet niet wat het was, maar hij koesterde een soort genegenheid voor mij, voor die kleine vicepresident uit die kleine republiek Suriname. Zijn boodschap was simpel: ik spotte met mijn gezondheid. Ik deed er goed aan om naar Houston te gaan en mij te laten opereren, want de hele boel was verstopt. De Clinicas Caracas on¬ derhield goede contacten met Houston en kon al mijn gegevens zo doorsturen. Pérez stelde voor een vliegtuig in gereedheid te laten brengen dat mij direct naar Houston kon vervoeren. Ik sputterde tegen. Zo erg kon het toch niet zijn. Ik deed mijn werk, rommelde in mijn tuin, werd niet snel moe en was niet gauw buiten adem. Maar Pérez hield aan. Ik heb mij er toen met een streek van afgemaakt. Ik heb tegen Pérez gezegd: ik sta er niet onwelwillend tegen¬ over en ik wil zeker de medische wetenschap niet trotseren, maar als mijn ou¬ de moeder hoort dat ik op stel en sprong naar Amerika moet voor een operatie, dan is zij dood voordat ik eventueel zelf overlijd. Ik beloofde met mijn moeder te zullen praten en hem daarna te laten weten of ik op zijn aanbod zou ingaan. Terug in Suriname heb ik er niet met mijn moeder over gesproken. Maar Pérez gaf niet op. Hij belde Shankar en overtuigde hem ervan dat ik met mijn leven speelde en politiek onverantwoordelijk bezig was. Zou er iets met mij ge¬ beuren, dan zou Shankar zonder vicepresident komen te zitten. Shankar praatte er met mij over. Ik vond dat hij de zaak groter maakte dan nodig was. Pérez besloot toen de druk verder op te voeren. Op een avond belde hij mij op het kabinet van de vicepresident. Hetzelfde verhaal: ik waarschuw je, gebruik je verstand, ga naar Houston. Ik heb toen contact opgenomen met mijn huis¬ vriend, dr. Guno Codfried. Die drong er bij mij op aan om de film van de cathe¬ terisatie te laten halen. Ik heb toen een vliegtuig gecharterd en Gerard Brunings, de piloot, en Glenn Oehlers, de cardioloog, zijn naar Caracas gevlogen. Ik zat in een ministerraadvergadering toen ik het bericht kreeg dat Oehlers en Codfried mij wilden spreken. Ik liet de bode weten dat ze moesten wachten,
516
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
maar zij stonden erop dat ik onmiddellijk met hen meeging naar het Academisch Ziekenhuis. Codfried was daar toen waarnemend directeur. Daar hebben zij de film op een muur geprojecteerd waardoor ik precies kon zien waar de verstoppingen zaten. De zaak lag voor 80 procent dicht! Ik ben enorm geschrokken, was helemaal ondersteboven. In de kamer van Codfried heb ik whisky gedronken om weer tot mijzelf te komen. Het effect van dit alles was dat ik onmiddellijk naar Houston wilde. Arron vertrok op 17 maart naar de Verenigde Staten. Zijn taken als vicepresident had hij tijdelijk overgedragen aan de eerste plaatsvervanger van de vicepresident, Willy Soemita. Op 21 maart werd hij met succes aan zijn hart geopereerd. Twee dagen later verliet hij de intensive care46: Pérez heeft mijn verblijf in Houston voorbereid en mogelijk gemaakt. In het Methodist Hospital heeft dr. Noon mij geopereerd. Hij heeft het fantastisch ge¬ daan. Deze hele geschiedenis laat nog eens ten overvloede zien hoe belangrijk persoonlijke relaties in de politiek zijn. Zonder die bijzondere band met Pérez, die ik met geen enkel ander staatshoofd of andere regeringsleider heb gehad, was ik er allang niet meer geweest. Nadat Arron op 31 maart uit het Metho¬ dist Hospital was ontslagen, werd hij onder behandeling gesteld van Codfried en Oehlers. Zijn herstel in een verpleeghuis verliep voorspoe¬ dig. Het werd hem toegestaan naar Miami te reizen om daar verder te re¬ valideren. Arron verbleef een aantal weken in Miami, vierde er zijn ver¬ jaardag en keerde op 26 april terug naar Suriname. Al snel hervatte hij zijn werkzaamheden, eerst nog volgens een uitgekiend schema, maar vlot¬ ter dan verwacht alweer met de hem kenmerkende inzet en discipline. Op 14 mei nam hij zijn taken als vicepresident weer volledig op zich.47 Arrons dertigjarig lidmaatschap van de
nps
en zijn twintigjarig voor¬
zitterschap van de partij werden op 30 september groots gevierd. De fes¬ tiviteiten waren op 29 september van start gegaan met een NPS-kinderdag en met een besloten feestje dat vertrouwelingen uit de regering en de Frontfractie op het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling voor hem hadden georganiseerd. De jubileumdag zelf werd op Grun Dyari ge¬ vierd, in aanwezigheid van familie, vrienden en partijgenoten en van Lachmon en Soemita. De feestelijkheden begonnen met het optreden van een bazuinkoor en een dankdienst onder leiding van dominee Zeefuik. Op het partijterrein namen tal van sprekers het woord en kreeg de jubila¬ ris een gedenkboek overhandigd dat vooral dankzij de ijver van de
nps
Werkgroep Nederland tot stand was gekomen. In bondige teksten blikten politieke verwanten, ambtelijke collega’s en vrienden op hun persoonlijke ervaringen met Arron terug.48 Ook op glazen, borden, placemats en ser¬ vetten werd het jubileum van de voorzitter gememoreerd.
517
In een bevlogen toespraak legde Arron het accent op nationale ver¬ zoening en het waarachtig nationalisme, dat hij definieerde als de ‘ge¬ zamenlijke verbondenheid met elkaar, met de grond en met onze demo¬ cratische gezindheid’. Hij stond in dankbaarheid stil bij het voor hem georganiseerde jubileum: ‘Zijn mijn verdiensten van dien aard dat ik dit nu reeds verdien? Mijn arbeid is nog niet ten einde en ik heb in de achter ons liggende jaren ook wel fouten gemaakt. Het is mij nog niet gelukt u voor de poorten van de nieuwe horizon te laten staan. Ik kan u nog niet zeggen: “Neem hier de sleutel en open de poorten van een nieuw en be¬ ter Suriname.” Ik ben wel vastbesloten in het streven u op de weg naar de nieuwe horizon te begeleiden. Ik sta hier als uw nederige dienaar, die u nooit heeft verlaten, die u nooit zal verlaten en met u zal zijn en blijven tot het laatste druppeltje bloed, tot het laatste uur. Alles wat ik vandaag politiek bereikt heb, heb ik aan u te danken. Vooral in de periode na 1980. Wij hebben dit alles overleefd dank zij u en in het bijzonder uw gebeden. Want zonder de bescherming van de Allerhoogste, die oordeelt over alles op deze aarde, waren wij nergens.’ Arron vroeg bijzondere aandacht voor de rol van zijn politieke mentor Johan Adolf Pengel. Dankzij hem was hij tot de
nps
toegelaten en had zijn carrière in de partij een hoge vlucht
kunnen nemen. Op zijn verzoek werd één minuut stilte voor Pengel in acht genomen. Een persoonlijke ontboezeming achtte Arron op zijn plaats: ‘Ik weet, dat ik een omstreden figuur ben. Ik beschouw het als een normale zaak in het leven, dat niet iedereen van mij houdt. De ene dag word je bejubeld, de andere dag verguisd en zelfs vernederd. Ik troost mij met de weten¬ schap dat het vele andere politieke leiders in het verleden niet anders is vergaan. Het schijnt een erfenis van ons koloniaal verleden te zijn. [...] Pengel zou de
nps
in de jaren zestig aan de
zeventiger jaren zou ik de partij aan de
pnr
vhp
hebben verkocht. In de
hebben verkocht en nu zou ik
binnen het verband van het Front voor Democratie en Ontwikkeling de partij hebben opgeofferd aan de vhp en de
kpti.
Ik kan u de verzekering
geven: de partij wordt aan niets en niemand opgeofferd, de partij is Suriname en behoort de Surinamers toe.’ Arron maakte opnieuw kenbaar dat hij de
nps
binnen niet al te lange
tijd wilde overdragen aan een nieuwe generatie politici om verandering en vernieuwing door te voeren in de partij. Dat betekende niet dat hij van plan was het bijltje erbij neer te leggen: ‘Ik ben nog lang niet uitgeblust en rusten zal ik [pas] lang na mijn pensionering, maar ik heb nieuwe idealen. Ik wil mij tillen boven de politiek van elke dag en mij meer gaan bezighouden met vraagstukken van ontwikkeling en vooruitgang. [... ] Ik
518
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
wil een nieuwe weg opgaan, hand in hand met elke Surinamer, zonder onderscheid des persoons, de enige juiste weg, die ons zal leiden naar de poorten van de nieuwe horizon. Dan zal voor ons een nieuwe dag aanbre¬ ken, een nieuw Suriname, bewoond door nieuwe Surinamers die gedreven worden door en bezield zijn van de liefde voor hun land.’49 Op i oktober vond er in theater Thalia een receptie plaats voor het bedrijfsleven, de vakbeweging en andere organisaties, die in de gelegen¬ heid werden gesteld Arron te feliciteren. Als het aan hem lag, zo liet de jubilaris weten, zou de nationale verzoening op 25 november een feit zijn: ‘We hebben te lang gepraat, er moeten nu daden worden gesteld.’ Arron merkte op dat de verdragsmiddelen het Surinaamse volk rechtmatig toe¬ kwamen en dat het volk het niet verdiende dat het verdrag door Neder¬ land op een teleurstellende wijze werd nageleefd. Behalve Arron voerden ook vertegenwoordigers van de Moederbond, de Vereniging Surinaams Bedrijfsleven
(vsb)
en de Associatie van Surinaamse Fabrikanten
(asfa),
en minister Alexander-Vanenburg het woord.50 Op 15 oktober stuurde president Pérez een speciaal vliegtuig naar Suriname om Arron op te halen. In Caracas onderging hij een medische controle waarbij werd vastgesteld dat zijn herstel voorspoedig was verlopen. Na terugkeer in Suriname op 21 oktober onthulde Arron dat de Venezolaanse regering twee patrouille¬ boten zou schenken ter bescherming van Surinames visgronden en de behandeling in Caracas van zes hartpatiënten uit Suriname voor zijn re¬ kening zou nemen.51 Slaagde Arron erin de
nps
bij elkaar te houden en een factor van be¬
tekenis te laten blijven in de landspolitiek, zijn ideologische opvattingen vonden maar in beperkte mate weerklank. Zijn ideeën kon hij het beste kwijt bij zijn partijgenoten in de Nationale Assemblee. Voor deze ‘jon¬ gens en meisjes’ of ‘jonge kanaries’, zoals hij ze schertsend placht aan te duiden, was Arron een mentor en leermeester. ‘Als de oude kanarie zingt, moeten de jonge kanaries luisteren’, was een uitdrukking die hij graag bezigde. Zoals Pengel hem had ingewijd in de geschiedenis van de
nps
en
vertrouwd had gemaakt met de trucs en vaardigheden waarover parle¬ mentariërs dienden te beschikken, zo droeg Arron politieke lessen en levenservaringen over op de jongere generatie NPs’ers. Dit gebeurde doorgaans in de voorzitterskamer van de Nationale Assemblee, waar Arron - omringd door partijgenoten, soms vergezeld van een VHP-collega - po¬ litieke anekdotes vertelde, faits divers uit de partijhistorie opdiepte en verslag deed van nederlagen en successen waar hij persoonlijk bij betrok¬ ken was geweest. Niet zelden presenteerde hij serieuze zaken enigszins plagerig aan zijn gehoor en waren gelach en hilariteit niet van de lucht.
519
Ook doseerde hij zijn stof dusdanig dat zijn toehoorders soms moeite hadden om zijn uiteenzettingen te volgen.52 Hoewel de filosofie van de nieuwe horizon pas in ^87 als de officiële partijideologie was gelanceerd, had Arron al tijdens zijn Devali-boodschap van 1975 op het concept gepreludeerd: ‘Wij zullen de weg moeten kennen die ons naar de nieuwe horizon leidt. Dit alles hebben wij in ei¬ gen handen en hieraan is maar één eis verbonden: Zo U Uzelf nog niet kent, maak er dan een beetje haast mee, want dit is de basis om begripvol tegenover een ander te staan.’53 In zijn nieuwjaarsboodschap van 1988 ver¬ duidelijkte hij dit standpunt: ‘Als wij de weg naar [de] nieuwe horizon be¬ ginnen af te leggen, dan is [het] primair niet noodzakelijk om ons bezig te houden met de materiële kant van onze ontwikkeling, want geld lost niet alles op. Primair is het nodig, dat wij op positieve wijze gaan werken aan de mentaliteit van ons Surinamers. Vandaar uit zullen wij tot eenheid en eensgezindheid moeten komen.’ Volgens Arron dienden de idealen van democratie, ontwikkeling en eenheid door goede intermenselijke ver¬ houdingen te worden gedragen. Zolang niet elk mens besefte dat hij een ander mens nodig had en dat gezamenlijk optrekken voor iedere Suri¬ namer de norm diende te zijn, zouden idealen, hoe vaak ook beleden en hoe mooi ook geformuleerd, onvervuld blijven.54 Kemble: ‘De nieuwe horizon weerspiegelde een ideaal gericht op de Surinaamse mens. Arron was geen man van segmentatie. Hij sprak zel¬ den over Creolen en Hindostanen, omdat hij niet in zuilen geloofde en omdat hij vond dat Suriname het land was waar men adhesie aan diende te betuigen. Rijkdom was voor hem in de eerste plaats verbonden met geestelijke en niet met materiële waarden. Zijn idealisme was oprecht en zijn ideeën waren goed doordacht, maar ze hadden ook iets romantisch. Hij ging voorbij aan de realiteit van alledag en richtte zich op een verafge¬ legen toekomst. Er was geen programma, geen plan en geen tijdpad waar¬ uit afgeleid kon worden hoe en wanneer de nieuwe horizon bereikt zou worden. Daarom ging zijn ideaal grotendeels over de hoofden van de mensen heen. De vonk sloeg niet over. Zijn droom bleef een abstractie die onvoldoende aansloot bij de behoeften en aspiraties van de bevol¬ king.’55 Meer in zijn algemeenheid moet worden vastgesteld dat de speeches van Arron vaak niet werden begrepen. Dit gold niet voor de partijelite en evenmin voor zijn politieke inner circle waar in deze jaren Otmar Rodgers, Arnold Kruisland, Bennie Kletter en Arti Jessurun toe behoor¬ den. Zij kenden hun voorzitter goed genoeg om zich een voorstelling te kunnen vormen van zijn ideaal van de nieuwe Surinamer. De meeste par-
520
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
tijgangers hadden echter vooral ontzag voor de vorm waarin dit ideaal werd gegoten. Zij laafden zich aan Arrons retorisch vermogen en bewon¬ derden in hem de orator, die een passende toon aansloeg, vertrouwde, met odos (spreekwoorden) doorspekte taal bezigde en geruststellende uitspraken deed over het leven van alledag. Het beluisteren van zijn toe¬ spraken was voor hen een emotioneel gebeuren, het ondergaan van een geritualiseerd moment gericht op lotsverbondenheid en lotsverbetering, geen gelegenheid waarbij op een meer beschouwelijke wijze over partijbeginselen werd nagedacht en gesproken. De betekenis van Arrons woorden, de visie die eruit sprak en de vergezichten die hij wilde tonen, ontgingen hen grotendeels. Als aanhangers na afloop van een partijbij¬ eenkomst bewonderend opmerkten dat a man takiyere (die man kan pra¬ ten hoor) of vori ben taki moi (de voorzitter heeft mooi gesproken), dan doelden zij op de verbale gaven van de spreker, op diens begeestering en flair, niet op zijn reflecties op ideologie of beleid. Deze kloof tussen spre¬ ker en publiek zou geen gevolgen hebben voor Arrons positie als npsvoorzitter, maar wel verhinderen dat mensen zijn bovenetnische idealen oppikten en internaliseerden en hem gingen beschouwen als een natio¬ naal leider.56
KERSTCOUP
Voor president Shankar stond vast dat het machtsvraagstuk alleen kon worden opgelost door de macht van de militairen in te perken. Dat was geen eenvoudige opgave. Niet alleen waren de militairen vastbesloten vanuit de coulissen mee te blijven regeren, de Frontleiders wensten zich tactvol op te stellen en het bij voorkeur niet op een confrontatie te laten aankomen. In het spanningsveld dat hierdoor werd gecreëerd, was het voor Shankar lastig om een uitgesproken positie in te nemen. Behalve via de ndp liet het Militair Gezag zijn invloed gelden via het Nationaal Leger, de inlichtingendiensten en het politieapparaat. Op het Nationaal Leger had de Frontcoalitie nauwelijks greep. De regering pro¬ beerde de speelruimte van de inlichtingendiensten terug te dringen, maar de greep van de militairen op de staatsveiligheid bleef groot. Dat in de lei¬ ding van het politiekorps Bouterse-getrouwen zaten, maakte het boven¬ dien moeilijk om de rechtshandhaving en criminaliteitsbestrijding seri¬ eus ter hand te nemen. De regering slaagde er wel in om vertrouwelingen van de legerleiding op ministeries en in staatsbedrijven te muteren, maar het de facto terugdringen van de macht van het Militair Gezag was onbe¬ gonnen werk.57 De verhouding tussen de Surinaamse regering en het Nationaal Leger
521
verslechterde in de loop van 1990. Legerleider Bouterse ergerde zich steeds openlijker aan het zijns inziens revolutievijandige en legeronvriendelijke opereren van de regering. Hij verklaarde dat er meerdere minis¬ ters in het kabinet waren die op een laakbare wijze met het leger wilden afrekenen en de verworvenheden van de revolutie wilden terugdraaien.58 Vooral de verhouding tussen het leger en de
nps
was volgens Bouterse
problematisch. De partij die in 1975 voorstander was geweest van een volwaardige krijgsmacht was naar zijn zeggen vanaf 1988 bezig een ‘rancunepolitiek’ te voeren tegen dit instituut. Waar de
nps
bleef steken in
‘revanchistisch beleid’ benaderde de vhp volgens Bouterse de militaire top met meer respect, al liet hij weten die opstelling vooral als een tactische manoeuvre te beschouwen.59 Volgens toenmalig stafchef Ivan Graanoogst irriteerde het Militair Gezag zich aan de regering, aangezien die niet wenste te investeren in het leger: ‘Ondanks alle mooie woorden over het toedelen van ontwikke¬ lingstaken aan het leger was er evenals in de jaren tachtig geen sprake van een langetermijnbeleid, verzuimde de regering het leger inhoudelijk bij het vaststellen van plannen te betrekken en deed zij geen moeite om draagvlak voor haar initiatieven te creëren onder officieren en onderoffi¬ cieren. Evenals vóór 1980 overheersten in regeringskringen een gebrek aan visie en professionaliteit.’ Graanoogst sprak regelmatig met Arron: ‘De minister van Defensie was bij dat overleg aanwezig, maar Sheikkariem was, evenals Willemzorg in de jaren zeventig, een minister zonder veel eigen inbreng. Arron overvleugelde hem en legde het accent op de enorme uitgaven voor defensie. Maar een goed uitgerust en getraind le¬ ger kost nu eenmaal geld. Ik herinner mij dat er een patrouillevaartuig zou worden aangekocht in Zuid-Korea ter bescherming van de Surinaam¬ se visserij. Daarover waren afspraken gemaakt. Maar Arron en Sheikkariem bliezen dit project in tweede instantie af met het argument dat het onder de toenmalige omstandigheden niet verantwoord was een schip te kopen. De militaire top vatte die beslissing op als het schenden van een belofte. Ook bij het bestellen van munitie of het financieren van trainingen lag Arron vaak dwars. Hij vroeg dan: “Graanoogst, welke bestemming wil je geven aan de schaarse middelen die beschikbaar zijn? Kopen we daar medicijnen voor of wapens?” Arron was niet de man van de heksenjacht. Hij gaf op podia niet af op de militairen. Misschien was dit een uiting van het gevoel dat hij in het verleden tekort was geschoten in zijn omgang met hen. Maar Arron was er überhaupt de persoon niet naar om op ande¬ ren af te geven. Hij ging als een politicus te werk, stelde zich correct op
522
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
en hield de communicatiekanalen open. Via onderhandelingen probeer¬ de hij zijn doel te bereiken. Maar hij wekte niet de indruk veel te hebben geleerd van 1980. Nog altijd werd het leger vanuit de politiek niet vak¬ kundig gemanaged. Militairen voelden zich gestigmatiseerd door de na¬ druk die de regering legde op het laten terugkeren van het leger naar de kazerne. De relaties verslechterden verder door het optreden van Brunswijk. De link die Brunswijk suggereerde met de oude politiek zette de re¬ laties tussen de regering en het Militair Gezag onder grote druk.’60 De analyse van Bouterse en Graanoogst is niet onjuist, maar wel een¬ zijdig en op onderdelen gechargeerd. Het Front keerde zich inderdaad af van de revolutie, verving in openbare functies aanhangers van het Militair Gezag door politieke vertrouwelingen, wenste geen prioriteit te geven aan militaire zaken en maakte geen haast met het opzetten van een ontwikkelingsleger. De reden hiervoor was simpel. De Frontpartijen beschouw¬ den het Militair Gezag als het voornaamste obstakel voor het herstel van de democratische rechtsstaat en de wederopbouw van de economie. Misschien werd de politiek die het Front richting de militairen voerde binnen de gelederen van de
nps
iets intenser beleefd en door sommigen
met wat meer verbetenheid gevoerd. Maar dit beleid werd door alle rege¬ ringspartijen onderschreven, door een parlementaire meerderheid ge¬ steund en stond als zodanig niet ter discussie. Verschillen tussen de coali¬ tiepartners waren in hoofdzaak terug te brengen tot voorkeuren voor een bepaalde stijl, waarbij de VHP-top ogenschijnlijk meer met de militairen meeboog dan de leiding van de nps.61 De spanningen tussen de regering en het Militair Gezag bereikten in december 1990 hun climax. Legerleider Bouterse ontstak in woede over een zijns inziens onwaardige behandeling die hij zich op Schiphol had moeten laten welgevallen. Hij verweet president Shankar niet voor hem te zijn opgekomen toen hij op doorreis naar Ghana door de Nederlandse marechaussee apart werd genomen en ondergebracht werd in een afge¬ sloten wachtruimte op het vliegveld. De bevelhebber van het Nationaal Leger werd verhinderd zich vrij te bewegen en kreeg niet de gelegenheid de pers te woord te staan of contact te maken met landgenoten. Hoe was het mogelijk dat de president, die in hetzelfde toestel als Bouterse had gezeten, niets had ondernomen om de bevelhebber deze vernedering te besparen? Shankar was voor een privébezoek in Nederland, maar maakte van de gelegenheid gebruik om minister-president Lubbers en koningin Beatrix te ontmoeten. Volgens Bouterse had de president hoon over zich afgeroepen door buiten bij het werkvertrek van Lubbers te wachten tot¬ dat de deur van het ‘Torentje’ was opengegaan. Welk staatshoofd liet zich
523
als een schooljongen behandelen? Waarom had Shankar niet geëist dat hij met de vereiste egards werd ontvangen?62 Op 22 december liet bevelhebber Bouterse na terugkeer in Suriname weten dat hij niet langer opdrachten van de ‘joker’ Shankar wenste aan te nemen. Het ontbrak de president aan de trots en de waardigheid die no¬ dig waren om het ambt naar behoren te kunnen uitoefenen.63 Hij kondig¬ de zijn ontslag als bevelhebber aan, eerst tegenover de pers, vervolgens thuis bij de president, in aanwezigheid van vicepresident Arron en leden van het Militair Gezag. Twee dagen later verklaarde hij schriftelijk zijn functie als bevelhebber ter beschikking te stellen aangezien ‘door de wij¬ ze van bestuursvorming op nationaal niveau’ de voorwaarden voor een deugdelijke beroepsuitoefening ontbraken.64 De regering besloot het ontslagverzoek van Bouterse in te willigen en de waarneming van zijn functie op te dragen aan commandant Graanoogst. Diezelfde avond liet het Militair Gezag president Shankar telefonisch weten de regeermacht in het land te hebben overgenomen. De president, de vicepresident, de voorzitter van de Nationale As¬ semblee en een aantal parlementariërs en ministers onder wie Soemita waren op 24 december de gehele dag in het presidentieel paleis bijeen. De schriftelijke verklaring van Bouterse werd in het licht van de actuele ontwikkelingen door de Frontleiders aan een nadere beschouwing on¬ derworpen en met vertegenwoordigers van het Militair Gezag bespro¬ ken. Volgens een verklaring die de legerleiding naderhand naar buiten bracht, werd de afspraak gemaakt dat de ministers hun portefeuilles zou¬ den teruggeven aan de president, dat de president en de vicepresident hun portefeuilles zouden indienen bij de Nationale Assemblee en dat er binnen honderd dagen nieuwe verkiezingen zouden worden uitgeschre¬ ven. Binnen een week zou een ‘zakenregering’ worden geformeerd en be¬ last worden met de voorbereiding van deze verkiezingen.65 De Frontleiding ontkende dat een dergelijke afspraak was gemaakt en formuleerde een eigen verklaring. Daarin werd bekendgemaakt dat de regering had besloten op het verzoek van Bouterse in te gaan en com¬ mandant Graanoogst te belasten met de waarneming van de functie van bevelhebber. Volgens de verklaring was van de zijde van het Militair Ge¬ zag aangedrongen op de vervanging van het zittende kabinet door een crisis- of nationaal kabinet. Naar het oordeel van het Front kon aan die wens geen gehoor worden gegeven. De grondwet schreef voor dat de pre¬ sident op grond van de verkiezingsuitslag een regering formeerde. Om die reden had de regering besloten om vervroegde verkiezingen uit te schrijven. Deze zouden ‘ultimo mei 1991’ worden gehouden. Pas daarna
524
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
kon er op basis van de stembusuitslag tot de samenstelling van een nieuw kabinet worden overgegaan.66 Shankar sprak de verklaring van het Front op band in en stuurde de opname naar de
stvs
en een aantal radiostati¬
ons. De militairen wisten met succes de uitzending van de redevoering via de
stvs
te verhinderen, maar bij Apinti waren zij te laat. Dit station
zond de verklaring van Shankar integraal uit.67 De actie van de Frontregering miste haar uitwerking niet. De top van het Nationaal Leger trok zijn conclusies. Als de regering ervan afzag eer¬ der gemaakte afspraken na te komen en weigerde uit eigen beweging op te stappen, dan liet dit de legerleiding geen andere keus dan terug te grij¬ pen op dwingender methoden. Rond 20.00 uur die avond belde Chas Mijnals namens het Militair Gezag naar de president. Hij liet Shankar weten dat de militairen de regeermacht hadden overgenomen. Degenen die in het paleis aanwezig waren, werd verzocht rustig naar huis te gaan en geen handelingen te plegen die problemen zouden kunnen veroorza¬ ken. Op de vraag van Shankar of hij deze boodschap aan de andere aan¬ wezigen diende door te geven, antwoordde Mijnals bevestigend. Hierna kwam Lachmon aan de lijn. Mijnals herhaalde zijn mededeling. Nadat Lachmon had laten weten het bericht te hebben begrepen en had aange¬ geven navenant te zullen handelen, verbrak Mijnals de verbinding.68 Mijnals: ‘Het gemak waarmee mijnheer Shankar zich liet wegsturen. Het was werkelijk beschamend om te zien hoe gedwee hij meewerkte aan het plegen van de coup. Vanaf dat moment was het respect van de militai¬ ren voor de president, dat nooit groot was geweest, totaal verdwenen. Maar wat wil je? De boel was finaal vastgelopen. Het telefoontje was voor het Front een manier om van de regeermacht af te komen. Shankar had geen ballen. Hij had kunnen reageren met: “Mijnheer Mijnals, ik nodig u uit om op het paleis te komen.” Hoe dan ook, hij had moeten vechten voor de saké van de natie en de democratie. Maar hij liet zich met één tele¬ foontje inpakken.’69 Naar de mening van Mijnals deed de president zijn (door de oppositie bedachte) bijnaam ‘Ram is Zwak’ alle eer aan.7° Graanoogst: ‘De samenleving werd door de regering steeds meer in een antistemming gebracht. Het niet-toelaten van Bouterse tot Neder¬ land en de vernedering die Shankar zich bij het “Torentje” liet welgeval¬ len, waren de spreekwoordelijke druppels.71 Er was maar één constate¬ ring mogelijk: de initiatieven van de regering waren op niets uitgelopen. Het was Lachmon die de stekker eruit trok. Arron had best willen door¬ gaan, maar Lachmons stem was doorslaggevend. Shankar speelde een rol van ondergeschikt belang. Hij was geen politicus, geen leidersfiguur. Wat zich wreekte was dat de Frontleiders en het Militair Gezag ervan af had-
525
den gezien om zitting te nemen in de Staatsraad. Op die manier had er meer begrip voor eikaars standpunten kunnen worden gekweekt. Het democra¬ tiseringsproces had hierdoor in goede banen kunnen worden geleid en de coup had kunnen worden voorkomen. Nu ontbrak er een sturend or¬ gaan en gingen het leger en de oude politiek als vanouds weer clashen.’72 Herrenberg: ‘Ik pendelde op en neer tussen het kabinet van de bevel¬ hebber en het presidentieel paleis. Militairen hadden strategische posi¬ ties ingenomen, maar dat was onder de toenmalige omstandigheden nor¬ maal. Shankar had zich voorgenomen een rede uit te spreken voor de televisie, terwijl dit niet was afgesproken. De onderhandelingen waren nog gaande. Begrijpelijk genoeg viel dit eigengereide optreden van de president bij de legerleiding niet in goede aarde. Maar dat de Front leiders in reactie op het telefoontje van Mijnals onmiddellijk opstapten, als gehoorzame soldaten, lag niet aan intimidatie door het Militair Gezag, maar aan de zwakte van het Front, dat geen gezicht had en geen daadkracht toonde. Hadden de Frontleiders geweigerd de regeermacht aan de militairen over te dragen, dan was er een patstelling ontstaan en hadden allerlei mensen hun diensten aangeboden om uit de impasse te geraken. Dan was er geen coup geweest, maar waren de onderhandelin¬ gen voortgezet. Het Front heeft zelf verhinderd dat het die kant is opge¬ gaan.’73 Wijdenbosch: ‘In opdracht van Bouterse ben ik in de middag naar het paleis gegaan om verder te onderhandelen over een gemeenschappelijke verklaring. Arron en Lachmon hadden ’s ochtends een conceptverklaring opgesteld, maar die tekst dekte de afspraken met de militairen onvol¬ doende. Op het paleis ontmoette ik de Frontleiders, Rodgers, Radhakishun en nog een paar anderen. Ook Herrenberg was er. Lachmon liet weten blij te zijn dat ik was gekomen en spoorde mij aan een nieuwe tekst te formuleren. Arron reageerde woedend. Wat ik mij wel niet verbeeldde. Zeker omdat ik een politicoloog was, zou ik de richting van het politieke proces mogen bepalen. Okay, reageerde ik, dan niet. Dan ga ik weer weg. Maar Lachmon liet zich niet uit het veld slaan. Hij droeg mij op met schrijven te beginnen en wist Arron ervan te overtuigen de onderhande¬ lingen nog een kans te geven. Erg ver kwamen wij niet. Beneden in het paleis stond een televisie. Op een gegeven moment hoorden de militai¬ ren Shankar de oude verklaring voorlezen. Ze heten mij toen weten dat het geen zin meer had de bemiddelingspoging voort te zetten. Ik ben toen uit het paleis vertrokken. Het optreden van Shankar was de oorzaak van de Kerstcoup. Was Arron president geweest, dan had die coup waar¬ schijnlijk nooit plaatsgevonden.’74
526
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Shankar: ‘De president, de Frontleiders en een aantal ministers, on¬ der wie Venetiaan en Radhakishun, waren in het paleis bijeen om te pra¬ ten over de situatie die was ontstaan. Ook Mungra en Rodgers waren aan¬ wezig. Een paar dagen eerder had Bouterse zijn ontslag als bevelhebber ingediend en tot woede van de militairen had ik dit ontslag geaccepteerd. We waren bij elkaar om een verklaring voor de pers op te stellen. Ver¬ tegenwoordigers van de media waren ook aanwezig. Namens Bouterse kwamen Herrenberg en Wijdenbosch naar het paleis om te praten met Lachmon en Arron. Zij eisten dat ik mij terugtrok en dat er in mijn plaats een andere president zou worden geïnstalleerd. Lachmon en Arron wei¬ gerden hiermee in te stemmen. Zij stonden erop dat de zittende regering nieuwe verkiezingen zou organiseren. Dat heb ik ook aan Wijdenbosch en Herrenberg meegedeeld. Die gingen hierop terug naar Bouterse. Niet lang daarna belde Mijnals met het bericht dat het Militair Gezag de macht had overgenomen. De verslagenheid en bitterheid bij ons waren groot. Ik had nog wel kans gezien een rede op te nemen waarin ik ver¬ vroegde verkiezingen aankondigde, maar het lukte alleen Apinti om die toespraak uit te zenden. Het ontslag van Bouterse was een van de belang¬ rijkste redenen van de coup.75 Ajodhia: ‘Wij waren op het paleis bijeen om een aantal besluiten te nemen. We kwamen overeen om vervroegde verkiezingen te organiseren, om een ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking in het leven te roepen om Arron te ontlasten en om te bezien hoe we het WestSurinameplan opnieuw ter hand konden nemen. Shankar gedroeg zich moedig. Hij las een zelfgeschreven verklaring voor, terwijl de militairen met het opstellen van een andere verklaring bezig waren. Na het tele¬ foontje van Mijnals - die Shankar aan de lijn kreeg, maar naar Lachmon vroeg - konden we niet anders dan het hoofd in de schoot werpen. Ieder¬ een was stil en bezorgd. Wij hebben rustig het paleis verlaten en zijn naar het huis van Shankar gegaan om na te praten.’76 Venetiaan: ‘De coup was dramatisch en traumatisch. Om elf uur ’s ochtends was het paleis van de president omsingeld. We waren bij el¬ kaar gekomen om te vergaderen over het houden van vervroegde verkie¬ zingen. Mogelijk waren de militairen daar bang voor. Zij oefenden druk uit op Lachmon, wat hun positie sterk maakte. Shankar slaagde erin een toespraak op te nemen over het organiseren van vervroegde verkiezingen. Intussen voerden de militairen de druk steeds meer op. Wijdenbosch en Herrenberg verschenen op het paleis en praatten namens Bouterse met de Lrontleiders. Alles wees erop dat er een machtsovername aan de gang was. Het woord telefooncoup is dan ook onzin. Dat telefoontje is wel ge-
527
pleegd, maar had nauwelijks betekenis. Feitelijk had de staatsgreep op dat moment al plaatsgevonden.’77 Kensmil: ‘Shankar is onrecht aangedaan. Hij was géén slechte presi¬ dent. Wat hem opbrak, was dat hij geen politiek leider was. Hij was een goed bestuurder, die door de militairen het stigma van sukkel kreeg opge¬ plakt en daar niet meer vanaf kwam. Dat verdiende hij niet. Politiek moest hij in Lachmon natuurlijk zijn meerdere erkennen en vond hij Arron als vicepresident naast zich. Maar Shankar had genoeg bestuurlijke ervaring en intellectuele bagage om het ambt dat hij bekleedde naar be¬ horen uit te oefenen. Het machtsvraagstuk verhinderde dat hij een faire kans kreeg. Bouterse was vastbesloten zijn presidentschap te laten mis¬ lukken.’78 Arti Jessurun: ‘De regering Shankar-Arron was vooral een ambtena¬ renregering. De lopende zaken werden afgehandeld, maar er werd geen nieuw beleid ontwikkeld en er werd gedraald met het nemen van beslis¬ singen. Eigenlijk was dit niets nieuws. Ook vroeger schoof men liever za¬ ken voor zich uit, hopende dat die zich vanzelf zouden oplossen. Wat ons vooral trof, was dat Arron enorm voorzichtig was in zijn opstelling tegen¬ over de militairen. In de fractie heerste hierover vaak wanhoop en soms ook woede. Er werd naar onze mening te weinig stelling genomen en on¬ voldoende doorgepakt. Van die voorzichtigheid ging een verlammende werking uit waarvan de militairen hebben kunnen profiteren. Achteraf constateer ik dat we af en toe misschien wat ongeduldig waren en dat Arron zich wijzer opstelde dan we ons op dat moment realiseerden. Maar als jonge parlementariërs wilden we er echt iets van maken en vonden we dat de regering gewoon kansen liet liggen.’79 Arron: We waren die dag op het paleis bijeen. De president en de Frontleiders. We beraadden ons op de politieke situatie die was ontstaan. Rodgers en Nooitmeer waren er ook bij, namens de nps. We hadden niet het minste vermoeden dat er een coup in de lucht hing. Shankar deed verslag van het tele¬ foongesprek dat hij met Mijnals had gevoerd. Het Militair Gezag had geëist dat we het paleis onmiddellijk zouden verlaten. Al eerder hadden we in de ga¬ ten gekregen dat het paleis omsingeld was. Er was overal militair geschut op¬ gesteld. We konden twee dingen doen: de eis van de militairen inwilligen of in verzet komen. We kwamen al snel tot de conclusie dat er al genoeg bloed had gevloeid en besloten om die reden het paleis te verlaten. We hebben niet over¬ wogen om buitenlandse hulp in te roepen. Dat zou alleen maar tot een verdere escalatie van de situatie hebben geleid. Een aantal van ons is die avond naar het huis van Shankar gegaan. De president was erg aangeslagen. Ik ben tot zes uur de volgende ochtend bij hem gebleven.
528
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Over de figuur Shankar is veel discussie geweest. Niet over zijn kandida¬ tuur, maar over zijn wijze van optreden. Laat ik vooropstellen dat de verstand¬ houding tussen Shankar en mij al die tijd uitstekend is geweest. We hebben als een hecht team samengewerkt en nooit enig conflict gehad. Opmerkingen dat Shankar een marionet zou zijn geweest van Lachmon en een zwakke presi¬ dent komen uit de koker van Bouterse, die niets heeft nagelaten om het imago van de president te beschadigen. Shankar wist heel goed wat hij deed en han¬ delde volgens zijn bevoegdheden. Nooit zijn er situaties geweest waarin ik hem heb overruled. Ik weet dat veel mensen hier andere ideeën over hebben, maar dit is de waarheid. We waren dan wel uit het paleis vertrokken, maar hadden verder geen en¬ kele toezegging aan de militaire leiding gedaan. De regering was ook nog niet afgetreden. De volgende dagen hebben wij ons op het standpunt gesteld dat de militairen eerst concreet dienden aan te geven wanneer er nieuwe verkiezin¬ gen zouden worden georganiseerd. Pas dan zouden we de regeermacht over¬ dragen. We wilden niet terug naar de jaren tachtig, toen de militairen steeds verkiezingen in het vooruitzicht hadden gesteld, maar hun belofte nooit waren nagekomen. Het Militair Gezag gaf gehoor aan onze eis waarna wij met de overdracht van de regeermacht hebben ingestemd. En evenals in 1980 werden we eervol ontslagen onder dankzegging voor de vele zwaarwichtige diensten die we het land hadden bewezen (lacht). Dat de militairen wensten in te grijpen omdat de regering besluiteloos was en onderpresteerde, is onzin. Dat was hooguit een voorwendsel. Bouterse was gegriefd door de opstelling van Shankar, die het niet voor hem had opgenomen toen hij op doorreis in Nederland van de buitenwereld werd afgesloten in een ruimte op Schiphol. En hij was ontdaan toen Shankar het ontslag dat hij had aangeboden als legerleider had aanvaard. Bouterse had erop gespeculeerd dat de president hem zou verzoeken om aan te blijven. Dit gezichtsverlies is waar¬ schijnlijk de aanleiding tot de staatsgreep geweest. Maar de belangrijkste oor¬ zaak van de coup was dat de militairen de regeermacht weer in handen wilden krijgen. Hetzelfde scenario als in 1980.80 Op 27 december maakten alle ministers kenbaar hun portefeuille aan te bieden aan de president en gaven Shankar en Arron hun ambt terug aan de Nationale Assemblee. Zij zagen geen andere mogelijkheid dan te buigen voor wat zij eufemistisch aanduidden als ‘de recente politieke ontwikkelingen en de huidige maatschappelijke realiteiten’.81 Vervolgens bereikten het Militair Gezag en de Frontpartijen consensus over de kandi¬ datuur van Johan Kraag en Jules Wijdenbosch. Beiden werden op 29 de¬ cember voorgedragen respectievelijk als president en vicepresident, ge¬ steund door (het wettelijke minimum van) zeven Assembleeleden. Tot
529
de ondersteuners behoorden geen vertegenwoordigers van de
nps.
Bij
een meerderheid van de nps-parlementariërs heerste ontevredenheid over de voordracht van Kraag. Zij waren er niet van onder de indruk dat de 77-jarige
NPS-er
niet namens zijn partij, maar op aandringen van het
Militair Gezag kandidaat was gesteld.82 Voor hen gold dat dit de man was die actief had geparticipeerd in het Comité Herstel Democratie. Waarom moest uitgerekend hem het ambt van president worden toebedeeld? Arron deed een emotioneel beroep op zijn partijgenoten om akkoord te gaan. Onder de gegeven omstandigheden had het naar zijn zeggen geen zin om protest aan te tekenen. Maar voor veel Assembleeleden ging het om een gewetenskwestie. Zij hadden moeite met de pragmatische opstel¬ ling van Arron en de toegeeflijke houding van Lachmon. In hun beleving had de laatste steeds de heiligheid van het Front gepreekt, maar intussen steeds meer toenadering gezocht tot de ndp.83 Op 29 december werden Kraag en Wijdenbosch door de Nationale Assemblee tot nieuwe president en vicepresident gekozen. Het kostte voorzitter Lachmon vele uren om de daarvoor benodigde twee derde meerderheid bij elkaar te krijgen. Negen Assembleeleden van NPS-huize weigerden aan de vergadering deel te nemen. Zij verzetten zich tegen de handelwijze van Lachmon. Aanvankelijk was overeengekomen dat er, evenals bij de verkiezing van Shankar en Arron, een geheime schriftelij¬ ke stemming zou plaatsvinden en waren er om die reden stembriefjes ge¬ reedgemaakt. Maar tegen de afspraken in besliste Lachmon met instem¬ ming van Arron dat de verkiezing bij acclamatie zou plaatsvinden. Er was immers maar één lijst ingediend. Maar volgens de negen NPs’ers verhin¬ derde deze procedure dat zij naar eer en geweten in plaats van gedwee volgens de fractiediscipline hun stem konden uitbrengen.84 Kallan: Als fractie hadden we die ochtend in het Moederbondgebouw besloten om niet mee te werken aan de verkiezing van Kraag en Wijdenbosch. Maar kort vóór aanvang van de Assemblee-vergadering werd duidelijk dat de Frontleiding alles op alles wilde zetten om het tweetal in het zadel te helpen. Daar verzetten wij ons tegen. Wij waren niet bang voor de militairen. Arron heeft ons die dissidente opstelling erg kwalijk genomen. Wekenlang heeft hij ons niet willen zien. Later is het allemaal weer goed gekomen, want hij was geen man die zich door rancune liet leiden. Naderhand hebben we vastgesteld dat Arron het eigenlijk bij het rechte eind had. Voorzichtigheid was in 1990 nog geboden. Maar een aantal van ons was jong en ongeduldig en geloofde werkelijk dat we het landsbelang dienden door op onze strepen te blijven staan.’85 Ruth Wijdenbosch: ‘We hadden ons verschanst in een bijgebouw op
530
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
het Assembleeterrein en weigerden de deur open te doen voor Arron, die geïrriteerd op de deur klopte en ons sommeerde naar buiten te komen. Voor ons stond vast: we laten ons niet overhalen om de verkiezing van Kraag en Wijdenbosch mogelijk te maken. Na de vergadering begaven we ons naar de voorzitterskamer om Arron te groeten. Hij reageerde woedend en heeft ons weggejaagd. Op dat moment waren we er nog steeds van overtuigd dat we niet hadden mogen toegeven. In onze ogen hadden we een kans gemist om de democratie te redden. Met de kennis van nu zeg ik: Arron schatte de risico’s waarschijnlijk beter in dan wij. Hij wilde ons en de samenleving voor groter onheil behoeden. Mede door wat hij per¬ soonlijk had meegemaakt, woog voor hem die verantwoordelijkheid zwaar. Maar ook processen die andere landen na een militaire dictatuur hadden doorlopen, sterkten hem in zijn oordeel dat vooralsnog de weg van de ge¬ leidelijkheid diende te worden bewandeld. De tijd was nog niet rijp voor een radicale aanpak.’86 Kletter: ‘Tijdens de vóórvergadering in het Moederbondgebouw had Arron opgemerkt: “Ik kan jullie niets opdragen als DNA-leden87, maar ik kan jullie wel een advies geven. Denk aan jullie leven en aan dat van jullie gezin. Ik adviseer jullie om vóór te stemmen.” Ik heb toen geantwoord: voorzitter, ik vind het geweldig dat u zich zorgen maakt over mij en mijn gezin, maar over deze kwestie beslis ik zelf. Ik ga tégen stemmen. De an¬ dere leden vielen mij bij. Alleen Rodgers en Waarde hielden zich stil. Nooitmeer het weten zich als fractievoorzitter verplicht te voelen vóór te stemmen, ook vanwege zijn vriendschap met Jules Wijdenbosch. Arron reageerde afgemeten: “Dan zien jullie maar.” Toen ik ’s middags bij het Assembleegebouw kwam, vingen Kruisland en Jessurun mij op. Zij vertelden dat Lachmon had geroepen dat wie naar boven ging vóór had gestemd. Om die reden bleven wij beneden in een bijgebouw op het DNA-terrein. Eerst bonsde een woedende Arron op de deur en beet ons toe dat we naar boven moesten komen. Wij weigerden hieraan gehoor te geven. Ook een oproep van Alwin Mungra, die namens Lachmon naar beneden was gegaan, negeerden wij. Toen meldde Lach¬ mon zich in eigen persoon: “Jullie willen niet naar boven komen, no? Ik zal Bouterse hiervan in kennis stellen.” Ik heb toen gezegd: voorzitter, toen wij Shankar moesten kiezen, hebben we met stembriefjes gewerkt. Waarom nu niet? Als we met stembriefjes gaan werken, dan kom ik naar boven. De andere fractieleden maakten kenbaar dit standpunt te delen. Maar Lachmon antwoordde: “Met Shankar wilde ik er een show van ma¬ ken, maar nu niet.” Daarop heb ik gezegd: Okay, dan zal ik Bouterse laten weten dat je voor Wijdenbosch geen show wilt maken. Hierop droop
531
Lachmon boos af. Om de druk verder op te voeren, zocht ook legeroffi¬ cier Rupert Christopher ons op. We zouden er volgens hem de gevolgen nog wel van ondervinden als we ons zo star zouden blijven opstellen. We hebben ons er niet door uit het veld laten slaan, want het was duidelijk dat we in ons recht stonden. Onze vriendschap met Arron leed er wel on¬ der, maar gelukkig duurde dit niet lang. We vergaven hem uiteindelijk zijn voorzichtigheid. Arron had, anders dan wij, de dood in de ogen ge¬ zien. Hij kon niet anders dan op bepaalde momenten toegeven aan de verlangens van de militairen.’88 Uiteindelijk waren er 34 Assembleeleden die de verkiezing van Kraag en Wijdenbosch mogelijk maakten. Verdeeld over de verschillende par¬ tijen:
ndp
(3),
palu
(2), Pendawa Lima (4), vhp (13),
ktpi
(9) en nps (3).
Van de laatste partij waren het Rodgers, Nooitmeer en Waarde die aan de stemming deelnamen. De NPs’ers die de vergadering hadden geboycot, reageerden verbitterd. In hun ogen was de staatsgreep ten onrechte gele¬ galiseerd met een beroep op de artikelen 177 en 178 van de grondwet. Zij stelden vast dat de volkswil was vertrapt, dat de democratie zware averij had opgelopen en dat de Nationale Assemblee en de Frontleiders zichzelf te kijk hadden gezet.89 Arron: Kraag en Wijdenbosch werden in de Nationale Assemblee tot pre¬ sident en vicepresident gekozen. Ik had daarbij de grootste problemen met de NPS-fractie, die onder aanvoering van Arti Jessurun bezwaar aantekende tegen de gevolgde procedure en tijdens de stemming uit de vergaderzaal wegbleef. Maar ik vond dat we gewoon het landsbelang dienden te laten prevaleren. Met in mijn achterhoofd de gedachte: jullie houden de verkiezingen binnen de toe¬ gezegde termijn en gaan voor de tweede keer verliezen. Want het stond voor mij vast dat het Militair Gezag de coup had gepleegd om revanche te nemen voor de verkiezingsnederlaag van 1987. Tot hun grote frustratie had de
ndp
toen een veel slechter resultaat geboekt dan de partijleiding had verwacht. Waarom Kraag president wilde worden? Ik heb dit nooit helemaal begre¬ pen. Hij voelde zich kennelijk vereerd door de uitnodiging, meende iets goeds te kunnen doen voor zijn land en had de steun van zijn familie. Ik ben ook nooit te weten gekomen welke personen er verder voor deze functie zijn bena¬ derd. Zijn naam werd op een gegeven moment op tafel gelegd en ik heb eraan meegewerkt. We hebben een goede relatie met Kraag onderhouden, vóór en na het presidentschap. Natuurlijk ben ik ook boos geweest over zijn manoeuvre, maar ik heb het niet op de spits gedreven. In het democratiseringsproces stelde Kraag zich principieel op richting de militairen. Dat maakt zijn stap nog moeilijkerte begrijpen. Mijn goede persoonlijke band met Kraag had met nog iets anders te maken.
532
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Je had drie oude vrienden: Kraag, de oud-directeur van onderwijs Kamp en mijn eigen schoonvader. Zij waren jeugdvrienden, opgevoed in de traditie van de Evangelische Broedergemeente. Deze vriendschap is tot hun dood blijven bestaan. De families zijn ook altijd goed op elkaar gebleven. Als ik te rigoureus te werk was gegaan, dan had ik familieverhoudingen kapotgemaakt. Ik ben hard in de politiek, ik ben een realpolitiker, maar zover wilde ik het niet laten komen.90 Op 7 januari 1991 werd de regering-Kraag/Wijdenbosch beëdigd. De belangrijkste taak van de regering was het organiseren van verkiezingen binnen honderdvijftig dagen. Het Front had ervan afgezien ministers voor te dragen en te kennen gegeven de regering alleen maar te zullen ge¬ dogen. Dit betekende dat de ministersposten grotendeels in handen wa¬ ren van afgevaardigden van de
ndp.
Een uitzondering vormde de porte¬
feuille van Binnenlandse Zaken. Die was toebedeeld aan Hans Breeveld, op dat moment adjunct-secretaris van het congresbestuur van de
nps.
Breeveld was voorgedragen door het Militair Gezag en nam op persoon¬ lijke titel zitting in de regering.91 Arron: Venetiaan en ik hebben Breeveld ontraden om minister van Binnenlandse Zaken te worden. Sterk ontraden. Hij heeft het toch gedaan. Gaandeweg het proces naar de verkiezingen, toen hij eenmaal daar zat, hebben we wel voldoende politiek verstand getoond en ons flexibel opgesteld. We hebben toen zeker gebruikgemaakt van zijn aanwezig¬ heid, immers aan hem was de organisatie van de verkiezingen opgedragen. Maar dat was pas in tweede instantie. De post had van mij gerust naar de ndp mogen gaan. Bouterse zou die verkiezingen ook dan verloren hebben. De Kerstcoup werd in Suriname veroordeeld door een breed front van organisaties, van politieke partijen en het bedrijfsleven tot het
cck
en de vakbeweging. Ook Nederland, Frankrijk, de vs, Venezuela, de
eeg,
caricom
en de
oas
tekenden protest aan tegen de staatsgreep. Drie lan¬
den besloten daarnaast hun ontwikkelingshulp aan Suriname te bevrie¬ zen: Nederland, de vs en Venezuela. De Venezolaanse president Pérez, die de coup een diepe belediging voor de waardigheid van de Amerika’s noemde, riep bovendien zijn ambassadeur uit Paramaribo terug.92 Voor het grootste deel van de nationale en een substantieel deel van de internationale gemeenschap stond vast dat de regering-Shankar op een ongrondwettige wijze naar huis was gestuurd. Het Militair Gezag had niet de bevoegdheid de president af te zetten of anderszins op de stoel van de Nationale Assemblee te gaan zitten. Ook de artikelen 177 en 178 van de grondwet, waar de militairen een beroep op deden om hun staatsgreep te rechtvaardigen, boden die ruimte niet. Als opperbevelhebber van het leger stond de president hiërarchisch boven het Militair Gezag.
533
Hij kon de legerleiding bevelen geven, niet andersom. Het optreden van de Nationale Assemblee na de staatsgreep hield ook geen legitimatie of legalisatie van de militaire machtsovername in. De volksvertegenwoor¬ diging betuigde onder druk van de omstandigheden haar instemming met de benoeming van een interim-regering om nieuwe verkiezingen moge¬ lijk te maken. In deze handeling lag niet als vanzelf besloten dat het par¬ lement de regering-Shankar afwees of de coup goedkeurde.93 Het beeld dat de militairen de regeermacht zonder slag of stoot over¬ namen vereist bijstelling. De Frontregering deed wat constitutioneel mo¬ gelijk was en nam eind december twee besluiten: zij aanvaardde het ont¬ slag van Bouterse als bevelhebber van het Nationaal Leger en bepaalde dat er uiterlijk in mei 1991 nieuwe verkiezingen zouden plaatsvinden. Zij weigerde op last van het Militair Gezag haar regeermacht terug te geven aan de Nationale Assemblee of toe te staan dat er een crisisregering werd geformeerd. Daar ging het Militair Gezag niet over. Bovendien beschikte de regering nog altijd over een ruime meerderheid in de Nationale As¬ semblee. In laatste instantie kon de regering echter weinig stellen tegenover het risico van een gewapend treffen. Met de decembermoorden, de Moiwanamoorden, de moord op Gooding en andere mensenrechtenschen¬ dingen nog vers in het geheugen ervoer de Frontleiding de situatie terecht als grimmig. Het was onverstandig de aanwezige dreiging licht¬ vaardig op te nemen. In de omgeving van het presidentieel paleis hadden groepen militairen zich samengetrokken en waren op strategische posi¬ ties legervoertuigen opgesteld. De staatsgreep bestond niet uit het ple¬ gen van een simpel telefoontje, maar was een goed voorbereide en effi¬ ciënt gecoördineerde actie.94 De belangrijkste overeenkomst tussen 25 februari 1980 en 24 decem¬ ber 1990 was dat in het zicht van verkiezingen de krijgsmacht besloot om gewapenderhand te interveniëren en de macht naar zich toe te trekken. Anders dan op 25 februari 1980 zouden er op 24 december 1990 geen do¬ den of gewonden vallen en zouden verkiezingen spoedig volgen. Waar de rol van Nederland bij de eerste gebeurtenis nog altijd om opheldering vraagt, lagen de kaarten in het laatste geval duidelijker. De gereserveerde opstelling van Den Haag en het beperkt vrijmaken van verdragsmiddelen betekenden per saldo geringe steun voor het proces van democratisering en economische wederopbouw. Mede als gevolg hiervan slaagde de rege¬ ring-Shankar er niet in de crises in het land tot een oplossing te brengen en haar positie ten opzichte van de militairen te versterken.
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
VERKIEZINGEN EN FORMATIE REGERING-VENETIAAN
Op 7 februari werd bekend dat de verkiezingen op 25 mei zouden plaats¬ vinden. Voor de deelnemende partijen was dit een teken om zich op hun positie te beraden en te onderzoeken of zij zelfstandig dan wel als onder¬ deel van een combinatie de verkiezingsstrijd zouden ingaan. Op een ver¬ gadering van het NPS-congres op 17 februari sprak de partij haar vertrou¬ wen uit in voorzitter Arron en de overige leden van het hoofdbestuur. Beroering over het besluit van Hans Breeveld om toe te treden tot de re¬ gering Kraag/Wijdenbosch bleef uit. Breeveld kreeg van de partijaanhang een warm onthaal. Volgens voorzitter Nooitmeer was er geen enkele reden om hem te royeren, zoals enkele partijleden hadden gesuggereerd. Wel moest het Nooitmeer van het hart dat de resultaten van de Frontregering hem teleurgesteld hadden. Hij brak de staf over enkele
NPS-mi-
nisters die volgens hem zelden of nooit te bereiken waren geweest voor partijleden en die in meerdere opzichten niet aan de verwachtingen had¬ den voldaan. Arron onthield zich van commentaar op het functioneren van de Frontregering. Evenmin ging hij in op de ontboezeming van Nooitmeer dat hij benaderd was om het voorzitterschap van de
nps
over
te nemen. Volgens de congresvoorzitter - die er naar eigen zeggen niet over peinsde dergelijke verzoeken te honoreren - bestond er weinig be¬ grip voor de drukke agenda van Arron, die onmogelijk op ieder gewenst moment mensen kon ontvangen, en was het de plicht van elk lid om te werken aan het bewaren van de eenheid in de partij.95 Gesteld voor de komende electorale krachtmeting waren er voor de nps
drie scenario’s denkbaar. De partij kon alleen de verkiezingen ingaan
en kiezen voor een rol in de oppositie, uit het Front treden en een nieuwe combinatie vormen met kleinere partijen als de
hpp
en de
voor een versterking en verbreding van het Front met de
spa,
spa.
of kiezen De partij-
geledingen werden het erover eens dat het laatste scenario het gunstigste perspectief bood voor het herstel van de democratie en de rechtsstaat. In reactie op kritiek van het japin dat het Front zich te toegeeflijk had opge¬ steld richting het Militair Gezag96 bezwoer Arron niet te concluderen dat het Front had gefaald. Liever hield men het erop dat de Frontleiders hun doelstellingen niet hadden bereikt. Arron erkende dat het herstel van de democratische rechtsstaat de basis diende te blijven van het handelen van de
nps,
maar wees erop dat Suriname in Zuid-Amerika lag en dat het
militair apparaat met de vereiste zorgvuldigheid in de democratie diende te worden geïncorporeerd. In dit verband verweet hij de Nederlandse re¬ gering onoprechtheid: ‘De ambassadeur heeft getracht mij na 24-12-1990 te spreken [te krijgen]. Ik heb hem niet te woord gestaan. Ik heb teveel
535
gewaarschuwd dat door de houding van Nederland de jonge democratie de das is omgedaan.’97 Aansluitend besloot het
nps-congres
op 24 februari de samenwer¬
king in Frontverband voort te zetten en aan te sturen op een uitbreiding van de combinatie. Met een kennelijke verwijzing naar de intriges van het Comité Herstel Democratie beklemtoonden Arron, Venetiaan, Jessurun en Sedoc dat de
nps
een regenboogpartij was die alle rassen omvatte en
etnische polarisatie met kracht verwierp. In de verwachting daarmee rust en stabiliteit in de sociale sector te creëren, kondigden zij aan dat er onderhandelingen zouden worden geopend met de vakbeweging. Eerder hadden de
vhp
en de
ktpi
al te kennen gegeven met de
nps
te willen
doorgaan als Front voor Democratie en Ontwikkeling en welwillend te staan tegenover een versterking van het samenwerkingsverband. Arron maakte tijdens de vergadering bekend voorzitter van de
nps
en het Front-
beraad te zullen blijven, maar geen plek te ambiëren op de kandidaten¬ lijst en niet beschikbaar te zijn voor een politiek-bestuurlijke functie, ongeacht de stembusuitslag. Hij zag het als zijn hoofdtaak om met de verkiezingscommissie onder leiding van Venetiaan de
nps
weer te maken tot
‘de sterke partij van weleer’.98 Intussen had de Moederbond - die zich vóór de staatsgreep al kri¬ tisch over de Frontregering had uitgelaten - zijn opstelling richting de verhard. De vakcentrale keerde zich tegen een voortzetting van de
nps
samenwerking tussen de
nps,
de
vhp
en de
ktpi. Zou
de
nps
wederom
besluiten in Frontverband op te trekken, dan zou de Moederbond zijn le¬ den adviseren niet op deze combinatie te stemmen.99 Deze mededeling kwam voor de
nps
niet als een verrassing. Steeds meer bonden waren
zich eind jaren tachtig gaan verzetten tegen het bondgenootschap met de nps.
Voor Fred van Russel was dit in 1991 reden om als voorzitter van de
Moederbond terug te treden. Onder zijn opvolger Imro Grep schoof de vakcentrale in zijn politieke oriëntatie in toenemende mate op richting de
ndp.
Deze ontwikkeling was voor Arron aanleiding om de samenwer¬
kingsmogelijkheden met de s pa te verkennen. Eerder had Arron gereserveerd gestaan tegenover een alliantie met de partij van Fred Derby en Siegfried Gilds. Dit had te maken met de am¬ bivalente gevoelens die er in de partij heersten ten aanzien van de opstel¬ ling van Derby, die na 1980 Bouterse lange tijd het voordeel van de twijfel had gegund, ook na de decembermoorden een soms moeilijk te door¬ gronden relatie met de legerleider had onderhouden en volgend op het formele herstel van de democratie in 1988 op de ‘oude politiek’ was blij¬ ven afgeven. Ook de herinnering aan de oppositie van Derby tegen de
536
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
‘vijanden van de arbeiders in de
nps’
in de jaren zeventig temperde het
enthousiasme van groepen Nps’ers om de samenwerking met hem te her¬ nieuwen. De VHP- en de en Soemita hadden de
KTPi-top
spa
keken hier anders tegenaan. Lachmon
in 1988 al in het Front willen halen, ondanks
de lege handen waarmee de partij na de verkiezingen was achtergeble¬ ven. Shankar had Gilds tot minister van Justitie willen benoemen. In de regering-Wijdenbosch had hij bewezen op zijn plaats te zijn op dit depar¬ tement. Arron had echter volgehouden dat hij de uitbreiding van de com¬ binatie met de
spa
op dat moment onmogelijk aan zijn achterban kon
verkopen.100 Door de gewijzigde opstelling van de Moederbond was een nieuwe situatie ontstaan en samenwerking met Derby een voor de hand liggend alternatief geworden. Met de inpassing van de alliantie worden gesmeed met
c’47
en de
spa
clo
in het Front kon een
en het verlies van de
Moederbond als bondgenoot genoegzaam worden opgevangen. De onderhandelingen tussen de
spa
en de Frontpartijen vonden plaats ten hui¬
ze van Siegfried Gilds. Op zijn terras werd het Nieuw Front voor Demo¬ cratie en Ontwikkeling geboren: ‘Acht dagen lang is hier vergaderd. We hadden tafels en stoelen gehuurd en die in een vierkantje gezet. Jagernath Lachmon dronk het ene glas cola na het andere.’101 Het was ook Lachmon die met het voorstel kwam om de oude naam van de combinatie met het voorzetsel Nieuw te tooien nadat de uitbreiding van het Front met de
spa
haar beslag had gekregen. Op haar congresvergadering van 17 maart keur¬ de de
nps
de uitbreiding van het Front en de nieuwe naam van de combi¬
natie officieel goed. Hierna ondertekenden de vier partijen eveneens bij Gilds thuis een communiqué waarin zij zich als Nieuw Front voor Demo¬ cratie en Ontwikkeling presenteerden. De combinatie verklaarde de am¬ bitie te hebben om de structurele problemen waarvoor Suriname zich ge¬ steld zag op te lossen door het nemen van fundamentele maatregelen ondersteund door een zo breed mogelijk draagvlak.102 Na moeizame onderhandelingen bereikte het Nieuw Front aan het einde van diezelfde maand overeenstemming over de zetelverdeling. De nps
en de
vhp
kregen elk 17 zetels toebedeeld, de resterende 17 zetels
vielen toe aan de
ktpi
en de
spa.
In Paramaribo werden de topposities op
de kandidatenlijst ingenomen door Nooitmeer (1), Lachmon (2), Soemi¬ ta (3) en Sylvester (4).103 Evenals Arron had ook Derby besloten zich niet voor de Nationale Assemblee verkiesbaar te stellen. Ten slotte bereikten de Frontleiders een akkoord over de verdeling van de hoogste bestuurlij¬ ke functies: de
nps zou
de president leveren en de vhp de vicepresident.
Voor het presidentschap waren al twee personen gepolst: Venetiaan en
537
Udenhout. Bij een overwinning van het Nieuw Front zou Lachmon terug¬ keren als voorzitter van de Nationale Assemblee.104 Op 7 april werden op een buitengewoon congres van de
nps
de na¬
men van de kandidaten voor de Nationale Assemblee vastgesteld. Deze waren voorgedragen door de kernen van de partij. Het hoofdbestuur had over de voordrachten gestemd, waarna het congres de kandidaten had goedgekeurd. Arron nam een staande ovatie in ontvangst als blijk van waardering voor de sterke positie die hij voor de
nps
had weten te bedin¬
gen. De stemming op Grun Dyari was uitbundig. Sprekers blaakten van zelfvertrouwen. Er bestond geen twijfel over de goede afloop van de ver¬ kiezingscampagne. Het Nieuw Front had de overwinning binnen hand¬ bereik.105 Op verzoek van Lachmon vond de eerste massameeting van het Nieuw Front plaats in Groningen. De keuze voor deze locatie had een be¬ langrijke symbolische betekenis. In het district Saramacca was in de jaren vijftig de verbroederingspolitiek van start gegaan.106 De Frontleiders beloofden samen met de bevolking te zullen werken aan het versterken van de democratie en de rechtsstaat, in hun ogen een voorwaarde voor het op gang brengen van duurzame ontwikkeling. Lachmon en Derby be¬ schuldigden de regering-Kraag/Wijdenbosch ervan een onverantwoord uitgavenbeleid te voeren. Door het Front gerealiseerde besparingen wer¬ den besteed aan het op royale schaal distribueren van eerste levensbe¬ hoeften. Het was volgens hen zonneklaar dat dit gebeurde om kiezers te paaien. Derby schoof de regering-Shankar arrogantie en een gebrek aan zelfkritiek in de schoenen, maar zegde toe dat het Nieuw Front de eerder gemaakte fouten zou herstellen. Volgens Bouterse onderhield het Nieuw Front, maar ook de nieuwe partij combinatie Binnenlandse Veiligheidsdienst
(bvd)
en de
DA’91,
cia.
banden met de
Beide waren volgens
hem erop uit de positie van het leger te ondermijnen.107 DA’91
(Democratisch Alternatief ’gi) bestond uit het Alternatief
Forum onder leiding van Winston Jessurun aangevuld met de Pendawa Lima en de
bep.
hpp,
de
Het Alternatief Forum was opgericht door in¬
tellectuelen die naar een structurele oplossing zochten voor de bestuur¬ lijke en economische problemen waarin Suriname verwikkeld was. De partij voelde zich aangesproken door ideeën die in Nederlandse rege¬ ringskringen leefden om de banden met Suriname te verstevigen. In fe¬ bruari was het zogeheten plan-Lubbers uitgelekt dat een pleidooi bevatte voor een ‘intensieve associatie’ tussen de twee landen. Het initiatief be¬ oogde een nauwere samenwerking op het gebied van defensie en buiten¬ landse zaken, een structurele versterking van het Surinaamse overheids-
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
apparaat, een waarborging van de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechtspraak, en een bundeling van krachten in het belang van een funda¬ mentele monetaire en economische sanering. De ideeën hadden de in¬ stemming van minister-president Lubbers en de ministers Hirsch Ballin, Van den Broek en Pronk.108 In Suriname stond het plan-Lubbers al snel bekend onder de naam ‘gemenebestplan’.
DA’91
was de partijcombinatie die zich er onvoorwaar-
delijk mee identificeerde. De ndp wees het plan categorisch af en be¬ stempelde het als een opzichtige poging van Nederland om Suriname te rekoloniseren. Het Front hield zich op de vlakte. Officieel was er geen plan-Lubbers en vooral de nps achtte het niet wenselijk te reageren op onbevestigde berichten die erover in de media circuleerden. Tegenover ingewijden het Arron weten dat het plan in zijn beleving haaks stond op de idealen waar hij zich als partijleider sterk voor had gemaakt. Tevens betreurde hij de oprichting van het Alternatief Forum. De lessurun-familie was een NPS-familie en telgen die politiek dreigden af te dwalen, dienden naar zijn zeggen te worden aangemoedigd naar huis terug te keren. Het ‘gemenebestplan’ ontmoette binnen de vhp en de ktpi meer bijval, maar ook deze partijen, onkundig van de precieze strekking en achterliggende bedoelingen van het initiatief, namen geen officieel standpunt in. De spa deelde de opvatting van de ndp dat een rekolonisatiescenario zonder voorbehoud diende te worden afgewezen.109 Op een massameeting in Totness (Coronie) constateerde Arron dat Suriname ziek was en met de dag zieker werd. Hij weet dit aan de ‘ver¬ keerde mentaliteit’ van de mensen. Er was volgens hem ‘een nieuw denken’ nodig om het land er weer bovenop te helpen.110 Sporen van dit denken waren terug te vinden in het verkiezingsprogramma van de combinatie. De eerste twee van de zes door het Nieuw Front als prioriteit omschreven doelstellingen betroffen de ‘ordening van het democratisch rechtsbestel op basis van de beginselen van de democratische rechtsstaat’ en de wijzi¬ ging van de grondwet en het aannemen en afkondigen van de nodige or¬ ganieke wetten ‘zodat er duidelijkheid gebracht wordt in de plaats van het nationaal leger binnen ons democratisch bestel’. Andere prioriteiten waren het mobiliseren van alle democratische krachten in de samenleving, het aangaan van duurzame betrekkingen met daarvoor in aanmerking komende landen en het vestigen van een sociaal rechtvaardige samen¬ leving.111 Het meest in het oog springend was de zesde prioriteit, getiteld ‘moreel-ethische herbewapening’. De vetgedrukte tekst bevatte een begin¬ selverklaring waarin werd gewaarschuwd voor de wervingsmethoden en
539
verleidingstactieken van de belangrijkste politieke tegenstander: ‘De houding van de Surinaamse mens tegenover geweld, intimidatie en on¬ derdrukking is bepalend voor zijn toekomst. Wij staan voor de keus te strijden voor vrijheid of te capituleren voor onderdrukking. De poging tot omkoping, waarbij getracht wordt het denken en het gedrag van de Surinaamse mens te beïnvloeden door de vrijgevige verstrekking van ma¬ teriële zaken en gunsten, is een ernstige vorm van geestelijke en materië¬ le corruptie. De capitulatie van de mens voor de combinatie van bedrei¬ ging, belofte en begunstiging is de bron van zijn moreel-ethisch verval. Wij verkopen onze ziel door te zwichten voor de belofte van de onder¬ drukkers [...]. Eenmaal onderworpen, verliezen wij het vermogen ons als mens en natie in vrijheid te ontplooien en te ontwikkelen.’112 Op verkiezingspodia brachten Nieuw Frontvertegenwoordigers hun boodschappen onverminderd met bravoure naar voren. Had de combina¬ tie de verkiezingsoverwinning behaald, zo verzekerde NPS-prominent Otmar Rodgers, dan zou de achterban er in de avond van 25 mei niet van weerhouden worden de straat op te gaan. Rodgers kondigde aan zich in dat geval persoonlijk bij de juichende menigte te zullen voegen. Naar zijn zeggen zou de fout van 1987 - toen hij feestende Frontaanhangers tegen hun zin tot kalmte had gemaand en huiswaarts had gezonden - niet op¬ nieuw worden gemaakt. Derby verklaarde op de laatste massameeting het telefoonnummer bekend te zullen maken van de militair die op 24 december had gemeld dat het leger de regeermacht in het land had over¬ genomen. Mensen konden deze persoon dan op 25 mei opbellen met de mededeling: ‘Nu hebben wij jullie naar huis gestuurd!’113 Begin mei maakten de Frontleiders bekend na de verkiezingsover¬ winning als combinatie een regeringscoalitie te zullen gaan vormen. Bij die formatie zouden geen andere partijen worden betrokken.114 Vier da¬ gen voor het sluiten van de kandidatenlijsten bracht NDP-topper Wijdenbosch naar buiten dat hij door een Frontleider was benaderd. In ruil voor het opheffen van de
ndp zou
hem het lijsttrekkerschap van het Nieuw
Front zijn aangeboden. Lachmon onthulde dat hij het was geweest die Wijdenbosch dit voorstel had gedaan. Hij zei zich erover te verbazen dat die het aanbod serieus had genomen: ‘Ik wist niet dat Wijdenbosch zo ijdel was. Of heeft hij geen gevoel voor humor?’ Arron en Derby vielen Lachmon bij. De Frontleiders hadden nooit in ernst overwogen om met Wijdenbosch in zee te gaan.115 Onder de noemer ‘Dit is de enige juiste weg’ verdedigde Arron de er¬ varing, wijsheid en gerijptheid van de oude politieke partijen. Omdat de combinatie behalve aan volleerde politici ook plaats bood aan jonge ta-
540
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
lenten, was volgens hem de strijd voor democratie en ontwikkeling bij het Nieuw Front in goede handen. Arron benadrukte dat vrijheid, zelf¬ standigheid en verantwoordelijkheid leidende beginselen waren in het proces van bevrijding, dat geestelijke en materiële aspecten kende die in gelijke mate verwezenlijkt dienden te worden. In dit licht plaatste de NPS-voorzitter ook het idee van een nieuwe relatie tussen Suriname en Nederland. Hij bracht naar voren dat Den Haag hier nog niet besluitvor¬ mend, maar uitsluitend brainstormend over gesproken had. Mocht een nieuwe relatie levensvatbaar blijken en nader uitgewerkt worden, dan was het naar het oordeel van Arron van levensbelang dat deze verhou¬ ding mede werd beoordeeld in het licht van de banden die Suriname on¬ derhield met de eigen regio. ‘Dit is de enige juiste weg.’116 Tijdens de slotmassameeting op 23 mei op het terrein van Stichting De Olifant presenteerde Arron de presidentskandidaat van het Nieuw Front: Ronald Venetiaan. Volgens de voorzitter van het Frontberaad was Venetiaan bij uitstek geschikt om dit hoge ambt te bekleden. Hij bewan¬ delde altijd de rechte weg en begaf zich niet op kronkelpaden. Bij de ach¬ terban, die voor een belangrijk deel uit VHP-sympathisanten bestond, kreeg de kandidaat een lauwe ontvangst. Arron herinnerde eraan dat hij en Derby hadden toegezegd de presidentskandidaat voorafgaande aan de stembusgang bekend te zullen maken. In reactie hierop verklaarde Lachmon er niet voor te voelen om de naam van de kandidaat voor het vicepresidentschap prijs te geven. Volgens hem druiste dit in tegen de grond¬ wet. Onduidelijk bleef waarop hij dit oordeel baseerde. De Frontleiders benadrukten dat de kiezers nu aan zet waren. Zij dienden het Nieuw Front te voorzien van ‘the tools to do the job’, zodat de grondwet gewij¬ zigd kon worden en gepast kon worden opgetreden tegen hen die erop uit waren recht en wet met voeten te treden. Lachmon gaf aan op 44 a 45 ze¬ tels voor het Nieuw Front te rekenen, Rodgers ging uit van 46 zetels.117 Op 25 mei ontwaakten deze leiders ruw uit hun overwinningsroes. De stembusuitslag liet geen ruimte voor twijfel: het Nieuw Front ver¬ wierf 30 zetels
(nps
12, vhp 8,
ktpi
7,
spa
3), de
ndp
12 zetels en DA’91 9
zetels.118 Verbouwereerd stelden de Frontleiders vast dat zij hun twee der¬ de meerderheid in de Nationale Assemblee waren kwijtgeraakt. Hoewel zij aangaven niet teleurgesteld te zijn - het Nieuw Front was nog altijd met afstand het grootst en had geen partners nodig om de regering te kunnen formeren - erkenden zij dat hun verwachtingen niet waren uit¬ gekomen. Zij weten het tegenvallende resultaat aan de lage opkomst.119 Vooral in Paramaribo waren veel kiezers thuisgebleven en had de combi¬ natie terrein verloren. Voorts was de kandidatuur van Venetiaan weinig
541
geestdriftig begroet. Sterker, deze had bij de Frontpartners, en zelfs bin¬ nen de
NPs,
de nodige weerstand opgeroepen. Arron hekelde in dit ver¬
band de verspreiding van een opruiend pamflet waarop Venetiaan als een zwarte aap was geportretteerd. Op de dag van de verkiezingen waren er naar zijn zeggen 50.000 exemplaren van dit smaadschrift gedistribueerd. Onduidelijk was wie er achter het initiatief schuilging, maar voor hem stond vast dat veel kiezers door de tendentieuze boodschap waren mis¬ leid en mogelijk tegen hun wil hun stem aan het Nieuw Front hadden onthouden.120 Arron: Voorafgaande aan de presentatie van Venetiaan als presidents¬ kandidaat was er een bijeenkomst geweest van de Fronttop. We waren met zijn vijven: Lachmon, Derby, Soemita, Nooitmeer en ik. Venetiaan was voor¬ zitter van de verkiezingscommissie van de nps. Dat was een aanwijzing dat hij het leiderschap al dicht was genaderd. Maar daarover werd niet hardop ge¬ sproken. De avond vóór de vergadering heb ik Venetiaan laten komen. Ik heb hem het presidentschap aangeboden en aangekondigd dat zijn kandidatuur in Frontverband zou worden besproken. Venetiaan verklaarde zich hiermee akkoord. In de vergadering heb ik gezegd: heren, ik kom niet met alternatie¬ ven, maar heb maar één kandidaat: Venetiaan. Uitgerekend van Nooitmeer komt er oppositie! Ik werd bijna gek. Nooitmeer spreekt een voorkeur uit voor Udenhout. Ik ga hem niet antwoorden. Lachmon zegt ook voor Udenhout te zijn. Zijn goede beheersing van de Engelse taal was volgens hem een pluspunt. Ondanks hun samenwerking in Kourou had Lachmon nog altijd moeite met Venetiaan, die door groepen VHP-ers als een racist werd gezien. Derby, nota bene een vriend van Venetiaan, sloot zich bij Lachmon aan. Soemita ant¬ woordde: ‘Ik doe wat de voorzitter van de nps zegt.’ Na deze eerste ronde hield ik formeel een tweede ronde. Die leverde geen nieuwe gezichtspunten op. Vervolgens stelde ik Venetiaan voor als de officiële kandidaat voor het presi¬ dentschap. Ik kondigde aan dat ik hem op de slotmassameeting van het Nieuw Front zou presenteren en verdedigen. Hierop voegde Derby mij toe: ‘U bent een politiek dier.’ Ik heb dat niet ontkend, maar kwam ermee weg, omdat ik bij de oprichting van het Nieuw Front had bedongen dat de
nps
zich het alleen¬
recht voorbehield om een kandidaat voor te dragen voor het presidentschap. Lachmon, Derby en Soemita waren daar toen mee akkoord gegaan en konden nu dus niet anders dan zich bij mijn keus neerleggen. Ik was mij ervan bewust dat er veel kritiek op Venetiaan zou komen, maar hij was voor mij de beste kandidaat. Je wist wat je aan Vene had, hij had zich ruimschoots bewezen in de politiek en hield vast aan beginselen die de belangen van het land en het volk vooropstelden.121 De Frontleiders hadden zich tijdens de verkiezingsmaanden reken-
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
schap gegeven van het mogelijke effect van de campagne van de
ndp.
Deze partij had het electoraat niet alleen de zwakke prestaties van de regering-Shankar voorgehouden, maar, in combinatie met het uitdragen van een bovenetnisch ideaal van sociale rechtvaardigheid en participa¬ tieve democratie, vooral ingezet op het materieel accommoderen van potentiële aanhangers. Begrijpelijk genoeg spraken aankondigingen dat de
ndp
de uitkeringen en pensioenen zou verhogen en de goederen-
prijzen en belastingen zou verlagen segmenten van de (in de jaren tach¬ tig sterk verarmde) bevolking aan en vertaalde die appreciatie zich in kiezerssteun. Dat deze aanpak - gefinancierd met zorgvuldig door het Front opgebouwde tegoeden en inderhaast bijgedrukt geld - de econo¬ mie zou ruïneren was iets wat deze kiezers even begrijpelijk minder be¬ zighield.122 Het leek nauwelijks bij het Nieuw Front te zijn opgekomen dat er daarnaast grote groepen kiezers waren die niet meer geloofden in politici die sinds de onafhankelijkheid meerdere kansen hadden gehad om de be¬ volking naar een hoger bestaansniveau te tillen. Een deel van deze kiezers had ervan afgezien de gang naar de stembus te maken. Een ander deel zocht zijn heil in alternatieve vertegenwoordigers. Exponenten van deze groep zagen het versterken van de band met het voormalige moederland niet als een onvaderlandslievende daad, maar als een reële kans om de problemen van Suriname effectief op te lossen. Het waren deze factoren die de winst van 9 zetels bij nieuwkomer DA’91 verklaarden. Het gevolg van de verkiezingsuitslag was dat het Venetiaan als kandi¬ daat voor het presidentschap - in tegenstelling tot Ajodhia als kandidaat voor het vicepresidentschap123 -niet lukte om in juli in de Nationale As¬ semblee gekozen te worden. Met 28 van de 51 stemmen bleef de vereiste twee derde meerderheid buiten zijn bereik. Grondwettelijk diende de verkiezing van de president te worden voortgezet in de Verenigde Volks¬ vergadering waar een gewone meerderheid van stemmen volstond. De organisatie van de Verenigde Volksvergadering - bestaande uit de leden van de Nationale Assemblee, de districtsraden en de ressortraden - was een logistieke operatie die de nodige voeten in de aarde had. De drie par¬ tij combinaties overbrugden deze tijd met het voeren van campagne voor hun kandidaten. Arron trok onvermoeibaar het land door om in vergade¬ ringen van de districts- en ressortraden Venetiaan te promoten.124 De Verenigde Volksvergadering vond op 6 september in de Anthony Nesty-sporthal plaats en werd geleid door Assembleevoorzitter Lachmon. Met veel overtuiging wist Venetiaan de benodigde helft van het aantal stemmen te verkrijgen. Na zijn inauguratie op
16
september liet de nieuwe
543
president weten dat hij prioriteit zou geven aan het herstel van de gezags¬ verhoudingen in het land. Minister van Staat Van der Stoel, die namens de Nederlandse regering de inauguratie bijwoonde, voerde na afloop van de plechtigheid overleg met Venetiaan over het intensiveren van de be¬ trekkingen tussen de twee landen.125 Venetiaan: ‘Arronwas de grote man van de verkiezingen van 1991. Hij sprak de kiezers toe, doorkruiste het hele land, mobiliseerde mensen en presenteerde zich als Frontleider ten top. Hij was ook de grote stimulator in de Verenigde Volksvergadering om mij als president gekozen te krijgen. Arron vond dat de presidentskandidaat vooraf bekend moest zijn. Het electoraat diende volgens hem die informatie mee te kunnen wegen bij het uitbrengen van zijn stem. Hij had Nooitmeer voorgespiegeld dat hij Udenhout als kandidaat op het oog had, maar drukte mijn benoeming er¬ door. Die kandidatuur verraste velen. Nooitmeer ging aanvankelijk ak¬ koord met het fractievoorzitterschap van het Nieuw Front, maar veran¬ derde later van gedachten. Tegen de zin van Arron werd hij minister van Regionale Ontwikkeling. Dat werd een drama en leidde tot een tijdelijke verwijdering tussen die twee. Later besefte Nooitmeer de juistheid van Arrons standpunt.’126 Het was een diep gekoesterde wens van Nooitmeer om zijn politieke carrière af te sluiten met een ministerschap. Hoewel hij tobde met zijn gezondheid werd hij door delen van de
nps
gesteund in zijn ambitie. Zijn
aanhangers meenden dat Nooitmeer een dergelijke positie toekwam als beloning voor zijn vele verdiensten voor de partij. Als man van het volk zette Nooitmeer zich onvoorwaardelijk in voor mensen door hen een luisterend oor te bieden, advies te geven of materiële steun te verlenen. Hij bewoog zich vrij binnen de samenleving en speelde een samenbin¬ dende rol. Vanwege een nieraandoening slaagde Nooitmeer er op het de¬ partement van Regionale Ontwikkeling niet in adequaat te functioneren. Ruim vóór het verstrijken van zijn ambtstermijn zag hij zich genoodzaakt om te bedanken als minister. Op 12 januari 2000 zou hij na een langdurig ziekbed op 64-jarige leeftijd overlijden.127 Los van Venetiaan en Ajodhia, die in de regering-Shankar al minister waren geweest, keerden er nog enkele bewindslieden in de regering-Venetiaan terug. Het ging om Sedoc (Planning en Ontwikkelingssamenwer¬ king), Mungra (Buitenlandse Zaken) en Soemita (Sociale Zaken). Even¬ als Nooitmeer zouden gezondheidsklachten ook Sedoc opbreken en hem nopen vroegtijdig het ministersambt neer te leggen. Van de nieuwe mi¬ nisters die op 17 september werden beëdigd, zouden in het bijzonder Siegfried Gilds (Defensie) en Soeshiel Girjasing (Justitie en Politie) een
544
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
bepalende rol spelen bij het herstel van de democratische verhoudingen in het land.128
RAAMVERDRAG
Arron zag in het plan-Lubbers een bedreiging voor het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag, in zijn ogen de moeizaam bevochten uitkomst van intensieve onderhandelingen, die bedoeld waren om Suriname te com¬ penseren voor drie eeuwen kolonialisme en te helpen bij het opbouwen van een sterkere economie. Arron had zijn naam aan dit verdrag verbon¬ den, beschouwde het als een van zijn persoonlijke triomfen en weigerde te tornen aan afspraken die hij in dit verband met Nederland had ge¬ maakt. Dat de hulprelatie na het herstel van de democratie teleurstellen¬ de resultaten had opgeleverd, weet hij aan de uitvoering die Den Haag aan de verdragsbepalingen had gegeven, niet aan de overeenkomst als zo¬ danig. Toen op 2 mei 1991, geïnspireerd door berichten over het plan-Lubbers, Nederlandse politici van Surinaamse afkomst in Den Haag een con¬ ferentie organiseerden, weigerde Arron hieraan deel te nemen.129 Hij stelde zich op het standpunt dat het ontwerp hem nog niet had bereikt, dat hij het dus niet kon bestuderen en dat het daardoor weinig zin had er van gedachten over te wisselen. Het had hem gestoord dat het plan kort vóór de verkiezingen was uitgelekt. Dit kon geen toeval zijn. Wat waren de intenties van de Nederlanders en hoe moest hun initiatief worden be¬ grepen? Ten slotte beschouwde Arron de Haagse conferentie als een follow-up van een seminar dat de regering-Kraag/Wijdenbosch in maart over hetzelfde thema in Paramaribo had georganiseerd. Dezelfde Neder¬ landse politici van Surinaamse afkomst hadden aan dit seminar deelge¬ nomen. Hoewel de Haagse conferentie grotendeels door de Nederlandse regering werd gefinancierd en hooguit als een uitvloeisel van en niet als een vervolg op het eerder gehouden seminar kon worden aangemerkt, distantieerde Arron zich van deze ‘NDP-aangelegenheid’.13° Op de conferentie hekelde ondervoorzitter Arti Jessurun het restric¬ tief beleid dat Nederland ten tijde van de Frontregering had gevoerd.131 De oorzaak hiervan schreef hij vooral toe aan de uiteenlopende normen¬ stelsels in de twee landen, in het bijzonder het verschil in visie op demo¬ cratie dat Paramaribo en Den Haag eropna hielden. Volgens Jessurun was het zinvol dit verschil te onderkennen en te benoemen, zodat de onder¬ linge betrekkingen niet verder zouden worden geschaad. Ook wenste hij dat Nederland opheldering zou verschaffen over de rol die het had ge¬ speeld bij de coup van 1980 en uitleg zou geven over het beleid dat sinds-
545
dien met betrekking tot Suriname was gevoerd. In dat geval kon aan Surinaamse zijde beter worden ingeschat hoe oprecht Nederland was in zijn streven de relaties met Suriname te verbeteren. Dat deze betrekkin¬ gen een kwaliteitsimpuls behoefden, stond voor hem niet ter discussie.132 Op de slotdag van de conferentie trad de Surinaamse delegatie met een gemeenschappelijke verklaring naar buiten. Hierin werd het norma¬ liseren en verbeteren van de betrekkingen tussen de twee landen als een dwingend desideratum gepresenteerd. Het verdrag van 1975 diende vol¬ gens de ondertekenaars daarvoor de basis te vormen, al was een actua¬ lisering en een eventuele modificatie van de overeenkomst noodzake¬ lijk.133 In een reactie op de uitkomsten van de conferentie constateerde het
jAPiN
niet op voorhand afwijzend te staan tegenover een discussie
over een gemenebestconstructie, maar vooralsnog de voorkeur te geven aan het continueren en indien noodzakelijk uitbreiden van het verdrag van 1975.134 Op 6 juni bereikte Suriname een notitie van de Nederlandse regering die de ministers Lubbers en Van den Broek twee dagen eerder aan de Tweede Kamer hadden aangeboden. In dit eerste officiële document be¬ treffende het plan-Lubbers, gedateerd 19 april 1991, werd opgemerkt dat het Nederlandse kabinet nog geen standpunt had bepaald waar het ging om een nauwere band met Suriname. Er bestond geen uitgewerkte blauw¬ druk, Nederland wenste niets aan Suriname op te leggen, de keus was aan Suriname om gebruik te maken van ideeën die bij de Nederlandse re¬ gering leefden. Benadrukt werd dat de opstellers van de notitie een ‘nauw bondgenootschap tussen twee soevereine staten’ voor ogen stond dat bij verdrag geregeld diende te worden met een wederzijdse mogelijk¬ heid tot opzegging. Er was één voorwaarde aan dit bondgenootschap ver¬ bonden. Het zou alleen kunnen worden aangegaan in de vorm van een samenhangend pakket afspraken. Hoewel het voor Suriname noemens¬ waardige inspanningen en offers met zich mee zou brengen, vooral waar het aankwam op het saneren van de economie, was de verwachting van de initiatiefnemers dat het land op de lange termijn aanmerkelijk beter uit het bondgenootschap tevoorschijn zou komen. In de tekst, maar ook in de begeleidende brief van de ambassadeur, werd de mogelijkheid be¬ klemtoond van een gezamenlijke verantwoordelijkheid op het gebied van defensie. Daarmee werd de suggestie gewekt dat het beëindigen van de rol van het Militair Gezag in de Surinaamse politiek voor de Nederlandse regering een speerpunt was.135 In een reactie veegde de oud-directeur van het kabinet van de vicepresident, Harry Kensmil, de vloer aan met de notitie. Volgens Kensmil
546
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
bestond er al een nauwe band tussen Suriname en Nederland en hadden de twee landen in 1975 verdragen gesloten die beoogden inhoud te geven aan die relatie. In de loop der jaren was er alleen weinig terechtgekomen van ‘bij beide partijen levende goede voornemens, gedane toezeggingen en aanvaarde verplichtingen’. In plaats van de blik te richten op weer een ‘op schrift hoopvol document’ was het naar het oordeel van Kensmil zin¬ voller de werking van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag te evalu¬ eren. Onvermijdelijk zou men daarbij aanlopen tegen het tekortschieten¬ de optreden van Nederland. Den Haag had volgens Kensmil vanaf 1978 onder zijn financieringsverplichting uit proberen te komen, nauwelijks iets gedaan om de particuliere investeringen in Suriname te bevorderen, niets ondernomen om de afzet van Surinaamse producten op de Neder¬ landse c.q. West-Europese markt te stimuleren en Suriname tegenge¬ werkt met eigenzinnige interpretaties van verdragsbepalingen en proce¬ dureregels. Kensmil wees erop dat het plan-Lubbers niet voortkwam uit ‘menslievend hulpbetoon’, maar uit een Nederlandse behoefte om het ei¬ gen dekolonisatiebeleid verder vorm te geven en om tegemoet te komen aan druk die landen als de vs, Frankrijk, Brazilië en Venezuela op Den Haag uitoefenden.136 Bij de herdenking van het 45-jarig bestaan van de
nps
bracht Arron in
herinnering dat de partij steeds de groei naar een economisch sterk Suriname voor ogen had gestaan: ‘Door gebrek aan eensgezindheid om¬ trent ons ontwikkelingsmodel en de regelmatige verstoring van het ont¬ wikkelingsproces, zowel intern als extern, zijn wij nog ver van ons uiteindelijke doel af.’ De verstoorde relatie met het voormalige moederland diende volgens Arron op de kortst mogelijke termijn te worden hersteld en de ontwikkelingssamenwerking in haar volle omvang te worden ge¬ realiseerd overeenkomstig het verdrag van 1975. Een mentaliteitsveran¬ dering was daarbij echter onontbeerlijk: ‘Wanneer wij door gebrek aan eigen inspanningen de bepaling over onze toekomst aan anderen overla¬ ten, wanneer wij als natie alle moreel-ethische waarden zouden verhe¬ zen, wanneer ons onderscheidingsvermogen van goed en kwaad verloren zou gaan, wanneer wij niet vastberaden en onverschrokken weerstand bieden aan elke vorm van geestelijke en materiële corruptie, van geweld, intimidatie, dwang, onderdrukking of omkoping, zullen wij Surinamers wegkwijnen en sterven temidden van het goud dat wij voortbrengen en zal de ondergrond van ons bestaan afbrokkelen.’137 Op Bonaire tekenden op 16 november 1991 de ministers Mungra en Hirsch Ballin namens Suriname en Nederland een akkoord waarmee de vriendschapsrelatie tussen de twee landen werd hersteld. In een protocol
547
van conclusies werd vastgelegd dat de ontwikkelingssamenwerking zou worden hervat.138 Suriname kreeg het restant aan overbruggingshulp dat na de Kerstcoup was bevroren (Nf 33,9 miljoen), de op dat moment stop¬ gezette projecten (ter waarde van Nf 37 miljoen) werden weer in uitvoe¬ ring genomen en Nederland zegde daarnaast toe betalingsbalanssteun te zullen geven, overigens zonder al concrete bedragen te willen noemen. De delegaties spraken af dat de landen vooral nauwer zouden samenwer¬ ken op het gebied van justitie en politie met de bedoeling de democratie en de rechtsstaat in Suriname te versterken. Het verdrag van 1975 zou on¬ verkort van kracht blijven en Suriname maakte kenbaar een structureel aanpassingsprogramma te zullen uitvoeren. Volgens afspraak zou het protocol van conclusies binnen zes maanden worden omgewerkt tot een raamverdrag.139 In april 1992 bezwoer Arron tijdens overleg met een Nederlandse ambtelijke delegatie de regering-Venetiaan een overlevingskans te gun¬ nen. Hij wees zijn gesprekspartners op de hachelijke situatie waarin Suriname zich bevond: de militaire dreiging was nog niet geweken, fi¬ nanciële ondersteuning bleef vereist. President Venetiaan mocht in juni, wanneer het raamverdrag zou worden gesloten, niet met lege handen uit Nederland terugkeren.140 Arron merkte op dat het verdrag van 1975 het fundament van de samenwerking met Nederland diende te blijven. Te¬ vergeefs pleitte hij voor de benaming ‘aanvullende overeenkomst’ als al¬ ternatief voor de term ‘raamverdrag’.141 In een lezing voor de
palu
lichtte Arron nog eens de achtergronden
van de bijzondere relatie met Nederland toe en bracht hij gloedvol naar voren dat Nederland ook na het verstrijken van de verdragsperiode mo¬ reel verplicht was Suriname in zijn ontwikkeling bij te staan. Volgens Arron diende Nederland deze werkelijkheid te aanvaarden en was verzet tegen iedere poging van Den Haag om het verdrag open te breken of te ontduiken een gebiedende eis. Hij herhaalde een uitspraak uit 1977 dat de hulp die Suriname van Nederland ontving geen cadeau was, maar een dermate dringende verplichting van moraal dat deze het karakter had ge¬ kregen van een rechtsverplichting.142 Op 18 juni 1992 ondertekenden president Venetiaan en minister-president Lubbers in Den Haag het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking. Als uitvloeisel van de afspraken die op Bonaire waren gemaakt, legden beide partijen vast te willen samenwerken met de bedoeling ‘sterker te staan tegen de gevaren die de ontwikkeling en het voortbestaan van de democratie en de rechtsstaat, de economische, socia¬ le en culturele ontwikkeling van de samenleving en daarmee het welzijn
548
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
van hun volkeren kunnen bedreigen’. De samenwerking richtte zich in het bijzonder op de instandhouding en versterking van de democratie en de rechtsstaat, de structurele versterking van het overheidsapparaat en de bevordering van economische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid. In het kader van de versterking van de rechtsstaat en het overheidsappa¬ raat richtte de samenwerking zich op de ondersteuning van de wetge¬ ving, de verschillende sectoren van de rechtshandhaving en de departe¬ menten van algemeen bestuur. Waar dit nuttig leek, konden justitie- en politiedeskundigen worden verbonden aan de ambassades van de twee landen. Op het gebied van het buitenlands beleid en het veiligheidsbe¬ leid spraken de twee regeringen af elkaar periodiek te zullen consulteren over onderwerpen die de belangen van beide landen raakten en elkaar technische bijstand te verlenen op het gebied van defensie. Ten slotte verbonden de regeringen van de twee staten zich om naar vermogen hun samenwerking op het gebied van onderwijs, wetenschap, cultuur en sport te bevorderen. Het Raamverdrag omsloot het verdrag van 1975 dat het uitgangspunt bleef voor de samenwerking op financieel en economisch gebied. Neder¬ land bevestigde zijn bereidheid om ook na de besteding van de in 1975 toegekende verdragsmiddelen aan Suriname aanvullend verdragsmiddelen beschikbaar te stellen. Waar het ging om de bevordering van econo¬ mische ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid waren de twee landen overeengekomen het accent te leggen op de uitvoering van een program¬ ma van aanpassing en structurele hervorming van de Surinaamse econo¬ mie. In dit verband zouden verdragsmiddelen met voorrang worden besteed aan een programma voor rehabilitatie en verbetering van de in¬ frastructuur; een sociaal programma onder andere bestaande uit een fonds om ongewenste sociale effecten bij de aanpassing en hervorming van de economie zo goed mogelijk op te vangen; investeringen in sociale sectoren zoals onderwijs, gezondheidszorg en volkshuisvesting; een pro¬ gramma ter stimulering van de particuliere productie en een programma voor de wederopbouw en ontwikkeling van het binnenland. Het Raam¬ verdrag werd voor onbepaalde tijd gesloten, voorzag in een geschillenre¬ geling en kon desgewenst op ieder moment door een van beide partijen worden opgeschort of opgezegd. Het was de bedoeling dat de samenwer¬ king jaarlijks via ministerieel overleg werd geëvalueerd.143 Tijdens het bezoek van president Venetiaan aan Nederland - van 16 tot en met 18 juni - liet de Surinaamse regering weten dat ze had besloten om de aanbevelingen van het adviesbureau Coopers & Lybrand en het Warwick Research Institute als grondslag te aanvaarden voor het uit te
549
voeren aanpassingsprogramma. De Nederlandse regering verklaarde ten laste van de verdragsmiddelen te willen bijdragen aan de financiering van dit programma, in eerste instantie tot een bedrag van Nf 40 miljoen aan betalingsbalanssteun. Was het programma op 1 november 1992 van start gegaan, dan zou met de Surinaamse regering worden gesproken over aanvullende tranches aan betalingsbalanssteun. In een afzonderlijk protocol legden de regeringen vast dat Nf 1 miljard van de nog resterende Nf 1,3 miljard aan verdragsmiddelen ingezet zou worden ten behoeve van het structureel aanpassingsprogramma.144 President Venetiaan toonde zich tegenover de Nederlandse pers in¬ genomen met de erkenning van het sui-generiskarakter van het Raamverdrag, met de soevereiniteit van Suriname die in het verdrag was ge¬ waarborgd en met de verdeling van een bedrag van Nf 1 miljard over verschillende deelgebieden, middelen die de republiek naar haar zeggen historisch en verdragsmatig toekwamen. De inwerkingtreding van het Raamverdrag beschouwde Venetiaan als de versnelde uitvoering van het verdrag van 1975 dat tot zijn voldoening intact was gebleven.145 Het derde beleidsoverleg, dat in oktober 1992 plaatsvond, eindigde voor de Surinaamse regering echter in een grote teleurstelling. Het bleek dat Nederland de sectorale aanpak handhaafde en via het uitzenden van Nederlandse deskundigen - die ten koste van lokale krachten werden in¬ gezet om beleidskaders te formuleren en haalbaarheidsstudies te ver¬ richten - een zwaar stempel drukte op het beleid van de Surinaamse re¬ gering. Het financieren van ontwikkelingsprojecten was voor Den Haag nadrukkelijk gekoppeld aan de uitvoering van een structureel aanpas¬ singsprogramma. Om Paramaribo tot het maken van fundamentele keu¬ zes te bewegen, maakte Den Haag bekend de toekenning van middelen voor projecten afhankelijk te zullen stellen van het monitoren van dit programma door een internationaal erkende instantie. Een dergelijke in¬ terventie was tegen het zere been van de Surinaamse regering.146 Arron zei zich af te vragen of Den Haag het wel serieus met Suriname meende. Waarom bleef de Nederlandse regering proberen de ontwikke¬ lingssamenwerking te multilateraliseren en bestond er bij Nederlandse politici zo weinig begrip voor de moeilijke omstandigheden waaronder de regering moest werken? Het verdrag van 1975 stond volgens Arron nog altijd overeind en veronderstelde de uitvoering van ontwikkelings¬ projecten. Bij onderhandelingen met Nederland over die projecten was het zaak dat Suriname als een eenheid opereerde: ‘Wij hebben nog steeds de onhebbelijke gewoonte ons [... ] minder te voelen dan de bakra’s. Wij zijn nog steeds bang voor de bakra’s. Het is een kwestie van gelijkwaardig-
550
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
heid. Wij zullen echt geen eeuwige bedelaars blijven. Overigens is het geen schande om arm te zijn. Maar wij moeten [ervoor] waken dat wij geen eeuwige bedelaars blijven.’147 Op i november zou volgens afspraak het structureel aanpassingspro¬ gramma van start gaan. Pas in december stemde de Nationale Assemblee echter in met het programma, dat zich onder meer richtte op het afschaf¬ fen van subsidies, devaluatie van de Surinaamse gulden en inkrimping van het overheidsapparaat. De uitvoering van het programma verliep traag en stuitte op veel maatschappelijk verzet. Mede op verzoek van Den Haag zocht de Surinaamse regering naar mogelijkheden om de Europese Ge¬ meenschap bij het monitoren van het aanpassingsprogramma te betrek¬ ken.148 Maar Suriname en de Europese Gemeenschap bereikten geen overeenstemming waarna laatstgenoemde zich terugtrok. Hierop liet de Nederlandse regering in augustus 1993 weten dat er alleen middelen voor het structureel aanpassingsprogramma beschikbaar zouden worden gesteld als Suriname het
imf
als monitorende instantie zou inschakelen.
Deze vorm van powerplay leidde in Paramaribo tot veel verontwaardiging. Het ministerie van Planning en Ontwikkelingssamenwerking
(plos)
noemde het besluit van de Nederlandse regering strijdig met de letter en de geest van het verdrag van 1975 en het Raamverdrag. Den Haag reageer¬ de stoïcijns en zette een punt achter het verlenen van betalingsbalanssteun aan Suriname.149 In een verklaring sprak de
nps
van ‘de zoveelste zwarte bladzijde die
Nederland schreef in de geschiedenis van de relatie met Suriname’. Vol¬ gens de partij schond Den Haag de soevereiniteit van Suriname en de ge¬ lijkwaardigheid van de twee partnerlanden. Een respectlozer optreden tegenover de republiek en haar bewoners was naar het oordeel van de partijleiding moeilijk denkbaar. De
nps
maakte duidelijk nooit te zullen
capituleren voor politieke, bestuurlijke of economische onderwerping van Suriname aan Nederland en meende dat de ‘volgende fase van strijd’ voor Suriname diende te bestaan uit ‘economisch herstel, geheel op ei¬ gen kracht’.150 In een intern rapport hekelde een NPS-commissie de ‘neokoloniale aspiraties’ van Nederland en de pogingen van Den Haag om de republiek ‘geruisloos te herkoloniseren’.151 In antwoord op wat hij beschouwde als de ongeoorloofde bemoeienis van het voormalige moederland met de interne aangelegenheden van Suriname koos president Venetiaan in april 1994 voor de ‘nuloptie’. In een nota liet hij de Nederlandse regering weten niet langer een beroep te zullen doen op financiële steun. Paramaribo zou het structureel aanpas¬ singsprogramma zelfstandig uitvoeren. Er was geen denken aan dat daar-
551
bij iMF-criteria zouden worden gehanteerd.152 Dit was een vermetel be¬ sluit, gelet op de precaire sociaal-economische situatie. De ongecontro¬ leerde prijsstijgingen, tekorten aan eerste levensbehoeften, toenemende woekerhandel en criminaliteit, voortgaande ‘braindrain’ en steeds extre¬ mer wordende welvaartsverschillen vereisten een ingrijpende sanering van de economie. Maar ondanks een gebrek aan uitvoeringscapaciteit slaagde de regering-Venetiaan erin vorderingen te maken, vooral op het gebied van monetaire stabiliteit, inflatiebestrijding en exportbevordering. Eind 1995, bij de voltooiing van het structureel aanpassingsprogramma, erkende Den Haag schoorvoetend dat de Surinaamse regering positieve stappen had gezet op het pad van de herstructurering van de economie. Het IMF zou zich begin 1996 bij dit oordeel aansluiten.153 Voor Arron was het succes van de nuloptie het bewijs dat Suriname op eigen kracht veel meer kon dan Nederlanders voor mogelijk hielden. Op een seminar dat in november 1995 met inleiders uit de twee landen werd gehouden, stelde hij dat er sinds 1975 sprake was geweest van een structureel verstoorde relatie tussen Nederland en Suriname. Vanaf het vastlopen van de 9e cons-vergadering in januari 1978 had er aan Suri¬ naamse kant irritatie bestaan over de eenzijdige afwijkingen van het verdrag van 1975 die Nederland zich had veroorloofd. Deze afwijkingen hadden naar zijn zeggen een negatief effect gehad op de democratische stabiliteit, economische ontwikkeling en sociale rust in Suriname.154 Deel¬ name aan een gemenebest achtte Arron voor Suriname uitgesloten. Het was onmogelijk terug te keren in de schoot van je moeder uit wie je twin¬ tig jaar eerder geboren was.155 De kern van Arrons onvrede met het Raamverdrag school in de ver¬ heffing van de intenties van dit verdrag boven de doelstellingen van het verdrag van 1975. In zijn beleving creëerde het Raamverdrag te veel poli¬ tieke speelruimte voor Nederland en deed het afbreuk aan de historisch gegroeide en in 1975 geformaliseerde relaties en aan de gevoelsbanden die er tussen de twee landen bestonden.156 Daar stond volgens hem tegen¬ over dat in Suriname een bundeling om nationale ontwikkeling tot stand te brengen nog altijd ontbrak. De erfenissen uit het koloniaal verleden werkten onverminderd door, terwijl juist het geloof in eigen kunnen prio¬ riteit diende te krijgen. Op Surinamers rustte de plicht om zich te hech¬ ten aan hun land en om het tot ontwikkeling te brengen. Maar Nederland had zich daar niet mee te bemoeien. Het was aan de Surinamers zelf om die mentaliteitsombuiging tot stand te brengen.157 In het partnerland hadden politici en ambtenaren weinig geduld met deze opvattingen. Aan Nederlandse zijde overheerste verwondering over
552
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
wat gezien werd als de starheid (en soms lichtgeraaktheid) van Arron en was men getroffen door zijn onwil (of was het onvermogen) om inventief in te spelen op kansen die de nieuwe tijdgeest bood. Pronk: ‘Arron was te¬ gen een gemenebestconstructie. Daardoor ontstond er een verwijdering tussen hem en de Nederlanders, die eigenlijk niet meer zou worden over¬ brugd. Het wilde er bij hem niet in dat de tijden veranderd waren, dat good governance en accountability sleutelwoorden waren geworden in het ontwikkelingsbeleid en dat een structureel aanpassingsprogramma no¬ dig was aangezien Suriname financieel zijn zaken niet op orde had en de ontwikkelingsgelden nog altijd vooral voor consumptieve en niet voor productieve doeleinden werden aangewend. Onze conclusie was dat hulpafhankelijkheid de eigen activiteiten in Suriname niet had gestimu¬ leerd. Daar wilden wij verandering in brengen. Maar Arron beet zich vast in de tekst van het verdrag van 1975 en wist van geen wijken. Dat hebben wij betreurd, want daarmee isoleerde hij zich van de ontwikkelingen die er gaande waren en waarbij naar onze mening Suriname aansluiting diende te vinden.’158
OVERDRACHT VOORZITTERSCHAP NPS
Op het bijzondere congres van de
nps
op 3 januari 1988 had Arron laten
weten dat hij bezig was zijn politieke loopbaan af te bouwen.159 Op een bijeenkomst van de NPS-jongeren in Para, een halfjaar hierna, kondigde hij aan dat hij de leiding van de partij uiterlijk in 1990 in andere handen wilde laten overgaan. Dit paste naar zijn zeggen bij het proces van verjon¬ ging en vernieuwing dat bij de
nps
van start was gegaan.160 Arron her¬
haalde zijn boodschap op het partijcongres van de
nps
op 31 juli. Het
planmatig overdragen van de partijleiding aan jongeren zou naar zijn zeggen voorkomen dat zij zouden meemaken wat hij had ervaren, toen hij plotseling het voorzitterschap van Pengel had moeten overnemen.161 In december van dat jaar, tijdens een bezoek aan Nederland, liet Arron op¬ nieuw weten dat hij het tijd achtte om als partijvoorzitter terug te treden.162 In februari 1989 bracht Arron journalisten in herinnering dat hij vastbesloten was in 1990 de leiding van de partij over te dragen aan een jonge, capabele NPs’er.163 Op 30 september 1990 maakte hij kenbaar ‘binnen niet al te lange tijd’ hiertoe over te willen gaan.164 Er speelden twee factoren een rol bij Arrons besluit om zich terug te trekken uit de frontlinie van de politiek. Hoewel hij nog niet de leeftijd der sterken had bereikt, draaide hij als politicus inmiddels drie decennia mee, waarvan twee op het hoogste niveau. Hij had zijn bijdrage geleverd en wist dat zijn beste jaren achter hem lagen. Dit betekende niet dat het
553
idee om een punt te zetten achter wat hem meer dan dertig jaar gepassio¬ neerd had beziggehouden hem gemakkelijk viel. Terugtreden uit de poli¬ tiek veronderstelde ook dat hij zijn leven een nieuwe invulling zou moe¬ ten geven. Een terugkeer naar het bankwezen was voor hem geen optie. Een bijkomende factor die Arron ertoe bracht om de luwte op te zoe¬ ken, was zijn fysieke gesteldheid. De hartoperatie die hij had moeten on¬ dergaan, had hem er nog eens aan herinnerd dat de voorzienigheid hem gunstig gezind was geweest. Langer in de politiek blijven betekende on¬ vermijdelijk doorgaan met het in de waagschaal stellen van zijn gezond¬ heid. Ook zijn moeder was die mening toegedaan.165 Zij drong er al langer bij hem op aan om de politiek vaarwel te zeggen. Nuchter maar beslist placht zij hem te wijzen op de offers die hij zich als politicus had getroost. Hij had een aantal triomfen mogen vieren, maar was ook door diepe da¬ len gegaan. Deze hadden zijn sporen nagelaten, bij hem persoonlijk, maar ook bij zijn familie. Hij deed er verstandig aan in de jaren die hem nog vergund waren van het leven te genieten. Arrons omgeving wist niet goed raad met de terugkerende toespelin¬ gen op het overdragen van het voorzitterschap van de
nps.
Oudere poli¬
tieke leiders verklaarden wel vaker jongeren in hun partij een kans te willen geven. In veel gevallen bleken dat loze beloften.166 Arrons aankon¬ digingen stonden bovendien haaks op het heersende beeld van partijlei¬ ders die vastgekleefd zaten aan hun voorzittersstoel. Doorgaans raakten zij hier pas van los op het moment dat de dood hen van het pluche weg¬ rukte.167 Bij Arron lag dit anders. Dat hij zich als partijleider zou terug¬ trekken, was na de verkiezingen van 1987 voor hem geen punt van discus¬ sie meer. Er resteerden wel twee vragen: wanneer zou de wisseling van de wacht moeten plaatsvinden en aan wie zou hij het partijvoorzitter¬ schap moeten overdragen? Aanvankelijk had Arron het voorzitterschap in 1990 willen overdra¬ gen. Dertig jaar actieve politiek waren een mooi moment om de hamer aan een partijgenoot over te dragen. Maar afscheid nemen leek gepaster en viel lichter als er een politiek hoogtepunt kon worden gevierd. In dat opzicht waren de zaken ten tijde van de Frontregering anders gelopen dan Arron zich had voorgesteld. De Kerstcoup had definitief roet in het eten gegooid. Er kon geen sprake van zijn dat Arron zijn partij op dat mo¬ ment de rug toekeerde. Hij had verklaard niet meer beschikbaar te zijn voor een politiek-bestuurlijke functie, maar manifesteerde zich met ver¬ ve in de verkiezingscampagne van 1991 en begeleidde Venetiaan naar het presidentschap. Na het aantreden van diens regering ontstond er een conflict tussen
554
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
Arron en Nooitmeer. De laatste was tegen de wens van Arron tot minister benoemd. Volgens Arron had Nooitmeer er beter aan gedaan als fractie¬ voorzitter van het Nieuw Front aan te blijven. In die functie kon hij poli¬ tiek veel meer gewicht in de schaal leggen. Het epicentrum van de macht lag immers bij de president, de vier Nieuw Frontleiders en de fractievoor¬ zitter van het Nieuw Front. De verwijdering tussen Arron en Nooitmeer had een negatieve weerslag op de verhoudingen in de partij en vroeg met voorrang om een oplossing.168 Onder die omstandigheden weigerde Arron het partijvoorzitter¬ schap over te dragen. Met verwijzing naar de machinaties van het Comité Herstel Democratie (‘veel mensen doen zich voor als NPS-er, maar zijn het niet’) - dat eerder Nooitmeer naar voren had geschoven als opvolger van Arron - en onder de uitdrukkelijke ontkenning dat hij zelf nog enige politieke ambitie koesterde, verklaarde hij: ‘Het proces is thans verstoord. Ik ga het niet meer doen, omdat er te veel aasgieren zijn. Ik ga nooit toe¬ staan dat deze partij in vreemde handen komt. Ik wens een rustig leven.’169 Leden van het hoofdbestuur van de
nps
en Nieuw Front-collega Derby
waren Arron bijgevallen in zijn stellingname. Zij verzochten hem voor¬ alsnog een pas op de plaats te maken, al was het maar om Bouterse niet in de verleiding te brengen om toe te slaan. Tevens vroegen zij aandacht voor het belang van het doorbreken van de impasse tussen hem en Nooitmeer. Naar hun zeggen was er niet zozeer sprake van een conflict tussen Arron en Nooitmeer, maar tussen personen in de entourage van het tweetal.170 De regering-Venetiaan bracht in korte tijd tot stand wat haar voor¬ ganger niet had kunnen realiseren. In maart 1992 nam de Nationale As¬ semblee een wetsvoorstel aan waardoor het Militair Gezag uit de grond¬ wet verdween en er een einde kwam aan de politieke rol van het Nationaal Leger. Met de ondertekening door president Venetiaan en pre¬ mier Lubbers van het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking werd op 18 juni een nieuw hoofdstuk opgeslagen in de relaties tussen Suriname en Nederland. Op 8 augustus werd in de Natio¬ nale Assemblee het Akkoord van Nationale Verzoening en Ontwikkeling (ook wel aangeduid als het Akkoord van Lelydorp) getekend en bekrach¬ tigd door president Venetiaan. Daarmee zetten de regering, het Jungle Commando en de Tucayana Amazones formeel een punt achter de bin¬ nenlandse oorlog.171 Gekoppeld aan het Akkoord werd op r9 augustus een door de Nationale Assemblee aangenomen amnestiewet door Venetiaan bekrachtigd. De wet was een aangepaste versie van het voorstel dat in juni 1989 door de volksvertegenwoordiging was goedgekeurd. Openlijk ge¬ steund door Nederland, Frankrijk, de vs, Venezuela en de Europese Com-
555
missie slaagde de regering erin om Desi Bouterse op 3 december 1992 te laten aftreden als bevelhebber. Op 14 mei 1993 werd Arthy Gorré - een politiek niet geprofileerd lid van de groep van zestien die in 1987 de actieve dienst had verlaten - ingezworen als zijn opvolger.172 Arron droeg als voorzitter van de
nps
en het Nieuw Frontberaad me¬
deverantwoordelijkheid voor deze resultaten. Met recht beschouwde hij ze voor een deel als zijn eigen verdiensten. De regering-Venetiaan had het momentum gegrepen en onmiddellijk volgend op haar aantreden voorrang gegeven aan het afhandelen van een aantal politiek gevoelige dossiers. Zij kon daarbij voortbouwen op initiatieven die in gang waren gezet door de vorige regering en profiteren van een nieuw mandaat van de kiezers dat de remmende werking van het Akkoord van Leonsberg te¬ niet had gedaan. Ook de opname van de
spa
in de coalitie, meer in het
bijzonder de benoeming van minister van Defensie Gilds, zorgde voor een nieuw elan en een dosis onverschrokkenheid die van fundamenteel belang waren voor de oplossing van het machtsvraagstuk. Het was geen toeval dat Arron op 25 april 1993, op zijn 57ste verjaardag en in dezelfde maand dat Arthy Gorré werd benoemd tot bevelhebber van het Nationaal Leger, het voorzitterschap van de
nps
overdroeg aan Ronald Venetiaan.
Het afscheid van Arron als partijleider viel samen met het vertrek van Bouterse als bevelhebber.173 De voorkeur van Arron voor Venetiaan als partijleider vloeide voort uit de keuze die hij eerder had gemaakt voor Venetiaan als presidentskan¬ didaat. Naar zijn oordeel zou het combineren van beide functies hem in staat stellen ‘goed, doortastend en slagvaardig beleid’ te voeren. In Vene¬ tiaan zag Arron de beoogde ‘sterke en vastberaden leider’ die naar zijn mening Suriname op dat moment nodig had.174 Aangezien Venetiaan al de functie van president bekleedde, lag het voor de hand om één kandida¬ tenlijst samen te stellen voor het hoofdbestuur met Venetiaan als beoogd voorzitter. Dat de keuze voor Venetiaan niet correspondeerde met Arrons eerder beleden voorkeur voor een verjonging van het partijleiderschap was volgens de scheidende voorzitter de bescheiden prijs die de partij betaalde voor het verkrijgen van de beste kandidaat voor deze func¬ tie. Op 25 april 1993 werd een nieuw hoofdbestuur onder leiding van Ronald Venetiaan en een nieuw congresbestuur onder leiding van Rufus Nooitmeer gekozen. Arron wees erop dat er voor beide besturen slechts één kandidatenlijst was ingediend en dat daarmee de eenheid in de partij was gedemonstreerd. Hij waarschuwde voor infiltratiepogingen van poli¬ tieke tegenstanders. Deze dreiging was naar zijn zeggen groter dan me-
556
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
nigeen geneigd was aan te nemen. Ook Venetiaan vroeg om het bewaren van de eenheid in de partij en liet weten dat de installatie van beide be¬ sturen op een later tijdstip zou plaatsvinden.175 Het officiële aftreden van Arron op 30 mei werd bekrachtigd met de ondertekening van de protocollen van overdracht en aanvaarding door achtereenvolgens de scheidende en de nieuwe voorzitter. Hierna droeg Arron het NPS-vaandel aan Venetiaan over. In zijn afscheidsrede riep Arron zijn gehoor op de
nps
een symbool van eenheid, zelfrespect, democrati¬
sering en ontwikkeling te laten blijven. Hij merkte op het belangrijk te vinden dat Venetiaan alle ruimte kreeg als voorzitter en president. De als congresvoorzitter geïnstalleerde Nooitmeer maakte er geen geheim van dat hij korte tijd had gemeend Arron als voorzitter te mogen opvolgen. Hij veronderstelde dat hij zijn kansen had verspeeld toen hij voor zich¬ zelf een ministerspost had opgeëist. Hij erkende dat Arron gelijk had ge¬ had toen hij zich hiertegen had verzet. Voorzitter Venetiaan gaf te ken¬ nen de
nps
te willen laten groeien en zich te willen inzetten voor het
behoud van de Frontcombinatie.176 Ervaringen die voor Arron het afscheid van het voorzitterschap had¬ den vergemakkelijkt, waren verbonden met een bezoek dat hij in septem¬ ber 1992 aan China had gebracht. Het bezoek op uitnodiging van de Chinese regering had eerder zullen plaatsvinden, maar was als gevolg van de turbulente ontwikkelingen in Suriname steeds door hem uitge¬ steld. Het verblijf in de volksrepubliek hield het midden tussen een werk¬ en een privébezoek en maakte diepe indruk op Arron. Gedurende twee weken reisde hij er rond in het gezelschap van zijn echtgenote en
nps-
collega’s Bennie Kletter (en zijn vrouw) en Chou Joe Jin.177 Hij voerde be¬ sprekingen met regeringsfunctionarissen, bezocht boeddhistische tempels, genoot van de specialiteitenrestaurants en de opera in Beijing, observeer¬ de het organisatievermogen en de discipline van de stedelijke bevolking die zich in groten getale per fiets naar haar bestemming begaf, en ver¬ gaapte zich aan de Chinese muur, de ruim 6000 kilometer lange, uit aarde en steen opgetrokken verdedigingswal, die het oude keizerrijk lange tijd had beschermd tegen vijandelijke legers. Arron bekroop op sommige momenten het gevoel dat hij was thuis¬ gekomen. In dit land lag een deel van zijn wortels, hier hadden voorvade¬ ren van hem gewoond, gewerkt en liefgehad. Het inzicht verlokte hem tot het trekken van denkbeeldige lijnen naar zijn familieoorsprong. Tegelijk was hij zich bewust van de betrekkelijke nietigheid van zijn ge¬ boorteland. Afgezet tegen de uitgestrektheid van China, het ambitie¬ niveau van zijn bestuurders en de potenties van zijn bevolking stemde de
557
verbondenheid met Suriname tot matiging en bescheidenheid. Leiding¬ geven aan Suriname was in weinig te vergelijken met het managen van een opkomende wereldmacht.178 Een halfjaar na de overdracht van het voorzitterschap blikte Arron in een lezing voor NPS-jongeren terug op wat hij als zijn voornaamste wa¬ penfeit beschouwde: de realisering van de onafhankelijkheid. Hij stelde vast dat Surinamers zich gelukkig mochten prijzen dat aan de soevereini¬ teitsoverdracht geen gewapende bevrijdingsstrijd vooraf was gegaan: ‘Wij hoefden de tragedie die zich indertijd in Indonesië heeft afgespeeld niet mee te maken. Dat stuk geschiedenis heeft zich [hier] niet herhaald [... ] en laten we daar niet rouwig om zijn. Wij konden volstaan met een ideeën- en woordenstrijd binnen democratische verhoudingen.’ Volgens Arron waren staat en natie na achttien jaar onafhankelijkheid niet zo sterk als ze hadden kunnen zijn: ‘Interne en externe factoren zijn hier¬ voor verantwoordelijk. Het Nieuw Front zit helaas nog met deze erfenis en moet proberen om twee patiënten tegelijk te genezen: een zieke eco¬ nomie, maar ook een verzwakte staat [...]. In de afgelopen periode leek het soms alsof staat en natie zelfs uit elkaar dreigden te groeien in plaats van zich gelijktijdig te ontwikkelen. We moeten die tendens tegengaan omdat wij uit de geschiedenis van andere landen weten dat een dergelijk proces een zeer ernstige bedreiging vormt voor de stabiliteit van het land.’ In dit verband waarschuwde Arron voor splijtzwammen: ‘Er zijn ondemocratische krachten bezig die paniek trachten te zaaien, etnische verdeeldheid proberen te bewerkstelligen en aanslagen op Frontleiders beramen. Het is een zeer gevaarlijk spel waar men mee bezig is en waar¬ van men de gevolgen niet overziet.’179 Arron riep zijn gehoor op om toekomstgericht bezig te zijn en als in¬ dividu verantwoordelijkheid te aanvaarden voor het gezond maken en ontwikkelen van de eigen samenleving. De aandacht diende gericht te zijn op het menselijk potentieel dat in Suriname voorhanden was: ‘Wij moeten niet rekenen op onze ex-landgenoten die van overzee adviezen geven, maar wachten op een ideale economie voordat ze misschien terug¬ keren. We zullen hun adviezen bestuderen en meenemen voor zover dat mogelijk is, maar zullen het zonder hun aanwezigheid echt zelf moeten doen. Wie mee wil helpen aan de verdere opbouw van dit land zal in de eerste plaats hier met ons mee moeten ploeteren.’ Naar het oordeel van Arron was een nieuwe generatie aan zet: ‘Jullie jongeren zullen je veel meer moeten geven dan de generatie vóór jullie heeft gedaan. Werk daarom hard aan jezelf. Wat wij jullie kunnen voor¬ houden is een maatschappijvisie en een ontwikkelingsvisie en hopen dat
558
TERUG IN HET POLITIEKE MACHTSCENTRUM: KERSTCOUP EN NASLEEP
je daardoor voldoende gemotiveerd wordt om je schouders onder het rea¬ liseren hiervan te plaatsen. Wat we je kunnen garanderen als je dat doet, is geen onmiddellijk succes van al je inspanningen, maar wel een betere toekomst voor ons allen. Geef in geen geval de moed op en volg diegenen die simpele, maar misleidende oplossingen aandragen niet na. Blijf vooral niet wachten op anderen, maar begin zelf aan te pakken, op school, thuis en op het werk. Lever het bewijs aan degenen die alleen maar kritiek heb¬ ben op de jongeren van vandaag dat zij zich behoorlijk vergissen in hun beoordeling van jullie.’180 Meer dan een verantwoording van zijn politie¬ ke handelen hielden Arrons woorden een opwekking en bemoediging in voor degenen die na hem de jrambo (fakkel) brandende wensten te hou¬ den.
559
XIII Ambteloos burger
Nadat Arron in 1993 het voorzitterschap van de
nps
aan Ronald Vene-
tiaan had overgedragen, werd hij benoemd tot erevoorzitter en trok hij zich uit de actieve politiek terug. In het vervolg beperkten zijn politieke activiteiten zich tot het bijwonen van partijbijeenkomsten, het onder¬ houden van informele contacten en het volgen van nieuws over politiek via de media. Zijn dagen bracht Arron grotendeels door met vissen, tui¬ nieren en het onderhouden van sociale contacten. Anders dan hij had ge¬ hoopt, was het hem niet vergund zijn kennis en ervaring over te dragen aan jongeren in de
nps
of de partijtop bij te staan als adviseur. Het viel
hem zwaar dit te accepteren. Arron nam waar dat de ideeën die Venetiaan had over het leiden van de
nps
afweken van de koers die hijzelf als voorzitter had uitgezet. Zijn
teleurstelling hierover, gevoegd bij frustratie over de buitenspelpositie die hij innam, deden hem in 1997 besluiten zich sterk te maken voor ver¬ nieuwingen in het bestuur van de partij. Zijn steun voor een alternatieve lijst-Venetiaan leidde tijdens bestuursverkiezingen op Grun Dyari echter tot een jammerlijke aftocht van de erevoorzitter. De relatie tussen Arron en Venetiaan bekoelde, maar in 2000 verzoenden beide politici zich weer met elkaar. Kort nadat hij van de regering-Venetiaan een hoge on¬ derscheiding had ontvangen, overleed Arron in Nederland. Zijn laatste publieke optreden vond plaats in Amsterdam tijdens een openbaar debat met Lachmon en Pronk over de onafhankelijkheid. BLESSURETIJD
In kleine kring had Arron zich altijd laten ontvallen dat hij rond zijn vijf¬ tigste zou overlijden. Hij ging ervan uit dat het lot dat zijn vader en zijn grootvader had getroffen ook hem beschoren zou zijn. Afgezet tegen die verwachting had Arron inmiddels al heel wat jaren in geleende tijd ge¬ leefd. De hartoperatie in Houston was op het juiste moment gekomen en had zijn gezondheid gestabiliseerd. Toch zou de blessuretijd alleen noe¬ menswaardig kunnen worden verlengd als hij zich onthield van tabak en
561
20. Henck Arron privé in de tweede helft van de jaren negentig
sterkedrank en het dieet volgde dat hem was voorgeschreven. Maar even¬ als zijn vader kostte het hem moeite dergelijk advies ter harte te nemen. Hij hield te veel van het leven om zich culinaire genietingen te ontzeggen en het roken en drinken op te geven. Zelf meende Arron dat het er vooral om ging mentaal in evenwicht te blijven. Tegen wie het maar horen wilde, vertelde hij dat hij zich naar Chinees voorbeeld op zijn pensioen had voorbereid. Hij had dat gedaan door al tijdens zijn werkzame leven te investeren in liefhebberijen die hij ook na zijn terugtreding uit het arbeidsproces wilde beoefenen. Het ging in het bijzonder om tuinieren en vissen. Die brachten hem naar eigen zeggen tot geestelijke rust en verschaften hem de mogelijkheid dieper na te denken, vooral over persoonlijke aangelegenheden. In zijn tuin was hij alleen, werd hij niet gestoord en kon hij zichzelf zijn. Hetzelfde gold voor de uren die hij aan het visgat doorbracht. Ook die bezorgden hem ogen¬ blikken van zelfinzicht en verlichting.1 In zijn overvloedig met struiken en gewassen begroeide tuin begaf Arron zich bij voorkeur in de vroege ochtenduren, wanneer er een koel briesje woei en het voortduwen van een kruiwagen en het hanteren van een houwer of een tjap (tuinhak) nog geen afmattende bezigheden wa¬ ren. Hoewel Arron een bijzondere voorliefde had voor het kweken van rozen en orchideeën genoot hij van het buitenleven in brede zin. Het ging hem om het directe contact met de kleine wonderen van de natuur
562
AMBTELOOS BURGER
waardoor ook Lao Tse geïntrigeerd was geweest. Het opsnuiven van geu¬ ren, het volgen van de uitlopers van bomen en planten, en het observeren van vogels en insecten bezorgden hem een gevoel van stille overgave aan een patroon van orde en regelmaat dat er sinds mensenheugenis was ge¬ weest en dat er nog tot in lengte van dagen leek te zullen zijn. Bij het tuinieren hoorde het verzorgen van zijn zangvogels. Die wa¬ ren ondergebracht in kooien die rond het terras hingen. Arron was ge¬ hecht aan zijn vogels. Hij beschouwde hen als een deel van zijn natuurlij¬ ke omgeving, voelde zich prettig in hun aanwezigheid en kon aandachtig luisteren naar het gefluit dat zij voortbrachten. Niet minder aandacht gaf hij zijn honden, Braziliaanse fila’s en rottweilers, die in hokken achter op het erf verbleven en aansloegen zodra bezoekers zich voorop bij het hek van de woning aanmeldden. Zelf betoogde Arron dat het werken in de tuin een gezonde fysieke inspanning vereiste, waarbij hij niet ontkende dat zwemmen en fietsen mogelijk beter waren voor het op peil houden van zijn conditie. Maar met deze vormen van bewegen had hij weinig af¬ finiteit. Het vissen was Arron met de paplepel ingegoten. Al in de tijd dat hij er met zijn vader en broer John op uit trok, was hengelen een passie van hem geweest. In zijn politiek actieve jaren had hij er aardigheid in gehad om voorafgaande aan een ministerraadvergadering in het district een hengel uit te werpen. Daarna was het een kwestie van alles op alles zetten om tijdig weer in de stad terug te zijn. Arron ging er prat op dat hij aan het visgat de beste ingevingen kreeg. Zijn onafhankelijkheidsboodschap was er ontstaan. Hij had een zakboekje meegenomen en aantekeningen ge¬ maakt op momenten dat iets bruikbaars in hem was opgekomen. Thuis had hij de kerngedachten die zich hadden aangediend tot een redevoe¬ ring uitgewerkt.2 In de tweede helft van de jaren tachtig en in de jaren negentig viste Arron met leden van een vriendengroep bestaande uit Guno Codfried, Rudi Rodrigues, Bert Berkleef, Bennie Kletter, Otmar Rodgers, Harry Tewarie, Adiel Kallan en Heve Sibilo. De laatste was een telg uit een za¬ kenfamilie uit de Burenstraat. Het gezin woonde schuin tegenover het ouderlijk huis van Netty Arron. Al sinds de jaren vijftig stond Arron op goede voet met de Sibilo’s. Met alle acht broers uit het gezin ging hij om, vanaf 1987 in het bijzonder met Heve. In de zwampen (moerassen) van Saramacca en Coronie en in de omgeving van Wageningen visten de vrienden op kwikwi, in het Coesewijne- en Tibitigebied en in Para wier¬ pen zij hun hengels uit om kumaparu te vangen.3 Met buddy Heve Sibilo en partijgenoot Adiel Kallan vormde Arron
563
een tijd lang ask, een samentrekking van de eerste letters van de achter¬ naam van het drietal en een verwijzing naar hun zelf aangemeten bede¬ laars- en vrijbuitersimago. Voor dag en dauw stonden de mannen op, zorgden ervoor dat hun motoren en hengelgerei in orde waren, sloegen voldoende benzine in, regelden eten en drinken bij bevriende relaties en haalden stangen ijs om de etenswaren en drank gekoeld te kunnen hou¬ den. Op de 16-voets aluminiumboot van Arron visten zij dagen achter¬ een. Slapen deden zij in een tent die zij op het erf van kennissen opzetten. Arron was de gangmaker achter de expedities, zette vroeg in de ochtend koffie en bereidde de maaltijden. Het ging om kameraadschap onder het genot van een borrel en met veel ruimte voor het maken van grappen. De vangst werd deels ter hand gesteld aan degenen die hun ‘donaties’ hadden geleverd.4 Arron was een verwoed hengelaar. Hij stelde er een eer in om met on¬ eindig geduld en grote vasthoudendheid zo veel mogelijk vissen te ver¬ schalken, alleen of in competitie met andere vissers. Die rivalen konden tot zijn eigen vriendengroep behoren, maar evengoed onbekenden zijn. Los van de speelse, zo niet plagerige kanten van die krachtmetingen ma¬ nifesteerde zich bij Arron een sterk ontwikkelde winnaarsmentaliteit. Arron zweeg over zijn visgeheimen, al helemaal tegenover vreemden. Als de laatsten bij hem informeerden naar visgaten waar het goed hengelen was, verwees hij hen naar plaatsen waar de kans op een geslaagde vangst sterk te wensen overliet.5 Op aanhoudend verzoek van zijn moeder zou hij zijn boot in de jaren negentig verkopen. Gealarmeerd door berichten over de binnenlandse oorlog had zij hem op het hart gedrukt niet meer naar het Coesewijnegebied te gaan waar vissers op zichzelf waren aange¬ wezen en een aanmerkelijk risico liepen dat hun iets overkwam.6 Een ander deel van zijn sociale contacten onderhield Arron via de zo¬ geheten maandaggroep. Op maandagochtenden druppelden vanaf 10.00 uur vrienden en kennissen de woning aan de Gravenberchstraat binnen.7 Tot de vaste bezoekers behoorden Heve Sibilo, Rudi Rodrigues, Guno Chin A Sen, Rudy Sam-Sin en johan Heide, een oom van Netty met wie Arron een vertrouwensband had opgebouwd. De conversatie beperkte zich tot alledaagse onderwerpen. Het ging om een ontspannen samen¬ zijn waarbij nieuwtjes werden uitgewisseld en de dingen van de dag wer¬ den doorgenomen. Arron stelde er een eer in om voor zijn gasten te ko¬ ken. Vaak trof hij in het weekend al voorbereidingen hiertoe. Iedereen bleef zolang hij of zij wilde. Een enkeling slaagde erin zijn aanwezigheid tot in de vooravond te rekken.8 Daarnaast ontving Arron met enige regelmaat familieleden bij zich
564
AMBTELOOS BURGER
thuis. Johan Heide: ‘Henck was als oudste zoon een soort godfather voor zijn familie. Hij kon er echt van genieten als hij met zijn broers en zussen gezellig bij elkaar kon zitten. Soms, als hij dit nodig vond, riep hij hen tot de orde. Nooit zou het bij hem opkomen hen te regelen. Dat weigerde hij principieel. Mensen die hem om gunsten vroegen, waren bij hem aan het verkeerde adres. Een van zijn broers heeft jarenlang niet met Henck wil¬ len spreken. Hij was boos, omdat Henck er niet toe te bewegen was zijn invloed aan te wenden ten gunste van hem.’9 Op hoogtijdagen kookte Arron uitgebreid en werden zijn familie¬ leden geacht zich te goed te doen aan zorgvuldig door hem bereide maal¬ tijden. Dit bleek in het bijzonder tijdens de viering van zijn zestigste ver¬ jaardag. Arron beschouwde die gebeurtenis als een groots moment in zijn leven. Hij had een ouderdom bereikt die onmiskenbaar afstak tegen de leeftijd waarop zijn vader en grootvader waren heengegaan. Van zijn vreugde en opluchting hierover maakte hij geen geheim. Familieleden en vrienden werden uitbundig onthaald, aan eten en drinken was geen ge¬ brek, mensen die aanstalten maakten om te vertrekken werden er door hem van weerhouden om naar huis te gaan.10 Johan Heide: Arron was in de jaren negentig een gelouterd man. Santo Boma had hem niet verbitterd gemaakt, maar gevormd en geschoold. Hij was bezadigder geworden en hij had rust gevonden. Tegelijk kon je niet zeggen dat hij in alle opzichten een tevreden mens was. Daarvoor was er te veel in het verleden gebeurd dat hij niet had gewild. Hij keek vooral met gemengde gevoelens terug op zijn rol in het conflict met de onderof¬ ficieren. Hij gaf toe dat hij op dat onderdeel tekort was geschoten.’11 Tegenover de Nederlandse televisieverslaggever Aad van den Heuvel had Arron eerder erkend dat zijn internering hem geestelijk rijper had ge¬ maakt. Deze had hem tot meer zelfkennis gebracht en hem kritischer naar zijn politieke loopbaan laten kijken.12 Zelfonderzoek hield voor Arron verband met het bestuderen van de verrichtingen van bekende wereldleiders. Hij verdiepte zich in hun leven en werk aan de hand van hun (auto)biografieën. Achter zijn pogingen tot identificatie en zelfbevestiging ging geen duidelijke systematiek schuil. Arron las overwegend boeken waarop vrienden hem attendeerden of die hij van hen cadeau had gekregen. Simón Bolivar, John F. Kennedy, Richard Nixon, Nikita Chroesjtsjov, Feonid Brezjnev en Anwar Sadat waren en¬ kele figuren van wier levensloop en wereldbeschouwing hij kennisnam. Maar alleen het levensverhaal van Sadat raakte bij Arron een snaar en gaf hem het idee dat er een element van verwantschap tussen hen beiden be¬ stond. In zijn algemeenheid speelde de Surinaamse politiek zich te veel
565
af terzijde van het wereldgebeuren en verschilden Surinaamse politici te veel van leiders van grote en middelgrote staten om een vergaande mate van vereenzelviging mogelijk te maken. Er liep behalve via Sadat nog een ander lijntje van Arron naar Egypte. Hoewel hij niet graag naar toneel- of muziekuitvoeringen ging, hield Arron van klassieke muziek. Zijn voorkeur ging uit naar laatachttiendeen negentiende-eeuwse componisten, waarbij het repertoire van de Itali¬ aan Giuseppe Verdi zijn bijzondere belangstelling had. Diens opera Aida waardeerde hij het meest. Het muzikale en theatrale spektakel, vol krijgs¬ haftigheid, vervoering en grandeur, boeide hem vanwege de dramatische spanningsopbouw en de meeslepende melodieën, maar ook vanwege het libretto dat zich centreerde rond een driehoeksverhouding tegen de ach¬ tergrond van een ingrijpende politieke strijd. Voor de mannelijke hoofd¬ persoon, de Egyptische legerkapitein Radames, draaide het bestaan om de verwerving van macht, roem en aanzien, maar ook om het volgen van zijn hart, zelfs als dit het trotseren van heersende conventies met zich meebracht. Aan het einde van zijn leven, wachtend op het doodvonnis dat aan hem voltrokken zal worden, wordt het Radames duidelijk dat de scheidslijn tussen triomf en nederlaag dun is en dat het lot van de mens door veel meer dan alleen zijn eigen wil en ambitie wordt bepaald. Het is verleidelijk elementen uit het verhaal op Arrons eigen leven te projecte¬ ren, maar bedacht moet worden dat hij in de eerste plaats van het mu¬ ziekstuk genoot als artistieke prestatie. Wist Arron met zijn sociale contacten en liefhebberijen invulling te geven aan zijn bestaan, het deprimeerde hem zich te moeten neerleggen bij de rol van buitenstaander en genoegen te moeten nemen met de peri¬ ferie waarin hij voor zijn gevoel terecht was gekomen. Arron miste het applaus op Grun Dyari, de hectiek van verkiezingscampagnes, de uitda¬ gingen die besloten lagen in het houden van toespraken en het voeren van onderhandelingen, en het zinderende schakelen tussen gevoel en verstand.13 Hij moest eraan wennen dat personen niet langer naar hem toe kwamen, bij hem gingen zitten, hem eer bewezen en hun loyaliteit toonden. Het vergde veel van zijn aanpassingsvermogen om te accepteren dat hij als patroon opgehouden had te bestaan en dat mensen niet langer afhankelijk van hem waren. Als regeringsadviseur had Arron op afstand bemoeienis met de poli¬ tiek, maar kwam het vooral aan op zijn bestuurlijke ervaring en kennis van financiële dossiers.14 Politiek even bescheiden waren zijn bijdragen aan
nps-vergaderingen
die hij als erevoorzitter bezocht en waar hij ook
wel het woord voerde, niet zelden tot ergernis van aanhangers uit het
566
AMBTELOOS BURGER
Venetiaan-kamp. Toen dit in toenemende mate tot spanningen leidde, stelde hij zich terughoudender op en zag hij af van een plaats op het spreekgestoelte.15 Wel behield hij zich als erevoorzitter het recht voor om zich af en toe in de media kritisch uit te laten over de regering, niet altijd tot onverdeeld genoegen van de president.16 Dat Arron ter gelegenheid van twintig jaar onafhankelijkheid als een elderly statesman zijn licht mocht laten schijnen over de recente loop van de geschiedenis, deed hem goed. In een uitgebreid interview met De West legde hij uit dat hij graag had gewild dat Suriname de nieuwe horizon eer¬ der had bereikt, maar dat er geen reden was het vertrouwen in de toe¬ komst van het land te verliezen. Hij wees op de beschikbare menselijke en natuurlijke hulpbronnen, benadrukte het belang van verantwoorde¬ lijkheidszin, discipline en onderling respect, en verklaarde er rekening mee te houden dat de benodigde economische ontwikkeling binnen een generatie gestalte zou krijgen.17 In de aanloop naar de verkiezingen van 1996 maakte politieke opwin¬ ding zich andermaal van Arron meester. De regering-Venetiaan had reden om terug te zien op een succesvolle ambtstermijn. Vooral de oplossing van het machtsvraagstuk, de beëindiging van de binnenlandse oorlog en het doorbreken van het internationale isolement konden het electoraat als positieve resultaten worden aangeboden. Het Nieuw Front was daar¬ entegen kwetsbaar waar het ging om de uitkomsten van het structureel aanpassingsprogramma dat het had uitgevoerd. Het programma had de eerder sterk fluctuerende wisselkoers beteugeld, het vertrouwen in de Surinaamse gulden hersteld, de monetaire situatie gestabiliseerd en de internationale kredietwaardigheid van het land verbeterd. De gunstige effecten hiervan op de levensstandaard van de gewone burger waren ech¬ ter nog niet merkbaar geweest. Met de koopkracht van de bevolking was het nog altijd slecht gesteld en de toegang van huishoudens tot goederen en diensten liet sterk te wensen over, of het nu ging om voeding, kleding, huisvesting, gezondheidszorg of onderwijs. Het Nieuw Front beloofde een verdere gezondmaking van de economie, maar waarschuwde het electo¬ raat dat alles afhing van het maken van de juiste keuze.18 Arron voerde in 1996 eigener beweging campagne voor de
nps
in het
district Para onder de vlag van het mede door hem opgerichte gezelschap ‘Vrienden van Para’. Vanouds was dit district een NPS-bolwerk. Na 1863 hadden voormalige tot slaaf gemaakten hier het heft in eigen hand geno¬ men, plantages opgekocht en tot ontwikkeling gebracht. De wortels van veel NPs’ers lagen in dit district, onder andere die van de familie Pengel en die van de familie van de moeder van Venetiaan. Maar ondanks deze
567
roemruchte geschiedenis had de ndp in 1991 al een bres weten te slaan in het
nps-bastion
en een zetel in de wacht gesleept. De overige zetels wa¬
ren naar het Nieuw Front gegaan, een voor de De
ndp
nps
en een voor de
ktpi.
richtte zich in 1996 op het binnenhalen van een tweede zetel in
het district. Onder leiding van Arron slaagde het Nieuw Front er echter in de zetelverdeling te bestendigen. Na een felle strijd won de zetels, op de manier die Arron voor ogen had gestaan. De
ndp
nps
twee
verkreeg
de resterende zetel.19 De betrokkenheid van Arron bij de NPS-campagne werd getolereerd, maar erkentelijkheid en waardering van de zijde van de partijleiding wer¬ den hem onthouden. Dit griefde hem.20 Zijn bemoeienis met de verkie¬ zingen riep binnen de partij weerstand op. Walter Pengel, waarnemend voorzitter van het partijcongres, had Arron laten weten dat het district niet zijn territorium was. Pengel was door Venetiaan aangewezen om de verkiezingscampagne in Para te leiden. Hij maakte met Arron een duide¬ lijke afspraak: samen zetten zij zich tijdens de verkiezingen in voor de partij, maar onder leiding van Pengel. Volgens Pengel was Arron erop uit om de groep-Jessurun te pushen en wilde hij door actief te participeren in de campagne zijn invloed aanwenden bij de partijtop. Hij beschouwde dit als een gevaar voor de stabiliteit van de groene partij.21 Arron verklaarde dat het hem er slechts om ging een bijdrage te leveren aan de verkiezings¬ overwinning van het Nieuw Front. Die zege zou er ook komen, maar door¬ dat een deel van de vhp zich afsplitste in de Basispartij voor Vernieuwing en Democratie zou de
ndp
(bvd)
en samen met de
met steun van de
bvd
en de
ktpi
ktpi
het Frontverband verliet,
onder leiding van Jules Wij-
denbosch de eerstvolgende regering formeren.22 HET DRAMA OP GRUN DYARI
In de nasleep van de voor de
nps
teleurstellende uitkomst van de rege¬
ringsformatie ontstond er in juli 1997 verdeeldheid over de kandida¬ tenlijst voor een nieuw hoofdbestuur. Deze onenigheid was het meest zichtbaar binnen de afdeling-Paramaribo, de grootste van de elf NPS-afdelingen. Een meerderheid van 26 kernen zette het bestuur onder leiding van Erwin Lelie af en verving het door een voorlopig bestuur onder lei¬ ding van Jules Anches. De nieuwe voorzitter zou gevraagd worden om op de congresvergadering van 19 oktober te stemmen op de kandidatenlijst waarop na beoogd voorzitter Venetiaan de naam van Arti Jessurun als on¬ dervoorzitter prijkte. Dit was binnen de
nps
een omstreden lijst, die op¬
gesteld was in reactie op de lijst van het partijestablishment. Daarop was achter Venetiaan als voorzitter Otmar Rodgers als ondervoorzitter gepo-
568
AMBTELOOS BURGER
sitioneerd. De lijsten illustreerden de tweedeling in de partij. Venetiaan had alleen de lijst bewilligd waarop hij met Rodgers als ondervoorzitter figureerde.23 Het hoofdbestuur had twee keer met de voorzitters van de afdelings¬ besturen vergaderd met de bedoeling een consensuslijst op te stellen. Dit had niet het beoogde resultaat opgeleverd. Nadat vijf van de voorzitters niet meer waren komen opdagen, hadden de zes overgebleven voorzitters hun lijst ingediend bij het hoofdbestuur. Aan de hand hiervan had het hoofdbestuur de kandidatenlijst samengesteld. In antwoord hierop sug¬ gereerden de voorzitters die zich afzijdig hadden gehouden een commis¬ sie van wijze mannen te vragen een consensuslijst op te stellen. Het congresbestuur had dit voorstel afgewezen. Naar het oordeel van het bestuur was dit plan gefabriceerd door ‘een werkarm van de ndp in de nps’.24 Partijvoorzitter Venetiaan sprak van een onwettige afdelingsvergadering in Paramaribo en meende dat vier voorzitters van de vijf afdelingen die Jessurun als ondervoorzitter zouden steunen, hadden gehandeld zon¬ der hun achterban te hebben geraadpleegd. Venetiaan wilde in gesprek¬ ken met de afdelingsvoorzitters komen tot een consensuslijst. In een in¬ gezonden brief in De Ware Tijd weersprak hij de analyse van de hoofdredactie van deze krant. Deze had gesteld dat de
nps
bezig was uit
elkaar te vallen. Volgens Venetiaan was dit overdreven. Het ging om een verkiezingsstrijd binnen de partij, niet om groepen aanhangers die zich in nieuwe partijen wensten op te splitsen.25 De kritiek op Venetiaan luidde dat hij moeilijk toegankelijk was en niet alle top-NPs’ers kende in belangrijke beslissingen die hij nam. In het landsbestuur, maar zeker binnen de partij waaraan hij leidinggaf, wenste hij moreel-ethische principes hoog te houden. Hij sloot op voorhand sa¬ menwerking met de
ndp
uit en nam een kritische houding aan ten aan¬
zien van de handelselite in de vh p . Dat deze factie zich na de verkiezingen van 1996 had afgescheiden van de vhp en als gaan met de
kt pi
en de
ndp
bvd
een coalitie was aange¬
bewees voor hem dat bepaalde belangen¬
groepen er niet voor terugdeinsden politiek opportunisme en ongebrei¬ deld kapitalisme op een verwerpelijke manier met elkaar te verbinden. Deze moreel-ethische principes lagen ook ten grondslag aan Venetiaans verzet tegen verdere samenwerking met Arti Jessurun. Laatstge¬ noemde was ondervoorzitter van de
nps
geweest, maar had voor alle
partij functies bedankt toen in augustus 1993 zijn betrokkenheid was uit¬ gekomen bij de Begro-Insulaire-affaire. In ruil voor het aanwenden van zijn politieke invloed had hij tonnen aan Nederlandse guldens ontvangen van Insulaire Handelsvereniging en Wagenaar Begro.26 Hierdoor waren
569
deze Nederlandse bedrijven erin geslaagd een contract te sluiten met de Surinaamse overheid voor de levering van pakketgoederen. Veel mensen in de
nps
hadden aanstoot genomen aan het bemiddelings- en advieswerk
van Jessurun, maar vooral aan de financiële vergoeding die ertegenover had gestaan. Zij oordeelden dat er sprake was van een buitenproportio¬ nele zelfverrijking, zeker in het licht van de economische crisis die Suriname op dat moment doormaakte.27 De tamelijk onaangedane reactie van de ondervoorzitter op de onthul¬ ling was bij de partijtop slecht gevallen. Jessurun had geweigerd inzage in zijn administratie te verschaffen en had volgehouden dat hij geen - zoals algemeen werd aangenomen - steekpenningen maar commissiegeld had aangenomen. Naar eigen zeggen was hij bij Begro-Insulaire betrokken als zakenman, niet als politicus. Jessurun benadrukte dat hij op vakantie in Nederland na door de politie te zijn gehoord juridisch niet was ver¬ volgd. Hij achtte zich daarmee van iedere schuld vrijgepleit.28 De
nps-
leiding oordeelde dat de kwestie een smet op de naam van Jessurun had geworpen en dat niet langer kon worden toegestaan dat hij partij functies bekleedde. Jessurun schikte zich in zijn lot, maar meende vier jaar na da¬ to dat hij een herkansing verdiende. In deze opvatting werd hij gesteund door een stroming in de partij die er voorstander van was Jessurun onder bepaalde voorwaarden te rehabiliteren. Met zijn gooi naar het ondervoorzitterschap van de nps probeerde Jessurun in te spelen op deze gevoelens en een eerste stap te zetten op weg naar een politieke comeback.29 Binnen de afdeling-Paramaribo had Erwin Lelie zich niet neergelegd bij zijn afzetting als voorzitter. Op 8 oktober maakte hij bekend dat hij van 26 kernen het mandaat had gekregen om de afdeling op de congres¬ vergadering van 19 oktober te vertegenwoordigen. Dit was een tegenslag voor de groep-Jessurun, want Lelie was een verklaard aanhanger van Venetiaan. De rechtmatigheid van diens optreden werd echter in twijfel getrokken toen de 26 kernen bezwaar aantekenden tegen de door Lelie gevolgde procedure. Een nieuwe afzetting volgde waarna de balans in Paramaribo andermaal ten gunste van het kamp-Jessurun leek door te slaan. Arron, door een aantal NPs’ers om advies gevraagd, liet weten be¬ zorgd te zijn. Het optreden van Lelie stond naar zijn oordeel haaks op de consensusgedachte van Venetiaan en was in strijd met de opdracht die partijleden hadden om de interne orde en rust te bewaren. Er diende vol¬ gens Arron alles aan gedaan te worden om te voorkomen dat de situatie uit de hand zou lopen.30 De groep-Jessurun - waarbij zich als kandidaat-leden voor het hoofd¬ bestuur ook de Assembleeleden Ruth Wijdenbosch, Harold Bendt en
570
AMBTELOOS BURGER
Hugo Pinas hadden gevoegd evenals oud-Assembleelid Ro Waarde en oud-parlementariër Karei Zeefuik - presenteerde onder de naam Tref¬ punt 2000 zijn verkiezingsprogramma. Daarin werd een pleidooi gehou¬ den voor een modernisering en een verdere democratisering van de nps via het versterken van de statutaire organen van de partij, het introduce¬ ren van moderne managementsystemen, het optimaliseren van de parti¬ cipatie van jongeren en vrouwen in de partij en het beter benutten van het beschikbare kader. Naast een kandidatenlijst voor het hoofdbestuur had Trefpunt 2000 ook een kandidatenlijst voor het congresbestuur op¬ gesteld. Op deze lijst figureerde Rufus Nooitmeer als kandidaat-voorzitter. Walter Pengel was de kandidaat-voorzitter op de door Venetiaan be¬ willigde lijst.31 Op de congresvergadering van 19 oktober barstte de bom en raakten aanhangers van Venetiaan en Jessurun met elkaar slaags. De bijeenkomst was al rumoerig begonnen. De verkiezingscommissie onder leiding van Alwin Baarh had vastgesteld dat van meerdere partijleden die als afge¬ vaardigden van een afdeling waren voorgedragen bepaalde stukken ont¬ braken, zodat deze personen niet als zodanig konden worden erkend. Het ging merendeels om NPs’ers die tot de groep van Arti Jessurun be¬ hoorden. Jessurun vroeg tevergeefs om het woord. Naar zijn overtuiging was er in bepaalde districten gefraudeerd en had de groep-Venetiaan fic¬ tieve onderafdelingen opgericht. De partijleiding stond Jessurun echter niet toe een verklaring af te leggen. Er werd hem te verstaan gegeven dat bezwaren eerder schriftelijk kenbaar hadden moeten zijn gemaakt. De schermutselingen op het partijterrein werden ingeluid met de on¬ verwachte komst van erevoorzitter Arron. Groepen aanwezigen onthaal¬ den Arron, die gold als adviseur van de groep-Jessurun, op boegeroep.32 Hij liep naar het podium waar Alwin Baarh nog met zijn uiteenzetting bezig was, liet weten dat hij het woord wilde en begaf zich richting de microfoon. Hierop greep waarnemend congresvoorzitter Pengel in. Hij verklaarde in niet mis te verstane bewoordingen dat hij deze vorm van or¬ deverstoring niet tolereerde. Voor sympathisanten van Venetiaan en Jessurun was dit het startsein om elkaar in de haren te vliegen. Er werd geduwd en getrokken, met stoelen geschoven en gegooid, er werden drei¬ gementen geuit en klappen uitgedeeld. Arron werd door partijgenoten ontzet en verliet onder politiebegeleiding Grun Dyari. Ruim een uur na de vechtpartij werd de vergadering hervat. De groep-Venetiaan won de verkiezingen voor het hoofdbestuur. Negen afdelingen stemden voor de lijst Venetiaan-Rodgers, twee afdelingen voor de lijst Venetiaan-Jessurun. Ook waar het ging om de samenstelling van het congresbestuur haalde de
571
groep-Jessurun bakzeil. De lijst aangevoerd door Walter Pengel kreeg de meeste stemmen.33 Edward Findlay, verbonden aan De West: ‘Er was ’s ochtends al de no¬ dige onrust op Grun Dyari. Aanhangers van beide lijsten hadden zich op het partijterrein verzameld en lieten merken voor de overwinning te gaan. Op een gegeven moment hoor ik in de auto Arron tegen radio
abc
verklaren dat hij niet naar Grun Dyari zal komen. Ik bel hem op en op zijn verzoek ga ik bij hem langs. Als ik zijn woonkamer binnenkom, zit hij op de grond naar radio Apinti te luisteren die live verslag doet van de ge¬ beurtenissen. Zijn commentaar is bondig: Mijn kinderen zijn in de pro¬ blemen. Ik vraag hem: wat ga je doen? Hij zegt: laten we nog een beetje luisteren. Na een tijdje gaat hij naar boven om zich te baden. Als hij weer naar beneden komt, draagt hij een mooi gladgestreken shirt en grijze slippers. Netty kijkt bedenkelijk, maar hij legt haar de situatie uit. Ver¬ volgens vraagt hij mij of ik hem naar Grun Dyari wil rijden. Natuurlijk wil ik dat. Als we in de buurt van onze bestemming zijn, maant hij mij om gas terug te nemen. Ik moet in één vloeiende beweging de eerste poort binnenrijden. Is de wagen bij het partijgebouw geparkeerd, dan gaat hij rechtsom en ik linksom. Arron loopt naar voren, passeert Venetiaan en het publiek begint zich te roeren. Alwin Baarh is aan het woord. Arron krijgt een stoel op de eerste rij toegewezen, Baarh heet de erevoorzitter welkom en vervolgt zijn toespraak. Arron steekt meerdere keren zijn vinger op ten teken dat hij iets wil zeggen. Baarh reageert en Arron legt uit dat hij het woord wil nemen en dat Baarh de vergadering aan het congresbestuur moet terug¬ geven. Als hij zich richting de microfoon begeeft, staat voorzitter Walter Pengel op en zegt: dames en heren partijgenoten, er is een onruststoker binnengekomen en dat gaan wij niet nemen. Vervolgens raken aanwezi¬ gen met elkaar slaags en wordt Arron onder het toeziend oog van de poli¬ tie door medestanders naar de poort begeleid.’34 Op het partijterrein gaf Arron drie interviews. Hij verklaarde als vre¬ desengel te zijn gekomen en uit te zijn geweest op verzoening: ‘Een vader kiest geen partij in een ruzie tussen kinderen. Hij probeert ze bij elkaar te krijgen. Dat is de plicht van een vader.’ Hij zei het niet te kunnen accepte¬ ren dat NPs’ers elkaar afslachtten en ontkende dat hij optrad als adviseur van de groep-Jessurun. Arron onthulde dat hij Venetiaan had voorgesteld de verkiezingen uit te stellen. Het verdiende zijns inziens de voorkeur eerst met de groep-Jessurun te praten en te onderzoeken of er een oplos¬ sing voor de gerezen problemen kon worden gevonden. In antwoord op deze suggestie had Venetiaan opgemerkt dat Arron de onafhankelijkheid
572
AMBTELOOS BURGER
toch ook niet had uitgesteld. Voor Arron waren dit echter onvergelijk¬ bare zaken.35 Speculaties dat Arron toewerkte naar een politieke comeback ontken¬ de hij ten stelligste: ‘Ik vecht niet tegen Venetiaan. Wat ik heb gemaakt, breek ik niet. Ik zal hem blijven verdedigen tot het einde, maar niet op deze manier.’ Zijn persoonlijke voorkeur voor Jessurun als ondervoorzitter be¬ rustte op de politieke ervaring die deze had opgebouwd. In 1993 was hij nog in diezelfde functie gekozen! Het boegeroep dat hem ten deel was ge¬ vallen, had hem niet geraakt: ‘Ik ken deze mensen. Het zijn allemaal mijn mensen. Ik heb ze gemaakt. Als ik wilde had ik een massa van 20.000 men¬ sen op de been gebracht.’3*5 Nadat Edward Findlay de auto naar de tweede poort had gereden, stapte Arron in. Hij liet zich beheerst ontvallen: nu heb ik Venetiaan waar ik hem hebben wil. Het tweetal reed eerst naar ‘16’ voor een nabeschouwing en vervolgens naar de woning van Wilfred Hiralal, waar zij tot diep in de nacht op de gebeurtenissen terugblikten, in het gezelschap van onder anderen Arti Jessurun en Wim Udenhout.37 Walter Pengel: ‘Kort vóór de vergadering had ik Arron op de radio ho¬ ren verklaren dat het niet goed ging met de
nps
en dat de groep-Jessurun
meer bij de ontwikkelingen in de partij betrokken diende te worden. Hij had echter aangekondigd niet naar Grun Dyari te zullen komen. Ik keek er dus van op dat hij op een gegeven moment toch het partijterrein op¬ kwam, naar het podium liep en om het woord vroeg. Ik liet hem weten: mijnheer, gaat u weer terug, u kunt op deze manier de orde niet verstoren. Dat zou u als voorzitter ook nooit hebben toegestaan. Toen hij aanhield, heb ik herhaald: nee, dit kan niet. U bent aan het rebelleren. U kunt dit niet doen. Daarop reageerde Arron met: je noemt mij een rebel? En ver¬ volgens brak er tumult uit. Mensen kwamen op Arron af en gaven hem een paar stompen. Ik heb toen tegen de mensen gezegd dat ze hem in be¬ scherming moesten nemen. Hij is toen ontzet en naar buiten geleid. Voor mij stond vast dat Arron te veel gedronken had en dat hij Jessu¬ run in stelling wilde brengen tégen Venetiaan. Na de verloren bestuurs¬ verkiezingen trok Arron zich terug, maar Jessurun bleef zich tegen de partijleiding afzetten. Ik weet niet of Arron hem op dat moment nog steunde. Mijn relatie met Arron was vanaf die bewuste dag wel bekoeld. Pas in 2000 veranderde dit. Hij werd toen weer als een grote zoon bin¬ nengehaald in de partij en schudde onder applaus iedereen de hand. Tegen mij zei hij: “Walter, laten we al hetgeen achter ons ligt vergeten. Als ik terugkom - hij zou namelijk naar Nederland gaan - dan zijn wij weer de beste vrienden.” Dat waren de laatste woorden die hij tegen mij sprak. Ik was er allang klaar mee en had hem allang vergeven. Ik heb ook
573
nooit gevoelens van antipathie tegen hem gekoesterd. Het ging per slot van rekening maar om één incident.’38 Het was juist dat Arron formeel niet optrad als adviseur van Jessurun en dat hij persoonlijk geen functie binnen de
nps
meer ambieerde. Maar
het was in brede kring bekend dat hij veel met Jessurun optrok, hem een luisterend oor bood en welbeschouwd fungeerde als zijn coach. Terwijl zijn opvolger doende was de
nps
naar zijn eigen inzichten te modelleren,
vond Arron dat hij als erevoorzitter niet alleen het recht, maar ook de plicht had een vinger aan de pols te houden. Dat hij bovendien als grand old man aansluiting vond bij een getalenteerde jongere in de partij streel¬ de zijn ego. Ideeën van jongeren dienden volgens hem getoetst te worden aan opvattingen en ervaringen van ouderen alvorens hun bruikbaarheid kon worden vastgesteld en nagedacht kon worden over hun toepassing.39 Arrons geloof in de capaciteiten van Jessurun kon moeilijk los wor¬ den gezien van de oude banden die hij met de familie Jessurun onder¬ hield. Het waren Frits en Tjoepi Jessurun geweest (de laatste was de vader van Arti) die in 1970 een sleutelrol hadden gespeeld bij de overdracht van het voorzitterschap van de
nps
aan hem. Arron had Jessurun in rg86 ge¬
vraagd om als minister van Volksgezondheid toe te treden tot het kabi¬ net-Radhakishun. In die hoedanigheid droeg hij niet alleen regeringsver¬ antwoordelijkheid, maar was hij tevens zijn vertrouwenspersoon. Zeker in de aanloop naar de verkiezingen was het van belang dat de voorzitter van de
nps
op de hoogte werd gehouden van het actuele kabinetsbeleid
door iemand die dicht bij het vuur zat. Arron had Jessurun het jaar erna met succes voorgedragen als ondervoorzitter en zich daarmee verzekerd van diens steun in het hoofdbestuur. De persoonlijke verstandhouding tussen beide mannen was uitstekend. Op het terras aan de Gravenberchstraat, maar ook bij ‘16’ voerden zij intensieve gesprekken. Soms ging Jessurun met Arron mee uit vissen.40 Door de Begro-Insulaire-affaire was Jessurun in opspraak geraakt en had hij voor Venetiaan afgedaan als beloftevol politicus. Zowel Arron als Venetiaan had van Jessurun de beschikking gekregen over documenten uit het gerechtelijk vooronderzoek dat in Nederland had plaatsgevon¬ den. Uit deze stukken kwam naar voren dat Jessurun zich niet schuldig had gemaakt aan het aannemen van steekpenningen. Tegelijk bestond er geen twijfel over dat hij ethisch onjuist gehandeld had. Met zo weinig in¬ spanning zo veel geld verdienen was volgens velen niet in de haak. Ook Arron was deze mening toegedaan en betreurde de misstap van zijn pro¬ tégé. Maar in plaats van hier de nadruk op te leggen en Jessurun af te schrijven, gaf hij er de voorkeur aan vooruit te kijken en aandacht te vra-
574
AMBTELOOS BURGER
gen voor diens politieke bekwaamheden. Het was niet zijn bedoeling een rivaal voor Venetiaan te creëren en een opvolger klaar te stomen voor het partijleiderschap. Wel stond hem voor ogen Jessurun als visionair politi¬ cus, getalenteerd spreker en strijdbaar democraat te steunen bij het her¬ krijgen van een belangrijke partijfunctie. De reden waarom Arron meende Jessurun aan te moeten sporen zich opnieuw kandidaat te stellen voor het ondervoorzitterschap had in be¬ langrijke mate te maken met de koers van de partij. Naar het oordeel van Arron was Venetiaan bezig de
nps
te afrikaniseren, mikte hij te eenzijdig
op de steun van de lagere klassen en verzwakte hij daarmee de positie van de partij. Arron meende dat de
nps
geen exclusief zwarte partij diende te
zijn, maar een partij voor leden van alle bevolkingsgroepen, afkomstig uit de lagere én de middenklasse. Jessurun was acceptabel voor al deze groepen, ook dankzij de bekendheid en waardering die hij in de samenle¬ ving genoot als kinderarts. Toch had Arron in 1993 niet voor Jessurun ge¬ kozen, maar voor Venetiaan als zijn opvolger. Jessurun was in zijn optiek te ongeduldig in zijn streven de problemen van Suriname bij de wortel aan te pakken. De
nps
had visie, elan en doortastendheid nodig en
Jessurun bracht deze kwaliteiten als weinig anderen in, maar het voorzit¬ terschap diende te worden bekleed door een persoon die voor rust en sta¬ biliteit kon zorgen. Venetiaan was volgens Arron die persoon.41 De gebeurtenissen op Grun Dyari waren voor Arron een ontluiste¬ rende ervaring. Sommige media berichtten dat hij in kennelijke staat het partijterrein had betreden. De meningen hierover verschillen. Vaststaat dat Arron gedronken had, geëmotioneerd was en zich de gang van zaken in de partij buitengewoon aantrok. Dat hij niet in zijn gewone doen ver¬ keerde, bleek ook uit de slippers die hij droeg toen hij het partijterrein betrad. Kruisland, Rodgers en andere partijprominenten hadden in de weken voor de vergadering het handelen van Jessurun in scherpe be¬ woordingen afgekeurd. Daarmee hadden zij zich in één adem ook van Arron gedistantieerd.42 Venetiaan, die verklaarde het incident op Grun Dyari te betreuren, trok eveneens zijn handen van Arron af. Hij vond dat de verkiezingen eerlijk waren verlopen en stelde dat de groep-Jessurun zich aan omkooppraktijken had schuldig gemaakt. Omgekeerd verklaarde Jessurun dat de kiescommissie mensen tot de stemming had toegelaten die niet hadden mogen stemmen en bepaalde afdelingsvoorzitters ten onrechte hun stemrecht had ontnomen. De gang van zaken had voor hem bevestigd dat een ‘geklauwde sekte’ in de partij de dienst uitmaakte.43 Het algemene oordeel over Arron luidde dat deze politiek zijn eigen graf had gegraven.44
575
De West bracht correct naar voren dat het NDP-spook in alle geledin¬ gen van de nps
nps
rondwaarde. Partijleden beschuldigden elkaar ervan de
in de schoot van de
ndp
te willen brengen en het was dit wapen dat
tijdens de bestuursverkiezingen effectief tegen de groep-Jessurun was in¬ gezet. Volgens waarnemers waren er opvallend veel aanhangers van de ndp,
uitgerust met mobiele telefoons, op het terrein aan de Wanicastraat
aanwezig geweest. De redactie riep de
nps
op uit haar isolement te ko¬
men en het etnisch jasje van zich af te werpen, wilde zij in de toekomst niet nog meer terrein op de ndp verliezen.45 Arti Jessurun: ‘Arron en ik hadden beiden kritiek op Venetiaan. De verkiezingsuitslag van 1996 was volgens ons mede te wijten aan de beslis¬ sing van de voorzitter om dertig voorgestelde kandidaten voor de verkie¬ zingslijst door andere kandidaten te vervangen. Arron beschouwde zich¬ zelf als mijn adviseur en steunde de lijst met mij als ondervoorzitter, maar wilde de zaken niet op scherp stellen en geen confrontatie aangaan met Venetiaan. Tijdens de bewuste vergadering werden vier afdelingen van mij niet toegelaten tot de stemming. Zij werden door de congreslei¬ ding overruled. Arron nam hiervan kennis, ging naar Grun Dyari en vroeg of hij als erevoorzitter het woord mocht voeren. Voorzitter Pengel weigerde dit en vernederde Arron met zijn opmerking dat hij dronken was. Dat was niet zo. Arron had alleen de controle over zichzelf verlo¬ ren.’46 Roberto Baptista, lid van de Staatsraad namens de
nps
: Arron kon de
politiek niet loslaten. Die was altijd zijn lust en leven geweest, maar na de overdracht van het voorzitterschap beschouwden partijleden hem niet langer als een belangrijk NPs’er. Jessurun was hierop een uitzonde¬ ring. Die erkende zijn grootheid, zag hem als zijn mentor en onderhield een goede relatie met hem. Maar in de ogen van Venetiaan had Jessurun zichzelf door de Begro-Insulaire affaire onmogelijk gemaakt. Bij de min¬ ste zweem van oneerlijkheid heb je voor hem afgedaan. De lijst Venetiaan-Jessurun werd in de partij gezien als een coup. Er was altijd met één lijst gewerkt. Waarom moest er met die traditie worden gebroken? De verkiezingen verliepen eerlijk. Arron dacht daar anders over, kwam boos op zijn slippers naar Grun Dyari en wilde het woord nemen. Maar statu¬ tair was er geen ruimte voor een toespraak door de erevoorzitter. Arron kon zich hier niet bij neerleggen en gedroeg zich recalcitrant. Mensen jouwden hem uit en de politie moest er aan te pas komen om hem naar buiten te begeleiden. Het was menselijkerwijs en ook politiek gezien een tragedie, maar politiek is keihard.’47 Hedy Does: ‘Hij had gehoopt met zijn gezag het tij in de partij te kun-
576
AMBTELOOS BURGER
nen keren. Hij wilde Jessurun helpen, want hij beschouwde hem vanwe¬ ge zijn jeugdigheid, intelligentie en progressiviteit als een aanwinst voor de partij. Maar hij benadrukte steeds dat de positie van de voorzitter voor hem niet ter discussie stond. Zijn besluit om op slippers, met een borrel op, naar Grun Dyari te komen, was door emoties ingegeven. Voor iemand die altijd rationeel te werk ging, was het een ongebruikelijke stap. Hij had er natuurlijk beter aan gedaan thuis te blijven. De behandeling in de Wanicastraat heeft hem veel pijn gedaan. Jessurun werd door Venetiaan als een bedreiging gezien, vandaar dat hij zich niet onder de indruk toon¬ de van het vrijuit gaan van Jessurun in de Begro-lnsulaire zaak. Het was begrijpelijk dat Venetiaan zich als leider wilde profileren en met iedere schijn van rivaliteit wilde afrekenen, maar voor zijn voorganger was de overgang te abrupt. Het was eleganter geweest als de partij hem af en toe had gevraagd om een bijdrage te leveren. Helaas heeft dat niet zo mogen zijn.’48 Na het drama op Grun Dyari zouden Arron en Venetiaan lange tijd niet on speaking terms zijn. Binnen de
nps
zorgde dit voor ongemakke¬
lijke verhoudingen. Aan de partijleider werd eer bewezen, vooral door de partijstructuren, terwijl de erevoorzitter, zijn verdiensten ten spijt, als een paria werd behandeld. Deze opstelling kwetste Arron. Hij die de
nps
tot grote hoogten had gebracht en nooit een verkiezing had verloren, werd op een zijspoor gerangeerd en met de nek aangekeken. Was dat de beloning voor een leven van opoffering ter meerdere glorie van de
n ps
en
de republiek? Omgekeerd oordeelde het partijestablishment dat Arron bezig was de poten onder de stoel van Venetiaan vandaan te zagen. Hij zou een in opspraak geraakte partijgenoot willen parachuteren naar een positie waarvoor deze zich in de ogen van menigeen juist had gediskwali¬ ficeerd. Sommige NPs’ers meenden dat Arron er bovendien een eigen agenda op na hield. Jessurun was niet de beoogde uitdager van Venetiaan, maar een pion in een schaakspel dat Arron had uitgedacht om het partijleiderschap te kunnen heroveren. De laatste interpretatie was bezijden de waarheid en zelfs tamelijk vergezocht, maar paste bij het complotdenken waarmee partijpolitiek als vanouds was vergeven en bij een partijvoorzitter die waar het ging om zijn voorganger zichzelf voor ogen hield: deze man gaat mij niet leren hoe ik politiek moet bedrijven. Arron zelf leek vergeten dat hij de ere¬ voorzitters van zijn partij altijd op afstand had gehouden en bij de over¬ dracht van het voorzitterschap aan Venetiaan de hoop had uitgesproken dat deze de ruimte zou krijgen om zich als voorzitter te manifesteren. Ook vanuit dit perspectief bezien was het begrijpelijk dat Venetiaan wil-
577
de tonen dat de toppositie in de nps hem met recht was toegevallen en dat hij geen geduld had met bewegingen die een bedreiging vormden voor deze ambitie. De partij ging gebukt onder een conflict waarvan alle leden kennis droegen, maar waar zij zo min mogelijk over wensten te spreken. Sedney en Udenhout deden bemiddelingspogingen, maar slaagden er niet in om Arron en Venetiaan dichter tot elkaar te brengen. Ook het japin zag een verzoeningspoging stranden. Oud-president van de Centrale Bank, André Telting, ondernemer Oemar Chiragally en EBG-voorgangers Karei Zeefuik en Theo Darnoud moesten eveneens erkennen dat hun inspannin¬ gen om het conflict tussen de twee partijprominenten bij te leggen vruchteloos waren gebleven.49 Arron: Vene had in het begin moeite om zijn eigen politieke identiteit te vinden. Hij voelde dat mijn schaduw over hem heen hing. Dat kon ook moeilijk anders. Ik was 23 jaar voorzitter geweest. Nu gaat het veel beter en zie je dat hij zich steeds meer los kan maken van zijn voorganger. Tegelijk blijft men wel bij mij aankloppen voor advies. Dit land heeft in mij geïnvesteerd en daarom wil ik ook wat terugdoen. Zo moet je mijn bemoeienis met de groep-Jessurun ook zien. Dat was geen soloactie van mij, zoals veel mensen denken, maar van een kleine groep in de nps. Ik heb geprobeerd Venetiaan te laten praten met deze groep, maar hij heeft dit geweigerd. Sinds Begro-Insulaire was Vene klaar met Jessurun. Ik was het daar niet mee eens. Kijk maar naar Pro Patria en het Comité Herstel Democratie. Je kunt dit soort bewegingen niet zomaar negeren. Er is van alle kanten geprobeerd om Venetiaan en Jessurun vrede met elkaar te laten sluiten, maar het is op niets uitgedraaid. Ik heb dat zeer betreurd. Want de eenheid binnen de nps stond op het spel. De groep-Jessurun diende niet de ruimte te krijgen om te destabiliseren en te ondermijnen. Geen PNP-achtige toestanden. Uiteindelijk heeft de groep zich toch losgemaakt van de partij, ter¬ wijl dit had kunnen worden voorkomen. Maar Venetiaan was onvermurw¬ baar. Helaas. Nadat Venetiaan op Grun Dyari Arron zijn plaats had gewezen, vast¬ besloten een paleisrevolutie in de kiem te smoren, had Arron gezworen nooit meer een voet op het partijterrein te zullen zetten. Sindsdien ging hij ontmoetingen met leden van het partij- en congresbestuur zoveel mo¬ gelijk uit de weg. Een aantal jaren volhardde hij in deze houding. Hij ont¬ week de nps, de nps meed hem. Tegelijk zaten hij en Venetiaan met de situatie in hun maag. Zo hadden beide mannen zich de overdracht van het partijvoorzitterschap niet voorgesteld. Op 16 juli 2000 liet Arron zich overhalen om weer naar Grun Dyari te komen en verklaarde hij zich bereid de strijdbijl te begraven. Tevoren
578
AMBTELOOS BURGER
had ondervoorzitter Rodgers hem laten weten dat het partijbestuur hem een waardige ontvangst zou bereiden. Bij het betreden van het partijterrein werd de verloren zoon door de aanwezige massa luidkeels met ‘vori’ (voorzitter) en ‘oom Henck’ begroet. Arron werd door Venetiaan en Rodgers in de voorzitterskamer verwelkomd, er werd een borreltje ge¬ schonken en de erevoorzitter en de partijtop legden hun conflict bij.50 In een bevlogen toespraak liet Arron het congres weten verheugd te zijn dat de nps weer regeringsverantwoordelijkheid ging dragen. Het deed hem genoegen dat het electoraat had afgerekend met ‘avonturiers [... ] die [... ] bewezen hadden van het besturen van een land niets af te weten’. Arron riep de door de partij voorgedragen vijf ministers, de president, de frac¬ tievoorzitter van het Nieuw Front en de ondervoorzitter van de Natio¬ nale Assemblee op om daadkracht, moed en wijsheid te tonen en priori¬ teit te geven aan het oplossen van de deplorabele toestand in het land. Naar zijn zeggen diende het besef post te vatten dat macht vergankelijk is, roem ijdele waan, populariteit toeval en rijkdom vluchtig. De voorzit¬ ters van de elf afdelingen gaven door middel van handopsteking hun goedkeuring aan de door de nps voorgedragen kandidaten voor functies in de nieuwe regering en de Nationale Assemblee.51 Dat de verhoudingen bezig waren zich te normaliseren, kon ook wor¬ den afgeleid uit Arrons benoeming tot lid van de commissie inventarisa¬ tie van de staatsschuld. Deze werd op 20 november 2000 door minister van Financiën Humphrey Hildenberg geïnstalleerd. Behalve Arron maakten onder anderen André Telting (opnieuw benoemd tot president van de Centrale Bank), André Brahim en Theo van Philips deel uit van de commissie. Om een betrouwbaar beeld te krijgen van de openstaande staatsschulden, die vooral ten tijde van de regering-Wijdenbosch waren opgebouwd, werd de commissie geacht het totaal van de aangegane lenin¬ gen en verstrekte garantiestellingen en subsidies zo nauwkeurig mogelijk in kaart te brengen. De regering-Venetiaan 11 beoogde de bevindingen van de commissie te benutten bij het vaststellen van haar financieel beleid.52 De toebedeling van de adviesrol vervulde Arron met trots. Hij beschouw¬ de deze als een welkome benutting van zijn kennis en ervaring en een doelmatige besteding van zijn tijd, maar ook als een vorm van eerherstel.
Getuigde de verzoeningsspeech op Grun Dyari van de wijsheid van Arron en was zijn benoeming tot lid van de commissie inventarisatie van de staatsschuld een handreiking van de zijde van de regering, de onder¬ scheiding die hem op 24 november ter gelegenheid van 25 jaar onafhan¬ kelijkheid ten deel viel weerspiegelde vooral de weldenkendheid van de NPS-leiding. In hotel Torarica ontvingen oud-minister-president Arron
579
en oud-parlementsvoorzitter Wijntuin uit handen van president Venetiaan de hoogste onderscheiding van de republiek Suriname. Zij mochten zich vanaf dat moment drager van het Grootlint in de Ere Orde van de Gele Ster noemen.53 Vier oud-parlementariërs en op dat moment leden van de Nationale Assemblee - Otmar Rodgers, Ram Sardjoe, Chanderdath Tilakdharie en Fred Derby - werd de onderscheiding Grootofficier in de Ere Orde van de Gele Ster uitgereikt.54 Namens de gedecoreerden sprak Arron een kort dankwoord uit. Hier¬ in typeerde hij de eerste 25 jaar van de onafhankelijkheid als een harde leerschool, een reeks van beproevingen die Surinamers volgens hem met de neus hadden gedrukt op de noodzaak om verantwoordelijkheid te ne¬ men. Het nemen en dragen van verantwoordelijkheid beschouwde hij als ‘de slagader voor het werkelijk beleven van de verkregen vrijheid’: ‘Wij dienen nu eindelijk in te zien dat er geen ruimte meer is voor negativisme, nodeloze strijd en vernietiging van wat moeizaam is opgebouwd. [... ] De Nieuwe Horizon zal alleen maar bereikt kunnen worden middels een duurzame nationale ontwikkeling, welke ondersteund moet worden door hard werken alsmede door een gemeenschap die zich kenmerkt door democratie en nationale stabiliteit.’55 Na een receptie op het erf van het kabinet van de president begaven Arron en zijn echtgenote zich naar sociëteit Het Park voor een ontspan¬ nen nazit. In het gezelschap van onder anderen Fred Derby bracht het echtpaar er enkele genoeglijke uren door. Arron had zijn zinnen gezet op de onderscheiding, gedreven door een zucht naar erkenning en verlan¬ gend naar een passend blijk van waardering voor de diensten die hij zijn land had bewezen. Gevoelens van voldaanheid en dankbaarheid over¬ heersten nu hem deze onderscheiding ten deel was gevallen.56 In een felicitatieboodschap ter gelegenheid van het jubileum van de onafhankelijkheid presenteerde Arron een uitgebreidere versie van zijn decoratietoespraak. Hij verklaarde ervan overtuigd te zijn dat de dage¬ lijkse problemen waarvoor burgers zich gesteld zagen van tijdelijke aard zouden zijn: ‘Hoe lang dit tijdelijke zal duren is afhankelijk van onze be¬ reidheid om zelf offers te brengen. Wij moeten eindelijk gaan beseffen dat wij primair verantwoordelijk zijn voor onze eigen toekomst en daar¬ voor is nodig onze arbeid, orde en discipline, plichtsbetrachting en zake¬ lijkheid. Dit is het minste wat van ons als zelfstandige natie wordt ge¬ vraagd.’ Zoals hij sinds 1975 bij meerdere gelegenheden had gedaan, riep Arron de Nieuwe Surinamer op de handen in de Surinaamse modder te steken en ‘al het schone eruit te halen wat de natuur ons geboden heeft. Wij zullen vandaag en morgen meer moeten presteren dan gisteren en
580
AMBTELOOS BURGER
eergisteren.’ Tot besluit citeerde Arron de gedichten ‘Overwinnen’ en ‘De nieuwe dag’ uit Overwinnen ondanks donkere wolken van Hans Breeveld.57 Hij vroeg zijn toehoorders bijzondere aandacht te besteden aan de titel van het boekwerk: ‘Wij hebben geduld, wij zullen overwinnen en wij zul¬ len als natie tot volle wasdom komen.’58 De viering van 25 jaar onafhankelijkheid bracht Arron terug in de pu¬ blieke belangstelling. Hem werd door binnenlandse en buitenlandse journalisten gevraagd om in retrospectief de soevereiniteitsoverdracht van commentaar te voorzien. Geconfronteerd met het moment van de onafhankelijkheidswording repliceerde hij dat Suriname in 1975 klaar was om zijn eigen weg te gaan. Het verlangen naar vrijheid en zelfstan¬ digheid was nog niet bevredigd en de onafhankelijkheid paste in een pro¬ ces van geleidelijke toekenning van meer autonomie. Het nemen van de¬ ze laatste horde had volgens Arron een actieve opstelling vereist. Zoals je manja’s (mango’s) diende te plukken als ze rijp waren. Een manja die van een tak viel, was overrijp en niet geschikt voor consumptie. Hij voegde hieraan toe dat Surinamers na 1975 hadden moeten leren om verant¬ woordelijkheid te nemen voor hun verkregen vrijheid. Maar dat leertra¬ ject deed niets af aan de waarde van de gerealiseerde onafhankelijkheid. Er school niets verkeerds in het doorlopen van een proces van vallen en opstaan, zoals in het verleden ook Nederland en de vs hadden ondervon¬ den. Suriname was op die regel geen uitzondering.59 Tegenover andere journalisten verklaarde Arron dat hij er anders dan Lachmon bij bleef dat economische onafhankelijkheid niet bestond (een land kon alleen overleven door economische betrekkingen te onderhou¬ den met andere landen), dat natievorming bij uitstek in een onafhanke¬ lijke staat gestalte kreeg (en niet met behoud van de nationaliteit en on¬ der de paraplu van de voormalige kolonisator) en dat ontwikkeling niet van de ene op de andere dag werd gerealiseerd (wat het maximaliseren van de verdragsmiddelen in 1975 noodzakelijk had gemaakt). Arron en Lachmon vonden elkaar wel in de opvatting dat er nog altijd niet van een Surinaamse natie kon worden gesproken. Beiden erkenden dat dit een kwestie van lange adem was. Een natie kreeg op een natuurlijke wijze vorm en inhoud. Daarbij diende ongehinderde deelname aan de respec¬ tievelijke deelculturen mogelijk te blijven. De toename van het aantal personen van etnisch gemengde afkomst was volgens hen de meest in het oog springende aanwijzing dat mensen meer naar elkaar toe groeiden en beter geïntegreerd raakten.60 De onafhankelijkheidsviering, die als gevolg van de financiële situatie tamelijk sober moest worden gehouden, werd bijgewoond door president
Hugo Chavez van Venezuela, premier Miguel Pourier van de Nederland¬ se Antillen, premier Sam Hinds van Guyana en vicepremier Els Borst en parlementsvoorzitter Jeltje van Nieuwenhoven van Nederland. Namens de Nederlandse regering bood minister Borst een nieuw kantongerecht in Paramaribo aan als cadeau. Het oude gebouw was in 1989 onder ver¬ dachte omstandigheden afgebrand. Ook zegde Borst een garantiestelling toe zodat Suriname tegen gunstige voorwaarden nieuwe leningen op de internationale kapitaalmarkt kon afsluiten. Van Nieuwenhoven verklaar¬ de de toekomst van Suriname met vertrouwen tegemoet te zien. Borst zei te hopen dat in de nabije toekomst iemand van het Koninklijk Huis Suriname zou bezoeken. Zij reageerde daarmee op een opmerking van Assembleevoorzitter Lachmon die zijn teleurstelling had uitgesproken over de afwezigheid van koningin Beatrix. Bij het vijfde lustrum van de onafhankelijkheid zou het zijns inziens gepast zijn geweest als zij die als prinses bij de soevereiniteitsoverdracht aanwezig was geweest de festivi¬ teiten met haar koninklijke aanwezigheid had opgeluisterd.61
IN NEDERLAND
Er was vanuit Nederland de nodige druk uitgeoefend op Arron en Lachmon om hen in het Amsterdamse Tropentheater met elkaar in debat te laten gaan over de onafhankelijkheid van Suriname. Aanvankelijk zou Ferdinand van Dam, topambtenaar en voormalig adviseur van oud-minister Pronk, hun gesprekspartner zijn, maar voor Arron en Lachmon was dat onaanvaardbaar. Zij wilden naar Nederland komen op voorwaar¬ de dat zij konden discussiëren met Pronk zelf. Deze eis werd door de or¬ ganisatoren ingewilligd. Beide politici stonden niet te popelen om juist in Nederland het po¬ dium op te gaan. Lachmon kampte met een breekbare gezondheid en zag ertegen op de reis te maken. Arron, die het optreden ondanks zijn reser¬ ves toch ook als een uitdaging beschouwde en als een kans om zijn ziens¬ wijze voor het voetlicht te brengen, probeerde de VHP-leider op te beu¬ ren: ‘Pa Lach, we gaan het samen doen. Jij en ik. We blijven bij elkaar en je gaat zien: er gaat niets gebeuren.’62 Edward Findlay zou Arron naar Zanderij rijden: ‘De voorbereidingen verliepen niet erg vlot. Ik kwam bij hem thuis en hij bleef maar talmen. Netty en ik waren bang dat hij het vliegtuig zou missen en maanden hem tot spoed. “Geloof je nou werkelijk dat het vliegtuig zal vertrekken zonder mij?” vroeg hij plagerig.’63 De Surinaamse ambassadeur in Nederland, Evert Azimullah, bege¬ leidde Arron en Lachmon die dagen. Het tweetal logeerde in het Haagse hotel Bel Air. Op initiatief van Azimullah stelde de Surinaamse ambassa-
582
AMBTELOOS BURGER
de een auto ter beschikking waarmee Arron zich tijdens zijn verblijf in Nederland kon verplaatsen. Zijn broer Rob werd bereid gevonden als zijn chauffeur op te treden. Voor Arron, die zijn bezoek ook voor het aanhalen van familiebanden wilde benutten, was dit een elegante oplossing. Hij was verzekerd van vervoer en zou onderweg naar afspraken veelvuldig met zijn broer contact kunnen hebben. Bij aankomst op Schiphol op vrijdag 1 december ontmoette Azimullah een gespannen Arron: ‘Zowel Lachmon als Arron was nerveus. Ze had¬ den beiden het idee dat ze in Nederland ter verantwoording zouden wor¬ den geroepen voor het beleid dat zij hadden gevoerd. Arron ging er van¬ uit dat hij de schuld zou krijgen van de achteruitgang in Suriname na 1975 en van de aanwezigheid van een grote Surinaamse gemeenschap in Nederland. Hij was vastbesloten zich tegen dergelijke beschuldigingen te verweren. Uit zijn aktetas diepte hij stukken op en wees hij geagiteerd met zijn wijsvinger passages aan die zijn gelijk moesten bewijzen. Het was duidelijk dat hij zich niet zo maar gewonnen zou geven.’64 Op zaterdag 2 december liet Arron in het radioprogramma Zorg en Hoop weten dat het hem deugd deed dat er na lange tijd weer eens een grote optocht was gehouden in het centrum van Paramaribo ter gelegen¬ heid van de viering van de onafhankelijkheid. Hieruit kon volgens hem worden afgeleid dat het met het zelfbewustzijn en het natiegevoel van de burgers gunstig was gesteld: ‘Zo wilde ik het in 1975.’ Hij betreurde het dat een deel van de Nederlandse pers Suriname bleef afschilderen als een bananenrepubliek. Een dergelijke karikatuur noemde hij schadelijk voor het land. Toen het gesprek kwam op zijn uitspraak dat Surinamers niet in Nederland maar in Suriname thuishoorden, herhaalde Arron dat hoe goed Surinamers in Nederland ook werden behandeld zij hier altijd vreemdelingen zouden blijven. Het was om die reden van belang dat zij naar Suriname terugkeerden en het land meehielpen opbouwen. Hij ver¬ klaarde dit in 1974 te hebben gezegd en hier nog altijd achter te staan: ‘Dit wijzig ik niet.’65 Die avond werd het debat in het Tropentheater voorbesproken tij¬ dens een etentje. Lachmon liet de organisatoren weten dat hij er weinig voor voelde om oude vetes tussen de vhp en de
nps
op te rakelen. Hij was
vooral naar Nederland gekomen om een beetje uit te rusten en om ervoor te zorgen dat het debat met een zekere wellevendheid kon worden ge¬ voerd.66 Arron en Lachmon vernamen dat voorafgaande aan het debat Anil Ramdas een inleidend essay over 25 jaar onafhankelijkheid zou voorlezen. Deze mededeling trof de heren onaangenaam. Wie was deze Ramdas, waarom was hij uitgenodigd en wat mocht men van hem ver-
583
wachten? Er waren duidelijke afspraken gemaakt, maar nu bleek dat bui¬ ten hun medeweten een onderdeel aan het programma was toegevoegd. Dit zou, zo kregen zij te horen, verzorgd worden door een jonge Surina¬ mer die al decennia in Nederland woonde en daar een troetelkind was geworden van de politiek-culturele intelligentsia. Het hielp niet dat Ram¬ das voor het dinertje had afgezegd. Het leek wel alsof Arron en Lachmon aanvoelden dat deze zich vrijer voelde in het uitspreken van zijn tekst als hij vooraf geen confrontatie hoefde aan te gaan met de mikpunten van zijn kritiek. De aftrap voor het debat op zondagmiddag 3 december - bijna veertig jaar na de Kort Geding-discussie - werd volgens afspraak gegeven door And Ramdas.67 Hij bestempelde Arron, Lachmon en Pronk als ‘vaders van Suriname’, die hij verweet de ‘geboorte van de Surinamer’ onvoldoende aandacht te hebben gegeven. Ramdas stelde vast dat de Surinamer niet was gezocht en gecreëerd, maar in 1975 alleen was geproclameerd. Bruma was naar zijn zeggen de enige geweest die geprobeerd had de Surinamer te ‘zoeken’. Hij had daarbij vooral zijn licht opgestoken onder de Creolen. De Surinamer had hij niet gevonden, maar hij had in ieder geval een po¬ ging hiertoe ondernomen. Ook omdat de Surinaamse bevolking zich niet via een referendum over de onafhankelijkheid had mogen uitspreken, was er geen betrokkenheid van de bewoners geweest bij het vormgeven van hun identiteit. Hierdoor was het begrip Surinamer een lege huls ge¬ bleven, een ‘schuilnaam’ die niet beklijfde, ook niet omdat minister van Onderwijs en Volksontwikkeling Venetiaan kort na de soevereiniteits¬ overdracht de banden met Sticusa had verbroken.68 Liever dan in uitwis¬ seling met anderen nadenken over het specifieke karakter van de Surina¬ mer had de minister volgens Ramdas zijn landgenoten dom en ‘geestelijk gevangen’ willen houden. Hoewel zijn kritische beschouwing voldoende aanknopingspunten voor discussie bood, leek de strekking van het betoog grotendeels over de hoofden van Arron en Lachmon heen te zijn gegaan. Zij hadden zich in¬ gesteld op een politiek debat, niet op een intellectuele discussie. Boven¬ dien hadden zij zich voorgenomen geen boodschap te hebben aan de vrijmoedige academicus, van wie zij vonden dat die hun door de organi¬ satoren weinig elegant in de maag was gesplitst. In hun bijdragen zouden Arron en Lachmon nauwelijks naar de inleiding van Ramdas verwijzen. Het essay bleef hierdoor in de lucht hangen en vervulde geen functie bij het aanjagen van de discussie. De rolverdeling tijdens het debat was helder. Twee voorstanders (Arron en Pronk) en een tegenstander (Lachmon) van onafhankelijkheid
584
AMBTELOOS BURGER
blikten terug en vatten het standpunt samen dat zij een kwarteeuw daar¬ vóór hadden ingenomen. Nieuwe gezichtspunten kwamen daarbij niet aan bod. De deelnemers wensten zich zoveel mogelijk te bepalen tot de gebeurtenissen van 1974 en 1975 en legden zich toe op het recapituleren van hun toenmalige opvattingen. Wel liet de discussie over het Raamverdrag zien dat Pronk op één punt van gedachten was veranderd. Hij merkte op dat het in 1975 niet in het tijdsgewricht paste om er nog kolo¬ niën op na te houden. Gaandeweg was hij echter tot de conclusie geko¬ men dat Suriname vanwege zijn afhankelijke positie beter met het voor¬ malige moederland kon samenwerken in plaats van zoveel mogelijk zijn eigen weg te gaan. Lachmon deelde die opvatting en stelde tevreden vast dat het Raamverdrag zelfs nog verderging dan een gemenebest, het be¬ grip dat aan de totstandkoming van dit verdrag ten grondslag lag. Arron volstond met op te merken dat een gemenebest in 1975 niet paste bij de historische opdracht van de
nps
en om die reden door zijn regering was
afgewezen. Hij verhulde niet dat hij dit standpunt nog altijd onder¬ schreef. Dit was het enige onderwerp waarover hij met Pronk van mening verschilde. Bij de gedachtewisseling over alle andere kwesties stond Lachmon in zijn opvattingen tegenover Arron en Pronk. Hij herhaalde dat de onaf¬ hankelijkheid in 1975 te vroeg was gekomen. Het land was er nog niet rijp voor geweest. Dat was de reden dat hij zich tegen het overdragen van de soevereiniteit had verzet. Er waren naar zijn zeggen op dat moment nog geen Surinamers, alleen bewoners van Suriname. Aangezien hun natio¬ naliteit hun ontnomen zou worden, had het in de rede gelegen om een referendum te organiseren. Tot zijn spijt was dat er niet gekomen. Lach¬ mon verklaarde uiteindelijk zijn verzet te hebben opgegeven om de bin¬ nenlandse vrede te bewaren. De verbroederingspolitiek ging hem boven alles, ook anno 2000. Volgens hem had het geen zin om fouten te zoeken of schuldigen aan te wijzen voor de ontwikkelingen die zich na 1975 in Suriname hadden voltrokken. Arron schetste de weg naar de onafhankelijkheid als een evolutionair proces dat in 1975 dankzij gunstige parlementaire verhoudingen in Suriname en Nederland met de overdracht van de soevereiniteit had kunnen worden beklonken. Hij verdedigde het bezit van een eigen leger (al erkende hij dat de beoogde ontwikkelingstaken van de krijgsmacht niet uit de verf waren gekomen), sprak trots over de afspraken die hij met Nederland had gemaakt in het kader van de ontwikkelingssamenwerking (vooral waar het ging om de hoogte van het bedrag aan schenkingsmiddelen en de inspanningsverplichting van Nederland na uitputting van
585
deze middelen), verwierp de stelling dat het niet doorgaan van de verkie¬ zingen in T976 politiek niet verdedigbaar was geweest (‘ik ben niet onbe¬ trouwbaar’) en bestreed ‘het sprookje’ dat in Suriname de publieke voor¬ zieningen na 1975 sterk achteruit waren gegaan (dat proces was volgens hem pas in 1980 gestart). Stellig: ‘Wij hoeven niet op zoek naar onze identiteit. Wij hebben ons lot en onze persoonlijkheid verbonden aan Suriname. We zijn hele, geen halve Surinamers.’ Tot slot haalde hij fel uit naar And Ramdas, die hij verweet het Surinaamse staatshoofd te hebben beledigd met zijn opmerking over het verbreken van de banden met Sticusa.69 In de zaal werd aandachtig geluisterd. Reacties op uitlatingen van de sprekers varieerden van instemmend en afkeurend gemompel tot gelach, gejoel en applaus. Daarbij was duidelijk dat Arron en Lachmon ieder over een eigen supportersschare beschikten. In het debat had Arron zich zelf¬ bewust en energiek getoond, terwijl Lachmon minder in vorm was ge¬ weest. Meer dan eens had de VHP-leider naar woorden moeten zoeken en onsamenhangende antwoorden gegeven. Pronk was rustig gebleven en had zich het meest beschouwend getoond in zijn commentaren. Na hun optreden in het Tropentheater begaven Arron en Lachmon zich naar Den Haag voor een dinertje in restaurant Kashmir.
nps-
Nederland en VHP-Nederland hadden dit georganiseerd.70 Ook ambassa¬ deur Azimullah en oud-minister M.R. Kudhabux (lijfarts van Lachmon) waren van de partij. Arron was vrolijk, opgelucht dat het debat voorspoe¬ dig was verlopen. Lachmon oogde vermoeid en sprak weinig. Het was op zijn verzoek dat het etentje vroegtijdig werd beëindigd. Bij terugkeer in hotel Bel Air verontschuldigde de VHP-leider zich en begaf zich naar zijn kamer. Azimullah en Arron besloten zich te verpozen in de bar. Beiden lieten de gebeurtenissen van die middag de revue passeren. Later die avond voegde een groepje VHP-sympathisanten zich bij hen. De sfeer was ontspannen, de nervositeit van de dagen ervoor leek verdwenen.71 Even na twaalven riep Arron uit: ‘Het is 4 december! Wat gebeurde er op 4 december? Waarom is dit een belangrijke dag?’ Hij keek de aanwezi¬ gen één voor één onderzoekend aan, maar niemand gaf antwoord. Arron probeerde het opnieuw: ‘Mannen denk goed na. Jullie kennen toch jullie geschiedenis?’ Maar geen van de aanwezigen had enig idee waar Arron op doelde. Triomfantelijk hernam de vragensteller het woord. Docerend: ‘Vandaag is het vijfentwintig jaar geleden dat Suriname toetrad tot de Verenigde Naties. En natuurlijk is het de verjaardag van Netty.’ Gek¬ scherend voegde hij eraan toe dat zij dit laatste maar niet tegen Lachmon moesten zeggen. Lachmon zou eens op het idee mogen komen dat hij de
586
AMBTELOOS BURGER
toetreding bewust op de verjaardag van zijn vrouw had gepland. Ter af¬ sluiting van het samenzijn stond Arron erop te trakteren. Het laatste rondje was voor zijn rekening. Ruim na middernacht zou hij zijn echtge¬ note bellen om haar met haar verjaardag te feliciteren.72 De volgende ochtend 4 december brachten Arron en Lachmon, in het gezelschap van Azimullah en griffier Bleau, een bezoek aan de Tweede Kamer. Er waren ontmoetingen met Kamerleden, maar ook met minister Pronk, die te kennen gaf Arron later die week nog graag apart te willen spreken. Er volgde een lunch met een Kamerdelegatie. Om half drie was het gezelschap terug in hotel Bel Air voor een afspraak met vertegenwoor¬ digers van enkele Surinaamse organisaties. Een uur later was dit onder¬ houd achter de rug. Arron maakte telefonisch contact met John Waal¬ ring, voorzitter van NPS-Nederland. Hij zou die avond bij Waalring thuis een ontmoeting hebben met vertegenwoordigers van deze afdeling. Arron liet weten vermoeid tezijneneen moment van rust te willen inlas¬ sen. Het tweetal maakte een nieuwe afspraak voor later die week.73 Met zijn broer Rob achter het stuur liet Arron zich naar diens huis in Alphen aan den Rijn rijden. Daar zou hij de rest van de week logeren. In de auto praatten de broers over politiek en familieaangelegenheden. Arron vertelde dat hij erop stond excuses van Nederland te ontvangen in verband met de deelname van Valk aan de staatsgreep van 1980. Omdat de kwestie hem hoog zat, had hij het plan opgevat de zaak rechtstreeks met Nederlandse politici te bespreken. Tegenwerpingen van zijn broer dat de Hollanders geen excuses hadden aangeboden voor driehonderd jaar slavernij en dat zij dit zeker niet zouden doen voor het beleid dat zij na 1975 met betrekking tot Suriname hadden gevoerd, waren aan dove¬ mansoren gericht. Het advies van zijn broer om zich neer te leggen bij de onwil van Den Haag om de coup van 1980 verder te onderzoeken, stuitte bij Arron op weerstand. Hij wilde er niet aan dat zijn verlangens op voor¬ hand kansloos waren. Zoals eerder tijdens zijn verblijf in Nederland sprak Arron ook nu weer zijn bezorgdheid uit over de gezondheid van Lachmon. Als hem maar niets overkwam. Hij maakte zo’n broze indruk. Zijn broer probeer¬ de zijn zorgen te relativeren. Er waren geen aanwijzingen dat Lachmon iets zou overkomen. Hij had een taaie constitutie. Bovendien nam hij zichzelf zoveel mogelijk in acht. Er was sowieso geen peil op te trekken. Rob Arron: ‘Je kunt 83 worden, zoals onze moeder, of 70, maar je kunt ook zo doodvallen.’ Het tweetal bereikte hun plaats van bestemming. Arron begroette de vrouw des huizes en wisselde nieuwtjes met haar uit. Vervolgens werd er
587
gegeten. Later die avond begeleidde Helen, de vrouw van Rob, haar zwa¬ ger naar boven om hem de logeerkamer te wijzen. Arron had nog maar nauwelijks een voet over de drempel gezet of hij zakte in elkaar. Hij viel voorover in de armen van zijn schoonzuster. Afgekomen op haar gegil be¬ trad enkele ogenblikken later ook haar man de kamer. Op de vraag wat hem scheelde, zuchtte Arron: ‘Niets. Er is niets met mij. Alles is okay.’ Geschrokken vlijde Rob Arron zijn broer op de grond, knoopte zijn kleren los en riep hem toe om vol te houden. De gealarmeerde
ehbo
was binnen
vijf minuten ter plaatse. De dienstdoende broeders deden wat in hun ver¬ mogen lag om het slachtoffer te reanimeren, maar het mocht niet meer baten.74 Op dat moment dineerden Azimullah, Lachmon en Bleau in restau¬ rant India Palace in Scheveningen. Op een wenk van de chauffeur ver¬ voegde Azimullah zich bij hem en vernam hij tot zijn ontsteltenis dat Arron in het huis van zijn broer was overleden. Om Lachmon niet met het nieuws te overvallen, liet hij de anderen weten dat Arron onwel was geworden. Het drietal besloot bij hem op ziekenbezoek te gaan. Onder¬ weg in de auto naar Alphen aan den Rijn bereidde de ambassadeur Lach¬ mon voorzichtig voor op Arrons verscheiden. Aangekomen bij het huis van diens broer kon de waarheid voor Lachmon niet langer verborgen worden gehouden. Bij het vernemen van het bericht reageerde de oude man onbewogen en begon te bidden.75 Na bekendwording van het nieuws van het overlijden van Arron was de verslagenheid in de Surinaamse gemeenschap groot. Veel mensen wa¬ ren ervan op de hoogte dat Arron hartpatiënt was, maar werden altijd weer getroffen door zijn veerkracht en door de gretigheid waarmee hij zich met zijn omgeving placht te verstaan. Die hadden het beeld geves¬ tigd van een levenslustige en fitte man. Dat deze persoon een hartstil¬ stand had gekregen die hem fataal was geworden, uitgerekend in het land waar hij als politicus zoveel mee te stellen had gehad, kwam daardoor als een grote verrassing. In Paramaribo had de echtgenote van Arron bij afwezigheid van haar man ervan afgezien haar verjaardag te vieren. Zij had zich vroeg in de avond naar boven begeven om even te gaan liggen. De telefoontoestellen boven en beneden in het huis werkten niet naar behoren. Hierdoor lukte het mensen geruime tijd niet haar te bereiken. Netty Arron beluisterde het nieuws van radio Apinti dat onderbroken werd door een flashbericht dat haar man was overleden. Ongeloof maakte zich van haar meester. Pas toen kort hierna iemand er wel in slaagde telefonisch contact met haar te maken, drong de harde waarheid tot haar door. In de loop van de avond
588
AMBTELOOS BURGER
begaven tientallen mensen zich naar de Gravenberchstraat om de wedu¬ we hun deelneming te betuigen.76 Premier Wim Kok noemde het overlijden van Arron een grote slag voor velen in Suriname en Nederland. Hij verklaarde dat de Nederlandse regering zich Arron herinnerde als een gedreven man, die zich onver¬ moeibaar had ingezet voor de onafhankelijkheid van Suriname en zich steeds een voorstander had betoond van het volgen van een eigen weg. Hoewel hij twee keer plaats had moeten maken voor een onwettig mili¬ tair bewind had hij ook twee keer meegewerkt aan het herstel van de de¬ mocratische verhoudingen in Suriname. In de middag van 5 december herdacht de Tweede Kamer de gestorven politicus tijdens een plenaire zitting. Volgens voorzitter Jeltje van Nieuwenhoven was Arron van grote betekenis geweest voor Suriname en had hij het vertrouwen in zijn land nooit verloren. Aangezien Van Nieuwenhoven de middag ervoor nog met Arron had geluncht, was de klap ook bij haar hard aangekomen. Kamerlid Frans Weisglas reageerde in vergelijkbare bewoordingen. Tijdens de lunch had Arron volgens hem vol grapjes en anekdotes gezeten en had niets erop gewezen dat hem iets markeerde.77 Het overlijden van Arron trok een streep door het programma dat hij in Nederland nog voor de boeg had. Zo zou hij op 6 december samen met familieleden en Azimullah een bezoek brengen aan het Koninklijk Insti¬ tuut voor de Tropen. Daar waren ter gelegenheid van 25 jaar onafhanke¬ lijkheid de borstbeelden neergezet die Erwin de Vries van Arron en Den Uyl had gemaakt. Het Rijksmuseum had beide kunstwerken tijdelijk in bruikleen aan het Instituut afgestaan. Ook geplande huldigingen door de Surinaamse gemeenschap op 9 december en door NPS-Nederland op 12 december moesten worden afgelast.78 In plaats van deze festiviteiten werd op 6 december op het stadsdeelkantoor Amsterdam-Zuidoost een condoleanceregister geopend en kregen belangstellenden op 7 december de gelegenheid om in de Mozes en Aaronkerk afscheid van Arron te ne¬ men. De herdenkingsdienst was het resultaat van een samenwerking tus¬ sen Rob Arron, NPS-Nederland en Winston Kout, voorzitter van stichting Kwakoe Events en directeur van uitzendbureau Coloured Holland. De Surinaamse ambassade en Rob Arron hadden gezorgd voor het transport van het stoffelijk overschot van Arron van het mortuarium in Alphen aan den Rijn naar Amsterdam. In zijn toespraak wijdde VHP-leider Lachmon lovende woorden aan zijn overleden ‘broeder’. Arron had volgens hem het verstand laten zegevieren en Suriname zonder dat er een druppel bloed hoefde te worden vergoten de onafhankelijkheid binnengeleid.
589
Oud-president Johan Ferrier wenste in het bijzonder stil te staan bij Arrons inzet, gedrevenheid en vaderlandsliefde. Met humor en flair wist hij volgens hem tegenstellingen te overbruggen en mensen voor zich te winnen. Minister Pronk bracht namens de Nederlandse regering de condole¬ ances over aan de nabestaanden. Hij stelde dat Arron na 1975 afstand had gehouden tot Nederland en altijd op voet van gelijkheid met Den Haag zaken had willen doen. Hij concludeerde: ‘Hij stierf te vroeg, op de ver¬ keerde plaats, in het verkeerde land. Het land dat hem altijd vreemd is gebleven.’ Pronk typeerde Arron als een rationeel politicus. Naar zijn zeggen bleek dit in 1975 onder andere uit zijn vermogen om via strate¬ gisch onderhandelen substantiële bedragen aan ontwikkelingsgeld voor Suriname te verwerven. Tijdens de plechtigheid eerden ook John Waal¬ ring, Winston Kout, dominee Rudy Polanen, ambassadeur Azimullah, de Amsterdamse burgemeester Schelto Patijn en PvdA-fractieleider Ad Melkert de overleden ‘staatsman’ en ‘grondlegger van de Surinaamse on¬ afhankelijkheid’. In een dankwoord riep Rob Arron de honderden aanwe¬ zigen op om zijn broer te blijven herinneren als een groot nationalist die altijd achter zijn idealen was blijven staan.79 Kwade tongen hielden And Ramdas verantwoordelijk voor Arrons dood. Hij zou willens en wetens de politicus tot het uiterste hebben ge¬ dreven met een hartinfarct als noodlottig gevolg. De essayist had het moeilijk met deze beschuldiging, die niet alleen iedere grond miste, maar waartegen hij zich ook nauwelijks kon verweren.80 Levensberich¬ ten van Arron in Nederlandse kranten zoomden vooral in op zijn verrich¬ tingen als minister-president.
nrc
Handelsblad meende dat Arron in het
Tropentheater ‘zelfverzekerd, humoristisch, een tikje arrogant, maar vol charisma’ de show had gestolen en - alsof hij op verkiezingscampagne was geweest - had laten zien dat hij het publiek nog altijd uitstekend wist te bespelen. Trots had hij de mythe weerlegd dat Nederland Suriname de onafhankelijkheid in had geduwd: ‘Natuurlijk, jullie wilden geen kolonie meer hebben. Maar wij wilden geen kolonie meer zijn.’81 Eveneens met verwijzing naar het debat in Amsterdam memoreerde de Volkskrant dat Arron overtuigd bleef van zijn gelijk waar het ging om het besluit Surina¬ me onafhankelijk te laten worden. Anders dan veel critici meenden was het land er volgens Arron klaar voor geweest en hadden Surinamers de wereld laten zien dat zij deze fase hadden kunnen bereiken zonder dat er een vernietigende strijd aan vooraf was gegaan.82 Ook Het Parool wees erop dat Arron in het Tropentheater geen spoor van twijfel had getoond bij het verdedigen van zijn beleid. Hij had met alles wat hij in zich had gewei-
590
AMBTELOOS BURGER
gerd zich het vaderschap van de onafhankelijkheid te laten ontnemen.83 Trouw erkende dat Arron zijn land naar de staatkundige onafhanke¬ lijkheid had geleid, maar meende dat zijn politieke visie te beperkt was geweest en zijn fouten te evident om hem als een van de founding fathers van het land te kunnen aanmerken. Zijn grootste fout was volgens de krant zijn optreden geweest in de kwestie rond de militaire vakbond. Arrons gebrek aan politieke wapenfeiten na de soevereiniteitsoverdracht maakte hem naar het oordeel van Trouw tot ‘meer dan een voetnoot in de Surinaamse geschiedenis, maar beslist niet een heel hoofdstuk, zoals voorganger-Pengel en tijdgenoot Lachmon’.84 In De Groene Amsterdammer stelde Iwan Brave daartegenover dat Arron na 1975 alles wat er fout was gegaan in de republiek in zijn schoenen geschoven had gekregen en jaren¬ lang verguisd was voor datgene waarvoor hij op 25 november 1975 uit¬ bundig was toegejuicht. Het pleitte voor hem dat hij manmoedig de lasten had gedragen die kleefden aan het predicaat ‘vader van de onafhankelijk¬ heid’. Volgens Brave had Arron de moed gehad de soevereiniteit voor zijn land op te eisen, maar was hij zich er ten volle van bewust geweest dat ware onafhankelijkheid met vallen en opstaan wordt bereikt.85 In de Weekkrant Suriname kenschetste Theo Para Arron als een aima¬ bele man, een vooraanstaand politicus en staatsman, en een democratisch nationalist. Hij signaleerde een opmerkelijke reflex. Arron geloofde zo sterk in de oprechtheid van zijn eigen drijfveren dat hij het zicht verloor op de verkeerde inschattingen en kardinale fouten die hij ook had ge¬ maakt. Zijn vasthouden aan gemaakte keuzes op grond van de overtui¬ ging dat die keuzes vanuit nobele motieven waren gemaakt, ontnamen hem de mogelijkheid om de uitkomsten en effecten van die keuzes objec¬ tief te beoordelen en te betrekken bij het nemen van nieuwe beslissin¬ gen. Het idee dat hij onbedoeld het land waarvan hij zoveel hield ook met problemen had opgezadeld, kon hij niet verdragen. Het druiste in tegen zijn eergevoel en legde in zijn beleving een zwakte bloot die niet paste bij het ideaal van een daadkrachtig leider die hij ambieerde te zijn. Die ge¬ sloten houding bemoeilijkte een vrije gedachtewisseling met hem, zoals volgens Para ook in het Tropentheater was gebleken. Zijn vroegtijdige overlijden weet Para aan stress die Arron door de jaren heen had opge¬ bouwd. De vernederingen, intimidaties en beschuldigingen die Arron vanaf 1980 hadden getroffen, hadden naar zijn zeggen een veel grotere impact gehad dan mensen zich realiseerden.86 Niet anders dan tijdens de geboorte van Arron vond zijn heengaan plaats in een onrustig tijdsgewricht. In Suriname was het Openbaar Ministerie kort voor het aflopen van de verjaringstermijn een gerechte-
591
lijk vooronderzoek gestart naar de 8-decembermoorden, maakte de regering-Venetiaan zich op om de financiële chaos op te ruimen die de regering-Wijdenbosch had achtergelaten en ging het land een nieuwe fase in van onderhandelingen met Nederland over de besteding van Nf 600 mil¬ joen aan resterende verdragsmiddelen. Andere landen en regeringen op het westelijk halfrond waren niet minder in beweging. George W. Bush was tot president van de Verenigde Staten gekozen en beoogde een beleid te gaan voeren dat duidelijk afweek van dat van zijn voorganger. Het was onmogelijk te voorspellen welke consequenties dit voor de wereldgemeen¬ schap zou hebben. Dichter bij huis toonden de val van de Peruaanse pre¬ sident Alberto Fujimori en het aantreden van de Mexicaanse president Vicente Fox Quesada dat ook deze landen worstelden met een complexe erfenis van democratische en autoritaire tradities en dat het opslaan van een nieuwe bladzijde in de geschiedenis van hun land beslist tot de mo¬ gelijkheden behoorde, maar allerminst een vanzelfsprekendheid was.
CREMATIE
Het stoffelijk overschot van Arron arriveerde op zondag 10 december met een SLM-toestel in Suriname. Jagernath Lachmon, die aanvankelijk eerder naar Suriname had willen terugkeren, was een paar dagen langer in Neder¬ land gebleven om persoonlijk de kist naar Paramaribo te kunnen begelei¬ den. Op Zanderij werd de kist met militair eerbetoon uit het vliegtuig gehaald, met de Surinaamse vlag bedekt en naar een gereedstaande lijk¬ wagen gebracht. Lachmon toonde zich aangeslagen: ‘Hier staat een ge¬ broken man.’ De weduwe Arron, familie van de overledene (onder wie vier broers en zusters die met hetzelfde vliegtuig waren meegekomen) en in partijtenue gestoken NPs’ers konden hun emoties met moeite bedwin¬ gen. Onder de prominenten die ter verwelkoming op het vliegveld aan¬ wezig waren, bevonden zich president Venetiaan, vicepresident Ajodhia, ministers en parlementariërs.87 Op de route van Zanderij naar Paramaribo waren groepen mensen sa¬ mengedromd om Arron een laatste groet te brengen: ‘Te Onverwacht, Para stopte een grote menigte de lijkwagen door met de Surinaamse vlag voor de auto te gaan staan. Hierop werd er koraalmuziek gezongen en de auto werd bedolven onder bloemen. De mensen volgden de langzaam rij¬ dende auto nog geruime tijd in een stoet. Ook te Bernharddorp, te Lelydorp en op de hoek van de Latourweg en de Indira Gandhiweg waren er veel mensen verzameld die een laatste hulde wilden brengen. Het transport ging op deze manier uiterst langzaam en zorgde voor kilome¬ ters lange files. De stoet vertrok om 18.30 van Zanderij, passeerde om
592
AMBTELOOS BURGER
19.15 Onverwacht en arriveerde eerst rond 20.45 bij het mortuarium. Ook daar was er een enorme drukte van mensen. Onder het zingen van “Opo Kondreman Un Opo”, het Surinaamse volkslied, werd de kist, nog steeds toegedekt met de Surinaamse vlag, het mortuarium binnenge¬ bracht door militairen. Vele NPs’ers waren gestoken in partijkleuren en zongen stichtelijke liederen. De broers en zusters van Arron namen voor¬ lopig afscheid van hun broer.’ Via radio Apinti was de gemeenschap de gehele middag op de hoogte gehouden van de gebeurtenissen rond de aankomst van de kist. Mensen konden inbellen en hun persoonlijke her¬ inneringen ophalen aan Arron, vooraanstaande Surinamers schetsten zijn betekenis en diverse zanghuldes werden live uitgezonden. In de avonduren gingen Apinti tv en atv met de berichtgeving verder.88 Op 11 december kondigde de regering drie dagen van nationale rouw af. Vanaf die dag werd op overheidskantoren, scholen en voor anker lig¬ gende schepen de Surinaamse vlag tussen 6.00 en 18.00 uur halfstok ge¬ hangen. Individuele burgers en het bedrijfsleven werd verzocht hetzelf¬ de te doen. Op verschillende locaties waren rouwregisters neergelegd die door belangstellenden konden worden getekend. Leden van hoge colleges, het corps diplomatique en het corps van honorair consuls konden hun medeleven betuigen op het kabinet van de president. Ministers, ex-ministers, voormalige volksvertegenwoordigers, oud-leden van de Staatsraad en vertegenwoordigers van politieke partijen waren in de gelegenheid om op het kabinet van de vicepresident hun handtekening in deze regis¬ ters te plaatsen.89 Aan de staatsbegrafenis ging een dodenwake op Grun Dyari vooraf. De brokodei onder leiding van Otmar Rodgers, Romeo van Russel en Harry Kensmil begon in de avond van 12 december en ging door tot de daaropvolgende ochtend. Regeringsvertegenwoordigers, parlementa¬ riërs, andere hoogwaardigheidsbekleders en familieleden hadden zich naar het NPS-centrum begeven om in de nabijheid van het opgebaarde lichaam van de overledene te luisteren naar redevoeringen, liederen en gedichten. Partijvoorzitter Venetiaan nam in vogelvlucht de levensloop van Arron door en stelde vast dat de vader van de onafhankelijkheid voor de volle honderd procent zijn krachten had gegeven aan de politiek en de basis had gelegd voor de structurele ontwikkeling van Suriname. Hij had bovendien gezorgd voor een herstructurering en democratisering van de nps
en partijgenoten onderwezen hoe zij als broeders en zusters met el¬
kaar moesten omgaan. Venetiaan legde er de nadruk op dat Arron na de staatsgreep van 1980 een heel jaar onschuldig gevangen had gezeten. Het toenmalige bewind was niet in staat gebleken de beschuldigingen van
593
corruptie tegen hem hard te maken. Volgens Venetiaan kon de integriteit van Arron aan eenieder ten voorbeeld worden gesteld en was het ook om die reden dat hij zou blijven voortleven in de geschiedenis van Suriname. Fred Derby vroeg in zijn rede om Arron postuum tot regeringsadviseur te benoemen. De regering-Venetiaan had reeds besloten hem in deze func¬ tie aan te stellen, maar had door zijn ontijdige verscheiden dit besluit niet meer kunnen effectueren.90 Aansluitend vond in de middag van 13 december de uitvaartdienst voor Arron plaats in een afgeladen St. Rosa Kerk, de grootste rooms-katholieke kerk in Paramaribo na de kathedraal. Het was in overdrachtelij¬ ke zin een terugkeer naar pastoor bakadyari.91 De dienst werd geleid door pater Esteban Kross. De opkomst was zo overweldigend dat veel bezoe¬ kers genoodzaakt waren de plechtigheid vanaf het kerkterrein en de be¬ lendende Prinsenstraat te volgen. Onder een grote tent gezeten haalden NPs’ers herinneringen op aan hun overleden erevoorzitter en blikten zij terug op zijn triomfen en teleurstellingen. Overheersend was de gedach¬ te dat Arron er in de laatste maanden van zijn leven het beste van had ge¬ maakt en dat de verzoening tussen hem en de partijtop tijdig haar beslag had gekregen. Vooraanstaande politici voerden tijdens de dienst het woord,
nps-
voorzitter Venetiaan meende dat met het overlijden van Arron zijn le¬ vensboek definitief was gesloten, maar dat er onmiddellijk een nieuw boek over hem was geopend. Hij prees de moed en durf die Arron tijdens zijn politieke loopbaan had getoond en typeerde hem als een nationaal leider. Naar zijn oordeel was hem in de jaren tachtig veel leed berokkend, maar waren zijn belagers er nooit in geslaagd zijn geest te breken. Dat maakte dat hij nu door vriend en vijand werd geëerd. Venetiaan riep de aanwezigen op om inspiratie te putten uit de uitspraak van Arron dat de onafhankelijkheid een monument diende te zijn van liefde, broeder¬ schap, troost, steun, moed en vrede.92 Naar het oordeel van de president had het volk de opdracht het monument van de onafhankelijkheid in stand te houden en te verduurzamen. Ondervoorzitter Rodgers herdacht de verdiensten van Arron voor de
nps.
Hij stelde dat Arron de fakkel van
de partij brandende had gehouden en deze ook brandend had overge¬ dragen. De druk die hij op zich nam toen hij de leiding van de
nps
aan¬
vaardde, had hij kunnen weerstaan, sterker, Arron was erin geslaagd de partij verder uit te bouwen en in de pas te laten lopen met de uitdagingen van de moderne tijd. Volgens Rodgers zou de
nps
haar weg vervolgen op
het door Arron geëffende pad in een geest van eenheid en verdraagzaam¬ heid.
594
AMBTELOOS BURGER
vhp-leider
Lachmon merkte op dat hij met het heengaan van Arron
‘een grote vriend’ had verloren. Deze had een welbesteed leven geleid, welbesteed voor zijn gezin, zijn medemens, zijn politieke partij en Suriname. Het belangrijkste deel van zijn leven had hij echter dienstbaar gemaakt aan de staat. Lachmon wenste in dit verband nogmaals stil te staan bij hun omhelzing op 18 november 1975, voor hem hét bewijs dat Suriname op een vredige manier onafhankelijk was geworden. Minister Pronk, die de Nederlandse regering vertegenwoordigde, gaf andermaal te kennen dat Arron te vroeg en in het verkeerde land was gestorven. Gelet op de nationale opdracht die hij zichzelf had gesteld, was het pas¬ sender geweest als hij in Suriname was heengegaan. Niettemin stemde het volgens Pronk tot vreugde dat hij in eigen land werd geëerd door het volk dat hij altijd had liefgehad. Met verwijzing naar het in Amsterdam gevoerde onafhankelijkheidsdebat memoreerde Pronk de visie van Arron en het zelfvertrouwen waarmee hij had gepoogd die visie om te zetten in daden. Dit was niet zonder horten of stoten gegaan en tegenslagen, ook vanuit Nederland, waren hem niet bespaard gebleven. Zijn verwijt dat de Nederlanders er niet voor terugschrokken overgedragen waarden te ver¬ loochenen, zoals in 1980 bij het steunen van de militairen, was naar het oordeel van Pronk terecht geweest. Pronk hield zijn gehoor voor dat hij Arron had bewonderd.93 Veel Surinamers - gewone burgers en notabelen, politieke mede¬ standers én tegenstanders - hadden voorafgaande aan de dienst van de gelegenheid gebruikgemaakt om afscheid van de overledene te nemen.94 Na afloop van de tweeënhalf uur durende dienst werd de kist met het stoffelijk overschot van Arron in een open wagen geplaatst en naar zijn woning aan de Gravenberchstraat gereden. Van daaruit werd er met mili¬ tair eerbetoon gelopen naar het crematieoord aan de Dr. Sophie Redmondstraat. De stoet die zich achter de langzaam rijdende rouwwagen voortbewoog, verenigde mensen uit alle geledingen van de samenleving. De meesten keken ernstig, de blik naar binnen gekeerd, anderen zongen, met gedragen stem, een enkeling danste op de muziek van de militaire kapel. Langs de weg stonden honderden mensen met bloemen. Bij het crematorium wachtten andere groepen belangstellenden om zich bij de rouwende menigte te voegen. Door de beperkte capaciteit van het uit¬ vaartcentrum had slechts een klein publiek toegang tot de slotceremonie waar onder anderen Ronald Venetiaan, Arti Jessurun en Sonny Ma Ajong het woord voerden.95 De publieke belangstelling waarmee Arron uitgeleide werd gedaan, was in termen van schaal en intensiteit alleen te vergelijken met de mas-
595
sale opkomst bij de begrafenis van Pengel. Ook Pengel had een staatsbe¬ grafenis gekregen en was met partijeer begraven, met dit verschil dat de uitvaartdienst voor hem in de Grote Stadskerk had plaatsvonden en dat zijn stoffelijk overschot op begraafplaats Mariusrust was bijgezet.96 Maar in beide gevallen kon de toestroom van mensen worden beschouwd als een blijk van genegenheid en waardering voor de overledene en als een vorm van postume rehabilitatie. In het geval van Pengel van een politicus die in ongenade was gevallen en na een kort ziekbed verbitterd was heen¬ gegaan. In het geval van Arron van een politicus-in-ruste die na enkele jaren in onmin met de nps te hebben geleefd door zijn partij weer in ge¬ nade was aangenomen en erop voorbereid was om wederom als rege¬ ringsadviseur zijn land te dienen. De aanhankelijkheidsbetuigingen aan het adres van Arron vonden mede hun oorsprong in het besef dat de wer¬ kelijk ingrijpende crises in het land zich eerst na 1980 hadden aange¬ diend en dat de miscalculaties van de overledene in het niet vielen bij het wanbeleid en de ontsporingen waar de bevolking ten tijde van het mili¬ tair bewind mee te maken had gekregen. De herdenking sloot bovendien aan bij de roes waarin de nps verkeerde als gevolg van de recente verkie¬ zingsoverwinning en het opnieuw verkrijgen van regeringsmacht. Als zodanig waren de plechtigheden behalve een eerbetoon aan Arron ook een uiting van triomf van de Frontcoalitie.97 De laatste episode in de reeks van herdenkingsactiviteiten vond plaats op 14 december. Tijdens een buitengewone openbare rouwvergadering van de Nationale Assemblee wees president Venetiaan erop dat eerbied voor de wet een belangrijk kenmerk was geweest van Arrons poli¬ tieke handelen. Een andere factor die zijn optreden had bepaald, was vol¬ gens het staatshoofd zijn charme geweest waar hij in debatten en tijdens onderhandelingen op een ontwapenende manier gebruik van had ge¬ maakt. Assembleevoorzitter Lachmon vroeg andermaal aandacht voor het verdriet dat zich van de bevolking meester had gemaakt. Nooit had hij kunnen vermoeden dat terwijl zij samen op weg waren naar Neder¬ land, dit de laatste reis van zijn politieke vriend zou zijn. De Surinaamse vlag symboliseerde volgens Lachmon de idealen die Arron had voorge¬ leefd en waaraan het Surinaamse volk thans een nadere invulling diende te geven. De Guyanese minister van Onderwijs Dale Bisnauth beschreef Arron als een goede vriend en een warme buur van Guyana, die een erfe¬ nis van patriottisme, vrijheid en democratie had nagelaten. Bisnauth sprak de hoop uit dat dit gezamenlijke verlies beide landen dichter tot el¬ kaar zou brengen.98 Volgend op het overlijden van Arron kwamen er verschillende, vaak
596
AMBTELOOS BURGER
moeilijk verifieerbare verhalen in omloop die erop zouden duiden dat hij voorvoeld had dat zijn einde nabij was. Hardnekkig was het onbevestigde bericht dat hij voorafgaande aan zijn vertrek naar Nederland alle perso¬ nen met wie hij een groot of klein meningsverschil had, zou hebben op¬ gezocht met de bedoeling de onenigheid uit te praten. Meerdere mensen namen hun toevlucht tot het identificeren van patronen in Arrons leven. Zij wezen erop dat de twee staatsgrepen waar Arron het slachtoffer van was geworden en zijn overlijden alle drie op een maandag vielen. Het nummer van de cel waarin hij opgesloten had gezeten en de datum van zijn uitvaart waren beide 13. Het meest prominent had het getal 25 in het leven van Arron gefigureerd. Zijn geboortedatum, de datum van de onaf¬ hankelijkheid, de datum van de eerste staatsgreep, de datum van meerdere verkiezingen voor de Nationale Assemblee en de datum van de over¬ dracht van het NPS-voorzitterschap waren alle met het cijfer 25 verbon¬ den. De verborgen samenhang die de getallen suggereerden tussen Arrons publieke en persoonlijke leven deed het bestaan van een goddelijk geïn¬ spireerd plan vermoeden dat achtergeblevenen troost gaf en de aanvaar¬ ding van het verlies vergemakkelijkte." De loftuitingen aan het adres van Arron waren talrijk. De Ware Tijd - die Arron tijdens zijn leven nooit had gespaard, maar hem de dag na zijn overlijden al als een groot staatsman en knap onderhandelaar had herdacht100 - schreef: ‘Het volk van Suriname heeft op waardige wijze af¬ scheid genomen van een groot staatsman die veel lof verdient. De
nps,
waarvan de overledene 23 jaar voorzitter was en daarna erevoorzitter, heeft een sublieme job gedaan om de rouwplechtigheden te organiseren met de egards die Arron verdiende. De oud-premier en vicepresident laat een politieke erfenis na waaruit de totale natie kan putten.’101 Een zeldzaam serieuze Winied - de speels-baldadige columnist van de krant - meende dat Bouterse openlijk zijn spijt zou moeten betuigen voor de vernederingen die Arron na 25 februari 1980 waren aangedaan en dat voor Arron een afzonderlijke onderscheiding in het leven zou moeten worden geroepen die hem postuum zou moeten worden ver¬ leend. Winied kon zich er niet mee verenigen dat de hoogste onderschei¬ ding die Venetiaan aan Arron had toegekend eerder door Wijdenbosch aan Bouterse was uitgereikt. Het was volgens de columnist om veel rede¬ nen onjuist dat de twee van staatswege dezelfde eer was bewezen.102 De West sprak eveneens van de staatsman Arron en eerde hem als grondlegger van de Surinaamse onafhankelijkheid.103 In een persoonlijke bijdrage voor deze krant roemde journaliste Carla Tuinfort zijn eenvoud en bescheidenheid, zijn mildheid en humor, zijn streven naar harmonie
597
en eenheid en zijn filosofische houding tegenover het leven. Behalve als een staatsman en een nationalist betitelde Tuinfort Arron als een vader des vaderlands.104 Onder de gedichten die als eerbetoon aan Arron in kranten werden afgedrukt, waren er twee van de hand van Michaël Slory, zijn oud-klasgenoot op de Paulusschool en de ams.105 Het kon moeilijk verbazing wekken dat de Nieuw Frontpartijen - op dat moment de
nps,
de vhp, de
spa
en de Pertjajah Luhur - Arron hulde
brachten. Als politiek geestverwant en bewezen verdediger van de demo¬ cratische rechtsstaat verdiende hij in de ogen van de coalitiepartners res¬ pect en bewondering. De reactie van de
psv
sloot hierbij aan. De partij
verklaarde diep geschokt te zijn door het heengaan van Arron met wie een vruchtbare samenwerking had bestaan, vooral bij het verkrijgen van de onafhankelijkheid. De
nps
verloor volgens de
psv
in Arron een groot
leider en het Surinaamse volk een staatsman van formaat. Arron zou naar het oordeel van de
psv
blijvend worden gemist, vooral rond 25 november,
wanneer Surinamers zouden stilstaan bij de door hem bereikte histori¬ sche mijlpaal.106 Dat ook de oppositiepartijen zich uitputten in eerbetoon aan de over¬ ledene wekte meer verwondering. De
ndp
liet in een verklaring weten
eveneens geschokt te zijn door het plotselinge overlijden van Arron. De persoon Arron was volgens de partij ‘zeer moeilijk misbaar’ in de fase van ontwikkeling die Suriname op dat moment doormaakte. De
ndp
noemde
de schok des te groter als bedacht werd dat de brenger van de soevereini¬ teit het leven had gelaten op het grondgebied van de ex-kolonisator. Het was voor de partij een raadsel waarom Arron in Nederland betrokken moest worden bij emotionele debatten over zijn levenswerk. In de ver¬ klaring werd gememoreerd dat kort na elkaar twee voorvechters van on¬ afhankelijkheid, Bruma en Arron, uit het leven waren weggerukt. De ndp
meende dat de gemeenschap trots mocht zijn op deze waarlijk grote
zonen van Suriname. Op het volk rustte de verplichting hun levenswerk te koesteren en voort te zetten.107 Het Democratisch Nationaal Platform 2000 sing van de
ndp
(dnp
2000), een afsplit¬
onder voorzitterschap van Jules Wijdenbosch, memo¬
reerde het verscheiden van ‘een waar nationaal leider’: ‘Deze grote Surinamer heeft het Surinaamse volk geleid naar een van de mooiste mo¬ menten uit haar geschiedenis, namelijk de onafhankelijkheid op 25 no¬ vember 1975 en heeft als zodanig het staatkundig fundament gelegd waarop de toekomst van onze natie gestoeld is. Zijn standvastig vertrou¬ wen in de toekomst van ons land en zijn oprecht geloof in het kunnen van de Surinaamse mens zullen altijd als baken blijven dienen in de woelige
598
AMBTELOOS BURGER
zee van ons wordingsproces als natie.’ De partij wees erop dat Arron ook aan andersdenkenden een bijdrage toebedeelde in de ontwikkeling van Suriname en als staatsman het vertrouwen wist te winnen van voor- en tegenstanders.108 De Pendawa Lima typeerde Arron als een groot staatsman, die een onuitwisbaar stempel had gedrukt op de onafhankelijkheidswording van Suriname. Als een waar nationalistisch leider had hij het verzelfstandi¬ gingsproces van de republiek op gang gebracht. De partij constateerde dat de inspanningen om de economische, politieke en maatschappelijke weerbaarheid van de pasgeboren natie te vergroten nog onvoldoende hadden geleid tot maatschappelijke stabiliteit en duurzame sociaal-economische ontwikkeling. Volgens de Pendawa Lima waren partijpolitieke strijd en onverzoenlijkheid hiervan de oorzaak geweest. In de komende 25 jaar dienden naar het oordeel van de partij alle nationalistisch gezinde krachten in de geest van Arron eendrachtig de ontwikkeling van het land ter hand te nemen.109 In de Kerkbode van de
ebg
werd opgemerkt dat er veel was wat aan
onoprechtheid deed denken bij het lezen en beluisteren van alles wat er over Arron werd beweerd. Afgezet tegen hetgeen er nog niet zo lang gele¬ den aan andere geluiden over de overledene de ronde had gedaan, was het naar het oordeel van het periodiek onmogelijk hier geen vraagtekens bij te zetten. Volgens de Kerkbode was aandacht voor de verdiensten van Arron gepast, maar moest men niet overdrijven.110 Deze kanttekening was niet van relevantie ontbloot, maar ging ten onder in het koor van be¬ wondering dat in die decembermaand de berichtgeving over Arron domi¬ neerde. Dat koor zong, op gedemptere toon en in een kleinere bezetting, ook buiten de landsgrenzen en niet alleen in Nederland. In uiteenlopen¬ de kranten als De Standaard, The New York Times, The Independent en The Guardian verschenen necrologieën die in geserreerde bewoordingen een beeld schetsten van de politicus Arron en zijn bijdrage aan de jongste ge¬ schiedenis van zijn land.111 Het zou Arron genoegen hebben gedaan als hij had geweten dat niet alleen zijn landgenoten, maar ook de wereld in rui¬ mere zin kennis droeg van zijn daden en idealen. Bij zijn leven had Arron in kleine kring te kennen gegeven dat hij na zijn overlijden gecremeerd wilde worden en dat zijn as diende te worden uitgestrooid in de Surinamerivier ter hoogte van de plaats waar de rivier uitmondt in de Atlantische Oceaan. Met enige nadruk had hij deze wens naar voren gebracht. Hij wilde geen herhaling van het familieberaad dat was gevolgd op het overlijden van zijn moeder, die er nooit toe was geko¬ men een laatste wilsbeschikking op te maken. Na eindeloos heen en weer
599
gepraat hadden haar kinderen besloten haar stoffelijk overschot te be¬ graven. Arron had deze beraadslagingen een onwaardige vertoning ge¬ vonden. Aan de wens van Arron werd gehoor gegeven. Vrienden van de over¬ ledene troffen voorbereidingen en huurden een boot. Met het vaartuig zetten zij met leden van de families Arron en Leeuwin koers naar de plaats van bestemming. Op een plek waar de oeverzijden van de rivier naar buiten toe wegdraaien en de oceaan als een spiegelende massa de horizon voor zich opeist, bracht de stuurman de motor tot stilstand. Aan boord werd het stil. Het mandje met daarin de as van Arron werd met de rozenblaadjes die het bedekten te water gelaten. Hierna werden ook één voor één de meegebrachte bloemenkransen op het zacht golvende water¬ oppervlak neergelegd. Voortgestuwd door de stroming vormden zij een kleurig lint dat zich wiegend voor de boot uit bewoog. De aanwezigen spraken zachtjes, wezen met hun vinger en veranderden af en toe van po¬ sitie om niets van het schouwspel te hoeven missen. Langzaam verander¬ den het mandje en de bloemenkransen in stippen en verdwenen uit het zicht.112
NALEVEN
Op 25 april 2003 werd de Gravenstraat omgedoopt tot Henck Arronstraat.113 Het nieuwe naambord werd onthuld door president Venetiaan en de weduwe Arron. De beschikking voor de vernoeming was al op 29 augustus 2002 door de minister van Binnenlandse Zaken geslagen.114 De regering wenste te benadrukken dat het vernoemen van straten in Paramaribo naar prominente politieke leiders daarmee was afgesloten. Zij reageerde met deze opmerking op kritiek uit de samenleving dat het geven van nieuwe namen aan oude monumentale straten van onvoldoen¬ de respect getuigde voor het verleden en afbreuk deed aan het unieke his¬ torische karakter van de binnenstad. Daarnaast meenden waarnemers dat de politieke kleur van de zittende regering al te bepalend was geweest bij het selecteren van de personen naar wie de straten waren vernoemd. Volgens de regering-Venetiaan waren deze kanttekeningen in hun alge¬ meenheid juist, maar ging het in dit bijzondere geval om markante, ge¬ zichtsbepalende figuren die tot een generatie van politici behoorden die aan de wieg hadden gestaan van de republiek Suriname. Om die reden was een huldebetoon met een permanent karakter in de vorm van beweg¬ wijzeringen in de openbare ruimte op zijn plaats.115 In zijn toespraak bij de onthulling van het naambord van de Henck Arronstraat noemde Venetiaan 1974 en 1975 de topjaren in het politieke
600
AMBTELOOS BURGER
leven van de toenmalige minister-president. Naar zijn zeggen betekende het bereiken van de onafhankelijkheid een mijlpaal voor het Surinaamse volk dat vanaf dat moment op eigen kracht zijn ontwikkeling bepaalde. Venetiaan beaamde dat velen in de aanloop naar de onafhankelijkheid een rol van betekenis hadden gespeeld, maar verklaarde dat ‘Arron was geroepen om de kroon te zetten op het werk van al die groten’. Venetiaan prees Arron voor zijn rol bij het op gang brengen van de ontwikkeling van Suriname en voor zijn inzet bij het herstel van de democratie en de rechtsstaat in de jaren tachtig en in het begin van de jaren negentig. Ook memoreerde de president het appèl dat hij doorlopend had gedaan op de bevolking om gevoelens van nationale trots en eigenwaarde te ontwikke¬ len. Het verbinden van de naam Arron aan de verkeersader die leidt naar het Onafhankelijkheidsplein achtte Venetiaan volledig passen bij de man die Suriname weloverwogen naar de onafhankelijkheid had geleid en nooit had nagelaten om het pad van de onafhankelijkheid te blijven be¬ wandelen.116 In haar toespraak ging Netty Arron vormen van persoonsverheerlij¬ king en partijpolitiek zoveel mogelijk uit de weg. Haar man was naar haar zeggen niet het middelpunt van een ontwikkeling geweest, maar een ex¬ ponent van een beweging die veel verder reikte en veel dieper geworteld was. De onafhankelijkheid was dan ook geen heldendaad van één per¬ soon, maar het resultaat van een constitutionele evolutie waaraan velen een bijdrage hadden geleverd. De weduwe noemde haar echtgenoot een ‘vergevingsgezinde man’ en herhaalde zijn oproep een mentaliteitsombuiging tot stand te brengen. Zij herinnerde eraan dat Arron in het be¬ lang van de ontwikkeling van Suriname de aandacht wenste te vestigen op datgene wat Surinamers met elkaar verbond, niet op zaken die Surinamers verdeeld hielden.117 Ter gelegenheid van de vernoeming van de Gravenstraat sprak onder¬ voorzitter Rodgers op Grun Dyari een lofrede uit. Hij verklaarde dat de gelauwerde politicus gezien diende te worden als een symbool van zelf¬ standigheid, ontwikkeling en eenheid en dat menigeen een voorbeeld kon nemen aan zijn ‘ontembare werklust, taaie vasthoudendheid aan ge¬ stelde doelen en bijzondere doorzettingsvermogen’. Tegelijk roemde Rodgers Arrons ‘voorzienigheid, sterke politieke intuïtie en politiek tac¬ tisch verkiezingsinzicht’, die vooral rond de onafhankelijkheid tot uiting waren gekomen. Arron had zich volgens Rodgers met volharding ingezet voor eenheid in de
nps,
ook nog in
2000,
toen hij na drie jaar afstand te
hebben gehouden tot de partij weer voet op Grun Dyari had gezet en in een rede had gepleit voor het sluiten van de gelederen. Maar de noodzaak
601
van eenheid betrok hij niet minder op het land en het volk van Suriname. Arron was er als minister-president en vicepresident met nadruk voor al¬ le Surinamers. Rodgers wees erop dat die nationalistische stellingname in de beleving van Arron goed kon samengaan met de integratie van Suriname in Latijns-Amerika, op voorwaarde dat self-reliance het uit¬ gangspunt van het denken en handelen van de Surinamers bleef.118 Later dat jaar werd Arron in Frambo, het officiële orgaan van de
nps,
eer bewezen door Hans Breeveld. Deze memoreerde de moed die Arron had getoond en de risico’s die hij had durven nemen bij het realiseren van de onafhankelijkheid. Veelzeggend was een kadertekst bij het artikel: ‘Henck Arron: Hij nam de leiding van de
nps
over in een woelige tijd. De
partij had een verkiezingsnederlaag geleden en zijn grote leider verloren. Binnen de partij waren er concurrenten voor het leiderschap. Arron nam onverwachte, verrassende initiatieven, waarop zijn tegenstrevers geen passend antwoord hadden. Zijn leiderschap balanceert in het spannings¬ veld tussen idealisme en pragmatisme. Voor de onafhankelijkheid van Suriname was hij bereid de consensusdemocratie onder druk te zetten. Hij demonstreerde dat een leider, op grond van universele waarden, soms beslissingen moet nemen waarvoor de volgelingen nog niet helemaal klaar zijn.’119 Het bijzetten van Arron in de analen van de
nps,
maar ook
in de nationale geschiedschrijving, had een aanvang genomen. Michaël Slory publiceerde in 2005 andermaal een lofdicht op Arron, ditmaal in het Engels, getiteld ‘Henck Arron. First prime minister of in¬ dependent Suriname in ^75’. Hierin bezong hij diens daadkracht en vooruitziende blik bij het realiseren van de onafhankelijkheid. Volgens de dichter huldigde Arron de opvatting dat het Surinaamse volk niet mocht achterblijven bij andere volken, aangezien het anders door de ge¬ schiedenis zou worden veroordeeld.120 Het gedicht - dat Slory dateerde op 22 juli 2005 - verscheen in de aanloop naar de 30ste verjaardag van de onafhankelijkheid. Het was een gelegenheidsvers, zoals de dichter er ver¬ spreid over de jaren meer in de kolommen van De Ware Tijd liet opnemen. Of de publicatie van het gedicht veel lezers terugvoerde naar de ont¬ staansgeschiedenis van de republiek en naar de politieke vader van de on¬ afhankelijkheid is een kwestie waarover men alleen maar kan speculeren. Aan de vooravond van dertig jaar onafhankelijkheid schaarde De Ware Tijd Arron onder de ‘moedige voorvechters van de Srefidensi’.121 NDP-voorzitter Bouterse memoreerde hem, samen met Wim Bos Ver¬ schuur, Eddy Bruma, George Hindori en Jack Pinas, als degene die uiting gaf aan de onafhankelijkheidsgedachte, die er een gevecht voor leverde en die streed voor behoud en ontwikkeling van het eigene.122 Later dat
602
AMBTELOOS BURGER
jaar, naar aanleiding van de miniconferentie Suriname 30 jaar lid van de Verenigde Naties, werd in theater Unique herdacht dat een afvaardiging onder leiding van Arron in 1975 Suriname had gepresenteerd aan de we¬ reld. Tegenover De Ware Tijd liet toenmalig delegatielid Emile Wijntuin zich ontvallen dat de redevoering van Arron op 4 december 1975 in zijn geheugen stond gegrift: Arron was op dat moment werkelijk heel groot. Hij heeft in die speech bewezen dat Suriname een groot land is. Ondanks de steken die hij later heeft laten vallen, verdient hij dankzij die toe¬ spraak een ereplaats in onze historie.’123 Was Suriname het 144ste land geweest dat tot de organisatie was toegetreden, inmiddels was het aantal VN-lidstaten aangegroeid tot 191. Dat de datum van toetreding van Suri¬ name dezelfde was als de overlijdensdatum van Arron en de geboorteda¬ tum van diens echtgenote liet de krant niet onvermeld.124 Ter gelegenheid van de 70ste geboortedag van Arron blikte Hans Breeveld terug op diens politieke leven. Hij typeerde Arron andermaal als een man die risico’s durfde te nemen. Tegen de ongeschreven regels van de verbroederingspolitiek in speelde hij het klaar om in 1973 een re¬ gering te formeren waarin geen Surinamer van Hindostaanse afkomst zitting had. Maar twee jaar later verraste hij vriend en vijand door een brasa met Lachmon het sluitstuk te laten zijn van het onafhankelijkheidsproces. Breeveld memoreerde het onderhandelaars- en redenaars¬ talent van Arron en prees de afspraken die hij met de voormalige koloni¬ sator had gemaakt: ‘De basis voor een stralende toekomst scheen gelegd te zijn. Arron bleek echter een betere politicus dan bestuurder. Hij bleef bankier toen hij als econoom moest opereren. Nota bene een bankier die meer de nadruk legde op sparen dan op het functioneel en verantwoord uitgeven van geld. Verder had hij niet door dat het centralistische besturen waarbij delegeren meer uitzondering dan regel is, al lang tot het verleden behoorde. Het gevolg was dat het vele geld dat Suriname ter beschikking stond niet of onvoldoende snel in tastbare resultaten werd omgezet.’12S Op 25 april 2008 onthulde president Venetiaan het standbeeld dat Erwin de Vries van Arron had gemaakt en dat bij de ingang van de Palmentuin, schuin tegenover het kabinet van de president aan de Kleine Combéweg, was geplaatst. Een man in wandelkostuum, de handen losjes op de rug, staat op een bescheiden marmeren sokkel en kijkt wat onbe¬ stemd voor zich uit. Op de sokkel staat ‘Henck A.E. Arron’ met daaron¬ der: ‘A prinspari tiriman fu srefidensi’ (De voornaamste leider in het onafhankelijkheidsproces). Daaronder: ‘1975’. De drie overige zijden van de sokkel vermelden zijn volledige naam met geboorte- en sterfdatum, zijn termijn als minister-president en zijn termijn als vicepresident.
603
2i. Standbeeld van Henck Arron aan de Kleine Combéweg in Paramaribo
In zijn toespraak typeerde Venetiaan zijn voorganger als een nationalis¬ tisch politicus met eerbied voor het leven en respect voor zijn medemens en - in het voetspoor van zijn vader - als een dienaar van de wet en een handhaver van orde en rust. Met zijn visie, vastberadenheid en onderhandelingscapaciteiten had hij de belofte van onafhankelijkheid binnen de gestelde termijn in daden omgezet. De president bestempelde de staats¬ greep van 1980 als een misdaad tegen Arron en de gehele Surinaamse na¬ tie. Dat Arron over de hem aangedane vernederingen had weten heen te stappen en samen met Lachmon en Soemita in dialoog met de toenmalige machthebbers het herstel van de democratie en de rechtsstaat ter hand had genomen, tekende volgens Venetiaan zijn veerkracht en grootheid als mens. Naar zijn zeggen was het standbeeld een monument voor Arron en voor allen die Suriname een goed hart toedroegen.126 Binnen de
nps
ontspon zich een discussie over de vraag of het stand¬
beeld van Arron wel de juiste plaats was toebedeeld. De in Nederland woonachtige NPS-adviseur Owen Venloo noemde het een schande dat het beeld bij de Palmentuin was neergezet. Deze tuin was oorspronkelijk aangelegd voor de blanke koloniale elite. De vrouw van de Nederlandse oud-gouverneur Tonckens lag er begraven.127 Venloo pleitte voor over-
604
AMBTELOOS BURGER
plaatsing van het beeld naar het Onafhankelijkheidsplein, waar het zich kon voegen bij de beeltenissen van Pengel en Lachmon, waardoor het van een passender context zou zijn voorzien.128 In zijn beleving deed alleen deze locatie recht aan de grootheid en betekenis van Arron. Tegenwer¬ pingen dat het Onafhankelijkheidsplein met drie standbeelden overvol zou raken, werden door Venloo van de hand gewezen. De redenering dat het beeld uitkeek op het kabinet van de president en dat de vader van de onafhankelijkheid vanuit die positie ‘toezag’ op het handelen van opeen¬ volgende regeringsleiders werd door sommige partijaanhangers om zijn symboliek gewaardeerd, maar door de meeste NPs’ers als een gelegen¬ heidsargument verworpen.129 Niet lang na de onthulling van het stand¬ beeld zou een eerste academische publicatie verschijnen waarin aan de hand van een biografische invalshoek een balans wordt opgemaakt van het leven en werk van Arron.130 Op 25 april 74
2010
herdacht de nieuwssite Starnieuws dat Arron die dag
jaar zou zijn geworden. Een samenvatting van zijn politieke loopbaan
volgde. De toon was welwillend.131 Tijdens de verkiezingscampagne in mei van dat jaar werd in Frontverband sporadisch naar Arron verwezen. Bijeenkomsten op Grun Dyari vonden plaats tegen de achtergrond van zijn portret, dat, evenals dat van Pengel en Venetiaan, de vergaderzaal sierde. De verkiezingen verliepen voor de
nps
dramatisch. De partij be¬
haalde in Frontverband slechts 4 zetels (tegen 8 voor de vh p, 1 voor de s pa en
1
voor
23
zetels. De Ware Tijd kopte boven een artikel dat de nalatenschap van
DA’91).
De Megacombinatie van Desi Bouterse zegevierde met
Henck Arron - met Lachmon de grondlegger van het Front - was ver¬ schrompeld. Waaruit die nalatenschap precies bestond en wat er nog van over was, vermeldde het artikel niet.132 Op
19
november legde Venetiaan in aanwezigheid van de voorzitters
van de vhp, de
spa
en de
kt pi
en de oud-voorzitter van de
psv
een krans
bij het standbeeld van Arron. De organisatoren hadden voor deze dag ge¬ kozen aangezien op die datum in
1975
de grondwet met algemene stem¬
men was aangenomen. De eenheid die toen werd gedemonstreerd, be¬ oogden de betrokkenen ook nu te tonen. Niet alleen werd gezamenlijk het populaire ‘Mi kondre tru mi lobi yu’ [Mijn waarachtige land, ik hou van jou] gezongen, er werd ook een krans gelegd bij het standbeeld van Jagernath Lachmon. Venetiaan verklaarde de grondwet van
1975
te be¬
schouwen als de grondslag van de soevereine republiek Suriname, die in 1980
door ‘destructieve krachten onder het volk, aangezet door exponen¬
ten van de koloniale machthebbers’ ter zijde was geschoven. In een pers¬ bericht had de
nps
uit de onafhankelijkheidsboodschap van Arron geci-
605
teerd: ‘Wij dienen ons juist op deze dag af te vragen wat de drijfveer is van ons handelen. Of wij werken voor eigen gewin, of wij gedreven worden door machtswellust, of wij gestuwd worden naar aards bezit, of eerzucht onze leidsman is, of dat wij gegrepen zijn door de kracht en de mogelijk¬ heden van dit schone land en daarom de drang in ons voelen dienstbaar te zijn aan dit volk en dit land.’133 In een toespraak ter gelegenheid van de 35ste verjaardag van de onaf¬ hankelijkheid merkte president Bouterse op dat de Srefidensi-boodschap van Arron nog altijd overeind stond. Zijn oproep aan landgenoten om zich van koloniale hebi (lasten) te ontdoen, onenigheid te begraven en constructief samen te werken, had niets van zijn relevantie verloren. Niet anders dan in de tijd van Arron had Suriname volgens Bouterse de opdracht de wereld te tonen dat het zijn plaats in de rij der volkeren ver¬ diende en zijn natuurlijke hulpbronnen aanwendde om het levenspeil van de gehele bevolking te verhogen.134 De
nps
reageerde afwijzend op het besluit van de regering-Bouterse
om 25 februari met ingang van 2011 uit te roepen tot nationale vrije dag en te vernoemen tot Dag van Bevrijding en Vernieuwing. In een verkla¬ ring citeerde de partij een uitspraak van Arron: ‘Het oplossen van ge¬ schillen zal door middel van onderhandelingen tot stand moeten komen en niet door geweld in welke vorm dan ook.’135 Volgens de
nps
hadden de
coupplegers op 25 februari 1980 precies het tegenovergestelde gedaan. Zij hadden hun toevlucht genomen tot geweldpleging en schending van mensenrechten. Naar het oordeel van de partij was het om die reden be¬ ter om 25 februari aan te duiden als Dag van Nationale Rouw en Bezin¬ ning.136 Bij gelegenheid van de 75ste geboortedag van Arron besloot de lei¬ ding van de
nps
tijdens een sobere plechtigheid aan de Kleine Combé-
weg de oud-partijvoorzitter te herdenken als pleitbezorger en inspirator van de self-reliance-gedachte. Surinamers werden door voorzitter Venetiaan aangemoedigd een voorbeeld te nemen aan Arrons oproep om hard te werken en het lot in eigen hand te nemen.137 In een beschouwing over de aangekondigde wisseling van het voorzitterschap van de
nps
merkte
De West op dat de transitie naar een nieuwe leiding op een waardige en zorgvuldige wijze diende plaats te vinden. De opvolger van Venetiaan diende volgens de krant van onbesproken gedrag te zijn en zich bewezen te hebben als een harde werker die het volk aansprak: ‘Hij of zij moet een orator zijn die de achterban kan boeien. Als de man of vrouw op podia verschijnt moet men op hem of haar hebben zitten wachten hoe lang het voorprogramma ook duurt. O wat missen we Henck soms als we kijken
606
AMBTELOOS BURGER
hoe pover bepaalde mensen binnen de
nps
het de afgelopen tijd hebben
gedaan. Henck was echt een Bigi Boto binnen de groene gelederen en hij wist te boeien.’138 Bij de viering van de 65ste verjaardag van de
nps
op 29 september
2011 werden kransen gelegd bij de standbeelden van Pengel en Arron en memoreerde voorzitter Venetiaan tijdens zijn jubileumrede op Grun Dyari dat de partij hoogtepunten had meegemaakt, maar ook door diepe dalen was gegaan: ‘Wij zijn echter niet begraven, wij zijn omhoog ge¬ klommen. Wij zijn omhoog gestegen en hebben weer posities bezet waar wij bijdragen konden leveren aan het land.’ Venetiaan bracht naar voren dat mede met steun van Nederland een staatsgreep een einde had ge¬ maakt aan het tweede kabinet-Arron: ‘De datum van 25 februari 1980 zal een zwarte bladzijde in onze geschiedenis blijven. Veel is kapot gemaakt vanaf die datum. Grote misère is ingeluid vanaf toen. Misère waarbij het leven geen waarde meer leek te hebben. Misère waarbij de economie kapot is gemaakt. [...] De
nps
was verboden net als alle andere demo¬
cratische partijen. Maar ook uit dat dal zijn wij geklommen.’ Venetiaan riep de achterban op om niet mee te doen aan ‘politieke inflatie’, maar zich ervoor in te zetten dat de partij ook nu weer uit het dal omhoog zou klimmen. Op 29 september zouden een massameeting en een groot feest worden georganiseerd, maar naar aanleiding van het heengaan van on¬ dervoorzitter Otmar Rodgers werd het programma aanmerkelijk verso¬ berd.139 Na ruim negentien jaar droeg Ronald Venetiaan op 17 juni 2012 het voorzitterschap van de
nps
over aan Gregory Rusland. Hoewel Venetiaan
langer dan Pengel de partij had aangevoerd, had hij de zittingstermijn van Arron als partijleider niet overtroffen. Wel was Venetiaan met drie termijnen als president langer regeringsleider geweest dan Pengel en Arron. Had Arron zijn opvolger eigenhandig naar voren geschoven en de¬ ze bij enkele kandidaatstelling laten kiezen, Rusland had het voorzitter¬ schap in handen gekregen na het voeren van een interne verkiezings¬ strijd.140 Zeven van de elf partijafdelingen hadden hun stem op hem uitgebracht, vier op zijn tegenkandidaat Ivan Fernald. Venetiaan had het betreurd dat ‘zijn’ kandidaat aan het kortste eind had getrokken. Bij het leggen van bloemen bij het standbeeld van a prinspari tiriman fu srefidensi liet voorzitter Rusland op 25 november weten trots te zijn als NPs’er. Met voldoening dacht hij terug aan zijn tijd als middelbare scho¬ lier, toen de overdracht van de soevereiniteit aan Suriname zijn beslag had gekregen en zijn vader, het toenmalige parlementslid Harold Rus¬ land, hem af en toe uit de eerste hand over lopende ontwikkelingen had
607
geïnformeerd. Rusland prees de moed, de visie en het doorzettingsver¬ mogen van Arron, die niet had gerust totdat het proces van staatkundige onafhankelijkheid was voltooid. Ook oud-voorzitter Venetiaan wees erop dat Arron zelfbewust lei¬ ding had gegeven aan dit proces, met alle woelingen die erbij hoorden. Dat de officiële onafhankelijkheidsviering in 2012 plaatsvond in Nickerie toonde volgens hem dat de regering-Bouterse geen respect had voor de symbolen van de Surinaamse natie. Naar zijn zeggen diende de onaf¬ hankelijkheid in de geest van Arron op het Onafhankelijkheidsplein te worden gevierd. Dat was de correcte locatie.141 Het pleidooi van Vene¬ tiaan zou niet worden gehonoreerd. De regering-Bouterse stelde dat de onafhankelijkheid vanuit de decentralisatiegedachte in verschillende dis¬ tricten diende te worden gevierd en besloot de hoofdactiviteiten in 2013 in Para en in 2014 in Wanica te laten plaatsvinden. Of het nieuwe leiderschap van de
nps
gevolgen zal hebben voor de
publieke herinnering aan Arron is niet goed te voorspellen. De huidige voorzitter is anders dan Venetiaan geen generatiegenoot van Arron, maar voelde zich van huis uit wel betrokken bij de verwikkelingen die in 1975 tot de onafhankelijkheid leidden. Arron staat als vader van de onafhanke¬ lijkheid bij hem niet ter discussie en het is ook moeilijk voor te stellen dat de oud-voorzitter van de
nps
die eretitel binnen de partij ooit zal kwijtra¬
ken. Maar belangrijker lijkt de vraag of Arron tot de verbeelding zal spre¬ ken van toekomstige generaties Surinamers, los van partijpolitieke voor¬ keuren. Zijn levensverhaal bevat elementen die fundamenteel zijn voor het begrijpen van de hedendaagse geschiedenis van de republiek. Het on¬ der de aandacht brengen van die elementen en het voeden van discussie erover zijn een taak van de wetenschap, het onderwijs en de media. De politiek kan daarbij hooguit een faciliterende rol spelen.
608
AMBTELOOS BURGER
Slot
Het leven van Henck Arron toont de ontwikkelingsgang van een ambiti¬ euze Surinamer voor wie vrijheid en vooruitgang belangrijke drijfveren waren in zijn persoonlijk leven en in de politiek. Geboren in de crisisja¬ ren in een kinderrijk gezin waarop het rooms-katholicisme een duidelijk stempel drukte, doorliep Arron het lager onderwijs van de paters en de fraters alvorens naar de ams te gaan, de middelbare school die in 1950 in Suriname was opgericht. De ams bereidde hem voor op het leveren van een bijdrage aan zijn land dat in 1954 het tijdperk van de autonomie was binnengetreden. Waaruit die bijdrage zou moeten bestaan, bleef enige tijd ongewis. Het aanbod een bancaire opleiding te volgen in Nederland en de uit¬ nodiging - toen hij weer in Suriname was teruggekeerd - om toe te tre¬ den tot het bestuur van de
nps
en de NPS-fractie in het parlement waren
kansen die Arron met beide handen aangreep en die het pad effenden voor een loopbaan in het bankwezen en in de politiek. Aanvankelijk liepen beide sporen tamelijk parallel aan elkaar, maar in de tweede helft van de jaren zestig verschoof het zwaartepunt van Arrons activiteiten steeds meer richting de politiek. In 1970 volgde hij Pengel op als voorzitter van de
nps
en was duidelijk waar beroepshalve de prioriteiten voor hem lagen. Onder vrienden en collega’s en bij de achterban van de
nps
gold
Arron als een aimabele man, die positief in het leven stond, over gevoel voor humor beschikte, ijverig en toegewijd zijn werk verrichtte, en gema¬ tigd was in zijn opvattingen en optreden. Hij beschikte over uitstekende sociale vaardigheden, was verbaal begaafd, debatteerde met overgave en stond graag in het middelpunt van de belangstelling. Een studie aan de Rechtsschool, waar hij halfhartig aan begonnen was, brak hij af nadat Pengel hem als een politieke belofte de partij had binnengehaald. In zijn ogen hadden de leerschool des levens en de praktijkschool van de poli¬ tiek hem op dat moment meer te bieden. Arrons verlangen naar sociale mobiliteit kreeg op 34-jarige leeftijd een voorlopige bekroning. Hij gaf leiding aan een van de twee grootste
609
politieke partijen van Suriname en was onderdirecteur van de Volkscredietbank. Daarmee overtrof hij zijn vader die er niet in was geslaagd de door hem geambieerde carrière te maken. Als politicus zette Arron zich vanaf 1970 met overtuiging in voor het realiseren van de onafhankelijk¬ heid. Vijf jaar later stond onder zijn leiding de eerste NPK-regering aan de wieg van de soevereiniteitsoverdracht aan Suriname. Met het verwezen¬ lijken van dit ideaal liet Arron zijn politieke vader Pengel achter zich. Niet alleen bezorgde hij Suriname de staatkundige onafhankelijkheid, hij legde ook de grondslag voor de verdere sociaal-economische ontwik¬ keling van de republiek door met Nederland een meerjarig ontwikkelingssamenwerkingsverdrag te sluiten. Voor Arron persoonlijk bereikte het verlangen naar sociale vooruit¬ gang een hoogtepunt nadat hij in 1973 het ambt van minister-president en regeringsleider had aanvaard. Zijn vrijheidsdrang prikkelde hem om maximale ruimte voor zichzelf te claimen, omgang te hebben met men¬ sen uit alle geledingen van de samenleving en genoegen te ontlenen aan de eenvoudige geneugten van het bestaan. Deze hang naar ongebonden¬ heid wekte bij sommigen bevreemding. Zij verwonderden zich erover dat hij onverschillig stond tegenover het bereiken van grotere materiële wel¬ stand. Niet begrepen werd dat het opbouwen van eigen vermogen en het voeren van een grote staat voor Arron nooit drijfveren waren geweest. De vrijheid en vooruitgang die Arron voor de republiek Suriname na¬ streefde, werden maar ten dele verwezenlijkt. De verkregen staatkundi¬ ge onafhankelijkheid werd niet gevolgd door een fase van economische onafhankelijkheid en de buitenlandse politiek van Suriname werd ook na 1.975 gedomineerd door het onderhouden van intensieve relaties met Nederland. De gedeelde verantwoordelijkheid die Den Haag en Parama¬ ribo op zich hadden genomen om Suriname te ontwikkelen, gekoppeld aan de hoogte van de verdragsmiddelen, bleek een bron van meningsver¬ schillen en conflicten. Zeker achteraf gezien waren de verwachtingen ten aanzien van de groei van de Surinaamse economie en de verhoging van het welvaartspeil van de bevolking te hooggespannen. De politiekbestuurlijke infrastructuur van het land was niet berekend op het voeren van een doortastend en consistent beleid. Arron projecteerde zijn idea¬ len van vrijheid en vooruitgang op de totale Surinaamse gemeenschap, maar het lukte hem niet om ondubbelzinnig uit te stijgen boven partijpo¬ litieke deelbelangen. Gezag afdwingen als nationaal leider ging hem minder goed af. Hoewel Arron na het herstel van de democratie in 1987 meer dan vóór 1980 een staatsmanachtige allure aan de dag wist te leggen en als vice-
610
SLOT
president en voorzitter van het Frontberaad het landsbelang voor het par¬ tijbelang probeerde te laten gaan, ontbrak het hem aan reële mogelijkhe¬ den om effectief bij te dragen aan het oplossen van de politieke en financieel-economische crisis die de regering-Shankar van de militairen had geërfd. Vrijheid betekende voor hem onverminderd het handhaven van de soevereiniteit van Suriname en vooruitgang het verwezenlijken van het ideaal van self-reliance en het naleven van de bepalingen van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag van 1975. Het stak hem dat Den Haag eigen¬ dunkelijk met deze beginselen omsprong, zich op het standpunt stelde dat de betaler bepaalde en in de tegenvallende resultaten van zijn NPK-regeringen aanleiding zag een restrictief beleid jegens Suriname te voeren. De sociaal-economische ontwikkelingen in Suriname lieten hier¬ door in de jaren 1988-1990 weinig vooruitgang zien en met de politieke vrijheden in het land was het ronduit slecht gesteld. Het meeregeren van de militairen vanuit de coulissen verlamde de regering, die niet over het monopolie op de geweldsmiddelen beschikte en als gevolg daarvan niet opgewassen was tegen de druk die het Militair Gezag op de uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht uitoefende. Voor Arron zouden ten tijde van de regering-Venetiaan een aantal ontwikkelingen zich als¬ nog ten goede keren, maar zijn termijn als vicepresident, waarvan hij had gehoopt dat die hem in staat zou stellen zich als politicus te revancheren, eindigde voor hem in een ontgoocheling.1 Arron manifesteerde zich in verschillende hoedanigheden in de Surinaam¬ se samenleving. Er was om te beginnen de trotse burger van Suriname, voor wie de parlementaire democratie en de rechtsstaat de fundamenten waren waarop de bevolking haar bestaan diende te bouwen. Het ‘demo¬ cratisch nationalisme’ - door hem ook wel het ‘waarachtig nationalisme’ genoemd - was daarbij een onmisbaar instrument. Dit nationalisme ging uit van de verbondenheid van burgers met het Surinaamse grondgebied, de verbondenheid van burgers met elkaar en de verbondenheid van bur¬ gers met hun democratische gezindheid. Deze elementen waren niet ingebed in een uitgewerkte filosofie, maar golden als een praktische lei¬ draad, die gematigdheid voorschreef en uiteenlopende rechten en plich¬ ten veronderstelde. Zonder verantwoordelijkheidszin en discipline, eigen krachtsinspanning en toegewijde arbeid, zou het volgens Arron niet luk¬ ken om de idealen van vrijheid en vooruitgang te verwezenlijken. Bij die richtlijn hoorde ook dat Suriname als vanzelfsprekend gelijkwaardige re¬ laties onderhield met andere landen in de wereld op basis van wederzijds respect en naleving van het beginsel van non-interventie.
611
Daarnaast was er Arron de vrijbuiter en levensgenieter, die graag zijn eigen plan trok, geduldig turend naar de dobber van zijn hengel, ontspan¬ ning zoekend in zijn tuin of joviaal deelnemend aan sociaal verkeer met een sigaret in de hand en een borrel binnen handbereik. Bij die gelegen¬ heden openbaarde zich de zorgeloze individualist, die zich graag onder eenvoudige mensen bewoog, het buitenleven omarmde en ongebonden¬ heid en rust verkoos boven het keurslijf van verplichtingen en conven¬ ties. Die met een licht filosofische inslag over dingen nadacht en sprak, maar met een kwinkslag diezelfde beschouwelijkheid even gemakkelijk weer op losse schroeven zette. Die maar weinig mensen toegang gaf tot zijn innerlijk leven en tot de onderstroom van fatalisme die hiervan een bestanddeel was. Voorts was er de bevlogen dromer en visionair, die zijn volk wilde be¬ geesteren met een gemeenschappelijk toekomstideaal, wilde uitrusten met een altruïstische hands-onmentaliteit en wilde voortstuwen naar de nieuwe horizon. Dit ambitieuze project vertrok vanuit het principe dat burgers zich verplichtten om naar vermogen bij te dragen aan de opbouw en ontwikkeling van hun land. Alleen wie aan dat criterium voldeed, mocht zich met recht Surinamer noemen. Zijn gerichtheid op de geboor¬ te van de nieuwe Surinamer deed Arron kort na de onafhankelijkheid verzuchten dat de emancipatie van de Surinamer haar voltooiing nog lang niet naderde en dat het proces van zelfbevrijding en mentaliteitsveran¬ dering nog in volle gang was. Arron zou geen aanleiding zien deze obser¬ vatie in latere jaren bij te stellen. Ten slotte was er de gedreven politicus, die zijn partijleiderschap vormgaf in wisselwerking met een wispelturige en veeleisende achter¬ ban en vastbesloten was zijn regeringscoalitie met alle hem ter beschik¬ king staande middelen intact te houden. Daarbij hoorde het opzoeken van grenzen en het inventief toepassen van regels om zich van een parle¬ mentaire meerderheid te verzekeren. Het kwam voor Arron in belangrij¬ ke mate aan op het kiezen van het juiste moment, wat hem in de eerste helft van de jaren zeventig uitstekend afging, maar hem in de tweede helft van dat decennium minder goed lukte. Naarmate concrete resulta¬ ten langer uitbleven, nam de weerstand toe. Arron beantwoordde die op¬ positie met een mengeling van onbuigzaamheid en optimisme. Meer dan tevoren traden zijn trots en onverzettelijkheid voor het voetlicht, maar daarnaast etaleerde hij een laconiek vertrouwen in de goede afloop van ontwikkelingen, ook op momenten dat tegenkrachten aan het langste eind dreigden te trekken. De trotse burger en montere vrijbuiter zouden zich gedurende de ge-
612
SLOT
hele politieke loopbaan van Arron manifesteren. Dit geldt ook voor diens andere hoedanigheden, waarbij kan worden vastgesteld dat aan het einde van de jaren zeventig de politicus de dromer en visionair meer dan eens in de weg zat en de eerste de tweede beslist overvleugelde. Na 1987 was eerder het omgekeerde het geval. De dromer en visionair kreeg meer ruimte en de politicus trad minder stellig op de voorgrond. Behalve aan de veranderde omstandigheden (samenwerking binnen het Front, ge¬ richtheid op het herstel van de democratie en de rechtsstaat) lag dit ook aan de herfstfase die Arrons carrière was ingegaan. Dit stadium liet meer mildheid en bespiegeling toe en meer aandacht voor het welzijn en de geestelijke ontwikkeling van de totale bevolking. Als moet worden vastgesteld wat Arron voor Suriname heeft betekend, dan is het dienstig om een befaamde studie van Max Weber ter hand te nemen. Weber onderscheidde drie eigenschappen die volgens hem voor politici van doorslaggevend belang waren: gedrevenheid, verantwoorde¬ lijkheidsgevoel en inschattingsvermogen. Er bestaat geen twijfel over dat Arron in ruime mate over de eerste twee eigenschappen beschikte, maar dat hij op enkele cruciale momenten zijn tanden stukbeet op wat Weber nader specificeerde als ‘het vermogen de werkelijke feiten met concen¬ tratie en rust op zich te laten inwerken, dus afstand te nemen van de din¬ gen en de mensen’.2 Drie van deze momenten springen in het oog. In de eerste plaats is er Arrons weigering in 1976 om de door hem aan Lachmon toegezegde verkiezingen te laten plaatsvinden. Dit besluit kan met twee woorden worden getypeerd: woordbreuk (het niet nakomen van een gedane belofte) en miskenning (het onvoldoende op waarde schat¬ ten van de knieval die Lachmon had gemaakt met de bedoeling uit de ont¬ stane impasse te geraken). Hier ligt het beginpunt van de grimmige op¬ positie die de
vhp
tegen Arron zou voeren en die de politieke stabiliteit
in het land in toenemende mate zou ondermijnen. De argumenten die Arron naar voren bracht om zijn besluit te rechtvaardigen, werden door zijn tegenstanders terecht bestempeld als drogredenen. Ze leverden Arron het verwijt op dat het überhaupt niet mogelijk was hem op zijn woord te geloven. Zeker in de jaren tachtig en negentig zou blijken dat die kritiek buiten proportie was. De kwestie-Koorndijk in 1979 toonde dat als het er werkelijk op aan¬ kwam Arron tot veel bereid was om zijn zittingstermijn als regeringslei¬ der te kunnen voltooien. Waar de oppositie zich in deze zaak onvolwas¬ sen en onsportief gedroeg, daar liet de coalitie zich van haar hooghartige kant zien en bediende deze zich van onrechtmatige middelen. Arron had
613
er eer mee ingelegd als hij na het verlies van de parlementaire meerder¬ heid het ontslag van zijn kabinet had aangeboden en was overgegaan tot het organiseren van vervroegde verkiezingen. De kwestie illustreerde dat de parlementaire machine was vastgelopen (niet dat het politieke sys¬ teem zijn ondeugdelijkheid had bewezen) en leverde munitie aan dege¬ nen die het plegen van een staatsgreep als een gepast alternatief be¬ schouwden (en het geduld misten om de uitkomst van de geplande verkiezingen af te wachten). In het slepende conflict met de onderofficieren liet Arrons inschattingsvermogen hem in 1979 en 1980 andermaal in de steek. Er waren verzachtende omstandigheden (een gebrek aan ervaring met militaire aangelegenheden, een disfunctionerende bevelhebber en falende inlich¬ tingendiensten), maar essentieel was dat Arron de acties van de militai¬ ren bagatelliseerde, de problemen in het leger te lang op hun beloop liet en onvoldoende gebruikmaakte van de mogelijkheden die hij bezat om de kwestie van haar scherpe kanten te ontdoen en tot een aanvaardbare oplossing te brengen. Deze nalatigheid leidde ertoe dat zijn kabinet in 1980 gewapenderhand van de regeermacht werd beroofd, iets wat hem in 1990 nogmaals zou overkomen. De consequenties waren verstrekkend. Suriname maakte kennis met een bruut militarisme. Tussen 1980 en 1993 zou het Nationaal Leger een factor van betekenis zijn in de Surinaamse politiek. Tegenover deze tegenvallers en misrekeningen staan verdiensten die on¬ tegenzeglijk getuigen van Arrons gedrevenheid en verantwoordelijk¬ heidsgevoel. Hier moet in de eerste plaats Arrons rol bij de realisering van de onafhankelijkheid worden genoemd.3 Deze gebeurtenis vormde het sluitstuk van een evolutionair proces en de verwezenlijking van een NPS-ideaal waarvoor Arron zich sinds 1970 had ingezet. De onafhanke¬ lijkheid was de uitkomst van een politieke strijd, die met woorden werd uitgevochten. Hoewel coalitie en oppositie geruime tijd lijnrecht tegen¬ over elkaar stonden, mondden besprekingen tussen beide kampen op 18 november 1975 uit in de befaamde omhelzing van Arron en Lachmon. Pijnlijke incidenten waren niet uitgebleven en een omvangrijke migratiegolf richting Nederland baarde zorgen, maar Suriname was niet het toneel geweest van broederstrijd en bloedvergieten en er waren geen do¬ delijke slachtoffers gevallen. Sinds de aanvaarding van het voorzitter¬ schap van de
nps
had Arron zich als een ‘eventful leader’ gepresenteerd,
maar zijn rol als politieke vader en architect van de onafhankelijkheid maakte hem definitief tot een ‘event making leader’.4
614
SLOT
Arron toonde daarnaast een bijzondere betrokkenheid bij het verkrijgen van middelen om de ontwikkeling van Suriname noemenswaardige impulsen te geven. Voorafgaande aan de soevereiniteitsoverdracht had Arron zich sterk gemaakt voor het lidmaatschap van Suriname van de International Bauxite Association (i ba) en de introductie van de bauxietlevy. Deze heffing vergrootte de inkomsten van Suriname uit de bauxietproductie en leidde tot de vorming van een fonds dat tot doel had de op¬ bouw van Suriname te versnellen. Arron had ook een belangrijk aandeel in de totstandkoming van het ontwikkelingssamenwerkingsverdrag dat Suriname met Nederland sloot. Dit verdrag voorzag in de beschikbaar¬ stelling door Nederland van middelen om Suriname als soeverein land een vliegende start te bezorgen en op weg te helpen zich economisch te versterken. Hoewel de uitvoering van het verdrag een ander verloop ken¬ de dan beide partijen voor ogen had gestaan, legde de overeenkomst als zodanig een substantiële basis voor het financieren van ontwikkeling in Suriname. Een andere verdienste van Arron was dat hij er ten tijde van zijn voor¬ zitterschap in slaagde de
nps
bij elkaar te houden en een sleutelrol te la¬
ten spelen in de politiek. Dat was geen geringe prestatie. De reputatie van beroering die de
nps
aankleefde, uiteenlopende visies die met elkaar
moesten worden verenigd en het sluimerende wantrouwen tussen on¬ derscheiden facties vergden veel van het geduld en de stuurmanskunst van Arron, die in de beginjaren van zijn voorzitterschap moest opboksen tegen de mythische status van zijn voorganger Pengel en kwetsbaar was waar het ging om zijn jeugdige leeftijd en rooms-katholieke afkomst. Arron zou nooit nalaten zijn schatplichtigheid aan Pengel te memore¬ ren,5 maar leefde in een tijd die andere eisen stelde en die hem aanspoor¬ de de koers van de partij bij te stellen. Slagvaardig verbond hij het onafhankelijkheidsproject met de geschiedenis van de
nps
en benutte hij de
verkiezingen van 1973 en 1987 om de NPS-fractie ingrijpend te vernieu¬ wen. De terugkerende machinaties in de partij met betrekking tot het voorzitterschap lieten uiteindelijk maar één conclusie toe: een serieuze uitdager voor Arron als partijleider diende zich niet aan. Twee eigen¬ schappen deelde Arron met Pengel. Meer politicus dan bestuurder paste de jas van het partijleiderschap hem beter dan de mantel van regerings¬ leider.6 Zijn vermogen om de mentaliteit van de bevolking positief te beïnvloeden, bleek uiteindelijk bescheiden, zeker waar het ging om het managen van behoeften en verwachtingen, en het internaliseren van normen en waarden.7 Ten slotte moet worden geconstateerd dat de democratie en de
615
rechtsstaat onder Arron overeind bleven. Het is waar dat de parlementai¬ re democratie eind jaren zeventig onder druk was komen te staan en dat de verhoudingen tussen coalitie en oppositie onwerkbaar waren gewor¬ den. Maar er is alle reden om aan te nemen dat het zelfreinigend vermo¬ gen van het democratisch systeem zijn werk zou hebben gedaan als de verkiezingen van 1980 doorgang hadden gevonden. Onder Arron was er geen repressie als onder Burnham (Guyana) en Gairy (Grenada), geen eenpartijstaat als onder Castro (Cuba) en geen riskant geëxperimenteer met democratisch-socialisme als onder Manley (Jamaica). Zowel voor als na 1980 hield Arron zich verre van systemen die de machtsstaat verheer¬ lijkten en de rechten en vrijheden van burgers aan banden legden. Het respecteren van de menselijke waardigheid beschouwde hij als inherent aan vrijheid en vooruitgang en als een fundamentele pijler van de kwali¬ teit van leven.8 Arron voerde Suriname van de koloniale naar de postkoloniale tijd en vervulde als zodanig een historische rol in het proces van dekolonisatie. Als politicus was hij het product van een cultuur, die autoritair leider¬ schap en patroon-cliëntrelaties verbond met het zoeken naar eigen vor¬ men van democratie en ontwikkeling en naar een voor Suriname passen¬ de plaats in de wereld. Arron bouwde voort op deze cultuur en volgde het spoor van zijn voorgangers, maar week in bepaalde opzichten ook van de¬ ze cultuur af en gaf er een eigen invulling aan. Zo brak hij met het auto¬ matisme van multi-etnische coalitievorming, verkende een meer pro¬ grammatische vorm van politiekvoering en kwam met nieuwe ideeën om de republiek steviger in de Latijns-Amerikaanse regio te verankeren. Hij was bereid daarbij risico’s te nemen en wist, als hij dit nodig vond, on¬ wrikbaar aan zijn overtuigingen vast te houden. Na de staatsgreep van 1980 zou hij een deel van zijn opvattingen over machtsdeling en politiek leiderschap weer loslaten en meewerken aan de terugkeer van het oude consensusmodel. Meer dan zijn voorgangers verbond Arron het proces van dekolonisa¬ tie met het realiseren van immateriële doelen. Met nadruk vroeg hij aan¬ dacht voor de moreel-ethische aspecten van vrijheid en vooruitgang. Hij wilde mensen bewust maken van het belang van geestelijke weerbaar¬ heid, moed, verantwoordingszin, discipline en eigen krachtsinspanning. Die bewustwording diende te leiden tot een mentaliteitsverandering en burgers aan te zetten tot belangrijke individuele en maatschappelijke prestaties. De uitvoering van dit deel van zijn agenda bleef in aanzetten steken en vond niet de weerklank waarop hij had gehoopt. Het belang
616
SLOT
van normen en waarden voor processen van machtsdeling, natievorming en economische ontwikkeling kan echter moeilijk worden overschat. Voor dit project van Arron, afgezet tegen hedendaagse uitdagingen en vragen, zou doorlopend belangstelling moeten bestaan.
617
'
NOTEN
INLEIDING 1 Eerder werd deze stand van zaken opgemaakt in Meel 2008, een eerste schets van het leven en werk van Arron. In informele gesprekken,
vormgeving van politiek niet een toevallige of onbelangrijke verpakking is, maar wezenlijk voor begrip van de betekenis ervan.’ 4 Volgens Neatby (1993:160) wordt de politie¬
Arron kenbaar zelf een bijdrage te willen le¬
ke biografie nog te vaak gezien als een metho¬ de om politieke geschiedenis te begrijpen en
veren aan het vastleggen van de onafhanke-
ligt in veel politieke biografieën de nadruk op
lijkheidsgeschiedenis van Suriname en van
de politiek en veel minder op de politicus als
zijn aandeel hierin. Zie bijvoorbeeld Collec¬ tie Arron: Toespraak H.A.E. Arron in de
individu. De voorliggende biografie stelt de figuur van Arron centraal, maar heeft als ne¬
Nationale Assemblee op 13 mei 1988, p. 6-7
vendoel de werking van de Surinaamse poli¬
en Bisessar 2000. Afgezien van wat losse no¬
tiek inzichtelijker te maken. Arrons regelma¬ tig geventileerde opvatting - ook tegenover
maar ook bij officiële gelegenheden maakte
tities zou dit voornemen echter onuitgevoerd geschiedenis hem bezighield, blijkt onder
mij - dat ‘jullie Hollanders de Surinaamse politiek nooit gaan begrijpen’, heb ik be¬
andere uit een redevoering die Arron op
schouwd als een aanmoediging bij het uitvoe¬
blijven. Dat zijn plaats in de Surinaamse
1 februari 1987 op het NPS-partijterrein
hield: ‘Ook al worden we door de huidige ge¬ neratie veroordeeld, voor mij blijft belang¬ rijk: hoe zal de generatie van morgen over mij denken.’ De Ware Tijd 2 februari 1987. 2 Nasaw 2009. Over de uniciteit van gebiografeerden, de noodzaak van contextualiseren en als gevolg hiervan de onvermijdelijke rela¬ tivering van hun wapenfeiten, zie Renders 2008: 45-46. 3 Relevant in dit verband zijn Derveld 1982 en
1999; Dew 1978 en 1994; Fernandes Mendes 1989b en 2012; Gowricharn 2001, 2006 en 2012; Haakmat 1996; Menke 2008a; Ramsoedh 2001, 2008,2012 en 2013; Schalkwijk 2006 en Sedney 2010. Instructief waar het gaat om het Caraïbisch gebied is Lewis 1985. Met betrekking tot de culturele aspecten van politiek volg ik Aerts, De Jong en Te Velde (2002: 7): ‘Dat zijn bijvoorbeeld theatrale, rituele of religieuze vormen waar¬ van de politiek zich bedient, maar ook de be¬ leving van politiek, het groepsgevoel, de in¬ formele regels, mores en codes in het politieke “spel”, de vanzelfsprekendheden, het belang van woorden en retorische midde¬ len. Ook de houding tegenover, of de opvat¬ ting van politiek valt onder dit terrein van studie, evenals de relaties tussen politici en kiezers of achterban. Bovendien is er aan¬ dacht voor de openbare sfeerwaarin politiek tot ontwikkeling komt, de locaties waar zij plaatsvindt en de manier waarop zij zich pre¬ senteert. De gedachte achter dit alles is dat de
ren van dit project. 5 Renders 2007: 9,12. De oproep van Etty
(2007) om intimiteiten en indiscreties na¬ drukkelijk deel te laten uitmaken van een biografie is mijns inziens relevant als, zoals Ellemers (2007) terecht stelt, de peeping Tom-benadering iets wezenlijks toevoegt aan het inzicht in de persoon van de gebiografeerde. In Suriname geldt de ongeschreven regel dat welvoeglijk met gegevens uit de persoon¬ lijke levenssfeer wordt omgegaan. Vanuit dit oogpunt is een zekere omzichtigheid en inge¬ togenheid geoorloofd bij het schrijven van biografieën van bekende Surinamers, mits deze de historische werkelijkheid geen ge¬ weld aandoen. Vergelijk ook Meel en Hoefte 2008:13-14. 6 Over de intern en extern gerichte verlangens en behoeften van leiders waar het gaat om het tot stand brengen van verandering, zie Burns 2003:15. 7 Vergelijk French 2008: xvi.
8 Gecursiveerde uitspraken van Arron komen uit interviews die ik hem afnam. Zie ook ver¬ derop in deze inleiding. 9 Zie onder andere interviews met H. Does,
Paramaribo, 22 januari 2002 en D.W. Heinemann, Paramaribo, 11 januari 2002. 10 De collectie-Arron is omvangrijk, maar niet volledig. In het kader van een onderzoek naar corruptie dat de militaire machthebbers in 1980 tegen Arron instelden (zie hoofdstuk ix) namen zij tamelijk lukraak zijn persoon-
619
lijk archief en bibliotheek mee. Alleen een
Sranantongo (Surinaamse taal) zijn zoveel
deel van zijn boeken kreeg hij naderhand te¬
mogelijk de spellingsregels van 1986 gevolgd.
rug. De bewaard gebleven documentatie over
In citaten zijn afwijkingen van de officiële
de politieke ontwikkelingen vóór 25 februari
spellingswijze gehandhaafd.
1980 vertoont hierdoor hiaten. Zie ook De Vlugt 1995a: 5. 11 Vergelijk Te Velde 2002b: 16. Men zou ook
16 Hoefte 2014 biedt het meest recente over¬ zicht van de twintigste-eeuwse geschiedenis van Suriname. Haar monografie legt het
kunnen spreken van Arrons politieke testa¬
accent op de wisselwerking tussen etniciteit,
ment ware het niet dat die term een mate van
klasse en gender en de demografische, eco¬
finaliteit en onherroepelijkheid suggereert
nomische, politieke en constitutionele ver¬
die voor de geïnterviewde nooit de inzet van de gesprekken is geweest. De uitlatingen van Arron kregen als gevolg van diens overlijden
anderingen die zich in Suriname voltrokken. 17 De hoofdstukken iv en v van deze biografie kunnen worden beschouwd als het ‘Suri¬
ruim twee weken nadien onbedoeld een fa-
naamse luik’van de onafhankelijkheidsge-
mous last words karakter.
schiedenis zoals die vanuit Nederlands per¬
12 Choenni (2013:181-186) heeft terecht opge¬ merkt dat het gebruik van de oral history me¬ thode in de Surinaamse geschiedschrijving nog altijd niet goed van de grond is gekomen. Meer specifiek doet zich in het onderhavige project de complicatie voor dat het gaat om
spectief is beschreven in Oostindie en Klinkers 2001. 18 Ormskirk 1967 en Breeveld 2000 beperken zich tot de nps en partijleider Johan Adolf Pengel in de periode vóór 1970. 19 In deelstudies is wel aandacht aan deze
de veelal als pijnlijk ervaren postkoloniale ge¬
transities besteed, maar niet aan de hand van
schiedenis van Suriname. Voor het bestude¬
een langetermijnperspectief en vanuit een
ren van dit recente verleden lopen de meeste Surinaamse historici niet warm. Politieke ge¬ voeligheden en sociaal-maatschappelijke
insiders view. 20 Hiertoe behoren Abrahams 2010, Azimullah 1986, Woortman en Boots 2009,
druk om dit verleden in een zingevend ver¬
Breeveld 2000 en 2004, Jansen van Galen
haal in te passen zijn hier in belangrijke mate
2005, Van de Kruijs 2006 en Marshall 2010.
debet aan. Ook de kleinschaligheid van de
Abrahams (2010:4-8) en Marshall (2010:
Surinaamse samenleving, waarbinnen per¬
214-220) zijn het meest uitvoerig in hun we¬
soonlijke relaties toonaangevend zijn, speelt
tenschappelijke verantwoording. Zij gaan in
een belemmerende rol. 13 De moeilijkheid om tot de kern van de
op de theorie en methode van de biografie, de vorm van de biografie, typen biografie, de be¬
Surinaamse politiek door te dringen, is ook
trouwbaarheid van bronnen, de professione¬
gesignaleerd door Van Westerloo (‘Suri¬
le houding en positie van de biograaf en het
naamse politiek is vreemd: het gaat nooit
beoogde lezerspubliek. Beiden baseren zich
over waar het over gaat’) en Ramsoedh, die
in belangrijke mate op Renders 2006 en 2008.
een onderscheid maakte tussen de ‘zichtbare
21 Evenals Dew (1994: 202) erken ik het belang
politieke schijnwerkelijkheid’ en de ‘onzicht¬
van de kritisch-geëngageerde rol van de on¬
bare politieke werkelijkheid’ in Suriname.
derzoeker die zich met de contemporaine
Zie Van Westerloo I975d en Ramsoedh 2012:
politieke geschiedenis van Suriname bezig¬
309. 14 Dit zijn relatieve begrippen. Doordat niet
houdt. 22 Zie ookBourdieu 1986:1-2 enRyan 2009: 6.
elke krant feit en opinie even strikt scheidde
23 Renders 2006:42; 2008:38-39.
en politiek actieve redacteuren hun voorkeu¬
24 Renders 2008: 25-26,53.
ren niet zelden lieten meeklinken in hun ver¬ slaggeving is enige voorzichtigheid geboden
620
I
bij het bestuderen van nieuwsberichten en
1 Ik volg de naamgeving in de beschreven peri¬
commentaren. Betrouwbare cijfers over de
ode. In 2002 besloot de regering-Venetiaan
oplage van De West (1909-heden), De Ware
de Wanicastraat, de Gravenstraat, de Rust en
Tijd (1957-heden) en De Vrije Stem (1969-
Vredestraat en de Coppenamestraat een
1982) door de jaren heen ontbreken.
andere naam te geven. Sindsdien heten deze
15 Bij het (spaarzame) gebruik in dit boek van
doorgangswegen respectievelijk de Johan
woorden, zinnen en uitdrukkingen in het
Adolf Pengelstraat, de HenckArronstraat,
NOTEN INLEIDING • HOOFDSTUK I
de Frederick Derbystraat en de Jagernath
stig van plantage John, een middelgrote ka¬
Lachmonstraat.
toenplantage in Coronie, waar ook bekende
2 Scholtens 1986.
families als Ment, Slagveer en Wielzen van¬
3 De Surinamer en De West 6 mei 1936.
daan komen. Vergelijk Helstone, Ten Hove
4 Ramsoedh1990.
en Hoogbergen 2009:152-161. De naam
5 De Surinamer 25 april 1936. Zie ook De West
A Sjong (of een naar spelling of uitspraak ver¬
i-j april 1936.
wante naam) is in Suriname niet gangbaar.
6 De West 27 april 1936.
Wel komen de namen Tjin A Sjong en Tjin A
7 De Surinamer 25 april 1936.
Cheong voor, maar familieverwantschap met
8 Egger en Loor (2006:16-23) geven een beeld
de familie Arron kan niet worden aange¬
van het St. Vincentius ziekenhuis in het inter¬
toond. Het is aannemelijk dat het familie¬
bellum.
verhaal teruggaat op het gegeven dat Arrons
9 Het is niet helemaal duidelijk of Combé
overgrootmoeder van vaderskant, Maryann
(volgens Oudschans Dentz oorspronkelijk
Arron (1866-1919), in 1885 een zoon kreeg,
gespeld zonder accent op de e) eigenaar was
Johannes Marius Arron, uit een volgens de
van een plantage in deze wijk. Vergelijk
geboortegegevens ‘onbekende relatie’. Het
Oudschans Dentz 1959.
is mogelijk dat deze verwekker van Chinese
10 De geschiedenis van Paramaribo en de
afkomst was. De Chinese invloeden kunnen
architectuur van de binnenstad worden be¬
zelfs van nog een generatie eerder dateren.
schreven in Volders 1966 en Temminck Groll
Maryann Arron en haar zeven jaar oudere
1973. Over de sociale en etnische differentia¬
broer Marius Jacobus Arron stonden geregi¬
tie in de Combé, zie De Bruijne 1976: 208,
streerd als kinderen van Victoria Eva Arron
213, 270-271. 11 Op 6 april 2014 werd de kathedraal officieel
(1835-1916) ‘uit een onbekende relatie’. Genealogische gegevens met betrekking tot
tot basiliek verheven. Zie Starnieuws 7 april
de familie Arron zijn afkomstig uit de archie¬
2014.
ven van de Burgerlijke Stand in Paramaribo
12 Vernooij 2012:121-131.
en het Nationaal Archief in Den Haag en
13 Over de rooms-katholieke instituties in
werden mij ter hand gesteld door Jan van
Suriname, zie Vernooij 1998 en GobardhanRambocus 2001. 14 De fraters van Tilburg waren eigenaar van de firma Timin (Timmerbedrijf Internaat). 15 De stamvader van alle Halfhides in Suri¬
Schaik en Hugo Enser. 19 Arron meende dat er behalve Creools en Chinees bloed bij hem ook Inheems bloed door de aderen stroomde. Hieruit verklaarde hij de rust en het geduld waarover hij beschik¬
name is Andrew Anthony Halfhide (1743-
te. Voor de aanwezigheid van een Inheemse
1824), geboren in Waltham, Essex, Engeland
erfelijke lijn heb ik geen documentair bewijs
en onder andere lid van het Hof van Politie
kunnen vinden, waarmee niet is gezegd dat
en Crimineele Justitie in Paramaribo. Een
deze niet bestaat. Ik beschouw Arron als een
van zijn zonen, Jan Fran^ois Halfhide (1793-
Creool in de betekenis van in de stad geboren
1854), was meester timmerman/architect en
nazaat van slaafgemaakten, al dan niet van
bouwer van de Joodse synagoge in de Keizer¬
gemengde afkomst. Voor verschuivingen in
straat. De lijn naar Henck Arron loopt via een
de betekenis van de term Creool in Suriname,
andere zoon, George Johannes Halfhide (1810-1877). Genealogische gegevens met be¬ trekking tot de familie Halfhide zijn afkom¬ stig uit de archieven van de Burgerlijke Stand in Paramaribo en het Nationaal Archief in Den Haag en werden mij ter hand gesteld door Jan van Schaik en Hugo Enser. 16 Interview met M.J. Arron, Paramaribo, 23 mei 2004. 17 Zie ook Van der Veen, Ter Steege en Van Binnendijk 2010: 42,116. 18 De familie Arron is oorspronkelijk afkom¬
zie Menke 2008b. 20 Over het eigen karakter van de ontwikkelin¬ gen in Coronie na de afschaffing van de slaver¬ nij, zie Klinkers 1997:164-171. 21 Interview met E.B. Stalpers-Wolf, Tilburg, 30 september 2004. 22 Voor het antikoloniale imago van De Kom in de jaxen dertig, zie Woortman en Boots 2009: 99-135,168-192. 23 Klinkers (2011:157-198) signaleert als zwak¬ heden en tekortkomingen van het politie¬ korps in de periode 1945-1960 een groot
621
personeelstekort, een zwakke organisatie¬
schappelijke banden. Een bekende bewoner
structuur, een gebrek aan vakkennis, een te¬
van de straat in de jaren veertig was de later
kort aan materieel, lage salarissen, slechte
bekend geworden musicus en componist
verhoudingen tussen superieuren en onder¬ geschikten, een weinig transparant bevorderingsbeleid en corruptie. 24 Telefonisch interview met D. E. Wekker,
Tilburg, 21 oktober 2004. 25 Telefonisch interview met E.T. Cooman,
Paramaribo, 15 november 2004. 26 Interview met S.W. Wolf, Amstelveen,
8 september 2002. 27 Vanaf de jaren 1950 zou de
Cultuurmaatschappij Ma Retraite zeven voormalige plantages in Paramaribo-Noord
23 mei 2004. 39 Er woonden vertegenwoordigers van ver¬
schillende etnische groepen met uiteen¬ lopende beroepen in de Julianastraat. De omgeving gold als een (lagere) middenklassebuurt. 40 Vergelij k hoofdstuk v en xi 1. 41 Telefonisch interview met J. Leefmans,
Rijswijk, 19 oktober 2002. 42 Telefonisch interview met R. Rens,
(in totaal 1150 hectare) verkavelen en er
Amsterdam, 24 oktober 2002. Voor een por¬
woonwijken aanleggen. De wijken die ont¬
tret van meester Lobo, zie De West 10 februari
stonden, behielden de namen van de oude
1971. De term redi bonkoro (letterlijk: rode
plantages, waaronder Ma Retraite, Tour-
albino) verwijst naar een lichtgekleurde
tonne, Elisabethshof en Rainville. Verrest 2010: 52. 28 Interview met E.B. Stalpers-Wolf, Tilburg,
30 september 2004. 29 Interview met M.J. Arron, Paramaribo,
23 mei 2004. 30 Interview met E.B. Stalpers-Wolf, Tilburg,
30 september 2004. 31 Deed de padvinderij zijn intrede in
Creool. 43 Venetiaan (geboren op 18 juni 1936) ver¬
schilde in leeftijd maar een paar maanden met Arron. 44 ‘Hoe raak ik mijn geld kwijt?’ was een be¬
werking van het bekende toneelstuk Brewster’s Millions (1906) van George Barr McCutcheon, vier jaar eerder door dezelfde auteur als roman gepubliceerd. De verhaal¬
Suriname in 1910, de activiteiten van de
stof leverde inspiratie voor maar liefst negen
Katholieke Verkenners Suriname startten in
speelfilms: zeven in het Engels, één in het
1938. In dat jaar werden in de Petrus en
Hindi en één in het Tamil. Regisseur Johan
Paulus-kathedraal de eerste verkenners door
Vincentius Smeets was in 1950 naar Suriname
de apostolisch vicaris, monseigneur
uitgezonden en gaf op de Paulusschool les in
Th.A.L.M. van Roosmalen, geïnstalleerd.
onder andere handelskennis en wiskunde.
Vergelijk artikel over de padvinderij in De
Hij zou uitgroeien tot een bekende en ge¬
West 26 april 1972. Over de verkennerij, zie
waardeerde figuur in het sociaal-religieuze
ook Biswamitre 2010: 34-36.
leven in Paramaribo. In 1991 overleed hij er,
32 Over het muzikale werk van Chris Alvares,
zie Leefmans 2000. 33 Voor de architectuur van de kathedraal, zie
Volders 1966 en Temminck Groll 1973. 34 Over de familie Ma Ajong, zie Zijlmans en
Enser2002:122-124. 35 De familie A.R. Leeuwin, met zoon Roëll,
67 jaar oud. 45 Voor de paragraaf over de ams is in belang¬
rijke mate geput uit Morroy en Goedhoop 1988 en Dijk 1993. 46 E-mailcorrespondentie met C. McLeod-
Ferrier, Paramaribo, 10 november 2002. Dit beeld wordt bevestigd in interviews met
woonde aan de Grote Combéweg, de familie
M. Slory, Paramaribo, 3 en 7 november 2011
W.A. Leeuwin, met dochter Netty, de latere
en een telefonisch interview met A. Bueno
echtgenote van Henck Arron, aan de Buren-
de Mesquita-Bromet, Paramaribo 6 novem¬
straat. 36 Interview met M.J. Arron, Paramaribo,
23 mei 2004. 37 Ook met de families Dillenburg en Wong
622
Eddy Snijders. 38 Interview met M.J. Arron, Paramaribo,
ber 2011. Laatstgenoemde herinnerde zich wel dat directeur Lub op een gegeven mo¬ ment niet meer toestond dat er tijdens de les over politiek werd gesproken. Discussies tus¬
Swie San, eveneens in de Julianastraat woon¬
sen politiek geëngageerde leerlingen - die
achtig, onderhield de familie Arron vriend¬
via hun vaders sympathie voor de psv, de nps
NOTEN HOOFDSTUK I
of de Surinaamse Democratische Partij (sdp) koesterden - liepen naar zijn oordeel te hoog op. Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden was in 1954 in werking getre¬ den en garandeerde Suriname en de Neder¬ landse Antillen zelfstandigheid in interne aangelegenheden. Den Haag behield een dominante stem op het gebied van de ge¬
56 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 57 Interview met H.R. Lim A Po, Paramaribo, 14 januari 2002. Bevestigd in interview met E.E. Walker, Den Haag, 3 april 2012. 58 Interview met H. Teunis, Den Haag, 16 april 2003. 59 Over de activiteiten van we s in Suriname,
meenschappelijk door de Koninkrijksdelen
zie Marshall 2003: 83-102. Er zijn geen aan¬
te behartigen zaken, zoals Buitenlandse
wijzingen dat tijdens Arrons AMS-jaren leer¬
Zaken en Defensie. Zie Meel 1999. 47 E-mailcorrespondentie met W.L. Man A
lingen zich aangetrokken voelden tot het politieke gedachtegoed van Bruma. Inter¬
Hing, Amsterdam, 11 november 2002, inter¬
view met E. Reyme, Den Haag, 21 oktober
view met R.R. Venetiaan, Paramaribo,
2003.
9 januari 2002 en interview met H. Teunis, Den Haag, 16 april 2003.
60 Interview met E.A. Bottse, Paramaribo, 7 november 2000.
48 Abrahams 2010: 20-23.
61 Tegenwoordig André Kamperveenstadion.
49 Telefonisch interview met G. O’Herne-
62 Interview met M. Tuur, Paramaribo,
Joaquim, Oegstgeest, 27 november 2002. Bij haar oud-leerling André Haakmat had zij meer succes: Als lerares Nederlands had mijn klas een beeldschone vrouw met een
20 januari 2002. 63 Smits zou het later tot directeur van de Paulusschool brengen. 64 Vernooij 1998: 85. Over het patronaat, dat
Indische achtergrond, zwart haar in een dot¬
in Suriname in 1911 van start was gegaan, zie
je, een ovaal gezicht, gitzwarte pupillen in de
ook Biswamitre 2010: 20-33.
oogkassen die je nu eens lieflijk konden aan¬ kijken, dan je weer konden doorboren. Ik kwam zo sterk onder haar bekoring dat de passie die ze had voor gedichten en vooral voor gedichten van de Tachtigers geheel op
65 Interview met S.W. Wolf, Amstelveen, 8 september 2002. 66 Interview met R. Fuchs-Leeuwin, Naarden, 11 november 2001. 67 E-mailcorrespondentie met C. McLeod-
mij oversloeg. Hele gedichtenbundels ver¬
Ferrier, Paramaribo, 10 november 2002.
slond ik en vele gedichten, vooral die zij heel
Waterland, gelegen aan de Surinamerivier,
mooi vond, leerde ik uit het hoofd. Het komt
was in die tijd een koffie- en citrusplantage
door haar dat ik tot op de dag van vandaag
waar circa 180 mensen werkten. Directeur
iedere dag een gedicht lees, omdat ze dat zo in mij apprecieerde.’ Zie Haakmat 1996:
192'19350 Interviews met M. Slory, Paramaribo, 3 en
was de Belg Walter Klein. 68 Interview met E.A. Bottse, Paramaribo, 7 november 2000. 69 Van de negen leerlingen van de alfarichting
7 november 2011 en telefonisch interview
slaagden er in 1955 vijf; Arron en Brahim
met A. Bueno de Mesquita-Bromet, Parama¬
zakten; twee andere leerlingen waren eerder
ribo 6 november 2011. 51 Interviews met M. Slory, Paramaribo, 3 en 7 november 20ir en telefonisch interview met A. Bueno de Mesquita-Bromet, Parama¬ ribo 6 november 2011. 52 Over de Surinaamse tijd van Jaap Meijer, zie Gans 2008: 521-587; specifiek over zijn amstijd: 556-562. 53 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 54 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 55 Het gedicht van Slory is afgedrukt in Morroyen Goedhoop 1988:16.
al afgevallen. Telefonisch interview met A. Bueno de Mesquita-Bromet, Paramaribo 6 november 2011. 70 E-mailcorrespondentie met G. Brahim, Paramaribo, 3 februari 2003. 71 Over de positie van Surinamers in Neder¬ land in de jaren vijftig, zie Oostindie en Maduro 1986: 98-99. 72 Dit was tevens de periode dat Arron suppor¬ ter van voetbalclub Feyenoord was. 73 Pakketten die in deze tijd van Suriname naar Nederland werden gestuurd zouden dertig jaar later en masse in tegenovergestel¬ de richting worden gezonden.
623
menswaardige oplossing van deze problema¬
74 Interview met G. Middelkoop, Almere-
tiek. Breeveld 2004:135-137.
Buiten, 29 september 2002. 75 Interviews met G. Middelkoop, Almere-
5 Zie overzichtsartikel in De West 24 februari
Buiten, 29 september 2002 en S.W. Wolf, Amstelveen, 8 september 2002.
6
was waarnemend president van de alge-
76 Interviews met A.E.F. Arron-Leeuwin,
meene volkscredietbank in het toenmalige
Paramaribo, 9 maart 2006 en G. Middel¬
Nederlands-Indië geweest.
koop, Almere-Buiten, 29 september 2002. 77 Interview met G. Middelkoop, Almere-
1975De eerste directeur van de vcb, C.G.P. Krapels,
7 Eind jaren zestig zouden vcB-directeur Van
Philips en onderdirecteur Arron de teugels
Buiten, 29 september 2002.
strakker aantrekken. Statenleden werden
78 Arron was bestuursvoorzitter van Leo
Victor van 1965 tot 1967. Hij nam de functie
toen verplicht borg te staan voor leningen die
over van zijn partijgenoot Ahmed Karamat
aan bevriende relaties werden verstrekt met
Ali, die de voetbalvereniging tussen 1963 en
een maximum van Sf 1500,-. Langzaam be¬
1965 had geleid. Beide NPS-politici overbrug¬
gon de vcb hierdoor van haar NPs/Sinter-
den de verlofperiode van de psv-politicus
klaas-imago af te komen. Interview met
Emile Wijntuin, die voorzitter van Leo Victor
E. Noordpool, Paramaribo, 23 november
was van 1959 tot 1963 en van 1967 tot 1977. Loor 1999:145-146 en telefonisch interview metE.L.A. Wijntuin, Paramaribo, 15 novem¬
8
2006. De VHP stond oorspronkelijk bekend als de Verenigde Hindostaanse Partij, heette vanaf
ber 2004. Voor een temgblik op Arrons voor¬
1966 de Vatan Hitkari Party (Partij ter
zitterschap van Leo Victor, zie De Ware Tijd
Bevordering van het Nationaal Welzijn) en
13 december 2000.
draagt sinds 1973 de naam Vooruitstrevende
79 Interview S.W. Wolf, Amstelveen, 8 septem¬
ber 2002. 80 Hieruit valt op te maken dat Arron in de
periode 1 september 1956 tot 28 februari 1959 in het kader van zijn stage de volgende af¬ delingen doorliep: rekening courant, buiten¬ landse correspondentie, documentaire
Hervormings Partij. Anders dan de vhp, die tot de dag van vandaag actief is, timmerde de Progressieve Nationale Partij
(pnp)
alleen in
de tweede helft van de jaren zestig en de eer¬ ste helft van de jaren zeventig aan de weg. 9 Tussen het moment van de huwelijksvoltrek¬
king (27 juli 1963) en de verhuizing naar de
accreditieven, buitenlandse incasso, reis-
Gravenberchstraat (30 april 1965) woonde
kredietbrieven en assurantie. Het oordeel
het echtpaar op tijdelijke adressen aan de
van de bank over Arron: ‘Hij verrichtte zijn werkzaamheden met ijver, toewijding en tot onze volle tevredenheid.’ Collectie Arron: Getuigschrift Amsterdamsche Bank n.v. d.d. 5 maart 1959.
Kwattaweg en in de Van ’t Hogerhuisstraat. 10 Interview met F.M. van de Berg-Schoon¬ hoven, Bussum, 22 januari 2004. 11 Bevestigd door J. van Schaik. Interview met J. van Schaik, Den Haag, 8 oktober 2013. Of Arron met de betiteling ‘arm’ het gezin waar¬
II 1 Meel 1999:155. 2 Interview met H. Teunis, Den Haag, 16 april 2003. 3 Interviews met H. Teunis, Den Haag, 16 april
2003 en F.M. van de Berg-Schoonhoven, Bussum, 22 januari 2004. 4 In 1936 was het toneelstuk Woeker van Bos
Verschuur opgevoerd. Hierin werden uitbui-
kan men van mening verschillen. 12 Interview met F.M. van de Berg-Schoonhoven, Bussum, 22 januari 2004. 13 Interview met E. Noordpool, Paramaribo,
23 november 2006. 14 Interview met M.J. Arron, Paramaribo,
23 mei 2004. 15 Het medisch dossier noemde een nierziekte
tingspraktijken van geldschieters aan de kaak
als doodsoorzaak. Interview met A.E.F.
gesteld. Met het stuk wilde Bos Verschuur de
Arron-Leeuwin, Paramaribo, 3 april 2008.
overheid ervan overtuigen dat het op haar
Voor een necrologie van Sylvain Leonard
weg lag dit sociale onrecht weg te nemen. De oprichting van de Volkscredietbank was de bekroning van zijn jarenlange strijd voor een
624
in hij opgroeide correct typeerde, daarover
NOTEN HOOFDSTUK 1 • II
Henri Arron, zie De West 1 februari 1960. 16 Bovengenoemde drie alinea’s zijn vooral
gebaseerd op interviews met M J. Arron,
Paramaribo, 23 mei 2004 en A.E.F. ArronLeeuwin, Paramaribo, 3 april 2008. 17 De alinea’s over de bemoeienis van vader
30 Interview met J.A. Wijdenbosch, Parama¬
ribo, 25 oktober 2006. Arron en Berggraaf zouden respectievelijk een derde en een elfde
Arron bij de beroepskeuze van zijn kinderen
plaats innemen als kandidaat-plaatsvervan-
zijn gebaseerd op interview met M.J. Arron,
ger op de NPS-lijst in Paramaribo voor de ver¬
Paramaribo, 23 mei 2004.
kiezingen van 25 maart 1963. Werden Berg¬
18 Het verhaal over de eerste ontmoeting
graaf aanvankelijk grote kansen toegedicht
circuleert in de families Arron en Leeuwin.
op het toekomstig partijleiderschap, deze
Interviews met M J. Arron, Paramaribo,
werden vanaf dat moment kleiner.
23 mei 2004, J.O. Heide, Paramaribo, 3 april 2008 en C. Weidum, Paramaribo, 11 juni 2004. 19 Telefonisch interview met N. Chandie
31 Een (hagiografisch) portret van Arron werd
kort na zijn toelating tot de Staten gepubli¬ ceerd in De Vrije Stem 15 juni 1963. Volgens de
Shaw-Bergen, Heemstede, 15 maart 2003.
(anonieme) auteur van het artikel werd de
20 Op 1 oktober 1979 zou Arron op zijn beurt
jonge politicus vooral gedreven door de am¬
samen met L.J. Thijm-Richaards (‘Mammie Thijm’) getuige zijn bij het huwelijk van par¬
bitie om de volksklasse te verheffen. 32 Pengel maakte het Arron in diens begintijd
tijgenoot Otmar Rodgers met Wilma Dik-
als parlementariër niet altijd gemakkelijk.
moet. De West 1 oktober 1979.
Fameus is de anekdote dat Pengel hem in
21 Interview met A.E.R Arron-Leeuwin,
Paramaribo, 3 april 2008. 22 Over de bestuursperikelen binnen Labor, zie onder andere Abrahams 2010: 40-41. 23 Vergelijk Marshall 2003:120-121 en
Abrahams 2008:134-136 en 2010: 38-40. 24 Interview met H.H. Berggraaf, Paramaribo,
25 mei 2004. 25 Interview met A. Ch. Kruisland, Den Haag,
5 november 2001. 26 Interview met H.H. Berggraaf, Paramaribo,
25 mei 2004. 27 Officieel wordt 30 september 1960 aange¬
houden als datum waarop Arron het lidmaat¬ schap van de nps aanvaardde. 28 Over de massameeting, zie De West 27 juli
1961, De Ware Tijd 28 juli 1961 en De Vrije Stem 29 juli 1961. Tijdens de rondetafelcon¬ ferentie van 1961 had Pengel tevergeefs ge¬
1963 opdracht gaf om in de Staten zijn op¬ ponent David Findlay frontaal aan te vallen. Arron trok alles uit de kast om aan de op¬ dracht van Pengel te voldoen. De laatste liet hem vervolgens keihard vallen: ‘Voorzitter, u moet het hem niet kwalijk nemen. Het is een kwestie van jeugdige overmoed. Deze jonge¬ man is nog maar net begonnen.’ Met die woorden maakte Pengel het op een behendi¬ ge manier weer goed met Findlay en liet hij Arron zijn plaats weten. Interviews met E.D. Findlay, Paramaribo, 20 oktober 2006 en B. Kletter, Indira Gandhiweg, 29 november 2006. 33 Interview met H.H. Berggraaf, Paramaribo,
25 mei 2004. 34 Interview met J.A. Wijdenbosch,
Paramaribo, 25 oktober 2006. 35 Sedney 1990: 51,55. Raveles merkte al in
probeerd om buitenlandse zaken erkend te
1962 de oratorische kwaliteiten van Arron
krijgen als een zelfstandige aangelegenheid
op. Vergelijk Abrahams 2010: 40.
van Suriname. Buitenlandse zaken behoorde
36 Interview met A.H. Getrouw, Paramaribo,
op dat moment tot de zogenaamde Konink¬
11 januari 2002. Zie ook Breeveld 2000: 481.
rijksaangelegenheden. Formeel werden deze
Pa Morie was de roepnaam van Al ex Morman,
aangelegenheden door Nederland, Suriname
hoofdpropagandist van de nps. Een andere
en de Nederlandse Antillen gezamenlijk be¬
belangrijke hoofdpropagandist van de partij
hartigd, maar in de praktijk was de stem van
was Pa Lem, roepnaam van Jacques Marius
Nederland doorslaggevend. Deze overheer¬ sing door Den Haag conflicteerde in toene¬
Lemmer. 37 Collectie Oostindie en Klinkers: Interview
mende mate met de eigen buitenlandagenda
van G.J. Oostindie met H.A.E. Arron d.d.
van de Surinaamse regering. Vergelijk Meel
20 april 1998 en Khemradj 1999.
1999:325-400. 29 De West 7, 8 en 10 december 1962, De Ware
Over 18 november 1975, zie hoofdstuk v. 38 Over de verbroederingspolitiek, zie Meel
Tijd 8,11 en 13 december 1962; De Vrije Stem
1999:104-116; Breeveld 2000:174-197 en
15 en 22 december 1962.
Sedney 2010:34-45. Op de langere termijn
625
zouden ook Javanen, zij het in mindere mate,
gevangenen weer vrij te laten. Den Haag wil¬
van de verbroederingspolitiek profiteren.
de het conflict met Guyana niet op de spits
39 Breeveld 2000: 232-236. David Findlay,
drijven uit vrees tegen haar wil hierin mee¬
hoofdredacteur van De West (1948-1982) en
gesleept te worden. Defpol beschouwde het
vooraanstaand Statenlid voor de nps, stapte
echter als haar opdracht het Surinaamse
in 1954 na een conflict met partijgenoot
grondgebied te verdedigen en zag het Neder¬
Pengel uit de nps en richtte de Surinaamse
landse ingrijpen als verraad aan de Suri¬
Democratische Partij
(sdp)
op.
SDP-minis-
ters namen zitting in het kabinet-Ferrier
naamse zaak. Los van zijn voortvarende op¬ treden tegen Guyanese indringers werd
(1.955-1.958) en het laatste kabinet-Pengel
Lapré verweten wapens zonder toestemming
(1967-1969). Na de val van Pengel trok
van Nederland het land te hebben binnen¬
Findlay zich uit de actieve politiek terug en
gebracht. Deze wapens waren echter door
legde hij zich toe op het schrijven van kritische
Venezolaanse eenheden in Suriname afge¬
journalistieke beschouwingen over politiek.
worpen overeenkomstig afspraken die
40 Dewi978:132-133,143-145; Derveld 1982:
48-49. 41 De Sarekat Rakjat Indonesia (Indonesische
Volkspartij, sri) was een afsplitsing van de ktpi
en politiek actief in de tweede helft van
de jaren zestig en in de jaren zeventig. 42 Over Arron als bewonderaar van het Engelse
Pengel in Caracas had gemaakt. Grant 2005: 68-84. 50 Azimullah 2005. 51 Grant 2005: 86-89; Azimullah 2005. 52 Na bemiddeling door de minister-president
van Trinidad en Tobago, Eric Williams en als afsluiting van besprekingen op 9 en 10 april
parlementaire systeem, zie Van Westerloo
1970 in Chaguaramas tekenden Forbes
1974, Van den Heuvel 1988 en Bisessar 2000.
Burnham en Jules Sedney respectievelijk
43 André Brahim (1934-2010), als bedrijfseco¬
noom in tal van vooraanstaande functies bij de overheid en in het bedrijfsleven werk¬ zaam, werd in maart 1973 getroffen door een
namens Guyana en Suriname een overeen¬ komst waarin deze toezegging was opge¬ nomen. 53 De Ware Tijd 27 augustus 2005.
persoonlijke tragedie. Drie van zijn kinderen
Herdenkingsartikelen bij veertig jaar an¬
kwamen om het leven bij een auto-ongeluk.
nexatie door Guyana verschenen in De Ware
De Bruijne 2006:124-125 en De Ware Tijd
Tijd 20 augustus 2009 en De West 24 augus¬
21 oktober 2010.
tus 2009. Over de huldiging van de vrijwilli¬
44 Post 1969 en Campbell 1987: 80-83.
gers, zie De Ware Tijd 1 september 2011. Voor
45 Dew 1978:136,155.
het conflict over Defpol en de Nederlandse,
46 Kikkert 1992:102. Elders in zijn memoires
Britse en Amerikaanse diplomatieke druk die
liet Luns optekenen dat sinds de periode-
op de Guyanese regering werd uitgeoefend,
Pengel de verschillende Surinaamse regerin¬
zie meer in het bijzonder Klinkers 2011:
gen een steeds luider geformuleerde neiging
216-225.
toonden ‘het goed functionerende, betrouw¬ bare en rechtvaardige Nederlandse bestuur in te ruilen voor een onbetrouwbaar en cor¬ rupt eigen bestuur’. Zie Kikkert 1992:103.
1967 door Just Rens en tussen 1967 en 1973 in
47 Zie Menon 1978 en Donovan 2003.
het parlement vertegenwoordigd. De partij,
48 Grant 2005: 29-31; Azimullah 2005.
waarop vooral de oud-NPS’ers Rens, Essed en
49 Het Nederlandse ministerie van Defensie
Sedney hun stempel drukten, maakte eerst
trok het verleende grootverlof aan Lapré in
deel uit van de oppositie (1967-1969), daarna
en riep hem terug naar Nederland. De direc¬
van de coalitie (1969-1973).
te aanleiding tot deze maatregel was dat
626
III 1 Progressieve Nationale Partij, opgericht in
2 De West 13 en 15 januari 1970.
Lapré een Guyanese patrouille bestaande uit
3 De West 7 januari en 21 maart 1970.
een luitenant en vijfentwintig manschappen
4 De West 26 januari 1970.
in de omstreden driehoek krijgsgevangen had gemaakt. Op last van de korpschef van de
5 Breeveld 2000: 308-310.
6 Breeveld 2000: 310-312,451-456. Pengel
Surinaamse politie, die onder druk stond van
doelde met fyofyo meer in het bijzonder op
de TRis-leiding, werd Lapré gedwongen deze
ziekten die als straf worden opgelegd door
NOTEN HOOFDSTUK II • III
wintigoden om woordbreuk en uitschelden door mensen te vergelden. Hij wenste dat de Pro Patria-leden volgens dit beginsel voor hun onwaarachtige gedrag en verradersrol betaald zouden worden gezet. 7 Interview met J. Thijm, Paramaribo,
6 november 2000.
18 Interviews metM.Chr. Cambridge, Utrecht,
29 september 2001 en A. Ch. Kruisland, Den Haag, 5 november 2001. 19 Ambtenaar en loyaal NPs’er, die politiek niet
geprofileerd was, maar een goede relatie met Pengel onderhield. Vervulde een onofficiële adviseursrol in de partij. Voor een portret van
8 De West 5, 6,9 en n juni 1970. 9 Frits Jessurun zou eerder Eugène Gessel heb¬
ben benaderd voor het partijleiderschap (Jansen van Galen 2000: 282-283). 10 Netty Arron herinnert zich vertrouwelij ke
Vijzelman, zie De Ware Tijd Nederland weekeditie 6 juni-12 juni 2008. 20 Interviews met H.H. Berggraaf, Parama¬ ribo, 25 mei 2004, M.Chr. Cambridge, Utrecht, 29 september 2001, A.H. Getrouw,
gesprekken met Pengel waarin hij haar meer
Paramaribo, 11 januari 2002, A. Ch. Kruisland,
dan eens op indringende toon liet weten dat
Den Haag, 5 november 2001, F.A.M. Pinas,
haar man in aanmerking kwam om het voor¬
Den Haag, 7 april 2004 en J. Thijm, Parama¬
zitterschap van de nps te gelegener tijd van
ribo, 6 november 2000. Zie ook interviews
hem over te nemen. Telefonisch interview
met W. van Eer, Paramaribo, 5 oktober 1988
met A.E.F. Arron-Leeuwin, Uithoorn,
en F.R. Koorndijk, Paramaribo, 12 oktober
22 december 2003 en interview met
1988 en De West 21 maart, 30 juni en 3 juli
A.E.F. Arron-Leeuwin, Paramaribo, 9 maart
1970. Het communiqué van 28 juni 1970
2006.
werd mij ter hand gesteld door F.A.M. Pinas.
11 Arron was na G J.C. van der Schroeff, F.H.R. Lim A Po, A.E. de Boer, E. de la
21 Interview met J. Thijm, Paramaribo, 6 november 2000. De NPS-achterban rede¬
Fuente, E.M.H. Doelwijt en J.A. Pengel de
neerde: Pengel staat bij zijn leven zijn plaats
zevende voorzitter van de
af aan Arron, dan moet Arron ook bij Pengels
nps.
12 De Ware Tijd 6 juli 1970; De Vrije Stem 10 juli 1970; De West 13 juli 1970. 13 De Ware Tijd 14 december 1970 en De West
r4 december 1970. 14 Ook de verkiezing van Pengel tot partijvoor¬
zitter in 1962 was met enig rumoer gepaard gegaan. Zie Breeveld 2000: 232-236. Pas tijdens het voorzitterschap van Ronald Venetiaan (1993-20^) zouden er op regel¬ matige basis bestuursverkiezingen worden georganiseerd in de nps. Ook de interne par¬ tijdemocratie in de vhp en de ktpi liet te wensen over. De bevoegdheden die politieke leiders zich toe-eigenden, pasten in een traditie van autoritair leiderschap. Vergelijk Ledgister 1998.
dood zijn plaats innemen. Interview met A.S. Lall Mohamed, Paramaribo, 2 april 2008. 22 Interview met M.Chr. Cambridge, Utrecht, 29 september 2001. 23 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag,
16 oktober 2001. 24 Interview met F.A.M. Pinas, Den Haag,
7 april 2004. 25 Interview met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest,
18 november 2001. 26 Interview met O.E. Kemble, Paramaribo,
21 januari 2002. 27 Arron had in zijn jonge jaren als Statenlid
Pengel uitvoerig bestudeerd en bandjes afge¬ luisterd met diens redevoeringen. Waar het
15 Breeveld 2000: 237-240.
ging om diens dictie, stembuigingen en
16 De West 21 maart 1970.
woordkeus wist hij wat de achterban van een
17 In een anoniem commentaar in De Vrije
NPS-voorzitter verlangde.
Stem - waarachter de persoon van Eugène
28 De West 20 januari rg7r.
Gessel leek schuil te gaan - werden de ‘intel¬ ligente’ Chris Calor en de ‘charmante’ John
29 De West 5 juni 1971. 30 De West 1 oktober r97i.
Thijm als de voornaamste concurrenten van
31 De Vrije Stem 5 en 7 juni 1972, De West 22 juni
Olton van Genderen aangemerkt. Als het er¬ op aankwam, waren deze NPS’ers volgens de
1972. 32 Parmessar en Ramsundersingh 1973: 9.
auteur echter geen partij voor Van Genderen
33 Jansen van Galen 1995:124.
en Arron, die hij omschreef als ‘geslepen
34 De West 5 en 6 juni 1974.
routiniers’. De Vrije Stem r3 juli 1970.
35 Aan de vooravond van de herdenking van
627
de 70ste geboortedag van Arron benoemde
13 november 2010 alsnog de status van natio¬
president Venetiaan de beeldend kunstenaar
nale feestdag krijgen. De nps maakte op dat
Stuart Robles de Medina tot Commandeur in
moment geen deel uit van de regering. Zie
de Ere Orde van de Gele Ster. De onderschei¬
De Ware Tijd en Dagblad Suriname 1 en
ding gold in het bijzonder de verdiensten van
40 De West 15 oktober 1970.
het beeld van Pengel. Het gekozen tijdstip
41 Azimullah 1986:188-195.
hield verband met de nauwe samenwerking
42 De Ware Tijd 23 en 24 september 1970.
die er op dit punt had bestaan tussen Arron
Vergelijk ook Dew 1978:162-163.
en de gedecoreerde kunstenaar. Niba Suri
43 De West 15 oktober 1970.
Magazine no. 92, 29 april 2006. In 1975 nog
44 De West 21 mei 1971.
typeerden Van Westerloo en Diepraam
45 De West 5,8 en 9 juni en 10 juli 1971.
(1975: 224) Arron als de leider en Pengel als
46 De West 11 mei 1971.
de geestelijk leider van de nps.
47 De West 28 augustus 1971.
36 De pnp was ervan uitgegaan dat de vhp als
48 De West 9,10,13 en 14 september 1971. Voor
grootste partij de premier zou leveren. Maar
de tekst van de petitie, zie Archief Den Uyl,
Lachmon meende dat veel Creolen moeite
inv. nr. 998: Brief van H.A.E. Arron en
hadden om de Hindostaanse meerderheid in
M.Chr. Cambridge aan de Gouverneur van
de Staten te accepteren en achtte het om die
Suriname d.d. 13 september 1971.
reden raadzaam om voor de functie van pre¬
49 De Vrije Stem 27 januari 1972.
mier de eer aan een Creool te laten. Voor de
50 De Ware Tijd 19 en 25 januari 1972, De Vrije
functie was eerst Frank Essed in beeld. Deze had hier vóór de verkiezingsuitslag wel voor
Stem 20 en 25 januari 1972. 51 De Progressieve Bosneger Partij (pbp) speel¬
gevoeld, maar meende na het teleurstellende
de jarenlang een bescheiden rol in de poli¬
aantal PNP-zetels dat was behaald, dat de vhp
tiek. De Kaum Tani Persatuan Indonesia
als grootste partij deze post diende te vervul¬
(Indonesische Landbouwers Partij, ktpi)
len. Lachmon deelde deze opvatting niet en
- sinds 1987 de Kerukunan Tulodo Prenatan
zette zijn zoektocht voort. Aangezien hij
Inggil geheten (Partij voor Nationale Een¬
Rens voor de positie onvoldoende capabel
heid en Solidariteit van de Hoogste Orde) -
achtte, viel zijn keuze op Sedney, die het aan¬
is een van de oudste politieke partijen van
bod aanvaardde. In het kabinet zou de wei¬
Suriname en nog altijd actief, vooral onder
felende Sedney overvleugeld worden door
de Javaanse bevolkingsgroep, zij het sinds
viceminister-president Harry Radhakishun,
2000 met afnemend succes.
een vertrouweling van vh p-leider en Staten¬
52 De Ware Tijd 25,27 en 28 januari 1972, De Vrije
voorzitter Lachmon, die daardoor de politieke
Stem 25,26 en 27 januari 1972 en interview
touwtjes in handen kon houden. Interviews met F.E. Essed, Paramaribo, 27 oktober 1988 en H.O. Prade, Paramaribo, 7 oktober 1988. 37 Algoe 2009: 22-24 en De West 6, 8 en 9 mei 1970. 38 Algoe 2009: 24-28,35-36 en De West 8 en 20 april 1971. 39 Het schrappen van het ‘afgoderijartikel’ be¬ tekende dat handelingen die verband hielden
met H.O. Prade, Paramaribo, 7 oktober 1988. 53 De Ware Tijd 26 januari 1972, De Vrije Stem 28 en 29 januari en 1,5 en 9 februari 1972. 54 De West 25 januari 1972. 55 De West 27 januari 1972. 56 De minister van Onderwijs en Volksontwik¬ keling R.M. Nannan Panday (vhp) was in juli 1971 afgetreden in verband met een tegen hem ingestelde gerechtelijke procedure. De
met de beleving van de (Creoolse) wintigods-
minister van Arbeid en Volkshuisvesting
dienst en de winticultuur, in het bijzonder
A.A.M. Biswamitre (pnp) en de minister van
het dansen tijdens wintipre’s, in het vervolg
Volksgezondheid R.G.H. Vonsee (psv) waren
niet meer strafbaar waren. Het initiatief van
in december 1971 om persoonlijke redenen
minister Adhin werd op 30 augustus 1971
afgetreden en naar Nederland vertrokken.
met algemene stemmen (23) goedgekeurd door de Staten van Suriname. Vergelijk De West 30 augustus 1971. Divali en Id-ul-Zoha zouden op respectievelijk 30 oktober en
628
15 november 2010.
Robles de Medina bij de totstandkoming van
NOTEN HOOFDSTUK III
Sedney 2010: 214. 57 Ook wel bekend onder de naam Slamet Paul Somohardjo of Paul Salam Somohardjo. 58 De Ware Tijd 31 januari en 1 februari 1972,
De Vrije Stem 31 januari en 1 februari 1972, De West 31 januari en 1 februari 1972. 59 Kross 1972:15. Zie verder De Vrije Stem 2 en 3 februari 1972. Het meest uitvoerig over de persconferentie van 1 februari is Kross
1972. 60 De Vrije Stem 9,10,11,12,16 en 17 februari 1972. 61 De West 2 maart 1972, De Vrije Stem 3 maart 1972.
84 Ormskirk 1967:23-24, 27,29. Vergelijk ook Jansen van Galen 2000: 81. 85 Meel 1999:325-400. 86 Ormskirk 1967:184-187; 195-202; Breeveld 2000:442-449. 87 Pengel 1969: 5,7-9. Arron zou vaker over onafhankelijkheid spreken, maar erkende evenals Pengel het belang van internationale samenwerking ter versteviging van de econo¬ mische positie van Suriname. Over de (rela¬
62 De West 10 maart 1972.
tieve) betekenis van idealen als zelfstandig¬
63 De Ware Tijd 20 maart 1972.
heid, onafhankelijkheid, soevereiniteit en
64 De West 18 en 21 maart 1972, De Vrije Stem
zelfbeschikking in het Caraïbisch gebied, zie
18,20 en 22 maart 1972. 65 De Ware Tijd 8,10,12,13,15,21 april 1972,
Lewis 2013. 88 De West 8,17,19, 22, 23 en 26 januari 1970.
De Vrije Stem 8,10,11,12,13,15,18,21,
89 De West 29 januari 1970.
22 april 1972.
90 Arron zou deze motie in 1974 tijdens de
66 De Vrije Stem 2ien 22 april 1972.
parlementaire debatten over de onafhanke¬
67 Voor verslagen van de bewuste vergadering,
lijkheid tot twee keer toe aanhalen. Zie
zie De Ware Tijd 24 april 1972 en De Vrije Stem 24 april 1972. 68 Interview met J. Thijm, Paramaribo, 6 november 2000. 69 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001. 70 Interview met A. Ch. Kruisland, Den Haag, 5 november 2001.
hoofdstuk iv. 91 Archief Van Lier, inv. nr. 34: Beknopt verslag van het bezoek van een parlementaire dele¬ gatie aan Suriname en van een daarop ge¬ volgd bezoek aan de Nederlandse Antillen (12 mei-27 mei 1970), p. 22. 92 Archief Van Lier, inv. nr. 34: Beknopt ver¬ slag van het bezoek van een parlementaire
71 Vergelijk ook De Vrije Stem 15 mei 1972.
delegatie aan Suriname en van een daarop
72 De Vrije Stem 24 april 1972.
gevolgd bezoek aan de Nederlandse Antillen
73 Vergelijk ook De West 13 april 1972. 74 De West 20 maart, 25 april en 1 november 1972, De Vrije Stem 26 en 27 april 1972. 75 Telefonisch interview J. Sedney, Amster¬
(12 mei-27 mei 1970), p. 22. 93 De West 23 en 25 mei en 2 juni 1970. 94 Dewi978:162, Jansen van Galen 1995: 85. 95 De West 18 augustus 1970.
dam, 27 juli 2004. Zie ook De West 24 april
96 De West 1 oktober 1970.
1972, De NPS-er ongedateerd en Marshall
97 De West 6 en 7 oktober 1970.
2003:173.
98 De West 14,16,17,18, 21, 29 en 31 oktober en
76 De Vrije Stem 9 en 29 mei en 12 juni 1972,
De West 12 juni 1972. 77 Interview met O.L. van Genderen, Brussel, 26 maart 2004. 78 De Ware Tijd 24 en 26 april 1972, De Vrije
16 november 1970. 99 Of Arron zich in deze opvatting gesterkt voelde door uitspraken van de Guyanese pre¬ mier Forbes Burnham het hij in het midden. Burnham, op bezoek in Suriname, had tijdens
Stem 26 en 27 april 1972.
een besloten bijeenkomst met kopstukken
79 De West 2 september 1972.
van de pnp en de nps, de vorming van één
80 De West 28 september en 16 oktober 1972. Arron zou in april 1973 toelichten dat hij de informatie over het opnemen van Aziaten uit
Creools blok gesuggereerd. 100 De West 15, 20 en 27 oktober en 19 decem¬ ber 1970.
Oeganda van een (niet bij naam genoemde)
101 De West 20 april 1971.
minister uit het kabinet-Sedney had gekregen.
102 De West 17 december 1971. Over de moei¬
Parmessar en Ramsundersingh 1973:9-10.
zame geboorte van de Koninkrijkscommissie,
81 De West 6 november 1972.
die op 5 januari 1972 bij Koninklijk Besluit
82 De Ware Tijd 6 november 1972, De Vrije Stem
werd ingesteld, zie Fernandes Mendes
14 november 1972. 83 De West 8 januari 1973.
1989b: 70-74. 103 Archief Van Lier, inv. nr. 35: Verslag van de
629
besprekingen tussen een delegatie van de
118 Dew 1978:163-164.
vaste commissies voor Suriname en de
119 c’47 (Centrale ”47) en de clo (Centrale van
Nederlandse Antillen van de Eerste en Twee¬
Landsdienaren Organisaties), opgericht in
de Kamer en een delegatie van de Staten van
respectievelijk 1970 en 1971, onderhielden
Suriname, p. 15.
nauwe banden met de pnr en waren radica¬
104 Archief Van Lier, inv. nr. 35: Verslag van de besprekingen tussen een delegatie van de
Moederbond (gelieerd aan de nps) en de
vaste commissies voor Suriname en de
pwo (Progressieve Werknemers Organisatie,
Nederlandse Antillen van de Eerste en Twee¬
eerder gelieerd aan de psv, maar op dat
de Kamer en een delegatie van de Staten van
moment hiervan al tamelijk losgezongen).
Suriname, p. 15, 31-32.
Vergelijk ook Ramsoedh 1993:55 en Egger
105 De West 27 en 30 augustus 1971. 106 De West 2 september 1971. 107 De West 20 november 1971.
2006:153-154. 120 De West 29 juli, 11 en 28 augustus, 2,6,8, 16 en 24 september 1971.
108 De West 26 november 1971.
121 De West 17,22 en 25 januari 1972.
109 De Vrije Stem 10,13 en 15 december 1971.
122 Ramsoedh 1993: 55.
110 Kort Geding 1971. Vergelijk ook De West 6,
123 De West 19 februari 1973.
13,14,16, 20 en 21 december 1971 en
124 Dobru 1973:15 en 1982: 33-35.
20 januari 1972; interview met O.E. Kemble,
125 De West 2,15, 23, 24 en 29 maart 1973.
Paramaribo, 21 januari 2002 en Jansen van
126 Analyse 1973, Dew 1978:165-168,
Galen 2001a: 69. Opvallend is dat een deel van de pers de opvattingen van Arron negeer¬ de of deze afdeed als opportunistische uit¬ latingen bestemd voor interne consumptie.
Campbell 1987: 83-95, Jansen van Galen 1995:109-110, Klinkers 2011: 230-234. 127 Arron en Hoost kenden elkaar via een ge¬ meenschappelijke vriend: Morris Tuur.
Vergelijk De Vrije Stem 27 december 1971 en
128 De West 4 april 1973.
De Ware Tijd 15,17 en 23 december 1971. Kort
129 De West 8 mei 1973; vergelijk ook De West
Geding zou behalve naar kranten ook zijn weg
10 april 1973.
vinden naar Het paradijs van Oranje, een ro¬
130 De Ware Tijd 23 juli 1973.
man van Bea Vianen. Zie Vianen 1985:
131 Op de ledenvergadering van de psv op 15
7-10,44-45. 111 De West 17 december 1971. Zie ook Jansen van Galen 1995: 87. 112 Archief Van Lier, inv. nr. 35: Verslag van de besprekingen, die in het kader van de twee¬
juli had Wijntuin verklaard dat de winnaars van de verkiezingen Suriname naar de onaf¬ hankelijkheid zouden leiden. De West 20 juli 1973132 De Ware Tijd 26 en 30 juli en 4 augustus
jaarlijkse ontmoetingen tussen de drie
1973, De Vrije Stem 25,28 en 31 juli en 4,11 en
Parlementen van het Koninkrijk in juni 1972
17 augustus 1973, De West 24 juli, 4 en
in Nederland zijn gevoerd door leden van de Staten Generaal met delegaties van de Staten
16 augustus, 26 september, 5 oktober 1973. 133 De Ware Tijd 31 augustus en 4 september
van Suriname en van de Nederlandse Antil¬
1973, De Vrije Stem 30 augustus en 4 septem¬
len. Proef voor de commissies, p. 20,40-41.
ber 1973.
113 De West 7 juli 1972. 114 Op een meer beeldende wijze had Arron bij een eerdere gelegenheid hetzelfde aldus verwoord: ‘Niets is onbeperkt houdbaar in
134 De Ware Tijd 22, 23 en 24 augustus en 4 sep¬ tember 1973, De Vrije Stem 24 en 25 augustus en 4 september 1973. 135 Soemita claimt dat de naam en afkorting
de koelkast.’ Parmessar en Ramsundersingh
npk van hem afkomstig zijn en dat de npk-
1973:10.
samenwerking in zijn huis werd beklonken.
115 De West 1 december 1972. 116 Partij 1972: 39. Volgens de drie partijen diende vóór 1975 met Suriname overeen te
Interview met W. Soemita, Paramaribo, 9 november 1988. 136 De Ware Tijd 10 september 1973, De West
worden gekomen hoe de onafhankelijkheid
10 september 1973, De Vrije Stem 11 en 12 sep¬
het beste kon worden gerealiseerd. Vergelijk
tember 1973. Arron had de Hindostaanse
ook Jansen van Galen 2001a: 59-63.
Progressieve Partij (hpp) ook graag in de
117 De West 8 december 1972.
630
ler in hun oriëntatie en optreden dan de
NOTEN HOOFDSTUK III • IV
combinatie gehaald, maar verkennende be-
sprekingen tussen hem en de partij kregen geen vervolg nadat de pnr had laten weten
9 De Vrije Stem 1 en 3 november 1973. Zie ook Dew 1978:170.
van toetreding tot de npk te zullen afzien als
10 De Ware Tijd 31 oktober 1973.
de hpp zich bij de combinatie zou aanslui¬
11 De Ware Tijd 17 november 1973.
ten. Struikelblok voor de pnr was het onaf-
12 De West 14,16 en 17 november 1973. Zie ook
hankelijkheidsstandpunt van de hpp. Interview met S. Badrising, Leiden, 3 juni 2003. 137 De Vrije Stem 28 september 1973, De Ware
Tijd 29 september 1973.
Jansen van Galen 1995:123 en 2001: 67-70. 13 Redactionele commentaren geven Arron ge¬ lijk. Zie De Ware Tijd 16 en 19 november 1973 en De Vrije Stem 20 november 1973. 14 In dit overwegend door Hindostanen be¬
138 De West 26, 28 en 29 september 1973.
woonde district had de npk drie van de zes
139 De Vrije Stem 8 oktober 1973. De opvatting
zetels veroverd, waarmee was aangetoond
dat de npk uit opportunisme werd geboren en heimelijk het besluit nam om de onafhan¬ kelijkheid te realiseren (Ramsoedh 1993: 55-56,59) laat buiten beschouwing de voor¬
dat er niet consequent etnisch was gestemd. Zie De Vrije Stem 21 november 1973. 15 De Ware Tijd 16 en 19 november 1973, De
West 20, 28 november en 5 december 1973.
geschiedenis van de partijcombinatie en gaat
16 De West 26 november 1973.
ook te gemakkelijk voorbij aan het feitelijke
17 De West 20 november, 11 december 1973.
verloop van de verkiezingscampagne, zoals
18 Volgens Wijntuin (1994: 30-31) gold binnen
in hoofdstuk iv wordt geschetst.
de psv de stilzwijgende afspraak dat een ge¬ kozen parlementariër zijn plaats niet inruil¬
IV 1 Met de titel van dit hoofdstuk doel ik op Arron als politieke vader en architect van de onafhankelijkheid. Bruma kan de ideologi¬ sche vader van de onafhankelijkheid worden
de voor een ministerspost. Het voorzitter¬ schap van de Staten kreeg Wijntuin in handen na getouwtrek binnen de coalitie met de pnr hierover. 19 De benoeming van Venetiaan vormde het
genoemd. Vergelijk Marshall 2010: 20,55. In
sluitstuk van de formatie. Venetiaan was
zijn column ‘Mi kondre tru’ betitelde Wilfred
geen lid van de nps. In de jaren zestig had hij
Lionarons kort na Arrons overlijden J.G.A.
met Hans Prade de Nationale Volkspartij
Koenders, Bruma en Arron als de vaders van
(nvp) opgericht, maar deze was er niet in ge¬
de onafhankelijkheid, maar hadden naar zijn
slaagd voet aan de grond te krijgen, Venetiaan
oordeel Koenders en Bruma gelet op hun
had evenmin deelgenomen aan de NPK-ver-
ideologische voorhoederol het meeste recht
kiezingscampagne. Hoewel hij omging met
op deze titel. Zie Weekkrant Suriname
Robin Raveles was hij evenmin lid van de
27 december 2000. Ik beschouw Koenders
pnr. Arron nodigde Venetiaan persoonlijk
(1886-1957) als een belangrijk cultuurnatio-
uit voor het ministerschap. Hem was de lei¬
nalist en een invloedrijke inspiratiebron voor
dersrol van Venetiaan tijdens de stakingen
Bruma. Als zodanig was hij een voorloper op
eerder dat jaar opgevallen. Hij verkocht
het pad richting de onafhankelijkheid.
diens kandidatuur aan de partij door erop te
Vergelijk ook Meel 1999:187-193.
wijzen dat Venetiaan evenals Pengel uit Para
2 Over dit verschijnsel, ook wel tokenisme genoemd, zie Derveld 1999: 8. 3 NPK-verkiezingsleus: Bondroe kon wan foe
afkomstig was. Kwam Pengels familie (van vaderszijde) uit Bersaba, Venetiaans familie (van moederszijde) was geworteld in
wan moro betre Sranan (Bundel tot eenheid
Vierkinderen. Arron: ‘Para is een NPS-dis-
voor een beter Suriname).
trict!’ Voorts benadrukte Arron tegenover
4 De Ware Tijd 14 november 1973, De West 17 november 1973. 5 De Ware Tijd 15 oktober 1973 en De Vrije Stem 15 oktober 1973. 6 De Ware Tijd 14 november 1973. 7 Vergelijk ook het oordeel van Wijntuin in Van de Kruijs 2006: 61. 8 De Vrije Stem 2 oktober 1973.
zijn achterban dat Venetiaan in 1969 had meegeholpen om een oplossing te vinden voor de problemen waarin Pengel verzeild was geraakt door samen met Wim Bueno de Mesquita uit de directie van de ams te tre¬ den. Deze constructieve opstelling bewees volgens Arron dat de kandidaat-minister uit het goede hout was gesneden. Om de voor-
631
dracht niet op voorhand te blokkeren, liet
kabinet. Over Arron: ‘Schone handen; geen
Arron in het midden dat Venetiaan pas kort
boter op z’n hoofd. Van goede wil, maar moet
voor de aanvaarding van zijn kandidatuur lid
nog bewijzen dat hij ook in zijn eigen partij
van de nps was geworden. Interview met
onafhankelijk zal kunnen opereren.’ Over
R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 20 De prominente positie van Van Genderen binnen de nps rustte mede op diens popula¬ riteit in het Beneden-Marowijne-gebied,
gressieve ideeën heeft gespuid.’ Nieuwe Linie 13 februari 1974.
waar hij er vijf keer op rij in slaagde een
27 Regeringsverklaring 1974: 6-7.
Statenzetel voor de partij te veroveren. Over
28 Regeringsverklaring 1974: 8. Die uitlating
hem werd in de propagandavoering opge¬
klonk minder zelfverzekerd dan Arrons
merkt: tot Moengo is het Van Genderen,
eerdere opmerking dat de verkiezingsover¬
van Moengo tot de Maro>vijne de generaal,
winning van de npk diende te worden be¬
stroomopwaarts op de Marowijne de admi¬
schouwd als de instemming van de bevolking
raal. 21 Op het moment van zijn beëdiging was Arron 37 jaar oud en daarmee de tot dan toe jongste premier van Suriname. Andere jonge
met de realisering van de onafhankelijkheid in de komende regeringsperiode. De Ware
Tijd 22 november 1973, De Vrije Stem 22 november 1973.
ministers waren Venetiaan en Soemita (even
29 Regeringsverklaring 1974: 32.
oud als Arron) en Frijmersum (34 jaar). De
30 In de regeringsverklaring die Den Uyl op
overige ministers waren veertigers en vijfti¬
28 mei 1973 in de Tweede Kamer had uitge¬
gers. Van Genderen was het meest seniore lid
sproken, stond: ‘Na ontvangst van het advies
(55 jaar) van npk 1.
van de Koninkrijkscommissie zal de regering
22 De ktpi leverde voor het eerst twee minis¬
het overleg openen met de regeringen van
ters aan een kabinet. Dit vestigde bij de ach¬
Suriname en de Nederlandse Antillen. Dit
terban de indruk dat de partij nu eindelijk
overleg is bedoeld om te komen tot een eind¬
politiek meetelde en niet langer alleen maar
beslissing over het tijdstip van onafhankelijk¬
als decoratie fungeerde binnen een regerings¬
heid van deze landen. De aan beide landen te
coalitie. Suparlan 1976: 325.
verlenen ontwikkelingshulp zal in het bij¬
23 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Para¬ maribo, 27 mei 2004. 24 Brandsma (1983:183,193-194) stelt in dit verband dat ‘de werkelijke coup’ in 1973 plaatsvond en niet in 1980. Dit is een wat tendentieuze voorstelling van zaken. In 1973
zonder gericht zijn op de bevordering van een zo spoedig mogelijke economische zelf¬ standigheid.’ De West 28 mei 1973. Den Uyl en zijn echtgenote bezochten Suriname van 20 t/m 25 februari 1974. 31 Interview met F.R. Frijmersum, Parama¬
trad er inderdaad een noemenswaardige wij¬
ribo, 6 november 2000. Volgens Rusland
ziging op in de samenstelling van de coalitie,
waren alle PNR-leden in de Staten volledig op
echter langs constitutionele weg en als ge¬
de hoogte van de inhoud van de regeringsver¬
volg van sterk veranderde politieke verhou¬
klaring vóórdat deze door Arron werd voor¬
dingen. Vergelijk ook Gowricharn 2001: 73-
gelezen. Interview met H.H. Rusland, Para¬
74 en 2006: 231. Dew (1994:208-209) legt het keerpunt niet bij 1973, maar bij 1967. Naar zijn zeggen was er tussen 1958 en 1967
maribo, 10 april 2008. 32 Interview met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001. Ook Wijntuin (1994: 49-52)
sprake van ‘real consociationalism’ (machts-
stelt dat het kabinet-Arron bewust het initia¬
deling tussen de grootste etnische partijen)
tief naar zich toetrok om te voorkomen dat
en tussen 1967 en 1980 van ‘token consocia¬
Den Haag Suriname zou dwingen uit het
tionalism’ (fagade van machtsdeling, aange¬
Koninkrijk te treden. Volgens Pronk heeft
zien de grootste etnische partijen deels voor
het kabinet-Den Uyl nooit de intentie gehad
‘token ones’ waren ingeruild). 25 Interview met E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002. 26 Journalist Rudi Kross gaf een korte ken¬ schets van de twee centrale figuren in het
632
Bruma: ‘Grote politieke ambitie; moet nu waarmaken wat hij in lange jaren aan pro¬
NOTEN HOOFDSTUK IV
de onafhankelijkheid aan Suriname op te leg¬ gen of Suriname uit het Koninkrijk te stoten. Zie Pronk 2004: 51. 33 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27 mei 2004.
34 Interview met S.P. Somohardjo, Paramaribo, 2 juni 2004. 35 Interview met C.D. Ooft, Paramaribo, 16 januari 2002. 36 Interview met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001 en Van Westerloo 1996: 280.
aan die verhouding, die heel gunstig heeft ge¬ werkt naar het eindresultaat. Mede hierdoor heeft de heftigheid in de politiek, die er beslist was, nooit calamiteiten tot gevolg gehad. Want liepen de gemoederen hoog op, dan gingen die twee fractieleiders met elkaar praten en kwa¬ men de gemoederen weer tot bedaren. Bij de
37 Jansen van Galen 2005: 85.
steeds weer terugkerende politieke brandjes
38 Het kostte Ferrier tijdens een van de inter¬
zorgden Nooitmeer en Lachmon behalve voor
views die ik hem afnam moeite om zijn wre¬
het doven van de vlammen ook voor het nablus-
vel te verbergen over de nieuwerwetse be¬
werk.
handeling die hij zich van NPK-zijde had moeten laten welgevallen. Interview met
44 Een voorbeeld van pengeliaanse retoriek over de onafhankelijkheid (Jansen van Galen
J.A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001.
1.995: 252): Ts dit een fata morgana, landge¬
39 Interview met E.L.A. Wijntuin, Paramaribo,
noten? Neen, duizendmaal neen. Het is het
14 januari 2002.
beeld van een werkelijkheid die voor ons ligt
40 psv-voorzitter Wijntuin en de psv-ministers
aan het eind van een lange weg misschien,
Ooft en Brahim voelden zich meer dan eens
maar op een weg waarop wij allen een heel
door Arron tekortgedaan. Vooral Wijntuin
stuk gevorderd zijn. En mochten wij plotse¬
had het hier moeilijk mee. Ooft beschouwde
ling ontdekken dat er geen weg en geen uit¬
deze behandeling als eigen aan de krachts¬
weg meer is, welnu: wij zijn Surinamers, dan
verhoudingen in het parlement. De psv was
kappen wij ons een weg. Het oerwoud heeft
niet in een positie om eisen te stellen.
ons zijn les geleerd om onze droom van Suri¬
Brahim meende dat Arron ten tijde van npk
name te bereiken, het toekomstig beeld waar
11 hem als minister meer respecteerde dan
te maken. God zegene onze vrijheid. God ze-
gedurende zijn eerste termijn op het departe¬
gene onze toekomst.’
ment van Volksgezondheid. De relatie bleef
45 Zie ook Jansen van Galen 2005: 84.
echter stroef. Interview met E.L.A. Wijntuin,
46 Interviews met J.R. Ajodhia, Paramaribo,
Paramaribo, 14 januari 2002, interview met
11 april 2008, E.G. Azimullah, Den Haag,
C.D. Ooft, Paramaribo, 16 januari 2002 en
13 november 2002, J.O. Heide, Paramaribo,
interview met I.M.K. Brahim, Paramaribo,
3 april 2008 en I. Sewrajsingh, Leiden,
18 januari 2002. Soemita en Rusland kijken
26 oktober 2003 en e-mailcorrespondentie
ervan op dat Wijntuin niet op de hoogte was
met S.Ch. Mungra, Paramaribo, 16 juli 2008.
van het onafhankelijkheidstijdstip, ook al
Hoewel Arron deze woorden niet verbond
omdat partijgenoot Ooft medeauteur was
met een bepaalde bevolkingsgroep of met
van de passage hierover in de regeringsver¬
een specifiek land, houden politieke tegen¬
klaring. Interviews met W. Soemita, Para¬
standers tot de dag van vandaag vol dat hij
maribo, 8 april 2008 en H.H. Rusland, Para¬
bedoelde te zeggen dat Hindostanen maar de
maribo, 10 april 2008.
boot naar India moesten nemen in het geval
41 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 42 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001. 43 Zie bijvoorbeeld De West 5 en 7 november
zij zich niet konden verenigen met de onaf¬ hankelijkheid. Vergelijk in dit verband ook Choenni en Choenni (2012: 64) die Arron, zonder nadere toelichting, typeren als ‘een felle tegenstander van de emancipatie van de
1974 en Verslag van de Handelingen van de
Hindostaanse bevolkingsgroep’ en instigator
Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede
van de ‘teloorgang van de verbroederingspo-
Kamer, 21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e
litiek’.
vergadering, p. 529. Vergelijk ook Van de
47 Parmessar en Ramsundersingh 1973:9-10.
Rruijs 2006: 52-56. Arron: Nooitmeerwas
48 Interview met M.Chr. Cambridge, Utrecht,
mijn loophole naar Lachmon toe. Onderschat
29 september 2001.
de verhouding tussen Nooitmeer en Lachmon
49 De politieke tegenstellingen tussen Creolen
niet in het licht van de realisatie van de onaf¬
en Hindostanen met betrekking tot de onaf¬
hankelijkheid. Men gaat ten onrechte voorbij
hankelijkheid vertoonden parallellen met de
633
situatie op Trinidad aan de vooravond van de
Hindostanen met elkaar slaags zouden raken.
analyse van de partijpolitieke verhoudingen
Als er botsingen plaatsvonden, dan deden die
op Trinidad en het standpunt van Eric
zich volgens hem voor tussen de politieke
Williams’ People’s National Movement
leiders, niet tussen de bevolkingsgroepen als
(pnm) inzake de ‘Hindu Question’, zie Ryan
zodanig. Meerdere waarnemers deelden dit
2009: 317-321.
optimisme ten tijde van de soevereiniteits¬
50 De West 18 en 20 februari 1974, De Ware Tijd 25 februari 1974, Khemradj 2002b: deel 11.
overdracht niet en er waren momenten dat zij het gelijk aan hun zijde leken te hebben.
51 De Vrije Stem 20 en 21 februari 1974.
Achteraf kan echter worden vastgesteld dat
52 De West 18 februari 1975.
Arron de toenmalige sociale verhoudingen
53 De Ware Tijd 19 februari 1974. In een ander
over het geheel genomen correct inschatte.
commentaar stelde de krant dat Lachmon
Zie ook Van der Vet 1975: 74,78-79. De laatste
werkte met ‘gewrongen argumenten’, dat hij
woorden in het citaat van Arron lezen als een
‘geen weloverwogen standpunt’ innam en
variant op het nationale motto van Guyana:
vasthield aan verouderde denkbeelden. Zie
De Ware Tijd 27 februari 1974. 54 Collectie Arron: Staten van Suriname, Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974, P- 355 Collectie Arron: Staten van Suriname, Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974, P- 456 Collectie Arron: Staten van Suriname,
One people, one nation, one destiny. 64 Er deden zich kort na de installatie van het nieuwe parlement inderdaad enkele inciden¬ ten voor waarbij oppositieleden door (kenne¬ lijk nog in een overwinningsroes verkerende) aanhangers van de coalitie werden geïntimi¬ deerd. Onduidelijk bleef of deze acties vanuit de NPK-structuren waren geregisseerd. 65 De West 26 februari 1974.
Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974,
66 De West 27 februari 1974.
p. 7-8. Het artikel van Azimullah, getiteld
67 De West 18 en 30 maart 1974. Den Haag
‘vHP-oude stijl wordt onhoudbaar’ was ver¬
hikte steeds meer aan tegen de bepaling in
schenen in De Ware Tijd van 14 februari 1974.
artikel 43 dat de Koninkrijksregering verant¬
Azimullah noemde in deze bijdrage Arron
woordelijk was voor het waarborgen van de
‘Kennedy-achtig’ en Bruma ‘messiaans’.
menselijke rechten en vrijheden, de rechts¬
57 Vergelijk Ooft 1970: 44. 58 Collectie Arron: Staten van Suriname,
zekerheid en de deugdelijkheid van bestuur in het Koninkrijk.
Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974,
68 De West 8 april en 6 en 11 mei 1974.
p. 16-18.
69 De West 16 mei 1974.
59 Vergelijk Pengel 1969: 7-9. 60 Collectie Arron: Staten van Suriname,
70 Volgens de volkstelling van 1971 waren er 118.500 Creolen en 142.300 Hindostanen in
Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974,
Suriname woonachtig. Censusgegevens uit
p. 18-19. Arron bracht de motie van 19 februari
1963 spraken nog van 113.900 Creolen en
1970 een halfjaar later nog eens ter tafel. Zie Nationaal Archief Suriname: Handelingen van de Staten van Suriname, zittingsjaar
111.400 Hindostanen. Hoefte 2014:108. 71 Khemradj 2002b: deel 11 en Buddingh’ 2012: 298,307-308.
1974-1975,11e vergadering, 11 november
72 Zie bijvoorbeeld Van de Kruijs 2006: 49, 61.
1974, p. 40.
73 Khemradj 2002b: deel 11.
61 Collectie Arron: Staten van Suriname, Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974, p. 20-21. 62 Collectie Arron: Staten van Suriname,
74 Vergelijk ook Wijntuin 1994: 52-54. De op¬ merking van Choenni (1982: 58) dat Hindo¬ stanen tijdens de dekolonisatie van Suriname tweederangsburgers waren, gaat niet op voor
Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974,
de periode vanaf 1967. Tussen 1967 en 1973
p. 21-22.
zouden Hindostaanse politici erin slagen de
63 Collectie Arron: Staten van Suriname,
634
groot waren, geloofde hij niet dat Creolen en
soevereiniteitsoverdracht in 1962. Voor een
onafhankelijkheid op de lange baan te schui¬
Behandeling Regeringsverklaring 25-2-1974,
ven. Na 1973 lukte dit niet meer. Dit was een
p. 49-50. Hoewel Arron zich realiseerde dat
gevolg van hun verminderde politieke macht,
de etnische tegenstellingen in Suriname nog
niet van hun status als burger.
NOTEN HOOFDSTUK IV
75 De drie partijen huldigden het principe van eenvoud waar het ging om het juridisch voor¬
81 Pronk ontmoette naar eigen zeggen Arron voor het eerst in 1972, tijdens hetzelfde be¬
bereiden van de onafhankelijkheid van
zoek aan Nederland waarbij Arron met Den
Suriname. De rijkswet van 22 november 1975
Uyl kennismaakte. In gesprek met Van Lier
bepaalde dat aan het Statuut een slotartikel
en Pronk zou Arron hebben aangekondigd
(62) zou worden toegevoegd inhoudende dat
dat als de nps de verkiezingen zou winnen,
de bepalingen van het Statuut met ingang van
spoedige onafhankelijkheid het hoofddoel
25 november 1975 niet meer voor Suriname
zou zijn van een door hem te leiden kabinet.
golden. De Nederlandse regering meende
Zie Pronk 2004:43 en interview met
dat de wijziging van het Statuut geen afwij¬
J.P. Pronk, Den Haag, 21 november 2008.
king inhield van de Nederlandse grondwet
82 In het licht van de gebeurtenissen na 1987
en dat deze grondwet dus niet in overeen¬
karakteriseerde Arron Den Uyl als ‘de meest
stemming met artikel 55 lid 3 van het Statuut
eerlijke Nederlandse politicus’; andere
door het Nederlandse parlement herzien
Nederlandse bewindslieden - onder wie De
hoefde te worden nadat de Eerste en Tweede
Gaay Fortman en Pronk - typeerde hij als
Kamer waren ontbonden en er nieuwe ver¬
‘grappenmakers’. Collectie Oostindie en
kiezingen waren uitgeschreven. De beëin¬
Klinkers: Interview van G.J. Oostindie met
diging van het Statuut voor Suriname week
H.A.E. Arron d.d. 20 april 1998. De Gaay
echter wel af van artikel 1 van de Nederland¬
Fortman zou zich aan het einde van zijn
se grondwet. Daarin viel immers te lezen dat
leven zeer kritisch over Arron uitlaten. Zie
het grondgebied van het Koninkrijk der Neder¬
Breedveld en Jansen van Galen 1996: 228,
landen bestond uit Nederland, Suriname en
230. Het oordeel van Pronk over Arron wis¬
de Nederlandse Antillen. Maar de Neder¬
selde naar gelang het lidmaatschap van eerst¬
landse regering beriep zich erop dat deze be¬
genoemde van de regering of de oppositie.
paling slechts een feitelijke opsomming van
Het kabinetsbeleid waarvoor hij medeverant¬
het grondgebied van het Koninkrijk inhield
woordelijkheid droeg, was een andere bepa¬
en geen normatieve betekenis had en dat de
lende factor.
procedure van artikel 55 lid 3 van het Statuut
83 Over Den Uyl en de sociaaldemocratie, zie
alleen verplicht was voor bepalingen van nor¬
De Rooy 1996, Bootsma en Breedveld 1999,
matieve aard. Hoewel hierdoor een aanzien¬
Te Velde 2002a, Van den Broek 2002 en
lijke complicering van de procedure kon
Bleich 2008. Over Den Uyl en zijn opstelling
worden voorkomen, stellen sommige juris¬
tegenover Suriname - moeizaam laverend in
ten - onder wie Fernandes Mendes (1989b:
het spanningsveld tussen ontvoogding en be¬
87-95) - dat er geen juridische rechtvaardi¬
moeienis - zie Jansen van Galen 2001a.
ging bestond voor deze zienswijze en dat er
84 De West 20 mei 1974.
alleen opportunistische redenen waren om
85 De West 23, 25 en 30 mei 1974.
een grondwetswijziging achterwege te laten.
86 De West 10,11 en 14 juni 1974.
Vergelijk ook Oostindie en Klinkers 200111:
87 De West 17,18 en 21 juni 1974. Over het
150-152,425-427. 76 Surinaamse leden van de commissie: H.E. Rijsdijk (voorzitter), F.E. Essed,
plan van Radhakishun, zie Azimullah 1986: 191-192. 88 De West 17,18 en 21 juni 1974.
A. Brahim, R. Shankar en Chr. F. Calor.
89 Biervliet 1974.
Nederlandse leden van de commissie:
90 De West 8 juni 1974.
H.C. Bos (voorzitter), W. Albeda, A. Franke,
91 De West 21 juni 1974.
J. Koopman en F. Schippers. In de wandel¬
92 Archief De Gaay Fortman, inv. nr. 690, Brief
gangen sprak men van de commissie Rijsdijk-
van J. Lachmon aan W.F. de Gaay Fortman
Bos.
d.d. 16 juli 1974. De Gaay Fortman reageerde
77 De West 20, 21,22, 25 en 27 mei 1974; Ooft 1976:18-20. 78 Ooft 1976: 21. 79 De West 27 mei en 11 juni 1974, Van Harten 1974 en Ooft 1976: 73. 80 De West 27 februari 1974.
hoffelijk, maar afstandelijk. Zie Brief van W.F. de Gaay Fortman aan J. Lachmon d.d. 21 augustus 1974. 93 Arron 1974: 3. 94 Arron 1974: 4-5. 95 Arron 1974: 6.
635
96 De West 13 augustus 1974.
11 december 1978. In Suriname was Frank
97 De West 31 augustus 1974.
Essed een van de vroegste pleitbezorgers van
98 De West 3 september 1974.
113 De West 20,25 en 29 juli 1974.
100 De West 16,25 en 27 september en 19 okto¬
114 In de woorden van Michael Manley (1982:
ber 1974.
97-104) was het ‘de periferie’ die hier ‘terug¬
101 De West 4 en 22 oktober 1974.
vocht’. De bauxietheffing was rechtstreeks
102 De West 9 en 12 oktober en 15 november
gekoppeld aan de wereldmarktprijs van alu¬
1974; Rapport 1974:46-51.
minium.
103 De West 7 oktober 1974 en Ooft 1976:78-79.
115 De West 2 september 1974.
104 Van Westerloo 1974 (herdrukt in De West
116 De West 20 en 22 november en 20, 21, 28
9 oktober 1974). 105 De West 9 oktober 1974. 106 Over het cis, dat was opgericht om de
en 30 december 1974. 117 Vaseur-Madhoeban 2006: 6; Barclay en Girvan 2009: 8-9. Arrons ideaal om de iba te
Surinaamse bevolking tegen aanvaardbare
gebruiken als ‘hefboom om de zo vurig nage¬
prijzen van eerste levensbehoeften te voor¬
streefde nieuwe internationale economische
zien, zie ook hoofdstuk v en vi.
orde daadwerkelijk te helpen vestigen’ zou
107 De West 20 en 25 november 1974.
niet worden gerealiseerd. Zie Collectie Arron:
108 De West 14 december 1974.
Toespraak Arron ter gelegenheid van de ope¬
109 De West 17 december 1974.
ning van de vijfde gewone vergadering van
110 De West 13 augustus en 27 december 1974.
de raad van ministers van de Internationale
Willy Soemitawas zijn vader Iding Soemita
Bauxiet Associatie in Paramaribo op 11 de¬
in februari 1972 opgevolgd als leider van de
cember 1978. Suriname zou de inning van de
KTPi. Interview met W. Soemita, Parama¬
levy in 1986 opschorten vanwege de ver¬
ribo, 8 april 2008.
slechterde concurrentiepositie, vooral ten
111 De West 13 januari 1975. Het justitieel on¬
opzichte van Australië die de levy niet had in¬
derzoek zou niet tot een vervolging van het
gevoerd. Op 31 december 1994 zou de iba
tweetal leiden.
worden ontbonden, een onvermijdelijk ein¬
112 De West 15 en 19 maart en 13 mei 1974. Lidstaten van de iba waren Guinee, Australië, Guyana, Jamaica, Suriname, Siërra Leone en Joegoslavië. Gezamenlijk leverden zij 60 procent van de bauxiet in de wereld. In
636
de iba.
99 De West 11 september 1974.
de nadat kernlid Australië in 1991 al was afge¬ haakt. 118 Voor de gevolgen van deze strijd op lokaal niveau, zie Van Westerloo 1975b en Van Westerloo en Diepraam 1975:170-175.
de loop van de jaren zouden ook de Domini¬
119 De West 13 en 27 januari 1975.
caanse Republiek, Haïti, Ghana en Indonesië
120 In mei 1974 stelde minister van Onderwijs
zich aansluiten. De iBA-overeenkomst werd
en Volksontwikkeling Venetiaan een Werk¬
op 11 juni 1975 door de Tweede Kamer en op
groep voor Opvoeding en Vorming m.b.t. de
24 juni 1975 door de Eerste Kamer bij rijks¬
Voorbereiding op de Onafhankelijkheid van
wet voor Suriname goedgekeurd in aanwe¬
Suriname (wovo) in. Deze gemengde com¬
zigheid van een Surinaamse Statendelegatie.
missie, vooral bestaande uit personen die in
De West 10,12,16 en 25 juni 1975. Er was van
het onderwi j s werkzaam waren of hier vanuit
Surinaamse kant (terechte) kritiek op het
het ministerie beleidsmatig bemoeienis mee
late tijdstip van ratificatie van de overeen¬
hadden, richtte zich op de opvoeding van de
komst. Het hoogste orgaan van de iba, de
schooljeugd en de vorming van de bevolking.
raad van ministers, kwam jaarlijks in een van
De Ware Tijd 25 mei 1974. Onder auspiciën
de lidstaten bijeen. Van 11 tot 13 december
van de wovo werd voorlichting gegeven over
1978 vergaderde de raad van ministers in
en propaganda gemaakt voor de onafhanke¬
Suriname onder voorzitterschap van minis¬
lijkheid en voerde het Doe-theater vier stuk¬
ter Cambridge. Vergelijk ook Collectie
ken op: Libi span ini na atifoe Sranan (Het
Arron: Toespraak Arron ter gelegenheid van
leven bruist in het hart van Suriname), Fri
de opening van de vijfde gewone vergadering
(Vrij), Wi na Srananman (Wij zijn Surina-
van de raad van ministers van de Internatio¬
mers) en Broko Sweti (Je zult ervoor moeten
nale Bauxiet Associatie in Paramaribo op
zweten). Ockhorst 2009: 45-61; 2012: 58-72.
NOTEN HOOFDSTUK IV
Buiten Paramaribo verliepen het debat en de
vooral loze beloften blijken. Javanen vertrok¬
voorlichting over de onafhankelijkheid rusti¬
ken grotendeels op eigen gelegenheid naar
ger dan in de stad. Vanaf mei/juni 1975 zorg¬
Nederland. Zie ook Kopijn en Mingoen
de een speciale Commissie Voorlichting
2008: 23-24. Ook pogingen van Somohardjo
Onafhankelijkheid voor een intensivering
kort voor de soevereiniteitsoverdracht om de
van de propaganda door met een onafhanke-
Nederlandse staat bij kort geding te dwingen
lijkheidskaravaan door de districten te trek¬
Javanen ongehinderd tot Nederland toe te
ken. Met verzoenende boodschappen, die de
laten, hun overtocht te betalen en hun de
onafhankelijkheid in verschillende talen
Nederlandse nationaliteit toe te kennen (en
aanprezen als een aangelegenheid van alle
dus het recht op Nederlandse sociale voor¬
burgers en een mogelijkheid om het land in
zieningen) mislukten. Vergelijk De West 17,
harmonie verder op te bouwen, werd de antipropaganda van Lachmon en Somohardjo in
18 en 19 november 1975. 128 In de loop van 1975 werden in politiekrin¬
belangrijke mate gepareerd. Propagandisten
gen de oplopende spanningen met zorg gade¬
speelden daarbij met succes in op de behoef¬
geslagen. Sommigen achtten de kiemen van
te van de districtsbevolking aan waarborging
een raciale burgeroorlog aanwezig. De ver¬
van de menselijke rechten en vrijheden en
onderstelde trainingskampen - waarvan die
bescherming van persoonlijke bezittingen.
van jonge Hindostanen in het district
Er werden duizenden exemplaren van de
Saramacca het meest tot de verbeelding spra¬
conceptgrondwet verspreid en video-opna-
ken - zouden altijd in een waas van geheim¬
men vertoond waarin Ewald Karamat Ali de
zinnigheid gehuld blijven. De betrokkenheid
beginselen van de ontwerpwet toelichtte.
van burgerpolitici bij wat semimilitaire trai¬
Interview met A.S. Lall Mohamed, Parama¬
ningen werden genoemd, zou nooit worden
ribo, 2 april 2008 en telefonisch interview
aangetoond. Zie ook interview met D. Lo Fo
met J. Haakmat, Paramaribo, 1 december
Sang, Paramaribo, 19 juni 2012.
2006. De film Wan Pipel (Eén volk), ter gele¬
129 De West 15 maart 1975.
genheid van de onafhankelijkheid eveneens
130 De West 18, 25 en 28 februari en 6,10,12
door de Surinaamse regering gefinancierd,
en 15 maart 1975.
zou pas na de soevereiniteitsoverdracht wor¬
131 De West 8 maart 1975.
den vertoond.
132 Ooft 1976: 41-47.
121 Ooft 1976: 36-40.
133 Nederland oordeelde dat het absorptiever¬
122 De West 25 en 27 januari 1975.
mogen van de Surinaamse economie beperkt
123 De vijf verschillend gekleurde sterren
was, d.w.z. dat Suriname een te zwakke be¬
symboliseerden de belangrijkste bevolkings¬ groepen. 124 Collectie Arron: Op weg naar de nationale
stuurlijke infrastructuur kende en te weinig goede plannen kon overleggen. 134 Ooft 1976: 48-52. Over de maximaliserende
zelfstandigheid. Toespraak van minister-pre-
methoden van de Surinaamse onderhande¬
sident Arron i.v.m. de onafhankelijkheid,
laars en de sleutelrol van Arron hierbij, zie
gehouden op vrijdag 31 januari 1975 en
De West 1 februari 1975. 125 De West 3 en 6 februari 1975. Evenmin als
De Groot 2004: 65-76. 135 De West 21, 22 en 24 maart en 8, 9,17 en 24 april 1975.
Arron lid was geweest van de pnr had hij
136 De West 1 april 1975.
een rol vervuld bij Krikomaka (Krioro kon
137 De West 25, 28 en 29 april, 2 en 3,12 en
makandra - Creolen verenigt u) zoals som¬
14 mei, 8 juli 1975. Zie ook Collectie Arron:
mige tegenstanders valselijk beweerden. Zie
t.v. toespraak minister-president Henck
ook Choenni 1982: 86.
Arron op 24 april 1975. Hierin gaat Arron uit¬
126 De West 4 en 5 februari, 4, 6 en 7 maart, 9 en 10 april 1975. 127 De West 12 maart 1975. De herhaalde aan¬
gebreid in op de beschuldigingen aan het adres van minister Soemita. 138 Interview met S.P. Somohardjo, Parama¬
kondigingenvan Somohardjo dat hij duizen¬
ribo, 2 juni 2004. De vriendschap met
den Javanen naar Nederland zou overbrengen
Cambridge had mede te maken met de om¬
- al dan niet als voorfase van een retourmi-
standigheid dat de onder diens leiding opere¬
gratie per boot richting Indonesië - zouden
rende analysecommissie Somohardjo als een
637
mogelijke aanwinst voor de nps onder de
146 De West 14 mei 1975.
aandacht had gebracht van Pengel, die ver¬
147De West 16 mei 1975.
volgens Somohardjo overhaalde tot de partij
148 De West 17 en 19 mei, 7 en 11 juni 1975.
toe te treden. Interview met M.Chr. Cam-
149 Hotel-pension Lashley, een apotheek en
bridge, Utrecht, 29 september 2001. 139 Azimullah 1986: 259-265. 140 Collectie Oostindie en Klinkers: Inter¬ views van G.J. Oostindie met H.A.E. Arron, C.D. Ooft, W. Soemitaen R.R. Venetiaan d.d. 20,19,17 en 16 april 1998. VN-resoluties ver¬
1984/890 - 911.31 Suriname. Politieke partij¬ en. Dl. ii 1975: Brief van H. Leopold aan de Min. v. BZ d.d. 23 mei 1975. 151 De Ware Tijd 22 en 23 mei 1975; De West 21,
eisten de instemming van de bevolking met
23,24,26 en 30 mei, 6 en 9 juni, 4 en 15 sep¬
het aangaan of verbreken van banden met
tember 1975. Vergelijk ook Kagie 1980:32-35
een ander land, maar die instemming kon
en Ramdas 1992:43-45 en (niet in alle op¬
blijken uit een parlementaire meerderheid
zichten trouw aan de feiten) 2009:15-17.
of een referendum. Jansen van Galen (2013:
152 Ooft 1976: 53-61.
hoofdstukken vi en x) stelt dat Den Haag en
153 Vijf jaar nadien zou hier de ‘coup’ van Sital,
Paramaribo tegen een referendum waren,
Mijnals en Joeman worden beraamd. Zie
omdat de uitslag van een volksraadpleging
hoofdstuk ix. Zeven jaar daarna zou op deze
de onafhankelijkheid op losse schroeven kon
locatie het Leonsberg Akkoord worden geslo¬
zetten. De door beide regeringen gehanteer¬
ten. Zie hoofdstuk x.
de argumenten om af te zien van een referen¬
154 De intuïtieve angst van de VHP-achterban
dum waren volgens hem overwegend drog¬
voor ‘Guyanese toestanden’ zat diep en op de
redenen. Opmerkelijk was dat Nederland
repliek van Arron en Ferrier dat de etnische
een groot voorstander was van een volksraad¬
verhoudingen in Suriname zich niet lieten
pleging voor de Papoea’s van toenmalig
vergelijken met die in Guyana antwoordde
Nieuw-Guinea, maar tegenstander van een
Lachmon steevast: ‘Mijn mensen zien dat
referendum over de onafhankelijkheid van
niet zo.’ Interview met J.A.E. Ferrier, Oegst-
Suriname.
geest, 18 november 2001.
141 Volgens VHP’er Jnan Adhin was zijn partij
155 In een toespraak tot het Surinaamse volk
voorstander van het houden van een consul¬
had Lachmon op 6 juni nog verklaard ‘iedere
tatief (raadplegend) referendum, niet van
manifestatie van verstoring van de intermen¬
een constitutief (bindend) referendum. Zou
selijke verhoudingen in ons land te bestrijden’
30 procent van de bevolking zich uitspreken
en burgers opgeroepen verdraagzaamheid,
vóór de onafhankelijkheid, dan zou de VHP
wederzijds respect, verantwoordelijkheids¬
zijn verzet staken. De partij meende dat 90-
besef, eensgezindheid en democratische
95 procent van de bevolking de onafhanke¬
beginselen aan de dag te leggen. Zie De West
lijkheid zou afwijzen. Collectie Oostindie en
6 juni 1975. In de VHP-top bestond een duide¬
Klinkers: Interview van G.J. Oostindie met
lijke rolverdeling. Mungra presenteerde zich
J.H. Adhin d.d. 9 april 1998.
als de vermetele bad boy, die de coalitie met
142 Nationaal Archief Suriname, Archief
alle hem ter beschikking staande middelen
Algemene Zeiken, Toegangsnummer 1.11.00,
bestreed en daarbij vrijmoedig de sentimen¬
Inv. nr. 678: A.J. Morpurgo, Het referendum!
ten van de achterban bespeelde. Lachmon
Verslag ener oriëntering in opdracht van de
koesterde het imago van de gewetensvolle
minister-president van Suriname, Zp, zj.
leider, die zich zoveel mogelijk boven het al¬
143 De West 15 mei 1975. Tot de gebouwen die
ledaagse politieke gekrakeel probeerde te
eerder die maand door brand waren verwoest,
verheffen en Mungra in voorkomende geval¬
behoorden het kantoor van het districtscom-
len publiekelijk de les las. Mogelijk handelde
missariaat in Paramaribo, een kantoor van
Mungra niet steeds in opdracht van Lachmon,
het departement van Onderwijs en Volks¬
maar de laatste droeg hoe dan ook politieke
ontwikkeling, en een bijkantoor van de bur¬
verantwoordelijkheid voor diens vaak onbe¬
gerlijke stand. 144 De West 10 en 13 mei 1975. 145 De West 16 mei 1975.
638
drie woonhuizen. 150 Arron 1978: 9. Archief BZ, Code 9/1975-
NOTEN HOOFDSTUK IV -V
suisde acties. 156 Collectie Arron: Conceptnotulen van de bespreking tussen vertegenwoordigers van
de v.h.p.-kombinatie endeN.p.K.op maan¬
rische gebeurtenissen waarbij hij als politi¬
dag 19 mei '75; De West 20 mei 1975. Op
cus betrokken was door de Rozenkruisers
23 mei benadrukten Arron en Hoost in een
werd gewekt of dat dit verschijnsel hem al
televisierede dat de Surinaamse regering een
eerder intrigeerde. Het kan niet worden uit¬
regering was voor alle Surinamers. Naar hun
gesloten dat hij bij het bepalen van de onaf-
zeggen was eenheid onder de gegeven om¬
hankelijkheidsdatum subtiel aanstuurde op
standigheden dringend geboden. Archief bz ,
25 november en dat de Rozenkruisers bij het
Code 9/1975-1984/890 - 911.31 Suriname.
trekken van hun horoscoop bereid waren
Politieke partijen. Dl. 111975: Brief van
met deze voorkeur rekening te houden. Over
H. Leopold aan de Min. v. bz d.d. 30 mei 1975.
de contacten tussen Arron en de Rozenkrui¬
157 Collectie Arron: Verslag topoverleg vhpcombinatie/NPK 18 juni 1975. 158 Wilhelm Heinrich Carl Tenhaeff (18941981) was van 1953 tot 1978 bijzonder hoog¬
sers, zie ook De West 12 mei 1976. In septem¬ ber 1977 liet Arron een geboortehoroscoop opstellen door RW. de Vries. Het document is te vinden in de Collectie Arron. Er zijn geen
leraar parapsychologie aan de Universiteit
aanwijzingen dat de (tamelijk algemene) be¬
van Utrecht. Herbert Marcuse (1898-1979)
vindingen van de opsteller van de horoscoop
was een Duits-Amerikaanse filosoof en socio¬
van noemenswaardige betekenis zijn ge¬
loog, die behoorde tot de Frankfurter Schule.
weest voor Arrons persoonlij k leven of voor
De eerste druk van de Nederlandse vertaling
zijn opereren als politicus.
van zijn Psychoanalyse en politiek verscheen
160 Het hulpbedrag van Nf 3,5 miljard bestond
in 1969. Zonder de invloed van dit werk op
uit Nf 2,7 miljard schenkingsmiddelen,
Arrons politieke denken te willen overschat¬
Nf 0,5 miljard garantiemiddelen en
ten, mag aangenomen worden dat hij vooral
Nf 0,3 miljard pariteitsmiddelen. De som
de eerste twee essays uit deze bundel (‘Drift¬
van kwijtgescholden schulden bedroeg
leer en vrijheid’ en ‘De idee van de vooruit¬
Nf 0,5 miljard en het restant van reeds ge¬
gang in het licht der psychoanalyse’) appreci¬
committeerde maar nog niet uitgegeven
eerde. Deze handelen over de noodzaak van
middelen Nf 0,3 miljard.
een rationele beheersing van Eros (het lust-
161 Ooft 1976: 62-64.
principe) en van de doodsdrift (het Nirwana-
162 De West 10 juli 1975.
principe) om menselijke vrijheid en maat¬
163 Collectie Arron: Televisie- en radiotoe¬
schappelijke vooruitgang mogelijk te maken.
spraak van de minister-president, de heer
Marcuse (1970: 49) typeerde Freud als een
H.A.E. Arron i.v.m. de Dag der Vrijheden
bij uitstek rationeel denker voor wie irratio¬
[1 juli 1975].
nele krachten aan het verstand dienden te
164 De West 25 en 30 juli 1975.
worden onderworpen met de bedoeling de
165 Collectie Arron: Ongecorrigeerd concept
menselijke leefomstandigheden te verbete¬ ren. De twee andere (kleinere) essays (‘Het probleem van het geweld bij de oppositie’ en
verslag topoverleg VHP-Combinatie/NPK 11 augustus 1975 en De West 13 augustus 1975. 166 Arron en Lachmon zouden elkaar in een
‘Het einde van de utopie’) bevatten een ver¬
kleiner verband weer treffen op 16 septem¬
dediging van Marcuses geloof in de potenti¬
ber. Zie hoofdstukv.
eel revolutionaire kracht van studenten¬ oppositie en de realiseerbaarheid van een
V
socialisme waarbij het ‘rijk van de vrijheid’
1 Marshall 2003: 205.
(dat zich kenmerkte door ‘vrije arbeid’) werd
2 Collectie Arron: Brief van Charles Lee Kong
opgeroepen in het ‘rijk van de noodzaak’ (dat
Fong aan de voorzitter van de Staten van
zich kenmerkte door ‘vervreemde arbeid’).
Suriname d.d. 31 juli 1975 en Communiqué
Hoewel het idee van de maakbaarheid van de
van de afdeling Fa Tjauw van de n.p.s. [31 juli
samenleving op Arron een grote aantrek¬
a.975]. Vergelijk ook De West 22,26 en 30 juli
kingskracht uitoefende, had hij geen affiniteit
en 4 augustus 1975.
met het socialisme dat Marcuse voorstond.
3 De West 31 juli en 1, 2 en 12 augustus 1975.
Over Hindori, zie hoofdstukv.
4 De West 14 augustus 1975.
159 Het is niet duidelijk of Arrons fascinatie voor het ‘terugzien’ van het getal 25 in histo¬
5 Collectie Arron: Brief van Ch.F.K. Lee Kong Fong aan de voorzitter van de Staten van
639
Suriname d.d. 15 augustus 1975. Kapitalen in
komen ondoorzichtig’ was en dat hij bij zijn
19756 Collectie Arron: Brief van de voorzitter van
bemiddelingspogingen vooral aanliep tegen
Fa Tjauw aan de voorzitter van het hoofd¬
de complicatie dat de pnr en de vhp tot geen prijs met elkaar wensten samen te werken
bestuur van de nps d.d. 15 augustus 1975.
en daarin onverzettelijk waren. Nationaal
Kapitalen in originele brief. Toen in een arti¬
Archief, Gouverneur van Suriname 1952-
kel in het clo Bulletin van 23 augustus verge¬
1975, inv. nr. 2873: Brief van J.H.E. Ferrier
lijkbare kwalificaties werden gebezigd aan
aan W.F. de Gaay Fortman d.d. 4 september
het adres van Lee Kong Fong en de groep Chinese handelaren, gaven de NPK-leiders
197522 Collectie Arron: Brief van A. Liesdek-Clarke
een officieel communiqué uit waarin zij de
aan de voorzitter van de Staten van Suriname
handelwijze van de Clo veroordeelden. Zie
4 september 1975; Brief van de fractie van de
De West 25 en 30 augustus 1975.
vh p-Combinatie in de Staten aan de voorzit¬
7 Arron wordt in zijn analyse bijgevallen door
ter der Staten van Suriname 4 september
zijn partijgenoot Rodgers. Interview met
I. 975; Brief van de nps fraktie in de Staten
O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001.
aan de voorzitter der Staten van Suriname
Zie ook het redactioneel in De West van
5 september 1975. Zie ook De West 6 septem¬
26 augustus 1975.
ber 1975.
8 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27 mei 2004. 9 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27 mei 2004. 10 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27 mei 2004. 11 Interview met S.P. Somohardjo, Paramaribo, 2 juni 2004. 12 Interview met S.P. Somohardjo, Paramaribo, 2 juni 2004. 13 Interview met A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27 mei 2004. 14 In De West 25 augustus 1975 wordt het am-
23 Jansen van Galen 1975. 24 De emigratie van Surinamers naar Nederland steeg in 1970 voor het eerst tot boven de 5.000 personen. In 1973 lag dit aan¬ tal net boven de 9.000 personen en in 1974 op ruim 15.000 personen. Zie Oostindie 1988: 63 en Oostindie & Klinkers 200111: 231. 25 Vergelijk ookDe West 1 en 2 september 1975. 26 Archief bz. Code 9/1975-1984/890 - 911.31 Suriname. Politieke partijen. Dl. 111975: Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 8 september 1975. De West 8 september 1975-
bassadeursverhaal bevestigd. Sam Hagens
27 De West 9 en 10 september 1975.
trad volgens De West ook op als adviseur van
28 De West 20 augustus 1975.
Fa Tjauw. Zie De West 16 augustus 1975.
29 De West 12 en 13 september 1975 en Verslag
15 De West 19 en 20 augustus 1975. Lee Kong
van de Handelingen van de Staten Generaal,
Fong verbleef in het buitenland waardoor de
zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 okto¬
verhouding in het parlement tussen de coali¬
ber 1975,10e, 11e en 12e vergadering, p. 576-
tie en de oppositie 19-19 was.
577, 616. Het citaat van Liesdek-Clarke komt
16 De West 26, 27 en 29 augustus 1975. Over de
uit Labeur 1975b. Het artikel werd overgeno¬
verschillende visies van Lachmon en Wijn¬
men door en becommentarieerd in De West
tuin op de bijeenkomst van 18 augustus en de
21 oktober 1975. Ferrier bevestigde dat
geplande vervolgen hierop, zie De West 9 en
Liesdek-Clarke politiebescherming had ont¬
10 september 1975 en Van de Kruijs 2006:
vangen. Nationaal Archief, Gouverneur van
54-5517 Belangrijke functionele groepen: vakcen¬
Suriname 1952-1975, inv. nr. 2873: Brief van J. H.E. Ferrier aan W.F. de Gaay Fortman d.d.
trales, werkgeversorganisaties en religieuze
27 september 1975. Die bescherming had
organisaties.
echter wel enige tijd op zich laten wachten.
18 De West 21 augustus 1975.
De politie trad stevig op tegen de belagers
19 De West 28 augustus 1975.
van het Statenlid. Onder hen bevonden zich
20 De West 23 augustus 1975.
aanhangers van de pnr én de nps. Een terug¬
21 De West 1, 2 en 4 september 1975. Ferrier liet
blik van Liesdek-Clarke op de gebeurtenissen
De Gaay Fortman in een vertrouwelijk schrij¬
640
ven weten dat de situatie op dat moment ‘vol¬
originele brief. Zie ook De West 16 augustus
NOTEN HOOFDSTUK V
is te vinden in de rubriek ‘Ontmoetingen in
Paramaribo’ van Krishna Salikram in Week¬
burgers te garanderen door het verlenen van
krant Suriname 6 november 2002.
militaire bijstand. Sinds de inzet van Neder¬
nps- en
VHP-demonstranten stonden tegenover el¬
landse mariniers op Cura^ao in mei 1969 was
kaar bij de standbeelden van Pengel, Kwakoe
dat een optie waarvoor in Den Haag geen
en Gandhi, waar zij door de politie uit elkaar
handen meer op elkaar te krijgen waren.
werden gehouden. Zie De West 12 september 1975. Over het politie-escorte waarmee het
44 Archief Den Uyl, inv. nr. 1137: Telefoon¬ gesprek MP-Arron 7 oktober 1975, ’s avonds.
bedreigde Statenlid Somohardjo op 17 okto¬
Vergelijk ook De West 8 oktober 1975. Het
ber via Albina naar Paramaribo terugkeerde,
verwijt van De Groot (2004: 53-54) dat
zie De West 18 oktober 1975.
Nederland zich in de aanloop naar de soeve¬
30 De West 18 september 1975 en Azimullah 1986: 265-267.
reiniteitsoverdracht te weinig inzette voor ‘het democratisch functioneren van Suriname’
31 De West 17 september 1975. Het mislukken van het overleg van 16 september zou de aan¬
houdt onvoldoende rekening met de poli¬ tieke autonomie die het rijksdeel sinds 1954
leiding vormen tot de oprichting van een
bezat, de toenmalige internationale opvat¬
Commissie van Goede Diensten, bestaande
tingen over dekolonisatie en de initiatieven
uit vertegenwoordigers van de christelijke
die Nederlandse ministers en Kamerleden
kerken en de hindoe- en moslimgemeenten.
desondanks achter de schermen ontplooiden
Doel van de Commissie was de ‘harmonieuze
om een matigende invloed uit te oefenen op
realisatie van de onafhankelijkheid’. Zie
De West 24 september 1975.
de Surinaamse politieke leiders. 45 De West 10 en 11 oktober 1975. In navolging
32 De West 20, 23, 24 en 25 september 1975.
van Fa Tjauw zou Kong Ngie Tong Sang, de
33 Vondeling legde de kern van het besprokene
grootste Chinese sociaal-culturele vereni¬
vast in een brief aan Lachmon. Zie Archief
ging van Suriname, op 14 oktober Lee Kong
Den Uyl, inv. nr. 1137: Brief van A. Vondeling
Fong eveneens aansporen zich te onderwer¬
aan J. Lachmon d.d. 23 september 1975.
pen aan het programma en de discipline van
34 Archief Den Uyl, inv. nr. 1137: Korte samen¬ vatting van de voorzittersbesprekingen in Willemstad d.d. 25 september 1975. 35 Archief Den Uyl, inv. nr. 1137: Brief van A. Vondeling aan J.M. den Uyl d.d. 25 sep¬ tember 1975.
46 De Ware Tijd 11 oktober 1975. 47 Archief Den Uyl, inv. nr. 1137: Brief van W.F. de Gaay Fortman aanJ.H.E. Ferrierd.d. 13 oktober 1975.
36 De West 27 en 29 september 1975. 37 De West 30 september 1975.
48 De op dat moment 69-jarige weduwe Emelie Leeuwin-Ons.
38 De West 1 oktober 1975. Wijntuin gaf Vonde¬ ling binnen een week de namen door van de NPK-leden van de delegatie. De namen van de VDP-leden zouden nog volgen.
de nps en de afspraken die in NPK-verband waren gemaakt. Zie De West 16 oktober 1975.
De Ware
Tijd 8 oktober 1975. 39 De West 4 en 7 oktober 1975. 40 Ooft 1976: 67.
49 Telefonisch interview met A.E.F. ArronLeeuwin, Amsterdam, 31 december 2003. 50 Interview met C. Glans, Paramaribo, 31 mei 2004. 51 Kind uit een eerdere relatie van zijn moeder. 52 Interview met W.E. Henar, Paramaribo, 16 juni 2004.
41 De Ware Tijd 13 oktober 1975.
53 De Ware Tijd 14 en 15 oktober 1975.
42 De West 1,4,7 en 10 oktober 1975 en De Ware
54 De West 15 oktober 1975.
Tijd 11 oktober 1975. Interessant in dit verband
55 De West 14 oktober 1975.
is ook Van Westerloo 1975a. Deze bijdrage
56 Verslag van de Handelingen van de Staten
werd overgenomen in De West 20 oktober 1975. 43 Collectie Arron: Ongedateerde transcriptie van een uitzending van het Nederlandse tvprogramma Televizier-Magazine. Zie ook De
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬ ring, p. 541. 57 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
West 3,4,9,10,11 en 13 oktober 1975. Er was
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
bovendien geen haar op het hoofd van de ver¬
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
antwoordelijke Nederlandse ministers die eraan dacht om de veiligheid van Surinaamse
d.d. 16 oktober 1975. 58 Voor details over de gijzeling, zie De West 13,
641
14 en 15 oktober 1975, De Ware Tijd-1-4 en 15
wordt gesproken over verschillende andere
oktober 1975 en De Vrije Stem 14 en 15 okto¬
vHP’ers die met de gedachte zouden hebben
ber 1975. Evenals de hier afgedrukte getui¬
gespeeld om naar de coalitie over te lopen.
genverklaringen corresponderen ook de di¬
Vergelijk ook Lachmon hierover in Azimullah
verse krantenartikelen niet op alle punten met elkaar. Overigens veroordeelden de Moederbond, c’47, clo en pwo in scherpe
nig meer over dan ‘een Don Quichotte, een
bewoordingen zowel de gijzelingsactie als de
ridder van de droevige figuur’ van wie de tijd
geweldpleging tegen onschuldige burgers in
van gaan was aangebroken. Hindori had de
het centrum van Paramaribo. Zie De West
weg vrijgemaakt voor vrede en harmonie en
15 oktober 1975. Volgens gouverneur Ferrier
‘een gat gemaakt waarin wij al onze hebi’s
beschouwde Lachmon de acties tegen de
diep in de grond kunnen begraven, om als
Hindostaanse marktkooplieden als een voor¬
vrije, enthousiaste Surinamers te gaan wer¬
bode van ‘Guyanese toestanden’. Archief bz,
ken aan onze toekomst, de toekomst die met
Code 9/1975-1984/891 - 911.31 Suriname.
de onafhankelijkheid begint, een nieuwe
Politieke partijen, 1975-1980: Codebericht
periode in onze ontwikkeling tot natie, tot
van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 28 oktober
samenleving’. De Vrije Stem 16 en 17 oktober
197559 Oostindie en Klinkers 200111:162-163; Khemradj 2002b: deel 11. 60 Nadien zou Arron hem dit nog een keer
197566 Archief bz. Code 9/1975-1984/891 - 911.31
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980: Codeberichten van Leopold aan de Min. v. bz
voorhouden: ‘Ik dacht dat wij het geachte lid
d.d. 13,15,16, 23 en 28 oktober en 15 novem¬
Hindori meer warmte zouden kunnen bie¬
ber 1975.
den dan hij uit die kille hoek daar [oppositie-
67 Vergelijk ook De Ware Tijd 16 oktober 1975.
banken, pm] zou kunnen krijgen. Ik zou het
68 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag,
welgemeend advies willen geven aan het geachte lid Hindori om zich niet als [een] lonely rider op te stellen in de Surinaamse politiek, omdat soloacties in de Surinaamse politiek niet tot succes leiden. Overigens heb ik grote waardering voor dit geachte lid, dat
16 oktober 2001. 69 Interview met E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002. 70 Interview met J. Hindori, Paramaribo, 9 juni 2004. Vergelijk ook Tjin 2000: 43-44,46. 71 Nationaal Archief, Gouverneur van
ook voor mijn gevoel op mensonterende wij¬
Suriname 1952-1975, inv. nr. 2873: Brief van
ze door enkele leden uit de Oppositie werd
W.F. de Gaay Fortman aan J.H.E. Ferrier d.d.
geattaqueerd.’ Archief bz, Code 9/1975-
10 oktober 1975.
1984/889 - 911.24 Suriname. Parlementen,
72 Mededeling van Arron aan mij, Sedney
1976- 1981: Handelingen van de Staten van
2010: 98, Jansen van Galen 2001a: 82,
Suriname 1976-1977. Openbare vergadering
Khemradj 2002a: 66-67. Er zou ook een ont¬
van donderdag 7 oktober 1976, p. 8.
moeting met Den Uyl en Pronk ten huize van
61 Dit wekte geen argwaan aangezien Hindori
Hindori hebben plaatsgevonden. Details
onderdirecteur was van het ministerie van
hierover ontbreken. Interview met W. Erath,
Landbouw, Veeteelt en Visserij (lw).
Waddinxveen, 25 maart 2005. Evenmin zijn
62 Hindori zond een open brief hierover aan
er bewijzen te vinden voor het gerucht dat
VHP-voorzitter Lachmon. De brief werd inte¬
Pronk een affaire zou hebben gehad met een
graal afgedrukt in De West 15 september 1975.
zuster of een nicht van Hindori, welke van
63 Collectie Arron: Tekst van de televisietoe¬
invloed zou zijn geweest op de stap van laatst¬
spraak van G.D. Hindori op 14 oktober 1975.
genoemde. Ook een onderbouwing van de
Alle aangehaalde passages zijn afkomstig uit
aantijging dat Hindori door de Nederlanders
deze tekst.
zou zijn omgekocht, ontbreekt. ‘Er heerste
64 Lachmon geciteerd in Khemradj 2002a: 65.
642
1986: 221 en Khemradj 2002a: 65-66. 65 Volgens De Vrije Stem was van Lachmon wei¬
onbegrip in Suriname. De overheersende ge¬
Vergelijk ook Van Westerloo 1975c (herdrukt
dachte was dat er meer achter de verklaring
in De West 20 november 1975) en nrc
van mijn vader moest zitten, maar dit was
Handelsblad 14 november 1975 (herdrukt in
niet het geval. Het ging om een rationele
De West 17 november 1975). In deze bijdragen
politieke keuze, de rest was verzinsel.’ Inter-
NOTEN HOOFDSTUK V
view met J. Hindori, Paramaribo, 9 juni 2004. Wijntuin (1994: 59) karakteriseert
78 ‘Gore Gore O Banke Chhore’ was een popu¬ lair lied uit de succesvolle Hindifilm Samadhi
Hindori als een gewetensvol, ernstig en idea¬
(1950). Hindori was goed ingevoerd in de
listisch man, die zijn principes nooit aan een
liedtradities van Bollywood, baithak gana en
kortstondig politiek succes zou opofferen. Ook Pronk typeert het initiatief van Hindori als een persoonlijke beslissing, die hij in alle
bhajan. 79 Weg naar Zee is de naam van een bekend openluchtcrematorium ten noordwesten van
oprechtheid nam en waarvan hij geen voor¬
Paramaribo. Voor relevante achtergronden,
kennis droeg. Hij geeft toe dat er volop ge¬
zie ook Azimullah 1986: 219-222; Sedney
sprekken werden gevoerd tussen Surinamers
2010:103-104; Khemradj 2002a: 65-68;
en Nederlanders, maar die waren niet ge¬
2002b: deel in en Archief bz, Code 9/1975-
richt op het laten overlopen van individuele
1984/890 - 911.31 Suriname. Politieke partij¬
Statenleden naar de coalitie, maar op het
en. Dl. ii 1975 en 891 - 911.31 Suriname.
overtuigen van de voltallige oppositie om
Politieke partijen, 1975-1980: Diverse docu¬
steun te verlenen aan de onafhankelijkheid
menten. Voor portretten van Hindori, zie
van Suriname. Interview met J.P. Pronk,
Korsten en Joerawan-Kandhai 2001:158-162
Den Haag, 21 november 2008.
en De Ware Tijd 22 november 2008. Het radi¬
73 Vergelijk ook De Groot 2004:49-50,52.
ostation srs (Stichting Radio Omroep
Volgens VHP-Statenlid Ch. Tilakdharie (stvs
Suriname) riep Hindori in 1975 uit tot man
2005) werden alle oppositieleden in septem¬
van het jaar. In het ressort Blauwgrond
ber 1975 door Nederlanders bewerkt en hield
(Paramaribo) werd later een straat naar hem
hij in opdracht van Lachmon in de gaten met
vernoemd. Publieke oproepen aan het adres
wie zijn partijgenoten praatten.
van de VHP-leiding om Hindori postuum te
74 Verslag van de Handelingen van de Staten
rehabiliteren, hebben tot op heden niet tot
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
resultaat geleid. De onverzoenlijke opstel¬
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
ling van Lachmon tegenover Hindori, vanaf
ring, p. 549.
het afleggen van diens verklaring op
75 Wijntuin verwoordde de mening van velen toen hij jaren na dato opmerkte: ‘De man heeft een briljante politieke carrière opgeof¬ ferd voor het Surinaamse volk.’ Van de Kruijs
14 oktober 1975 tot het overlijden van de VHP-leider op 19 oktober 2001, is hier in de eerste plaats debet aan. 80 De West 17 en 18 oktober 1975. Hindori was
2006: 58. Het Eerste Kamerlid voor de Volks¬
op 16 oktober naar Nederland vertrokken om
partij voor Vrijheid en Democratie (wd),
het debat over de rijkswet bij te wonen. De
Haya van Someren-Downer, had Hindori ‘de
NPK-leden van de Statendelegatie waren hem
eerste Surinamer’genoemd, aangezien hij
al voorgegaan. Toen een VDP-afvaardiging
door land boven partij te stellen volgens haar
alsnog besloot aan het debat deel te nemen
was voorgegaan in het tonen van ‘het Suri¬
en in Nederland arriveerde, keerde Hindori
naamse eigene’ Verslag van de Handelingen
terug naar Suriname.
van de Staten Generaal, zitting 1975-1976,
81 Meel 1999: 307-317.
Eerste Kamer, 27-28 oktober 1975,3e en 4e
82 Zie hoofdstuk iv.
vergadering, p. 24.
83 Verslag van de Handelingen van de Staten
76 Verslag van de Handelingen van de Staten
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
27-28 oktober 1975, 3e en 4e vergadering,
ring, p. 465.
p.52,54. 77 De Ware Tijd 20 november 1975 en De West
20 november 1975. Ook Hindori en Mungra hadden elkaar op 19 november emotioneel omhelsd. In de verkiezingscampagne van 1977 zou Arron klinisch memoreren dat de
84 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬ ring, p. 465-466,471. 85 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
uitgestoken hand van Hindori, ‘een oprechte
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
en eerlijke Surinamer’, door Lachmon was
ring, p. 527-528.
‘afgehakt’. De West 7 oktober 1977.
86 Verslag van de Handelingen van de Staten
643
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
geval niet de gepresenteerde concept-Grond-
ring, p. 529. Meer specifiek doelde Liesdek-
wet als basis zou kunnen hebben, bleef haar
Clarke op de NPS-partijraadsvergadering van
niets anders over dan te zoeken naar “com¬
30 november 1973, toen 45 kernen de wense¬
mentaar omwille van commentaar.’” Archief
lijkheid van een eigen NPS-fractie in de
Azimullah, Collectie Grondwetscommissie,
Staten naar voren hadden gebracht. Aan dit
‘Summier commentaar op concept-grond-
verlangen was door de partijleiding echter
wet’ en ‘Reaktie van de Nationale Partij
geen gehoor gegeven. Liesdek-Clarke be¬
Kombinatie op het door de VHP-kombinatie
schouwde de wens van de kernen als een
opgestelde “Summier commentaar op con-
rechtvaardiging van haar besluit om in de
cept-grondwet’” d.d. 11 oktober 1975. De
Staten een eigen NPS-fractie te beginnen.
twee documenten zouden de basis vormen
VergelijkDe West 4 augustus 1975.
van het Voorlopig Verslag der Commissie van
87 Verslag van de Handelingen van de Staten
Rapporteurs d.d. 14 november 1975 en de
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
Memorie van Antwoord op het Voorlopig
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
Verslag der Commissie van Rapporteurs d.d.
ring, p. 532.
16 november 1975. Zie ook De West 23 oktober
88 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬ ring, p. 540. 89 Verslag van de Handelingen van de Staten
197593 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e ver¬ gadering, p. 549-554. Lachmon ging voorbij
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
aan een opmerking van zijn collega Rodgers,
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
die had opgemerkt dat de krijgsmacht een
ring, p. 541.
afspiegeling behoorde te zijn van ‘de totale
90 Verslag van de Handelingen van de Staten
Surinaamse bevolking’. Het ging zijns inziens
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
om een verticale doorsnee van de bevolking,
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
niet om een horizontale doorsnee in etnische
ring, p. 541-542-
zin, zoals Lachmon voor ogen stond.
91 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
94 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e ver¬
ring, p- 543,548,555,621.
gadering, p. 556-559.
92 De VHP had de conceptgrondwet en de bij¬
95 Een uitdrukking van migratiedeskundige
horende toelichting op 21 respectievelijk
Hans van Amersfoort, gedaan in de Volks¬
29 augustus ontvangen. De partij had drie
krant van 18 oktober 1975 en aangehaald door
weken de tijd gekregen om op het ontwerp te
het Kamerlid Jongeling van het Gerefor¬
reageren, een termijn die door de leiding als
meerd Politiek Verbond (gpv). Zie Verslag
te krap werd ervaren. In haar reactie merkte
van de Handelingen van de Staten Generaal,
de VHP op het concept ‘in het algemeen ge¬
zitting 1975-1976, Tweede Kamer, 21-23 okto¬
sproken geen onverdienstelijk werk’ te vinden,
ber 1975,10e, 11e en 12e vergadering, p. 508.
maar wel enkele tekortkomingen te signale¬ ren, volgens haar door ‘jachtig haastwerk’
96 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
veroorzaakt. De kritiek op het werkstuk
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e ver¬
droeg echter vooral het karakter van spijkers
gadering, p. 567-569.
op laag water zoeken, wat de npk tot het commentaar verleidde dat de vh p-reactie
97 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
niet serieus te nemen viel als ‘poging om de
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
gedachtewisseling inzake de vormgeving van
ring, p. 589.
de grondwet [... ] op gang te brengen’. De
644
psychose onder de bevolking [... ] in ieder
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
98 Verslag van de Handelingen van de Staten
npk deed schamper over de houding van de
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
vhp: ‘Nadat het de VHP-kombinatie was ge¬
27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering,
bleken, dat de systematisch opgewekte angst¬
p. 58. Emilio Maspero was algemeen secre-
NOTEN HOOFDSTUK V
taris van de Central Latinoamericana de Trabajadores (clat - Latijns-Amerikaanse
110 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
Arbeiders Centrale). Rodgers had de vak¬
27-28 oktober 1975, 3e en 4e vergadering,
bondsleider in Venezuela ontmoet.
P- 5°-
Telefonisch interview O.R. Rodgers, Parama¬ ribo, 12 mei 2006. 99 Verslag van de Handelingen van de Staten
111 Lachmon doelde op het stelsel van evenre¬ dige vertegenwoordiging dat het districten¬ stelsel had vervangen. Op deze wijze slaagde
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
de People’s National Congress (pnc - tot 1985
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
onder leiding van Forbes Burnham) erin om
ring, p. 575-577.
Cheddi Jagan tussen 1964 en 1992 uit het po¬
100 Verslag van de Handelingen van de Staten
litieke machtscentrum te weren.
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
112 Verslag van de Handelingen van de Staten
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
ring, p. 619-620. 101 Verslag van de Handelingen van de Staten
27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering,
P- 51-
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
113 Verslag van de Handelingen van de Staten
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
ring, p. 589.
27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering,
102 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
P- 52-53114 Verslag van de Handelingen van de Staten
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
ring, p. 625-627.
27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering,
103 Voor sfeerrapportages over en perscom¬ mentaren op de debatten, zie De West 24 en 25 oktober 1975. 104 Dit was het resultaat van een bemidde¬ lingspoging door het Psv-Statenlid Fedor
p. 64. Zie ook p. 91. 115 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer, 27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering, p. 70.
Bottse, die Lee Kong Fong terughaalde uit
116 Verslag van de Handelingen van de Staten
Frans-Guyana. Zie 60 jaar 2006:185-188.
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
105 Voor Mungra was dit aanleiding Hindori andermaal uit te maken voor een ‘landver¬
27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering, p. 78-81.
rader’, ‘een Surinamer zonder principes’ en
117 Verslag van de Handelingen van de Staten
‘een overloper, die het vertrouwen van het
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
Surinaamse volk onwaardig is’. De Vrije Stem
27-28 oktober 1975, 3e en 4e vergadering,
5 november 1975.
p. 82-89.
106 De West 24 en 25 oktober 1975 en De Ware
118 Verslag van de Handelingen van de Staten
Tijd 25 en 27 oktober en 5 november 1975.
Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer,
Lee Kong Fong zou op 14 mei 1978 in het
27-28 oktober 1975, 3e en 4e vergadering,
Academisch Ziekenhuis in Paramaribo over¬ lijden aan de gevolgen van een hartaanval. Zie De West 15 en 17 mei 1978. 107 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer, 27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering, p.9-38. 108 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer, 27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering, p. 45-48. 109 Verslag van de Handelingen van de Staten Generaal, zitting 1975-1976, Eerste Kamer, 27-28 oktober 1975,3e en 4e vergadering, p. 48-49.
p. 93, 96. 119 Voor een sfeerimpressie, zie De West 29 oktober 1975. 120 De Ware Tijd 6 november 1975. 121 De Ware Tijd 11 november 1975. Het zou gaan om de leden R.M. Nannan Panday, J. Dihal en F.E.M. Mitrasing. 122 De West 13 november 1975. Over de vlag, zie verderop in dit hoofdstuk. 123 Archief De Gaay Fortman, inv. nr. 692: Codeberichten van De Vos van Steenwijk aan W.F. de Gaay Fortman d.d. 15 en 16 november 1975124 De Ware Tijd 14 november 1975 en De West 17 november 1975.
645
125 De West 18 november 1975.
137 Dasiman was op 2 oktober naar Nederland
126 De West 19 november 1975.
vertrokken en zou niet meer naar Suriname
127 Pikin pikin prei betekent letterlijk kinder¬
volger Sonny Kartopawiro tot de Staten van
van weinig om het lijf hebbende bijdragen.
Suriname toegelaten. Zie De West 6 en 13 mei
128 Tijdens het bilateraal overleg tussen
Suriname en Nederland op 25 en 26 juni in Den Haag waren Arron en Bruma met elkaar in aanvaring gekomen over de toescheidings-
1976. 138 Azimullah 1986: 229-230; Fernandes
Mendes 1989b: 159-164; Van Westerloo 1996: 281; Sedney 2010:101-102.
overeenkomst. Bruma had erop gestaan dat
139 De West 20 november 1975.
op 25 november om 00.00 uur de inwoners
140 De Ware Tijd 20 november 1975.
van Suriname de Surinaamse nationaliteit
141 De Vrije Stem 20 november 1975. Van
zouden krijgen en iedereen buiten de lands¬
Westerloo (i975d) benadrukte eveneens de
grenzen de status van vreemdeling. Arron
rol van deus ex machina die Arron had ver¬
meende dat dit een te radicale breuk met het
vuld. Hij had ‘het wonder voltrokken’ door
verleden zou inhouden en dat een overgangs¬
exact op het moment dat hij de VHP-vijandige
regeling gewenst was, ook om aan de wensen
pnr en Bruma niet meer nodig had deze als
van de oppositie tegemoet te komen. Het
een baksteen te laten vallen. Arron en Lach¬
conflict liep hoog op. Den Uyl schorste het
mon boekten de politieke winst, de pnr bleef
overleg, waarna binnenskamers de onenig¬
met lege handen achter.
heid tussen Arron en Bruma in het voordeel
142 De West 21 en 22 november 1975.
van de eerste werd beslecht. Arron, Den Uyl
143 De West 22 en 24 november 1975.
en De Gaay Fortman kwamen vervolgens
144 Zie ookTjin 2000: 27. ‘Wan bon’, in 1965
overeen dat Surinamers die op 25 november
als ‘Wan’ onder de schrijversnaam Dobru
niet in Suriname verbleven nog vijf jaar de
gepubliceerd, wordt in Suriname nog altijd
mogelijkheid zouden hebben om via een een¬
regelmatig voorgedragen. Het is een vers dat
voudige procedure de Surinaamse nationa¬
de eenheidsgedachte op een even eenvoudige
liteit te verwerven. Bruma vond dat ook op
als aansprekende wijze uitdraagt. Zie Dobru
dit punt Arron te veel toegaf aan Lachmon. Interview met H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002. 129 Collectie Arron: Staten van Suriname,
18-11-1975, p. 2-3. 130 Johannes Mungra, vader van onder andere
1982: 7. 145 De andere leden waren: J. Chin A Foeng,
A. Maynard, N. Hatterman, E. Plet, S. PowerStaphorst en S. Robles de Medina. 146 Archief Azimullah: Collectie commissie
vlag en wapen van Suriname. Zie ook De West
Afwin, Cies, Atta en Subhas Mungra (zie vol¬
19 november 1975; Tjin 2000: 27; Breeveld
gende hoofdstukken), was kort hiervoor, na¬
2004:114-117; De Ware Tijd 3 februari 2005;
melijk op 29 september 1975, overleden en
60 jaar 2006:119. Voor een interview met
kreeg een jaar later een straat in Paramaribo
Pinas over de Surinaamse vlag, zie De Ware
naar zich vernoemd. Vergelijk Mungra 2008: 56, 81-82.
Tijd 27 en 28 november 2004. Volgens Pinas (stvs 2005) had Arron hem niet gekend in
131 Collectie Arron: Staten van Suriname,
de vervanging van de zwarte door een gele
18-11-1975, p. 3'5132 Collectie Arron: Staten van Suriname,
ster. Uit protest weigerde hij bij de soeverei¬
18-11-1975, p. 6. 133 Collectie Arron: Staten van Suriname,
18-11-1975, p. 8-14. 134 Collectie Arron: Staten van Suriname,
niteitsoverdracht de vlag te hijsen en bleef hij weg uit het Suriname-stadion. Eerder had hij tegenover Jansen van Galen (2000: 303-304) verklaard dat het breekpunt voor hem lag in de beslissing van Arron, op het laatste mo¬
18-11-1975, p. 15-16; licht afwijkende versies
ment, om de rode baan te versmallen en de
in Azimullah 1986: 222-224 en Sedney 2010:
groene banen te verbreden.
99-100.
147 Archief De Gaay Fortman, inv. nr. 62: Brief
135 De Vrije Stem 19 november 1975.
van J.H.E. Ferrier aan W.F. de Gaay Fortman
136 Azimullah 1986: 224-229; Sedney 2010:
d.d. 8 november 1975; Van Westerloo 1996:
100.
646
terugkeren. Op 13 mei 1976 werd zijn op¬
spel. Het wordt hier bedoeld in de betekenis
NOTEN HOOFDSTUK V
281; Interview met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest,
i8 november 2001; Khemradj 2002a: 70-71; 2002b: deel 11. 148 Azimullah 1986: 252 en Khemradj 2002a: 17, 68-69. 149 Oostindie en Klinkers 200111: 405; Khemradj 2002b: deel 11. 150 De plechtigheden in verband met de onaf¬
vangst. Vergelijk De Ware Tijd 19 november 2005. 154 Vertaling: Landgenoten staat op! Titel en eerste regel van het Surinaamse volkslied. 155 Anil Ramdas (1996: 40) - die zich nader¬ hand kritisch over de onafhankelijkheid zou uitlaten - was als jongen aanwezig in het
hankelijkheid werden gecoördineerd door
Suriname-stadion. Hij herinnerde zich de
minister van Binnenlandse Zaken Ooft. Een
staat van euforie waarin het publiek verkeer¬
gepensioneerde Britse legerofficier, kolonel
de: ‘Wat ik meemaakte was meer dan een
Eric Hefford, was belast met de protocollaire
staatkundige gebeurtenis, het was meer dan
zaken en met de logies en de veiligheid van
een politiek moment, het was meer dan een
de officiële gasten. Hefford was eerder als
ceremoniële overdracht, het was veel meer
impresario opgetreden bij onafhankelijk-
dan de verwerving van soevereiniteit. Het
heidsceremonieën in Jamaica, Barbados,
was een religieuze plechtigheid, een sacra¬
Guyana en Grenada, maar ook in Nigeria,
ment, een metafysische transformatie, een
Siërra Leone, Tanzania en Malta.
verlossing, waarbij we, enkel door het hijsen
151 De West 22 november 1975. Het beeld zou
van de vlag van aard en identiteit verander¬
op 31 augustus 1976 - precies 53 jaar na de
den. We waren, sinds dat middernachtelijke
eerste onthulling - voor de tweede maal wor¬
uur, geen Hindoestanen en Creolen meer,
den onthuld. Voor een verslag van de plech¬
maar Surinamers. Wij hadden een vaderland
tige ‘herplaatsing van het standbeeld in een
gekregen en we waren hysterisch en dolge¬
representatief plantsoen’, bij welke gelegen¬
lukkig. [... ] Ik liet mij meeslepen, ik genoot
heid president Ferrier, minister Ooft en een
van het gedruis, ik genoot met volle teugen,
vertegenwoordiger van de Nederlandse
want het vaderland, daar behoorde ik toe,
ambassade het woord voerden, zie De West
het vaderland, dat behoorde mij toe. Op m’n
31 augustus 1976.
zeventiende verloor ik mezelf en werd ik één
152 De West 24 november 1975. De Ware Tijd bleef er in commentaren nogal overdadig op
met het volk.’ 156 Aan de keuze voor de Centrumkerk lagen
hameren dat het maar een haar had gescheeld
vooral praktische overwegingen ten grond¬
of er waren tranen van leed in plaats van tra¬
slag. In de kerk was plaats voor meer mensen
nen van vreugde vergoten. Aan de vooravond
dan in het Statengebouw en doordat het ge¬
van de soevereiniteitsoverdracht: ‘De afgelo¬
bouw gelegen was aan het Kerkplein konden
pen maanden hebben wij aan de rand gestaan
belangstellenden buiten de plechtigheid met
van een burgeroorlog. Wij hebben zo dicht
behulp van een geluidsinstallatie volgen. De
bij zelfvernietiging gestaan, dat we weten dat
oppositie keurde ‘een Creolenkerk’ als plaats
zulke toestanden geen kans meer mogen krij¬
van de ceremonie af. Het Statenlid Nannan
gen.’ Alles diende volgens de krant nu gericht
Panday had voorgesteld de bijeenkomst in de
te worden op seti kondre bun (het opbouwen
Shri Vishnu-mandir van de Sanatan Dharm
van het land). De Ware Tijd 21 en 24 november
te organiseren, zijn collega Nurmohamed
1975153 Uit vrees dat de vlag zomaar ergens zou worden opgeborgen en wellicht zou zoek¬
had de hoofdmoskee van de Ahle Sunnat wal Jamaat als locatie gesuggereerd. De West
10 november 1975.
raken, had Jong Loy het doek na de plechtig¬
157 De West 27 november 1975.
heid mee naar huis genomen. Daar bewaarde
158 Op Paleis Huis ten Bosch ondertekende
hij de vlag als een kostbaar kleinood in een
koningin Juliana in de middag van 25 novem¬
kist. Pas na zijn overlijden (2003) zou zijn
ber de Akte van Erkenning van de onafhan¬
zoon Renwick volgens de wens van zijn vader
kelijke staat Suriname. Deze Akte werd mede
de vlag aan de ‘rechtmatige eigenaar’ terug¬
ondertekend door de ministers Van der Stoel
geven. Dit gebeurde ter gelegenheid van der¬
(Buitenlandse Zaken) en Van Agt (Justitie).
tig jaar onafhankelijkheid. Minister Edwin
159 Het schrikbeeld van Guyana was niet be¬
Wolf van Onderwijs en Volksontwikkeling
waarheid. De aanloop naar de soevereini¬
nam de vlag op 18 november 2005 in ont¬
teitsoverdracht had meer gemeen met de
647
ontwikkelingen op Trinidad en Tobago, waar
Inv. nr. 832: Rede van H.A.E. Arron tot de
het accent eveneens op verbale schermutse¬
Algemene Vergadering van de Verenigde
lingen en juridisch-politiek getouwtrek tussen
Naties op 4 december 1975. Gelijktijdig met
de (door Afro-Trinidadians gedomineerde)
Suriname werden als lidstaat toegelaten Sao
regering en de (vooral uit Indo-Trinidadians
Tomé en Principe, Mozambique, de Kaap-
bestaande) oppositie had gelegen. Zie Meighoo
verdische Eilanden, Papoea Nieuw Guinea
2003: 49-61 en Ryan 2009: 299-316.
en De Comoren. In Paramaribo wees presi¬
160 De Vrije Stem 27 november 1975.
dent Ferrier er in een speciale toespraak op
161 De West 27 november 1975. Vergelijk ook de
dat het aan de burgers van Suriname was om
boodschap van het cck op 25 november 1975
inhoud te geven aan de verworven onafhan¬
(Vernooij 2012: 238-244).
kelijkheid. Het staatshoofd spoorde zijn
162 Arron 1975: 4-5.
landgenoten aan zich te richten op arbeid en
163 Arron 1975: 6.
productiviteit in gedeelde verantwoordelijk¬
164 Chinees spreekwoord, waarvan vele varianten bestaan.
heid en met gebruikmaking van het ‘volle verstand’. De West 5 december 1975.
165 Arron 1975:7.
4 De West 6 december 1975.
166 Arron 1975:14.
5 De West 10 december 1975.
167 De West 4 december 1975.
6 De glunderende Lachmon, die als eerste zijn hand uitstak als vertegenwoordigers van
VI 1 De toelating was voorbereid door Henk Heidweiller, sinds 1968 bij de vn werkzaam als gevolmachtigde minister bij de permanente vertegenwoordiging van het Koninkrijk der
Surinaamse delegatie te feliciteren, was het mikpunt van milde plagerij van collega-afgevaardigden. 7 Vergelijk onder andere De West 27 november
Nederlanden en op 12 november 1975 door
1975, 20 januari, 2,3 en 23 februari, 28 april,
de Surinaamse regering benoemd tot buiten¬
20 juli en 2 september 1976.
gewone en gevolmachtigde minister en per¬ manente vertegenwoordiger van Suriname
8 De West 2 en 25 februari, 4 juni en 7,15,16 en 19 juli 1976 en Collectie Arron: Toespraak
bij de vn. De West 14 november 1975. Secre-
minister-president Arron i.v.m. de toelating
taris-generaal van de vn Kurt Waldheim had
van Suriname tot de eeg d.d. 14 juli 1976.
op 24 november een speciale boodschap ge¬
Arron gaf in Brussel leiding aan de Surinaam¬
richt tot minister-president Arron. Daarin
se delegatie waarin onder anderen Bruma,
had hij laten weten Suriname te beschouwen
Wijntuin, Lachmon en Nooitmeer waren op¬
als een voorbeeld voor de internationale ge¬ meenschap. Het land was volgens Waldheim
genomen. 9 De West 18, 24, 25 februari, 4 maart, 20 april
op een vreedzame wijze onafhankelijk ge¬
en 13 september 1977 en Collectie Arron:
worden volgens de regels van hetVN-hand-
Toespraak van de heer H.A.E. Arron, minis¬
vest en met instemming van alle betrokken
ter-president tevens minister van Algemene
partijen. De West 27 en 28 november 1975. 2 Het was de eerste keer dat Arron de
en Buitenlandse Zaken i.v.m. de toetreding van de Republiek Suriname tot de Organisa¬
Algemene Vergadering toesprak. Nadien zou
tie van Amerikaanse Staten (o.a.s.) te
hij dit als regeringsleider nog drie keer doen.
Washington op dinsdag 22 februari 1977.
De laatste keer was op 5 oktober 1979, toen
Coördinerend minister voor Defensieaan-
hij vooral stilstond bij de beperkte rol van de
gelegenheden Hoost vergezelde Arron in
volkerenorganisatie bij het oplossen van we¬
Washington.
reldvraagstukken. De oorzaak hiervan zocht
10 De West 30 december 1977.
hij in het niet toepassen van resoluties die
11 Nicaragua, waar in juli van dat jaar eveneens
door lidstaten waren aangenomen en in de
een revolutie had plaatsgevonden en dat in
toenemende neiging om belangrijke kwesties
Havana gelijktijdig met Suriname en Grenada
aan de invloedsfeer van de organisatie te ont¬
als volwaardig lid werd toegelaten, werd
trekken. De West 5 oktober 1979. 3 Nationaal Archief Suriname, Archief Alge¬ mene Zaken, Toegangsnummer 1.11.00,
648
andere lidstaten aanstalten maakten de
NOTEN HOOFDSTUK V- VI
tijdens de conferentie gefeliciteerd met het verdrijven van het regime van Anastasio Somoza.
12 Behalve uit Arron bestond de delegatie uit ambassadeur Heidweiller, Netty Arron, Rufus Nooitmeer, perschef George Hering,
66ste conferentie van de Unie in Caracas.
De West 3 oktober 1979. 18 Vergelijk bijvoorbeeld Janssen 2011: xvi en
secretaresse Hedy Does, een tweetal hoge
hoofdstuk ii. Surinames bilaterale betrek¬
ambtenaren en drie journalisten. De delega¬
kingen worden besproken in hoofdstuk vu,
tie had een reis van 24 uur achter de rug al¬
evenals de toetreding van het land tot de
vorens Cuba (via Trinidad en Jamaica) werd
Organización del Tratado de Cooperación
bereikt. De West 12 september 1979.
Amazónica (otca) - in het Nederlandse taal¬
13 Voor de tekst van de toespraak van Arron,
gebied kortweg het Amazone Pact genoemd -
zie De West 3 september 1979. Vergelijk ook
en de Sistema Económico Latinoamericano y
De West 8 september 1979.
del Caribe (Latijns-Amerikaans en Caraïbisch
14 De West 10 september 1979. 15 De West 14 september 1979. De toetreding
Economisch Systeem, sela). 19 De West 31 december 1975.
van Suriname was beklonken tijdens onder-
20 De West 2 januari 1976.
handelingen tussen Arron en Forbes Burn-
21 De West 3 januari 1976.
ham op Barbados. Arron zag in de aansluiting
22 Lachmon verving in verschillende parle¬
een verbreding van Surinames diplomatieke
mentaire commissies Hindori door Liesdek-
horizon, maar wilde met deze stap ook Burn-
Clarke, een pijnlijke vernedering voor de
ham ter wille zijn in zijn streven het Kabalebo-
voormalige ‘kroonprins’. De interpellatie van
project veilig te stellen (zie hoofdstuk vu).
Hindori dateerde van 3 februari 1976.
Burnham was een van de vicepresidenten
De West 9 en 19 januari en 4 februari 1976.
van de nam en een van de ondersteuners van
23 De West 2,5 en 23 februari 1976.
Surinames toetreding. De andere ondersteu¬
24 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
ner was India. De West 19 april en 22 oktober
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
1979.
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
16 Zie interviews met en persconferentie van Arron bij terugkeer in Paramaribo. De West
d.d. 14 februari 1976. Vergelijk ook Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31 Suriname.
11 en 15 september 1979. Vergelijk ook de toe¬
Politieke partijen, 1975-1980: Codeberichten
spraak van Arron tot de 34ste algemene ver¬
van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 9 en
gadering van de vn. De West 11 oktober 1979.
25 maart en 24 april 1976 en De West 23 maart
17 Archief bz, Apa/gs/1975-1984/2394 - 912.2
1976. Leden van de coalitie merkten ook
Cuba-Suriname/verhouding en diplomatieke
nadien wel op dat Lachmon met vervroegde
betrekkingen, 1979-1984: Codeberichten van
verkiezingen in zijn maag zat, maar dit pu¬
Vegelin aan de Min. v. bz d.d. 7 december
bliekelijk niet kon toegeven. Deze uitlatin¬
1979 en 22 oktober 1980. De Ware Tijd oor¬
gen hadden veel weg van wensdenken en een
deelde cynisch dat Suriname te klein en on¬
vorm van zelfrechtvaardiging. De opstelling
beduidend was om zich teweer te kunnen
van de oppositie vanaf juli 1976 (zie verder¬
stellen tegen het oratorisch geweld van veel
op) liet aan duidelijkheid niets te wensen
derdewereldleiders, hun zoet gefluister,
over.
overdonderende gastvrijheid en tot weinig
25 In zijn nieuwjaarsboodschap van 1975 had
verplichtende met tal van ismen opgetuigde
Arron al opgemerkt: ‘We zullen de jeugd
grootspraak. Arron erkende dat Suriname er
moeten afbrengen van het waanzinnige idee,
niet aan ontkwam om zich ook te scharen in
dat handenarbeid ondergeschikt is aan
de rij van derdewereldlanden, maar liet we¬
hoofdarbeid. Niet alleen een kantoorbaantje
ten dat dit de regering niet zou verleiden tot
is zaligmakend, het land heeft ook goede vak¬
het verlaten van haar gematigde koers. De
lui nodig.’ (Collectie Arron: Nieuwjaars¬
Ware Tijd 12,17 en 18 september 1979. Robin
boodschap van de minister-president, de
Raveles en Henk Herrenberg behoorden tot
heer H.A.E. Arron d.d. 31 december 1975).
de eerste Surinaamse politici die in 1967 door
Tijdens een persconferentie niet lang hierna
Castro persoonlijk waren ontvangen. Zie
wond hij er evenmin doekjes om: ‘Men
Abrahams 2010:116. Behalve tot de nam trad
schijnt alleen kantoorbaantjes zaligmakend
Suriname later die maand ook toe tot de
te achten. Op Mariënburg ligt het loon tussen
Inter-Parliamentary Union (ipu) tijdens de
de Sf 15 en Sf 20 per dag. Ik ben niet bereid
649
werkkrachten uit het buitenland te halen als
staan. Zie brief van Hindori aan de voorzitter
die hier voorhanden zijn. De Surinamer
van het Surinaamse parlement, De West
moet bereid zijn met tools om te gaan.’ Arron
15 maart 1976.
laakte het gebrek aan motivatie bij sommige Surinamers en kondigde aan desnoods mili¬
1976.
tairen te zullen inzetten om rondhangende
36 De Ware Tijd 19 mei 1976.
landgenoten van straathoeken te verwijde¬
37 De West 15 mei 1976. Liesdek-Clarke deed in
ren en in het arbeidsproces op te nemen. Zie
hoofdzaak van zich spreken via ingezonden
De West 2 februari 1976. Bij een andere gele¬
brieven in de dagbladen, Somohardjo vorm¬
genheid formuleerde hij het aldus: ‘Ik heb
de met collega Rasam de Federatie Pendawa
geen belangstelling voor toeschouwers aan
Lima en werkte aan een versterking van zijn
de zijlijn, maar des te meer voor hen die be¬
leiderspositie onder de Javanen. Hoewel zij
reid zijn zo nodig de handen in de modder te
hun mantel van onheilsprofeet hadden
steken.’ De West 9 juni 1976. In zijn 1 juli-toe-
afgelegd, volhardden zij in hun oppositie
spraak van dat jaar veroordeelde Arron het
tegen het kabinet-Arron, tegen de PNR-top
‘parasiteren op de samenleving’ in weer an¬
en tegen de minister-president in het bij¬
dere bewoordingen: ‘Wij zijn vrije mensen, wij zijn geen slaven en contractarbeiders meer, maar als het gaat om de vooruitgang van ons land, dan moet elke Surinamer bereid zijn een slaaf, een contractarbeider van zijn land en zijn volk te zijn.’ De West
2 juli 1976. 26 Suriname Nieuwsbrief 27 februari 1976 en
De West 1 en 2 maart 1976. De pnr was nauw bij de staatsonderneming betrokken via de Mariënburg Werknemers Bond. Deze stond onder leiding van Fred Derby. 27 Fidel Castro had zijn aanhangers voorge¬ houden dat deze nationale inspanning een graadmeter was voor het succes van de revo¬
zonder. 38 Interview met H.H. Rusland, Paramaribo, 10 april 2008. 39 De West 14 mei 1976. Zie ook De West 24,27 en 29 mei en 5,7, 9,11,12,15 en 17 juni 1976. 40 De Ware Tijd 20,26 en 31 mei 1976 en
De West 29 mei 1976. 41 De Vrije Stem 6 en 7 juli 1976, De West 6 en 7 juli 1976 en De Ware Tijd 7 juli 1976. 42 De West 7 en 8 juli 1976 en De Ware Tijd 8 juli 1976. 43 De Vrije Stem 8 en 9 juli 1976, De West 9 juli 1976 en De Ware Tijd 9 juli 1976. 44 De West 27 juli 1976, De Vrije Stem 27 juli 1976 en De Ware Tijd 27 juli 1976.
lutie. Hoewel dankzij intensief campagne¬
45 De Ware Tijd 27 juli 1976.
voeren inderdaad een recordoogst werd bin¬
46 De Ware Tijd 28 juli 1976. Met drei-ai bete¬
nengehaald, beantwoordde deze niet aan het
kent letterlijk ‘met droge ogen’; vrij vertaald:
door de regering vastgestelde quotum. Pérez
‘zonder met de ogen te knipperen’ of ‘zonder
2006: 258-260.
blikken of blozen’.
28 De bedrijfsresultaten zouden in de jaren er¬ na sterk teruglopen en de onderneming raak¬ te geleidelijk in verval. Halverwege de jaren tachtig werd de suikerproductie op Mariën¬ burg gestaakt.
47 De West 27 juli 1976. 48 De Vrije Stem 31 juli 1976 en De Ware Tijd 31 juli 1976. 49 De West 3 augustus 1976 en De Ware Tijd 3 augustus 1976.
29 De Ware Tijd 8 april 1976.
50 De West 4 augustus 1976.
30 De Ware Tijd 13 april 1976.
51 De Vrije Stem 4 augustus 1976.
31 De West 26 april 1976 en De Ware Tijd
52 De Ware Tijd 10 augustus 1976 en De West
27 april 1976. 32 De West 23 april 1976. 33 De Ware Tijd 12 en 14 mei 1976 en De West 13 en 14 mei 1976. 34 Volgens Hindori had hij geen andere keus dan zich af te scheiden, temeer daar hij graag
650
35 De West 15 mei 1976 en De Ware Tijd 15 mei
10 augustus 1976. 53 Dit gold inderdaad voor de Caraïbische lan¬ den die Suriname na 1945 op het onafhankelijkheidspad waren voorgegaan. Van de Caraïbische landen die na Suriname onaf¬ hankelijk werden, verloren de regeringen die
constructieve oppositie wenste te voeren en
in Dominica en St. Lucia de onafhankelijk¬
zich niet wilde overgeven aan het negativisme
heid hadden gerealiseerd de eerstvolgende
waarmee de VHP-combinatie placht te vol¬
verkiezingen.
NOTEN HOOFDSTUK VI
54 Een nagenoeg identieke lezing gaf Arron in
schap van een gevestigde politieke partij op
Zichem 1995. Dyugudyugu betekent opschud¬
zich en hadden in hun beginperiode moeite
ding of onrust, hebi betekent last.
zich aan de schaduw van hun voorganger te
55 Interview met L. Morpurgo, Paramaribo, 8 november 2000. 56 Machiavelli 1990:125-126. Sedney (2010:
ontworstelen.
72 pg staat voor procureur-generaal. 73 Archief BZ, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
102) en Marshall (2003: 203) menen dat de
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
woordbreuk de geloofwaardigheid van Arron
Codeberichten van Leopold aan de Min. v. bz
ondergroef, de teloorgang van democratische
d.d. 1 en 13 maart 1977.
waarden en normen in gang zette en de
74 De West 14 en 15 maart 1977.
politieke stabiliteit dusdanig uitholde dat de
75 De Pendawa Lima - de vijf gebroeders -
weg werd geëffend voor de staatgreep van 25 februari 1980. 57 Collectie Arron: Radio- en t.v. toespraak
verwees naar de Mahabharata, een klassiek epos uit de hindoeliteratuur dat geliefd was onder Javanen, en naar het bestuur van de
van premier H.A.E. Arron i.v.m. het eenjarig
gelijknamige partij, dat eveneens uit vijf‘ge¬
bestaan van de Republiek Suriname, p. 2.
broeders’ bestond. Met de keuze voor deze
58 Collectie Arron: Radio- en t.v. toespraak
naam wilde Somohardjo tegelijk een positief
van premier H.A.E. Arron i.v.m. het eenjarig
signaal afgeven richting de vhp. De Pendawa
bestaan van de Republiek Suriname, p 7.
Lima was welbeschouwd de sri onder een
59 Collectie Arron: Radio- en t.v. toespraak
nieuwe naam geleid door Somohardjo en
van premier H.A.E. Arron i.v.m. het eenjarig
oud-SRi-bestuurslid Rasam. De partij richtte
bestaan van de Republiek Suriname, p. 9.
zich op de jongeren en beter opgeleiden
60 Collectie Arron: Radio- en t.v. toespraak
onder de Javanen en werd gesteund door
van premier H.A.E. Arron i.v.m. het eenjarig
Javanen die zich konden vinden in de positie
bestaan van de Republiek Suriname, p. 11-12.
die Somohardjo had ingenomen in het onaf-
61 Collectie Arron: Radio- en t.v. toespraak van premier H.A.E. Arron i.v.m. het eenjarig bestaan van de Republiek Suriname, p. 13-14. 62 Toespraken 1976:5. Het zou niet juist zijn in deze laatste woorden een vooruitwijzing
hankelijkheidsdebat. Derveld 1982: 46,118 en interview met S. Rasam, Paramaribo, 3 november 2011. De officiële proclamatie van de Pendawa Lima had plaatsgevonden op 2 januari 1977. De West 3 januari 1977.
te lezen naar de coup van 1980. Ferrier sprak
76 De West 5 maart 1977.
in algemene termen over de gevaren die
77 De West 16 maart 1977.
jonge democratieën bedreigen.
78 De West 17 maart 1977; De Vrije Stem 18 maart
63Toespraken 1976: 6.
1977; De Ware Tijd 18 maarten 6 april 1977.
64 Toespraken 1976: 25.
79 De West 18 en 19 maart 1977.
65 De West 1,9,11,17, 23, 26 en 27 november
80 Collectie Arron: Notulen van de vergade¬
1976. De regering zou de wetsontwerpen
ring van het N. p. s. college van toporganen,
betreffende de instelling van de Orde van de
gehouden op vrijdag 18 maart 1977. Zie ook
Gele Ster en van de Orde van de Palm in mei 1977 aan het parlement aanbieden. Zie
De West 30 april en 2 mei 1977.
De West 18 en 22 maart 1977. 81 Collectie Arron: Notulen van de vergade¬ ring van het n. p. s. college van toporganen,
66 De West 26 november 1976.
gehouden op vrijdag 18 maart 1977 en De
67 Over de politieke besprekingen voorafgaan¬
West 28 en 29 maart 1977. Velen binnen de
de aan en naar aanleiding van de brief van
ktpi achtten Soemita niet schuldig aan een
De Miranda, zie De West 2,3,4, 8 en 11 maart
misdrijf, maar beschouwden hem als een on¬
1977.
handige man, die het slachtoffer was gewor¬
68 Bewoordingen uit de brief van de procureur-generaal. Aktueelkollektief 1977:3-4.
den van de politiek, in het bijzonder van npsleider Arron, die de minister niet de hand
69 Aktueelkollektief 1977:17.
boven het hoofd had gehouden, zoals van po¬
70 Zie onder andere De West 16,17, 21 en
litieke vrienden mocht worden verwacht,
28 februari 1977. 71 Beide politici waren geboren in 1936, namen kort na elkaar op jonge leeftijd het leider¬
maar die hem in de steek had gelaten en had uitgeleverd aan justitie. Derveld 1982: 98, 120-121,148. Volgens Soemita zat vooral de
651
nps achter zijn aftreden als minister, maar
alleen de juridische geslepenheid van Bruma
Arron niet verstoord. Interview met
vreesden, maar ook diens veronderstelde
W. Soemita, Paramaribo, 8 april 2008. 82 Ooft 1985: 50. Somohardjo beschuldigde
banden met exponenten van de onderwereld. 94 In een communiqué gedateerd 31 maart
Arron ervan de Pendawa Lima de ministeries
1977 hadden de regeringspartijen verklaard
van Sociale Zaken en lw te hebben aangebo¬
te hebben besloten de samenwerking in npk-
den in een poging zich definitief te ontdoen
verband voort te zetten op basis van de rege¬
van de ktpi als coalitiepartner. Gelet op de
ringsverklaring van 15 februari 1974. Over de
animositeit tussen Somohardjo en Arron is
positionering van kandidaten op de npk-
dit niet aannemelijk. Vergelijk De Ware Tijd
verkiezingslijst zweeg het communiqué.
12 april 1977. 83 De Vrije Stem 21 en 25 maart 1977.
De West 31 maart 1977. 95 Er bestond binnen de nps op dat moment
84 Dew 1994: 21-22.
weinig sympathie voor Bruma, maar even¬
85 De West 2 april 1977.
min voor Derby, die de rivaliteit van c’47 met
86 Samson 2010: 25, 27,46. Slagveer zou
de Moederbond in de voorgaande weken
sindsdien zijn politieke voorkeuren aanpas¬ sen en eerst sympathie voor Lachmon, ver¬ volgens voor de opstandige militairen en ten slotte voor de oppositie tegen de militairen demonstreren. 87 Collectie Arron: Notulen van de vergade¬ ring van het n. p. s. college van toporganen, gehouden op vrijdag 18 maart 1977. 88 De West 30 juni en 19 en 20 juli 1977.
nogal op de spits had gedreven. De Ware Tijd 6 augustus 1977. 96 Collectie Arron: Motie no. 11 van de Partijraad van de nps d.d. 7 augustus 1977; Nota ‘p. N. r . standpunt met betrekking tot de voortzetting van de samenwerking binnen de n.p.k.’ d.d. 9 augustus 1977; Brief van H.A.E. Arron, O.W. van Genderen, S.A. Soeperman en E.L.A. Wijntuin aan E.J. Bruma
89 De West 17 mei 1977. Zie ook hoofdstuk vi 1.
d.d. 10 augustus 1977. Zie ook Marshall 2010:
90 Vergelijk een open brief van NPs’ers in
53,59, De Ware Tijd 8, 9 en 10 augustus 1977
De Vrije Stem 3 augustus 1977. 91 Marshall 2003: 206-208. In juli 1977 vond
en De Vrije Stem 9 en 10 augustus 1977.
97 Collectie Arron: Brief van E.J. Bruma aan
de behandeling van de strafzaak plaats tegen
het hoofdbestuur van de NPK-partners d.d.
het hoofd van het verpakkingscentrum van
14 augustus 1977. De Ware Tijd 15 en 16 augus¬
het cis. Wegens het plegen van frauduleuze
tus 1977 en De Vrije Stem 15 augustus 1977.
handelingen zou de betrokken functionaris
98 Collectie Arron: Besluit van de Partijraad
tot twee jaar gevangenisstraf worden veroor¬ deeld. In hoger beroep werd het vonnis ge¬ wijzigd in tweeënhalfjaar gevangenisstraf. Deze zaak deed verder afbreuk aan het imago
van de nps d.d. 17 augustus 1977 en De Ware
Tijd 18 en 19 augustus 1977. 99 Collectie Arron: Brief van F. Derby, H. Rus¬ land, R. Raveles, H. Sylvester en D. Refos aan
van het cis. De West 28 en 29 juli 1977 en
de voorzitter van het parlement van de Repu¬
26 januari 1978; De Ware Tijd 5 augustus
bliek Suriname d.d. 18 augustus 1977.
1977; De Vrije Stem 5 en 6 augustus 1977.
100 Collectie Arron: Brief van E.J. Bruma,
92 De Vrije Stem 26 en 29 maart en 1 april 1977 en De West 1 april 1977. Het ministerie van Economische Zaken werd in rapporten van
E. Hoost en F.R. Frijmersum aan de Raad van Ministers d.d. 31 augustus 1977 en De Ware
Tijd 22 en 24 augustus en 1 september 1977.
de Rekenkamer veelvuldig genoemd als de¬
101 De Ware Tijd 19 augustus 1977.
partement waar de hand werd gelicht met de
102 Groen verwees naar de kleur van de nps,
comptabele voorschriften. Ooft 1985: 59-61. 93 Marshall 2003: 205; 2010:53,66. Toch zou
652
reden om aan te nemen dat de autoriteiten niet
had dit zijn persoonlijke vriendschap met
rood naar de kleur van de pnr. 103 De Vrije Stem 12 augustus 1977.
er nooit een gerechtelijk onderzoek tegen
104 De Vrije Stem 19 augustus 1977. De redactie
Bruma worden ingesteld. Volgens de toen¬
van de krant sloot niet uit dat Arron, ook al
malige procureur-generaal ontbrak het aan
beweerde hij het tegendeel, weer zou kiezen
een gerede verdenking van corruptie tegen
voor de brede basis-politiek wanneer hem
hem. Interview met M.G. de Miranda, Para¬
dit uitkwam. Deze voorspelling zou niet uit¬
maribo, 17 januari 2002. Tijdgenoten hadden
komen. De Vrije Stem 22 augustus 1977.
NOTEN HOOFDSTUK VI
105 Bij het NPK-topberaad op 8 augustus was
van toetreding van de hpp tot de npk. Het
Bruma tot woede van Arron zonder bericht
presidium zag de hpp als een concurrent,
van verhindering weggebleven. Arron gaf de
wantrouwde Hindori en zette vraagtekens bij
PNR-vertegenwoordigers Refos en Raveles
de uitbreiding van de combinatie met een
gelegenheid om Bruma te halen, maar deze
todoprasoro (paddenstoel) partij. Zie De Ware
bleek niet thuis te zijn. Derby kon Bruma
Tijd 25 en 26 juli en 4,12,13,16 en 17 augus¬
niet vervangen, aangezien hij met een (lich¬
tus 1977 en De Vrije Stem 4,11 en 16 augustus
te) longaandoening in het St. Vincentius
1977. Over de naamsverandering van de h pp
Ziekenhuis was opgenomen. Arron achtte
en de samensmelting met de groep-Hindori,
het beneden zijn waardigheid om te onder¬
zie De West 14 en 16 juni 1976.
handelen met Refos en Raveles, die hij als po¬
113 npk 1977.
litici van het tweede garnituur beschouwde.
114 No span. npk e tan leek ook een tegenstrij¬
Zie ook De Ware Tijd 10 augustus 1977 en
dig signaal af te geven tegen de achtergrond
De Vrije Stem 10 augustus 1977.
van aanzwellende kritiek op het almaar uit¬
106 Interview met H.H. Rusland, Paramaribo,
dijende overheidsapparaat, waar, overigens
10 april 2008. De opvatting van Derby dat de
in lijn met een bestaande traditie, te veel
nps ‘zich op schaamteloze wijze ontdeed van
regeringsgezinde ambtenaren in dienst wer¬
de pnr’ omdat laatstgenoemde partij streef¬
den genomen die niet voor hun taak waren
de naar economische onafhankelijkheid
berekend en te weinig bijdroegen aan de na¬
vindt geen bevestiging in het optreden van Bruma als minister van Economische Zaken. Vergelijk c’47:130-131. 107 Tijdens een NPS-massameeting bracht
tionale productie. 115 Vergelijk ook eerdere uitlatingen van Lachmon hierover, zoals opgetekend in
De West 14 en 18 maart en 15 juni 1977.
Arron in herinnering dat tijdens de verkie¬
116 De gevangenisstraf wegens corruptie werd
zingen van 1973 het lied ‘Nangawan finga
toegekend met aftrek van voorarrest (dat op
brafu no kan nyan’ (met één vinger kan je
17 maart was ingegaan). De eis van het open¬
geen brafu eten) populair was. Toen was de
baar ministerie om de verdachte het recht te
npk de verkiezingen ingegaan met vier vin¬
ontzeggen gedurende vijfjaar een openbaar
gers (vier partijen). Het voornemen bestond
ambt te bekleden, was door de rechter niet
om tijdens de komende verkiezingen dit met
overgenomen. De West 2 september 1977.
vijf vingers (vijf partijen), dat wil zeggen een
117 De West 9 september 1977.
volle hand, te doen. Door het wegvallen van
118 Archief bz, Code 9/1975-1984, 891 - 911.31
de pnr zou de hand tijdens de verkiezingen
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
van 1977 toch weer uit vier vingers bestaan.
Codebericht van De Vos van Steenwij k aan
De West 25 juli 1977. Brafu is een maaltijdsoep. 108 Interview met M. Tuur, Paramaribo, 20 januari 2002. Anders dan Arron zouden Tuur en Hoost wel afstuderen aan de Rechts¬ school. 109 Interview met O.H. Buyne, Capelle aan den
de Min. v. bz d.d. 12 september 1977 en brief van J.J. van de Velde aan de Min. v. bz d.d. 13 september 1977. 119 Een uiteenzetting over het West-Surinameproject is te vinden in hoofdstuk vu. 120 Vergelijk ook De West 18 maart 1977. In zijn
IJssel, 19 mei 2001. Met Buyne zou Arron in
bestrijding van Arron gebruikte Lachmon
1980 te maken krijgen in diens hoedanigheid
met een zekere voorliefde de uitdrukking:
van geneesheer-directeur van het Militair
‘You can fooi some of the people some of the
Hospitaal. Willemzorg trad in 1977 als onder¬
time. You can fooi some of the people all of
minister toe tot NPK 11.
the time. But you cannot fooi all of the people
110 npk 1977: 7.
all of the time.’ Dit is een variant op een uit¬
111 Al in juli had de hpp een officieel schrijven
spraak die wordt toegeschreven aan Abraham
aan Arron gericht en hierin voorgesteld de mogelijkheden tot samenwerking te onder¬ zoeken. De Vrije Stem 13,15 en 21 juli 1977. 112 Dew 1994:19, 22. Het hindoepresidium
Lincoln. 121 Dew 1994: 20-25 en Archief bz, Code 9/1975-
1984, 891 - 911.31 Suriname. Politieke partij¬ en, 1975-1980: Brief van J.J. van de Velde aan
van de nps - dat kort hierna zou worden ont¬
de Min. v. bz d.d. 13 oktober 1977 en code¬
bonden - was aanvankelijk een tegenstander
bericht van Leopold aan de Min. v. bz d.d.
653
27 oktober 1977. Voor verslagen van NPK-ver-
versterking van de ‘democratie met discipli¬
kiezingsbijeenkomsten, zie De West 21,23 en
ne’ waarmee Suriname zich in de wereld on¬
28 september en 4,7,12 en 19 oktober 1977.
derscheidde. De West 4 juli 1977. Zich kerend
Hindori maakte in deze verkiezingscampag¬
tegen ‘alle systemen, alle organisaties die
ne zijn debuut op een NPK-podium. Evenals
erop gericht zijn onze moeizaam verworven,
zijn HPP-partijgenoten keerde hij zich vooral
onschatbare vrijheden ten offer te brengen
tegen de ‘dubbele bodempolitiek’ van
aan het valse idealisme, dat fraai klinkende
Lachmon. In het openbaar predikte de vhp-
leuzen gebruikt voor een slecht doel’ verklaar¬
leider volgens hem eenheid, door het electo¬
de Arron: ‘De Surinamer wil een vrij mens
raat in het Nederlands en het Sranantongo te
zijn en daarom zal hij nimmer onder een sys¬
adresseren, maar heimelijk zaaide hij ver¬
teem willen leven waarvan onvrijheid het
deeldheid, door zich tegenover zijn achter¬ ban op listige wijze van het Sarnami Hindustani te bedienen. Tegenover het ‘onoprechte
‘de ruziemakers’ volgens de ‘ijzeren wet van
conservatisme’ van de vhp en het socialisme
oligarchisch bestuur’ het afgelegd tegen ‘de
en communisme van enkele kleine politieke
oude rotten’. De energieke jongeren waren
partijen stelde de npk in de bewoordingen
stukgelopen op ‘de hegemonische muren van
van Hindori het ‘oprechte Surinamisme’.
etnische loyaliteit’ en hadden vooral elkaar
Vergelijk De West 7 oktober 1977.
bestreden.
122 Collectie Arron: Brief van F. Currie aan het
128 De West schreef in dit verband dat ogri tja
hoofd van de rpd en vertegenwoordigers van
bun (letterlijk: het kwaad heeft iets goeds ge¬
andere media d.d. 28 oktober 1977 (inclusief
bracht, ofte wel: er was sprake van een geluk
bankafschrift). 123 Archief BZ, Code 9/1975-1984, 891 - 911.31
bij een ongeluk). Zie De West 31 oktober 1977. Wel meende de krant dat Arron er goed aan
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
deed om tijdens zijn tweede ambtstermijn
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
meer te luisteren naar welgemeende advie¬
d.d. 31 oktober 1977, De Ware Tijd 29 en
zen. Bovendien was het naar het oordeel van
31 oktober 1977, De West 28, 29 en 31 oktober
de krant noodzakelijk dat het parlement (zo¬
1977 en De Vrije Stem 29 en 31 oktober 1977.
wel de leden van de coalitie als van de opposi¬
Niet lang na de bankafschriftaffaire zou
tie) een grotere mate van discipline aan de
Sanders in Miami worden gearresteerd op
dag legde en meer activiteiten ontplooide.
beschuldiging van handel in valse paspoor¬
De West 1 en 2 november 1977.
ten. Hij zou in het verleden meermalen met
129 Algemeen werd aangenomen dat het her¬
justitie in aanraking zijn gekomen voor ver¬
haalde pleidooi van de vhp voor een gericht
gelijkbare vergrijpen. Vergelijk De West
remigratiebeleid bedoeld was om deze kie¬
29 november 1977.
zers terug te winnen. Deze overweging zou
124 Vergelijk ook Dew 1994: 25 en Marshall
meespelen bij het besluit van de regering om
2003: 208-212 en 2010: 53-55. De bankaf¬
op dit dossier weinig actie te ondernemen.
schriftaffaire zou de directe aanleiding vor¬
De West 14 maart 1977.
men tot de breuk tussen Bruma en Derby.
130 Archief bz, Code 9/1975-1984, 891 - 911.31
125 Vergelijk ook Marshall 2003: 208-209.
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
126 Collectie Arron: Televisietoespraak npk
Codeberichten van Leopold aan de Min. v. bz
leider aan de vooravond van de algemene ver¬
d.d. 1 en 5 november 1977. In totaal 66,11 pro¬
kiezingen. Eerder had Arron tijdens een nps-
cent van de kiesgerechtigden had een geldige
vergadering met verwijzing naar de kleine
stem uitgebracht. De psv zou naderhand de
linkse partijen gesteld: ‘Democratie zonder
stelling opwerpen dat de verkiezingen van
regels is anarchie.’ De West 29 juni 1977.
1977 beschouwd konden worden als het refe¬
Tij dens zij n toespraak ter gelegenheid van de
rendum dat in 1975 niet was gehouden en als
1 juli-viering had Arron fel uitgehaald naar de
logenstraffing van de bewering dat de Suri¬
‘aanhangers van dictatuur, censuur en onvrij¬
naamse bevolking niet achter de soevereini¬
heid’, de ‘valse profeten’ en de ‘geslepen pro¬
teitsoverdracht had gestaan. Zie 60 jaar
pagandisten van vreemde systemen en leer¬ stellingen’ en riep hij op tot verdediging en
654
hoofdbestanddeel is.’ Arron 1977:16. 127 In de woorden van Dew (1994:16) hadden
NOTEN HOOFDSTUK VI
2006: 78. 131 Collectie Arron: Verslag inzake de algemene
verkiezingen van 31 oktober 1977. Uitgebracht
1977. De vdp vond bevestiging voor fraude in
aan de regering van de Republiek Suriname
Commewijne in uitlatingen van de coördina¬
en het parlement van de Republiek Suriname.
tor van de NPK-verkiezingscampagne, Caesar
Paramaribo, 14 februari 1978, p. 20. De ge¬
Seedorf. In april 1979 deed de rechter uit¬
breken hadden volgens het Onafhankelijk
spraak in een strafproces tegen Seedorf, de
Kiesbureau in het bijzonder betrekking op de
toenmalige onderdirecteur van het ministe¬
kiezerslijsten, die ‘op talrijke onderdelen en
rie van Opbouw, en O.E. Kemble, de even¬
in velerlei opzichten onvolledig of onjuist of
eens buiten functie gestelde hoofdplanoloog
ondeugdelijk zijn te noemen’ (p. 5) en de dis¬
van het ministerie. Het tweetal was het ple¬
tributie van de oproepingskaarten waarvan
gen van valsheid in geschrifte ten laste ge¬
de administratie Veelal niet duidelijk te noe¬
legd. Op kosten van de overheid zouden zij
men is’ (p. 8).
binnenlandse reizen voor privédoeleinden
132 Collectie Arron: Verslag inzake de algemene
hebben gemaakt en het land voor tienduizen¬
verkiezingen van 31 oktober 1977. Uitgebracht
den guldens hebben benadeeld. Seedorf werd
aan de regering van de Republiek Suriname
veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf,
en het parlement van de Republiek Suriname.
Kemble tot zes maanden gevangenisstraf
Paramaribo, 14 februari 1978, bijlage iv, p. 2.
waarvan vier maanden voorwaardelijk.
133 Collectie Arron: Verslag inzake de algemene
Seedorf meende tijdens zijn verhoor niet al¬
verkiezingen van 31 oktober 1977. Uitgebracht
leen in te moeten gaan op de tegen hem in¬
aan de regering van de Republiek Suriname
gebrachte beschuldigingen, maar ook een
en het parlement van de Republiek Suriname.
boekje open te moeten doen over wat hij aan¬
Paramaribo, 14 februari 1978, bijlage g. De
duidde als onrechtmatigheden met oproe¬
districtscommissaris van Commewijne,
pingskaarten en stembussen die naar zijn
K. Kartokromo, die optrad als voorzitter van
zeggen door NPK-aanhangers waren ge¬
het hoofdstembureau, houdt staande dat er
pleegd in Commewijne tijdens de verkiezin¬
in zijn district niet geknoeid was met stem¬
gen van 1977. Naar zijn zeggen waren de
men. Interview met K. Kartokromo, Parama¬
ministers Cambridge, Venetiaan en
ribo, 30 oktober 2011. Minister-president
Ardjosemito en regeringsadviseur Ewald
Arron volstond met het aanvaarden van de
Karamat Ali persoonlijk betrokken geweest
conclusies van het Onafhankelijk Kiesbureau
bij deze ‘verkiezingsfraude’. Uit onderzoek
en zag af van een hertelling van alle uitge¬
door het openbaar ministerie kwam dit niet
brachte stemmen in Commewijne. Hij liet
vast te staan. Voor Arron zouden de uitlatin¬
daarmee ruimte voor speculatie over de ‘wer¬
gen van Seedorf niets aan de conclusies van
kelijke gang van zaken’ tijdens de verkiezin¬
het Onafhankelijk Kiesbureau veranderen.
gen. Ik heb geen aanwijzingen gevonden dat
Vergelijk Archief BZ, Code 9/1975-1984, 891
Arron van eventuele fraude voorkennis
- 911.31 Suriname. Politieke partijen, 1975-
droeg, dat hij partijgenoten tot frauduleuze
1980: Codebericht van Leopold aan de Min.
handelingen zou hebben aangezet of aan der¬
v. BZ d.d. 21 november 1978, De West 21 en
gelijke malversaties zijn goedkeuring zou
22 november 1978 en 12 en 19 april 1979, de
hebben verleend. Na de staatsgreep van 1980
Volkskrant 24 en 29 november en 8 december
zou het Bijzonder Gerechtshof geen nieuwe
1978, Choenni 1982:103-104 en Ooft 1985:
feiten betreffende de zaak boven tafel bren¬
58-59. Voor een (belastende) verklaring van
gen. In gesprek met mij stelde Arron vast dat
een Nederlands lid van de cons, zie Jansen
de nps alles uit de kast had getrokken om kie¬
van Galen 1995: 206. Het verschil in stem¬
zers in Commewijne naar de stembus te krij¬
men waarmee de npk de twee zetels in
gen. Daarbij had de partij op eigen kosten
Commewijne op de vdp had veroverd, week
vervoer beschikbaar gesteld voor wie hier be¬
overigens niet noemenswaardig af van het
hoefte aan had. De beschuldigingen van frau¬
verschil in stemmen waarmee de npk in 1973
de waren volgens hem op niets gebaseerd.
deze zetels niet in de wacht had weten te sle¬
134 Dew 1994: 24-27, De West 2,4,9,10,11,15
pen. In 1977 ging het om respectievelijk 189
en 16 november 1977 en Collectie Arron:
en 175 uitgebrachte stemmen, in 1973 om
Resolutie Verenigde Democratische Partijen
207 en 197 stemmen. Zie Sedney 1980:149
(vdp), Paramaribo, zondag 13 november
en 163.
655
135 De West 14 en 15 november en 30 december 1977. 136 Arron had drie door de ktpi voorgedragen kandidaten en één psv-kandidaat afgewezen.
tioneel charisma. Bij geroutiniseerd charisma is charisma niet een onvervreemdbare per¬ soonlijke gave, maar is het verbonden met
Eerder had hij met Soemita onenigheid ge¬
het uitoefenen van een hoge publieke functie.
had over het aantal KTPi-ministers in het ka¬
Arron ontleende zijn charisma vooral aan het
binet. Als dank voor zijn bijdrage aan de npk-
bekleden van het ambt van minister-presi-
overwinning in Commewijne had Soemita
dent en (in combinatie hiermee) het voorzit¬
vier ministersportefeuilles geclaimd. Hij
terschap van de nps. Vergelijk Allahar 2001:
zou uiteindelijk met twee posten genoegen nemen. Binnen de ktpi hadden Soemita en
6-13. 145 Patricia Mohammeds karakterisering van
de groep-Amat onenigheid gekregen over de
Eric Williams - ‘a very public private man’ -
voor te dragen ministerskandidaten, wat het
is welbeschouwd ook van toepassing op
formatieproces eveneens had vertraagd.
Arron. Zie Mohammed 2001.
Archief bz, Code 9/1975-1984/888 - 911.23
146 Sommige waarnemers vergeleken in dit
Suriname/kabinetten, 1975-1982: Code¬
verband Arron met Anansi, de mythische
berichten van Leopold aan de Min. v. bz d.d.
spinfiguur, die zich liet kennen als een listig
29 november en 22 december 1977 en
onderhandelaar en gewiekst overlever die
De West 1,10,15 en 27 december 1977.
zijn opponenten altijd te slim af is. Hoewel er
137 De West 14,16,17,18,19, 21 en 22 november 1.977. Vergelijk ook Wijntuin 1994: 29. 138 Archief bz. Code 9/1975-1984/888 - 911.23 Suriname/kabinetten, 1975-1982: Code¬ bericht van Leopold aan de Min. v. bz d.d.
zeker parallellen te trekken zijn tussen bei¬ den, moet tegelijk worden vastgesteld dat Arron de meedogenloze en ten diepste asoci¬ ale trekken van Anansi miste. 147 Interviews met M.Chr. Cambridge,
3 januari 1978. Dit bericht bevat een uitvoe¬
Utrecht, 29 september 2001, E. Essed-Fruin,
rige vooruitblik op npk ii.
Amsterdam Buitenveldert, 16 september
139 Regeringsverklaring 1978: 3.
2001 en A. Chr. Kruisland, Den Haag,
140 Regeringsverklaring 1978: 37.
5 november 2001.
141 De West 28 september 1976 en Collectie
148 De West 14,15 en 23 februari 1978. Eerder al
Arron: Dertigjaren n.p.s. ‘Nog steeds groei
had Arron tegenover intimi toegegeven last
temidden van beroering.’ Meer specifiek over
te hebben van vermoeidheidsverschijnselen
het laatste merkte Arron op: ‘Er wordt nog
en hinder te ondervinden van stress door het
steeds getrokken en gerukt aan en geroddeld
onafgebroken werken mede als gevolg van de
over de partij. Maar de grote partijliefde en
combinatie van functies die hij bekleedde.
trouw, die de N.p.s.-ers nauw aan elkaar bin¬
Vergelijk De West 5 augustus 1976, Collectie
den, blijken steeds weer de steunpilaren te
Arron: Notulen van de vergadering van het
zijn van de hechte eenheid binnen de
n.p.s. college van toporganen, gehouden
Nationale Partij Suriname.’
op vrijdag 18 maart 1977 en interview met
142 De West 29 september en 1 en 4 oktober 1976. 143 In de Caraïben een bekend fenomeen. Over het verband tussen taalgebruik, sociale
C.S.B. Tewarie-Mungra, Amsterdam, 30 januari 2012. Huisvriendin en internist Cies Tewarie-Mungra had Arron in het Academisch Ziekenhuis laten opnemen.
klasse, machtspositie en persoonlijkheid in
Samen met haar man P.B. Tewarie, die Arron
formele en informele spraaksituaties en bin¬
nog uit zijn Amsterdamse tijd kende en die
nen verschillende waardesystemen - aange¬
later lid van het hoofdbestuur van de nps zou
duid met de (in Wilson 1973 uitgewerkte)
worden, trad zij op als zijn behandelend huis¬
termen ‘respectabiliteit’ en ‘reputatie’ - zie
arts.
Abrahams 1983:1-20, 55-76, 88-97,109-121
149 De West 4 maart 1978. Commentaar van de
en Burton 1997:156-173. Veel politici in het
krant: ‘Degenen die het goed met hem menen,
Caraïbisch gebied, onder wie ook Arron, be¬
hopen, dat hij het roken vaarwel zal zeggen
wogen zich in de besproken periode binnen
en ondanks alle sociale verplichtingen ook
het waardesysteem van de respectabiliteit. 144 Arron moest het hebben van wat Max
656
Weber betitelde als geroutiniseerd of institu¬
NOTEN HOOFDSTUK VI-VII
het borrelen zal nalaten in het belang van zijn gezondheid.’
150 De West 28 maart 1978. Tijdens Arrons
Suriname, deel 2 (1977) 1977: verschillende
ziekteverlof kwam de ministerraad niet in
documenten. In een uitgebreide notitie, ge¬
vergadering bijeen. Sommigen zagen hierin
schreven in voorbereiding op het staatsbe¬
de hand van vice-minister-president Van
zoek van Ferrier en gedateerd 19 mei 1977,
Genderen, die Arron in een ongunstig dag¬
merkte ambassadeur Leopold op: ‘De bilate¬
licht zou willen plaatsen. Het is waarschijn¬
rale verhouding tot Nederland staat nog al¬
lijker dat Arron en Van Genderen afspraken
tijd centraal, domineert als een vertrouwd
hadden gemaakt over het tijdelijk opschor¬
uitgangspunt het beleid en wordt niet als een
ten van de vergaderingen. Interview met
internationale relatie aangevoeld.’ Zie ook
P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002.
Archief De Gaay Fortman, inv. nr. 89: Brief van J.H.E. Ferrier aan W.F. de Gaay Fortman
VII 1 Over de werking van en krachtsverhoudin¬ gen binnen de Koninkrijksregering, zie Meel 1999: 55-58, 63-69. 2 Deze waren grotendeels uit de Nederlandse diplomatieke dienst overgestapt of hadden kort vóór de onafhankelijkheid een door Den
d.d. 16 juli 1977 en brief van W.F. de Gaay Fortman aan J.H.E. Ferrier d.d. 10 augustus 1977 en De West 18 en 31 mei en 3,4 en 7 juni 1977. 11 De West 14,16,17 en 22 september 1977. 12 Over het laatste bezoek, zie De West 4, 10 en 16 februari 1978.
Haag verzorgde spoedopleiding gevolgd. Zie
13 De Groot 2004: 77-91.
ookAlihusain 2005:13-14.
14 Kruijt en Maks 2003: 7-8.
3 In die maand vertrok D. I. R. van der Geld als
15 Van de omvang van de bestedingen en de
directeur van het departement van Algemene
verdeling naar type project bestaat geen een¬
en Buitenlandse Zaken en trad L J.L. Henar
duidig beeld. Volgens De Groot (2004:152)
aan als directeur van het departement van
waren iets meer dan de helft van de 660 mil¬
Algemene Zaken en D.W. Heinemann als
joen Nederlandse guldens die in de periode
directeur van het departement van Buiten¬
1976-1979 aan Suriname werden overge¬
landse Zaken. De West 24 februari en 7 maart
maakt bestemd voor infrastructurele projec¬
1978.
ten, voord in West-Suriname. Een bedrag
4 Interviews met D.W. Heinemann, Parama¬
van bijna 150 miljoen Nederlandse guldens
ribo, 11 januari 2002 en E. van Frederikslust-
werd volgens hem uitgegeven aan de spoor¬
Kamp, Paramaribo, 11 januari 2002 en
lijn van het Bakhuisgebergte naar Apoera.
Alihusain 2013. 5 De West 15 december 1975 en interviews met
Kruijt en Maks (2003: 46) stellen dat in de periode 1976-1981 voor een bedrag van 650
D.W. Heinemann, Paramaribo, 11 januari
miljoen Surinaamse guldens werd gereali¬
2002 en E. van Frederikslust-Kamp, Parama¬
seerd aan projecten, waarvan 239 miljoen
ribo, 11 januari 2002.
guldens aan het West-Surinameproject. Van
6 Janssen 2011: 32-33.
den Berg (1998: 9-13,57) meent dat de cons
7 De Groot 2004:117-118.
in de eerste vijf jaar van de samenwerking de
8 In deze jaren werd in China de politieke
committeringen over de drie sectoren ‘in
koers bepaald door het communistische
grote lijnen’ volgens de afgesproken verdeel¬
regime van achtereenvolgens Mao Tse-toeng
sleutel het plaatsvinden, maar hanteert een
en Deng Xiaoping, presenteerde India zich
rekkelijke definitie van ‘direct-productief ’
als een sterk centraal geleide en op de Sovjet¬
(spreekt van ‘productief’) en maakt een scherp
unie georiënteerde grootmacht, en was
onderscheid tussen committeringen en uit¬
Indonesië in de greep van het autoritaire
gaven. Volgens hem bedroegen de uitgaven
door de vs gesteunde Nieuwe Orde-regime
in de periode 1975-1983 een bedrag van bijna
van generaal Suharto.
1,5 miljard Nederlandse gulden. Kagie (1980:
9 De West 29 mei, 1,5 en 8 juni 1976. 10 Archief BZ, Code 2/1975-1984/02567-272
146) houdt het erop dat in de periode 19761978 in totaal 67,3 procent van het beschik¬
Suriname/Staatsbezoek aan Nederland van
bare budget naar het West-Surinameproject
president Ferrier van Suriname (1977) 1977
ging. Eind 1980 was volgens Buddingh’
en 02568 - 272 Suriname/Staatsbezoek aan
(2012: 321) 195 miljoen van de in totaal 530
Nederland van president Ferrier van
miljoen Surinaamse guldens aan verdrags-
657
middelen besteed aan het West-Suriname-
aanhoudend verzet van medici die vreesden
project. De Surinaamse gulden was in de
‘genationaliseerd’ te worden en inkomsten
jaren zeventig ongeveer twee keer zoveel
mis te lopen. Het parlement had op 16 mei
waard als de Nederlandse gulden. 16 Het in de jaren vijftig en zestig opgezette Brokopondo-project lag in belangrijke mate
1977), maar de regering zou aan het slaan van
aan het West-Surinameproject ten grondslag.
staatsbesluiten om uitvoering te geven aan
Over eerstgenoemd project, zie Meel 1999:
de wet nooit toekomen. Het niet operatio¬
271-281.
neel worden van de ziektekostenverzekering
17 Kagie 1980:106-116, Janssen 1986:123-125.
beschouwde Arron als een van zijn grootste
18 Mede vanuit dat oogpunt was de kritiek van
politieke teleurstellingen. Interviews met
de Nederlandse regering, dat het project
E.J. Sedoc, District Saramacca, 16 januari
eerst genereus had gesteund en vervolgens
2002 en I.M.K. Brahim, Paramaribo, 18 janu¬
haar handen ervanaf had proberen te trek¬
ari 2002. Volgens minister Pronk kon het
ken, weinig overtuigend. Zie ook Jansen van
niet de bedoeling zijn dat de kostbare alge¬
Galen 2001a: 76-79,96-97.
mene ziektekostenverzekering uit de ver-
19 Abdul 1989:16, 21-23, 28, Kruijt en Maks
dragsmiddelen werd gefinancierd. Die mid¬
2003: 84, De Groot 2004:117-123,153-160.
delen waren bedoeld als overbruggingshulp,
Janssen (1986:116-125) verbaast zich erover
als een aanzet tot eigen economische ontwik¬
dat Arron zijn kaarten bleef zetten op de in
keling. De beoogde verzekering droeg een
die jaren volgens haar al grotendeels achter¬
permanent karakter. Suriname diende deze
haalde joint venture-strategie. Deze besten¬
voorziening als een eigen project op te vatten
digde immers de afhankelijkheid van het
en op eigen kracht te financieren. Interview
buitenland en continueerde het patroon van
met J.P. Pronk, Den Haag, 21 november
groei zonder ontwikkeling. Gelet op het ge¬ brek aan kennis en kapitaal, de kleine bin¬
2008. 23 De Groot 2004:129-145. De opstelling van
nenlandse markt en de geringe koopkracht
Karamat Ali en Essed ontmoette veel bijval in
van het grootste deel van de bevolking was
het coalitiekamp. Zie De West 31 januari en
een alternatieve strategie echter moeilijk
15 februari 1978. Arron beschouwde de opvol¬
denkbaar. De socialistische benadering waar¬
ging van het centrumlinkse kabinet Den Uyl
mee na 1980 ervaring werd opgedaan - en
door het centrumrechtse kabinet Van Agt/
die gericht was op kleinschaligheid, import-
Wiegel eind 1977 als een breuk in de houding
substitutie, sociale rechtvaardigheid en
van Den Haag. Paternalisme, terugdringing
actieve participatie van de bevolking - zou
van de self-reliance-gedachte en aantasting
evenmin de gewenste resultaten opleveren.
van de Surinaamse soevereiniteit waren er in
Na het herstel van de democratie in Suriname in 1988 werden de mogelijkheden verkend
zijn optiek het gevolg van. 24 Aanvankelijk was er een onderraad voor
om het West-Surinameproject te revitalise¬
sociale verzekeringen en een onderraad voor
ren. Dit heeft tot op heden niet tot een door¬
economische aangelegenheden. In augustus
start van het project geleid.
1978 werden daar de onderraden voor ont¬
20 Naderhand zou de bewindsman in de meest
wikkelingssamenwerking, remigratie, volks¬
onverbloemde bewoordingen verklaren dat
woningbouw en grondbeleid aan toegevoegd.
Paramaribo niet had geschroomd om mis¬
De West 23 augustus 1978. Alle raden stonden
bruik te maken van zijn meegaande opstel¬ ling. Jansen van Galen 2001a: 100-103. 21 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
onder voorzitterschap van premier Arron. 25 De Groot 2004:147-153. 26 Janssen 1986:135-142, Kruijt en Maks 2003: 29-30,46-48, Kruijt 2004: 80-83,Van den
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
Berg 1998:16-19 en interview met A.J. Zunder,
d.d. 16 december 1976.
Den Haag, 17 november 2003.
22 De voorbereiding van de algemene ziekte¬
658
1977 een raamwet Algemene Ziektekosten¬ verzekering goedgekeurd (De West 17 mei
27 Arron liet zich in oktober 1977 ontvallen:
kostenverzekering verliep moeizaam als ge¬
‘De produktie stagneert. Duizenden lamstra¬
volg van onervarenheid en gebrek aan exper¬
len vertikken het om te werken. Wij consu¬
tise bij de betrokken instanties alsmede door
meren te veel. Onze lonen en prijzen zijn
NOTEN HOOFDSTUK VII
schrikbarend hoog voor een ontwikkelings¬ land. We leven in een schijnwelvaart, die
met W. Erath, Waddinxveen, 25 maart 2005. 30 De West 19 september 1977. Minister Pronk
maar tot één doel zal leiden als we niet geza¬
erkende dit in een vraaggesprek met Het
menlijk de handen in elkaar slaan: de com¬
Parool, dat overgenomen werd in De West
plete ondergang van de Surinaamse natie.’
20 september 1977. Arron meende dat de dis¬
Uitspraak in Elseviers Magazine, geciteerd in
cussie uiteindelijk niet ging om kleinschalig¬
Kagie 1980: 51.
heid versus grootschaligheid. Elk land diende
28 Buddingh’ 2012: 308,322-325.
volgens hem een productiestructuur te heb¬
29 De relatie van Arron met de Nederlandse
ben die gekenmerkt werd door grootschalige,
ambassadeur Leopold - die hij waardeerde
middelgrote en kleine ondernemingen.
vanwege zijn eenvoud en oprechtheid - was
Collectie Arron: Fragmenten uit de algemene
beduidend beter dan de relatie met diens
politieke beschouwingen voor het begrotings¬
opvolger Vegelin van Claerbergen. Hoewel
jaar 1979, p. 7. Over de economische moge¬
Arron erkende dat de laatste een kleurrijke
lijkheden en beperkingen van grondstoffen¬
en niet van humor gespeende vakman was,
rijkdom en royale buitenlandse hulp, zie Van
ervoer hij hem als een strooplikker en mooi¬ prater, die in de persoonlijke omgang royaal
Dijckzoog. 31 De West 24 en 26 maart, 24 mei, 1 oktober en
met complimenten strooide, maar richting
14,20 en 21 december 1976,23 augustus 1978
Den Haag in negatieve bewoordingen over
en 1 maart 1979.
zijn regering rapporteerde. Arron sprak in
32 Suriname Nieuwsbrief 10 juni 1977 en
het gezelschap van vertrouwelingen (in na¬
Collectie Arron: Persconferentie minister¬
volging van NPs-parlementariër L.J. ‘Mam¬
president Henck Arron 20 juli 1979.
mie’ Thijm-Richaards) consequent over
Vlegel van Claerbergen. Hierbij doelde hij
33 Biervliet 1977: 3-5,7. Vergelijk ook Labeur 1975a.
ook op wat hij beschouwde als de bemoei¬
34 De West 17 december 1975.
zuchtige interventies van de diplomaat, die
35 De West 10 juni 1977.
de vrijheid nam om bij ambtenaren langs te
36 De West 3 maart 1976.
gaan voor informatie of hen met dit doel naar
37 Collectie Arron: Fragmenten uit de algemene
de ambassade liet komen. Interviews met D.W. Heinemann, Paramaribo, 11 januari 2002, E. van Frederikslust-Kamp, Parama¬
politieke beschouwingen voor het begrotings¬ jaar 1979, p. 8-10. 38 De West 15 september 1979.
ribo, 11 januari 2002 en E.J. Sedoc, District
39 Arron 1996:19-20.
Saramacca, 16 januari 2002. De rapportages
40 Al in 1977 door hem verwoord. Ook opgeno¬
van Leopold kenmerkten zich inderdaad door een minder vooringenomen houding en
men in Arron 1987: 11. 41 Mhango 1984:125. Tegenover een absolute
een meer objectiverende stijl vergeleken bij
stijging van het aandeel van de mijnbouw en
die van Vegelin van Claerbergen. Kort na het
bauxietverwerking in het bruto binnenlands
overlijden van Arron luidde het samenvat¬
product zou in deze jaren het procentuele
tende oordeel van Vegelin van Claerbergen
aandeel van deze economische sector echter
over hem als volgt: ‘een prettige man om mee
dalen. Mhango 1984: 82.
te verkeren, maar als politicus een hopeloos
42 Meel 1999:151-154, 271-281. Billiton is mo¬
geval’ (Uit het nieuws 2000). Bij een andere
menteel in Brits-Australische handen en
gelegenheid noemde hij Arron ‘de man van
heeft inmiddels haar activiteiten in Suri¬
de gemiste kansen’ en ‘een ramp voor het
name afgestoten. Voorgangers van Ostrander
land’, die de ex-kolonisator te snel de schuld
in Suriname waren Robert Flanagin (1975-
gaf van zaken die in Suriname niet goed liepen
1976) en Owen Zurhellen (1976-1978).
(interview met M. Vegelin van Claerbergen,
Ostrander - eerder als diplomaat gestatio¬
Den Haag, 13 juni 2003). William Erath, in de
neerd in Den Haag, Havana, Mexico City en
tweede helft van de jaren zeventig eveneens
Kingston - karakteriseerde Arron als ‘digni-
verbonden aan de Nederlandse ambassade,
fied, serious, respectful and professional’ en
was een vergelijkbaar kritische mening toe¬
‘comfortable in his job as the politica! leader
gedaan en verweet Arron een gebrek aan lei¬
of a new nation’. Over de Surinaams-Ameri-
derschap, focus en daadkracht. Zie interview
kaanse betrekkingen merkte zij op: ‘There
659
were few unresolved bilateral issues. Diplo¬
machtspositie van de zuiderbuur - te ver ge¬
the area of bauxite mining) between our two
gaan, Het Surinaamse parlement keurde de
countries had traditionally been open and
toetreding van Suriname tot het Amazone
friendly and we both sought to preserve and
Pact in juli 1979 goed. De indiening van de
continue the long friendship.’ Brief van
ratificatiedocumenten door de Surinaamse
Nancy Ostrander aan de auteur, Indiana-
ambassadeur in Brazilië volgde in augustus
polis, 12 november 2004. Over Ostranders
van dat jaar. Zie De West 13 juli en 7 augustus
carrière en benoeming tot ambassadeur in
1979. Eind 1980 werd het Amazone Pact
Suriname, zie De West 20 april en 16, 28 en
geïmplementeerd door ondertekening van
30 juni 1978. 43 Meel 1999:154-155 en Ely 1999:147-152.
het Handvest van Belém door de lidstaten. Zie Ely 1999:153-154.
44 Van der Vet 1975:115.
54 De West 21 september 1978.
45 De West 18 maart 1974. Arron trad op als
55 Vergelijk onder andere De West 11 juli 1978.
delegatieleider van de Koninkrijksvertegen-
56 De West 23 januari 1979.
woordiging.
57 De West 7 en 17 maart en 5 april 1979. Deryck
46 De West 12 juli 1975 en 17 juni 1976. 47 Met Arron reisden onder andere mee de mi¬
Heinemann vergezelde Arron. 58 Opgericht in 1964 en samengesteld uit de
nisters Cambridge en Hoost, adviseurs Frank
parlementen van de deelnemende Latijns-
Essed en Ewald Karamat Ali, kolonel Elstak,
Amerikaanse en Caraïbische landen stelde
George Heringen Netty Arron. 48 Daartoe behoorde ook de zuidgrens tussen Suriname en Brazilië, die al vóór de Tweede Wereldoorlog in goed overleg tussen de be¬ trokken regeringen was afgebakend. Een conceptovereenkomst en twee ontwerp¬ verdragen wachtten sindsdien op onderteke¬
Parlatino zich ten doel de democratie, de mensenrechten en de sociaal-economische ontwikkelingen in de lidlanden te versterken door middel van raadgevende vergaderingen. 59 Vergelijk Meel 1999:155-156, hoofdstuk 11 van deze biografie en De West 2 en 20 februari
ning. Beide landen voerden geen administra¬
197160 De West 18 maart 1974.
tie of onderhoud met betrekking tot de
61 De West 9 september 1974. Venezuela was
zuidgrens. Soedamah 2014:44-52. 49 Venezuela en Guyana waren in een grens¬
snel met het omvormen van zijn consulaat tot een ambassade. De Surinaamse ambassa¬
conflict verwikkeld. Zie ook verderop in dit
de in Caracas zou in juni 1976 operationeel
hoofdstuk. Brazilië zou Suriname steun heb¬
worden. De West 20 september 1976.
ben toegezegd in het grensgeschil met
62 De Surinaamse delegatie bestond verder uit
Guyana, maar dit werd door D.I.R. van der
minister Bruma, verschillende topambtena¬
Geld, directeur van het ministerie van
ren en adviseurs, een tolk-vertaler, George
Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken, tegengesproken. Suriname wilde volgens hem zijn territoriale geschillen zelf langs de
Hering en Netty Arron. 63 De West 29 en 30 oktober en 8 november 1974-
weg van vreedzame onderhandelingen oplos¬
64 De West 1 en 4 november 1974.
sen. Archief bz, Code 3/1975-1984/709 - 311
65 Over de beleidsagenda van Pérez, zie De
Brazilië-Suriname/grenzen, 1976-1976: Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 29 juni 1976.
West 12 januari en 5 februari 1974. 66 Pérez ontleende zijn macht en invloed tij¬ dens zijn eerste termijn als president (1974-
50 De West 22,23, 24, 26, 29 juni 1976.
1979) vooral aan de sterk toegenomen in¬
51 De West 28 januari en 9 maart 1977.
komsten uit de door hem genationaliseerde
52 De West 7 en 8 september 1977. 53 De West 16,17 en 27 juni en 4, 6,7 juli 1978
olie-industrie. 67 De West 27 januari en 1 februari 1975.
en Collectie Arron: Toespraak Arron ter
68 De West 24 mei 1977.
gelegenheid van de ondertekening van het
69 De West 25,27, 28,30 en 31 januari 1978 en
Amazone Pact te Brasilia (1978). De Brazi¬
Collectie Arron: RPD-communiqués nr. 18,
lianen hadden het Pact de vorm van een eco¬
19 en 20.
nomisch akkoord willen geven, maar dat was
660
de andere lidstaten - op hun hoede voor de
matic and commercial relations (such as in
NOTEN HOOFDSTUK VII
70 De West 27, 28, 29 juni en 3 en 4 juli 1978.
De Surinaamse delegatie bestond behalve uit
Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
Arron onder meer uit minister Cambridge,
1975-1983: Protocol van Conclusies en Aan¬
directeur van Buitenlandse Zaken Deryck
bevelingen, ’s- Gravenhage, 14 november
Heinemann, ambassadeur Percy Wijngaarde,
I. 975; Verslagvan de besprekingen tussen de¬
Ewald Karamat Ali, George Hering en Netty
legaties van het Koninkrijk der Nederlanden
Arron.
en de Republiek Frankrijk inzake een grens-
71 Pérez liet zich tijdens het bezoek, dat van 24
overeenkomst tussen Suriname en Frans-
tot en met 26 juli duurde, vergezellen door
Guyana, van 11 tot en met 14 november 1975
een honderd personen tellende delegatie.
te ’s-Gravenhage; Correspondentie tussen
72 Arron schonk dit stukje Surinaams grond¬
de Nederlandse Missie (voorloper van de
gebied aan Venezuela bij wijze van vriend¬
Nederlandse ambassade) in Paramaribo en
schapsgebaar.
het Ministerie van Buitenlandse Zaken in
73 De Ware Tijd 27 juli 1978; De West 21, 22, 24, 25, 26,27,28, 29 juli 1978. 74 Pérez zocht een bondgenoot in het grens¬
Den Haag. 84 Archief bz, Code 3,1975-1983/00751 - 311 Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
conflict met Guyana en wilde zich via Suri¬
1975-1.983: Brief van de minister-president
name nadrukkelijker toegang verschaffen tot
van het Koninkrijk der Nederlanden aan de
het Caraïbisch gebied. 75 Archief BZ, Code 9/1975-1984/6249 - 912.2
Regering van de Republiek Suriname t.a.v. Zijne Excellentie de heer H.A.E. Arron,
Suriname/Venezuela/verhouding en diplo¬
minister-president d.d. 25 november 1975;
matieke betrekkingen: Codebericht van
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
Leopold aan de Min. v. bz d.d. 31 juli 1978;
d.d. 26 november 1975. De gebiedsomschrij-
Toespraak door de president van Venezuela,
ving werd op 17 december 1975 bij het secre-
Carlos Andrés Pérez, tijdens de plechtige
tariaat-generaal van de Verenigde Naties ge¬
zitting van het parlement van de Republiek Suriname 25 juli 1978.
deponeerd. 85 Archief bz, Apa/gs/1975-1984/2411 - 912.2
76 De West 7,16 en 17 maart en 5 april 1979.
Frankrijk-Suriname/verhouding en diploma¬
Deryck Heinemann vergezelde Arron.
tieke betrekkingen, 1976-1984: Codebericht
77 De Ware Tijd 22 november 1979; De West 16,
van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 23 maart
23 en 24 november 1979. Heinemann en
1976. Archief bz, Code 9,1975-1984/2004 -
enkele andere hoge ambtenaren alsmede
912.2 Suriname. Buitenlandse politiek, 1975-
George Hering en Hedy Does maakten deel
1978: Codeberichten van Leopold aan de
uit van de Surinaamse delegatie.
Min. v. bz d.d. 10 en 13 april en 6 mei 1976.
78 Archief bz, Code 9/1975-1984/6249 - 912.2
Archief bz, Code 3,1975-1983/00751 - 311
Suriname/Venezuela/verhouding en diplo¬
Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
matieke betrekkingen: diverse documenten.
1975-1.983: Codebericht van De Vos van
79 Over de geschiedenis van het conflict, zie Soedamah 2014:36-44.
Steenwijk aan de Min. v. bz d.d. 20 mei 1976.
De West 2 februari 1976.
80 Suriname had vanaf 1966 zelfstandig met
86 Archief bz, Code 3,1975-1983/00751 - 311
Frankrijk over de oostgrens onderhandeld,
Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
optredend namens het Koninkrijk der
1975'1983: Codeberichten van Leopold aan
Nederlanden.
de Min. v. bz d.d. 1 en 12 oktober 1976 en 9
81 De betwiste territoria in het zuidoosten (bij de grens met Frans-Guyana) en in het zuid¬
februari 1977 en codeberichten van De Vos van Steenwijk aan de Min. v. bz d.d. 22 en
westen (bij de grens met Guyana) waren res¬
29 december 1976. Collectie Arron: Brief van
pectievelijk 3.000 en 15.000 km2 groot.
J. Lachmon aan H.R. Lim A Po d.d. 4 septem¬
82 Hans Lim A Po was voorzitter van de Surinaamse grenscommissie. Ook de andere leden van deze commissie, onder wie Frank Essed, waren in de Koninkrijksdelegatie op¬
ber 1976; brief van H.R. Lim A Po aan J. Lachmon d.d. 15 september 1976. De West 21 december 1976. 87 Collectie Arron: Aanbevelingen en be¬
genomen. Deze was aangevuld met enkele
schouwingen over de ontwikkelingssamen¬
Nederlandse ambtenaren.
werking Frankrijk-Suriname door Dr. Ir. F.E.
83 Archief bz, Code 3,1975-1983/00751-311
Essed april 1976.
661
88 Archief bz, Code 3,1975-1983/00751 - 311 Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
23 juli 1979.
1975'1983: Codeberichten van Van der Stoel
94 De West 1 en 3 oktober 1979.
aan Parijse Amb. d.d. 28 april en 4 mei 1977;
95 Collectie Arron: Brief van L. Mungra aan de
Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz
voorzitter van het parlement van Suriname
d.d. 10 mei 1977 en Memorandum Suri¬ naamse Oostgrens 12 juli 1977. Archief bz,
d.d. 4 oktober 1979. 96 De West 10 oktober 1979. Volgens andere
Apa/gs/1975-1984/2411 - 912.2 Frankrijk-
(onbevestigde en niet te verifiëren) berich¬
Suriname/verhouding en diplomatieke be¬
ten zou Somohardjo hebben gepleit voor het
trekkingen, 1976-1984: Codebericht van
in brand steken van de Franse ambassade
De Vos van Steenwijk aan de Min. v. bz d.d.
mocht er Surinaams territorium aan de Fran¬
8 juni 1977. Archief bz, Code 9/1975-1984/
sen worden overgedragen.
891 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, 1975'198o: Codebericht van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 5 november 1977. 89 Archief bz, Code 3,1975-1983/00751 - 311
97 Collectie Arron: ‘Persconferentie minister¬ president Henck Arron 25 oktober 1979’ en
De West 25 en 30 oktober 1979. 98 Schriftelijke verklaring van oppositieleider
Guyana (Frans-)- Suriname/grensregeling,
Lachmon van 5 november 1979, gepubliceerd
1975'1983: Codebericht van Leopold aan de
in De West 7 november 1979. Archief bz,
Min. v. bz d.d. 10 april 1978 en Memoran¬
Code 3,1975-1983/00751 - 311 Guyana
dum Grensverdrag Suriname-Frankrijk d.d.
(Frans-)- Suriname/grensregeling, 1975-1983:
26 april 1978.
Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
90 Collectie Arron: ‘Ontwerpverdrag tussen de Republiek Suriname en de Franse Republiek betreffende de grensvaststelling en de samen¬ werking tussen beide landen’ en ‘Ontwerp¬
d.d. 29 oktober 1979; codebericht van De Ranitz aan de Min. v. bz d.d. 8 november 1979. 99 Collectie Arron: ‘Persconferentie minister¬ president Henck Arron 25 oktober 1979’.
verdrag inzake economische, industriële,
100 Slagveer 1980: 33.
culturele, wetenschappelijke en technische
101 De betwiste driehoek zou sindsdien binnen
samenwerking tussen de Republiek Surina¬
de effectieve controle van de Fransen blijven.
me en de Franse Republiek’, beide gedateerd
Suriname gaf er de voorkeur aan om het ge¬
21 augustus 1978.
schil buiten de relaties met Frankrijk te hou¬
91 Collectie Arron: ‘Memorandum naar aanlei¬ ding van vragen gesteld door het parlement
den, aangezien de regering al voldoende in beslag werd genomen door het grensconflict
in comité-generaalvergadering van donder¬
met Guyana en omdat er nog altijd onvol¬
dag 7 september 1978’. Gedateerd oktober
doende duidelijkheid bestond over de aard
1978.
en kwaliteit van de natuurlijke hulpbronnen
92 Archief bz, Apa/gs/1975-1984/2411 - 912.2 Frankrijk-Suriname/verhouding en diploma¬ tieke betrekkingen, 1976-1984: Codebericht
in dit moeilijk toegankelijke gebied. Vergelijk ook Donovan 2004. 102 Het zou volgens Georgetown niet meer
van Damsté aan de Min. v. bz d.d. 20 novem¬
gaan om troepen van de Guyana Defence
ber 1978. Archief bz, Code 3,1975-1983/
Force, maar om settlers. In Suriname werd
00751 - 311 Guyana (Frans-)- Suriname/
algemeen aangenomen dat zich gewapende
grensregeling, 1975-1983: Codeberichten van
settlers, militairen én politiefunctionarissen
Vegelin aan de Min. v. bz d.d. 3 en 23 mei
in de driehoek ophielden. Over de geschiede¬
1979. Het uittreden van de ktpi uit de coalitie
nis van het conflict, zie Soedamah 2014: 23-
en de kwestie-Koorndijk worden behandeld in hoofdstuk vin. 93 Collectie Arron: Comité-generaal vergade¬ ring van 12 juli 1979. Tijdens een persconfe¬
662
West 12,16 en 20 juli 1979 en De Ware Tijd
36 en hoofdstuk 11 van deze biografie. 103 Wekker 1984: 74 en De West 21 augustus 1974104 In de brief van minister-president Den Uyl
rentie op 20 juli ging Arron nader in op de
d.d. 25 november 1975 over de gebiedstoe-
continuïteit in het beleid van de vhp-pnp-
wijzing werden de Corantijn en de Boven-
regering en de NPic-regeringen op het stuk
Corantijn als grensrivier erkend. De brief
van de oostgrens. Vergelijk Collectie Arron:
werd onder andere gepubliceerd in De West
‘Persconferentie 20 juli 1979’. Zie ook De
30 juli 1979.
NOTEN HOOFDSTUK Vil-VIII
105 Mede dankzij de steun van Venezuela en
Communiqué of the Co-operative Republic
vermoedelijk ook van verschillende andere
of Guyana and of the Republic of Suriname’.
landen op het continent zou Arron ervan af¬
Archief bz, Code 6/1975-1984/02379 -
zien het conflict met Guyana aanhangig te
614.410 Guyana-Suriname/visserijvraagstuk-
maken bij de vn en de o as. Hij geloofde meer
ken en conflicten 1978-1981: Codebericht
in een depolitisering van de spanningen en
van Damsté aan de Min. v. bz d.d. 21 april
het op eigen kracht oplossen van de kwestie
1979 en codebericht van Vegelin aan de Min.
via economische samenwerking. Vergelijk
v. bz d.d 13 november 1979. Vergelijk ook
De West n oktober 1977. De strategie van
De Ware Tijd 19 april 1979 en De West 14,17,
Arron zou vanaf 2010 door de regeringBouterse worden hervat. Zie Dagblad Suriname 17 december 2012.
19,20 en 21 april 1979. 116 Deze delegatie bestond uit de afgevaardig¬ den die ook bij het overleg op Barbados aan¬
106 De West 27 november 1975.
wezig waren geweest, aangevuld met Netty
107 Archief bz, Code 9/1975-1984/2004 - 912.2
Arron, de ministers Cambridge en Badrising,
Suriname. Buitenlandse politiek, 1975-1978: Codeberichten van Leopold aan de Min. v. bz d.d. 23 januari 1976 en 7 maart 1977 en code¬ bericht van Van Hoeve aan de Min. v. bz d.d. 25 februari 1977. De West 19 juli 1976. 108 De West 11,12 en 17 oktober 1977,2 januari
procureur-generaal De Miranda, een aantal ambtenaren en Hedy Does. 117 Collectie Arron: Toespraak Arron in de Botanical Gardens te Georgetown, na aan¬ komst op 18 juni 1979. 118 Collectie Arron: Toespraak Arron ter gele¬
en 6, 9,10,11,12,13 en 14 februari en 28 april
genheid van de ondertekening van de over¬
1978.
eenkomst inzake culturele en wetenschappe¬
109 De West 6 juli 1978. 110 De West 29,30 en 31 augustus en 5 septem¬ ber 1978. 111 Archief bz. Code 6/1975-1984/02379 -
lijke samenwerking tussen Guyana en Suriname op 20 juni 1979 in Georgetown. Archief bz, Code 9/1975-1984/6248 - 912.2 Suriname. Reizen ministers, 1976-1984:
614.410 Guyana-Suriname/visserijvraagstuk-
Brief van Brouwer aan de Min. v. bz d.d.
ken en conflicten 1978-1981: Codeberichten
29 juni 1979 en codebericht van Vegelin aan
van Leopold aan de Min.v. bz d.d. 25 januari
de Min. v. bz d.d. 6 juli 1979. Vergelijk ook
en 15 april 1978 en 2325 - 614.414.1 Guyana-
De Ware Tijd 18,19, 21, 22 en 23 juni 1979
Suriname/visserijovereenkomsten en rege¬
en Guyana Chronide 19,20,21,22 en 24 juni
lingen, 1978-1979: Codebericht van Vegelin
1979.
aan de Min. v. bz d.d. 15 december 1978.
119 De Ware Tijd 25 juni 1979.
Zie ook De Vrije Stem 20 december 1978 en
120 De Ware Tijd 26 juni 1979.
De West 28 september en 2,3,4 en 9 oktober
121 Collectie Arron: ‘Gezamenlijk communiqué
1978 en 2 januari en 29 maart 1979. 112 De Surinaamse delegatie bestond behalve uit Arron onder anderen uit de directeur van
uitgegeven door de minister-president van de Republiek Suriname en de minister-presi¬ dent van de Coöperatieve Republiek Guyana’
Buitenlandse Zaken Heinemann, adviseurs
en De West 13,14,15,16,17,19 en 20 novem¬
Frank Essed, Hans Lim A Po en Ewald Kara-
ber 1979. Voor een (voor Arron positieve)
mat Ali, hoofd van de Regerings Persdienst
evaluatie van de relaties tussen beide landen
(rpd) George Hering en journalisten. De
vanuit Guyanees perspectief, zie Jackson
Guyanese delegatie bestond uit dertig perso¬
2003: 21-23.
nen. Los van Burnham en Jackson bevonden ook de minister van Energie en Natuurlijke
VIII
Hulpbronnen en de minister van Justitie zich
1 De West 2 januari 1978.
in dit gezelschap.
2 Het aantal wetten dat in de periode 1975-
113 De West 10,12,14 en 17 april 1979.
1980 werd geproduceerd, was gering. In 1976
114 Zie ook interview met D.W. Heinemann,
werden vijf wetten aangenomen, in 1977
Paramaribo, 11 januari 2002. 115 Collectie Arron: ‘Guyana/Suriname summit meeting (Barbados). Memorandum of understanding on certain matters’ en ‘Joint
tien, in 1978 drie, in 1979 zes en in 1980 twee. Muringen 1994: 21-24 en bijlage 1. 3 Arron zou het eerste deel van de regerings¬ verklaring staand, maar het tweede deel zit-
663
tend uitspreken. Hij was nog niet van zijn
met hun gezicht naar het westen baden) en
hartinfarct hersteld.
Amat als een representant van de Oostbid-
4 De West 30 maart 1978. Het werd Soemita toegestaan zijn werk als ambtenaar weer op
Mekka vanuit Suriname bezien in het oosten
te nemen. De West 3 april 1978.
ligt, met hun gezicht naar het oosten baden).
5 De West 12 en 13 januari 1978. De economische zone zou per 1 november 1979 een feit zijn. 6 De West 4 februari 1978. Over dit bezoek, zie ook De West 10 en 16 februari 1978.
Het conflict over de juiste gebedshouding speelde in de Surinaams-Javaanse gemeen¬ schap al enige decennia. Los van religieuze verschillen waren er ook belangrijke sociaal-
7 De West 5 april 1978.
culturele verschillen tussen de twee groepen.
8 De West 15 april 1978.
Anders dan de Westbidders wezen de Oost-
9 De West 18 en 22 april 1978.
bidders een consumptieve levensstijl af en
10 De West 19 april 1978.
legden zij meer de nadruk op hard werken,
11 De West 6 mei 1978.
het volgen van goed onderwijs en het opzet¬
12 De West 25 april en 6 mei 1978. Zie ook
ten van eigen bedrijven. Vergelijk Derveld
Keerveld 1978. 13 De West 23 mei 1978. 14 Ockhorst 2009: 97-100; 2012: 96-99. Al
1982:129. 22 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
vanaf 1976 had het Doe-theater de zucht naar
Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
macht, de instandhouding van de koloniale
d.d. 14 december 1978 en De West 14 en
mentaliteit en het gebrek aan opbouw en ont¬
15 december 1978. Lachmon brak een lans
wikkeling in het land gehekeld. Vergelijk
voor een nationaal opbouwkabinet met vdp-
Ockhorst 2012: 83-91.
en NPK-ministers, waar Nooitmeer en Wijn¬
15 Hirai983: 74-76.
tuin niet afwijzend tegenover stonden, maar
16 Observatie te vinden in Archief bz, Code
Arron niets voor voelde. Vergelijk De West 23
9/1975-1.984/889 - 911.24 Suriname. Parle¬ menten, 1976-1981: Brief van W. Sinninghe Damsté aan de Min. v. bz d.d. 10 augustus 1978. 17 Archief bz, Code 9/1975-1984/889 - 911.24
en 27 december 1978. 23 Amat werd op 26 januari door de ktpi als lid geroyeerd. De West 29 januari 1979. 24 De Ware Tijd 15 februari en 31 maart 1979. 25 Zie ook Derveld 1982:46-47,121-122.
Suriname. Parlementen, 1976-1981: Post-
26 De Ware Tijd 15 februari en 31 maart 1979.
telegram van W. Sinninghe Damsté aan de
27 De Ware Tijd 24 januari 1979.
Min. v. bz d.d. 5 september 1978.
28 Verwant met het Nederlandse belubberen
18 De West 6,7,9 en 22 september 1978.
(bedonderen) dat het Tweede Kamerlid
19 Wijntuin 1994: 33. Herrenberg (1978) pleit¬
Marcel van Dam op 12 oktober 1983 tijdens
te voor een crisiskabinet of nationaal op-
het debat over de Rijksbegroting 1984 intro¬
bouwkabinet onder leiding van minister
duceerde en waarmee hij premier Ruud Lub-
Goede, volgens hem de enige minister uit npk ii die de moed had om het Surinaamse
volk eerlijk over de financiële en economische crisis voor te lichten.
20 Interview met P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002. 21 Collectie Arron: Brief van R. Amat aan H.A.E. Arron d.d. 9 december 1978 (inclusief proclamatie Aktiegroep ktpi d.d. 8 decem¬
bers de maat nam. 29 Interview met M.G. de Miranda, Parama¬ ribo, 17 januari 2002. 30 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 31 Interviews met R. Baptista, Paramaribo, 19 januari 2002 en M. Tuur, Paramaribo, 20 januari 2002. 32 De Ware Tijd 3,5,7 en 9 mei 1979. De rechts¬
ber 1978). Los van persoonlijke tegenstellin¬
geleerden C.D. Ooft en RE.M. Mitrasing
gen en botsende ambities gingen achter de
- respectievelijk verdedigers van de coalitie
rivaliteit tussen Soemita en Amat ook ver¬
en de oppositie - stonden in de kwestie tegen¬
schillen in religieuze opvatting schuil.
664
ders (gematigde reformisten die, aangezien
over elkaar.
Soemita gold als een representant van de
33 De West 14 mei 1979.
Westbidders (traditionalisten die, zoals hun
34 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
voorouders op Java gewend waren geweest,
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
NOTEN HOOFDSTUK VIII
Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
d.d. 30 en 31 augustus 1979. Interviews met
d.d. 16 mei 1979. De Ware Tijd 15 en 16 mei
J.A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001
1979 en De West 15,16 en 17 mei 1979. 35 De Ware Tijd 19 mei 1979 en De West 19 mei 1979. 36 Collectie Arron: Persconferentie met be¬
en Leusden, 14 juli 2008. Ferrier zou de tekst van het compromis van 30 augustus pas op 14 september openbaar maken. Daarvoor drup¬ pelden onderdelen van het akkoord naar bui¬
trekking tot de toelating van de heer Koorn-
ten. Dit alles versterkte de indruk van achter¬
dijk tot het parlement. Zie ook De Ware Tijd
kamertjespolitiek. VergelijkDe West 23,28 en
21 mei 1979.
31 augustus en 12 en 14 september 1979; De
37 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
Ware Tijd 15,17,18,19, 20, 21 en 23 septem¬
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
ber 1979. Op 1 oktober werd de ‘letterlijke
Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
tekst’ bekendgemaakt van ‘het vergelijk’ dat
d.d. 22 mei 1979, De Ware Tijd 21 en 22 mei
op 30 augustus 1979 tussen Arron en Lachmon
1979 en De West 21 mei 1979.
tot stand was gekomen. Kennelijk oordeel¬
38 De West 25 mei 1979.
den de twee dat het met het oog op de verkie¬
39 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
zingen die waren vastgesteld voor 27 maart
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
1980 beter was de oplossing van het conflict
Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
als een succes van hun tweeën te claimen.
d.d. 25 mei 1979, De West 28 en 30 mei 1979 en De Ware Tijd 28 mei 1979. 40 De West 1 juni 1979. Artikel 74 van de grond¬ wet bepaalde dat het parlement slechts mocht beraadslagen en besluiten indien
De West 1 oktober 1979. 51 Interview met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001. Vergelijk ook Jansen van Galen 2005: 84. 52 De patstelling was nauw verbonden met de
meer dan de helft van het grondwettelijk
kredietwaardigheid van de coalitie- en de op¬
aantal leden aanwezig was. De muurprotes-
positieleider. Arron wilde niet toegeven om
ten waren niet eenmalig. Zie De West 17 juli
zijn regeringstermijn te kunnen voltooien,
1979. 41 De West 4 juni 1979 en Ockhorst 2012:100106. 42 De West 11,12 en 13 juni 1979 en Abrahams 2010:142-143. De oppositieleden Mungra,
Lachmon kon niet toegeven omdat hij zijn zinnen had gezet op verkiezingen. 53 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, 1975-1980: Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz
Oemrawsingh, Somohardjo en Mohamed-
d.d. 3 september 1979 en De West 31 augustus
moesman werden op last van de voorzitter
en 1,3,4 en 5 september 1979. In december
door de politie uit de vergaderzaal verwij¬
1979 zou het parlement met algemene stem¬
derd. De schade zou uiteindelijk worden ver¬
men (28) de wet tot verkiezing van de presi¬
haald op de leden Oemrawsingh en Somo¬
dent van de republiek Suriname aannemen.
hardjo. Zie De West 5 juli 1979. Dobru schreef
De verkiezing van de opvolger van Ferrier
over het incident het bekende hekeldicht
zou uiterlijk in augustus 1980 dienen plaats
‘Gooi een stoel’.
te vinden. De West 28 december 1979. Ferrier
43 Het ging om het lidC.R. Biswamitre.
zou in die maand inderdaad aftreden, zij het
44 De West 4 juni 1979.
onder op dat moment onvoorziene omstan¬
45 De West 16 juni en 3 en 9 juli 1979.
digheden. Zijn opvolger Henk Chin A Sen
46 Collectie Arron: Brief van H.F. Herrenberg
zou niet door het parlement worden ge¬
aan het Volk van de Republiek Suriname d.d. 1 augustus 1979. De honger- en dorststaking zou betrekkelijk snel worden beëindigd. 47 Aanhef van bovengenoemde brief van Herrenberg.
kozen, maar door het toenmalige militair regime worden aangewezen. 54 Zie ook De West 1 oktober 1979. Deze lezing staat haaks op beweringen van Ferrier. Volgens de laatste was Arron pas na het uit¬
48 De West 3 en 7 augustus 1979.
oefenen van druk door hem en Lachmon
49 De West 8,15,18 en 21 augustus 1979.
bereid geweest met een compromis in te
50 Archief bz, Code 9/1975-1984/891 - 911.31
stemmen. Interviews met J.A.E. Ferrier,
Suriname. Politieke partijen, 1975-1980:
Oegstgeest, 18 november 2001 en Leusden,
Codeberichten van Damsté aan de Min. v. bz
14 juli 2008.
665
55 De Ware Tijd 31 augustus en 3 en 6 septem¬ ber 1979. 56 De West 28 augustus 1979. 57Ooft 1985: 55-56, 63-64,70-73 en Hira 1983:
gingen.
66 Al in 1976 werd in de Surinaamse media be¬ twijfeld of de regering met de benoeming van
80-81. Van invloed was ook dat de vakbewe¬
Elstak tot bevelhebber wel de juiste keuze
ging onder npk ii zwakker was dan onder
had gemaakt, mede gelet op zijn veelvuldige
npk 1. Het vertrek van de PNRuit de coalitie
reizen naar het buitenland. Zie De West 5 juni
had de twee-eenheid tussen vakbeweging en
1976. Elstaks reislust maskeerde volgens de
politiek doorbroken en een scheuring binnen
pers een gebrek aan belangstelling voor de
deze partij had een negatieve weerslag op de
opbouw van de skm. Vergelijk onder andere
slagkracht van de vakbonden die aan de pnr
De West 7 oktober 1977. Over het gebrek aan
waren gelieerd. De regering hield als gevolg
respect voor Elstak onder onderofficieren en
hiervan ook minder rekening met de bon¬
officieren, zie ook Van Mulier 1990: 63-64 en
den. Egger 2006:154-155,170. 58 Interviews met M.Chr. Cambridge, Utrecht, 29 september 2001 en O.E. Kemble, Parama¬ ribo, 21 januari 2002. 59 Interview met H. Does, Paramaribo, 22 januari 2002. 60 De kritiek dat hij als een dictator optrad en
Staphorst 2005: 53-54,58-60. Over de slech¬ te verstandhouding tussen Elstak en Valk, zie Onderzoek 1984: 25-34. 67 Vergelijk ook Hira 1983: 31-33. 68 Interview met H.K. Fernandes Mendes, Leiden, 22 juli 2006. 69 Fernandes Mendes 1983:147.
koppig was, pareerde hij als volgt: Dictators
70 Kagie (2012: 82-97) beschrijft de cultuur¬
worden niet geboren, ze worden gemaakt. Ook
verschillen tussen de Nederlandse en de
koppige mensen worden niet koppig geboren. Ze
Surinaamse krijgsmacht. Waar de eerste
komen in een spiraal terecht waardoor hun kop¬
vrijere omgangsvormen kende en de toene¬
pigheid gecontinueerd wordt. Want als je in
mende mondigheid van de militairen be¬
negen van de tien gevallen waarin je van koppig¬
loonde met meer inspraak, verhoging van de
heid beschuldigd wordt gelijk krijgt, dan wordt
soldij en een betere rechtspositie lag de na¬
die koppigheid versterkt. En ga je op de ingesla¬
druk bij de tris en de skm op het respecte¬
gen weg voort.
ren van de bestaande hiërarchische verhou¬
61 De Ware Tijd 27 december 1979. Geciteerd in Boom 1982:15-17.
dingen en op de orde- en gezagshandhaving. In het bijzonder degenen die hun opleiding
62 Boom 1982: 25.
in Nederland hadden genoten en in 1975
63 Interview met A.S. Lall Mohamed,
naar de skm waren overgestapt, ervoeren
Paramaribo, 2 april 2008. 64 In de jaren 1952-1955 en 1962-1965 was Yngw Dalpho Friedrich (Henk) Elstak in Suriname gedetacheerd geweest. Kort vóór de onafhankelijkheid was hij plaatsvervan¬
dit als een stap terug in de tijd en hadden moeite zich te voegen naar een systeem dat zij in belangrijke mate als gedateerd be¬ schouwden. 71 De onderofficieren bekritiseerden in hun
gend commandant van de Troepenmacht in
schrijven meer specifiek het ontbreken van
Suriname (tris) geworden. Aanvankelijk
een adequaat verzekeringsstelsel voor de mi¬
zou de Surinaamse regering haar oog hebben
litairen, het niet rechtsgeldig zijn van het mi¬
laten vallen op kolonel Edo Elstak, broer van
litair rijbewijs (vergeleken bij het burgerlijk
Henk en lange tijd commandant van het
rijbewijs), het bevorderingsstelsel (dat zij als
Pantser Infanterie Rij Opleiding Centrum
onbevredigend ervoeren), het militair tucht¬
(piroc) in Veldhoven. Deze zou echter niet
recht (dit zou meer op Nederlandse leest ge¬
voor de functie van bevelhebber van de skm
schoeid moeten worden), de status van de
hebben gevoeld. Voor een interview met Edo
militair (is hij een gewoon of buitengewoon
Elstak, zie De West 8 mei 1973 (artikel overge¬
ambtenaar) en de salariëring (die achterbleef
nomen uit het Eindhovens Dagblad 16 april
bij de salariëring in het politiekorps).
1973). Voor een portret van Henk Elstak, zie
Collectie Arron: Memorandum van de Bond
Korsten en Joerawan-Kandhai 2001: 89-95.
van Onderofficieren, vz. D. Bouterse,
65 Verstegen 1997 is het meest uitvoerig over de Surinaams-Nederlandse onderhandelin¬
666
gen die aan de oprichting van de skm vooraf¬
NOTEN HOOFDSTUK VIII
secr. R. Abrahams d.d. 12 juni 1978. 72 De West 14 en 17 november 1978.
Aansluitend sprak Herrenberg in een tele¬
getrokken. VergelijkookOoft 1985: 88-89.
gram aan Arron zijn ‘diepe teleurstelling’ uit
82 De West 8 januari 1979.
over de weigering van de regering om met de
83 Haakmat 1983: 24.
onderofficieren in onderhandeling te treden.
84 Haakmat 1979: 32-33. Haakmat 1987:10-17
73 De West 22 november 1978. Niet woordelijk corresponderend met de verslaglegging in: Collectie Arron: Rede van Arron op 21 novem¬
is het verslag van zijn persoonlijke herinne¬ ringen aan deze lezing. 85 De volhardende kritische opstelling van de
ber 1978 in de Staten van Suriname betref¬
officieren, die anders dan de onderofficieren
fende Algemene en Buitenlandse Zaken,
nog altijd de publiciteit meden, had aan de
P- 5-774 Collectie Arron: Rede van Arron op 21 novem¬
instelling van de commissie bijgedragen. 86 De West 3 februari 1979, De Ware Tijd 6 febru¬
ber 1978 in de Staten van Suriname betref¬
ari 1979 en 22 februari 1980; Fernandes
fende Algemene en Buitenlandse Zaken,
Mendes 1989a: 94; c’47:131; interview met
p. 40-44.
Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008. De
75 Collectie Arron: Brief van de voorzitter van
officieren waren overigens tegen het ontslag
de Bond van Burgerpersoneel bij de skm,
van Elstak, aangezien zij meenden dat Arron
Dahlberg en de voorzitter van de Federatie
in dat geval de rebellerende onderofficieren
L.E. Neede aan de Minister van Algemene
te veel hun zin zou geven. Interview met
en Buitenlandse Zaken H.A.E. Arron d.d. 5 december 1978. De Bond van Onderofficie¬ ren, de Bond van Burgerpersoneel, de Bond van Korporaals en de Bond van Verpleeg¬ kundig personeel vormden sinds oktober 1978 de Federatie van Bonden bij de skm.
H.K. Fernandes Mendes, Leiden, 22 juli 2006. 87 De West 29 januari 1979 en De Ware Tijd 31 januari 1979. 88 Collectie Arron: Brief van H.F. Herrenberg aan H.A.E. Arron d.d. 31 januari 1979. 89 Eerder had Arron al gesteld dat de politiek
Onduidelijk is waarom de legerleiding be¬
ervoor diende te waken dat de samenleving
sloot de twee bestuursleden buiten functie te
het slachtoffer werd van uitwassen die in
stellen.
naam van de vrijheid werden begaan. Uit¬
76 De kritische (en in weinig diplomatieke bewoordingen gestelde) brief is afgedrukt in
De West 5 januari 1979. 77 Deze vrijwilligers was toegezegd in beroeps¬
spraak opgenomen in Arron 1987: 7. 90 De Ware Tijd 4 maart 1980. Het gevolg was dat het concept van een ontwikkelingsleger geen handen en voeten zou krijgen. In de
dienst te kunnen treden na een opleiding te
rede van president Ferrier bij de opening van
hebben gevolgd van 36 maanden. De legerlei¬
het parlementaire jaar 1978 werd volstaan
ding berichtte de vrijwilligers na afloop van
met de mededeling dat ‘waar mogelijk’ het
deze periode echter dat zij nog langer moes¬
leger zou worden ingezet ten behoeve van de
ten dienen alvorens hun nieuwe status kon
sociaal-economische ontwikkeling van
worden geëffectueerd. Boldewijn beschouwt
Suriname. Zie De West 1 september 1978.
het aan het lijntje houden van de groep vrij¬
Even weinig concreet waren de passages over
willigers en van de onderofficieren die
de skm in de daaropvolgende jaarrede.
wachtten op de erkenning van hun vakbond
Collectie Arron: Rede president J.H.E. Ferrier
als de voedingsbodem voor de coup van 1980.
in de vergadering van het parlement op zater¬
De onvrede en frustratie in beide geledingen
dag 1 september 1979.
gaf zijns inziens het verzet de vereiste stoot¬ kracht. Interview met A.R. Boldewijn, Para¬ maribo, 29 november 2006.
91 Interview met H.K. Fernandes Mendes, Leiden, 22 juli 2006. 92 Interview met A.R. Boldewijn, Paramaribo,
78 De West 5 januari 1979.
29 november 2006. Samenstelling commis-
79 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo,
sie-Abendanon: O.W. Abendanon, B. Sedoc-
16 mei 2008, De Ware Tijd 5 januari 1979 en
Dahlberg, A.R. Boldewijn, M J.B. Chehin en
De West 6 januari 1979.
A.J.A. Quintus Bosz. De laatste drie vormden
80 Fernandes Mendes 1989a: 94.
in 1977 de commissie van onderzoek en ad¬
81 De Ware Tijd 6, 8 en 9 januari 1979. Deze
vies.
conclusie had ook de oppositie in de vaste commissie voor defensieaangelegenheden
93 Onderzoek 1984: Annex A, p. 10-12. Aan dit onderhoud - op 23 augustus - was een onbe-
667
vredigend onderhoud met de onderminister
dat de onderofficieren een aanleiding creëer¬
voor Defensieaangelegenheden voorafge¬
den om hun acties tegen de regering te recht¬
gaan. In aansluiting op het gesprek met Arron voerden de officieren een even teleurstellend gesprek met Elstak. 94 Het integrale rapport is te vinden in Slagveer 1980:109-208. 95 Slagveer 1980:119. 96 Slagveer 1980:120.
van H.A.E. Arron aan B. Sital, Ch. Mijnals, L. Neede, R. Horb, R. Abrahams, R. Braaf en I. de Randamie d.d. 25 januari 1980 en
De West 26 januari 1980. De persverklaring is afgedrukt in Onderzoek 1984:15.
97 Slagveer 1980:125-126,145,153.
114 De West 30 januari 1980.
98 Slagveer 1980:129-133,137-138,141.
115 De officieren hadden eerder geweigerd de
99 Slagveer 1980:132-133. 100 Slagveer 1980:157-158. Deze de facto er¬
onderofficieren uit de kazerne te verwijde¬ ren. Niet alleen vonden zij dit een overdre¬
kenning vloeide volgens de onderofficieren
ven actie gespeend van iedere redelijkheid,
voort uit het feit dat de regering met de Bond
bovendien hadden zij vanaf januari 1979 op
van Onderofficieren om de tafel had gezeten.
last van Arron niet mogen optreden tegen de
101 Slagveer 1980:169.
onderofficieren. Ze meenden de minister¬
102 Slagveer 1980:177.
president in die maand voldoende te hebben
103 Slagveer 1980:183.
gewaarschuwd voor een dreigende escalatie
104 Slagveer 1980:179.
van het conflict. Naar hun oordeel had Arron
105 Slagveer 1980:177.
zichzelf in de nesten gewerkt en moest hij nu
106 Interview met M.G. de Miranda, Parama¬
zelf maar zien hoe hij zich hier weer uitwerk¬
ribo, 17 januari 2002. 107 De redactie van De West vroeg zich af waar¬
te. Interview met H.K. Fernandes Mendes, Leiden, 22 juli 2006. Vervolgens had Arron
om de skm niet kon worden opgeheven. In
- na advies te hebben ingewonnen bij procu-
dat geval zou het afgelopen zijn met de on¬
reur-generaal De Miranda - besloten om de
rust en konden de vrijgekomen miljoenen
militaire politie tegen de onderofficieren in
aan nuttiger zaken worden besteed. Als
te zetten. Tot verbazing van De Miranda had
opheffing niet mogelijk was, zou een re¬
Arron Elstak hiertoe opdracht gegeven.
organisatie, inclusief de verwijdering van de
Essed of de commandant van de militaire
‘rode rakkers’ uit de krijgsmacht, volgens de
politie was volgens De Miranda een meer
krant op zijn plaats zijn. De West 24 septem¬
voor de hand liggend aanspreekpunt geweest.
ber en 2 en 5 oktober 1979. 108 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008.
Elstak had aangegeven niet in actie te willen komen, bevreesd als hij was voor bloedver¬ gieten. Ten slotte had Arron zijn toevlucht
109 Haakmat 1983: 28, 30.
genomen tot het inschakelen van het politie¬
110 De West 16 november 1979.
korps. Interview met M.G. de Miranda,
111 npk 1980 journaal. Algemeen Nieuwsblad voor de Republiek Suriname 2 november 1979.
Paramaribo, 17 januari 2002. 116 Boom 1982: 53-61. Het verhaal dat een aan¬
In zijn nieuwjaarsrede verwees Arron in
tal burgers - onder wie de parlementariërs
bedekte termen naar de perikelen binnen de
André Kamperveen en Henk Herrenberg -
skm: ‘Elke Surinamer moet [... ] begrijpen,
zich tussen de opstandige militairen en de
dat vrijheid en zelfstandigheid beperkingen
agenten hadden geposteerd en met gevaar
[kennen], hetgeen inhoudt dat onze vrijhe¬
voor eigen leven agenten ervan hadden weer¬
den en onze rechten geen bedreiging mogen
houden op de ongewapende onderofficieren
vormen voor onze democratie en onze
te schieten, doet volgens een aantal betrok¬
vreedzame samenleving.’ Collectie Arron:
kenen de werkelijkheid geweld aan. Minister
Toespraak Arron bij gelegenheid van de jaar¬
Badrising had in opdracht van Arron het poli¬
wisseling 1980.
tiekorps de opdracht gegeven de openbare
112 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008. Bij gebrek aan documentatie is
668
vaardigen. 113 Boom 1982: 45-47. Collectie Arron: Brief
orde en rust te herstellen, maar naar eigen zeggen geen instructie gegeven op de onder¬
niet vast te stellen of Elstak zich op deze ma¬
officieren te schieten. Volgens korpschef
nier heeft uitgedrukt. Het is niet uitgesloten
Walker had hij zijn mannen evenmin met de-
NOTEN HOOFDSTUK VIII
ze opdracht naar het kampement gestuurd.
Moederbond, die in tegenstelling tot de an¬
Interviews met S. Badrising, Leiden, 3 juni
dere vakcentrales het conflict zoveel moge¬
2003, F. Kruisland, Paramaribo, 1 november
lijk wenste te depolitiseren, zie Haakmat
2011, E.E. Walker, Den Haag, 3 april 2012 en
1983:30-32. Moederbond-voorzitter Cyrill
D. Lo Fo Sang, Paramaribo, 19 juni 2012. Zie
Daal pleitte voor het omvormen van het leger
ook Starnieuws 24 februari 2010 waarin de bij
tot een paramilitaire organisatie, een vorm
de ontruiming betrokken politie-inspecteur
van belangenbehartiging voor de onderoffi¬
D. Lo Fo Sang zich in dezelfde zin uitlaat. De
cieren anders dan via een vakbond (vast te
geïnterviewden schrijven het bedenken en
stellen door middel van organieke wetten) en
verspreiden van het verhaal toe aan sympa¬
het laten optreden van de vakbeweging als
thisanten van de weerspannige onderofficie¬
bemiddelaar tussen de onderofficieren en de
ren. Herrenberg houdt vol dat mede dankzij
regering (die dit afwees). De Ware Tijd
zijn optreden een bloedbad kon worden voorkomen. Volgens hem kon uit alles wor¬
22 februari 1980. 122 De Ware Tijd 14 en 15 februari 1980; Boom
den afgeleid dat de politie niet zou schromen
1982: 90-99. Arron vond dat Lachmon dub¬
om met vuurwapens op de onderofficieren te
belspel speelde. De VDP-leider zou Arron bin¬
schieten. Interview metH.F. Herrenberg,
nenskamers hebben laten weten dat hij de
Paramaribo, 11 april 2013.
minister-president in de SKM-zaak steunde,
117 De West 31 januari 1980.
maar maakte tegenover journalisten duide¬
118 Solidariteitsbetuigingen aan het adres van
lijk dat hij zich van Arron en zijn defensie¬
Bomika van het hoofdbestuur van Ons Belang,
beleid distantieerde. Ook het feit dat Herren¬
Koninklijke Vereniging van Onderofficieren,
berg, Mungra en Somohardjo, kennelijk met
het hoofdbestuur van de Landelijke Korpo¬
toestemming van Lachmon, sinaasappels uit¬
raals Vereniging (lkv) en het bestuur van de
deelden aan de actievoerende onderofficie¬
Federatie van Algemeen Christelijke Organi¬
ren beschouwde Arron als het geven van on¬
saties van Militairen (facom), alle gevestigd
voldoende steun aan het behoud van de
te Amersfoort, sterkten de onderofficieren in
democratische rechtsstaat. Interview met
hun opstelling. Collectie Arron: Telegram 30 januari 1980. 119 Boom 1982: 67-85. 120
De clo en c’47 waren het meest uitgespro¬
ken in hun kritiek op de regering en ageer¬
P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002. 123 Voor het Caraïbisch gebied, zie Ledgister 1998 en Allahar 2001. 124 Boom 1982:106. 125 Dubois 1980a: 38-41, Boom 1982:106-110.
den vanaf begin 1979 veelvuldig tegen het
De eis van Kruisland was mild vergeleken bij
door npk
zijn eerdere uitlating dat de drie onderoffi¬
ii
gevoerde beleid. Hun kritiek op
de ‘koppigheid en stommiteiten’ van de rege¬
cieren kans liepen een gevangenisstraf van
ring om inzake de SKM-kwestie de grondwet
twaalf jaar opgelegd te krijgen op verdenking
niet te eerbiedigen, was maar een van de be¬
van militair oproer. Zie De West 8 februari
zwaren die de vakcentrales tegen het kabinet naar voren brachten. c’47-voorzitter Derby was voorstander van erkenning van Bomika, maar stelde zich op het standpunt dat de re¬ gering via een organieke wet diende te garan¬ deren dat militairen het stakingsrecht werd onthouden. CLO-voorzitter Rusland oordeel¬ de dat de acties van de onderofficieren iden¬ tiek waren aan de vakbondsstrijd die gevoerd
1980. 126 Boom 1982:110-112. Over de staatsgreep van 25 februari 1980, zie hoofdstuk ix. 127 Interview met E.L.A. Wijntuin, Parama¬ ribo, 14 januari 2002. Vergelijk ook Van de Kruijs 2006: 63,72-73. 128 Interview met A.H. Getrouw, Paramaribo, 11 januari 2002. 129 Column ‘Mi kondre tru’ van Wilfred
was in 1973 toen de regering eveneens had
Lionarons in Weekkrant Suriname 6 maart
geweigerd vakbondsrechten te erkennen. Zie
2003. Volgens Vegelin van Claerbergen liet
De Ware Tijd 21 februari 1980 en c’47:55-57,
Arron hem twee dagen voor de coup nog we¬
99-
ten alles onder controle te hebben. Interview
121 Collectie Arron: Telegrammen januari/fe¬
met M. Vegelin van Claerbergen, Den Haag,
bruari 1980 en De West 4 en 9 februari 1980.
13 juni 2003. Ferrier had vergelijkbare erva¬
Over de minder geprofileerde positie van de
ringen. Zie Jansen van Galen 2005: 95.
669
130 Zie ook Staphorst 2005:58,60. 131 Interviews met H.R. Lim A Po, Paramaribo, 14 januari 2002 en H.S. Kensmil, Parama¬ ribo, 15 januari 2002. 132 Onder wie VHP-leider Lachmon. Vergelijk
Khemradj 2002a: 97. 133 Arron zou het woord in januari 1979 heb¬ ben gebruikt in een interview met André Kamperveen voor radio abc (Ampie’s
maal : ze kunnen nog niet eens het verkeer regelen! 136 Interview met P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002. 137 Interview met J.T. Kasantaroeno, Leiden, 2 januari 2003. 138 Een vakbond en een belangenvereniging verschillen vooral waar het gaat om hun taak¬
Broadcasting Corporation). Interview met
stelling en bevoegdheden. Een vakbond
Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008. Arron
treedt op namens werknemers in onderhan-
zou het woord in de mond hebben genomen
delingen met een werkgever over arbeids¬
tijdens een wijkvergadering op het Brons-
voorwaarden, kan die werkgever ter verant¬
plein in januari 1980. Interview metA.S. Lall
woording roepen als deze zich niet aan
Mohamed, Paramaribo, 2 april 2008. Arron
gemaakte afspraken houdt en beschikt over
zou de term hebben gebezigd tijdens een
het stakingsrecht. Een belangen- of beroeps¬
NPK-mobilisatiecampagne op het terrein van
vereniging houdt zich, in tegenstelling tot
de psv aan de Keizerstraat begin 1980.
een vakbond, niet bezig met arbeidsvoor¬
Interview met O.L. van Genderen, Brussel,
waarden, maar behartigt de beroepsinhoude¬
26 maart 2004. Het is mij niet gelukt docu¬
lijke belangen van haar leden, geeft de leden
mentair of ander bewijs voor deze bewerin¬
voorlichting en advies over zaken die van be¬
gen te vinden. Ook andere NPS-toppers zou¬
lang zijn bij het uitoefenen van hun beroep en
den zich het woord padvinder hebben laten
kan als organisatie lobbyen bij instanties als
ontvallen. Sedney (1980: xiv) verwijst in dit
er problemen zijn met bepaalde regelingen.
verband naar een openbare vergadering van
139 Fernandes Mendes (2006: 47): ‘Met de
de npk in februari 1980 op het Plein van
staatsgreep werd geen ander doel gediend
12 mei 1874. Ik heb geen additionele bronnen
dan het behartigen van het eigen belang, na¬
gevonden die deze bewering kunnen onder¬
melijk te voorkomen dat men oneervol ont¬
bouwen. Een Surinaams politicus die al aan
slagen zou worden uit de krijgsmacht en in
de vooravond van de onafhankelijkheid het
de gevangenis zou belanden. Ik ken geen
woord padvinder gebruikte met verwijzing
voorbeeld van een militaire interventie in
naar het leger was Afwin Mungra. Zie Verslag
Lati j ns-Amerika of Afrika waar het persoon¬
van de Handelingen van de Staten Generaal,
lijke belang van de coupplegers zo evident en
zitting 1975-1976, Eerste Kamer, 27-28 okto¬
rechtstreeks was.’ Veelzeggend was dat de
ber 1975, 3e en 4e vergadering, p. 48 en
voorvechters van een militaire vakbond na
Verslag van de Handelingen van de Staten
hun staatsgreep dit onderwerp niet meer
Generaal, zitting 1975-1976, Tweede Kamer,
zouden aanroeren. Tot op heden ontbreekt in
21-23 oktober 1975,10e, 11e en 12e vergade¬ ring, p. 541, 550. 134 Ook in een historische roman van de veel¬ gelezen schrijfster Cynthia McLeod wordt gememoreerd dat Arron de onderofficieren
Suriname een dergelijke bond. 140 Haakmat 1983: 26-28. 141 Achteraf zou Daal spreken van een gesprek van bijna elf uur. Zie De Ware Tijd 22 februari 1980.
als ‘een stelletje padvinders’ betitelde. Zie
142 Haakmat 1983: 28.
McLeod 2005: 67.
143 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo,
135 Illustratief voor de houding van de bevol¬
16 mei 2008. Het niet nakomen van de ge¬
king was de hilariteit die zich kort na de onaf¬
maakte afspraken door Arron wordt beves¬
hankelijkheid van de mensen meester maak¬
tigd door Van Russel. Interview met F. van
te bij het vernemen van het nieuws dat een legerpatrouille in het bos was verdwaald. Het
670
opmerking: wat zijn die militairen nou hele¬
Russel, Paramaribo, 7 november 2011. 144 Interview met E.L.A. Wijntuin, Parama¬
Doe-theater verwerkte het gegeven in het
ribo, 14 januari 2002. Desgevraagd verklaar¬
stuk Lafoe a no sjen (Lachen is geen schande)
de R.G. Essed geen herinneringen te hebben
(1977) dat volle zalen trok. Zie Ockhorst
aan deze ontmoeting, maar sloot hij niet uit
2012: 89. Veelgehoord was in die tijd ook de
dat dit onderhoud inderdaad had plaatsge-
NOTEN HOOFDSTUK VIII • IX
vonden. E-mailcorrespondentie met R.G. Essed, Philipsburg, 16 juli 2012. 145 ‘Uren en uren hebben we met premier Henck Arron gesproken en gedebatteerd
ca 800 mensen het leven kostten. Vergelijk Manley 1982:193-203. 160 De West 13 februari 1980. 161 De verhouding tussen Arron enerzijds en
zonder enige oplossing te bereiken.’ Oltmans
Van Genderen (en in mindere mate Nooit-
1984:11.
meer) anderzijds was op dat moment stroef.
146 Vergelijk ook Hira 1983: 64-65,166.
Arron had zich met succes verzet tegen voor¬
147 De West 24 december 1979.
stellen om de partijraad een zwaardere rol
148 De West 27 en 28 november en 8,15 en
toe te bedelen bij het aanwijzen van NPS-kan-
17 december 1979. 149 Volgens deze leden zou de nps zonder
didaten voor de kieskringen en de landelijke lijst en bij het selecteren van ministers als de
stembusafspraken vooraf weer in haar oude
partijvoorzitter optrad als formateur. Er kon
glorie herrijzen en als grootste volkspartij
volgens Arron geen sprake van zijn dat de be¬
niet langer in haar bewegingen geremd wor¬
voegdheden van de partijvoorzitter werden
den door zwak presterende en in termen van
ingeperkt. De Ware Tijd 7,25 en 28 januari en
zetels overbedeelde NPK-partners. Collectie
4 februari 1980 en De Vrije Stem 26 januari
Arron: Brieven van E.L. Caffé aan de voorzit¬ ter van de nps en de voorzitter van de npsPartijraad d.d. 28 oktober en 5 december 1979.
1980. 162 Collectie Arron: Verkiezingstoespraak (zonder titel, zonder datum, maar waar¬ schijnlijk op 13 februari te Latour).
150 De West 7 januari 1980.
163 Boom 1982:104-105.
151 De West 4 februari 1980. De npk stelde 123
164 De West 19 februari 1980.
kandidaten en schaduwkandidaten, die als volgt over de partijen waren verdeeld: nps 65, psv 15, pprs 21 en hpp 22.
165 Vergelijk uitspraken van psv-leider Wijn¬ tuin, zoals opgetekend in De West 23 februari 1980.
152 Frambo juni/juli 2004, p. 7.
166 De West 23 februari 1980.
153 De West 9 februari 1980.
167 Dew (1994: 32-33) spreekt in dit verband
154 De Ware Tijd 9 en 10 januari 1980 en De West 2 november 1979 en 8 januari 1980. 155 Archief BZ, Code 9,1975-1984/892 - 911.31 Suriname. Politieke Partijen, deel iv. Januari tot en met mei 1980: Codebericht van Vegelin asm de Min. v. bz d.d. 11 februari 1980.
treffend van de beperkte circulatie van (poli¬ tieke) elites, een wijdverspreid verschijnsel, vooral in voormalige koloniën. 168 Boom 1982: 77-80,100-103 en Dew 1994: 38-40. Volgens een prognose, gepubliceerd in De Ware Tijd van 29 maart 1980, zouden de
156 Archief bz. Code 9,1975-1984/892 - 911.31
verkiezingen van 27 maart de volgende uit¬
Suriname. Politieke Partijen, deel iv. Januari
slag hebben opgeleverd: vdp-8o: 21 zetels,
tot en met mei 1980: Codebericht van Vegelin
npk 18 zetels. De krant concludeerde dat er
aan de Min. v. bz d.d. 13 februari 1980.
hierdoor ‘geen noemenswaardige verande¬
157 Archief bz. Code 9,1975-1984/892 - 911.31
ring van de toestand te verwachten was’.
Suriname. Politieke Partijen, deel iv. Januari toten metmei 1980: Codebericht van Vegelin aan de Min. v. bz d.d. 19 februari 1980. 158 No span, npk e tan, de verkiezingsleus uit
IX 1 Naar woorden van Emile Wijntuin. Zie Van de Kruijs 2006: 72. Binnen de NPS-top zou
1977, was afgewezen vanwege de veelgehoor¬
men in het vervolg spreken van ‘het rampjaar
de kritiek dat juist de no span-mentaliteit de
1980’. Vergelijk Frambo. Orgaan van de Natio¬
achteruitgang van het ambtenarenapparaat in de hand had gewerkt. Zie De Ware Tijd 15 februari 1980. 159 Boom 1982: 85-87,99-100. Die vrijheid contrasteerde inderdaad met het repressieve
nale Partij Suriname juni/juli 2004, p. 7. 2 Bevestigd in interview met H. Does, Parama¬ ribo, 22 januari 2002. 3 Inspecteur van politie Talens. 4 De staatsgreep kwam zo onverwacht dat
politieke klimaat in landen als Cuba, Guyana
- anders dan de geruchten willen - de rege¬
en Grenada, maar ook met de gepolariseerde
ring niet de gelegenheid had om de hulp in te
sfeer in bijvoorbeeld Jamaica, waar geweld¬
roepen van buitenlandse mogendheden.
dadig verlopen verkiezingen in 1980 aan cir¬
Interviews met J.A.E. Ferrier, Oegstgeest,
671
i8 november 2001 en D.W. Heinemann,
test missions flown throughout the world.
Paramaribo, 11 januari 2002. Arron: We heb¬
The planes stopped overnight for refueling
ben geen buitenlandse steun gevraagd, ook niet
one or two times ayear. As chance would
in Venezuela. Maar zo we dit al hadden gewild,
have it, the coup coincided with one of these
dan was dit niet mogelijk geweest. De telefoon¬
visits and this probably gave rise to totally
verbindingen met het buitenland waren verbro¬
erroneous speculation.’ Brief van Nancy
ken, de militairen beheersten de communicatie¬
Ostrander aan de auteur, Indianapolis,
kanalen. Volgens telefonische afspraak met
12 november 2004. Later zou bekend worden
Arron en Ferrier, met wie hij op de dag van de
dat Washington desgewenst wel had willen
coup nog verbinding had kunnen maken, zou
ingrijpen, maar hiervan had afgezien na af¬
Johan Kasantaroeno, de enige minister die er
stemming hierover met Den Haag. Interview
kort na de staatsgreep in slaagde Suriname te
met D.W. Heinemann, Paramaribo, 11 januari
ontvluchten, naar het State Department gaan om als wettig vertegenwoordiger van Suriname om hulp te vragen. Dit plan moest
bevelhebber Reuben Essed had president
worden afgeblazen, aangezien Kasantaroeno
Ferrier in de ochtend van 25 februari aange¬
pas op 4 maart Nederland wist te bereiken en
boden om terug te slaan en de militaire poli¬
de Surinaamse regering zich toen al had on¬
tie de onderofficieren te laten wegschieten,
derworpen aan het Militair Gezag. In Parijs
maar het staatshoofd had deze optie ver¬
vond hij diezelfde maand op het ministerie
worpen. Interview met M.G. de Miranda,
van Buitenlandse Zaken steun voor het bera¬ men van tegenacties, maar Den Haag hield
Paramaribo, 17 januari 2002. 6 Met de arrestatie van Walker was het verzet
deze tegen. Via legerofficier Roy Bottse, die
van het politiekorps gebroken. Elstak, Essed,
Suriname op 25 februari had verlaten, legde
Kruisland, De Miranda en ministers, parle¬
Kasantaroeno ook contact met de Venezo-
mentsleden en regeringsadviseurs zouden
lanen en Brazilianen, maar zij beschouwden
later die dag worden opgepakt. Het verhaal
Suriname als een ‘Nederlands probleem’ en
dat militairen Walker bij zijn overgave zou¬
voelden er niet voor een interventie in over¬
den hebben bevolen zijn uniform uit te trek¬
weging te nemen. Interview met J.T. Kasanta¬
ken en zijn ontklede bovenlijf tegen de
roeno, Leiden, 2 januari 2003. De Ameri¬
straatstenen zouden hebben gedrukt, berust
kaanse ambassadeur in Suriname, Nancy
op een misverstand. Walker was in burger¬
Ostrander, herinnerde zich: ‘I awoke to the
kleding en heeft een dergelijke fysieke verne¬
sound of gunfire at about 3 a.m. on the day of
dering niet hoeven te ondergaan. Een aantal
the coup. I thought it was fireworks - a be-
andere politiemannen - onder wie inspec¬
lated continuation of the Chinese New Year
teur Talens - was hiervan wel het slachtoffer.
celebrations. A member of my staff tele-
7 Volgens Morris Tuur waren de militairen
phoned me about two hours later to teil me
in hun zoektocht naar Arron als eerste bij
what he knew of the night’s events. There
hem langsgegaan. Interview met M. Tuur,
was no request from the President or the Prime Minister for help after the coup. I
Paramaribo, 20 januari 2002. 8 Arron verwijst hier naar het monument van
think, but I am not really sure, that I did talk
de revolutie dat in 1981 werd onthuld op de
to President Ferrier on the telephone, but if I
plaats waar op 25 februari 1980 het hoofdbu¬
did it was at my initiative. I would have been concerned about his well-being. I certainly
reau van politie in vlammen was opgegaan. 9 Uit wraak omdat de krant de acties van de on¬
did not talk to Mr. Arron as his whereabouts
derofficieren vóór de staatsgreep als muiterij
were unknown. [... ] I recall erroneous and
had bestempeld, vuurden militairen eerst
non-specific reports from the general public
granaten op het kantoor van De West af en
that the U.S. was somehow involved in the
doorzeefden zij de gebouwen in de nacht er¬
coup. I think these stemmed from the pre-
na met vuur uit uzimitrailleurs. Het was het
sence of two U.S. Air Force planes at Zanderij.
begin van het aan banden leggen van de pers¬
In those days, Suriname granted the U.S. per-
vrijheid. Ramcharan 2008:173-174.
mission to use the facilities at Zanderij in the conduct of the air research and development
672
2002. 5 Vergelijk Brandwijk 2007. Plaatsvervangend
NOTEN HOOFDSTUK IX
10 Op 26 februari 1980 werd duidelijk dat er 6 doden en 25 gewonden te betreuren waren
als gevolg van de staatsgreep. De overledenen
22 Tegenover Valk had Bruma op 18 februari
werden op 1 maart onder grote publieke be¬
verklaard dat hij tijdens zijn pleidooi voor de
langstelling begraven. Boom 1982:157,170.
krijgsraad op 20 februari de regering ‘ernstig
11 Slagveer 1980: 20-73, Boom 1982:113-138. 12 Boom 1982:139-140. 13 Boom 1982:144-147.
in diskrediet’ wilde brengen. Onderzoek 1984: 58. 23 Bruma overleed op 6 november 2000 in het
14 Slagveer 1980: 77.
Academisch Ziekenhuis. Enkele weken er¬
15 Samen met Lachmon en Ferrier had deze de
voor was hij slachtoffer geworden van een ge¬
dag ervoor, toen hij nog op vrije voeten was,
welddadige overval bij zijn woning. Hij liep
de bevolking via De Ware Tijd opgeroepen de
daarbij een schedelbasisfractuur op en raakte
rust te bewaren. Archief bz. Code 9,1975-
in een coma waaruit hij niet meer ontwaakte.
1984/892 - 911.31 Suriname. Politieke Partij¬
Bruma kreeg op 10 november een staatsbe¬
en, deel iv. Januari tot en met mei 1980:
grafenis. President Venetiaan was een van de
Codebericht van Damsté aan de Min. v. bz
sprekers. De achtergronden van de overval
d.d. 25 februari 1980 en De Ware Tijd
zouden niet worden opgehelderd, de dader(s)
25 februari 1980. 16 Interview met S. Badrising, Leiden, 3 juni 2003. Ook Van Genderen was door de mili¬ tairen bedreigd en geïntimideerd. Zie ook
niet worden gevonden. Een verslag van de begrafenis is te vinden in De Ware Tijd 11 november 2000. 24 Archief bz. Code 9,1975-1984/892 - 911.31
interviews met F. Kruisland, Paramaribo,
Suriname. Politieke Partijen, deel iv. Januari
1 november 2011 en E.E. Walker, Den Haag,
tot en met mei 1980: Codebericht van Damsté
3 april 2012. Bij zijn arrestatie werd De Miranda bij vergissing door een militair
aan de min. v. bz d.d. 28 februari 1980. 25 Archief bz, Code 9,1975-1984/892 - 911.31
neergeschoten. Hij werd getroffen door twee
Suriname. Politieke Partijen, deel iv. Januari
kogels in zijn zij. De schutter, sergeant Guno
tot en met mei 1980: Codebericht van Vegelin
Mahadew, een van de leden van de groep van
aan de min. v. bz d.d. 29 februari 1980.
zestien, had in paniek gehandeld. De Miran¬
Vergelijk ook Kagie 1980:179, Hirai983: 30,
da herstelde voorspoedig van zijn verwon¬
61 en Ooft 1985: 43,45 en interviews met
dingen. Interview met M.G. de Miranda,
E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november
Paramaribo, 17 januari 2002. Over deze epi¬
2002 en J.R. Ajodhia, Paramaribo, 11 april
sode, zie ook Essed-Fruin 1990:18-19.
2008. PALU-topman Winston Caldeira
17 Interview met A. Zichem, Paramaribo,
meende dat Arron afstevende op een burn-
15 november 2000. Bisschop Zichem bemid¬
hamistische koers met de bedoeling zijn po¬
delde namens het Comité Christelijke
sitie in het machtscentrum te prolongeren
Kerken (cck). Mensen verbonden de bemid¬
(Lotens 2004:163). Los van een inherent bij
deling door Zichem met de plechtige inge¬
politici aanwezige focus op machtsbehoud
bruikname (na een grondige restauratie) van
gaat iedere vergelijking tussen Arron en
de Petrus en Paulus Kathedraal op zondag
Burnliam echter mank. Zie bijvoorbeeld
3 februari 1980 in aanwezigheid van Arron
Lewis 2001.
en concludeerden hieruit ten onrechte dat
26 Boom 1982:169,171.
Arron in de kathedraal of het bisschopshuis
27 Collectie Arron: Brief van H.A.E. Arron e.a.
ondergedoken had gezeten. Vergelijk
aan J.H.E. Ferrier d.d. 5 maart 1980. Brief is
De Ware Tijd 4 februari 1980.
ondertekend door alle ministers uitgezon¬
18 Telefonisch interview met A.E.F. Arron, Amsterdam, 5 januari 2004. 19 Interview met C.S.B. Tewarie-Mungra, Amsterdam, 30 januari 2012. 20 De Ware Tijd 1 maart 1980. 21 Van de Kruijs 2006: 74. Bruma zelf ontken¬
derd de in Nederland verblijvende Kasantaroeno. Brief van B. Sital aan H.A.E. Arron d.d. 5 maart 1980. Zie ook Archief bz, Code 9,1975-1984/892 - 911.31 Suriname. Politie¬ ke Partijen, deel iv. Januari tot en met mei 1980: Telexbericht van Vegelin aan de min.
de dat hij of de pnr betrokken was geweest
v. bz d.d. 7 maart 1980, interview met
bij de staatsgreep. Vergelijk Marshall 2003:
S. Badrisingh, Leiden, 3 juni 2003, De Ware
214. Wel staat vast dat de top van de partij de staatsgreep toejuichte.
Tijd 5 maart 1980 en De West 6 maart 1980. 28 Boom 1982:179-183. Op diezelfde dagwerd
673
Arron ‘op de meest eervolle wijze en onder
35 Archief bz, Code 9/1975-1984/893 - 911.31
dankbetuiging voor de vele en gewichtige
Suriname. Politieke partijen, deel v. Mei
diensten in zijn hoedanigheid van minister
1980-december 1980: ‘Verslagover parle-
aan de staat bewezen’ uit zijn ministersfunc-
mentszitting waarin de Machtigingswet
ties ontslagen. Collectie Arron: Brief van
werd aanvaard’; ‘Verklaring mr. J. Lachmon’.
J.H.E. Ferrier aan H.A.E. Arron d.d. 15 maart
Zie ook Commissie herdenking vh p 50 jaar
1980. In een persoonlijk bedankbriefje ver¬
1999:43-48. Het lid Herrenberg distantieer¬
klaarde Ferrier erop te vertrouwen dat Arron
de zich van de stellingnamen van de vdp-
zijn volledige medewerking zou verlenen ‘bij
fractie.
het handhaven van de orde en de rust, die wij bij de normalisatie van onze samenleving zo dringend behoeven’. Collectie Arron: Brief
Tijd 14 mei 1980. 37 Archief bz, Code 9/1975-1984/892 - 911.31
van J.H.E. Ferrier aan H.A.E. Arron d.d.
Suriname. Politieke partijen, deel iv. Januari
15 maart 1980. Arron verzekerde Ferrier er¬
tot en met mei 1980: Codeberichten van
van dat hij bedoelde medewerking zou ver¬
Vegelin aan de min. v. bz d.d. 5 en 6 mei
lenen. Tevens liet hij Ferrier (en in een af¬ zonderlijk schrijven ook Wijntuin) weten dat
1980. Vergelijk ook de Volkskrant 14 mei 1980. 38 Alleen Wijntuin zat slechts drie dagen vast,
hij afzag van het hernemen van zijn zetel in
waarna hij wegens gebrek aan bewijs werd
het parlement. Collectie Arron: Brieven van
vrijgelaten. De versies van Wijntuin (1994:
H.A.E. Arron aan J.H.E. Ferrier en
85-88) en Van de Kruijs (2006: 76) over deze
E.L.A. Wijntuin d.d. 27 maart 1980. 29 Vergelijk ook de VDP-verklaring van
zaak stemmen niet op alle punten overeen. 39 Interview met J.T. Kasantaroeno, Leiden,
20 maart, de eerste na de staatsgreep van
2 januari 2003. Kasantaroeno en Bottse wer¬
25 februari. Dubois 1980b: 15.
den voor hun aandeel in de mislukte coup bij
30 Archief bz. Code 9,1975-1984/889 - 911.24
verstek tot gevangenisstraffen van vijf en vier
Suriname. Parlementen, 1976-1981:
jaar veroordeeld. Zie De Ware Tijd 21 en
Codebericht van Vegelin aan de min. v. bz
27 november 1980. Een jaar later werd
d.d. 7 maart 1980. NPS’er Hans Lim A Po,
Kasantaroeno bovendien bij verstek veroor¬
doelend op de linkse adviseurs die bij de mili¬
deeld door het Bijzonder Gerechtshof. Hem
tairen in de gunst probeerden te komen, ver¬
werd een gevangenisstraf opgelegd van drie
geleek de staat met een teef waaromheen de
maanden en een geldboete van Sf 20.000,-
reuen zich alweer aan het verdringen waren.
voor het aannemen van giften bij het toewijzen
Lim A Po had naar eigen zeggen geen reden
van landbouwgronden ten tijde van zijn
te veronderstellen dat de teef ditmaal een
ministerschap. Zie De West 28 decemberigSi.
rashond zou baren. Zie Jansen van Galen 1980. 31 Vijfendertig leden stemden voor. Het lid
40 De Nederlandse politicus Jan Pronk en de roemruchte kapitein Raymond Westerling, bij wiens eenheid Ormskerk in zijn knil-
Herrenberg had zich vlak voor de stemming
periode enige tijd ingedeeld was geweest,
in de koffiekamer teruggetrokken. De drie
werden door de militairen met de poging tot
resterende leden bevonden zich eveneens in
staatsgreep in verband gebracht. Van beider
het parlementsgebouw, maar namen niet aan
betrokkenheid is echter nooit iets gebleken.
de beraadslagingen en de stemming deel.
Ook geruchten dat leden van de Molukse ge¬
32 Zie ook Commissie herdenking vh p 50 jaar 1999: 41-42 en Van de Kruijs 2006: 74-75. 33 Archief bz, Code 9,1975-1984/889 - 911.24 Suriname. Parlementen, 1976-1981:
meenschap in Nederland waren geronseld voor het huurlingenleger bleken niet op fei¬ ten te berusten. Zie Pinas 1980, Kagie 1980: 196-203 en Archief bz. Code 9/1975-
Codebericht van Schermel aan de min. v. bz
1984/892 - 911.31 Suriname. Politieke partij¬
d.d. 2 april 1980. Interview met M.T.J. Bean,
en, deel iv. Januari tot en met mei 1980:
Amsterdam, 30 april 2010.
Codebericht van Vegelin aan de min. v. bz
34 Archief bz. Code 9,1975-1984/889 - 911.24
674
36 De rede is in extenso afgedrukt in De Ware
d.d. 6 mei 1980; Telexberichten van Vegelin
Suriname. Parlementen, 1976-1981:
aan de min. v. BZ d.d. 6 en 12 mei 1980.
Telexbericht van Vegelin aan de min. v. bz
Verheij en Van Westerloo 1983b is een uit¬
d.d. 14 mei 1980.
gebreide reportage over de affaire. Over de
NOTEN HOOFDSTUK IX
figuur Ormskerk, zie in het bijzonder Kagie
hangende het onderzoek vrij. Deze handel¬
2012.
wijze schoot volgens de nmr zijn doel voor¬
41 Chin A Sen: ‘Keert terug naar uw land. Uw
bij. De berechting van verdachten werd op de
vaderland heeft u op dit moment harder no¬
lange baan geschoven of door bevriende juris¬
dig dan ooit! Alleen in dit land kunt u vol¬
ten gefrustreerd. Soms onttrokken verdach¬
waardig burger zijn. Reken af met de illusie
ten zich aan hun berechting door naar het
dat u in Nederland ooit gelukkig zult zijn. Verbreek de ketenen die u vasthouden aan
buitenland uit te wijken. 46 Frank Playfair, Ramon Cumberbatch, Frank
het verleden en accepteer niet langer de ver¬
en Michael Naarendorp. Zij werden vast¬
nederingen die u dagelijks moet ondergaan.
gehouden in Santo Boma. Sital, Mijnals en
Wij staan hier klaar om u in ons midden op te
Joeman verbleven afwisselend in detentie in
nemen om schouder aan schouder met u te
Fort Zeelandia en in de Memre Boekoe-
bouwen aan een schone toekomst voor dit
kazerne.
land - ten behoeve van ons zelf en van de ge¬ neraties die na ons zullen komen. De daad is thans aan u.’ Regeringsverklaring 1980: 9.
47 John Hardjoprajitno, die bij de besprekin¬ gen aanwezig was geweest, zou deze inlich¬ tingen aan Bouterse hebben doorgespeeld.
Echo’s van Arrons Marcanti-toespraak zijn in
48 Haakmat 1987:57-82.
deze tekst onmiskenbaar aanwezig.
49 Over de gebeurtenissen van 13 augustus
42 Regeringsverklaring 1980. De regeringsver¬ klaring werd nadien in het parlement behan¬
1980, zie Heukels 1981 en Vuijsje 1981. Vergelijk ook Fri 1980, Haakmat 1987: 95-
deld. Daar ontvouwde Lachmon zijn filosofie
100, Cardenas 1988: 21-23 en Van Mulier
van het buigend riet: ‘Als er over een land een
1990: 81-86.
zware storm woedt, dan zijn twee opstellin¬ gen mogelijk. Men kan zich opstellen gelijk
50 Manifest 1981. Onder compradore bour¬ geoisie werd de lokale handelselite verstaan,
de fiere Kankantrie, die niet wenst te wijken,
die zijn lot had verbonden met het ‘roofzuch¬
maar ook niet kan wijken voor de storm. Wie
tige imperialistische kapitaal’ en uitsluitend
kiest voor deze opstelling moet echter be¬
voor maximalisering van de eigen winst ging.
denken dat hij de kracht van de storm kan on¬
Aangenomen werd dat het Manifest was ge¬
derschatten en dat hij met wortel en tak kan worden uitgeroeid. Men kan zich echter ook
schreven door PALU-voorzitter Iwan Krolis. 51 Al kort na de staatsgreep van 25 februari
opstellen gelijk het buigend riet, dat dieper
had Osvaldo Cardenas, de latere Cubaanse
buigt naarmate de storm ernstiger en drei¬
ambassadeur in Suriname, in Paramaribo
gender is, maar dat zich altijd weer zal op¬
kennisgemaakt met Bouterse. Zie Cardenas
richten en fier zal wapperen als de storm is uitgeraasd. Onder de gegeven omstandig¬ heden kies ik voor de laatste opstelling.’ Geciteerd in Haakmat 1987: 43. 43 Voor Hira (1983) is de zigzagkoers van de militairen na 25 februari 1980 te verklaren
1988:13-20. 52 De bevoegdheden van de revolutionaire raad leken vooruit te wijzen naar die van het Militair Gezag, zoals vastgelegd in de grond¬ wet van 1987. 53 Zie Fernandes Mendes 1989b: 221-224.
uit de spanning tussen een burgerlijke stro¬
De leden van de commissie (afgezien van
ming en een vakbondsstroming binnen het
Lim A Po) waren E. Azimullah, C.D. Ooft,
leger. Zijns inziens trok de burgerlijke stro¬ ming onder leiding van Bouterse steeds aan het langste eind. 44 Nationaal Leger was de nieuwe benaming van de Surinaamse Krijgsmacht. 45 Eerder al waren er conflicten gerezen tus¬
E.A. Hoost, J. SedneyenF. Currie. 54 Ooft 1985:107-108, Cardenas 1988: 25-26 en Van Mulier 1990: 87-89. 55 Ooft 1985:108-109, Cardenas 1988: 27-28, Dew 1994: 71-74, Buddingh’ 2012: 335-336, Hoogbergen en Kruijt 2005: 58-60. Haakmat
sen Ferrier en de nmr over de vervolging van
(1987:148-150) geeft een afwijkende lezing.
verdachten van corruptie. Tot irritatie van de
56 De Groot 2004:169-179. Het verhaal wil dat
nmr had Ferrier meer dan eens bedongen
Valk een geheim plan, getiteld Zwarte Tulp,
dat door het leger gearresteerde verdachten
in handen zou hebben gespeeld van Bouterse,
aan het Openbaar Ministerie dienden te wor¬
die delen ervan als blauwdruk zou hebben
den overgedragen. Dit liet velen van hen
gebruikt bij het uitvoeren van zijn staats-
675
greep. Zwarte Tulp was een Nederlands plan
1984 en andere documenten. Mijnals relati¬
uit de jaren 1974-1975 dat voorzag in de eva¬
veert de invloed van Valk. De onderofficieren
cuatie van blanke houders van een Neder¬
praatten volgens hem met Valk, zoals zij met
lands paspoort als ontwikkelingen in Surina¬
iedereen van gedachten wisselden die tegen
me hiertoe aanleiding zouden geven. Verhey
Elstak was. Valk bood hun een luisterend oor,
en Van Westerloo 1983a: 133-135. Valk werd
wat zij waardeerden, maar het was ondenk¬
enkele maanden na de coup overgeplaatst
baar dat zij met hem over coupplannen spra¬
naar de Noord-Atlantische Verdragsorgani-
ken. Het risico dat hij informatie hierover
satie (navo) in Brussel. 57 G. Maarseveen en R. de Jong stonden op de voordracht van de Surinaamse regering.
ribo, 16 mei 2008. Volgens de Surinaamse
Onbekend is in welke volgorde. Op 30 janua¬
schrijver Lou Lichtveld zou de staatsgreep,
ri 1976 verleende de Surinaamse regering
volgend op vertrouwelijke discussies tussen
haar goedkeuring aan de benoeming van Valk
Den Haag en Washington, met Nederlandse
tot landmachtattaché. Voor diens benoeming
adviseurs zijn gepleegd om te voorkomen dat
tot hoofd van de Militaire Missie was dit niet
vertegenwoordigers van progressieve poli¬
nodig. Begin april 1976 ging de Militaire
tieke partijen in het Surinaamse parlement
Missie van start. Zie Verhey en Van Wester¬
zouden worden gekozen. Deze opinie, die
loo 1983a: 130-131 en Onderzoek 1984: 9-13,
door Lichtveld in Het Vrije Volk werd geventi¬
Annex A. Ironisch genoeg beriep Valk zich er
leerd, is bij herhaling door collega-auteur
naderhand op dat dankzij de matigende in¬
Alphons Levens onder de aandacht van het
vloed die hij op de nieuwe machthebbers uit¬
Surinaamse publiek gebracht (onder andere
oefende de militairen Arron een behoorlijke
in Levens 1997: 72,103,141-142). Er bestaat
behandeling hadden gegeven. Onderzoek
echter geen bewijs voor de juistheid van deze
1984: 79.
veronderstelling. Integendeel, de staatsgreep
58 Het eerste rapport van de Commissie van
zou progressieve politieke partijen ongeken¬
onderzoek, in opdracht van de Tweede
de macht en invloed geven waar ze vóór
Kamer ingesteld door de ministers van Bui¬
25 februari 1980 geenszins uitzicht op had¬
tenlandse Zaken en Defensie, dateert van februari 1984. Het door de Tweede Kamer
676
aan het burgergezag zou doorspelen, was te groot. Interview met Ch. Mijnals, Parama¬
den gehad. 59 Zie ook Arron 1996: 28-29. Op 21 februari
gevraagde aanvullende rapport van deze
2011 berichtte de Nederlandse Staatscourant
Commissie dateert van februari 1985. Zie
dat ‘met het oog op het belang van de Staat of
Onderzoek 1984 en 1985. De Commissie con¬
zijn bondgenoten’ tot 2060 de bijlagen bij het
cludeerde: ‘Kolonel Valk heeft nagelaten in
rapport ‘Onderzoek naar de militaire missie
het conflict tussen de legerleiding en de on¬
Suriname (1984)’ als staatsgeheim zouden
derofficieren de hem passende distantie te
worden gerubriceerd. De bijlagen betreffen
bewaren en heeft door zijn optreden de on¬
onder andere een rapport van de Landmacht
derofficieren in algemene zin morele steun
Inlichtingendienst van 7 september 1981 en
gegeven.’ Daarnaast werd de kolonel diens
andere documenten afkomstig van het Neder¬
‘verregaande inmenging in de binnenlandse
landse ministerie van Defensie. Over het rap¬
situatie van Suriname’ in de dagen na de
port van de Landmacht Inlichtingendienst
coup verweten. Valk werd ontboden bij de
- waarin Valk van krijgstuchtelijke en straf¬
minister van Defensie en te verstaan gegeven
rechtelijke vergrijpen wordt beschuldigd -
dat hij op verschillende punten tekort was
zie Onderzoek 1984:122-141, Verhey en Van
geschoten. De minister sprak hierover zijn
Westerloo 1983a: 123-143 en Van Westerloo
ernstige afkeuring uit, maar zag geen aanlei¬
1985. De publicatie in de Staatscourant blies
ding verdergaande maatregelen te treffen.
verdenkingen dat Den Haag de kwestie-Valk
Archief bz, H.M.A. Paramaribo. Bewaren.
in de doofpot wilde stoppen nieuw leven in.
Vernnr: 00136. Militaire Missie algemeen,
Volgens Vegelin van Claerbergen kwam het
1976-1984: Brief van de ministervan
vertrek van Arron als minister-president
Buitenlandse Zaken en de minister van
Den Haag niet ongelegen, maar was de
Defensie aan de voorzitter van de Tweede
Nederlandse regering er nooit voorstander
Kamer der Staten-Generaal d.d. 28 februari
van hem af te zetten en zat zij met de kwestie-
NOTEN HOOFDSTUK IX
Valk in haar maag. Zijn verwachting was dat
tijdens een bijzondere gebedsdienst in een
de onderste steen nooit boven zou komen.
mandir aan het Pad van Wanica. Vervolgens
Naar zijn zeggen zou het ministerie van
waren op 10 maart hun plannen mislukt om
Defensie dit tegenhouden. Het was zijn erva¬
de legerleiding bij een Holi-Phagwaviering
ring dat dit departement eigen medewerkers
ten huize van Baal Oemrawsingh om het
altijd de hand boven het hoofd hield.
leven te brengen. Zie Dubois 1982: 8-11, 83 en
Interview met M. Vegelin van Claerbergen,
Pinas 1982:18,20. Uitgebreide, maar regime-
Den Haag, 13 juni 2003.
getrouwe berichtgeving over de poging tot
60 Arron 1996: 20. Binnen de nps werd een pa¬ rallel getrokken met het politieke einde van Pengel in 1969, toen Nederland ook de geld¬
staatsgreep is te vinden in De Ware Tijd 12,13, 15,16 en 17 maart 1982. 66 Du Bois 1982, Pinas 1982, Gevangenen
kraan had dichtgedraaid om deze na het aan¬
1984:5-44, 60-81 en Hoogbergen en Kruijt
treden van een nieuwe regering weer open te
2005: 63-66. Surendre Rambocus en collega-
zetten.
officier Jeff Wirht hadden in de periode van
61 Haakmat 1987: 72-75, Van den Berg 1998: 14-15, De Groot 2004:180-182,185-189.
de Ormskerk-coup een paar weken gevangen¬ gezeten en waren op 13 augustus opnieuw
De Koning zou er tijdens zijn bezoek aan
door de militairen gearresteerd, beide keren
Suriname van afzien de gevangenzittende
zonder dat hun enig strafbaar feit ten laste
Arron, Essed en Cambridge te bezoeken.
was gelegd. In december werden beiden vrij¬
Later dat jaar zouden PvdA-coryfeeën Ed van
gelaten en oneervol uit militaire dienst ont¬
Thijn en Bram Peper wel een poging onder¬
slagen. Rambocus en Wirth hadden in 1980
nemen, maar door de machthebbers aan het
samen met Bouterse een staatsgreep willen
lijntje worden gehouden waardoor er uitein¬
plegen, maar Bouterse was hen voor geweest.
delijk geen ontmoeting plaatsvond. Mede¬
Achteraf bleek dat niet alleen Bouterse, maar
deling van Van Thijn tijdens de presentatie
ook Rambocus er een eigen staatsgreepagen-
van Het Suriname-syndroom van John Jansen
da op na had gehouden. Rambocus had na 25
van Galen op 19 februari 2001 in Amsterdam
februari 1980 bevelhebber van het Nationaal
en Jansen van Galen 2001a: 124.
Leger willen worden, maar vond voor deze
62 Regeringsverklaring 1980:10-11 en Jansen van Galen 2001a: 120-122. 63 Kruijt en Maks (2003: 64) noemen ‘het
functie Bouterse op zijn pad. Los van politie¬ ke motieven had hij naar wordt aangenomen ook persoonlijke motieven om het op
cadeau van 500 miljoen gulden’ een mythe.
11 maart 1982 tegen Bouterse op te nemen.
Pronk stelt echter dat Den Haag het urgen¬
Op 4 december 1982 werd Rambocus door de
tieprogramma nooit had mogen financieren.
krijgsraad tot 12 jaar gevangenisstraf veroor¬
De regering had eerst met de vuist op tafel
deeld. Hij behoorde tot de slachtoffers van de
moeten slaan en moeten afdwingen dat ge¬
decembermoorden die een aantal dagen
vangenen werden vrijgelaten en mensen¬
daarna plaatsvonden. Interview met J. Wirht,
rechten werden gerespecteerd. Volgens hem
Amsterdam Schiphol, 27 maart 2010.
was het volkomen begrijpelijk dat Arron
67 Meel 1993:132,135.
dacht dat Nederland hem liet stikken. Inter¬
68 Hira 1983:144-146,153-154,156, Ooft 1985:
view met J.P. Pronk, Den Haag, 21 november 2008. 64 Op 15 maart 1981 was Bouterse erin ge¬ slaagd deze (met geheimzinnigheid omge¬ ven, maar waarschijnlijk tegen de socialis¬ tische koers van de militairen gerichte) couppoging te verijdelen. Bij een vuurge¬
110-112, Haakmat 1987:159. 69 Voor citaten uit de toespraak van Bishop, zie Schalkwijk 1994:34-36. 70 Sariman 1983: 20-24, Ooft 1985:112-114, Haakmat 1987:167-178. 71 Haakmat 1987:179-187 en Cardenas 1988: 41-46. De Ware Tijd 7 januari 2010 bevat een
vecht tussen de couppleger en militairen van
uitvoerige terugblik op de initiatieven van de
het Nationaal Leger werd één van Hawkers
Associatie voor Democratie.
medestanders gedood. Zie Dubois 1982:101.
72 Derby, in de vakbondsarena de meest ge¬
65 Volgens militaire bronnen hadden dezelfde
duchte tegenspeler van Daal, geloofde niet in
samenzweerders op 7 maart tevergeefs ge¬
een strategie van confrontatie en verdedigde
probeerd om de militaire top uit te schakelen
een fasenplan dat voorzag in een corporatie-
677
ve ordening van de staat. Volgens dit plan zou
schouwden als degenen die het ‘revolutionair
per i januari 1983 een assemblee dienen aan
proces’ in Suriname een halt konden toeroe¬
te treden, bestaande uit personen die door
pen. Een plan van de Central Intelligence
functionele groepen waren aangewezen. Deze
Agency (cia) voor een invasie werd in een
assemblee zou in februari een wet op de poli¬
vroeg stadium door een Amerikaanse se¬
tieke partijen en in maart een nieuwe grond¬
naatscommissie inzake de inlichtingen¬
wet dienen op te stellen. Ten slotte voorzag
diensten afgeblazen. Er is geen bewijs van
het plan erin dat de assemblee op 1 mei 1983
een couppoging, met of zonder Amerikaanse
een nationaal reconstructieplan in werking
steun, tegen Bouterse in december 1982.
zou laten treden. Het corporatistische model
Boerboom en Oranje 1992:43-46,107-108.
sloot volgens Derby beter aan bij de opvattin¬
75 Zie ook Sariman 1983: 37-41 en Boerboom
gen van de militaire machthebbers, droeg niet het stempel van de ‘oude politiek’ en zou
dient in Suriname vooral als waakhond.
vanwege zijn geleidelijke karakter naar ver¬
76 Volgens woordvoerders van het regime ging
wachting evenwichtiger resultaten genere¬
het om de liquidatie van de militaire top en
ren. Veel kaderleden van c’47 hadden moeite
de overname van de macht in het land.
met Daal, die zij vereenzelvigden met de
Behalve Horb, die als leider van de samen¬
‘oude politiek’ vanwege de traditionele ban¬
zwering werd aangemerkt, waren er op
den die er bestonden tussen de nps en de
30 januari nog twintig andere militairen ge¬
Moederbond. Het fasenplan had de steun
arresteerd. Het bewijsmateriaal zou bestaan
van c’47, de clo, de pwo en de fal. Zie on¬
uit plattegronden en illegale wapens die in
der anderen Haakmat 1987:177-178,196-198,
huizen van Horb en enkelen van zijn lijf¬
Chin en Buddingh’ 1987: 52-57 en Marshall
wachten waren aangetroffen. Vergelijk De
2010:159-165. Vergelijk ookDe Ware Tijd 3 november 1982 en Ramcharan 1995: 7-8. De rivaliteit tussen c’47 en de Moederbond staat centraal in Ramcharan 1996. 73 De andere slachtoffers waren de journalis¬ ten André Kamperveen, Lesley Rahman, Frank Wij ngaarde. Bram Behr en Jozef Slagveer, de advocaten Eddy Hoost, Harold Riedewald en John Baboeram (verdedigers van Rambocus, die in de rechtszaal hadden aangevoerd dat het regime waartegen hun
Ware Tijd 2 februari 1983. 77Gevangenen 1984: 45-59, Ooft 1985:118, Cardenas 1988: 54 en Van Mulier 1990:127. 78 Collectie Arron: Brief van B. Sital aan H.A.E. Arron d.d. 5 maart 1980. 79 Collectie Arron: Brief van B. Sital aan H.A.E. Arron d.d. 5 maart 1980. 80 Telefonische interviews met A.E.F. Arron, Uithoorn 22 december 2003 en Amsterdam, 5 januari 2004. 81 Verhaal bevestigd door J. Thijm. Zie inter¬
cliënt de wapens had opgenomen niet legi¬
view met J. Thijm, Paramaribo, 6 november
tiem was en dat hem met andere woorden
2000. Vergelijk ook het gedicht van Eva
geen strafbaar feit ten laste kon worden
Essed-Fruin (1990:14-15) over dit incident,
gelegd), de universitair docenten Gerard
dat op onderdelen afwijkt van de versie van
Leckie en Suchrin Oemrawsingh (van wie de
Arron. Weer een andere lezing van deze ge¬
eerste het studentenverzet had aangevoerd)
beurtenis, met een hoofdrol voor Arron in
en de militair Jiwansingh Sheombar en de
plaats van voor Essed, is te vinden in Kagie
zakenman Robby Sohansingh (beiden be¬ trokken bij de Rambocus-coup). 74 Voor reconstructies van de moorden, zie
678
en Oranje 1992: 62-63. De filabrasileiro
2012:160-161. 82 Officieel het F.A.C. Dumontier Hospitaal. 83 O.H. Buyne, de toenmalige geneesheer-di-
Sariman 1983 en Boerboom en Oranje 1992.
recteur van het Militair Hospitaal, en
Volgens Sariman waren het Militair Gezag
C.S.B. Tewarie-Mungra speelden richting de
en enkele palu- en Rvp-prominenten de be¬
militairen een bemiddelende rol bij de op¬
denkers van de moordplannen. Boerboom en
name van Arron in het Militair Hospitaal.
Oranje menen dat de groep van zestien de li¬
Interviews met O.H. Buyne, Capelle aan den
quidaties voorbereidde. Cardenas (1988:48-
IJssel, 19 mei 2001, C.S.B. Tewarie-Mungra,
51) houdt de palu verantwoordelijk voor het
Amsterdam, 30 januari 2012 en telefonisch
smeden van het complot. Het staat vast dat
interview met A.E.F. Arron, Paramaribo,
Amerikaanse diplomaten Daal en Horb be¬
4 december 2009.
NOTEN HOOFDSTUK IX
84 De wreedheden vonden plaats in het kam¬ pement en werden begaan in opdracht van Horb. Dat Rodgers de onderofficieren pad¬ vinders zou hebben genoemd, werd bij die gelegenheid tegen hem gebruikt. Interview
zijn hart. Interview met C.S.B. TewarieMungra, Amsterdam, 30 januari 2012. Zie ook hoofdstuk xn. 95 Sadat 1978: 82-83. In Arrons exemplaar van het boek lag een briefje tussen deze pagina’s.
met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober
96 Sadat 1978: 86.
2001. Zie ook Collectie Arron: Interview van
97 Sadat 1978: 94-95. Ook tussen deze blad¬
Carlos Durham met Otmar Rodgers, Actua
zijden van Arrons exemplaar was een briefje
18 januari 2000.
gestopt.
85 Andere bronnen over deze stemming heb ik niet gevonden. 86 Bos Bivak Zanderij, niet ver van de interna¬ tionale luchthaven, biedt plaats aan de Ayoko
98 Sadat 1978: 96. 99 De ruim driehonderdvijftig gevangenen die in Santo Boma konden worden onderge¬ bracht, waren verdeeld over veertien pavil¬
Kazerne. Hier is het trainingscentrum voor
joens en een huis van bewaring. Jongeren en
rekruten van het Nationaal Leger gevestigd.
vrouwen zaten afgezonderd van de andere
87 Vergelijk ook Eva Essed-Fruin (1990: 27) en interview met H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002. Kagie (2012:161) koppelt de gebeurtenis ten onrechte aan de affaireOrmskerk. 88 Collectie Arron: Brief van R.D. Horb aan H.A.E. Arron d.d. 18 februari 1981. Archief
gevangenen. 100 Interview met O.R. Rodgers, Paramaribo, 15 juni 2004. 101 Interviews met E.A. Soekhoe, District Wanica, 5 juni 2004 en O.R. Rodgers, Paramaribo, 15 juni 2004. 102 Eva Essed-Fruin: Tn het begin was elk be¬
BZ, Code 9/1975-1984/893 - 911.31 Suriname.
zoek verboden, maar door met een groep
Politieke partijen, deel v. Mei 1980-decem-
vrouwen Bouterse op te wachten, die - naar
ber 1980: Telexbericht van Heldring aan de
wij hadden vernomen - naar het kantoor van
min. v. BZ d.d. 19 februari 1981. Vergelijk ook
Haakmat ging, kregen wij toestemming op
De West 18 februari 1981.
zondagen een bezoek aan onze mannen te
89 Archief bz, Code 9/1975-1984/893 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, deel v. Mei 1980-december 1980: Telexbericht van Hel¬ dring aan de min. v. bz d.d. 20 februari 1981.
brengen.’ E-mailcorrespondentie met E. Essed-Fruin, Amsterdam Buitenveldert, 17 juli 2014. 103 Vier alinea’s gecompileerd uit interviews
90 Zie ook nrc Handelsblad 3 mei 1980.
met M.T.J. Bean, Amsterdam, 30 april 2010,
91 Torarica stond in die dagen bekend als het
M.Chr. Cambridge, Utrecht, 29 september
meest luxueuze hotel van Suriname.
2001, R.V. Cumberbatch, Paramaribo, 2 juni
92 Boulanger is aubergine.
2004, H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari
93 Otmar Rodgers en Rarnon Cumberbatch
2002, P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari
hadden dezelfde ervaring. Zie interviews met
2002, O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober
O.R. Rodgers, Paramaribo, 15 juni 2004 en
2001, J. Thijm, Paramaribo, 6 november
R.V. Cumberbatch, Paramaribo, 2 juni 2004.
2000 en J. Wirht, Amsterdam Schiphol,
Ferrier nam het naar eigen zeggen tegenover
27 maart 2010.
de militairen op voor Arron: ‘Jullie moeten hem niet kleineren, maar als oud-ministerpresident met respect behandelen. Niet met jullie handen graaien in het eten dat zijn echtgenote voor hem heeft gebracht. Dat heeft hij niet verdiend. Hij heeft zich niet schuldig gemaakt aan corruptie!’ Interview met J.H.E. Ferrier, Leusden, 14 juli 2008. 94 Arron hield inderdaad geen trauma’s aan zijn internering over en had geen last van verschijnselen als depressiviteit of slapeloos¬
104 Interview met H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002. 105 Interview met P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002. 106 Interview met J. Thijm, Paramaribo, 6 november 2000. 107 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001. 108 Interview met O.R. Rodgers, Paramaribo, 15 juni 2004. 109 De moeder van Arron keerde in maart 1974
heid. Wel hadden de aanhoudende spannin¬
naar Suriname terug. In Rotterdam - waar zij
gen een negatief effect op de werking van
bij een dochter had ingewoond - was zij een
679
tijd lang ’s nachts gebeld door onbekenden
2006 en telefonisch interview met
den geslingerd. Ook had zij anonieme dreig¬
E. Noordpool, Paramaribo, 1 december 2006.
brieven ontvangen. Op advies van haar kin¬ deren dook zij enige tijd onder en op
112 Interviews met E. Noordpool, Paramaribo, 23 november 2006 en R.M. de Freitas,
aandringen van haar zoon Henck keerde zij
Paramaribo, 4 november 2011. Een getuige¬
uiteindelijk naar haar geboorteland terug. De
nis van Arrons financiële integriteit biedt
bedreigingen aan haar adres werden in ver¬ band gebracht met de commotie rond de niet-benoeming van O.E. Kemble, leraar
ook Braam 1990. 113 Interview met E. Noordpool, Paramaribo, 23 november 2006.
aardrijkskunde in Amsterdam, tot gevol¬
114 Kagie 1980:194-196; 2012:180-183.
machtigd minister in Den Haag. In de eerste
115 De West 6,8 en 11 september 1980, De Ware
maanden van 1974 deed de kandidatuur van
Tijd 20 september 1980. Voor een verslag van
Kemble veel stof opwaaien. Voor- en tegen¬
de eerste zitting van het Bijzonder Gerechts¬
standers roerden zich in de media, waarbij de voorstanders zich in een actiegroep organi¬
hof, zie De Ware Tijd 30 oktober 1980. 116 Het Bijzonder Gerechtshof werd op 5 juli
seerden. Lange tijd leek het erop dat Kembles
1983 opgeheven, achttien maanden later dan
benoeming rond was, maar uiteindelijk be¬
was voorzien. Archief bz, Code 9/1975-
sloot de regering op 19 maart 1974 Willem
1984/2779 - 911.31 Suriname. Politieke par¬
Frederikvan Eer, directeur van de Suri¬
tijen, deel xii. Mei toten met december
naamse Kweekschool, lid van de NPS-partij-
1983: Codebericht van Hoekman aan de min.
raad en voorzitter van de onderwijscommis¬
v. bz d.d. 6 juli 1983.
sie van de nps, tot opvolger van Desi Polanen te benoemen. Hoewel de redenen voor de af¬
117 De Ware Tijd 15 en 31 januari 1981, De Vrije
Stem 31 januari 1981 en Archief bz, Code
wijzing van Kemble nooit openbaar werden
9/1975"1984/893 - 911.31 Suriname. Politieke
gemaakt en Kemble zelf de mening was toe¬
partijen, deel v. Mei 1980-december 1980:
gedaan dat Arron hem de functie had toege¬
Codebericht van Heldring aan de min. v. bz
zegd maar uiteindelijk was teruggekrabbeld
d.d. 30 januari 1981. Veel geruchten over cor¬
omdat hij hem als een politieke rivaal be¬
ruptie op het ministerie deden de ronde,
schouwde, waren er enkele zaken die zich te¬
maar de meeste daarvan bleven onopgehel¬
gen hem hadden gekeerd: zijn als ongelukkig
derd. Zie bijvoorbeeld Wijngaarde 2013. De
gekwalificeerde uitlatingen in de pers over
relatief hoge straf voor Ahmed Karamat Ali
het Nederlandse koningshuis, discussie over
leek behalve bedoeld om een voorbeeld te
de terugbetaling van een studieschuld aan de
stellen mede bepaald door de wens van het
Surinaamse regering en zijn lange verblijf in
regime om tegelijk zijn broer Ewald te von¬
Nederland waardoor hij de binding met
nissen. De laatste werd van strafbare feiten
Suriname zou zijn kwijtgeraakt. De West 5,17,
verdacht, maar kon niet worden vervolgd
21,28,29,31 januari, 2,12 februari, 11,16,19, 29 maart, 16 april 1974 en interview met O.E. Kemble, Paramaribo, 21 januari 2002. 110 De West 10 juni 1982. Het Militair Gezag had aanvankelijk willen wachten op de af¬
omdat hij in het buitenland verbleef. 118 Archief bz. Code 9/1975-1984/893 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, deel v. Mei 1980-december 1980: Codebericht van Heldring aan de min. v. bz d.d. 30 september
handeling van de zaak tegen Arron bij het
1981. Deze uitspraak zou Soemita’s verkiezing
Bijzonder Gerechtshof alvorens deze toe¬
tot lid van de Nationale Assemblee in 1987 en
stemming te verlenen. Archief bz, Code 9,
zijn benoeming tot minister in 1988 echter
1975-1984/896 - 911.31 Suriname. Politieke partijen, deel vin. Mei t/m augustus 1982 [Stukken vanaf februari]: Codebericht van
niet in de weg staan. Zie hoofdstuk xi. 119 De West 28 september 1981. Het Bijzonder Gerechtshof had vooral belangstelling voor
Hoekman aan de min. v. bz d.d. 28 mei 1982
Kasantaroeno’s rol als secretaris van de on¬
en Codebericht van Heldring aan de min. van
derraad voor het grondbeleid tijdens npk ii.
bz d.d. 5 juli 1982.
111 Interviews met F.M. van de Berg-Schoonhoven, Bussum, 22 januari 2004 en
680
E. Noordpool, Paramaribo, 23 november
die haar verwensingen naar het hoofd had¬
NOTEN HOOFDSTUK IX
120 Hoewel Arron zich persoonlijk niet aan corruptie schuldig had gemaakt (zie verder¬ op in deze paragraaf) werd hem door menig-
een verweten weg te hebben gekeken van het
126 De speelfilm Wan Pipel ging op 18 mei 1976
‘gerommel aan de top’. Zelf hield Arron het
in Cannes in première, werd op 7 juli 1976 in
erop dat hij te goed van vertrouwen was ge¬
Paramaribo voor het eerst vertoond en op
weest en dat bepaalde ministers en ambtena¬
18 augustus 1976 in Nederland. De kritiek
ren misbruik hadden gemaakt van de hun
van Van Ritter bouwde voort op schriftelijke
toegekende vrijheid. Op hun beurt namen
vragen die de VHP-parlementariërs
meerdere veroordeelden (Ahmed Karamat
C. Tilakdharie en V. Sietaram in augustus
Ali, John Thijm, Johan Kasantaroeno) het
1976 hadden voorgelegd aan minister van
Arron kwalijk dat hij weigerde zich in te zet¬
Financiën Arron. Hierin bekritiseerden zij
ten voor hun rehabilitatie volgend op het her¬
de schenking van Sf 275.000,- aan de com¬
stel van de democratie. Arron meende dat hij
merciële film Wan Pipel, ‘die in Suriname
daarvoor niet de aangewezen persoon was en
veel aanleiding tot kritiek heeft gegeven mede
dat dergelijke kwesties juridisch-technisch
omdat de verhoudingen tussen de delen van
veel ingewikkelder lagen dan betrokkenen
de bevolking er door vertroebeld zijn’ en ‘de
geneigd waren aan te nemen. Interviews
religieuze en culturele gevoelens van een
met J. Thijm, Paramaribo, 6 november 2000
groot deel van ons volk [er door zijn] ge¬
en J.T. Kasantaroeno, Leiden, 2 januari 2003.
kwetst’. Waarom had de regering geen (des¬
121 Advocaat Gerard Spong in Wordt vervolgd maart 1983, Haakmat 1987: 88-94 en inter¬
noods renteloos) voorschot verstrekt, ook gelet op het kassucces dat Wan Pipel in
view met R.M. de Freitas, Paramaribo,
Suriname was geworden? Was het niet moge¬
4 november 2011. Vergelijk ook Essed-Fruin
lijk om alsnog de overheidsbijdrage geheel of
1990:42-45.
gedeeltelijk terug te vorderen? In april 1977
122 Van Westerloo 1980 bevat citaten uit re¬
liet de Rekenkamer weten dat de regering
kenkamerverslagen en accountantsrappor¬
beter een lening onder gunstige voorwaar¬
ten met daarin aanwijzingen van machts¬
den had kunnen verstrekken. Was de film
misbruik en omkoping, onder meer op het
commercieel geen succes geworden, dan had
ministerie van Opbouw. 123 Wijntuin (1994:108-110) erkende dat er vóór 1980 sprake was geweest van corruptie door politici, maar ontkende dat mensen zich op systematische wijze aan groot¬ schalige corruptie hadden schuldig gemaakt. Hij meende dat het Bijzonder Gerechtshof er niet in was geslaagd het wettig en overtui¬ gend bewijs van dit laatste te leveren. 124 Interview met R.M. de Freitas, Paramaribo, 4 november 2011. 125 De meeropbrengsten natuurlijke hulp¬
de lening in een volledige of gedeeltelijke gunstgave kunnen worden omgezet. Vergelijk
De West 12 en 21 mei en 12 en 13 augustus 1976 en 9 april 1977. 127 Collectie Arron: Besluit van de auditeurfiscaal Mr. R.W. van Ritter d.d. 28 februari 1983. Zie ook De Ware Tijd 11 maart 1983. 128 Per brief had Arron de Rekenkamer mee¬ gedeeld dat de film bedoeld was om meer be¬ kendheid te geven aan de jonge republiek in het buitenland: ‘Het verschil in opvatting tussen de oude en de huidige generatie t.a.v.
bronnen kwamen boven op de inkomstenbe¬
de zo noodzakelijke integratie tussen de ver¬
lasting die de bauxietmaatschappijen aan de
schillende bevolkingsgroepen is in Wan Pipel
Surinaamse staat afdroegen, maar waren in
op treffende wijze weergegeven.
de Surinaamse begroting niet terug te vin¬
De opvatting van de oude generatie, die de
den. In de samenleving circuleerde lange tijd
etnische groepen gescheiden wilde houden,
een bedrag van Sf 430 miljoen dat aan meer¬
wordt in deze film categorisch verworpen.’
opbrengsten in de staatskas zou zijn ge¬ vloeid. Van Ritter treedt in zijn besluit hier¬ over niet in detail. Ondanks druk die in
De West 9 april 1977. 129 Interview met H.O. Prade, Rotterdam, 13 november 2009. Volgens Ooft (1985: 63,
gevangenschap op hem was uitgeoefend,
65) werd het fonds al sinds 1977 gebruikt om
produceerde Arron geen schriftelijke verant¬
de lopende uitgaven op de begroting te kun¬
woording van de besteding van deze midde¬
nen dekken en bleef er weinig over voor in¬
len. Vergelijk ook Prade 1999 en interviews
vesteringen in eigen productie. Voor deze
met H.O. Prade, Rotterdam, 13 november
veronderstelling, die aannemelijk lijkt, heb
2009 en Leiden, 1 december 2009.
ik geen bewijzen kunnen vinden.
681
X 1 Deze oppositionele geluiden van binnenuit
echter geen doorgang vinden. Bewijzen voor
werden al kort na de staatsgreep geventileerd.
bovenbedoeld complot heb ik niet kunnen
Zie bijvoorbeeld De Ware Tijd 27 februari
vinden. Los van de vraag of Arron überhaupt
1980. Ook het grapje Pe Arron? Alon (Waar is
de gelegenheid had om een dergelijk complot
Arron? Hij is ervandoor gegaan) dateert uit
vanuit de gevangenis voor te bereiden, is het
deze periode. Dat leden van zijn eigen partij
niet aannemelijk dat hij met Keerveld in zee
Arron afschilderden als een uitgerangeerd en
zou zijn gegaan en voor de geweldsoptie zou
mislukt politicus was koren op de molen van
hebben gekozen. Van Mulier 1990:118-119,
de militairen. Het vernietigende oordeel van
Kagie 2012:151 en interviews met L. van
Sedney (1980: viii- xxii) over de NPK-regerin-
Mulier, Nijmegen, 19 februari 2004,
gen onder de titel ‘Requiem voor de eerste
O.R. Rodgers, Paramaribo, 15 juni 2004 en
republiek’ en diens verwelkoming van ‘de
M.E. Levens, Paramaribo, 14 juni 2004.
tweede republiek’ droegen bij aan het salon-
7 Respectievelijk in 1995 en 1996.
fahig maken van het nieuwe regime. Menig¬
8 Interviews met O.R. Rodgers, Paramaribo,
een binnen de nps kon zich niet aan de indruk onttrekken dat Sedney met zijn ziens¬
15 juni 2004 en B. Kletter, Indira Gandhiweg, 29 november 2006.
wijze Arron een rekening wenste te presen¬
9 Verhey en Van Westerloo 1983a: 56-57.
teren voor de vijandige houding die hem als
10 Commissie herdenking vhp 50 jaar 1999:
premier (1969-1973) van de zijde van de nps
56- 57 11 Collectie Arron: Tekst van de toespraak van
ten deel was gevallen. Overigens had Arron zijn partijpropagandisten geïnstrueerd om
Arron op de NPS-vergadering van 11 oktober
waardig oppositie te voeren tegen Sedney en
1985. Vergelijk ook Dew 1994: 56-57 en
af te zien van laaghartig op de man spelen. 2 De Ware Tijd 22 januari 1980. 3 Anders dan Iwan Rrolis, Ruben Lie Pauw
Khemradj 1999. 12 Pas eind februari 1981 maakte Bouterse be¬ kend dat er gesprekken hadden plaatsgevon¬
Sam, Henk Herrenberg, Harvey Naarendorp
den tussen vertegenwoordigers van zijn
en Fred Derby was Keerveld niet toegetreden
regime en delegaties van de nps en de vhp.
tot de adviesgroep van de nmr. 4 Kagie 1980:185. 5 Vooral Keerveld 1980, een pleidooi voor de
De Ware Tijd 20 februari 1981. 13 Commissie herdenking vhp 50 jaar 1999: 57- 58 en interview met R. Sardjoe, Parama¬
vervanging van de ‘burgerlijk-demokratiese
ribo, 23 januari 2002. Over de eerste ont¬
orde’ door een ‘volks-demokratiese orde’, gaf
moeting tussen Arron en Lachmon na de
hier aanleiding toe.
staatsgreep van 25 februari 1980, zie Khemradj
6 Humpreyjohannes Keerveld werd op 16 juni
2002a: 81. Lachmon herinnerde zich deze
1981 onder nooit opgehelderde omstandig¬
gebeurtenis als een zeer bewogen samenzijn
heden vermoord in Georgetown (Guyana).
waarbij beide mannen elkaar met tranen in
Dat het regime-Bouterse hier de hand in had,
de ogen en trillende handen omhelsden.
is vaak verondersteld, maar nooit onomstote¬
Onbekend is waar en wanneer deze ontmoe¬
lijk komen vast te staan. Als criticus van het Militair Gezag was Keerveld eerder door
ting plaatsvond. 14 Nannan Panday - die evenals Arron in 1963
militairen opgepakt, mishandeld en geïnter¬
lid werd van het Surinaamse parlement en
neerd. Zie De West 17 juni 1981, Wijntuin
Arron ook kende vanwege zijn lidmaatschap
1994: 96-98 en Ramcharan 2008:176-177.
van de raad van commissarissen van de vcb -
Volgens schrijver, uitgever en lobbyist
oordeelde jaren nadien nog altijd zeer nega¬
Ludwich van Mulier zou begin 1981 op ver¬
tief over hem. Hij typeerde hem als een licht¬
zoek van Arron Keerveld contact met hem
gewicht zonder eigen ideeën die zich uit op¬
hebben gezocht om samen de NPK-top uit
portunisme graag van den domme hield.
Santo Boma te bevrijden. Een plek in de NPK-
Overigens had hij evenmin goede woorden
top zou naar Keerveld hoopte zijn beloning
over voor zijn eigen voorzitter, VHP-leider
zijn als de actie zou slagen. Van Mulier stelt
Lachmon. Interview met R.M. Nannan Pan¬
dat Keerveld met een volmacht van de npk-
day, Paramaribo, 13 november 2000.
leiding ‘een bloedbad’ tegen het Nationaal
682
Leger voorbereidde. De geplande actie zou
NOTEN HOOFDSTUK X
15 Volgens Arron had zijn vader hem bij de bur-
gerlijke stand laten inschrijven onder de
24 In april van dat jaar had een Braziliaanse
naam Henck, omdat hij zijn zoon een bijzon¬
missie onder leiding van generaal Venturini
dere naam wilde geven in de verwachting dat
een onaangekondigd bezoek aan Suriname
hij een bijzonder iemand zou worden. Arron
gebracht en het regime te verstaan gegeven
weigerde - evenals Lachmon - ieder onder¬
dat Brasilia geen tweede Cuba aan zijn lands¬
houd met Chin A Sen ten tijde van het demo¬
grenzen zou dulden. De palu opteerde sinds¬
cratiseringsproces, vooral uit vrees dat derge¬
dien voor het terugdringen van de Cubaanse
lijke contacten Bouterse in de kaart zouden
invloed in Suriname. Zie Cardenas 1988: 55-
spelen. Chin A Sen was in de jaren 1983-1987
75, Ely 1999:156-158 en Van Mulier 1990:
een van de leiders van het (gewapende) ver¬ zet tegen Bouterse en bezocht in die hoeda¬ nigheid meerdere malen het State Depart¬ ment in Washington. Archief bz, Apa/19851989/ 00779 “ 912.2 Suriname/buitenlandse
H3-H525 Van Mulier 1990:146,151 en Buddingh’ 2012: 343-34426 Ooft 1985:121-123 en Hoogbergen en Kruijt 2005: 84-98.
politiek en verhouding en diplomatieke be¬
27 Van Mulier 1990:147,149,152.
trekkingen met diverse landen, 1985-1989:
28 Commissie herdenking vhp 50 jaar 1999:
Codebericht van Fein aan de min. v. bz d.d. 17 maart 1987. 16 De militairen hadden niet toegestaan dat
61-64. 29 Collectie Arron: ‘Basisprincipes en -structu¬ ren voor democratie in Suriname’ en Tekst
het afscheid van Pa Lem op Grun Dyari
van de toespraak van Arron op de NPS-verga-
plaatsvond. De overledene werd ter aarde
dering van 11 oktober 1985. Zie ook Commis¬
besteld op Anetta’s Hof, ongeveer één kilo¬ meter verwijderd van het gebouw van de Moederbond. 17 De steun van de kernen Tourtonne Noord (Pa Lem), Abra Broitji (Pa Morie) en Sisa Lobi (Henny Getrouw) waren voor het draag¬
sie herdenking vhp 50 jaar 1999: 65-68. 30 Het Militair Gezag zou pas in oktober 1985 het bestaan van de dialoog bevestigen. 31 Commissie herdenking vhp 50 jaar 1999: 68-69 en Sedney 2010:121-123. 32 Collectie Arron: Plechtige verklaring d.d.
vlak van Arron in de nps van fundamenteel
23 november 1985; Commissie herdenking
belang.
vhp 50 jaar 1999: 78-83. De leiders van de
18 Collectie Arron: Toespraak bij de begrafenis van Pa Lem (zonder titel, zonder datum).
vakbeweging meenden dat zij de weg hadden geplaveid voor de oude politieke partijen om
Vertaling Alla sma waai oengfraga: Alle men¬
deel te nemen aan de besprekingen in het
sen zwaai met jullie vlaggen. Vertaling Hori
Topberaad. Met verwijzing naar de gebeurte¬
fasti sangjoe habie, mekie moro bribie kong:
nissen die in december 1982 hadden plaats¬
Wees standvastig, laat er meer geloof komen.
gevonden, stelden zij dat de vakbeweging de
Regel is afkomstig uit een bekend EBG-lied.
echte offers had gebracht, maar dat de poli¬
19 Vrij vertaald: zwijgen is niet berusten.
tiek dit nooit met zoveel woorden had erkend.
20 Onafhankelijkheid 1983. Interview met
Interview met F. van Russel, Paramaribo,
A.H. Getrouw, Paramaribo, 11 januari 2002. Voor de reactie van Bouterse, zie Dew 1994:
7 november 2011. 33 Voor menig VHP’er was de kennismaking
74. Arron zou, evenals Lachmon, op 13 april
met een op consensus gerichte en coöpera¬
1982 ook de begrafenis van David Findlay bij¬
tieve Arron een verademing na vóór 1980
wonen, maar hield zich bij die gelegenheid,
met een ‘intern en extern zeer dominante’ en
eveneens op Anetta’s Hof, op de achtergrond.
vooral ‘in zijn eigen woord gelovende’ politi¬
E-mailcorrespondentie E.D. Findlay, Para¬
cus te zijn geconfronteerd. Interview met
maribo, 20 maart 2002. 21 Commissie herdenking vhp 50 jaar 1999: 60. 22 Boerboom en Oranje 1992:31,70,77, 88, 90-91. 23 Seedorf en Cambridge zouden na de decem¬
R. Sardjoe, Paramaribo, 23 januari 2002. 34 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00431 911.31. Suriname/politieke verhoudingen en partijen, 1985-1986: Codebericht van Van den Broek aan Paramaribo d.d. 24 mei 1985; Codeberichten van Van Houten aan de min.
bermoorden Suriname verlaten en zich in
v. bz d.d. 4 juni, 19 en 26 juli en 8 oktober
Nederland vestigen.
1985.
683
35 Rond deze tijd startte Arron met een groep vertrouwelingen besprekingen over het
lijkheid op 25 november 1985. De officiële
democratiseringsproces. Om veiligheids¬
introductie van de politieke leiders in het
redenen vonden deze bijeenkomsten aanvan¬
Topberaad vond plaats op 19 december
kelijk buiten de stad plaats, en wel in het huis van Bennie Kletter, met wie Arron persoon¬
1985. 41 Collectie Arron: Tekst van de toespraak van
lijk bevriend was. Na verloop van tijd werd
Arron bij de viering van tien jaar onafhanke¬
ook op andere locaties vergaderd. De ont¬
lijkheid op 25 november 1985. De Neder¬
moetingen, die vooral het karakter van een
landse ambassaderaad Erik Klipp schreef aan
brainstorm hadden en beoogden om onder¬
Den Haag: ‘De meeste gesprekspartners zijn
ling af te stemmen over de deelname aan en
unaniem in hun lof voor m.n. het optreden
de koers van het democratiseringsproces,
van Arron op de 25ste. Lachmon kwam daar¬
werden, behalve door Arron en Kletter, bijge¬
entegen enigszins vlak over. Arrons speech
woond door Frank Essed, Otmar Rodgers,
werd, als enige, zelfs enkele malen onderbro¬
Rufus Nooitmeer, Arnold Kruisland, Harry
ken door applaus. Bouterse’s eigen speech
Kensmil en Ronald Venetiaan. Interview met
was uiterst ongeïnspireerd en mat overge¬
B. Kletter, Indira Gandhiweg, 29 november
komen.’ Zie Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/
2006.
00431 - 911.31. Suriname/politieke verhou¬
36 Naar verluidt hadden Arron, Lachmon en Soemita een eerder voorstel van Bouterse om de nps, de VHP en de ktpi te laten opgaan in de 25 Februari Beweging gedecideerd van de
dingen en partijen, 1985-1986: Codebericht van Klipp aan de min. v. bz d.d. 5 december 1985. 42 Het manoeuvreren van het drietal werd in
hand gewezen. BranaShute 1986:102.
zijn algemeenheid bemoeilijkt door de sfeer
37 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00431 -
van achterdocht en vrees waarvan de samen¬
911.31. Suriname/politieke verhoudingen en
leving nog altijd doortrokken was en meer
partijen, 1985-1986: Codebericht van Van
specifiek door de ambitie van het Militair
Houten aan de min. v. bz d.d. 28 oktober
Gezag om een strakke regie over het demo¬
1985. Hoewel Soemita’s veroordeling wegens
cratiseringsproces te voeren. Bij dit laatste
knevelarij in sommige kringen bedenkingen
behoorde het rapporteren van relevante in¬
opriep, was zijn rehabilitatie al begonnen
lichtingen aan de legerleiding door een net¬
met zijn benoeming tot waarnemend direc¬
werk van informanten en verklikkers. Inter¬
teur (en vervolgens tot directeur) van het mi¬
view met R.E. van Trikt, Leiden, 16 januari
nisterie van Sociale Zaken, in welke positie hij zijn leiderschap onder de Javanen wist te
2001. 43 Collectie Arron: ‘Grondslag politieke dia¬
versterken. Zie ook Commissie herdenking
loog’. Er bestaan twee versies van dit docu¬
VHP 50 jaar 1999: 69-72.
ment, gedateerd 12 en 19 november 1985. De
38 Rufus Nooitmeer en Otmar Rodgers.
25 Februari Beweging streefde op nationaal
39 Collectie Arron: Brief van de voorzitter van
niveau naar een representatieve democratie
de nps aan een vijftigtal exponenten van de
gecombineerd met een gematigd participa-
partij d.d. 3 oktober 1985, Tekst van de toe¬
tiesysteem en op regionaal en plaatselijk
spraak van Arron op de NPS-vergaderingvan
niveau naar een participatiedemocratie ge¬
11 oktober ig85enTekstvan het besluit van
combineerd met een gematigd representatief
de exponenten van de nps op 11 oktober 1985.
systeem. Zie ook Collectie Arron: ‘Referentie¬
In de loop van diezelfde maand verschafte de
kader bij de “Politieke dialoog’” (ongeda¬
NPS-leiding ook de partijafdelingen, onder¬
teerd, maar eveneens uit de tweede helft van
afdelingen, kernen en werkgroepen in Paramaribo en de kustdistricten uitleg over
1985). 44 Collectie Arron: Tekst van een toespraak
het politiek akkoord en spraken de structu¬
van Arron op de NPS-voorlichtingsvergade-
ren hun steun uit voor het democratiserings¬
ring van 1 februari 1987. Dat de dialoog een
proces. Zie Collectie Arron: Tekst van een
delicaat karakter had en de onderlinge ver¬
toespraak van Arron op de NPS-voorlichtings-
houdingen broos waren, bleek uit de reactie
vergaderingvan 1 februari 1987.
van Bouterse, die zich op 13 december in het
40 Collectie Arron: Tekst van de toespraak van
684
Arron bij de viering van tien jaar onafhanke¬
NOTEN HOOFDSTUK X
Topberaad geïrriteerd had getoond over het
selectieve karakter van de uitnodiging en het
verhoudingen en partijen, 1985-1986:
neokoloniale tintje dat er zijns inziens aan
Codeberichten van Van Houten aan de min.
kleefde. Zijn standpunt was helder: Suriname
v. bz d.d. 8 en 18 april en 9 mei 1986.
liet zich door Nederland niet ontbieden om
50 Collectie Arron: Tekst van een toespraak
uitleg te verschaffen over het gesloten ak¬
van Arron op de NPS-voorlichtingsvergade-
koord. Vergelijk Archief bz, Apa, GS, 1985-
ringvan 1 februari 1987. Archief bz, Apa, GS,
1989/ 00436 - 921.1 (2). Suriname/verhou¬
1985-1989/ 00431 - 911.31. Suriname/politie¬
dingen en diplomatieke betrekkingen met
ke verhoudingen en partijen, 1985-1986:
Nederland en bezoeken aan Nederland,
Codeberichten van Van Houten aan de min.
1985-1986: Codeberichten van Klipp aan de
v. bz d.d. 30 mei en 4 en 16 juni 1986.
min. v. bz d.d. 4,11,13 en 14 december 1985
51 Dit betrof de Associatie van Surinaamse
en Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00431 -
Fabrikanten (asfa). De Vereniging Suri¬
911.31. Suriname/politieke verhoudingen en
naams Bedrijfsleven (vsb) participeerde wel
partijen, 1985-1986: Codebericht van Klipp
in het Topberaad, maar niet in de regering en
aan de min. v. bz d.d. 5 december 1985. 45 Revista Envio, no. 50, Agosto 1985 en O’Brien 1986: 52-54. 46 Collectie Arron: Boodschap van Carlos Andrés Pérez aan H.A.E. Arron 14 november
evenmin in de Nationale Assemblee uit on¬ vrede over de zetelverdeling tussen de vakbe¬ weging en het bedrijfsleven. 52 Wat Arron zal hebben beschouwd als een gebaar van goede wil van de kant van de mili¬
1985. Boodschap was na afloop van het on¬
tairen was het besluit van de minister van
derhoud door Pérez geschreven bij wijze van
Algemene Zaken om hem een geldelijke uit¬
bemoediging. Het bezoek van Pérez vond
kering ineens toe te kennen bestaande uit zes
plaats van 11 tot met 13 november 1985.
maanden schadeloosstelling inclusief repre¬
47 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00436 -
sentatie ter compensatie van wegens dienst¬
921.1 (2). Suriname/verhoudingen en diplo¬
belangen niet genoten vakantieverlof in de
matieke betrekkingen met Nederland en be¬
periode 24 december 1973 tot 14 maart 1980.
zoeken aan Nederland, 1985-1986: Code¬
Collectie Arron: Besluit van W.A. Udenhout
bericht van Van Houten aan de min. van bz
d.d. 2 juli 1986. Voorbeelden van de voor¬
d.d. 14 november 1985 en Archief bz, Code 9,
zichtigheid die Lachmon en Arron in deze
1985-1989/2064 - 912.2. Suriname-Venezue-
fase van de transitie aan de dag legden, levert
la/verhouding en diplomatieke betrekkin¬ gen, 1985-1989: Codebericht van Van Houten
Dew (1994:140-141). 53 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00431 -
aan de min. van bz d.d. 14 november 1985.
911.31. Suriname/politieke verhoudingen en
Zie ook Wijntuin 1994: 75,104. Voor Arron
partijen, 1985-1986: Codeberichten van Van
en Lachmon was de boodschap van Pérez een
Houten aan de min. v. bz d.d. 12 en 29 augus¬
hart onder de riem. De Surinaamse autoritei¬
tus en 25 september 1986. Over de zakelijke
ten hielden er rekening mee dat het bezoek
belangen van hooggeplaatste militairen, zie
van de Venezolaanse politicus onderdeel was
Hoogbergen en Kruijt2005:106-110. Over
van een geheime missie in opdracht van
Ronnie Bronswijk en het begin van de bin¬
Nederland en Brazilië.
nenlandse oorlog wordt uitvoerig gerappor¬
48 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00436 -
teerd door Hoogbergen en Kruijt (2005:113-
921.1 (2). Suriname/verhoudingen en diplo¬
141). Over de economische en culturele
matieke betrekkingen met Nederland en be¬
dimensies van het optreden van Bronswijk,
zoeken aan Nederland, 1985-1986: Code¬
zie ook Van Wetering en Thoden van Velzen
bericht van Van Houten aan de min. van bz d.d. 13 februari 1986. 49 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00436 -
2013: 271-310. 54 De Ware Tijd 29 september 1986 en Collectie Arron: Boodschap van bezinning en inspira¬
921.1 (2). Suriname/verhoudingen en diplo¬
tie ter gelegenheid van de herdenking van
matieke betrekkingen met Nederland en be¬
het 40-jarig bestaan van de Nationale Partij
zoeken aan Nederland, 1985-1986: Code¬ bericht van Van Houten aan de min. van bz
Suriname [29 september 1986]. 55 Collectie Arron: Brief van J. Lachmon,
d.d. 15 mei 1986 en Archief bz, Apa, GS, 1985-
H.A.E. Arron en W. Soemita aan
1989/ 00431 - 911.31. Suriname/politieke
D.D. Bouterse d.d. 8 oktober 1986.
685
56 Collectie Arron: Tekst van een toespraak van Arron op de NPS-voorlichtingsvergadering van 1 februari 1987. 57 In 2oro onthulde de Volkskrant dat premier Radhakishun in oktober 1986 de Nederlandse regering benaderd had met het verzoek om militair in te grijpen in Suriname. De
61 De Ware Tijd 26 januari 1987 en Collectie Arron: Tekst van een toespraak van Arron op de NPS-voorlichtingsvergadering van 1 februari 1987. 62 Eerder hadden de politieke partijen er nog
Nederlandse oud-bewindslieden Lubbers,
rekening mee gehouden dat een volksverte¬
Van den Broek en Van Eekelen bevestigden
genwoordiging bestaande uit een Politieke
dat er overwogen was om samen met de
Kamer (met gekozen leden) en een Maat¬
Verenigde Staten aan dit verzoek gehoor te
schappelijke Kamer (met leden afgevaardigd
geven. Het belangrijkste doel van de beoogde
door functionele groepen en politieke partij¬
operatie was om de Surinaamse strijdkrach¬
en) het maximum haalbare zou zijn. Tevens
ten te ‘neutraliseren’, Bouterse te arresteren
werd in die fase nog gespeeld met de gedach¬
en orde en recht te herstellen. Een bijkomend
te de (executieve) president en de vicepresi-
motief was volgens hen om Nederlanders en
dent rechtstreeks door het electoraat te laten
Amerikanen te beschermen en indien nodig
kiezen. Collectie Arron: ‘Visie van vhp, nps
te evacueren. Van het uitvoeren van de plan¬
en ktpi m.b.t. enkele in de grondwet te rege¬
nen zou in januari 1987 zijn afgezien, aange¬
len onderwerpen’ d.d. 31 oktober 1986 en
zien de Nederlandse regering het risico op
Notulen van de vergaderingen van het Top-
slachtoffers onder mariniers en Nederlandse
beraad van woensdag 22 oktober en woens¬
burgers in Suriname (circa 6000) te groot vond. De Volkskrant 20 november 2010 en 8 november 2011. 58 Hoogbergen en Kruijt 2005:159-162 en MacKay 2006. 59 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00431 911.31. Suriname/politieke verhoudingen en
dag 17 december 1986. 63 De Ware Tijd 2 februari 1987 en Collectie Arron: Tekst van een toespraak van Arron op de NPS-voorlichtingsvergadering van 1 februari 1987. 64 Aanleiding was het verzoek van minister van Buitenlandse Zaken Herrenberg aan
partijen, 1985-1986: Codeberichten van Van
Nederland om ambassadeur Van Houten
Houten aan de min. v. bz d.d. 24 oktober
terug te roepen. Anders dan Herrenberg het
(nrs. 459 en 461), 28 oktober, 5 november en
volgens de oude politieke partijen had doen
5 en 8 december (nrs. 563 en 564) 1986. Er
voorkomen was dit besluit niet in grote una¬
zou een lijst bestaan met daarop de namen
nimiteit en met volledige instemming van
van zestig politieke tegenstanders van het
het Topberaad genomen. Oplopende span¬
Militair Gezag. Volgens de berichten waren
ningen met collega-ministers brachten Her¬
de namen van Arron en Lachmon op deze
renberg ertoe zijn ontslag als minister in te
lijst met rood onderstreept, de naam van
dienen. Hierop werd premier Radhakishun
Soemita met blauw. Hun uitschakeling zou
ontslag aangezegd door het Topberaad aan¬
aan de orde zijn op het moment dat de in het
gezien hij niet langer kon rekenen op de
nauw gedreven militaire top zijn positie vei¬
steun van alle partners in dit orgaan. Uit soli¬
lig wenste te stellen. Het is onduidelijk wie er
dariteit met Radhakishun traden vervolgens
schuilging achter de lijst en of de geruchten
de ministers Jessurun (nps), Mungra (vhp)
op waarheid berustten. Waarnemers hielden
en De Miranda (asfa) eigener beweging af.
er rekening mee dat het in omloop gebrachte
De Ware Tijd 14 en 19 januari en 14 februari
scenario deel uitmaakte van een door militai¬ ren geregisseerde destabilisatiecampagne. Zie ook Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 -
1987. 65 Hoogbergen en Kruijt 2005:112,150-151, 169-170,172-173.
Suriname/politieke verhoudingen en partij¬
66 De West 12 maart 1987.
en, juli-augustus 1987: Codebericht van Van
67 Collectie Arron: ‘Aantekeningen met
der Kroon aan de min. v. bz d.d. 11 november
betrekking tot het Politiek Raamwerk:
1987 en Hoogbergen en Kruijt 2005:164-167.
1. Concept V.H.P.; 2. Politiek Raamwerk’ d.d.
60 De Ware Tijd 13 december 1986. Het verla¬ gen van de kiesgerechtigde leeftijd was op re¬
686
geringsniveau al een gespreksonderwerp ten tijde vanNPKU.
NOTEN HOOFDSTUK X
20 maart 1987. 68 Collectie Arron: ‘Opmerkingen m.b.t. het
“Politiek raamwerk voor een concept-grond-
me/binnenlandse politiek/grondwet, 1985-
wet” (Deel 2: Democratische staatsordening)’
1987: Vertrouwelijk memorandum van dwh
d.d. 21 maart 1987. Archief bz, DWH/Surina-
aan M d.d. 26 maart 1987; Codebericht van
me/ara/23 - Suriname/binnenlandse poli¬
Van den Broek aan ambassadeur in Parijs d.d.
tiek/grondwet, 1985-1987: Open bericht van
13 april 1987; Memorandum van Wnd. dwh
Van der Kroon aan de min. v. bz d.d. 23 maart
aan M d.d. 16 april 1987; Codebericht van
1987 en Codebericht van Van der Kroon aan
Van der Kroon aan de min. v. bz d.d. 16 april
de min. v. bz d.d. 24 maart 1987.
1987. Op het Nederlandse ministerie van
69 Dat wil zeggen met het voorontwerp als zo¬
Buitenlandse Zaken werd vastgesteld dat het
danig, niet met de Memorie van Toelichting
gekozen constitutionele model kennelijk
en de ontwerpen ten behoeve van de orga¬
geïnspireerd was door de dwifungsi-systema¬
nieke wetten die in het voorontwerp werden
tiek van de Indonesische grondwet (d.i. de
genoemd.
dubbelrol van de gewapende machten in de
70 De Ware Tijd 1 april 1987.
landsverdedigingen het landsbestuur). Dit
71 Bij afwezigheid van een van hen trad Otmar
gaf Suriname het karakter van een ‘gelegali¬
Rodgers als plaatsvervanger op.
seerde gematigde dictatuur’. Alleen sterke
72 Van Mulier 1990:155-156.
persoonlijkheden binnen de volksvertegen¬
73 De toespraak van Bouterse - waarin hij het
woordiging en de rechterlijke macht zouden
democratiseringsproces meer nog dan in een
volgens het ministerie adequaat tegenwicht
revolutionaire in een nationalistische tradi¬
kunnen bieden aan de sterke executieve
tie plaatste, daarbij verwijzend naar ‘strijder’ De Kom en ‘patriot’ Dobru - is integraal opgenomen in Van Mulier 1990:195-202.
macht. 77 Jules Wijdenbosch was in 1983 na een ver¬ blijf van 17 jaar in Nederland naar Suriname
74 In artikel 177 van de grondwet werden de ta¬
teruggekeerd. Arron en Nooitmeer probeer¬
ken van het Nationaal Leger - ‘de militaire
den hem te interesseren voor toetreding tot
voorhoede van het volk van Suriname’ - als
de nps, maar naar eigen zeggen voelde hij
volgt gedefinieerd: ‘de verdediging van de
hier niet voor aangezien de partij de volksge¬
souvereiniteit en zelfstandigheid alsmede
richte koers van Pengel had verlaten en om¬
het beschermen van de hoogste rechten en
dat hij de ambitie had zijn eigen politieke
vrijheden van land en volk met het dienen
idealen te verwezenlijken. Arron betreurde
van rechtsorde, vrede en veiligheid’ en het
de opstelling van Wijdenbosch en verweet
mede arbeiden aan ‘de nationale opbouw en
hem dat hij te veel haast had. Wijdenbosch
bevrijding van de natie’. Artikel 178 sprak van
koos ervoor samen te werken met legerleider
de opdracht van het Militair Gezag - ‘het ver¬
Bouterse en speelde in het democratiserings¬
tegenwoordigend orgaan van het nationaal
proces een verbindende rol die Arron en
leger’ - ‘om de voorwaarden te garanderen
Lachmon waardeerden. Vergelijk ook inter¬
waardoor het Surinaamse volk een vreed¬
view met J. A. Wijdenbosch, Paramaribo,
zame overgang naar een democratische en sociaal rechtvaardige maatschappij kan reali¬
25 oktober 2006. 78 Tijdens de twee Frontregeringen (2000-
seren en consolideren’. Fernandes Mendes
2010) die op de uitspraak van Arron volgden,
1989b: 324.
zou de grondwet ongewijzigd blijven.
75 De president was krachtens de grondwet
79 Enkele dagen vóór het referendum over de
staatshoofd, regeringsleider, opperbevelheb¬
grondwet onthulde Rufus Nooitmeer tijdens
ber van de strijdkrachten, voorzitter van de
een NPS-congresvergadering dat Arron de
Staatsraad, voorzitter van de Veiligheidsraad
auteur was van de finale tekst van de pre¬
en eerstverantwoordelijke voor de buiten¬
ambule. De Ware Tijd 28 september 1987.
landse politiek. 76 De Ware Tijd 2 april 1987. Archief bz, Apa,
80 Archief bz, DWH/Suriname/ara/00022 DWH/SL/i/Suriname/binnenlandse poli¬
GS, 1985-1989/ 00432 - 911.31. Suriname/po¬
tiek/grondwet, 1987: Codebericht van Van
litieke verhoudingen en partijen, januari
der Kroon aan de min. v. bz d.d. 8 mei 1987;
1987 t/m juni 1987: Codebericht van Van der
Open bericht van Van der Kroon aan de min.
Kroon aan de min. v. bz d.d. 3 april 1987.
v. bz d.d. 14 mei 1987; Codebericht van Van
Archief bz, DWH/Suriname/ara/23 - Surina¬
der Kroon aan de min. v. bz d.d. 24 juli 1987.
687
81 De West 27 april 1987. Vertaling: Laat ze komen, we wachten ze op. 82 Collectie Arron: Memorandum “17-5” door F.E. Essed d.d. 19 mei 1987 en nps 1987. 83 Collectie Arron: Interview Fred Derby,
dat hij bij de verkiezingen zeker op 20 zetels zou kunnen rekenen. Zie Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00438 - 912.1 (2). Suriname/ver¬ houding en diplomatieke betrekkingen met
donderdag 9 juli 1987 van 16.45tot 18.00 uur.
Nederland, deel v, 1987,1988: Codebericht
Verslag van een gesprek met een (niet nader
van Van der Kroon aan de min. van BuZa d.d.
genoemde) Nederlandse radio-omroep. De nps beschouwde de spa niet werkelijk als
27 januari 1988. 90 Stichting De Olifant beheerde de roerende
een rivaal, maar volgde de partij wel nauwlet¬
en onroerende goederen van de vhp, waar¬
tend. Het was zaak om te voorkomen dat kie¬
onder het partijterrein en het partijgebouw.
zers in tweestrijd werden gebracht. Collectie
91 De Ware Tijd 3 en 4 augustus 1987.
Arron: Interne partijmemo’s d.d. 9 en 13 juli
92 Een sleutelzin uit het populaire ‘Mi owru
1987. 84 Archief BZ, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬ name/politieke verhoudingen en partijen,
s’su’ luidde dat het dragen van een oude schoen geen pijn deed, met andere woorden, de oude politieke partijen zaten de kiezer nog
juli-augustus 1987: Codebericht van Van der
altijd als gegoten. ‘Democratie en ontwikke¬
Kroon aan de min. v. bz d.d. 6 juli 1987
ling [... ] dat is dat ding’ was de slogan van het
(nr. 394).
Front. De slagzin van de ndp - Soso lobi
85 De naam Alliantie voor Democratie en
(alleen liefde) - werd door Frontaanhangers
Ontwikkeling was een idee van Otmar
al snel verbasterd tot Soso trobi (alleen ruzie)
Rodgers. Op voorstel van Walter Lim A Po werd de naam gewijzigd in Front voor Demo¬
en Soso lasi (alleen verliezers). Dew 1994:150. 93 Het ging deels om vlaggen en petjes die als
cratie en Ontwikkeling, omdat naar ver¬
gevolg van de afgebroken verkiezingscam¬
wachting het volk beter met het eenletter¬
pagne van 1980 ruim zeven jaar opgeslagen
grepige woord ‘front’ uit de voeten zou kunnen. Interview met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001. 86 Collectie Arron: Verklaring van de vhp, de nps en de ktpi d.d. 10 juli 1987. 87 Collectie Arron: Redevoering van de voor¬
hadden gelegen. 94 Collectie Arron: Manifest van het Front voor Democratie en Ontwikkeling, Parama¬ ribo, 2 augustus 1987. Vergelijk ook nps 1987: 495 ‘God never fails’ was een in die tijd populaire
zitter van de Nationale Partij Suriname uit¬
gospelsong. Het lied was bekend geworden
gesproken ter gelegenheid van de officiële
door Michell Chakauri, die er in 1986 op 12-
opening van het coördinatiecentrum op vrij¬
jarige leeftijd het kindersongfestival georga¬
dag 10 juli 1987. Om Arron als politiek leider
niseerd door de Stichting Peace Forever mee
te profileren en de achterban kennis te laten
had gewonnen. Met zijn optreden in een af¬
nemen van zijn gedachtegoed, publiceerde
geladen Ismay van Wilgen Sporthal had hij
de Pers- en Publiciteitsraad van de nps die¬
de harten van veel Surinamers gestolen. Ook
zelfde maand een bloemlezing van markante
Arron - tegenover de menigte: ‘ik ben niet
uitspraken van Arron uit de perioden 1975-
kerkelijk, maar wel diepgelovig’ - hield van
1979 en 1986-1987. Zie Arron 1987.
Chakauri’s uitvoering van het lied. Over
88 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬
Chakauri, zie De Ware Tijd 10 juni 2005.
name/politieke verhoudingen en partijen,
96 Collectie Arron: Toespraak zonder titel,
juli-augustus 1987: Codeberichten van Van
zonder datum, beginnend met de regel ‘Het
der Kroon aan de min. v. bz d.d. 6, 9 en 13 juli
Front voor Democratie en Ontwikkeling, ge¬
1987. De West 11 juli 1987.
vormd doordev.H.p., k.t.p.i. enn.p.s.,staat
89 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬
voor een enorme uitdaging’. Deze uitspraak
name/politieke verhoudingen en partijen,
van Arron dateert uit 1975. Ook opgenomen
juli-augustus 1987: Codeberichten van Van der Kroon aan de min. v. bz d.d. 27 juli 1987
688
leid, ook door hem steeds voor te spiegelen
als slotwoord in Arron 1987. 97 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬
(nrs 450 en 451). Ook na de zege van het
name/politieke verhoudingen en partijen,
Front zou Lachmon er nog geruime tijd prat
juli-augustus 1987: Codebericht van Middel¬
op gaan Bouterse om de tuin te hebben ge¬
dorp aan de min. v. bz d.d. 3 augustus 1987,
NOTEN HOOFDSTUK X
‘Manifest van het Front voor Democratie en Ontwikkeling, Paramaribo, 2 augustus 1987’ en De Ware Tijd 3 augustus 1987. Vertaling
dacht - geen punt van bespreking is geweest in River Club. Zie MacDonald 1988:121. 103 Over de ‘civiel-militaire cohabitation-for¬
van de dichtregels van Dobru: Vandaag is het
mule’, zie ook Kruijt 2006: 87. Boerboom en
mijn dag, vandaag is het onze dag.
Oranje (1992:112-113) noemen de overeen¬
98 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬
komst een ‘akkoord over de machtsverdeling
name/politieke verhoudingen en partijen,
na de verkiezingen’ en schematiseren:
juli-augustus 1987: Codeberichten van Mid¬
‘Bouterse kreeg het leger, de vhp de econo¬
deldorp aan de min. v. bz d.d. 4 en 5 augustus
mische macht en de nps het ambtelijke appa¬
1987 en ‘Gesprek met mr. E. Bruma op
raat.’ Bovendien zou volgens hen de afspraak
4 augustus 1987. Verslag door Middeldorp’.
zijn gemaakt de grondwet niet onmiddellijk
De West 4 augustus 1987 en De Ware Tijd 5 en
na de verkiezingen te wijzigen. In mei 1989
8 augustus 1987.
maakte voorzitter Lachmon nog eens ten
99 De West 10 en 13 augustus 1987, De Ware Tijd
overvloede de tekst van het Leonsberg Ak¬
7,8 en 11 augustus 1987 en Commissie her-
koord openbaar in de Nationale Assemblee
denkingvHP 50 jaar 1999: 91-93. De tekst van
om de Surinaamse gemeenschap gedocu¬
het Leonsberg Akkoord verscheen voor het
menteerd over de afspraken te informeren en
eerst in De Ware Tijd 11 augustus 1987.
ongefundeerde stellingen en aanhoudende
100 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬ name/politieke verhoudingen en partijen, juli-augustus 1987: Codeberichten van
speculaties over het akkoord een halt toe te roepen. De Ware Tijd 13 mei 1989. 104 Archief bz, DWH/Suriname/ara/00022 -
Middeldorp aan de min. v. bz d.d. 14, 20 en
DWH/SL/i/Suriname/binnenlandse poli¬
21 augustus 1987.
tiek/grondwet, 1987: Codeberichten van Van
101 De Ware Tijd 1 augustus 1988, Kompas
der Kroon aan de min. v. bz d.d. 29 septem¬
Weekblad 16 februari 1996, De Ware Tijd 24
ber en 1 oktober 1987. De Ware Tijd 2 en
april 2007, Khemradj 1999 en 2002a: 87-89.
7 oktober en 2 november 1987. Dat er in 1987
102 Lachmon zou in Leonsberg Bouterse onge¬
een referendum plaatsvond over een nieuwe
vraagd amnestie hebben aangeboden voor
grondwet en in 1975 niet, had niet alleen te
misdaden begaan tijdens het militair regime.
maken met de omstandigheid dat er in 1987
De laatste zou dit voorstel verontwaardigd
een passende staatsrechtelijke voorziening
van de hand hebben gewezen. De West
was getroffen, maar ook met de opvatting dat
24 november 2005. Dilip Sardjoe verklaarde
de overgang naar een semipresidentieel stel¬
er getuige van te zijn geweest dat Lachmon,
sel een breuk inhield met het verleden. De
na afloop van de besprekingen over het
grondwet van 1975 voorzag in een continue¬
Leonsberg Akkoord, de bevelhebber ‘alge¬
ring van het bestaande parlementaire stelsel.
heel pardon’ aanbood. Naar zijn zeggen was
Tegenover The New York Times liet Bouterse
Bouterse niet op deze geste ingegaan. Dagblad
enigszins dreigend weten dat de aanname
Suriname 3 april 2012. In de rubriek Justitia,
van de grondwet toch kon betekenen dat het
Pietas, Fides in De West van 31 maart 2012
leger er niet mee akkoord zou gaan als de
suggereerde de (niet bij naam genoemde)
nieuwe president de legerleider uit zijn func¬
auteur met verwijzing naar een informeel ge¬
tie zou ontheffen. Zie Dew 1994:146-147.
sprek dat hij met Arron zou hebben gevoerd dat Sardjoe als ‘onbevoegde subalterne’ tegen¬
105 De Ware Tijd 24,26,27 en 28 oktober 1987. Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 -
over Bouterse over amnestie had gesproken
Suriname/politieke verhoudingen en partij¬
en dat de laatste deze mogelijkheid hautain
en, juli-augustus 1987: Codeberichten van
had weggewuifd. De juistheid van deze ‘ont¬
Van der Kroon aan de min. v. bz d.d. 27,29 en
hullingen’ is moeilijk vastte stellen. Wel lijkt
30 oktober 1987. Vergelijk ook Dew 1994:
het onwaarschijnlijk dat de ‘Alfonsin factor’
148-149.
- naar de Argentijnse president Raül Alfon¬
106 De Ware Tijd 29 oktober 1987.
sin, die in 1983 na de teruggave van de macht
107 De Ware Tijd 31 oktober 1987. In 1991 trad
door de generaals aan een burgerregering
Van Russel af als voorzitter. Binnen de cen¬
vervolging instelde tegen militairen die van
trale was het verzet tegen samenwerking met
mensenrechtenschendingen werden ver¬
de nps toegenomen en Van Russel weigerde
689
om die reden zich herkiesbaar te stellen. De
werking van Nederland hadden het niet op¬
Moederbond zou nadien afstand nemen van
portuun gevonden om zelf al aanwezig te zijn.
de nps en gaan samenwerken met de ndp.
Volgens De Gaay Fortman was Lachmon ‘dui¬
Vergelijk interview met Van Russel in De
delijk de man’. De laatste bond hem op het
Ware Tijd 8 december 2009 en Carrot 2011:
hart dat de Nederlandse regering er goed aan
19-24,32-34.
deed iedere schijn van bevoogding achterwe¬
108 De Ware Tijd 3 en 16 november 1987.
ge te laten. Suriname diende de tijd te krijgen
109 De Ware Tijd 13 november 1987. Vergelijk
geleidelijk de invloed van het Militair Gezag
ook nps 1987. 110 Bouterse verwees met ‘de olifant’ naar de
terug te dringen, zoals in Argentinië, en zon¬ der inmenging van buitenaf de binnenlandse
VHP en met 'oude schoenen’ naar het verkie-
oorlog te beëindigen. De Gaay Fortman ty¬
zingslied van het Front.
peerde Shankar als ‘een wijs en onkreukbaar
111 De Ware Tijd 23 november 1987.
man’ in wie hij ‘groot vertrouwen’ had. Hij te¬
112 Collectie Arron: [Verkiezingstoespraak
kende aan dat Arron tegen Nederland de no¬
22 november 1987]. 113 Een deel van de verklaring hiervoor werd gezocht in Bouterses als racistisch ervaren
dige grieven had geuit. Den Haag - altijd de mond vol van het respecteren van mensen¬ rechten - had na de coup van 1980 nooit enig
uithaal naar de Hindostaanse bevolkings¬
medeleven getoond met de onrechtmatig op¬
groep twee avonden vóór de stembusdag.
gesloten Arron.Integendeel, de Nederlandse
Dewi994:150-151.
regering had in september van dat jaar royaal
114 Interviews met A.E.R. Jessurun, Parama¬
steun verleend aan de militaire machtheb¬
ribo, 15 januari 2002 en R. Baptista, Para¬
bers. Naar het oordeel van De Gaay Fortman
maribo, 19 januari 2002.
kon de ontwikkelingssamenwerking met
115 De Ware Tijd 26, 27 en 28 november 1987.
Suriname worden hervat, al achtte hij een in¬
De eerste en de tweede republiek vielen vol¬
ternationalisering van de hulp gewenst.
gens de krant samen met de perioden 1975-
Archief De Gaay Fortman,
1980 en 1980-1987. Het Front had ruim
inv. nr. 341: handgeschreven notities en één
85 procent van de stemmen behaald. Voor
getypt document. In februari 1988 trad
details over de verkiezingsuitslag, zie De
J.B. Hoekman aan als ambassadeur van
Ware Tijd 7 december 1987.
Nederland. Het was zijn tweede termijn als
116 De Ware Tijd 30 november 1987. Opeen¬
ambassadeur in Suriname. C.B. Ramkisor
volgende regeringen zouden ervan afzien de
startte zijn werkzaamheden als ambassadeur
decembermoorden te onderzoeken. Pas in
van Suriname in Nederland in augustus
2000 honoreerde het Hof van Justitie in
1988.
Suriname de smeekbeden van de nabestaan¬
3 De West 25 januari 1988.
den van de slachtoffers en gelastte een juri¬
4 De West 12 januari 1988.
disch onderzoek. Net op tijd: niet veel later
5 Lachmon was door president Ramdat Missier
zouden de misdaden zijn verjaard. Eind 2007
op 10 december 1987 als oudste gekozen lid
ging het strafproces van start. De Amnestie¬
van de Nationale Assemblee beëdigd. Op zijn
wet van 4 april 2012 impliceerde dat de ver¬
beurt beëdigde Lachmon de dag erna als fun¬
dachten van de decembermoorden, onder
gerend voorzitter van de Nationale Assem¬
wie president Bouterse, niet langer konden
blee 48 Assembleeleden. Op 14 december
worden vervolgd.
werden deze Assembleeleden toegelaten en
117 De Ware Tijd 23 november 1987. Hij zou deze uitspraak regelmatig herhalen.
Lachmon en Otmar Rodgers respectievelijk tot voorzitter en ondervoorzitter gekozen. Aan Kadi Kartokromo viel de functie van
XI 1 Niet lang hierna omgedoopt tot Anthony Nesty Sporthal (ans). 2 Oud-minister W.F. de Gaay Fortman leidde als ambassadeur in speciale dienst de Neder¬
690
secretaris toe, aan Edmund Bleau de functie van griffier. Eén Assembleelid kon door ziek¬ te niet aanwezig zijn, een ander lid had zich teruggetrokken. Het eerste lid en de opvolger van het laatste lid, respectievelijk L. Mungra
landse delegatie. De ministers van Buiten¬
(Front) en A. Wouter (Pendawa Lima), wer¬
landse Zaken en Ontwikkelingssamen¬
den op 21 december tot de Nationale Assem-
NOTEN HOOFDSTUK X-XI
blee toegelaten. De Ware Tijd 11,12 en 15 december 1987. 6 De West 12, 25 en 26 januari 1988 en de Volks¬
krant 26 januari 1988. Op 19 januari had de
1980 naar het buitenland waren gevlucht. Hij beschouwde dit als een laffe daad en keurde het af dat veel van deze vluchtelingen weer naar Suriname terugkeerden op het
Nationale Assemblee de decreten ongedaan
moment dat het weer beter leek te gaan met
gemaakt die de regeringsmacht van het
het land. Daarnaast wenste Arron het demo¬
Militair Gezag regelden. De regering werd
cratiseringsproces niet in gevaar te brengen.
vanaf dat moment gevormd door de presi¬
Bij de militaire machthebbers stond Wijn¬
dent, de vicepresident en de raad van minis¬
tuin in een kwade reuk vanwege zijn deel¬
ters. Op 4 december 1987 had het Nationaal
name aan een internationale lobby tegen
Leger via een geheime stemming een nieuw Militair Gezag gekozen, bestaande uit bevel¬
hen. 10 De Ware Tijd 23 november en 14 december
hebber Bouterse, stafchef Ivan Graanoogst,
1987 en interviews met W.A. Udenhout,
kapitein Chas Mijnals, majoor Badrisein
Paramaribo, 9 november 2000, E. Essed-
Sital en majoor R. Lewjen Tai. nrc Handels¬
Fruin, Amsterdam Buitenveldert, 16 septem¬
blad 20 en 25 januari 1988.
ber 2001 en B. Kletter, Indira Gandhiweg,
7 De West 6,7 en 12 januari 1988.
29 november 2006. Essed zelf beschouwde
8 Kort hiervoor was in Paramaribo een NPS-on-
zijn ‘kandidatuur’ als een vorm van eerher¬
derafdeling onder die naam van start gegaan
stel na de door hem als kwetsend ervaren in¬
met een bestuur onder voorzitterschap van
hechtenisneming en verdachtmakingen van
Ruth Wijdenbosch. Arron had op 8 oktober
corruptie. Wijdenbosch was de presidents¬
het bestuur van de onderafdeling geïnstal¬
kandidaat van de ndp.
leerd en trad op als haar beschermheer. Wijdenbosch kreeg een verkiesbare plaats op de Frontlij st, werd gekozen en trad toe tot de
11 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008. 12 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00438 -
Nationale Assemblee. Vergelijk De West
912.1 (2). Suriname/verhouding en diploma¬
20 oktober 1987, stas Caribe 1999:32-34 en
tieke betrekkingen met Nederland, deel v,
interview met R.J. Wijdenbosch, Paramaribo,
1987,1988: Codebericht van Van der Kroon
7 juni 2004.
aan de min. van BuZa d.d. 27 januari 1988 en
9 De Ware Tijd 19 oktober 1987. In de beleving
Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/1090 - 911.31
van veel psv’ers had Arron de partij tijdens
Suriname/politieke verhoudingen en partij¬
npk i en ii kort gehouden en alleen mondjes¬
en, 1989: Codebericht van Hoekman aan de
maat bij staatszaken betrokken. Reden voor
min. van BuZa d.d. 10 januari 1989. De
de breuk tussen de nps en de psv in 1987 was
Frontleiding heeft nooit opening van zaken
dat de psv geen machtsfactor van betekenis
willen geven over de kwestie, waardoor veel
meer was. Veel van de kaderleden vertoefden in het buitenland en zij die in Suriname ver¬
aspecten onopgehelderd bleven. 13 Collectie Arron: Advies inzake eventuele
bleven, ontbrak het aan de ambitie om de
voorkeur nps voor het presidentschap dan
partij als een potentiële Frontpartner te pro¬
wel vicepresidentschap. Advies t.b.v. de
fileren. Bij veel NPSers bestond bovendien
Adviesraad uitgebracht door de politiek-
twijfel over de sterkte van de partij. Zij meen¬
bestuurlijke commissie van het J.A. Pengel
den dat de psv vóór 1980 vooral zetels had
Instituut voor Beleidsstudies d.d. 21 decem¬
verworven door mee te liften op de populari¬
ber 1987.
teit van de nps . Het hielp ten slotte niet dat
14 Archief bz, DWH/Suriname/ara/28 - Suri¬
Arron en de psv’er Fedor Bottse, die namens
name/politieke verhoudingen en partijen,
de psv de onderhandelingen voerde, elkaar
juli-augustus 1987: Codebericht van Van der
slecht lagen. Zie Van de Kruijs 2006: 86-87;
Kroon aan de min. v. bz d.d. 31 december
60 jaar 2006: 82. Wijntuin (1994:130-135) stelde verbitterd vast dat Arron in de jaren
1987. 15 De West 4 januari 1988. Een vergelijkbaar ri¬
tachtig bewust ieder contact met hem uit de
tueel voerde Arron op bij zijn officiële kandi¬
weg was gegaan. Dit had een duidelijke oor¬
daatstelling. Zie De West 8 januari 1988. Den
zaak. Arron kon weinig waardering opbren¬
Uyl werd ook in de Nationale Assemblee her¬
gen voor Surinamers die, zoals Wijntuin, na
dacht. Voorzitter Lachmon hield een toe-
691
spraak. De West 5 januari 1988. In de Memre
A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari
Bouterse dat er wel één minuut stilte voor
2002. Collectie Arron: Speech Vicepresident
Den Uyl, maar niet voor de militairen die
Henck Arron bij de beëdiging van de raad
hun leven hadden gegeven bij de verdediging
van ministers gehouden in het presidentieel
van de soevereiniteit van Suriname in acht
paleis op 26 januari 1988.
kon worden genomen. Daarmee werd zijns
20 60 jaar 2006: 67-68.
inziens de waardigheid van de staat te grab¬
21 Regeringsverklaring 1988: 3, 9-11.
bel gegooid. De West 14 januari 1988. Volgens
22 Regeringsverklaring 1988:13. Op 22 maart
PvdA-lid Owen Venloo stonden Den Uyl en
keurde de Nationale Assemblee de regerings¬
Arron in de beginjaren tachtig via tussenper¬
verklaring met 40 stemmen goed. De enige
sonen met elkaar in verbinding, maar werd
tegenstemmer was Frank Playfair, die na¬
dit geheime contact na de decembermoor¬
mens de ndp de zetel van Jules Wijdenbosch
den om veiligheidsredenen verbroken. Ik
had ingenomen. Laatstgenoemde had ervoor
heb geen bronnen gevonden die hier nader
bedankt in het college zitting te nemen.
uitsluitsel over geven. Interview met O. Ven¬ loo, Leiden, 21 september 2002. 16 De West 7 en 9 januari 1988. Toen het presi¬
De Ware Tijd 19, 21, 22 en 23 maart 1988. 23 Collectie Arron: [Verkiezingstoespraak 22 november 1987].
dentschap nog naar de nps leek te gaan, was
24 De Ware Tijd 5 december 1987.
Shankar in beeld voor het vicepresident-
25 De Ware Tijd 11 en 12 december 1987.
schap. Zijn kandidatuur voor het president¬
26 Collectie Arron: Toespraak H.A.E. Arron in
schap werd beklonken op het advocatenkan¬ toor van Lachmon, in aanwezigheid van
openbare vergadering van dna op 14 decem¬ ber 1987.
Arron en Soemita. Interview met R. Shankar,
27 De Ware Tijd 15 december 1987.
Paramaribo, 20 januari 2002.
28 Interviews met A. Chr. Kruisland, Den Haag,
17 De Ware Tijd 23 oktober 1987 en De West 23
5 november 2001, R. Baptista, Paramaribo,
en 26 januari 1988. Vanwege zijn veroorde¬
19 januari 2002, A.E.R. Jessurun, Parama¬
ling kreeg Soemita met opzet niet het minis¬
ribo, 15 januari 2002, A. Kallan, Paramaribo,
terie van Landbouw, Veeteelt en Visserij toe¬
20 mei 2004, B. Kletter, Indira Gandhiweg,
bedeeld, maar het departement van Sociale
29 november 2006 en R.J. Wijdenbosch,
Zaken en Volkshuisvesting.
Paramaribo, 7 juni 2004. Nooitmeer zou het
18 Romeo van Russel was als kandidaat voor¬
fractievoorzitterschap op zich nemen na
gedragen door de Moederbond, waar hij de
Arrons beëdiging tot vicepresident. De
functie van algemeen secretaris bekleedde.
redactie van De Ware Tijd (15 december 1987)
De afspraak was dat hij rekening mocht hou¬
noemde de gekozen oplossing ‘wijs’ en ‘ele¬
den met de belangen van de Moederbond,
gant’, meende dat ‘meedenken, meedoen en
maar verder als een NPS-minister diende te
meebeslissen’ (een NDP-leus) ‘op voortreffe¬
opereren. Het behartigen van de belangen
lijke wijze in de praktijk waren gebracht’ en
van de arbeiders zou tijdens de eerste
sprak van een ‘zeer goed begin van de nieuwe
Frontregering niet uit de verf komen. De
demokratie’. De ‘voorwaardelijke toelating’
deelname van de Frontpartijen, vakbonden,
zou de vertegenwoordigers uit de oorlogsdis-
werkgevers en kerken aan de Nationale Dia¬
tricten volgens de krant alleen maar stimule¬
loog, een initiatief van de Raad van Vakcen¬
ren om zich als lid van de Nationale Assem¬
trales in Suriname (Ravaksur) dat in novem¬
blee te bewijzen. Vergelijk ook De Ware Tijd
ber 1989 van start was gegaan, bracht daarin geen verandering. In kringen van de Moeder¬ bond werd dit geweten aan de ondergeschik¬ te positie van de nps in het Front, zeker waar het ging om het verbeteren van de leefom¬ standigheden van de arbeiders. Interviews
692
19 Sedney20io: 233. Interview met
Boekoekazerne schamperde legerleider
21, 22 en 23 december 1987. 29 Collectie Arron: Toespraak H.A.E. Arron in dna op 18 maart 1988, p. 7.
30 Collectie Arron: Toespraak H.A.E. Arron in dna op 18 maart 1988, p. 15-16,78.
31 Op 8 januari 1988 had de Nederlandse rege¬
met R. van Russel, Paramaribo, 1 november
ring laten weten dat zij bereid was te bemid¬
2011 en F. van Russel, Paramaribo, 7 november
delen in het gewapende conflict tussen de
2011.
Surinaamse regering en het Jungle Comman-
NOTEN HOOFDSTUK XI
do als beide partijen daarom vroegen. Hoog¬
politiek. Met een verwijzing naar de rentree
bergen en Kruijt 2005:197-199.
van de eerder buitenspel gezette nps, vhp en
32 De Ware Tijd 22, 24, 25, 26, 28 en 29 oktober en 1 november 1988.
ktpi zou commandant Sital nog in 2010 ver¬
klaren: ‘Een crimineel die doodgaat, geef je
33 De Ware Tijd 2 en 5 november 1988. Mungra
toch geen infuus?’ Zie de Volkskrant 23 februa¬
zou in oktober 1989 als SLM-directeur aftre¬
ri 2010. In zijn omgang met burgerpolitici als
den in de nasleep van de SLM-ramp die op
Arron diende Bouterse met deze radicale
7 juni van dat jaar bij Zanderij had plaatsge¬ vonden. Bij het neerstorten van een SLM-toe-
stroming rekening te houden. 38 De Ware Tijd 23, 25 en 26 januari 1989.
stel waren 169 passagiers om het leven geko¬
39 De Ware Tijd 27 februari 1989.
men. Vergelijk De West 7 oktober 1989.
40 De Ware Tijd 17 april 1989.
34 Archief BZ, Apa, GS, 1985-1989/00435 911.31 Suriname/politieke verhoudingen en
41 De Ware Tijd 6 en 7 juli 1988. Over de achter¬ gronden van het overleg in St. Jean, zie
partijen, 1988: Codeberichten van Hoekman
Hoogbergen en Kruijt 2005:199-204.
aan de min. van BuZad.d. 9 en 28 september
42 De Ware Tijd 3 juni 1989. De wet zou op
en 1 oktober 1988. 35De Ware Tijd 5, 9 en 11 januari 1989 en inter¬
19 augustus 1992 van kracht worden. 43 Hoogbergen en Kruijt 2005: 210-211.
view met W.A. Udenhout, Paramaribo,
44 Hoogbergen en Kruijt 2005: 211-212.
9 november 2000. De regering had - met in¬
45 De West 21, 22, 24, 25, 26, 27, 29 en 31 juli en
achtneming van de desbetreffende bepalin¬
1,2,3,4, 5 en 7 augustus 1989 en De Ware Tijd
gen in de grondwet - tien zetels toebedeeld
22 en 26 juli en 7 augustus 1989. Ook in de
aan leden van de Nationale Assemblee: ze¬
regio (in het bijzonder door Brazilië en Vene¬
ven voor het Front en een voor de ndp, de
zuela) werd het akkoord van Kourou verwel¬
palu en de Pendawa Lima. Voor het Militair
komd. Derby verwierp het akkoord. Zijns in¬
Gezag en de werkgevers waren elk een en
ziens had Suriname meer te winnen bij een
voor de vakbeweging twee zetels gereser¬
nationale dialoog met alle maatschappelijke
veerd. De zetelverdeling afzettend tegen de
groepen en politieke partijen. Derby pleitte
verhoudingen in het Topberaad toonden
voor een nationale regering waarin ook de
Bouterse en Derby zich furieus over het be¬
militairen en de vakbonden zitting hadden.
sluit van de regering. Dewi994:169. Tegen
Het lukte Ravaksur (c’47, Clo, Moederbond
het zere been van de legerleiding was ook het
en pwo) echter niet om de regering voor een
besluit van de regering om de Staatsraad bij
nationale dialoog te interesseren. Dew 1994:
meerderheid en niet bij unanimiteit van
174 en Egger 2006. Voor Lachmon en de an¬
stemmen te laten beslissen. Besluitvorming
dere Frontleiders was Kourou behalve een
volgens het laatste model had leden van het
vredesregeling een strategie om door wegne¬
Militair Gezag de ruimte gegeven elke hun
ming van de dreiging van het Jungle Com¬
onwelgevallige beslissing te blokkeren.
mando een einde te maken aan de gijzeling
Buddingh’ 2012: 356.
van de regering door het Nationaal Leger. Zie
36 Interview met W. Soemita, Paramaribo, 8 april 2008.
ook Archief BZ, Apa, gs, 1985-1989/1090 911.31 Suriname/politieke verhoudingen en
37 Interview met I. Graanoogst, Paramaribo,
partijen, 1989: Codeberichten van Van der
6 april 2008. Voor de Kerstcoup, zie hoofd¬
Kroon aan de min. van BuZa d.d. 25 juli en
stuk xi i. De vraag kan worden gesteld of de militairen aan de veranderde samenstelling en werkwijze van de Staatsraad opzettelijk
1 augustus 1989. 46 Matawai en Saamaka zijn namen van marrongroepen. Brunswijk behoorde, evenals de
veel gewicht toekenden met de bedoeling dit
meesten van zijn aanhangers, tot de groep
later als een voorwendsel te kunnen gebrui¬
van de Ndyuka (ook wel Okanisi of Aukaners
ken om de staatsmacht weer naar zich toe te
genoemd).
trekken. Ook mag niet uit het oog worden
47 Hoogbergen en Kruijt 2005: 212-220.
verloren dat de meest fervente verdedigers
48 Archief BZ, Apa, GS, 1985-1989/1090 -
van de revolutie tegenstander waren geweest
911.31 Suriname/politieke verhoudingen en
van het houden van verkiezingen en van een
partijen, 1989: Codeberichten van Hoekman
terugkeer van de traditionele partijen in de
aan de min. van BuZa d.d. 27 en 29 september,
693
13 en 16 oktober, 14 november en 8 december
58 De Ware Tijd 5 juli 1990.
1989. Korte tijd overwogen de Frontleiders
59 Tweede Kamerleden stonden positief tegen¬
om een aantal slecht functionerende ministers
over het sturen van voedsel en medicijnen,
de laan uit te sturen. Het drietal slaagde er
maar wezen bemiddeling door Nederland bij
echter niet in overeenstemming te bereiken
het oplossen van de binnenlandse oorlog af.
over deze bewindslieden noch over hun op¬
Zie NOS Laat Mondiale 28 juni 1990 via
volgers. Als gevolg hiervan bleef de regering
http://www.beeldengeluid.nl/ (laatst geraad¬
intact.
pleegd op 5 oktober 2013).
49 De West 24 november 1989.
60 Collectie Arron: Antwoordrede van de vice-
50 De West 29 december 1989.
president, de heer H.A.E. Arron, ter gelegen¬
51 De Ware Tijd 27 en 29 januari 1990.
heid van de behandeling van de algemene
52 De Ware Tijd 30 januari 1990.
politieke situatie in het land in de Nationale
53 De Ware Tijd 26 februari 1990. In een hoofd¬
Assemblee op 10 juli 1990, p. 10-11.
redactioneel commentaar schreef De Ware
Tijd: ‘Het is jezelf voor de gek houden om tien jaar revolutie te vieren, terwijl de revolu¬ tie zelf al enkele jaren geleden zichzelf on¬
MacKay 2006:120-121. Voor het meest gede¬ tailleerde feitenrelaas, zie In memoriam 1991. 62 Verklaringen en analyses over de kwestie-
deruit heeft gehaald.’ De oorzaak van de coup
Gooding zijn te vinden in De Ware Tijd 6,7, 8,
van 1980 en de oorzaak van de teloorgang
9,10,11,13 en 14 augustus 1990 en De West 9
van de revolutie waren volgens de krant iden¬
en 13 augustus 1990.
tiek: corruptie, vriendjespolitiek en wanbe¬
63 De West 17 augustus 1990. De commissie
leid. De oude politici kwamen er niet uit,
zou lang op de materie studeren. Ramdat
maar ook de militairen en hun revolutionaire
Misier en Adhin maakten na elkaar wets¬
vrienden konden het toen ze de absolute
ontwerpen, die in het Frontberaad werden
macht in handen hadden niet aan. ‘Bij tien
afgewezen. Interview met R. Shankar,
jaar Revo hoeft er niet meer gedacht te wor¬ den aan de Revo. Die is geschiedenis.’
De Ware Tijd 24 februari 1990. 54 Er zijn aanwijzingen dat in mei 1989 Bouterse en Brunswijk zich op Drietabbetje met elkaar hadden verzoend. Zij zouden overeen zijn gekomen de oorlog te laten voortduren om de regering zeggenschap over het binnenland te onthouden en om hun in¬
Paramaribo, 20 januari 2002. 64 De West 26 september 1990 en De Ware Tijd 31 december 1990. Over deze staatsgreep, zie hoofdstuk xii. 65 Interview met R. Shankar, Paramaribo, 20 januari 2002. Vergelijk ook Bisessar 2000. 66 Interview met W. Soemita, Paramaribo, 8 april 2008. 67 Interview met J.R. Ajodhia, Paramaribo,
vloedssferen hier veilig te stellen. Van zowel
11 april 2008. Arron en Ajodhia waren bei¬
Surinaamse militairen als de groep rond
den leerling van de Paulusschool geweest,
Brunswijk werd aangenomen dat zij zich in
kenden elkaar van de Surinaamse Rechts¬
deze periode in toenemende mate met drugs¬
school en hadden beiden een bestuursfunctie
handel bezighielden. Het conflict tussen het
vervuld bij Labor Omnia Vincit. Dat zij op
tweetal in maart 1990 zou te maken hebben
vriendschappelijke voet met elkaar stonden,
gehad met onenigheid over een door Bruns¬
bleek uit Ajodhia’s aanwezigheid op de brui¬
wijk onderschepte hoeveelheid Colombi¬ aanse cocaïne. Hij besloot deze aan de politie over te dragen om de weg te effenen voor vredesoverleg met de Surinaamse regering. Bouterse had de bewuste drugslading voor zichzelf opgeëist. Hoogbergen en Kruijt 2005: 209-210, 223-225. Over Suriname en drugs, zie ook Dew 1994:174-179.
loft van Arron. 68 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. 69 Interview met E.J. Sedoc, District Saramacca, 16 januari 2002. 70 E-mailcorrespondentie met S.Ch. Mungra, Paramaribo, 16 juli en 2 augustus 2008. 71 Menke (1996) stelt dat de nadruk die de
55 De Ware Tijd 14 april 1990.
Frontregering legde op politiek-juridische
56 Interview met R. Shankar, Paramaribo,
aangelegenheden ten koste ging van het uit¬
20 januari 2002. 57 De Ware Tijd 19 april en 2 mei 1990.
694
61 Bangoer 1991: 65, Dew 1994:179-180 en
NOTEN HOOFDSTUK XI
voeren van een gericht sociaal-economisch beleid. De oorzaak hiervan schrijft hij toe aan
de bereidheid van de regering om zich te voe¬
overweging zijn beslissing te herzien.
gen naar de eisen van Nederland. Deze ver¬
Collectie Arron: Nota’s van het Militair
onderstellingen behoeven enige precisering.
Gezag aan de ambassade van het Koninkrijk
In hoofdstuk XI (laatste paragraaf) blijkt dat
der Nederlanden in Paramaribo d.d. 17 en
de economische wederopbouw en ontwikke¬ ling volop de aandacht hadden van de rege¬
24 december 1982. 73 Na het herstel van de democratie in
ring en dat deze zoveel mogelijk een eigen
Suriname hieven de Surinaamse verzets¬
koers probeerde te varen, maar voor het ver¬
organisaties in Nederland zichzelf op.
werven van de benodigde Nederlandse fond¬
74 Een voorbeeld van een Nederlandse under¬
sen gedwongen werd zich naar de voorwaar¬
coveroperatie is te vinden in Verhey en Van
den van Den Haag te schikken.
Westerloo 1983a: 98-117. Dit boek geeft ook
72 In haar nota van 10 december stelde de
in meer algemene zin een beeld van het
Nederlandse regering ‘met grote ontzetting’
Surinaams verzet in Nederland in het jaar na
kennis te hebben genomen van ‘de executie
de decembermoorden. Franse inlichtingen¬
van een aantal vooraanstaande personen in
diensten, de CIA en de Federal Bureau of
de Surinaamse samenleving. De Nederlandse
Investigation (fbi) toonden zich eveneens
regering veroordeelt de wijze waarop de mili¬
waakzaam waar het ging om huurlingenac¬
taire machthebbers in Suriname zijn opge¬ treden ten scherpste. Dit optreden is in strijd
ties tegen het regime-Bouterse. 75 Verslag van de Handelingen van de Staten-
met de meest elementaire begrippen van de
Generaal, vergaderjaar 1983-1984, Tweede
rechtsstaat.’ De Nederlandse regering maak¬
Kamer, Rijksbegroting voor het jaar 1984,
te kenbaar de leveranties van militair mate¬
Hoofdstuk v, Departement van Buitenlandse
rieel en militaire opleidingen te hebben stop¬
Zaken, nr. 2, Memorie van Toelichting,
gezet evenals de overmakingen van de suppletie van salarissen aan Surinaamse mi¬
p. 23-24. 76 Verslag van de Handelingen van de Staten-
litairen. Bovendien maakte zij bekend elk
Generaal, vergaderjaar 1983-1984, Tweede
overleg met betrekking tot de ontwikkelings¬
Kamer, Hoofdstuk v, Departement van
samenwerking te hebben opgeschort. In een
Buitenlandse Zaken, nr. 83, Verslag van een
vervolgnota specificeerde Den Haag op
mondeling overleg vastgesteld op 28 februari
16 december de genomen maatregelen.
1984, p. 1-6. De ambassadeprojecten richtten
Daarbij tekende Nederland aan de opge¬
zich vooral op het (bescheiden) financieren
schorte verdragen niet te hebben willen op¬
van materiële en infrastructurele voorzienin¬
zeggen, ‘juist omdat het hoopt dat de omstan¬
gen in de sectoren onderwijs, volksgezond¬
digheden in Suriname een zodanige wending
heid en landbouw. Janssen (2011:178-199)
ten goede zullen nemen dat de verdragsbe-
biedt achtergrondinformatie over de
trekkingen t.z.t. in volle omvang hervat zul¬
Surinaams-Nederlandse betrekkingen in de
len kunnen worden’. Collectie Arron: Nota’s
periode 1984-1987.
van de ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden in Paramaribo aan het Militair
77 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/00436 921.1 (2). Suriname/verhoudingen en diplo¬
Gezag d.d. 10 en 16 december 1982. Het
matieke betrekkingen met Nederland en
Militair Gezag stelde dat de Nederlandse
bezoeken aan Nederland, 1985-1986:
regering de verdenking op zich laadde haar
Codebericht van Celer aan Brussel pv eg d.d.
positie als donor te gebruiken ‘als drukmid¬
18 maart 1985. Collectie Arron: Nota’s van
del om een voor haar aanvaardbare interne
het ministerie van Buitenlandse Zaken van
situatie mogelijk te maken’. Deze houding
de Republiek Suriname aan de ambassade
werd verworpen als zijnde een onacceptabe¬
van het Koninkrijk der Nederlanden in Para¬
le inmenging in de interne aangelegenheden
maribo d.d. 31 december 1986 en 7 januari
van Suriname. Het Militair Gezag verweet
1987 en nota van de ambassade van het
Nederland ondeugdelijke argumenten te
Koninkrijk der Nederlanden in Paramaribo
hanteren om de ontwikkelingssamenwer¬
aan het ministerie van Buitenlandse Zaken
king op te schorten, sprak in dit verband van
van de Republiek Suriname d.d. 5 januari
een schending van het internationaal ge¬
1987. De communicatie tussen Den Haag en
woonterecht en gaf Den Haag in ernstige
het Militair Gezag verliep in deze periode via
695
de Nederlandse ambassadeur in Paramaribo
Suriname-Nederland. Opgesteld t.b.v. het
en latere minister van Buitenlandse Zaken
bezoek van minister H. van den Broek aan
van Suriname Herrenberg. 78 Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00436 921.1 (2). Suriname/verhoudingen en diplo¬ matieke betrekkingen met Nederland en
Suriname (27-30 maart 1988). Ministerie van Buitenlandse Zaken, Paramaribo, 24 maart 1988. 87 Collectie Arron: Hoofdpunten van het
bezoeken aan Nederland, 1985-1986:
overleg tussen minister Sedoc en minister
Codebericht van Van Houten aan de min. van
Van den Broek d.d. 28/29 maart 1988 te
BuZa d.d. 3 februari 1986. Vergelijk ook Schalkwijk 1994: 88-89.
Paramaribo. 88 Binnenskamers had de minister begrip ge¬
79 Regeringsverklaring 1988:1,4-7,15-24.
toond voor de keuze van de Surinaamse rege¬
80 De Ware Tijd 14 maart 1988.
ring om de weg van de geleidelijkheid te be¬
81 De West 15 maart 1988. Het cruciale belang van de hervatting van de ontwikkelings¬
wandelen. Hij had daarbij aangetekend dat er wel een ‘driving force’ aanwezig diende te
samenwerking voor het proces van herdemo-
zijn om op deze weg vooruitgang te kunnen
cratisering wordt besproken in MacDonald
boeken. Vergelijk Collectie Arron: Hoofd¬
1988:125-127.
punten van het overleg tussen minister Sedoc
82 De Stichting Planbureau Suriname zou van¬
en minister Van den Broek d.d. 28/29 maart
af 8 juli 1988 onder het kabinet van de vice-
1988 te Paramaribo, p. 5. Eerder had Pronk in
president ressorteren. De Ware Tijd 9 juli
een notitie voor de PvdA-fractie die aan
1988. Arron had zijn kabinet eerst nog aan de
Arron was doorgespeeld, uiteengezet dat het
Gravenstraat, maar verhuisde per 5 juni 1989
van groot belang was dat het Front het poli¬
naar het regeringsgebouw aan de Dokter
tieke momentum niet liet wegebben. Het
Sophie Redmondstraat waar ook het Plan¬
royale mandaat van de kiezers diende verzil¬
bureau was gevestigd.
verd te worden, al zou dat niet gemakkelijk
83 Op een vergadering van het NPS-partijcongres had Arron eerder bondig verklaard: ‘Als
zijn, want de oude politieke partijen bezaten dan wel de meerderheid, maar niet de macht.
de schoen gaandeweg de uitvoering van het
Collectie Arron: Ter kennisname aan het par¬
verdrag gaat knellen, zijn wij bereid daarover
tijbestuur. Notitie van Jan Pronk voor fc
te praten. Maar ik ben niet bereid nieuwe schoenen aan te trekken.’ Ook had hij bij die
Buitenlandse Zaken d.d. 15 december 1987. 89 Collectie Arron: Toespraak minister H. van
gelegenheid gereageerd op uitlatingen van
den Broek en Brief van de minister van
oud-minister Pronk, die had gesteld dat
Buitenlandse Zaken aan de voorzitter van
Surinaamse politici de Nederlandse regering
de Tweede Kamer der Staten-Generaal d.d.
hadden gechanteerd en misbruik hadden ge¬
n april 1988. Zie over het bezoek ook De
maakt van het Haagse vertrouwen bij de toe¬
Ware Tijd 28 en 29 maart 1988, De West 29, 30
wijzing en besteding van verdragsmiddelen.
en 31 maart 1988 en Schalkwijk 1994:133-
De gefinancierde projecten hadden volgens Pronk per saldo weinig bijgedragen aan het
139. 90 Shankar en Arron waren er niet in geslaagd
realiseren van de doelstellingen van het mop.
groepen mensen ervan te weerhouden tegen
Arron vond deze kritiek ongepast en beledi¬
de komst van de minister te demonstreren.
gend, maar vooral onjuist. Besluiten over de
Ook hadden zij niet kunnen verhinderen dat
allocatie van verdragsmiddelen waren im¬
er brand werd gesticht in het KLM-kantoor in
mers altijd in gezamenlijkheid genomen en
de hoofdstad. Naar het zich liet aanzien had¬
droegen de goedkeuring van beide regerin¬
den de protesten vooral te maken met de wei¬
gen. De West 4 januari 1988.
gering van Van den Broek om in gesprek te
84 Collectie Arron: Toespraak H. A.E. Arron in DNA op 18 maart 1988, p. 10-15.
85 Collectie Arron: Openingstoespraak minis¬ ter van Buitenlandse Zaken drs. E J. Sedoc ter
696
86 Collectie Arron: Notitie inzake de relatie
Van Houten en de kabinetschef van Bouterse
gaan met het Militair Gezag. 91 De Ware Tijd 2 en 7 mei 1988. 92 De Ware Tijd 9 mei 1988. 93 Ter vergelijking. Op de dag van de inaugura¬
gelegenheid van het bezoek van minister
tie van Shankar en Arron hadden de vs al
H. van den Broek.
laten weten de hulp aan Suriname te hervat-
NOTEN HOOFDSTUK XI
ten. Washington toonde zich bereid om met
1985-1989/ 00438 - 912.1 (2). Suriname/ver¬
Paramaribo te praten over de bestemming
houding en diplomatieke betrekkingen met
van een bedrag van een half miljoen us dollar
Nederland, deel v, 1987,1988: Codeberich¬
dat nog beschikbaar was. Brazilië en Vene¬
ten van Hoekman aan de min. van BuZa d.d.
zuela zegden die dag toe hun hulp aan Suri¬
19 en 20 mei 1988 en Codebericht van Hoek¬
name te zullen uitbreiden. Nederland nam
man aan de minister van Ontwikkelings¬
ruim drie maanden later een besluit tot hervatting van de ontwikkelingssamenwer¬ king. 94 Collectie Arron: Gemeenschappelijke ver¬
samenwerking 3 juni 1988. 100 Collectie Arron: Gemeenschappelijke ver¬ klaring, Paramaribo, 21 juli 1988. De nog be¬ schikbare verdragsmiddelen bedroegen op
klaring ministersoverleg, Paramaribo, n mei
dat moment: Nf 1500 miljoen schenkings-
1988.
middelen, Nf 450 miljoen garantiemiddelen
95 De Ware Tijd io, 11,12,13 en 14 mei 1988. 96 Arron was bekend met het sterk verzakelijk¬ te klimaat in Nederland. In een notitie voor
en Nf 300 miljoen pariteitsmiddelen. 101 De Ware Tijd 21, 22 en 23 juli 1988. 102 De Ware Tijd 1 augustus 1988. Over de
de PvdA-fractie (waarvan Arron kennis
(politieke) invulling van de diplomatieke
droeg) had oud-minister Pronk opgemerkt
posten, zie Schalkwijk 1994:146-150.
dat de Surinaamse regering een nieuw ont¬
103 De Ware Tijd 6,7, 8 en 15 september 1988.
wikkelingsplan en een nieuw ontwikkelings¬
104 De Ware Tijd 17, 22 en 24 september en 5,13
beleid diende te presenteren: ‘Zonder meer ontwikkelingshulp verstrekken [nadat aan de
en 19 oktober 1988. 105 Collectie Arron: Rede uitgesproken door
voorwaarden op het gebied van democratie
de President van de Republiek Suriname,
en rechtsstaat zou zijn voldaan] zou weinig
Ir. Ramsewak Shankar, in de plechtige verga¬
zinvol zijn. Het zou een hervatting beteke¬
dering van de Nationale Assemblee, bij de
nen van het inadequate economisch beleid
indiening van de ontwerpbegrotingen voor
van de regering Arron vóór 1980, nog ver¬
de dienstjaren 1988 en 1989 op maandag
sterkt door de - toen geringe, doch thans welig tierende - corruptie van degenen die
3 oktober 1988. 106 Nog geen jaar na het aantreden van de
na 1980 zeer geprofiteerd hebben van de
regering-Shankar achtte de Nederlandse am¬
schaarste, de economische macht uitoefe¬
bassadeur Hoekman het opvallend ‘hoe snel
nen, en heel dicht tegen de militair-politieke
Lachmons mantel van staatsmanschap zijn
macht aanschurken.’ Collectie Arron: Ter
glans had verloren. Zijn medestander Arron
kennisname aan het partijbestuur. Notitie
[... ] heeft niet het gewicht om de minder
van Jan Pronk voor FC Buitenlandse Zaken
wordende kwaliteit van Lachmon te compen¬
d.d. 15 december 1987.
seren. Arron heeft weer eenzelfde reputatie
97 Relevante achtergronden van het bezoek
opgebouwd als die hij voor ’8o had. Hij is
zijn eveneens terug te vinden in Schalkwijk
moeilijk toegankelijk voor zijn medewerkers,
1994:139-145.
heeft een beperkte kennis, is snel geraakt, en
98 Vergelijk ook Arron 1996: 24-25. Voor Arron
ziet zichzelf als een meester in het politieke
was dit temeer een gevoelig punt aangezien
spel, zonder veel oog te hebben voor de ge¬
de Nederlandse pers in die dagen door de Suri¬
volgen van het spel.’ Of dit oordeel breder
naamse bevolking hoger werd aangeslagen en
werd gedragen en ook de gevoelens van Den
voor betrouwbaarder doorging dan de (vaak
Haag vertolkte, is niet duidelijk, maar het be¬
door zelfcensuur geplaagde) eigen media.
vestigde wel dat Arron in de ogen van sommi¬
99 Collectie Arron: Toespraak H. A.E. Arron in de openbare vergadering van de DNA op 13 mei
ge Nederlanders nog altijd weinig goed kon doen. Archief bz, Apa, gs, 1985-1989/00435
1988 en De Ware Tijd 16 en 21 mei 1988. In
- 911.31 Suriname/politieke verhoudingen
1986 en 1987 had Nederland in totaal Nf 15
en partijen, 1988: Codeberichten van Hoek¬
miljoen aan humanitaire hulp aan Suriname
man aan de min. van BuZa d.d. 9 en 28 sep¬
verstrekt. Collectie Arron: Ontwikkelings¬
tember en 1 oktober 1988.
relatie Suriname-Nederland 1988. Ministe¬
107 De Ware Tijd 8 en 11 oktober en 21 en
rie van Buitenlandse Zaken, Paramaribo,
24 november 1988. Aan de vooravond van
5 januari 1989. Zie ook Archief bz, Apa, gs,
25 november constateerde de redactie van
697
De Ware Tijd dat het land eigenlijk niet te regeren viel met de logge Frontcombinatie.
om de jaarlijkse viering in Nederland van de
Het was positief dat de democratie in het
Surinaamse onafhankelijkheid in het licht
land was hersteld, maar van ontwikkeling
van de brasa van Arron en Lachmon op
merkte de bevolking nauwelijks iets. De eco¬ nomie verslechterde met de dag, er was geen uitzicht op vrede, tegen de parallelmarkt en
18 november 1975. 113 De Ware Tijd 28 en 30 november en 1 en 2 december 1988. In een interview in Trouw
malafide handelaren werd niet opgetreden,
29 november 1988 had Pronk zich lovend uit¬
de districts- en ressortraden en de Staatsraad
gelaten over Arron die zich volgens hem niet
functioneerden niet en de ontwikkelingssa¬
had laten overmannen door wraakgevoelens
menwerking kwam maar niet op gang.
terwijl hij daarvoor gemakkelijk munitie had
Volgens de krant overheersten teleurstelling
kunnen vinden. Op uitnodiging van nrc
en moedeloosheid: ‘Een doorbraak is nodig
Handelsblad verzorgde Arron op 3 december
om een einde te maken aan het gesukkel
het Hollands Dagboek. Volgens ambassade¬
dat al dertien jaar duurt.’ De Ware Tijd 21 en
raad Irma Loemban Tobing-Klein had Arron
24 november 1988.
geëxcelleerd in de onderhandelingen met de
108 Het eerste bezoek van een Tweede Kamer¬
voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer
delegatie aan Suriname sinds 1978. In de af¬
en met de leden van de Nederlandse minis¬
vaardiging, van 7 tot 13 november in het land,
terraad. Interview met I. Loemban Tobing-
hadden behalve De Boer onder anderen de
Klein, Paramaribo, 26 oktober 2006. In zijn
leden Aarts (cda, in 1978 delegatieleider),
Brasa Dei-toespraak had Arron een korte
Weisglas (wd), Pronk (PvdA) en Melkert
reprise gegeven van zijn Marcantibood-
(PvdA) zitting. 109 Collectie Arron: Bijeenkomsten van dna met Tweede Kamerleden op 7 en 11 novem¬
schap: ‘U hoort thuis bij ons in Suriname’. Zie Van den Heuvel 1988. Zie ook Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00438 - 912.1 (2).
ber 1988. Deed de Nederlandse delegatie de
Suriname/ verhouding en diplomatieke
Surinaamse parlementariërs de nieuwste
betrekkingen met Nederland, deel v, 1987,
editie van het handwoordenboek der
1988: Codebericht van Hoekman aan de min.
Nederlandse taal van Van Dale cadeau, het
van BuZa d.d. 22 november 1988 en Bezoek
Assemblee-lid Playfair wenste die geste te
aan Nederland van de drie Frontleiders 29 en
beantwoorden met het overhandigen van drie exemplaren van Wij slaven van Suriname van Anton de Kom. 110 Collectie Arron: Tekst persconferentie
30 november 1988. Programma. 114 Collectie Arron: ANP-berichten. Gesprek Arron; Den Haag-Suriname-Arron. Schiphol d.d. 3 december 1988.
Nederlandse parlementaire delegatie d.d.
115 De Ware Tijd 5 december 1988.
12 november 1988.
116 Collectie Arron: Ontwikkelingsrelatie
111 Collectie Arron: Verslag van de ambassade¬
Suriname-Nederland 1988. Ministerie van
raad van de persconferentie van de Neder¬
Buitenlandse Zaken, Paramaribo, 25 januari
landse parlementaire delegatie uit Suriname
1989 en Buddingh’ 2012: 356-357.
d.d. 14 november 1988, p. 9. De kritiek werd
117 Collectie Arron: Communiqué, Paramaribo,
verwoord door minister Sedoc. SPA-voorzit-
16 maart 1989 en brief van P. Bukman aan
ter Derby had geweigerd de parlementaire
de voorzitter van de vaste commissie voor
delegatie te woord te staan, aangezien deze
Ontwikkelingssamenwerking van de Tweede
zich naar zijn oordeel mengde in de binnen¬
Kamer der Staten- Generaal d.d. 19 april
landse politiek van Suriname. De ndp meen¬
1989. De Ware Tijd 17,18, 20, 23 en 25 maart
de dat de delegatie vooringenomen was en
en 8 april 1989.
een land vertegenwoordigde dat steun gaf
118 Collectie Arron: Vicepresident H.A.E. Arron
aan het Jungle Commando. Vergelijk ook
in de openbare vergadering van de Nationale
Archief bz, Apa, GS, 1985-1989/ 00438 -
Assemblee op 20 december 1990, band 111-B,
912.1 (2). Suriname/verhoudingen diplo¬
p. 12. Arron citeerde bij die gelegenheid uit de
matieke betrekkingen met Nederland, deel v, 1987,1988: Codebericht van Hoekman aan de min. van bz d.d. 13 november 1988.
698
112 Letterlijk: dag van de omhelzing. Het ging
NOTEN HOOFDSTUK XI
desbetreffende brief van 12 april. 119 Collectie Arron: Memo van de Ambassade van de Republiek Suriname d.d. 18 mei 1989.
120 Collectie Arron: Aanvullend protocol voor
Frank Essed, André Brahim en Ronald Assen.
procedureregels inzake de ontwikkelingssa¬
Het overlijden van Essed eind 1988 was vooral
menwerking ingevolge artikel n van de over¬ eenkomst tussen de Republiek Suriname en
in dit opzicht voor de regering een aderlating. 133 Collectie Arron: Antwoordrede van de
het Koninkrijk der Nederlanden betreffende
vicepresident, de heer H.A.E. Arron, ter ge¬
ontwikkelingssamenwerking, ’s-Gravenhage,
legenheid van de behandeling van de alge¬
d.d. io juli 1989 en Conclusies van het eerste
mene politieke situatie in het land in de
beleidsoverleg, ’s-Gravenhage, d.d. 12 juli
Nationale Assemblee op 10 juli 1990, p. 24-28.
1989. De West 13,14 en 15 juli 1989.
Operatie Grasshopper bestond uit de aanleg
121 De West 18 juli 1989.
van zeven kleine vliegvelden in het moeilijk
122 Collectie Arron: Inleiding Nederlandse
toegankelijke zuiden van Suriname en was
ambassadeur voor het beleidsoverleg
bedoeld om het binnenland te ontsluiten en
Nederland-Suriname d.d. 12 februari 1990;
de daar aanwezige bodemschatten in kaart te
Inleiding minister van Financiën drs. S.
brengen. Het Brokopondoproject voorzag in
Mungra voor het beleidsoverleg Nederland-
de aanleg van een stuwmeer en de bouw van
Suriname d.d. 12 februari 1990.
een stuwdam en een waterkrachtwerk in de
123 Collectie Arron: Conclusies van het twee¬ de beleidsoverleg, Paramaribo, d.d. 16 febru¬ ari 1990; Gemeenschappelijke persverkla¬
Surinamerivier om elektriciteit op te wekken ten behoeve van de bauxietindustrie. 134 Collectie Arron: Antwoordrede van de
ring tweede beleidsoverleg, Paramaribo, d.d.
vicepresident, de heer H.A.E. Arron, ter ge¬
16 februari 1990. De Ware Tijd 17,19 en
legenheid van de behandeling van de alge¬
20 februari 1990.
mene politieke situatie in het land in de
124 Collectie Arron: Tekst van een interview van Harmen Boerboom (Veronica Radio) met minister Pronk, uitgezonden op 20 februari 1990. 125 Collectie Arron: Briefvan I.E. Kortram, directeur Stichting Planbureau Suriname
Nationale Assemblee op 10 juli 1990, p. 29-30. Zie ook De Ware Tijd 11,13 en 19 juli 1990. 135 Collectie Arron: Conclusies van het minis¬ terieel overleg. 136 Kortingen op de overheidsuitgaven, schaar¬ ste aan eerste levensbehoeften en sterk ver¬
aan vicepresident H.A.E. Arron d.d. 7 juni
hoogde benzineprijzen hadden de chaos en
1990, inclusief nota Planbureau mei 1990.
gewelddadigheden in de hand gewerkt. De
126 De Ware Tijd 30 en 31 januari en 1, 8,9 en 28 februari 1990. 127 De Ware Tijd 22 mei 1990.
gebeurtenissen van 27 februari 1989, beter bekend onder de naam Caracazo, leidden tot geschokte reacties in de regio. Pérez werd in
128 De Ware Tijd 11 juni 1990.
1993 beschuldigd van corruptie en na een
129 De Haagsche Courant 26 mei 1990.
impeachmentprocedure afgezet als presi¬
130 Collectie Arron: Antwoordrede van de vicepresident, de heer H.A.E. Arron, ter ge¬ legenheid van de behandeling van de alge¬
dent. Vergelijk López-Maya 2002. 137 Collectie Arron: Hoofdlijnenverslag Nederlandse minister van Ontwikkelings¬
mene politieke situatie in het land in de
samenwerking, drs. J. Pronk en delegatie met
Nationale Assemblee op 10 juli 1990, p. 1-3.
de vicepresident, H.A.E. Arron en delegatie,
131 Collectie Arron: Antwoordrede van de vicepresident, de heer H.A.E. Arron, ter ge¬ legenheid van de behandeling van de alge¬ mene politieke situatie in het land in de Nationale Assemblee op 10 juli 1990, p. 4-9. 132 Collectie Arron: Antwoordrede van de
dinsdag 24 juli 1990. 138 De West 23, 26 en 27 juli 1990. Zie ook Schalkwijk 1994:186. 139 De Ware Tijd 1,15, 20, 27, 29 en 30 novem¬ ber en 1,4,19 en 21 december 1990. 140 Collectie Arron: Vicepresident H.A.E. Arron
vicepresident, de heer H.A.E. Arron, ter ge¬
in de openbare vergadering van de Nationale
legenheid van de behandeling van de alge¬
Assemblee op 20 december 1990, band iii-b,
mene politieke situatie in het land in de Nationale Assemblee op 10 juli 1990, p. 14-19.
p. 1-3. 141 Collectie Arron: Memo [ongedateerd en
Dit ministerie zou er in september 1991 ko¬
ongesigneerd, maar uit dezelfde periode en
men. Bij het formuleren van het mop leunde
vrijwel zeker afkomstig van het Surinaamse
de regering in het bijzonder op de adviseurs
ministerie van Buitenlandse Zaken].
699
142 Collectie Arron: Vicepresident H.A.E. Arron in de openbare vergadering van de Nationale
zitter), Arti Jessurun (ondervoorzitter) en Otmar Rodgers (secretaris).
Assemblee op 20 december 1990, band iii-b,
3 Berichten dat Van Genderen tijdens zijn uit-
P- 4-5143 Collectie Arron: Vicepresident H.A.E. Arron
landigheid de Nederlandse nationaliteit had aanvaard en zijn actieve betrokkenheid bij
in de openbare vergadering van de Nationale
het Comité Herstel Democratie in de nps
Assemblee op 20 december 1990, Band iii-b,
(zie verderop in deze paragraaf) hadden in de
p. 9-11 en Band iv, p. 1-2. Voor een analyse
partij kritische reacties losgemaakt. Ook zijn
van de Nederlandse opstelling, zie
advieswerk voor Ronnie Brunswijk in het
Schalkwijk 1994:190-206.
jaar van zijn overlijden werd niet door ad zijn
144 Collectie Arron: Vicepresident H.A.E. Arron
partijgenoten begrepen, laat staan gewaar¬
in de openbare vergadering van de Nationale
deerd. Van Genderen zou in 1990 niet met
Assemblee op 20 december 1990, Band iv,
partij-eer worden begraven.
p. 1-2. Vergelijk ook Kruijt 2004: 92, 95. 145 De Ware Tijd 28 december 1990. In de peri¬ ode 1988-1990 zouden de uitgaven in het
4 De officiële doelstelling van de stichting was ‘het op democratische wijze bevorderen van de politieke, economische, sociale en culture¬
kader van de ontwikkelingssamenwerking
le ontwikkeling van Suriname’. In het eerste
Nf 171,5 miljoen bedragen. Verdragsmidde-
bestuur zaten onder anderen mw. L.J. Thijm-
len: Nf 6.259.000,- (1988), Nf 82.463.000,-
Richaards, J. Kraag, W. Lim A Po, R.R. Vene-
(i98g)-en Nf 66.342.000,- (1990). Niet-ver-
tiaan, A. Cameron en P.B. Tewarie.
dragsmiddelen: Nf 16.460.000,- (1990). Van den Berg 1998: 61. Voor de Kerstcoup, zie hoofdstuk xii. 146 Volgens Arron had het machtsvraagstuk eerder kunnen worden opgelost als Neder¬
5 Interviews met R. Meyer, Leiden, 22 decem¬ ber 2001 en R. Baptista, Paramaribo, 19 janu¬ ari 2002. Frits Jessurun was van 1963 tot 1980 geneesheer-directeur van ’s Lands Psychia¬ trische Inrichting en van 1971 tot 1980 hoog¬
land hetzelfde had gedaan als in 1980, toen
leraar in de psychiatrie en neurologie aan de
het de militaire machthebbers in één keer
medische faculteit van de Universiteit van
Nf 500 miljoen had toegekend. Bisessar en
Suriname. Hij overleed op 9 oktober 1999 op
Daan 2000: 2.
72-jarige leeftijd in Nederland.
147 Interview met E.J. Sedoc, District Saramacca, 16 januari 2002. 148 Interview met H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002. Kensmil was vóór de staats¬ greep van 1980 directeur van het ministerie van Opbouw geweest. Tussen 1988 en 1990 was hij directeur van het kabinet van de vice-
6 Zoon van NPS-coryfee Ewald Meyer. In Suriname was hij tussen 1976 en 1978 voor¬ zitter van de NPS-jongeren geweest. 7 Interview met R. Meyer, Leiden, 22 decem¬ ber 2001. 8 Het JAPIN - dat zichzelf afficheerde als een centrum voor beleidsstudies - kende vijf
president en rechterhand van Arron.
commissies die zich bewogen op het terrein
149 Interview met H. Does, Paramaribo,
van politiek en bestuur, financiën en econo¬
22 januari 2002. 150 Interview met P. Parmessar, Paramaribo, 24 januari 2002.
mie, buitenlands beleid en ontwikkelings¬ samenwerking, sociaal-maatschappelijke en educatieve vraagstukken, en partijorganisatie. 9 Vergelijk ook Schalkwijk 1994: 84-86.
XII 1 Gedateerd 22 september 1987. Zie http://
groepen laaiden in 1991 tamelijk hoog op.
www.dna.sr/media/18337/decreet-politieke-
Collectie Arron: Brief van de Adviesraad van
organisaties.pdf (laatst geraadpleegd op
de nps aan het Hoofdbestuur van de nps d.d.
25 maart 2014).
22 januari 1991 en Nationale Partij Suriname.
2 Belangrijke besluiten hieromtrent werden genomen tijdens een vergadering van het
700
10 De problemen tussen de twee jongeren¬
Bijeenkomst organen d.d. 22 februari 1991. 11 De West 1 februari 1988 en De Ware Tijd
partijcongres van de nps op 27 september
3 februari 1988. Arron doelde op minister van
1987. Zie De Ware Tijd 28 september 1987. De
Binnenlandse Zaken Alexander-Vanenburg.
belangrijkste personen in het hoofdbestuur
Nel Stadwijk-Kappel en Siegmien Power-
waren vanaf dat moment Henck Arron (voor¬
Staphorst waren in de periode 15 maart-
NOTEN HOOFDSTUK XI-XII
15 augustus 1980 onderminister geweest in
kerkhof der teleurstellingen.’ Koorndijk
het eerste kabinet-Chin A Sen.
maakte zich in zijn schrijven sterk voor het
12 De Ware Tijd 1 augustus 1988.
‘zwarte gezicht’ van de nps in het algemeen
13 De Ware Tijd 29 augustus 1988.
en voor ‘onze broeders van het binnenland’
14 De Ware Tijd 21 januari 1989.
in het bijzonder. Collectie Arron: Brief van
15 De Ware Tijd 15,18 en 20 februari 1989. ‘De
Kwame F.R. Koorndijk aan het Partijraad-
dame met grote invloed’ was een verwijzing naar Hedy Does. 16 Collectie Arron: Verslag nps-bijeenkomst d.d. 18 februari 1989. nps Centrum NieuwNickerie. 17 De Ware Tijd 6 en 7 maart 1989. Bouterses voorliefde voor het aanwakkeren van smeu¬
bestuur en het Hoofdbestuur van de nps d.d. 12 mei 1987. 25 De Ware Tijd 15,16 en 17 mei 1989. 26 Collectie Arron: Verslag van de NPS-Congresbijeenkomst d.d. 28 mei 1989. 27 Collectie Arron: Verslag van de nps -Con¬ gresbijeenkomst d.d. 28 mei 1989 en De Ware
lende vuurtjes van ontevredenheid binnen
Tijd 29 mei 1989. In een vóórvergadering had
de nps wordt ook verwoord in Van Mulier
het congresbestuur zich unaniem achter
1990:185-187.
Arron geschaard en pogingen van het Comité
18 In 1992 kreeg Paramaribo de status van een
om de partij te laten bossen (exploderen) ten
zelfstandige afdeling met een eigen bestuur.
stelligste afgekeurd. Vergelijk Collectie
De Ware Tijd 26 november 2002.
Arron: n.p.s. Centrum. Congresbestuur.
19 De Ware Tijd 6,7,10,11 en 21 maart en 8 en 18 april 1989.
Bijeenkomst d.d. 18 mei 1989. 28 Collectie Arron: n.p.s. Centrum. Congres¬
20 Volgens Nooitmeer was het Comité met zijn
bestuur. Bijeenkomst d.d. 18 mei 1989, inter¬
persoonlijke aanvallen op Arron begonnen in
views met R. Baptista, Paramaribo, 19 januari
januari 1988. Toen had het in een pamflet
2002 en H. Breeveld, Paramaribo, 8 juni
stelling genomen tegen de combinatie van
2004 en Ormskirk 1967 en Breeveld 2000.
voorzitter van de nps en vicepresident waar¬
Het herstellen van de democratie in de nps,
toe de partij had besloten. Collectie Arron:
gepresenteerd door het Comité als zijn
Verslag van de NPS-Congresbijeenkomst d.d.
voornaamste doelstelling, riep de vraag op
28 mei 1989.
wanneer er dan wel democratie in de partij
21 Ook Albertine Liesdek-Clarke was naar ver¬ luidt op de bijeenkomst aanwezig. Collectie
had bestaan. Als ook Pengel niet aan de criteria had kunnen voldoen, refereerde het
Arron: Voorlichtingsvergadering Herstel
Comité dan aan de nps van de jaren veertig
Democratie binnen de nps. Zondag 14 mei
en vijftig?
1989. De kritiek van Van Genderen op de
29 Voorbeelden: zang-, gebeds- en aflegvereni-
Frontsamenwerking was welbeschouwd een
gingen, gezelligheids- en liefdadigheidsver¬
afwijzen van de brede basisgedachte die hij
enigingen en toneel-, sport-, dans- en mu¬
vóór 1980 had verdedigd. 22 Respectievelijk in september en december
ziekverenigingen. Vaak waren deze op buurtniveau georganiseerd en werden de
1988 overleden. De laatste was als voetganger
sleutelrollen vervuld door vrouwen. Deze
geschept door een auto en aan zijn verwon¬
verenigingen vormden niet zelden de basis
dingen bezweken. 23 Die ‘afspraak’ was een verwijzing naar de bewering van het Militair Gezag dat Frank Essed in 1987 de presidentskandidaat van het Front en de militairen was geweest. Arron ontkende dit. Zie hoofdstuk xi. 24 Collectie Arron: Voorlichtingsvergadering Herstel Democratie binnen de nps . Zondag 14 mei 1989. Eerder had Koorndijk aan de NPS-leidinggeschreven: ‘Heren Creolen, het lot van de Creolen, maar vooral dat van de Negers, ligt in Uw hand. Laat Uw doen en la¬ ten niet een zoveelste bijdrage zijn op het
voor onderafdelingen van de nps. Vergelijk Van Westerloo en Diepraam 1975: 211-216 en Brana-Schute 1976. 30 Arron ging op 25 februari doorgaans de stad uit. 31 Collectie Arron: Beschouwingen inzake de politieke situatie 25 november 1987-1992, p. 6. 32 Collectie Arron: Beschouwingen inzake de politieke situatie 25 november 1987-1992, P-533 Uit de context kan worden opgemaakt dat het 30 pagina’s tellende document dateerde
701
uit begin 1989. Onduidelijk is wie de notitie
tij bestaat thans 44 jaar en een dag. De weer¬
schreef.
gave van de redevoering in De Ware Tijd
34 De Ware Tijd 19 januari 1991. 35 Hesdy Pigot was politiek secretaris van Arron en de Fronttop, en later secretaris van
51 De Ware Tijd 13,22 en 23 oktober 1990.
president Venetiaan.
52 Interview met R.J. Wijdenbosch,
36 Collectie Arron: Samenvatting van het gesprek d.d. 14 februari 1991.
Paramaribo, 7 juni 2004. In kringen rond Arron werd steevast opgemerkt dat goed luis¬
37 De Ware Tijd 18 en 21 februari 1991.
teren bij hem geboden was. Hij gaf‘aanwij¬
38 Collectie Arron: Samenvatting van het
zingen’ en ventileerde ‘boodschappen’, voor¬
gesprek d.d. 22 februari 1991. Participanten:
al door dingen niet te zeggen. Je moest de
Hoofdbestuur, Congres bestuur, Adviesraad,
signalen die hij afgaf oppikken. Niet iedereen
JAPIN, Jongerenraad.
toonde zich hier even bedreven in.
39 De Ware Tijd 26 februari 1991 en De West 26 februari 1991. 40 De Ware Tijd 11 maart 1991.
53 Collectie Arron: Devali-boodschap van de minister-president, de heer H.A.E. Arron d.d. 3 november 1975.
41 De Ware Tijd 3,4 en 9 februari 1989. Het ging
54 De West 2 januari 1988. Zie ook Arrons toe¬
om de tweede presidentstermijn van Pérez.
spraak ter gelegenheid van de Dag der Vrij¬
42 Waar het om het opleiden van militairen ging, bleef Brazilië voor Suriname echter het belangrijkste buitenland. 43 De Ware Tijd 22 en 29 september en 7,19 en 20 oktober 1989. De Amerikaanse regering stoorde zich eraan dat Venezuela, Brazilië en
heden. De Ware Tijd 2 juli 1988. 55 Interview met O.E. Kemble, Paramaribo, 21 januari 2002. 56 Interview met R. Baptista, Paramaribo, 19 januari 2002. 57 Militairen in Suriname leken zich volgens
Frankrijk de relatief sterke positie van
Dew (1994: 207) meer dan in omringende
Bouterse als een politieke realiteit wensten
landen over te geven aan stoutmoedige on¬
te beschouwen. Washington was van oordeel
gehoorzaamheid tegenover burgerlijke auto¬
dat zij de legerleider dienden voor te houden
riteiten, vastbesloten om het democratisch
dat een militaire machtsovername met eco¬
proces te ondermijnen.
nomische sancties zou worden beantwoord.
58 Van Mulier 1990:176.
Archief bz, Apa, 1985-1989/ 00779 - 912.2.
59 VanMulier 1990:172-173.
Suriname/buitenlandse politiek en verhou¬
60 Interview met I. Graanoogst, Paramaribo,
ding en diplomatieke betrekkingen met di¬
6 april 2008.
verse landen, 1985-1989,1988: Code¬
61 Dew 1994:168-169.
berichten van Hoekman aan de min. van BuZa
62 Bouterse zou Schiphol in totaal drie keer
d.d. 4 en 20 oktober en 8 november 1989. 44 De Ware Tijd 20, 21 en 22 januari 1990. Eind
aandoen en evenzovele malen als ongewenst vreemdeling uit het zicht worden gehouden
augustus besloot de ministerraad om Zan¬
van het publiek. Volgens het Nederlandse
derij naar Pengel te vernoemen, in november
ministerie van Justitie gebeurde dit niet uit
vond de onthulling plaats van een lichtbak
politieke overwegingen, maar om veilig¬
met zijn naam. De West 1 september 1990 en
heidsredenen. Zowel de ontmoetingen van
De Ware Tijd 27 november 1990. 45 De Ware Tijd 9 maart 1990.
Bouterse met staatshoofd Jerry Rawlings in Ghana als de gesprekken van Shankar met
46 De Ware Tijd 17, 23 en 24 maart 1990.
Lubbers en Beatrix bleven in een waas van
47 De Ware Tijd 2, 6, 23 en 28 april en 15 mei
geheimzinnigheid gehuld. Hoogbergen en
1990. Los van de artsen Codfried en Oehlers
Kruijt 2005: 225-228. Tijdens zijn onderhoud
en zijn echtgenote waren in Miami ook Rudi
met Lubbers kondigde Shankar aan dat de
Rodrigues, Heve Sibilo en Harry Kensmil
herstructurering van de Surinaamse econo¬
aanwezig om Arron bij te staan. 48 Braam 1990 en Sedney 1990 zijn artikelen uit deze bundel. 49 Collectie Arron: Toespraak zonder datum, zonder titel, beginnend met de regel: De par¬
702
1 oktober 1990 wijkt nogal af van deze tekst. 50 De Ware Tijd 3 oktober 1990.
NOTEN HOOFDSTUK XII
mie op korte termijn haar beslag zou krijgen en de weg vrij zou maken voor een volledige hervatting van de ontwikkelingssamenwer¬ king. Aan Nederlandse zijde werd deze me¬ dedeling met de nodige scepsis ontvangen.
Zie Archief bz, DDi-kabinet, GS, ara, 00417 912.1 Suriname/betrekkingen met Neder¬ land en bezoeken aan Nederland/1990-1996: Geheim memorandum CdP Paramaribo aan plv. CdP Paramaribo d.d. 21 december 1990. Boerboom en Oranje (1992:117-127) menen dat de besprekingen tussen de Surinaamse
2005 en Evers en Van Maele 2012:46-47. 73 Interview met H.F. Herrenberg, Parama¬ ribo, 11 april 2013. 74 Interview met J.A. Wijdenbosch, Paramaribo, 25 oktober 2006. 75 Interview met R. Shankar, Paramaribo, 20 januari 2002. Tegenover Khemradj
en de Nederlandse regeringsleider gingen
(2002b, deel iii) verklaarde Shankar dat de
over het aanhalen van de banden tussen de
Frontleiders zijns inziens te gemakkelijk de
twee landen om de Frontregering in staat te
handdoek in de ring hadden geworpen. Hij
stellen uit de politiek-bestuurlijke impasse te
begreep hun angstvoor het oppakken van
geraken. De foto van een voor het ‘Torentje’
mensen en het schenden van mensenrechten
van Lubbers wachtende Shankar deed in
door militairen, maar taxeerde dat de laat-
Suriname veel stof opwaaien. Volgens politi¬
sten het niet zover zouden willen laten ko¬
ci van de coalitie en de oppositie was de hou¬
men. Lachmon erkende naderhand dat
ding van het staatshoofd ongepast, want een
Shankar tegen zijn zin een andere weg was
van onderworpenheid en nederigheid.
ingeslagen en dat hij met het uitspreken van
Anderen - onder wie Shankar zelf - meen¬
zijn rede op eigen houtje had gehandeld.
den dat de bewuste foto getrukeerd was en
Vergelijk Khemradj 2002a: 100-101. Voor de
bedoeld om de president te beschadigen.
lezing van minister Subhas Mungra, zie
Over het rumoer rond en de betekenis van de
Hoogbergen en Kruijt 2005: 229-230.
foto, zie De Vries 2012.
Shankar wenste geen beroep te doen op de
63 De Ware Tijd 24 december 1990.
politiemannen in het paleis die waren aan¬
64 Muringen 1994: 49.
gesteld als beveiligingspersoneel. Zij zouden
65 Muringen 1994: 47-48.
tegen de militairen kansloos zijn geweest.
66 Muringen 1994: 48-49.
Dagblad Suriname 21 december 2007.
67 De Ware Tijd 27 december 1990. 68 Muringen 1994: 44 en interview met Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008.
76 Interview met J.R. Ajodhia, Paramaribo, 11 april 2008. 77 Interview met R.R. Venetiaan, Paramaribo,
Schalkwijk (1994: 343) biedt een afwijkende
19 januari 2002. Volgens Marshall (2010:
versie. Het staat inmiddels vast dat niet
168) wilden Venetiaan, Nooitmeer en Rodgers
Graanoogst het bewuste telefoontje pleegde,
de confrontatie met de militairen wel aan¬
zoals in meerdere publicaties wordt gesteld,
gaan, maar werden zij overruled door de
maar Mijnals. 69 Interview met Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008. 70 Ram is Zwak was een verbastering van Ramsewak, de voornaam van Shankar. Volgens
Frontleiders. 78 Interview met H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002. 79 Interviewmet A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari 2002.
Mijnals waren de militairen ten tijde van de
80 Eergevoel en trots bepaalden in belangrijke
staatsgreep nog altijd verontwaardigd over
mate de opstelling van legerleider Bouterse.
het besluit van de nps om Frank Essed te pas¬
Deze liet niet met zich sollen en weigerde
seren voor de functie van staatshoofd. Zie
zich te laten wegsturen. Behandelingen die
Tjan A Way 2011.
hij als respectloos of beledigend ervoer,
71 Andere grieven aan militaire zijde waren volgens Muringen (1994: 46-47) onder ande¬ re de intrekking van de opsporingsbevoegd¬
bleven zelden onbeantwoord. Vergelijk ook Meel 1991. 81 Collectie Arron: Brieven van alle bewinds¬
heid van de militaire politie en het niet pu¬
lieden d.d. 27 december 1990. Vergelijk ook
bliceren door de regering van de wet op het
De Ware Tijd 28 december 1990.
Militair Gezag (in de vorm van decreten door
82 Volgens Lachmon was Kraag op zijn voor¬
de toenmalige Nationale Assemblee goed¬
spraak presidentskandidaat geworden. De
gekeurd).
militairen hadden voor deze functie Wijden¬
72 Interview met I. Graanoogst, Paramaribo, 6 april 2008. Zie ook De West 24 november
bosch in gedachten gehad. Het omdraaien van de rollen zou van weinig praktische bete-
703
kenis zijn. Kraag trad de facto op als ceremo¬
de Kerstcoup was de opheffing van het inreis-
en regeringsleider. Khemradj 2002a: 105.
verbod voor Colombianen. Buddingh’ 2012:
83 De Ware Tijd 29 december 1990 en inter¬ view met A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari 2002. 84 Interview met A. Chr. Kruisland, Den Haag, 5 november 2001. 85 Interview met A. Kallan, Paramaribo, 20 mei 2004. 86 Interview met R.J. Wijdenbosch, Parama¬ ribo, 7 juni 2004.
392. 94 Zie ook Dagblad Suriname 21 december 2007 en De West 7 juni 2011. 95 Collectie Arron: Samenvatting congres d.d. 17 februari 1991. Buitengewoon congres. De
Ware Tijd 15 en 18 februari 1991. Eerder had Nooitmeer op een NPS-vergadering in Wanica erkend dat de Frontregering fouten had gemaakt. Hij had daarbij vastgesteld dat
87 DNA staat voor De Nationale Assemblee.
de regering niet de gelegenheid had gekregen
88 Interview met B. Kletter, Indira Gandhi-
om deze fouten te herstellen, aangezien haar
weg, 29 november 2006. Rupert Christopher
zittingstermijn abrupt was afgebroken. De
was een hooggeplaatste militair, veiligheids¬
Ware Tijd 11 februari 1991. Onbekend is of
man, prominent lid van de ndp en minister
Nooitmeer kennis droeg van het vernietigen¬
van Defensie in de regering-Kraag/Wijden-
de rapport dat drie werkgroepen van het ja-
bosch. Zijn reputatie was omstreden. Hij zou
pin in januari 1991 hadden uitgebracht over
betrokken zijn geweest bij het neerschieten
de Frontregering. Volgens de werkgroepen
van twee lijfwachten van Ronnie Brunswijk
had de regering zich gecommitteerd aan ‘de
op 26 maart 1990. Zie hoofdstukxi.
rehabilitatie van de democratie middels een
89 De Ware Tijd 31 december 1990.
overgangsfase’ en had zij daarbij principes
90 Arron laat hier gemakshalve de minder aan¬
opgeofferd, was zij ‘compromissen met het
trekkelijke aspecten van zijn relatie met
kwade’ aangegaan en had zij instabiliteit en
Kraag buiten beschouwing. De laatste had
rechteloosheid geïnstitutionaliseerd. In
zich gemanifesteerd als lid van Pro Patria,
plaats van een houding van zwakte te demon¬
was in de jaren zeventig geen voorstander ge¬
streren, had de regering het volgens de au¬
weest van de soevereiniteitsoverdracht aan
teurs van het rapport op zich moeten nemen
Suriname en had als lid van het Comité Her¬
om ‘de grenzeloze machtszucht van de dicta¬
stel Democratie oppositie gevoerd tegen de
tuur in te dammen’ en een strategie te ont¬
NPS-leiding. Marshall (2010:168) houdt het
wikkelen ‘ter eliminatie van obstructie en
erop dat zoete wraak het voornaamste motief
ondermijning van het beleid en'het gezag’.
van Kraag was om president te willen wor¬
Door het doen van concessies was de positie
den. Mogelijk was zijn kandidatuur tevens
van de militairen daarentegen versterkt en
een poging van Bouterse om interne tegen¬
gelegitimeerd waardoor het geloof en ver¬
stellingen in de nps aan te wakkeren met als
trouwen in de Frontregering dramatisch was
oogmerk de partij electoraal te verzwakken.
afgenomen en de regeringsperiode in een
91 De Ware Tijd 5 en 8 januari 1991.
politiek faillissement was geëindigd. Mede
92 Janssen 2011: 242-243.
door de dominantie van de vhp in de rege¬
93 Voor een discussie over de (ongrondwette¬
ring verkeerde een groot deel van de nps-
lijkheid van de coup, zie Bangoer 1991: 45-60.
achterban in een staat van onzekerheid en
Los van de mogelijkheid om als interim-rege-
verwarring over de ‘onherkenbare, kleurloze
ring nieuwe verkiezingen te organiseren, zou
politieke lijn’ die de partij had gevolgd.
het Militair Gezag nog een ander motief heb¬
Collectie Arron: ‘Een concept politieke ana¬
ben gehad om de coup te plegen: het veilig¬ stellen van Surinaams-Colombiaanse drugs¬
704
ste maatregelen van de legerleider direct na
nieel president, Wijdenbosch als staatshoofd
lyse t.b.v. japin’. 96 Collectie Arron: Een politieke analyse van
belangen. President Shankar had de inreis
het J.A. Pengel Instituut met betrekking tot
van Colombianen verboden waardoor deze
de nps, het Front voor Democratie en
belangen werden bedreigd. De leider van het
Ontwikkeling en de Militaire Dictatuur van
Medellin-kartel, Pablo Escobar, zou er bij
25 februari 1980-heden. Paramaribo, februa¬
Bouterse persoonlijk op hebben aangedron¬
ri 1991. Dit document is de finale versie van
gen de staatsgreep te plegen. Een van de eer¬
‘Een concept politieke analyse t.b.v. japin’. In
NOTEN HOOFDSTUK XII
het rapport wordt de Frontleiders verweten
105 De Ware Tijd 8 april 1991.
de patstelling tussen democratie en dictatuur
106 Lachmon had in 1956 op eigen initiatief
over zichzelf te hebben afgeroepen en wordt
een VHP-zetel opgeofferd om Pengel in staat
de Nps-fractie geprezen om haar principiële
te stellen via tussenverkiezingen in dit dis¬
opstelling inzake een aantal kwesties (toela¬
trict alsnog een zetel in de Staten te verwer¬
ting Assembleeleden uit de oorlogsgebieden,
ven na de voor de nps desastreus verlopen
kwestie-Mungra, bij acclamatie aanwijzen
verkiezingen van 1955.
van Kraag en Wijdenbosch als president en
107 De Ware Tijd 20 april 1991.
vicepresident). Het rapport concludeert dat
108 Initiatiefnemer was minister van Justitie
het enige echte succes van de Frontregering
Hirsch Ballin. Deze had enkele dagen na de
- de intrekking van de algemene opsporings¬
Kerstcoup een notitie geschreven over het
bevoegdheid van de militaire politie - tot
schoeien van de Surinaams-Nederlandse re¬
stand was gekomen dankzij de Frontfractie,
laties op een nieuwe leest. Na positieve reac¬
niet dankzij de Frontleiders. 97 Collectie Arron: Kort verslag van de bespre¬
ties te hebben ontvangen van collega’s Lubbers en Van den Broek had hij een voorzet
king van NPS-organen inzake samenwerking
voor een regeringsstandpunt geformuleerd.
met andere politieke partijen bij de komende
Archief bz, DDi-kabinet, gs, ara, 00417 -
verkiezingen d.d. 21 februari 1991; Nationale
912.1 Suriname/betrekkingen met Neder¬
Partij Suriname. Bijeenkomst organen d.d.
land en bezoeken aan Nederland/1990-1996:
22 februari 1991; Samenvatting van het ge¬
Notie van E. Hirsch Ballin aan H. van den
sprek d.d. 22 februari 1991. Participanten:
Broek d.d. 27 december 1990; Brief van
Hoofdbestuur, Congresbestuur, Adviesraad,
E. Hirsch Ballin aan R.F.M. Lubbers en
JAPIN, Jongerenraad.
H. van den Broek d.d. 28 december 1990;
98 Collectie Arron: Verslag van de Nationale
Codebericht van H. van den Broek aan dwh
Partij Suriname. Congres d.d. 24 februari
d.d. 3 januari 1991. Het plan-Lubbers - wel¬
1991. De Ware Tijd 23 en 26 februari 1991 en
beschouwd geen plan, maar een aanzet tot
De West 26 februari 1991.
nadere gedachtenvorming en overleg - zou
99 De Ware Tijd 20 februari 1991.
in de Tweede Kamer een welwillend onthaal
100 Dew 1994:19-20 en interview met
krijgen, maar uiteindelijk in de ministerraad
R. Shankar, Paramaribo, 20 januari 2002.
sneuvelen. De Nederlandse regering over¬
101 Van Maele 2011.
woog ook korte tijd een militaire interventie,
102 De Ware Tijd 18 maart 1991 en Collectie
maar liet dit plan varen nadat democratische
Arron: Communiqué van de nps, de vhp, de
partijen de verkiezingen overtuigend hadden
ktpi en de spa d.d. 18 maart 1991. Vergelijk
gewonnen. Janssen (2011: 245-264) en
ook Marshall 2010: 62-66. De vrije rol die
Jansen van Galen (2013: hoofdstuk vm) rap¬
Derby als voorzitter van c’47 binnen het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikke¬
porteren uitgebreid over het plan-Lubbers. 109 De Ware Tijd 8 april 1991. De tekst van het
ling claimde, zou door de NPS-top met arg¬
plan-Lubbers verscheen pas begin mei in de
waan worden bekeken. Derby wenste een
Surinaamse pers. De maand ervoor had een
vooruitgeschoven positie in te nemen waar
Staatsraadcommissie een twintigtal maat¬
het ging om het machtsvraagstuk en het
schappelijke organisaties en politieke partij¬
structureel aanpassingsprogramma. Collectie
en geconsulteerd en op grond hiervan vastge¬
Arron: Vergadering NPS-top d.d. 12 januari
steld dat aan Surinaamse zijde belang werd
1993.
gehecht aan behoud van soevereiniteit, pro¬
103 Vakbondsman en politicus Hendrik
longatie van het ontwikkelingssamenwer-
Sylvester was medeoprichter van de clo en
kingsverdrag van 1975 en onderwerping van
de spa.
een door Suriname te formuleren raamwerk
104 De Ware Tijd 30 maart 1991. Na zijn termijn
aan een volksraadpleging. Zie Schalkwijk
als minister-president bekleedde Udenhout
1994: 219-228. Vergelijk ook Collectie Arron:
enige jaren de functie van regeringsadviseur.
Eindadvies van de Commissie Ad Hoe inzake
Vanaf mei 1989 was hij in Washington werk¬ zaam als ambassadeur van Suriname in de vs en bij de oas.
de Tdee-Lubbers’. Gedateerd 20 mei 1991. 110 De Ware Tijd 22 april 1991. Het verkiezings¬ motto van het Nieuw Front luidde: Wij wil-
705
len geen geweer, met een potlood doen wij
keer toe weten dat Washington een nieuw
meer.
militair regime in Suriname niet zou tolere¬
111 Collectie Arron: Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling. Verkiezings¬ programma 1991, p. 1 en 4. 112 Collectie Arron: Nieuw Front voor
Adhin als kandidaat voor het vicepresidentschap. Adhin had een grote staat van dienst
Democratie en Ontwikkeling. Verkiezings¬
binnen de vhp en was onder andere onder¬
programma 1991, p. 4 en 5.
voorzitter van de partij. Arron wist Lachmon
113 De Ware Tijd 29 april 1991. Derby loste op
ervan te overtuigen dat de combinatie
23 mei zijn belofte niet in. Naar zijn zeggen
Venetiaan-Adhin geen werkbare samenwer¬
was het nummer in de tussentijd gewijzigd
king zou opleveren. Hierop trok Lachmon
en had de persoon in kwestie inmiddels een
zijn voordracht terug en viel zijn keus op
geheim nummer. De Ware Tijd 25 mei 1991.
Ajodhia. Hij en Venetiaan waren collega-
114 De Ware Tijd 10 mei 1991.
ministers in de regering-Shankar geweest en
115 De Ware Tijd 16 en 17 mei 1991.
hadden een constructieve relatie met elkaar
116 Collectie Arron: ‘De enige juiste weg’ [mei
onderhouden. Voor het vicepresidentschap
1991]. 117 De Ware Tijd 24 en 25 mei 1991. 118 Bij de definitieve vaststelling van de uitslag
hadden zich geen tegenkandidaten gemeld. Onder druk van de nps en de spa keerde - eveneens tegen de zin van Lachmon - vhp-
kwam de vhp op 9 en de spa op 2 zetels.
topper Pertab Radhakishun niet terug als be¬
De Ware Tijd 28 mei 1991.
windsman. Diens (sterke) persoonlijkheid
119 De opkomst was 69,6 procent. Overzicht opkomst verkiezingen vanaf 1987: 88,2
en (op het handelsestablishment georiën¬ teerde) visie pasten volgens Venetiaan en
procent (1987), 69,6 procent (1991), 66,8
Derby niet in het nieuwe regeringsteam. Het
procent (1996), 72,0 procent (2000), 72,9
was een publiek geheim dat de relatie Vene-
procent (2005) en 75,4 procent (2010).
tiaan-Radhakishun tijdens de eerste Front-
Gegevens uit OAS-verkiezingsrapport 2010:
regering te wensen over had gelaten.
http://www.oas.org/es/sap/docs/deco/
Collectie Arron: N.F. bijeenkomsten d.d.
20io/SURINAME-%2oMAY 25-%2020iod.pdf (laatst geraadpleegd 11 augustus 2014). 120 De Ware Tijd 27 en 28 mei 1991. Ook later nog zou Arron op het spelen van de raciale
14 september en 3 en 6 oktober 1991. 124 Collectie Arron: Verslagen van distrietsraad- en ressortraadvergaderingen. 125 Wijdenbosch (ndp) en Prade (DA’91)
kaart terugkomen en hierover zijn grote on¬
bleken als tegenkandidaten van Venetiaan
genoegen ventileren. Collectie Arron: nps-
kansloos. Uitslag op 6 september: Venetiaan
vergadering d.d. 12 augustus 1991.
645, Wijdenbosch 116 en Prade 49 stem¬
121 Een handgeschreven notitie die Arron naar mag worden aangenomen in deze periode voor zichzelf maakte: ‘Vene is rechtlijnig, ja, omdat hij geen kronkelpaden bewandelt. Niet altijd flexibel, ja, omdat hij geen kome¬
men. 126 Interview met R.R. Venetiaan, Parama¬ ribo, 19 januari 2002. 127 Interviews met O.E. Kemble, Paramaribo, 21 januari 2002 en A.S. Lall Mohamed,
die met mensen speelt. Stroef, nee, omdat al¬
Paramaribo, 2 april 2008. In zijn rede bij de
tijd de juiste oplossing voor het probleem
uitvaart van Nooitmeer sprak Arron: ‘In ge¬
moet worden gevonden.’ Collectie Arron:
vangenschap (1980) hebben Nunca [roep¬
Losse aantekening, zonder titel, zonder da¬
naam van Nooitmeer] en ik eikaars “eigen ik”
tum. De voorkeur van een aantal Front-
beter leren kennen, hetgeen ons bijzonder
leiders voor Udenhout berustte op het feit
dicht bij elkaar heeft gebracht. Ik ben er bij¬
dat deze politiek minder geprofileerd was,
zonder dankbaar voor dat deze relatie tot zijn
een belangrijke rol had gespeeld in het demo¬
dood toe heeft voortgeduurd. De eerlijkheid
cratiseringsproces en naar verwachting als
gebiedt mij er bij te vertellen dat er in de af¬
presidentskandidaat acceptabeler zou zijn
gelopen jaren ook momenten van vervreem¬
voor het Militair Gezag.
ding zijn opgetreden, gelukkig slechts van
122 Dew 1994:184. Volgend op de verkiezin¬ gen lieten de vs het Militair Gezag tot twee
706
ren. Dew 1994:183. 123 Lachmon had zich sterk gemaakt voor Jnan
NOTEN HOOFDSTUK XII
korte duur. [... ] Het was [... ] de intermense¬ lijke relatie die ons steeds weer bij elkaar
bracht.’ Arron prees Nooitmeers gebrek aan
136 Collectie Arron: ‘Kanttekeningen bij een
egoïsme, zijn eerlijkheid en dienstbaarheid
notitie. Gedachten zijn tolvrij’ d.d. 12 juni
aan de medemens en zijn hang naar broeder¬ schap en naastenliefde. Als waarachtig natio¬
1991. 137 Collectie Arron: Toespraak zonder datum,
nalist betekende hij volgens Arron veel voor
zonder titel, beginnend met de regel: Mijn¬
de nps en was hij loyaal aan de partij, maar
heer de president van de republiek Suriname
door alle politieke scheidslijnen heen had hij
en mevrouw Venetiaan; Proclamatie in ver¬
vrienden en probeerde hij wars van uiterlijk
band met de officiële ingebruikneming van
vertoon een bijdrage te leveren aan de op¬
het centraal partijkantoor van de Nationale
bouw van zijn land en de vooruitgang van
Partij Suriname d.d. 26 oktober 1991. In
zijn volk. Collectie Arron: Tekst van rede bij
maart 1992, aan de vooravond van de verwij¬
de uitvaart van R.B.R. Nooitmeer [zonder ti¬
dering van het Militair Gezag uit de grond¬
tel, zonder datum].
wet, betuigde Arron in een toespraak niet
128 Sedney 2010: 237-238. De deelname van
alleen adhesie aan de versterking van de
DA’91 aan de regering was korte tijd een punt
democratie en de rechtsstaat, maar insisteer¬
van overweging. Voorzitter Winston Jessurun
de hij opnieuw op het voortzetten van ‘de
herinnerde zich in 2005: ‘We hebben toen
strijd op het moreel-ethisch vlak’: ‘Geweld en
eisen gesteld, maar die werden door Henck
intimidatie zullen uit onze maatschappij
Arron van tafel geveegd. We hadden onder
moeten worden gebannen. [... ] De strijd te¬
zijn voorwaarden erin kunnen stappen,
gen [... ] corruptie zal moeten worden ver¬
maar hebben dat niet gedaan.’ De Ware Tijd
hevigd. Wij zullen heilige huisjes moeten in¬
3 december 2005.
trappen, ook al staan deze huisjes op het
129 Eerder, op 16 maart 1991, hadden de Werk¬ groep nps Nederland en de vhp Sympathi¬
perceel van het Nieuw Front.’ Collectie Arron: Toespraak zonder datum, zonder titel,
santen Nederland in Rotterdam een sympo¬
beginnend met de regel: Bij de oprichting
sium georganiseerd waar overwegend
van het Nieuw Front voor Democratie en
Nederlandse politici en academici het woord hadden gevoerd over het plan-Lubbers. Zie Nieuwe wegen 1991. 130 De Ware Tijd 27 en 29 april 1991. 131 Onder druk van partijgenoten was Arron
Ontwikkeling. 138 Vanwege de relatief korte duur van de op¬ schorting was de economische schade voor Suriname dit keer beperkt gebleven. 139 Schalkwijk 1994: 238-241.
teruggekomen op zijn besluit om geen
140 Naar schatting 60 procent van de bevol¬
NPs’er naar Den Haag af te vaardigen.
king leefde onder de armoedegrens. Dew
132 De relatie 1991: 23-26. 133 De relatie 1991: 73-74. De Surinaamse dele¬
1994:197. 141 Collectie Arron: Verslag van het gesprek
gatie bestond onder anderen uit vertegen¬
d.d. 7 april 1992 en Brief van H. A.E. Arron
woordigers van coalitie- en oppositiepartij¬
aan de Hoofdcoördinator follow-up van het
en, de vakbeweging, werkgeversorganisaties
Bonaire Protocol, drs. A.E.R. Jessurun d.d.
en religieuze organisaties. 134 Collectie Arron: Memorandum van de
26 mei 1992. 142 Collectie Arron: Lezing voor de palu, zon¬
commissie buitenlands beleid van het japin
der datum, zonder titel (maar waarschijnlijk
d.d. 17 mei 1991.
in het voorjaar van 1992 uitgesproken).
135 Collectie Arron: Brief van de ambassadeur van het Koninkrijk der Nederlanden in Para¬ maribo, P.F.C. Koch aan de voorzitter van de commissie ad hoe van de Staatsraad inzake
143 De tekst van het Raamverdrag is te vinden in Janssen 2011: 321-327. Voor achtergron¬ den, zie ook Schalkwijk 1994: 241-245. 144 Collectie Arron: Gemeenschappelijk slot¬
‘de idee-Lubbers’, de heer H.R. Ramdhani
communiqué naar aanleiding van het offici¬
d.d. 6 juni 1991. De gedachten leken de rich¬
eel bezoek van de president van de Republiek
ting uit te gaan van een ontwikkelings-
Suriname aan Nederland, Den Haag 18 juni
gemeenschap, waarover in het begin van de
1992.
jaren zeventig in de Koninkrijkscommissie
145 Venetiaan was op 20 juni eregast in Rotter¬
enige tijd was gesproken. Jansen van Galen
dam op een symposium dat gewijd was aan
2001a: 58-59,158-160.
de toekomstige relatie tussen Suriname en
707
Nederland. Arti Jessurun was tijdens deze
160 De Ware Tijd 21 juni 1988.
1992.
161 De Ware Tijd 1 augustus 1988.
146 Schalkwijk 1994: 246-249. 147 Collectie Arron: Tekst van een redevoering gehouden tijdens een NPS-bijeenkomst d.d. 24 oktober 1992. Bakra’s zijn Nederlanders.
162 Collectie Arron: ANP-berichten. Gesprek Arron; Den Haag-Suriname-Arron. Schiphol d.d. 3 december 1988. 163 De Ware Tijd 15,18 en 20 februari 1989.
148 Collectie Arron: Gemeenschappelijke ver¬
Collectie Arron: Verslag NPS-bijeenkomst
klaring in het kader van de periodieke con¬
d.d. 18 februari 1989. nps Centrum Nieuw
sultaties op ministerieel niveau op 26 mei 1993 te ’s-Gravenhage. Twee maanden eerder
Nickerie. 164 De Ware Tijd 1 oktober 1990. Arti Jessurun:
had Arron in een toespraak tot de structuren
Tk herinner mij dat Arron en ik eind jaren
van de nps laten weten dat de samenwerking
tachtig bij Lachmon waren. Arron zei: “Papa
met Nederland een bilateraal karakter had en
Lach, ik ga mij terugtrekken als voorzitter.”
dat de inschakeling van de Europese Gemeen¬
Lachmon: “Nee toch, ik heb tien jaar aan jou
schap niet mocht betekenen dat Nederland
moeten wennen, nu moet ik weer tien j aar
alsnog tot een internationalisering van deze
wennen aan jouw opvolger.” Ons bezoek aan
samenwerking overging. De Europese Ge¬
Lachmon was vooral bedoeld om te peilen of
meenschap had naar zijn zeggen slechts een
hij zelf plannen had om als voorzitter af te
begeleidende rol. Als Nederland doorging
treden. Niet dus.’ Interview met A.E.R. Jessu¬
met het stellen van steeds weer nieuwe eisen,
run, Paramaribo, 15 januari 2002.
zou Suriname op zeker moment kunnen
165 Arrons moeder overleed op 15 januari 1995.
besluiten de samenwerking met Nederland
166 De term jongeren was voor meerdere uit¬
te verbreken. Zie De West 27 maart 1993. 149 Collectie Arron: Commentaar op de Aide Memoire’ van de Nederlandse regering over de ontwikkelingssamenwerking SurinameNederland. d.d. 2 augustus 1993. Gedurende anderhalf jaar had Den Haag betalingsba-
leg vatbaar. Soms had deze betrekking op de leeftijd van politici, maar veel vaker verwees dit begrip naar hun beperkte status en be¬ scheiden positie in de partij hiërarchie. 167 De overdracht van het voorzitterschap van de ktpi door Iding Soemita aan zoon Willy
lanssteun gegeven. Door deviezen uit de ver-
Soemita was een van de weinige afwijkingen
dragsmiddelen beschikbaar te stellen, kon
van dit patroon.
Suriname de noodzakelijke importen finan¬ cieren. Van den Berg 1998: 34-36.
168 Arron legde de NPS-achterban uit dat de aanleiding tot het conflict met Nooitmeer lag
150 Collectie Arron: Nationale Partij Suri¬
in diens besluit eerder dat jaar om een con¬
name. Verklaring d.d. 2 augustus 1993.
gresvergadering te beleggen om instructies
151 Collectie Arron: Nationale Partij Suri¬
te geven over de verkiezingen. Een dergelijk
name. Evaluatie Nieuw Front regeringsbe¬
besluit kon echter alleen door het hoofdbe¬
leid i6-09-’9i-i6-o9-’93. Zie ook Schalkwijk
stuur worden genomen. Bovendien had
1994: 255-258.
Nooitmeer volgens Arron zonder het hoofd¬
152 Van den Berg 1998: 36-37.
bestuur daarin te kennen het uitschrijven
153 Schalkwijk 1994: 264-267 en Van den Berg
van het congres aangekondigd in de krant.
1998: 37-38. Voor een schets van de financi-
Ook dat kon niet door de beugel. Door de
eel-economische ontwikkelingen onder de
voorzitter om uitleg gevraagd had Nooitmeer
regering-Venetiaan (1991-1996), zie Bud-
zich volgens Arron laten ontvallen dat de
dingh’ 2012: 371-378.
voorzitter uit was op zijn vernietiging. Op de
154 Arron 1996.
vraag waaruit dit bleek, had Arron naar eigen
155 Jansen van Galen 1995: 278.
zeggen geen antwoord gekregen. Ook de dag
156 Collectie Oostindie en Klinkers: Interview
erna, toen hij in gezelschap van Otmar
van G J. Oostindie met H.A.E. Arron d.d.
Rodgers en Walter Pengel deze vraag ander¬
20 april 1998.
maal aan Nooitmeer had voorgelegd, was zijn
157 De Vlugt 1995b: 8. 158 Interview met J.P. Pronk, Den Haag, 21 november 2008.
708
159 De West 4 januari 1988.
bijeenkomst een van de inleiders. Zie Verslag
NOTEN HOOFDSTUK XII • XIII
partijgenoot volgens hem het antwoord schuldig gebleven. Collectie Arron: NPS-vergadering d.d. 27 november 1991.
Hoofdbestuur; Verslag van de vergadering
2 Bisessar 2000.
d.d. 30 november 1991. Nieuw Frontbijeen-
3 Interviews met A. Kallan, Paramaribo,
komst. 169 Collectie Arron: Verslag van het gesprek d.d. 11 november 1991 met de voorzitter en RR-leden; Verslag d.d. 26 november 1991. 170
Collectie Arron: NPS-vergadering d.d.
27 november 1991. Hoofdbestuur; Verslag van de vergadering d.d. 30 november 1991. Nieuw Frontbijeenkomst. 171 Voor achtergronden, zie De Vries 2005 en Hoogbergen en Kruijt 2005: 231-234, 270275. 172 Over de verwikkelingen rond de opvolging
20 mei 2004 en H. Sibilo, Paramaribo, 10 juni 2004. 4 Interviews met A. Kallan, Paramaribo, 20 mei 2004 en H. Sibilo, Paramaribo, 10 juni 2004. 5 Interview met B. Kletter, Indira Gandhiweg, 29 november 2006. 6 Interview met M.J. Arron, Paramaribo, 23 mei 2004. 7 De naamgever van de straat, Adolf Frederik Gravenberch (1811-1906), was een tot slaaf gemaakte die het tot geneesheer had ge¬
van Bouterse door Gorré, zie Buddingh’ 2012:
bracht, zichzelf had vrijgekocht en een be¬
368-371.
kende arts in Suriname was geworden. Het
173 Graanoogst was na het opstappen van
moet Arron genoegen hebben gedaan dat
Bouterse waarnemend bevelhebber gewor¬
Gravenberch zich eveneens door de idealen
den. Eerder had hij die functie in december
van vrijheid en vooruitgang geïnspireerd had
1990 korte tijd bekleed, waarna Bouterse als
gevoeld en dat hij via zijn woonadres op een
legerleider weer was teruggekeerd. Het her¬
wonderlijke manier met hem verbonden
nemen van deze functie werd met de benoe¬ ming van Gorré voor Bouterse onmogelijk. Voor achtergronden, zie Schalkwijk 1994: 250-255 en Hoogbergen en Kruijt 2005: 237'245174 Collectie Arron: meerdere handgeschreven notities. 175 De Ware Tijd 26 april 1993. 176 De West 31 mei 1993. 177 Chou Joe Jin was actief binnen de sociaal-
was. 8 Interview met H. Sibilo, Paramaribo, 10 juni 2004. 9 Interview met J.O. Heide, Paramaribo, 3 april 2008. 10 Interviews met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001 en C. Weidum, Paramaribo, 11 juni 2004. 11 Interview met J.O. Heide, Paramaribo, 3 april 2008.
culturele vereniging Chung Tjauw en de nps-
12 Van den Heuvel 1988.
afdeling Fa Tjauw.
13 Bij de overdracht van het voorzitterschap
178 Telefonisch interview met A.E.F. ArronLeeuwin, Paramaribo, 12 juli 2013. 179 De activiteiten van het Comité Herstel
van de nps aan G.A. Rusland in 2012 werd door menig partijganger met nostalgie terug¬ gekeken naar de dynamische periode onder
Democratie zouden na de overdracht van het
partijleider Arron. Zie onder andere inter¬
partijvoorzitterschap snel uitdoven. Niet
view met C. Antonius, Paramaribo, 17 juni
alleen was het belangrijkste doelwit van het
2012. De auteur was bij de bewuste over¬
Comité van het politieke toneel verdwenen, de nieuwe partijleider werd verondersteld
dracht aanwezig. 14 Na zijn aftreden als NPS-voorzitter was
meer affiniteit te hebben met de blakaman
Arron tot regeringsadviseur benoemd. Hij
en beter op te komen voor diens belangen.
gaf deze functie op toen in 1996 de door de
De vrees voor infiltratie vanuit de ndp zou
ndp gedomineerde regering-Wijdenbosch
blijven bestaan. Zie hiervoor ook hoofdstuk
aantrad. Tussen 1992 en 1996 was Arron te¬
XIII.
vens lid van de raad van commissarissen van
180 Collectie Arron: Lezing NPS-jongeren d.d. 26 november 1993. Staatkundige onafhanke¬ lijkheid als basis voor duurzame ontwikke¬ ling, een uitdaging.
de Centrale Bank van Suriname. 15 Interviews met A. Chr. Kruisland, Den Haag, 5 november 2001 en R.J. Wijdenbosch, Paramaribo, 7 juni 2004. 16 Ramcharan 1994.
XIII 1 Bisessar 2000.
17 De West 22 november 1995. Ook anderszins was hij bereid zijn kennis en ervaring te de-
709
len. Scholieren die bij hem langskwamen om
droegen de leveranciers een bedrag van
informatie te verkrijgen over zijn politieke
Nf 9 miljoen aan ‘commissie’ af. Buddingh’
loopbaan, stond hij graag te woord en hielp hij bij het schrijven van hun scriptie. Week¬
krant Suriname 15 t/m 21 maart 2000 en in¬ terviews met C. Glans, Paramaribo, 31 mei
tember 1993. 29 Bisessar 1997: 7-8.
2004 en C. Weidum, Paramaribo, 11 juni
30 De Ware Tijd 9 en 10 oktober 1997.
2004. Arron was in 1993 peetvader geworden
31 Collectie Arron: Trefpunt 2000: Oen
van Chinyere Pigot, dochter van Hesdy Pigot,
Frambo. Verkiezingsprogramma oktober
aanvankelijk zijn politiek secretaris, later se¬
1997. Zie ook De Ware Tijd 15 oktober 1997.
cretaris van president Venetiaan. Interview
De kandidatuur van Nooitmeer was weinig
met H. Pigot, Paramaribo, 20 oktober 2006.
geloofwaardig. Nooitmeer was de zittende
18 Collectie Arron: Nieuw Front voor
congresvoorzitter, maar door zijn sterk ach¬
Democratie en Ontwikkeling. Verkiezings¬
teruitgegane gezondheid gaf Pengel als onder¬
programma 1996, p. 4-5.
voorzitter feitelijk leiding aan het congres.
19 Op basis van kiezerslijsten en stemmenaan¬
32 Volgens Arnold Kruisland had Arron kort
tallen maakte Arron berekeningen en aan
vóór de congresvergadering tijdens een
de hand van die calculaties bepaalde hij zijn
openbare vergadering van Trefpunt 2000 in
strategie. Daarin bezat hij een grote, door
Latour in een toespraak Venetiaan openlijk
menigeen erkende, vaardigheid. Zie Sedney
bekritiseerd. Interview A. Chr. Kruisland,
2010: 239-240 voor gedetailleerde gegevens
Den Haag, 5 november 2001. De irritatie in
over de zetelverdeling.
delen van de partij dateerde mogelijk al uit
20 Interview met R. Baptista, Paramaribo,
1986. In dat jaar had Arron tijdens een verga¬
19 januari 2002 en H. Sibilo, Paramaribo,
dering op Grun Dyari Jessurun met lovende
10 juni 2004.
woorden geïntroduceerd en zijn verwelko¬
21 Interview met W.C. Pengel, Paramaribo,
ming vergeleken met de wijze waarop Pengel
27 november 2006. Over de groep-Jessurun,
hém destijds in de partij had ontvangen.
zie volgende paragraaf.
Meerdere aanwezigen hadden er aanstoot
22 Sedney 2010: 242-245.
aan genomen dat hun partijvoorzitter
23 In een artikel van H.L. Blanker getiteld
Jessurun zo nadrukkelijk naar voren schoof,
‘Verkiezingsslag in nps moet nog komen’
terwijl deze zich in de politiek nog niet had
(De Nieuwe Krant 30 augustus - 6 september
kunnen bewijzen. E-mailcorrespondentie
1997) wordt de onenigheid geanalyseerd en
met E. Essed-Fruin, Amsterdam Buitenvel-
zijn de twee kandidatenlijsten voor het hoofd¬ bestuur en het congresbestuur in extenso op¬ genomen. Het artikel maakt deel uit van de Collectie Arron. 24 De Ware Tijd 6 oktober 1997 en De West
6 oktober 1997. 25 De Ware Tijd 7 en 8 oktober 1997 en De West 8,13 en 14 oktober 1997. 26 In de media circuleerden bedragen van tus¬
dert, 31 juli 2014. 33 De Ware Tijd 20 oktober 1997 en De West 20 oktober 1997. 34 Interview met E.D. Findlay, Paramaribo, 20 oktober 2006. 35 De Ware Tijd 20 oktober 1997. 36 De West 20 oktober 1997. 37 Interview met E.D. Findlay, Paramaribo, 20 oktober 2006. De NPS-leiding zou de
sen de Nf 500.000,- en Nf 900.000,-. Ook
maandag na het incident in een schriftelijke
andere bekende Surinamers - onder wie
verklaring en een radio-interview vernieti¬
Henk Goedschalk (toenmalig president van
gend uithalen naar Arron (en Findlay). Zie
de Centrale Bank) en Dilip Sardjoe (toen¬ malig penningmeester van de vhp) - zouden van dergelijke afdrachten hebben geprofi¬
onder andere de Volkskrant 20 oktober 1997. 38 Interview met W.C. Pengel, Paramaribo, 27 november 2006.
teerd. Vergelijk nrc Handelsblad 17 augustus
39 De Vlugt 1995a: 6.
1993 en Schalkwijk 1994: 258.
40 Interview met A.E.R. Jessurun, Paramaribo,
27 Het contract met de Surinaamse overheid betrof vooral voedselleveranties en had een totale waarde van Nf 35 miljoen. Hiervan
710
2012:381-382. 28 Weekkrant Suriname 26 augustus t/m 1 sep¬
NOTEN HOOFDSTUK XIII
15 januari 2002. 41 Interview met A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari 2002.
42 De West 21 oktober 1997. 43 Jessumn zou ook jaren nadien nog zijn gram spuwen over het feit dat naar zijn zeggen Venetiaan ten tijde van het incident achter een gordijn had staan gluren en in eigen per¬ soon de politie had gebeld om orde op zaken
Grootlint in de Ere Orde van de Palm. 54 De Ware Tijd 27 november 2000. 55 Collectie Arron: Toespraak na de decoratie op 24 november 2000. 56 Interviews met H. Sibilo, Paramaribo, 10 juni 2004 en O.R. Rodgers, Paramaribo,
te stellen. Volgens hem had een politiek lei¬
15 juni 2004. Bouterse en Lachmon hadden
der van formaat zelf het heft in handen geno¬
de bewuste onderscheiding eerder al ontvan¬
men en de zaak in goede banen geleid. Verge¬
gen.
lijk De Ware Tijd 16 mei 2005 en Parbode
57 Breeveld 1990: 27,31.
28 mei 2008. Jessurun - die voorspelde dat
58 Collectie Arron: Boodschap (zonder date¬
veel NPSers hun heil bij concurrerende par¬
ring).
tijen zouden zoeken - bleef lid van de nps,
59 De Volkskrant 24 november 2000.
maar verliet de partij nadat pogingen van zijn
60 Bisessar en Daan 2000.
kant om met de partijleiding tot een vergelijk
61 De Volkskrant 27 november 2000. Beatrix
te komen op niets waren uitgelopen. In 2005
zou als koningin nooit voet op Surinaamse
en 2010 nam hij met Trefpunt 2000 in een
bodem zetten.
combinatie met andere partijen deel aan ver¬ kiezingen voor de Nationale Assemblee. Beide keren verwierf Trefpunt 2000 geen parlementszetel. Over de spanningen tussen Trefpunt 2000 en het NPS-hoofdbestuur, zie ook Weekkrant Suriname 22 t/m 28 maart 2000 en 7 t/m 13 augustus 2003. 44 Zorg en Hoop Nieuwsoverzicht 25 oktober
62 De auteur was bij Arron thuis getuige van een telefoongesprek tussen Arron en Lach¬ mon hierover. 63 Interview met E.D. Findlay, Paramaribo, 20 oktober 2006. 64 Interview met E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002. 65 Zorg en Hoop 2 december 2000.
1997. Volgens Kallan had de kankantri zich¬
66 Jansen van Galen 2001a: 185-186 en 2001b.
zelf geveld. Interview met A. Kallan, Parama¬
67 Hieraan was een welkomstwoord van de
ribo, 20 mei 2004. 45 De West 20 oktober 1997. Jessurun zou altijd afstand tot de ndp bewaren. 46 Interview met A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari 2002. 47 Interview met R. Baptista, Paramaribo, 19 januari 2002. 48 Interview met H. Does, Paramaribo, 22 januari 2002. 49 Interviews met A.E.R. Jessurun,
directeur van het Tropenmuseum, Lejo Schenk, voorafgegaan. Die had het belang van het debat uiteengezet, maar tegelijk - de Israëlische oud-premier Golda Meïr aanha¬ lend - opgemerkt dat de moderne geschiede¬ nis met potlood diende te worden geschre¬ ven. De passages over het debat (dat geleid werd journalist John Jansen van Galen) zijn gebaseerd op aantekeningen van de auteur die de bijeenkomst bijwoonde, notities van
Paramaribo, 15 januari 2002 en R. Baptista,
Arron (te vinden in de Collectie Arron) en
Paramaribo, 19 januari 2002.
persoonlijke communicatie van de auteur
50 Interview met O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001. 51 Collectie Arron: [Rede van Arron op 16 juli 2000 op Grun Dyari] en De Ware Tijd 17 juli 2000. Ook de NPS-verkiezingen voor een nieuw hoofdbestuur en een nieuw congresbestuur, die drie maanden na de verzoenings¬ bijeenkomst plaatsvonden, kenmerkten zich
met Arron vóór en op de dag van het debat en met Ramdas enige tijd na het debat. Ramdas 2000 bevat de lezing van Ramdas. Voor de
Kort Geding-discussie, zie hoofdstuk in. 68 Sticusa stond voor Stichting voor Culturele Samenwerking. 69 Vergelijk ook nrc Handelsblad 4 december 2000, Trouw 6 december 2000 en Weekkrant
door grote eensgezindheid. De leden werden
Suriname 6 t/m 12 december 2000. Blijkens
bij enkele kandidaatstelling gekozen.
zijn persoonlijke notities vond Arron de ver¬
De Ware Tijd 30 oktober 2000.
handeling van Ramdas ‘een leuk verhaal’,
52 De Ware Tijd 21 november 2000.
maar wel een ‘waar je alle richtingen mee uit
53 Arron was reeds Commandeur in de Ere
kunt’. Misprijzend stelde hij vast dat Ramdas
Orde van de Gele Ster en drager van het
het proces in Suriname in de achterliggende
711
25 jaar niet had gevolgd. Naar zijn oordeel
vormen van zelfreflectie afbreuk doen aan
deed Ramdas met zijn bijdrage afbreuk aan
hun reputatie. Voor Ramdas’ verslag van het
zijn intelligentie. Zie Collectie Arron: losse
debat, zie Ramdas 2003. De ware schuldige
aantekeningen.
voor de culturele verpaupering van Suriname
70 Aanwezig namens NPS-Nederland: John Waalring; aanwezig namens VHP-Nederland:
maar de Nederlandse staat.
Humphrey Bhagwanbali, Shekar Bissesur en
81 nrc Handelsblad 5 december 2000.
Prem Girjasing.
82 De Volkskrant 5 december 2000.
71 Interviews met E.G. Azimullah, Den Haag,
83 Het Parool 5 december 2000.
13 november 2002, J. Waalring, Den Haag,
84 Trouw 6 december 2000.
19 september 2013 en P. Girjasing, Den Haag,
85 De Groene Amsterdammer 9 december 2000.
3 januari 2014.
86 Weekkrant Suriname 13 t/m 19 december
72 Interview met E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002. 73 Interview met J. Waalring, Den Haag, 19 september 2013. 74 Telefonische interviews met R. Arron,
2000. Theo Para is de schrijversnaam van de arts en publicist Henry Does. 87 De West 11 december 2000. 88 Weekkrant Suriname 13 t/m 19 december 2000. Het eindpunt van de route was het
Alphen aan den Rijn, 16 maart 2001 en
mortuarium van het Academisch
A.E.F. Arron-Leeuwin, Paramaribo, 19 juli
Ziekenhuis, atv staat voor Algemene
2014. EHBO staat voor Eerste Hulp Bij Ongelukken. 75 Interview met E.G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002. 76 Telefonisch interview met A.E.F. ArronLeeuwin, Paramaribo, 19 juli 2014.
Televisie Verzorging. 89 De West 11 december 2000. 90 De Ware Tijd 13 december 2000 en inter¬ view met R.R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002. Brokodei betekent tot het aanbreken van de volgende dag. Voor Derby
77 De Ware Tijd 6 december 2000.
zou de benoeming tot regeringsadviseur nog
78 De Ware Tijd 5 december 2000.
wel op tijd komen, al zou hij niet lang na
79 Het Parool 8 december 2000, Trouw
8 december 2000, De Ware Tijd 8 december
Arron, op 19 mei 2001, overlijden. 91 Arrons weduwe had kort overwogen om de
2000, Zeeburg Nieuws 8 december 2000 en
uitvaart in de Grote Stadskerk te laten plaats¬
interview met J. Waalring, Den Haag, 19 sep¬
vinden. Een opgewekte en uitbundige dienst
tember 2013. Later die week vond er nog een
paste volgens haar bij uitstek bij het opge¬
besloten dienst plaats voor familie en vrien¬
ruimde en levenslustige karakter van haar
den van Arron in Alphen aan den Rij n. Ten¬
man. Ze werd er tijdig aan herinnerd dat
slotte organiseerde de Surinaamse welzijns-
Arron sinds de beginjaren zestig persoonlijke
stichting Krosbe de week erna nog een
redenen had om niet meer bij de ebg te ker¬
herdenkingsdienst in Rotterdam.
ken (zie hoofdstuk 11). Telefonisch interview
80 Het had niet geholpen dat Ramdas in een interview na afloop van het debat Arron een
met A.E.F. Arron-Leeuwin, Uithoorn, 22 december 2003.
‘charlatan’ en een ‘opgeblazen ego’ had ge¬
92 Een verwijzing naar Arron 1975:13.
noemd, die alleen maar bezig was geweest
93 De Ware Tijd 14 december 2000 en Week¬
met het veiligstellen van zijn eigen plaats in de geschiedenis. Ramdas toonde zich er te¬ leurgesteld over dat Arron geen opening van zaken had gegeven en niet zelfkritisch had
krant Suriname 20 t/m 26 december 2000. 94 Graanoogst, Brunswijk en Wijdenbosch waren aanwezig. Bouterse ontbrak; zijn echt¬ genote nam de honneurs waar.
teruggeblikt op de soevereiniteitsoverdracht.
95 De Ware Tijd 14 december 2000.
Zie Zorg en Hoop Nieuwsoverzicht 9 december
96 Vergelijk rapportage in De Ware Tijd 11 juni
2000. In de Surinaamse politieke cultuur geldt het kritisch evalueren van eigen hande¬ len en verantwoording afleggen over beslui¬
712
achtte hij bij nader inzien niet de Surinaamse
1970 en Surinaams Nieuws 20 juni 1970. 97 Bij de verkiezingen van 25 mei 2000 had het Nieuw Front beslag gelegd op 33 van de 51 ze¬
ten niet zelden als een teken van zwakte.
tels in de Nationale Assemblee. De verdeling
Zeker als het om controversiële of pijnlijke
van deze zetels over de Nieuw Frontpartijen:
besluiten gaat, menen politici dat dergelijke
nps 15 zetels, VHP 10 zetels, PertjajahLuhur
NOTEN HOOFDSTUK XIII
6 zetels, spa 2 zetels. Op basis van de ver¬
klaring ter gelegenheid van 25 jaar srefidensi
kiezingsuitslag was in augustus de regering-
had de ndp een reeks personen geprezen
Venetiaan 11 aangetreden. Sedney 2010:
vanwege ‘het voorbeeldige werk’ dat zij had¬
250-253. 98 De West 14 december 2000 en De Ware Tijd 15 december 2000. 99 Zie onder andere Weekkrant Suriname 20 t/m 26 december 2000. 100 De Ware Tijd 5 december 2000.
den verricht ten behoeve van de realisering van de onafhankelijkheid. Tot deze groep re¬ kende de partij ook Arron en Lachmon. Bouterse was kritischer over Lachmon na diens overlijden. De NDP-voorzitter liet bij die gelegenheid weten hem koloniaal te vin¬
101 De Ware Tijd 14 december 2000.
den in zijn denkbeelden. Lachmon voerde
102 De Ware Tijd 14 december 2000. Naar aan¬
volgens Bouterse een etnische politiek voor¬
leiding van de aankomst van het stoffelijk
dat hij zich later onder de noemer ‘verbroe-
overschot van Arron in Suriname en de over¬
deringspolitiek’ nationaal zou gaan opstel¬
brenging van het lichaam van het vliegveld
len. Zorg en Hoop zaterdag 27 oktober 2001.
naar Paramaribo had Winied eerder geschre¬
108 De West 7 december 2000.
ven: ‘Als H.A.E. dit had meegemaakt, zou hij
109 De West 11 december 2000.
tevreden zijn. Eindelijk waardering voor de
110 Kerkbode 17 december 2000.
noeste arbeid waar vaak zo ondankbaar over
111 De Standaard 5 december 2000, The New
gedaan werd. Waardering komt na de dood,
York Times 6 december 2000, The Indepen¬
klinkt een bekend gezegde en hier blijkt dat
dent 7 december 2000 en The Guardian
overduidelijk. Vaak verguisd en de laatste jaren haast vergeten, en nu blijkt hoeveel stille
24 januari 2001. 112 Telefonisch interview met A.E.F. Arron-
bewonderaars die goede man al die tijd had.
Leeuwin, Paramaribo, 19 juli 2014. Nog geen
De laatste tijd begon die man weer te bloeien
jaar later zou op dezelfde plek as van de op
als de bloemen in zijn tuin. Hij leefde op, trad
19 oktober 200 x eveneens in Nederland over¬
weer in het voetlicht en pakte de draad weer
leden en aan de Sophie Redmondstraat ge¬
op. Maar die goede man daar boven besliste
cremeerde VHP-leider Lachmon worden uit¬
anders. Zijn daden zijn soms moeilijk te be¬
gestrooid.
grijpen en soms weet echt hij alleen waarom
113 Officieel: Henck A.E. Arronstraat. In het
hij iets doet. De ex-premier, ex-vicepresident
spraakgebruik en in officiële en onofficiële
en grondlegger van Switi Sranan is er niet
vermeldingen worden de twee voorletters
meer. Hij heeft het tijdelijke met het eeuwige verruild en wandelt nu op de velden van de
doorgaans weggelaten. 114 Evenals voor de wijziging van de Coppe-
grote Manitoe. En met zijn vriendelijke maar
namestraat, Wanicastraat en Rust- en Vrede-
doordringende blik tuurt hij in de verte en
straat in respectievelijk de Jagernath Lach-
lijkt naar iets te zoeken. En H.A.E zou H.A.E.
monstraat, ]ohan Adolf Pengelstraat en
niet zijn als hij het niet vroeg. Aarzelend
Frederick Derbystraat. De desbetreffende
wendt hij zich tot de Grote Man en vraagt
naamborden werden in die volgorde onthuld
verontrust, mijn Heer, waar zijn nou die vis-
op 21 september 2002, 29 november 2002 en
gaten?’ De Ware Tijd 11 december 2000. De
11 januari 2003. De Henck Arronstraat liep
krant publiceerde ook een uitvoerig portret
volgens de beschikking vanaf het kruispunt
van de ‘grote zoon’. Zie Bisessar 2000.
Grote Combeweg-Onafhankelijksheidsplein
103 De West 11 december 2000.
tot aan de kruising Kwattaweg, Oude Char-
104 Tuinfort 2000.
lesburgweg en Wanicastraat. De vernoeming
105 ‘Henck Arron en het Onafhankelijkheids¬ plein’ en ‘Henck Arron belooft bij Kwakoe in mei 1975 de Onafhankelijkheid’ verschenen respectievelijk in De Ware Tijd 14 en 18 decem¬ ber 2000. Voor andere gedichten over Arron,
in de jaren tachtig van de Gravenstraat naar Abaisa Jowini was nooit ingeburgerd geraakt.
De Ware Tijd 10 september 2002. 115 De Ware Tijd 10 en 13 september 2002. Bij de keuze van de regering voor Pengel,
zie De Ware Tijd 13 december 2000 en De West
Lachmon, Arron en Derby sprong de uitslui¬
14 december 2000.
ting van Bruma in het oog. Het wijzigen van
106 De West 7 december 2000.
de Weidestraat en de Verlengde Weidestraat
107 De Ware Tijd 6 december 2000. In een ver¬
in Mr. Eduard J. Brumastraat vond plaats op
713
30 juni 2011 op initiatief van de regeringBouterse. Met dit besluit werd volgens aan¬ hangers van Bruma een nationale schande
van Jagernath Lachmon gedurende tien jaar partijleider was. 141 De Ware Tijd 24 november 2012 en
rechtgezet en een historische omissie van de
http://www.npssuriname.com/videos.html
regering-Venetiaan gecorrigeerd. Vergelijk
(laatst geraadpleegd op 27 december 2013).
http://www.krindenki.com/?p=3440 (laatst geraadpleegd 25 maart 2014). 116 De Ware Tijd 26 april 2003. 117 Tekst door A.E.F. Arron-Leeuwin aan
‘een zondagskind, een geluksvogel, een bege¬
de auteur ter hand gesteld.
nadigd mens en een bevoorrecht politikus’.
118 De Ware Tijd 28 april 2003.
Die etiketten zij n van toepassing als men de
119 Breeveld 2003.
beginperiode van Arrons politieke loopbaan
120 De Ware Tijd 26 juli 2005.
in beschouwing neemt. Vanaf 1976, maar
121 De Ware Tijd 24 november 2005.
vooral vanaf 1979, zou het geluk Arron in toe¬
122 De Ware Tijd 21 november 2005.
nemende mate in de steek laten. Naar het
123 De Ware Tijd 5 december 2005.
oordeel van de oppositie raakte Arron eind
124 Vergelijk ook De Ware Tijd 3 december
jaren zeventig vervreemd van de werkelijk¬
2005.
heid, werd hij overmoedig, en straalde hij
125 Breeveld 2006.
namens de regering uit: we kunnen ons alles
126 Toespraak van de voorzitter van de Nationa¬
permitteren, zitten vast in het zadel, niets
le Partij Suriname, de president drs. Runaldo
kan ons gebeuren. Voor veel oppositieleden
Ronald Venetiaan in verband met de onthul¬
vormde de staatsgreep van 1980 het bewijs
ling van het standbeeld van de heer Henck
dat hoogmoed voor de val komt, al staat tot de
Alphonsus Eugène Arron op vrijdag 25 april
dag van vandaag allerminst vast dat de coup
2008. Ziewww.kabinet.sr.org (laatst geraad¬
uitsluitend moet worden toegeschreven aan
pleegd 12 september 2009). 127 Siekea Anna de Haas (1849-1896). Haar man Warmolt Tonckens (1848-1922) was gouverneur van Suriname van 1896 tot 1902. 128 Het standbeeld van Lachmon was onthuld op 27 oktober 2002.
Arrons falen in de kwestie van de militaire vakbond. Na 1980 zoekt men bij Arron tever¬ geefs naar het zondagskind en de geluksvogel. 2 Weber 2012: 89. 3 Veel vooraanstaande politici met wie Arron omging, behoorden tot de generatie van zijn
129 Parbode 28 mei 2008.
voorganger Pengel: Lachmon, Essed, Van
130 Meel 2008.
Genderen, Wijntuin, Sedney, Bruma. Het¬
131 Stamieuws 25 april 2010.
zelfde gold voor leidende buitenlandse politici
132 De Ware Tijd 31 mei 2010.
met wie hij te maken kreeg: Den Uyl, Pérez,
133 Dagblad Suriname 18 november 2010, De
Castro. Ook de politici in het Caraïbisch ge¬
Ware Tijd 20 november 2010 en Stamieuws
bied die na de Tweede Wereldoorlog de onaf¬
20 november 2010. In het oorspronkelijke
hankelijkheid voor hun land realiseerden
citaat (Arron 1975:14) luidt het laatste zins¬
(Alexander Bustamante, Norman Manley,
deel: ‘en daarom de drang in ons voelen die¬
Eric Williams, Forbes Burnham, Cheddi
naar te zijn van dit volk en dit land’.
Jagan, Errol Barrow, Eric Gairy, John Comp-
134 De Ware Tijd 26 november 2010.
ton, Milton Cato) verschilden opvallend in
135 Arron 1975: 9.
leeftijd met hem. Arron behoorde welbe¬
136 Stamieuws 24 februari 2011.
schouwd tot een ‘tussengeneratie’ van politi¬
137 Stamieuws 25 april 2011.
ci, waardoor het ondoenlijk is om zijn loop¬
138 De West 3 september 2011 (rubriek Keer¬
baan zinvol in een Caraïbisch perspectief te
punt). Bigi boto betekent letterlijk grote boot. 139 Stamieuws 30 september 2011. Rodgers overleed op 20 september 2011. 140 De VHP was de nps hierin voorgegaan. Op 3 juli 2011 won Chandrikapersad Santokhi de strijd om het voorzitterschap van de vhp van
714
SLOT 1 Sedney (1990: 47) karakteriseerde Arron als
plaatsen. 4 Deze terminologie is van de filosoof Sidney Hook. Zie Burns 2003:11. 5 Arron: Pengel is een grotere geest dan Arron,
maar Arron is wel een leerling van Pengel. 6 Hij leek zich hiervan bewust toen hij in 1974
Bholanath Narain. Hij werd daarmee de op¬
opmerkte: ‘Ik pretendeer niet een staatsman
volger van Ram Sardjoe, die na het overlijden
te zijn, daarvoor heb ik de tijd nodig, dat gaat
NOTEN HOOFDSTUK XIII • SLOT
met jaren. Wat ik wel pretendeer, dat zijn op dit moment twee dingen: 1. Dat men - als ik morgen uit de politiek mocht gaan - zegt: hij heeft hard gewerkt. 2. Dat men kan zeggen: hij is met schone vingers in de politiek ge¬ komen en hij is er weer met schone vingers uit gegaan.’ Nationaal Archief Suriname: Handelingen van de Staten van Suriname, zittingsjaar 1974-1975,14e vergadering, 15 november 1974, p. 27. Arron wist beide pretenties waar te maken. 7 Beiden waren transactional leaders, geen
transformational leaders. Zie Burns 2003:1516, 24-27. Brown (2014: 5) onderscheidt transformational leaders en redefining
leaders. Laatstgenoemde leiders definieerde hij als radicale veranderaars van de politieke agenda. Voor zover het gaat om Arrons ambi¬ ties halverwege de jaren zeventig kan hij tot deze laatste categorie worden gerekend. 8 De ontwikkelingen na 1980 hadden hem wel extra op het fundamenteel belang van de menselijke waardigheid geattendeerd. Arron: Bedenk één ding: waardigheid, respect
en erkenning zijn sleutelbegrippen in de Surinaamse politiek. Zij leven in de harten van Surinaamse politici en in de harten van de men¬ sen die zij vertegenwoordigen. Het meest tref je mensen wanneer je komt aan hun menselijke waardigheid. Dat is mijn winst van de revolutie. Dat inzicht heeft de revolutie mij gebracht. De aantastingvan de menselijke waardigheid is na 1980 immers manifest geworden.
715
AFKORTINGEN
Ampie’s Broadcasting Corporation
ebs
abo
Algemene Bond van Overheidspersoneel
ECLAC
ACp
African, Caribbean and Pacific Group of
Economie Commission for Latin
States
America and the Caribbean EEG
Alcoa
Europese Economische Gemeenschap
Aluminum Company of America
EHBO Eerste Hulp Bij Ongelukken
ams
Algemene Middelbare School
FACOM
ans
AnthonyNestySporthal
Federatie van Algemeen Christelijke
aov
Algemene Oudedagsvoorziening
Organisaties van Militairen
as fa Associatie van Surinaamse Fabrikanten
fal
Federatie van Agrariërs en Land¬ arbeiders
atv
Algemene Televisie Verzorging
bep
Partij voor Broederschap en Eenheid in
FAO
Food and Agriculture Organization
de Politiek
FBI
Federal Bureau of Investigation
Bureau voor Openbare Gezondheidszorg
fols Federatie van Organisaties van
bog
Leerkrachten in Suriname
Bomika
BVD
bvd
Bond van Militair Kader Basispartij voor Vernieuwing en
Grassalco
Binnenlandse Veiligheidsdienst
Grasshopper Aluminium Company hpp
Hindostaanse Progressieve Partij, vanaf
iba
International Bauxite Association
idb
Inter-American Development Bank
1976 Hernieuwde Progressieve Partij
CARICOM
Caribbean Community carifta
ccd
Gereformeerd Politiek Verbond
gpv
Democratie
Caribbean Free Trade Association
ILO
International Labour Organization
Coördinatiecentrum voor Defensie-
IMF
International Monetary Fund Inter-Parliamentary Union
aangelegenheden
ipu
cck
Comité Christelijke Kerken
JAP IN
cda
Christen Democratisch Appel
CIA
Central IntelligenceAgency
KLM
cid
Centrale Inlichtingen Dienst
KNIL Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger
Cis
Centrum Inkoopbureau Suriname
c lat Central Latinoamericana de Trabaj adores
Johan Adolf Pengel Instituut
kob
CLO
Centrale van Landsdienaren Organisaties
cob
Christelijke Onderwijzers Bond
Katholieke Onderwijzers Bond
Krioro kon makandra (Creolen verenigt u) ktpi
Kaum Tani Persatuan Indonesia (Indonesische Landbouwerspartij),
cons Commissie Ontwikkelingssamen¬
vanaf 1987 Kerukunan Tulodo Pranatan
werking Nederland-Suriname crm
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
Krikomaka
(Latijns-Amerikaanse Arbeiders Centrale)
Inggil (Partij voor Nationale Eenheid en
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Solidariteit van de Hoogste Orde)
Werk
kvs
Katholieke Verkenners Suriname
c’47 Centrale 47
lkv
Landelijke Korporaals Vereniging
da’91
lw
Landbouw, Veeteelt en Visserij
Democratisch Alternatief ’g 1
mop
Meerjarenontwikkelingsprogramma
mwi
Medisch Wetenschappelijk Instituut
Defensiepolitie
nam
Non-AlignedMovement
De Nationale Assemblee
NAVO
Defpol
DNA
DNP2000
716
Energiebedrijven Suriname
abc
Noord-Atlantische Verdragsorganisatie
Democratisch Nationaal Platform 2000
nbs
Nationalistische Beweging Suriname
dvf
Demokratisch Volksfront
ndp
Nationale Democratische Partij
D66
Democraten 66
nhm Nederlandsche Handel-Maatschappij
EbG
Evangelische Broeder Gemeente
nis
Nationaal Indoor Stadion
nmr Nationale Militaire Raad
S pa
Surinaamse Partij van de Arbeid
NOS
Nederlandse Omroep Stichting
sps
Socialistische Partij Suriname
npk
Nationale Partij Kombinatie
Sri
nps
Nationale Partij Suriname
nvp
Nationale Volkspartij
srs
oas
Organization of American States
Sticusa
Sarekat Rakjat Indonesia (Indonesische Volkspartij) Stichting Radio Omroep Suriname
OPEC Organization of the Petroleum Exporting
Countries
Stichting voor Culturele Samenwerking Surinaamse Televisie Stichting
stvs
Suralco
OTCA
Organización del Tratado de
Suriname Aluminum Company
Cooperación Amazónica (Amazone
t Ri s
Troepenmacht in Suriname
Pact)
UNCTAD
palu Progressieve Arbeiders en Landbouwers
United Nations Conference on Trade and
Unie Parlatino
Development UNESCO
United Nations Educational, Scientific
Parlamento Latinoamericano (LatijnsAmerikaans Parlement) pbp
Progressieve Bosneger Partij
pg
Procureur Generaal
Scholieren vcb
Surinaamse Volkscredietbank
Pantser Infanterie Rij Opleiding
vdp
Verenigde Democratische Partijen
Centrum
VELMEK
PIROC
pl
and Cultural Organization vams Vereniging van Algemene Middelbare
Vereniging van Leraren bij het
Pertjajah Luhur (Vol vertrouwen)
Middelbaar en Kweekschoolonderwijs
plos Planning en Ontwikkelingssamen¬
werking
VHP
Verenigde Hindostaanse Partij, vanaf
PNC
People’s National Congress
1966 Vatan Hitkari Party (Partij ter
pnm
People’s National Movement
Bevordering van het Nationaal Welzijn),
pnp
Progressieve Nationale Partij
vanaf 1973 Vooruitstrevende Hervormings
pnr
Partij Nationalistische Republiek
Partij
PPR
Politieke Partij Radikalen
pprs Partij Perbangunan Rakjat Surinam
psv
vn
Verenigde Naties
vo s
Vereniging Officiers Sociëteit
(Progressieve Partij van de Opbouw van
vs
Verenigde Staten
Suriname)
vsb
Vereniging Surinaams Bedrijfsleven
Progressieve Surinaamse Volkspartij
wd
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie
PvdA Partij van de Arbeid
WDM
Vereniging van Dienstplichtige Militairen
pwo Progressieve Werknemers Organisatie Radika
we s Wie Eegie Sanie
Radio Dihaat Ki Awaaz (De stem van het
WHO World Health Organization
district)
wovo Werkgroep voor Opvoeding en Vorming
Rapar Radio Paramaribo ravaksur
m.b.t. de Voorbereiding op de Onafhankelijkheid van Suriname
Raad van Vakcentrales in Suriname rib
Rijks Inkoop Bureau
rpd
Regerings Persdienst
rvp
Revolutionaire Volkspartij
sdp
Surinaamse Democratische Partij
sela SistemaEconómico Latinoamericanoy
del Caribe (Latijns-Amerikaans en Caraïbisch Economisch Systeem) skm
Surinaamse Krijgsmacht
SLM
Surinaamse Luchtvaart Maatschappij
sml
Stichting Machinale Landbouw
717
CHRONOLOGIE
1936
Geboorte HenckAlphonsus Eugène Arron
1977 Wint opnieuw de verkiezingen en treedt aan als
op 25 april in Paramaribo, Suriname.
minister-president en minister van Buitenlandse
1948-1952
Paulusschool. 1952-1956
Algemene Middelbare School. 1954 Suriname verwerft autonomie in binnenlandse aangelegenheden. 1956-1959
InNederland. Praktijkopleiding bij de Amster-
1979 Conflict met onderofficieren van de Surinaamse Krijgsmacht. Verlies van parlementaire meer¬ derheid resulteert in afspraak om vervroegde verkiezingen te houden op 27 maart 1980. 1980
Onderofficieren onder leiding van Bouterse en Horb plegen op 25 februari een staatsgreep.
damsche Banken schriftelijke opleiding bij de
1980-1981
Stichting tot bevordering van de studie van het
Gevangenschap.
bank- en effectenbedrijf. 1959 Aanvaarding functie bij de Vervuurtsbank. 1960
Toetreding tot de n ps . 1961
Lid van het hoofdbestuur van de nps . 1963
Huwelijk met A.E.F. Leeuwin en aanvaarding
1982
Terug bij de Volkscredietbank. Standrechtelijke executie van vijftien opponenten van het militair regime op 8/9 december. 1984
Start van dialoog tussen de nps- en de vhpleiding enerzijds en het Militair Gezag ander¬ zijds over herdemocratisering. 1985
functie bij de Volkscredietbank.
Akkoord tussen de leiders van de nps, de vhp
1963-1973 Lid van de Staten van Suriname voor de nps .
en de ktpi en het Militair Gezag op 23 november
1969
Val van het kabinet-Pengel. 1970
Volgt Pengel op als voorzitter van de nps. 1972
en toetreding onder voorwaarden van Arron, Lachmon en Soemita tot het Topberaad. 1986
Volledige toetreding van Arron, Lachmon en Soemita tot het Topberaad en participatie van de nps, vhp en de ktpi in de regering-
Keert zich tegen de ‘brede basis politiek’ zoals
Radhakishun. Uitbreken binnenlandse
bepleit door VHP-leider Lachmon.
oorlog.
1973 Formeert de Nationale Partij Kombinatie, wint
Aanname van een nieuwe grondwet via een
de verkiezingen en treedt aan als minister¬
referendum. Front voor Democratie en
1987
president en minister van Financiën van de
Ontwikkeling (nps, vhp en ktpi) wint de
regering NPKi.
verkiezingen.
1974
1988
Kondigt op 15 februari de onafhankelijk¬
Aantreden als vicepresident in de regering-
heid van Suriname aan, te realiseren vóór
Shankar.
ultimo 1975. 1975 Suriname wordt onafhankelijk op 25 november; vanaf die datum ook minister van Buitenlandse Zaken. 1976
718
Zaken van de regering npk ii.
1990
Bouterse pleegt voor de tweede keer een staats¬ greep. 1991
Nieuw Front voor Democratie en Ontwikke¬ ling wint verkiezingen. Regering-Venetiaan
Aan VHP-leider Lachmon toegezegde vervroegde
komt aan het bewind. Arron ziet af van het
verkiezingen vinden geen doorgang.
bekleden van politieke functies.
1993 Draagt op 25 april het voorzitterschap van de nps over aan Venetiaan en trekt zich uit de
politiek terug. 1997
Aanvaring met de NPS-top. 2000
Verzoening met de NPS-top. Krijgt hoogste onderscheiding van de Republiek Suriname. Overlijdt op 4 december 2000 in Alphen aan den Rijn, Nederland. 2003
Op 25 april wordt de Gravenstraat in Paramaribo omgedoopt tot Henck Arronstraat. 2008
Op 25 april wordt een standbeeld van Arron onthuld bij de ingang van de Palmentuin in Paramaribo.
719
FOTOVERANTWOORDING
Foto’s ï, 15,16 en 21 Collectie P. Meel Foto 2 Collectie G. Middelkoop Foto 3 Collectie S.W. Wolf Foto 4 Collectie W.L. Man A Hing Foto’s 5 t/m 14 en 17 t/m 20 Collectie A.E.F. Arron-Leeuwin
720
FOTOVERANTWOORDING • BRONNEN • ARCHIEVEN • INTERVIEWS
BRONNEN
Archieven • Collectie Arron, Paramaribo
Interviews A
• Krantencollecties Koninklijke Bibliotheek,
J.R. Ajodhia, Paramaribo, 11 april 2008
Den Haag
C. Antonius, Paramaribo, 17 juni 2012
• Krantencollecties Nationaal Archief
H.A.E. Arron, Paramaribo, 2-16 november
Suriname, Paramaribo
2000 (f)
• Archief ministerie van Buitenlandse Zaken,
M.J. Arron, Paramaribo, 23 mei 2004 (f)
ministerie van Buitenlandse Zaken, Den Haag
A.E.F. Arron-Leeuwin, Paramaribo, 9 januari
• Archief Gouverneur van Suriname 1952-1975,
2002,9 maart 2006 en 3 april 2008
Nationaal Archief, Den Haag
E. G. Azimullah, Den Haag, 13 november 2002
• Archief E.G. Azimullah, Nationaal Archief Suriname, Paramaribo
B S. Badrising, Leiden, 3 juni 2003
• Archief T.J.A.M van Lier, Internationaal
R. Baptista, Paramaribo, 19 januari 2002
Instituut voor Sociale Geschiedenis,
M.T.J. Bean, Amsterdam, 30 april 2010 (f)
Amsterdam
H. H. Berggraaf, Paramaribo, 25 mei 2004
• Archief J.M. denUyl, Internationaal Instituut
F. M. van de Berg-Schoonhoven, Bussum,
voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam
22 januari 2004
• ArchiefW.F. de Gaay Fortman, Historisch
A.R. Boldewijn, Paramaribo, 29 november
Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden),Vrije Universiteit,
2006 E.A. Bottse, Paramaribo, 7 november 2000 (f)
Amsterdam
A.J. Bouterse-Clarke, Paramaribo, 27mei 2004 I. M.K. Brahim, Paramaribo, 18 januari 2002 H. Breeveld, Paramaribo, 8 juni 2004 O.H. Buyne, Capelle aan den IJssel, 19 mei 2001 C M.Chr. Cambridge, Utrecht, 29 september 2001 R.V. Cumberbatch, Paramaribo, 2 juni 2004 D H. Does, Paramaribo, 22 januari 2002 E W. Erath, Waddinxveen, 25 maart 2005 E. Essed-Fruin, Amsterdam Buitenveldert, 16 september 2001 F H.K. Fernandes Mendes, Leiden, 22 juli 2006 J. A.E. Ferrier, Oegstgeest, 18 november 2001 en Leusden, 14 juli 2008 (t) E.D. Findlay, Paramaribo, 20 oktober 2006 E. van Frederikslust-Kamp, Paramaribo, 11 januari 2002 R.M. de Freitas, Paramaribo, 4november 2011 F. R. Frijmersum, Paramaribo, 6 november 2000 R. Fuchs-Leeuwin, Naarden, 11 november 2001
721
G O. L. van Genderen, Brussel, 26 maart 2004
F.A.M. Pinas, Den Haag, 7april 2004
A.H. Getrouw, Paramaribo, 11 januari 2002
H.O. Prade, Rotterdam, 13 november 2009
P. Girjasing, Den Haag, 3 januari 2014
en Leiden, 1 december 2009
C. Glans, Paramaribo, 31 mei 2004 (f)
J.P. Pronk, Den Haag, 21 november 2008
I. Graanoogst, Paramaribo, 6 april 2008 H J. O. Heide, Paramaribo, 3 april 2008 (f)
R S. Rasam, Paramaribo, 3 november 2011 E. Reyme, Den Haag, 21 oktober 2003
D. W. Heinemann, Paramaribo, 11 januari 2002
O.R. Rodgers, Den Haag, 16 oktober 2001
A. Heldring, Den Haag, 13 september 2010
en Paramaribo, 15 juni 2004 (f)
W.E. Henar, Paramaribo, 16 juni 2004
H. H. Rusland, Paramaribo, 10 april 2008
H.F. Herrenberg, Paramaribo, 11 april 2013
F. van Russel, Paramaribo, 7 november 2011
J. Hindori, Paramaribo, 9 juni 2004
R. van Russel, Paramaribo, 1 november 2011
I A.E.R. Jessurun, Paramaribo, 15 januari 2002 K
S R. Sardjoe, Paramaribo, 23 januari 2002 J. van Schaik, Den Haag, 8 oktober 2013
A. Kallan, Paramaribo, 20 mei 2004
J. Sedney, Leiden, 3 januari 2001
K. Kartokromo, Paramaribo, 30 oktober 2011
E.J. Sedoc, District Saramacca, 16 januari
J.T. Kasantaroeno, Leiden, 2 januari 2003 (f)
2002 (f)
O. E. Kemble, Paramaribo, 21 januari 2002
I. Sewrajsingh, Leiden, 26 oktober 2003
H.S. Kensmil, Paramaribo, 15 januari 2002 (f)
R. Shankar, Paramaribo, 20 januari 2002
B. Kletter, Indira Gandhiweg, 29 november
H. Sibilo, Paramaribo, 10 juni 2004
2006
M. Slory, Paramaribo, 3 en 7 november 2011
A. Ch. Kruisland, Den Haag, 5 november
E.A. Soekhoe, District Wanica, 5 juni 2004
2001
W. Soemita, Paramaribo, 8 april 2008
F. Kruisland, Paramaribo, 1 november 2011 (f) L A.S. Lall Mohamed, Paramaribo, 2 april 2008 M.E. Levens, Paramaribo, 14 juni 2004
S. P. Somohardjo, Paramaribo, 2 juni 2004 E.B. Stalpers-Wolf, Tilburg, 30 september 2004 T
H. R. Lim A Po, Paramaribo, 14 januari 2002
H. Teunis, Den Haag, 16 april 2003
I. Loemban Tobing-Klein, Paramaribo,
C.S.B. Tewarie-Mungra, Amsterdam,
26 oktober 2006
30 januari 2012
D. Lo Fo Sang, Paramaribo, 19 juni 2012
J. Thijm, Paramaribo, 6 november 2000 (f)
M R. Meyer, Leiden, 22 december 2001 G. Middelkoop, Almere-Buiten,
R.E. van Trikt, Leiden, 16 januari 200i(f) M. Tuur, Paramaribo, 20 januari 2002 (f) U
29 september 2002
W.A. Udenhout, Paramaribo, 9 november
M.G. de Miranda, Paramaribo, 17 januari
2000
2002 (f)
V
L. Morpurgo, Paramaribo, 8 november
M. Vegelin van Claerbergen, Den Haag,
2000 (t)
13 juni 2003 (f)
L. van Mulier, Nijmegen, 19 februari 2004
R. R. Venetiaan, Paramaribo, 19 januari 2002
Ch. Mijnals, Paramaribo, 16 mei 2008
O. Venloo, Leiden, 21 september 2002
N R.M. Nannan Panday, Paramaribo,
W J. Waalring, Den Haag, 19 september 2013
13 november 2000
E.E. Walker, Den Haag, 3 april 2012
E. Noordpool, Paramaribo, 23 november
C. Weidum, Paramaribo, 11 juni 2004
2006 O C. D. Ooft, Paramaribo, 16 januari 2002 (f) P
722
H. Pigot, Paramaribo, 20 oktober 2006
S. W. Wolf, Amstelveen, 8 september 2002 (f) J.A. Wijdenbosch, Paramaribo, 25 oktober 2006 R.J. Wijdenbosch, Paramaribo, 7 juni 2004
P. Parmessar, Paramaribo, 24januari 2002 (f)
E.L.A. Wijntuin, Paramaribo, 14 januari 2002
W.C. Pengel, Paramaribo, 27november 2006
J. Wirht, Amsterdam Schiphol, 27 maart 2010
BRONNEN • INTERVIEWS
z A. Zichem, Paramaribo, 15 november 2000
Bij een eerdere gelegenheid gemaakte interviews
A.J. Zunder, Den Haag, 17 november 2003 W. van Eer, Paramaribo, 5 oktober 1988 (f) F.E. Essed, Paramaribo, 27 oktober 1988 (f)
Telefonische interviews
F.R. Koorndijk, Paramaribo, 12 oktober 1988
R. Arron, Alphen aan den Rijn, 16 maart 2001
W. Soemita, Paramaribo, 9 november 1988
H.O. Prade, Paramaribo, 7oktober 1988
A.E.F. Arron-Leeuwin, Uithoorn, 22 december 2003, Amsterdam, 31 december 2003, Amsterdam, 5 januari 2004, Paramaribo, 4 december 2009, Paramaribo, 12 juli 2013, Paramaribo, 19 juli 2014 A. Bueno de Mesquita-Bromet, Paramaribo 6 november 2011 N. Chandie Shaw-Bergen, Heemstede, 15 maart 2003 E.T. Cooman, Paramaribo, 15 november 2004 J. Haakmat, Paramaribo, 1 december 2006 J. Leefmans, Rijswijk, 19 oktober 2002 (f) E. Noordpool, Paramaribo, 1 december 2006 G. O’Herne-Joaquim, Oegstgeest, 27 november 2002 H. Overman, Paramaribo, 17 juni 2004 R. Rens, Amsterdam, 24 oktober 2002 (f) O. R. Rodgers, Paramaribo, 12 mei 2006 (f) J. Sedney, Paramaribo, 13 november 2000 en Amsterdam, 27 juli 2004 D. E. Wekker, Tilburg, 21 oktober 2004 (f) E. L.A. Wijntuin, Paramaribo, 15 november 2004
E-mailcorrespondentie G. Brahim, Paramaribo, 3 februari 2003 R. G. Essed, Philipsburg, 16 juli 2012 E. Essed-Fruin, Amsterdam Buitenveldert, 17 juli en 31 juli 2014 E.D. Findlay, Paramaribo, 20 maart2002 W.L. Man A Hing, Amsterdam, 11 november 2002 C. McLeod-Ferrier, Paramaribo, 10 november 2002 S. Ch. Mungra, Paramaribo, 16 juli en 2 augustus 2008
Briefwisseling N. Ostrander, Indianapolis, 12 november 2004
723
Literatuur
H.A.E. Arron, in verband met de Dag der Vrij¬ heden. Paramaribo: rpd.
Abdul, J.H.
1975 Aan alle Surinamers in alle delen der wereld.
1989 West-Suriname. Een nieuwe horizon voorde
Boodschap van de minister-presidentvan Suriname,
bawcietexploitatie in Suriname, Paramaribo: z.u.
de heer H.A.E. Arron, ter gelegenheid van de onaf¬
Abrahams, Cynthia
hankelijkheid op 25 november 1975. Paramaribo:
2008 ‘Robin “Dobru” Raveles; De dichter’ in
Regerings Publiciteits Dienst.
Rosemarijn Hoefte, Peter Meel en Hans Renders
1977 Aan mijn land, het vrije Suriname. Parama¬
(red.), Tropenlevens. De (post)koloniale biografie,
ribo: Regerings Publiciteits Dienst.
Amsterdam/Leiden: Boom/KITLVUitgeverij,
[1978] Citaten van premier Henck Arron. [Para¬
p. 126-147.
maribo: Westfort.]
2010 Wan Bon - Wan Sranan - Wan Pipel. Robin
1987 Ter overdenking. Een blik terug... Een blik
‘Dobru’ Raveles. Surinamer, dichter, politicus
vooruit... Paramaribo: Pers- en Publiciteits-
1935-1983. Amsterdam: Rozenberg.
raad van de Nationale Partij Suriname.
Abrahams, Roger D.
1996 ‘Een ideaal maar uitvoerbaar model van
1983 The Man-of-Words in the West Indies.
samenwerking’ in: L. Kloof-Monsels (red.),
Performance and the Emergence ofCreole Culture.
Verslag Seminar. Suriname en Nederland: de vol¬
Baltimore/London: The Johns Hopkins
gende twintigjaar. Paramaribo, 22 en 23 november
University Press.
1995, p. 19-31. Paramaribo: iMWO/’s-Graven-
Aerts, Remieg, Janny de Jong en Henk te
hage: Clingendael.
Velde
Azimullah, Evert
2002 ‘Woord vooraf’, in: Remieg Aerts, Janny
1986 fagernath Lachmon. Een politieke biografie.
de Jong en Henk te Velde, Het persoonlijke is
Paramaribo: Vaco.
politiek. Egodocumenten en politieke cultuur,
2005 ‘De overrompeling van Tigri’, De Ware
p. 7-8. Hilversum: Verloren.
Tijd 23 augustus 2005.
Aktueelkollektief [1977] Het dossier van Soemita. Paramaribo:
724
Bangoer, Aniel P.
Aktueelkollektief.
1991 De telefooncoup: grondwet, rechten macht
Algoe, Rishmidevi Kirtie
in Suriname. Zoetermeer: Bangoer.
2009 Suriname: schip van diversiteit met een
Barclay, Lou Anne en Norman Girvan
boegvan saamhorigheid. De invoeringvan Holi en
2009 Transnational Restructuring and the
Id-ul-Fitr als nationale feestdagen in Suriname.
Jamaican Bauxite Industry. The Swinging
Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke
PendulumofBargainingPower. http://www.
Informatie.
normangirvan.info/wp-content/uploads/
Alihusain, Rudie
2009/05/transnational-restructuring-and-the-
2005 Buiten de grenzen. Surinaamse vertegen¬
jamaican-bauxite-industry-final-versionii.pdf
woordigingen in het buitenland 1947-1975. Nieuw
(laatst geraadpleegd 25 maart 2014)
Delhi: z.u.
Berg, Rob D. van den (eindred.)
2013 ‘Miskenning institutioneel geheugen
1998 Nederland en Suriname. Ontwikkelings¬
Buza’, Dagblad Suriname 31 juli.
samenwerking van 1975 t/m 1996. Den Haag:
Allahar, Anton
ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie
2001 ‘Charisma and Populism: Theoretical
Voorlichting Ontwikkelingssamenwerking.
Reflections on Leadership and Legitimacy’ in:
Biervliet, Harold
Anton Allahar (ed.), Caribbean Charisma.
1974 ‘Het is niet altijd de meerderheid die een
Reflections on Leadership, Legitimacy and
minderheid onderdrukt’, Haagse Post
Populist Politics, p. 1-32. Kingston/Boulder and
26 oktober 1974.
London: Ian Randle/Lynne Rienner.
Biervliet, W.E.
Analyse
1977 ‘Remigratie van Surinamers. Mythe of
1973 ‘Analyse van een crisis’. Suriname februari
realiteit, beleid of geen beleid?’, 1 ros, Informa-
1973. Paramaribo: Informa. Arron, H.A.E.
tietijdschrift over ontwikkelingsvraagstukken van Suriname 2 (3) 1-13.
1974 Het nieuwe Suriname. Toespraak van de
Bisessar, Kailash
minister-presidentvan Suriname, de heer
1997 ‘Verkiezingsstrijd nps wordt grimmiger’,
BRONNEN • LITERATUUR ABC
Kompas 11 oktober 1997, p. 7-9.
Breedveld, Willem en John Jansen van
2000 ‘Henck Arron. Een grote zoon is niet
Galen
meer’. Kompas 9 december 2000, p. 7.
1996 Gaius. De onverstoorbare gangvan W.F. de
Bisessar, Kailash en Roseline Daan
Gaay Fortman. Utrecht: Scheffers.
2000 ‘Groeiende menselijke verbondenheid’.
Breeveld, Hans
Kompas 24 november 2000, p. 1-2.
1990 Overwinnen ondanks donkere wolken.
Biswamitre, August A.M.
Paramaribo: z.u. [Tweede herziene druk]
2010 Van St. Paulusschool tot Spes Patriae.
2000 Jopie Pengel 1916-1970. Leven en werk van
Herinneringen 1930-1946, Paramaribo,
een Surinaamse politicus. Biografie. Schoorl:
Suriname. Soest: z.u.
Conserve.
Bleich, Anet
2003 ‘Henck Arron, de nps en de onafhanke¬
2008 Joop den Uyl igig-ig8y. Dromer en door¬
lijkheid. De moed van een leider’, Frambo,
douwer. Amsterdam: Balans.
Orgaan van de Nationale Partij Suriname,
Boerboom, Harmen en Joost Oranje
november, p. 9-10.
1992 De 8-decemhermoorden. Slagschaduw over
2004 Baas in eigen huis. Wim Bos Verschuur,
Suriname. ’s-Gravenhage: BZZTöH.
heraut van Surinames onafhankelijkheid 1904-
Boom, Henk
1985. Paramaribo: Djinipi.
1982 Staatsgreep in Suriname. De opstand van de
2006 ‘Henck Arron, een uitzonderlijke politi¬
sergeanten op de voet gevolgd. Utrecht/Amster-
cus’, De Ware Tijd 25 april 2006.
dam: Veen.
Broek, Iljavan den
Bootsma, Peter en Willem Breedveld
2002 Heimwee naar de politiek. De herinnering
1999 De verbeelding aan de macht. Het kabinet-
aan het kabinet-Den Uyl. Amsterdam: Wereld¬
Den Uyl 1973-1977. Den Haag: sdu.
bibliotheek.
Bourdieu, Pierre
Brown, Archie
1986 ‘The Biographical Illusion’, Working
2014 The Myth of the Strong Leader. Political
Papers and Proceedings of the Center for
Leadership in the Modern Age. New York: Basic
Psychosocial Studies 14 (4) 1-7.
Books.
Braam, R.W.
Bruijne, G.A. de
1990 ‘Mijn relatie met de heer Arron’, in: [Irma
1976 Paramaribo. Stadsgeografische studies van
Loemban Tobing-Klein (red.)], HenckAlfonsius
een ontwikkelingsland. Geografische
Eugene Arron. ‘Een rots in de branding’. ‘Een zon¬
Verkenningen5. Bussum: Romen.
dagskind’. 30 jaar lid Nationale Partij Suriname.
2006 Libanezen in Suriname. Van Bcharre naar
20 jaarvoorzitter hoofdbestuur Nationale Partij
Paramaribo i8go-20o6. Leiden: kitlv Uit¬
Suriname, p. 66-72. Z.p., z.u.
geverij.
Brana-Shute, Gary
Buddingh’, Hans
1986 ‘Back to the Barracks? Five Years “Revo”
2012 De geschiedenis van Suriname. Amsterdam:
in Suriname’, Journal oflnteramerican Studies
Nieuw Amsterdam/NRC Boeken. [Vierde druk]
and World Affairs 28 (1) 93-121.
Burns, James MacGregor
Brana-Shute, Rosemary
2003 Transforming Leadership. A New Pursuit of
1976 ‘Women, Clubs, and Politics. The Case of
Happiness. New York: Grove Press.
a Lower-Class Neighborhood in Paramaribo,
Burton, Richard D.E.
Suriname’, UrbanAnthropology 5 (2) 157-185.
1997Afro-Creole. Power, Opposition, and Play in
Brandsma, J.K.
the Caribbean. Ithacaand London: Cornell
1983 ‘Suriname: afhankelijkheid en revolutie
University Press.
in een plantagemaatschappij’, Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en
Campbell, E.E.
Geschiedenis 2 (2) 183-201.
1987 Vakbewegingen arbeidsverhoudingen in
Brandwijk, Klazien van
Suriname. Helmond: Wibro.
2007 ‘Dit was niet mijn Suriname. Ronald
Cardenas, Osvaldo
Dongor werd door coupplegers onder leiding
1988 De revolutie van sergeanten. Getuigenis van
van Bouterse mishandeld’, Check Point
mijn werk als residerend ambassadeur van Cuba.
10 (december) 32-34.
Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, Studiecentrum voor Vredesvraagstukken.
725
Carrot, Ricardo S.
vakbeweging! Op één lijst! Paramaribo: z.u.
2011 FredvanRussel: idealist, doorzetter en
1982 Boodschappen uit de zon. Gedichten 1965-
strijder. [Paramaribo]: z.u.
1980. Amsterdam: Meulenhoff.
Chin, Henk E. en Hans Buddingh’
Donovan, Thomas W.
1987 Surinam. Politics, Economics and Society.
2003 ‘Suriname-Guyana Maritime and Territo¬
London: Frances Pinter.
ria] Disputes: ALegal and Historical Analysis’,
Choenni, Chandersen E.S.
Journal ofTransnational Law and Policy 13 (1)
1982 Hindoestanen in de politiek. Een vergelij¬
41-99.
kende studie van hun posities in Trinidad, Guyana
2004 ‘The French Guiana-Suriname Boundary
en Suriname. Rotterdam: Futile.
Dispute at the Itany-Marouini Triangle’, Journal
2013 ‘Surinaamse geschiedschrijving en de
ofCaribbean History 38 (2) 213-242.
urgentie van oral history’ in: Maurits S. Has-
Dubois, J.M.
sankhan, Jerome L. Egger en Eric R. Jagdew
[1980a] Suriname in ontwikkeling (Foto’s spreken
(red.), Verkenningen in de historiografie van
de waarheid). Documentaire in verband met de
Suriname. Van koloniale geschiedenis tot geschie¬
revolutie en machtsovername door de militairen
denis van het volk, p. 177-206. Paramaribo:
in de republiek Suriname. Paramaribo: Dubois &
Anton de Kom Universiteit van Suriname.
Dubois.
Choenni, Gharietje G. en Chan E.S.
[1980b] Suriname in ontwikkeling (Foto’s spreken
Choenni
de waarheid). Documentaire in verband met de
2012 Samami Hindostani 1920-1960. Worteling,
revolutie en machtsovername door de militairen
identiteit en gemeenschapsvorming in Suriname.
in de republiek Suriname. Deel 2. Paramaribo:
Amsterdam:
Dubois & Dubois.
kit
Publishers.
Commissie herdenking VHP 50 jaar
[1982] 11 maart 1982. De mislukte coup in beeld.
1999 Gedenkboek50 jaar Vooruitstrevende
Documentaire in verband met de mislukte coup
Hervormingspartij VHP. Paramaribo: [z.p.]
van 11 maart 1982 in de Republiek Suriname.
c’47
Paramaribo: Dubois & Dubois.
1985 C’47.15 jaren strijd. 1970 -11 januari -1985.
Dijck, Pitou van
Hoogtepunten uit politieke en vakbondsstrijd.
2009 ‘Mythen van welvaart en dynamiek’, Oso,
Paramaribo: Progressieve Vakcentrale 47.
Tijdschriftvoor Surinamistiek en het Caraïbisch gebied 28 (1) 28-42.
De relatie
Dijk, Harold (red.)
1991 De relatie Nederland-Suriname nu en in de
1993 Bubu e naki mi! ams 1950/1970. Gedenkboek
toekomst. Proceedings van de gelijknamige
ter gelegenheid van de AM s-reünie/fundraising
conferentie, 2 mei 1991, Hotel Bel Air, ’s-Graven-
september 1995 teZoetermeer. Rotterdam: All Print.
hage,Nederland. [Rotterdam]: Progress.
726
Derveld, F.E.R.
Egger, Jerome
1982 Politieke mobilisatie en integratie van de
2006 ‘Toenemende invloed, grote verdeeld¬
Javanen in Suriname: Tamanredjo en de Suri¬
heid: de vakbeweging in Suriname, 1975-2005’
naamse nationale politiek. Groningen: Bouma’s
in: Eric Jagdew et al. (red.), Een liber amicorum
Boekhandel.
voorAndréLoor, p. 152-173. Paramaribo:
1999 ‘Veranderingen in de Surinaamse politiek
Instituut voor de Opleidingvan Leraren (iol).
1.975-1998’, Oso, Tijdschrift voor Surinaamse
Egger, Jerome L. en André Loor
Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis
2006 Gedenkboek 90 jaar Sint Vincentius Zieken¬
18(1)5-21.
huis. [Paramaribo]: St. Vincentius Ziekenhuis.
Dew, EdwardM.
Ellemers, Joop
1978 The Difficult Flowering of Surinam. Ethnicity
2007 ‘Sceptische notities over het wetenschap¬
and Politics in a Plural Society. The Hague:
pelijke karakter van biografieën’, in: Hans Ren-
Martinus Nijhoff.
ders en Gerrit Voerman (red.), Privé in de poli¬
1994 The Trouble in Suriname, 1975-1993. West-
tieke biografie, p. 125-139. Amsterdam: Boom.
port/London: Praeger.
Ely, Roland
Dobru, R.
1999 ‘Brazilian Presence in the Guianas: Joao vi
1973 Dertien galgen. Wat nu? Een arbeiders-
to Joao Figueiredo, 1807-1985’, Revista/Review
regering! NPS-PSV-KTPi-Hirasing-PNR plus de
Interamericano 29 (1-4) 145-168.
BRONNEN • LITERATUUR C D E F G H
Essed-Fruin, Eva
2006 ‘Ethnicity and Political Stability in Plural
1990 Bittere amandelen. Poëtische kroniek uit de
Societies’ in: Ruben Gowricharn (red.), Carib-
jaren ’8o en ’8i. Nieuwkoop: Anansi Publishing
bean Transnationalism. Migration, Pluralization,
House.
and Social Cohesion, p. 223-239. Lanham [etc.]:
Etty, Elsbeth
Lexington Books.
2007 ‘Doden hebben geen privacy. Het per¬
2012 ‘Een Surinaams consociationalisme?’,
soonlijke in de politieke biografie’, in: Hans
Oso, Tijdschriftvoor Surinamistiek en het Cara-
Renders en Gerrit Voerman (red.), Privé in de
ibisch gebied 31 (2) 208-231.
politieke biografie, p. 97-107. Amsterdam:
Grant, A.
Boom.
2005 Tigri. Erfenis van eenverraad. Paramaribo:
Evers, Ivo en Pieter van Maele
Ralicon.
2012 Bouterse aan de macht. Amsterdam:
Groot, René de
Bezige Bij.
2004 Drie miljard verwijten. Nederland en Suriname 1974-1982. Amsterdam: Boom.
Fernandes Mendes, H.K. 1983 ‘De staatsgreep in Suriname’, Nederlands
Haakmat, André
Juristenblad 58 (5)29 januari, p. 145-151.
1979 Vakbond & krijgsmacht. [Paramaribo]:
1989a ‘Militair en samenleving in Suriname’,
Algemeen Verbond van Vakverenigingen in
Internationale SpectatorxLin (februari) 91-97.
Suriname ‘De Moederbond’.
1989b Onafhankelijkheid en parlementair stelsel
1987 De revolutie uitgegleden. Politieke herinne¬
in Suriname. Hoofdlijnen van een nieuw en demo¬
ringen. Amsterdam: Jan Mets.
cratisch staatsbestel. Zwolle: Tjeenk Willink.
1996 Herinneringen aan de toekomstvan Suri¬
2006 ‘Waren de Surinaamse militairen Latijns-
name. Ervaringen en beschouwingen. Amster¬
Amerikanen?’, Oso, Tijdschriftvoor Surinamis-
dam/Antwerpen: Arbeiderspers.
tiek 25(1) 45-51.
Haakmat, Jan
2012 ‘Kenmerken van politieke cultuur en
[1983] Cyrill Daal. De vermoorde Surinaamse
politiek leiderschap in Suriname’, Oso, Tijd¬
vakbondsleider. Een historisch overzicht.
schrift voor Surinamistiek en het Caraïbisch
[Amsterdam]: z.u.
gebied 31 (2) 292-305.
Harten, Coen van
French, Patrick
1974 “Als u met 10.000 in Paramaribo komt,
2008 The World is Whatlt is. AnAuthorized
komen wij in moeilijkheden’”, Elseviers
BiographyofV.S.Naipaul. New York: Knopf.
Magazine 1 juni 1974.
Fri
Helstone, Heinrich E., Okke ten Hove en
1980 Fri den brada now! Onthullende dokumen-
Wim Hoogbergen
ten. [Utrecht]: Loson.
2009 Surinaamse emancipatie 1863. Coronie. Amsterdam: Rozenberg/iBS. [Bronnen voor de
Gans, Evelien
Studie van Suriname, deel 28]
2008 Jaap en Ischa Meijer. Een joodse geschiede¬
Herrenberg, H.F.
nis 1912-1956. Amsterdam: Bert Bakker.
1978 De wil om te willen. Nota krisiskabinet of
Gevangenen
nationaalopbouwkabinet. [Paramaribo]: z.u.
[1984] Gevangenen van Desi Bouterse. Vluchte¬
Heukels, Rob
lingenvertellen hun ervaringen. Rotterdam:
1981 “‘Bouterse kan het op deze manier nooit
Makmur, Stichting Surinaamse vluchtelingen/
volhouden’” en “‘Suriname staat er erger voor
landbouwers Rotterdam.
dan vóór de revolutie’”, Haagse Post Extra.
Gobardhan-Rambocus, S.L.
Suriname een jaarna de coup. Een dictatuur in
2001 Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke
zakformaat, p. 48-55.
vooruitgang. Een taal- en onderwijsgeschiedenis
Hira, Sandew
van Suriname, 1651-1975. Zutphen: Walburg
1983 Balans van een coup. Driejaar ‘Surinaamse
Pers.
revolutie’. Rotterdam: Futile.
Gowricharn, Ruben
Hoefte, Rosemarijn
2001 ‘Sociale cohesie in een plurale samenle¬
2014 Suriname in the LongTwentieth Century.
ving’, Oso, Tijdschriftvoor Surinaamse Taalkunde,
Domination, Contestation, Globalization.
Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 20 (1) 70-82.
Basingstoke: Palgrave Macmillan.
727
Hoogbergen, Wim en Dirk Kruijt
testament. Amsterdam: kit Publishers/Hilver-
2005 De oorlog van de sergeanten. Surinaamse
sum: Nederlandse Programma Stichting (nps).
militairen in de politiek. Amsterdam: Bert Bakker.
Kikkert, J.G.
In memoriam
trum.
[1991] In memoriam Herman Eddy Gooding.
Klinkers, Ellen
1992 De wereld volgens Luns. Utrecht: Het Spec¬
[Paramaribo]: Moiwana ’86 Mensenrechten-
1997 Op hoop van vrijheid. Van slavensamen¬
bureau Suriname.
leving naar Creoolse gemeenschap in Suriname
Jackson, Rashleigh
Vakgroep Culturele Antropologie. [Bronnen
1830-1880. Utrecht: Universiteit Utrecht,
2003 Guyana’s Diplomacy. Reflections ofa Former
voor de Studie van Afro-Surinaamse Samen¬
Foreign Minister. Georgetown: Free Press.
levingen 18]
Jansen van Galen, John
2011 De geschiedenis van de politie in Suriname,
1975 ‘Wil Lachmon Arron wel echt ten val
1863-1975. Van koloniale tot nationale ordehand¬
brengen?’, Haagse Post 11 oktober 1975.
having. Amsterdam/Leiden: Boom/KiTLV
1980 ‘De verbeelding blijft machteloos’, Haagse
Uitgeverij.
Post 15 maart 1980.
Kopijn, Yvette en Hariëtte Mingoen
1995 Kapotte plantage. Suriname, een Hollandse
2008 Stille passanten. Levensverhalen van
erfenis. Amsterdam: Balans.
Javaans-Surinaamse ouderen in Nederland.
2000 Hetenachtsdroom. Suriname, erfenis van de
Amsterdam: kit Publishers.
slavernij. Amsterdam/Antwerpen: Contact.
Korsten, Richard en Mala Joerawan-
2001a Het Suriname-syndroom. De PvdA tussen
Kandhai (red.)
Den Haag en Paramaribo. Amsterdam: Bert
2001 Honderd en één Bank Notes biografieën.
Bakker/Wiardi Beekman Stichting.
[Paramaribo: De Surinaamsche Bank]
2001b ‘De Voorzitter van Suriname’, Het Parool
Kross, R.F.
20 oktober 2001.
1972 Rebel op de valreep. Een analyse na de pers¬
2005 Laatste gouverneur, eerste president. De
conferentie van de heer J. Lachmon. Paramaribo:
eeuw van Johan Ferrier, Surinamer. Leiden:
Biswakon & Biswakon.
KiTLV Uitgeverij.
Kruijs, A.H. van de
2013 Afscheid van de koloniën. De dekolonisaties
2006 Emile Wijntuin. Van wagonduwer tot parle¬
van Nederland in Oosten West, 1942-2010.
mentsvoorzitter van Suriname. Politieke biografie
Amsterdam: Contact.
van een Surinaams politicus (1924-2006).
Janssen, Anna Maria
Nijmegen: z.u.
1986 Suriname. Ontwikkelingsland in het Cara-
Kruijt, Dirk
ibisch Gebied. Amsterdam: sua.
2004 ‘De hulprelatie sinds 1975’ in: Pitou van
Janssen, Roger
Dijck (red.), De toekomst van de relatie Neder-
2011 In Search ofa Path. AnAnalysis of the
land-Suriname, p. 69-111. Amsterdam: Rozen¬
Foreign Policy of Suriname from 1975 to 1991.
berg Publishers.
Leiden: kitlv Press.
2006 ‘Een ijzeren wet van politiek-militaire beheersing? Van dictatuur naar democratie in
Kagie, Rudie
Suriname; Een vergelijking met Latijns-
1980 Een gewezen wingewest. Suriname voor en
Amerika’, Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek 25
na de staatsgreep. Bussum: Het Wereldvenster.
(1)75-92.
2012 Bikkel. Het verhaal van de eerste politieke
Kruijt, Dirk en Marion Maks
moord van het Bouterse-regime. Amsterdam:
2003 Een belaste relatie. 25 jaar ontwikkelings¬
Bert Bakker.
samenwerking Nederland-Suriname, 1975-2000.
Keerveld, HumphreyJ.
Den Haag: ministerie van Buitenlandse Zaken.
1978 Het nivo van het Surinaamse parlement in diskussie. Paramaribo: Poleks.
728
Labeur, Cees
1980 Nota aan de President van de Republiek
1975a ‘Gesprek met premier Henck Arron van
Suriname en het Militaire Gezag. Paramaribo: z.u.
Suriname’, Elseviers Magazine 12 april 1975.
Khemradj, Roy
1.975b ‘Joop den Uyl is Pontius Pilatus’, Elseviers
2002a Jagernath Lachmon. Een politiek
Magazine 18 oktober 1975.
BRONNEN • LITERATUUR H I I K L M
Ledgister, F.S.J.
MacKay, Fergus (red.)
1998 ClassAlliancesand the LiberalAuthoritarian
2006 Moiwana zoekt gerechtigheid. De strijd van
State: The Roots ofPost-Colonial Democracy in
een Marrondorp tegen de staat Suriname.
Jamaica, Trinidad and Tobago, and Surinam.
Amsterdam: kit Publishers.
Trenton: Africa World Press.
Maele, Pieter van
Leefmans, John
2011 ‘Bouterse president, het is onze eigen
2000 ‘Klassieke componisten uit Suriname’,
schuld’, Parbode, Surinaams Opinieblad
Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde,
1 december 2011.
Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 19 (x) 93-
Manifest
102.
[1981] Manifest van de revolutie. Pipelfu Sranan
Levens, Alphons
bondrufuastreyl! [Paramaribo: z.u.]
1997 ... en toen was niets mooi meer: vijftien korte
Manley, Michael
verhalen en opstellen uit Suriname voor jong en
1982 Jamaica. Struggle in the Periphery. London:
oud. Paramaribo: Pro Media Productions.
Third World Media.
Lewis, Gordon K.
Marcuse, Herbert
1985 ‘The Contemporary Caribbean: A General
1970 Psychoanalyse en politiek. Vier essays.
OverView’ in: Sidney W. Mintz and Sally Price
Amsterdam: Van Gennep. [Tweede druk]
(eds), Caribbean Contours, p. 219-250. Balti-
[Oorspronkelijk in het Duits gepubliceerd in
more/London: The Johns Hopkins University
1968]
Press.
Marshall, Edwin Kenneth
Lewis, Linden
2003 Ontstaan en ontwikkeling van het
2001 ‘Linden Forbes Burnham (1923-85).
Surinaams nationalisme. Natievorming als
Unravelling the Paradox of Post- Colonial
opgave. Delft: Eburon.
Charismatic Leadership in Guyana’ in: Anton
2010 De arbeiders zijn me heilig. A pikin syatu
Allahar (ed.), Caribbean Charisma. Reflections
anu disiego te ini a sakafuBustionfu teki a moni
on Leadership, Legitimacy and Populist Politics,
gi unu. Fred Derby: vakbondsleider en politicus.
p. 92-120. Kingston/BoulderandLondon: Ian
Een biografie. Amsterdam/Den Haag:
Randle/Lynne Rienner.
NiNsee/Amrit.
Lewis, Linden (ed.)
McLeod, Cynthia
2013 Caribbean Sovereignty, Development and
2005 ... die revolutie niet begrepen!...
Democracy in anAge ofGlobalization. New York/
Historische roman. Schoorl: Conserve.
London: Routledge.
Meel, Peter
Loor, A.H.
1991 ‘Het mechanisme van de gekwetste trots:
1999 èsjaars.v.LeoVictor. Paramaribo: Suriprint.
Surinaamse “revolutie” in historisch perspec¬
López-Maya, Margarita
tief’, Internationale Spectatorx lv (5) 312-319.
2002 ‘Venezuelaafter the Caracazo: Forms of
1993 The March of Militarization in Suriname’
Protest in a Deinstitutionalized Context’, Bulle¬
in: Anthony Payne and Paul Sutton (eds),
tin of Latin American Research 21 (2) 199-218.
Modern Caribbean Politics, p. 125-146,305-307.
Lotens, Walter
Baltimore/London: The Johns Hopkins
[2004] Omkijken naar een ‘revolutie’. Surinaam¬
University Press.
se intellectuelen onder militairen. [Paramaribo]:
1999 Tussen autonomie en onafhankelijkheid.
Lotens.
Nederlands-Surinaamse betrekkingen ig$4- ïgói. Leiden: kitlv Uitgeverij.
MacDonald, Scott B.
2008 ‘Henck Arron. De politicus’. In: Rosema-
1988 Tnsurrection and Redemocratization in
rijn Hoefte, Peter Meel en Hans Renders (red),
Suriname? The Ascendancy of the “Third
Tropenlevens. De (post)koloniale biografie,
Path’”, Journal oflnteramerican Studies and
p. 171-194. Amsterdam/Leiden: Boom/KITLV
World Affairs 30 (1) 105-132.
Uitgeverij.
Machiavelli, Niccoló
Meel, Peter en Rosemarijn Hoefte
1990 De heerser. Uit het Italiaans vertaald,
2008 ‘Inleiding’, in: Rosemarijn Hoefte, Peter
ingeleid en toegelicht door Frans van Dooren.
Meel en Hans Renders (red), Tropenlevens. De
Amsterdam: Athenaeum-Polak & Van Gennep.
(post)koloniale biografie, p. 11-15. Amsterdam/
[Zevende, vernieuwde druk]
Leiden: Boom/KITLV Uitgeverij.
729
Meighoo, Kirk
der Maatschappij Wetenschappen. [Doctoraal¬
2003 Politics in a Half Made Society. Trinidad and
scriptie Rechten]
Tohago 1925-2001. Kingston/Oxford, Princeton: Ian Randle/James Currey/Markus Wiener.
Nasaw, David
Menke, Jack
2009 ‘Historians and Biography’, American
[1.996] ‘Het “gedwarsboomde” huwelijk tussen
Historical Review 114 (3) 573-578.
politieke en economische macht’ in: Jack Menke
Neatby, H. Blair
et al. (red.), Politiek in Suriname. Politieke ont¬
1993 ‘"CharacterandCircumstance”: Political
wikkelingen en verkiezingen voor en na 23 mei
Biography in the 1990S’, Acadiensisxxn (2) 154-
1996, p. 50-57. Paramaribo: Stichting Weten¬
160.
schappelijke Informatie.
Nieuwe wegen
2008a ‘Etniciteit tussen natievorming en natie-
1991 Nieuwe wegen in de relatie Suriname-Neder-
creatie in Suriname’ in: Jack Menke (red.),
land. Verslag van het symposium over de haalbaar¬
Natievorming en natiecreatie in Suriname, p. 19-
heid van de ideeën van premier Lubbers. Gehouden
59. Paramaribo: Stichting Wetenschappelijke
op 16 maart 1991 te Rotterdam. Georganiseerd
Informatie.
door de Werkgroep nps Nederland en de vhp Sym¬
2008b ‘Officiële statistieken en de sociale
pathisanten Nederland. Z.p: z.u.
constructie van etniciteit in Suriname’ in: Jack
NPK
Menke (red.), Natievormingen natiecreatie in
1977 NPK verkiezingsmanifest en verkiezings¬
Suriname.(p. 137-155. Paramaribo: Stichting
programma. Paramaribo: z.u.
Wetenschappelijke Informatie.
NPS
Menon, P.K.
1987 nps beginsel en beleid. De nieuwe weg naar
1978 ‘International Boundaries - A Case Study
demokratie, ontwikkeling en eenheid. Paramaribo:
of the Guyana-Surinam Boundary’, Internatio¬
Nationale Partij Suriname.
nal and Comparative Law Quarterly 27 (October) 738-768.
730
O’Brien, Philip
Mhango, Baijah
1986 ‘“The Debt Cannot Be Paid”: Castro and
1984 Aid and Dependence: The case of Suriname.
the Latin American Debt’, Bulletin ofLatin
A Study in BilateralAid Relations. Paramaribo:
American Research 5(1) 41-63.
Foundation in the Arts and Sciences.
Ockhorst, Annika
Mohammed, Patricia
2009 S.O.S. W’e g’a fesi. Een onderzoek naar de
2001 ‘A Very Public Private Man: Trinidad’s
weerspiegeling van de Surinaamse samenleving
Eric Eustace Williams (1911-81)’ in: Anton
in het werk van het Doe-theater, 1970-1983.
Allahar (red.), Caribbean Charisma. Reflections
Leiden: Universiteit Leiden. [Masterscriptie
on Leadership, Legitimacy and Populist Politics,
Geschiedenis]
p. 155-191. Kingston/Boulderand London: Ian
2012 Lachen, huilen, bevrijden. De weerspiegeling
Randle/Lynne Rienner.
van de Surinaamse samenleving in het werk van
Morroy, Robby enMikel Goedhoop (eindred.)
het Doe-theater, 1970-1983. Leiden/Boston:
[1988] I sabfa denAMS man de. Een bloemlezing
Brill.
van3$jaarAMS-leven. Paramaribo: Alberga.
Oltmans, Willem
Mulier, Ludwichvan(red.)
1984 Willem Oltmans in gesprek met Desi Bouterse.
1990 Desi Bouterse. Dekolonisatie en nationaal
Amsterdam: Jan Mets.
leiderschap. Een terugblik op ïsjaar onafhanke¬
Onderzoek
lijkheid. Nijmegen/Paramaribo: Masusa.
1984 Onderzoek naar de rol van de Nederlandse
Mungra, Dharveer K.
Militaire Missie in Suriname voor, tijdens en na de
2008 Johannes S. Mungra. Biografie van een
staatsgreep van 25 februari 1980, alsmede naar de
markante Surinamer. Wanica: Artie’s Printing
behandeling van daarover bij het Ministerie van
& Design.
Defensie binnengekomen ambtelijke gegevens.
Muringen, Dulcie J.
Rapport van de Commissie van Onderzoek.
1994 De telefooncoup. De plaats van de telefoon-
’s-Gravenhage: ministerie van Buitenlandse
coup in de staatsrechtelijke ontwikkeling van
Zaken/ministerie van Defensie.
Suriname van 19/5 tot 1991. Paramaribo: Anton
1985 Onderzoek naar de mogelijke betrokkenheid
de Kom Universiteit van Suriname, Faculteit
van het hoofd en van de leden van de Nederlandse
BRONNEN • LITERATUUR M N 0 P R
Militaire Missie bij de staatsgreep in Suriname op
Partij Radikalen
25 februari 1980. Aanvullend rapport van de
1972 Keerpunt 1972. Regeerakkoord van de pro¬
Commissie van Onderzoek Militaire Missie
gressieve drie. Amsterdam: Partij van de Arbeid,
Suriname. ’s-Gravenhage: ministerie van
D’66 en Politieke Partij Radikalen.
Buitenlandse Zaken/ministerie van Defensie.
Pengel, J.A.
Ooft, Benny Ch.
1969 Verkiezingsrede voorzitter J.A. Pengel
1976 Het laatste hoofdstuk. Een analytisch verslag
I oktober 1969. Paramaribo: z.u.
van het overleg en de ontwikkelingen rond de
Pérez, Louis A.
onafhankelijkheid van Suriname in 1974 en 1975.
2006 Cuba. Between Reform and Revolution.
Met een toegevoegde paragraaf over de ont¬
New York/Oxford: Oxford University Press.
wikkelingssamenwerking tussen Nederland en
[Oorspronkelijk 1988]
Suriname door drs. H. Hendriks. Utrecht:
Pinas, Luciën S.
Stichting Landelijke Federatie van Welzijns-
1980 De verijdelde coup. Eenverzamelingvan
stichtingen voor Surinamers.
berichten over de verijdelde staatsgreep van 15 mei
1985 Suriname tien jaar republiek. Nieuwegein:
1980. Paramaribo: Apollo’s Reklame & Uit-
Stichting Basispers.
geversburo.
Ooft, C.D. (eindredactie)
[1982] De woelige dagen van maart 1982. Een
1970 Naar een onafhankelijk Suriname. Parama¬
documentaire van de verijdelde staatsgreep van
ribo: Progressieve Surinaamse Volkspartij.
II maart 1982. Paramaribo: Apollo’s Reklame 8c
Ooft, C.D.
Uitgeversburo.
1972 Ontwikkeling van het constitutionele recht
Post, A.H.P. e.a. (red.)
van Suriname. Assen: Van Gorcum, Prakke en
1969 De sittewasie. De VELMEK-stakingen haar
Prakke.
konsekwenties. [Paramaribo: velmek].
Oostindie, Gert
Prade, Hans
1986 ‘Kondreman in Bakrakondre - Surinamers
1999 ‘Overheidsbestedingen en politieke
in Nederland 1667-1954’ in: Gert Oostindie en
machtsverhoudingen in Suriname tussen 1975
Emy Maduro, In het land van de overheerser 11.
en 1998’, Oso, Tijdschrift voor Surinaamse
Antillianen en Surinamers in Nederland 1634/
Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis
1667-1954, p. 1-131. Dordrecht/Cinnaminson:
18(1)36-43.
Foris.
Pronk, Jan
1988 ‘Caribbean Migration to the Netherlands:
2004 ‘De autonomie van Suriname’ in: Zevende
A Journey to Disappointment?’ in: Malcolm
Multatuli Lezing. De Tweede Vrede van Breda:
Cross and Han Entzinger (red.), Lost Illusions.
Natievorming of Onafhankelijkheid. De Grote
Caribbean Minorities in Britain and the Nether¬
Kerk Breda vrijdag 1 november 2002, p. 38-65.
lands, p. 54-72. London: Routledge.
Breda/Amsterdam: Stichting Multatuli Lezing
Oostindie, Gert en Inge Klinkers
Nederland/NCDO.
2001 Knellende Koninkrijksbanden. Het Neder¬ landse dekolonisatiebeleid in de Caraïben, 1940-
Ramcharan, Nita
2000. Deel 1,1940-1954; Deel 11,1954-1975;
1994‘Bij 19 jaar onafhankelijkheid: Arron roept
Deel ui, 1975-2000. Amsterdam: Amsterdam
op tot eenheid’, De Ware Tijd 24 november 1994.
University Press.
1995 ‘De fragiele democratie mag niet in gevaar
Ormskirk, Fred
komen’. Kompas 21 december 1995, p. 4-10.
1967 Twintig jaren N.P.S. ‘Groei temidden van
1996 ‘Eenheid binnen de vakbeweging zoek’,
beroering’. Paramaribo: z.u.
Kompas 26 november 1996, p. 4-8.
Oudschans Dentz, Fred.
2008 ‘Het donkerste tijdperk voor de pers¬
1959 ‘De oorsprong van de naam Combé, de
vrijheid. De pers tijdens de militaire dictatuur,
eerste buitenwij k van Paramaribo’, De West-
1980-1987’, in: Archie Sumter, Angelie Sens,
Indische Gids 39 (1) 28-34.
Mare de Koninck en Ellen de Vries (red.),
Parmessar, P. en K. Ramsundersingh
K’ranti! De Surinaamse pers 1774-2008,
1973 ‘Gesprek met Henck Alfonsus Eugene
p. 173-190. Amsterdam: Persmuseum/KiT
Arron’, Reflektor. Maandblad op demokratische
Publishers.
grondslag 1 (9) 7-11.
Ramdas, Anil
Partij van de Arbeid, D’66 en Politieke
1992 De papegaai, de stier en de klimmende
731
bougainvillea. Essays. Amsterdam: Bezige Bij.
Voerman en Dirkjan Wolffram (red.), Koss-
1996 De beroepsherinneraar en andere verhalen.
mann Instituut. Benaderingen van de geschiedenis
Amsterdam: Bezige Bij.
van politiek, p. 39-42. Groningen: Kossmann
2000 ‘Waar bleef het referendum over onaf¬
Instituut, Rijksuniversiteit Groningen.
hankelijkheid van Suriname?’, Vrij Nederland
2007 ‘Privé in de politieke biografie’, in: Hans
9 december 2000.
Renders en Gerrit Voerman (red.), Privé in de
2003 ‘Cultuur is geen haring’, nrc Handelsblad
politieke biografie, p. 7-13. Amsterdam: Boom.
7 juli 2003.
2008 De zeven hoofdzonden van de biografie.
2009 Paramaribo. De vrolijkste stad in de jungle.
Over biografen, historici en journalisten. Amster¬
Amsterdam: Bezige Bij.
dam: Bert Bakker.
Ramsoedh, H.K.
Rooy, Piet de
1990 Suriname 1933-1944. Koloniale politiek en
1996 ‘De sociaal-democratische passie voor
beleid onder Gouverneur Kielstra. Delft: Eburon.
politiek’, in Jos de Beus, Jacques van Doorn en
1993 ‘De geforceerde onafhankelijkheid’, Oso,
Piet de Rooy, De ideologische driehoek. Nederland¬
Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letter¬
se politiek in historisch perspectief. Amsterdam:
kunde, Cultuur en Geschiedenis 12 (1) 43-62.
Uitgeverij Boom, p. 136-178. [2de herziene
2001 ‘PlayingPolitics: Ethnicity, Clientelism
druk]
and the Struggle for Power’, in: Rosemarijn
Ryan, Selwyn
Hoefte and Peter Meel (eds), Twentieth-Century
2009 Eric Williams. The Myth and the Man.
Suriname: Continuities and Discontinuities in a
Kingston: University of the West Indies Press.
New World Society, p. 91-110. Kingston/ Leiden: Ian Randle/KiTLV Press.
732
Sadat, Anwar al
2008 ‘Het democratisch tekort in Suriname’,
1978 Op zoek naar een eigen identiteit. Autobio¬
Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek en hetCara-
grafie. Utrecht/Antwerpen: Bruna.
ibisch gebied 27 (2) 311-331.
Samson, Judy
2012 ‘Vertrouwen en voorspelbaarheid in de
2010 Jozef Slagveer. Een politieke biografie
Surinaamse politiek. Een reactie op kenmerken
1967-1982. Paramaribo: Instituut voor de
van politieke cultuur en politiek leiderschap in
Opleidingvan Leraren (iol). [mo-b scriptie
Suriname’, Oso, TijdschriftvoorSurinamistieken
Geschiedenis]
het Caraïbisch gebied 31(2)306-310.
[Sariman, Jan]
2013 ‘Denken over natievorming en nationale
1983 De Decembermoorden in Suriname. Verslag
identiteit in Suriname’, Oso, Tijdschrift voor Suri¬
van een ooggetuige. Met een nawoord van Chin
namistiek en het Caraïbisch gebied 32(2)8-30.
A Sen. Bussum: Het Wereldvenster.
Rapport
Schalkwijk, Marten
1974 Rapport van de Koninkrijkscommissie ter
1994 Suriname, het steentje in de Nederlandse
voorbereiding van de onafhankelijkheid van
schoen. Van onafhankelijkheid tot raamverdrag.
Suriname. ’s-Gravenhage: Staatsuitgeverij.
Paramaribo: Firgos.
Regeringsverklaring
2006 ‘Democratie in Suriname: inclusief of
1974 Regeringsverklaring 1973/1977. Op 13 febru¬
exclusief? Een verklaringsmodel voor de
ari 1974 in de Staten van Suriname uitgesproken
politieke ontwikkeling’, Oso, Tijdschrift voor
door de Minister-President van Suriname,
Surinamistiek 25 (1) 20-44.
H.A.E.Arron. Paramaribo: z.u.
Scholtens, Ben
1978 Regeringsverklaring 1977-1981. Op 15 maart
1986 Opkomende arbeidersbeweging in Suri¬
1978 in het Parlement van de Republiek Suriname
name. Doedel, Liesdek, De Sanders, De Kom en de
uitgesproken door de Minister-President van
werklozenonrust 1931-1933. Nijmegen: Masusa.
Suriname, H.A.E.Arron. Paramaribo: z.u.
Sedney, Jules
1980 ‘Regeringsverklaring’, mos 6 (1/2) 3-11.
1980 Kiezen en delen. Kritische analyse van het
1988 Regeringsverklaring 1988-1993. Uitgespro¬
kiesstelsel en inrichtingvan de staat. Presentatie
ken in de Nationale Assemblee op vrijdag 11 maart
van een functioneel alternatief. [Paramaribo: z.u.]
1988 door de President van de Republiek Suriname,
1990 ‘Henck Alfonsius Eugene Arron: een
Zijne Excellentie ir. R. Shankar. Paramaribo: z.u.
zondagskind’, in: [IrmaLoembanTobing-Klein
Renders, Hans
(red.)], Henck Alfonsius Eugene Arron. ‘Een rots
2006 ‘De biografische methode’, in: Gerrit
in de branding’. ‘Een zondagskind’. 3ojaarlid
BRONNEN • LITERATUUR R S T V
Nationale Partij Suriname. 2ojaarvoorzitter
tbeleid%2oen%2oeen%2oblik%2oin%2ode%
hoofdbestuur Nationale Partij Suriname, p. 47-58.
20toekomst-februari%202006.pdf (laatst
Z.p., z.u.
geraadpleegd 25 maart 2014)
2010 De toekomst van ons verleden. Democratie,
Veen, Fieke van der, Dick ter Steege en
etniciteit en politieke machtsvorming in
Chandravan Binnendijk
Suriname. Paramaribo: Vaco. [Oorspronkelijke
2010 Dromers, doemdenkers en doorzetters. De
druk 1997]
verhalen van mensen en gebouwen in Coronie.
Slagveer, Jozef
Amsterdam: kit Publishers.
1980 De nacht van de revolutie. De staatsgreep in
Velde, Henk te
Suriname op 25 februari 1980. Paramaribo:
2002a Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek
Kersten.
van Thorbecke tot Den Uyl. Amsterdam: Wereld¬
Soedamah, Lachman
bibliotheek.
2014 Suriname compleet? Een studie over de
2002b ‘Egodocumenten en politieke cultuur’,
mogelijke bijdragevan het volkenrecht aan de
in: Remieg Aerts, Janny de Jong en Henk te
oplossingvan de Surinaamse grensgeschillen.
Velde, Het persoonlijke is politiek. Egodocumen¬
Oisterwijk: Wolf Legal Publishers.
ten en politieke cultuur, p. 9-31. Hilversum:
Staphorst sr., Dick
Verloren.
2005 Mijn blaka kumba is toch wit! Delft: Koop¬
Verhey, Elma en Gerard van Westerloo
man & Kraaijenbrink Publishing.
1983a Het legergroene Suriname. Amsterdam:
stas Caribe (red.)
Weekbladpers.
1999 De sluier gelicht. Drie Surinaamse vrouwe¬
1983b ‘Stomp geweld. De verzwegen waarheid
lijke politici over hun jeugd, historie en ervaringen
omtrent de dood van Fred Ormskerk’, Vrij
in relatie tot hun politieke loopbaan. Paramaribo:
Nederland 24 december 1983.
stas Caribe.
Vernooij, J.
Suparlan, Parsudi
1998 De Rooms-Katholiekegemeente in Suriname.
1976 The Javanese in Surinam: Ethnicity in an
Handboek van de geschiedenis van de Rooms-
Ethnically Plural Society. Urbana: University of
Katholieke kerk in Suriname. Paramaribo: Leo
Illinois. [Ongepubliceerd proefschrift]
Victor.
Temminck Groll, C.L.
geschiedenis van de R.K. kerk in Suriname.
2012 De regenboog is in ons huis. De kleurrijke
1.973 De architektuurvan Suriname 1667-1930.
Nijmegen: Valkhof Pers.
Zutphen: Walburg Pers.
Verrest, Hebe J.L.M.
Tjan AWay, Euritha
2010 ‘City Profile Paramaribo’, Cities 27: 50-60.
2011 ‘Medaille om revolutie hoeft niet’, Parbode.
Verslag
Surinaams Opinieblad 6, afl. 62, p. 24-26.
1992 Verslag symposium De toekomstige relatie
Tjin, Roy
tussen Nederland en Suriname. Gehouden op
2000 Suriname onafhankelijk/Srefidensi
zaterdag 20 juni 1992 in de Burgerzaal van het
Sranan/ = Suriname Free - 25 november 1975.
Stadhuis, Coolsingel 40, Rotterdam. Rotterdam:
[Amsterdam]: kit Publishers.
Stichting Krosbe.
Toespraken
Verstegen, Math
1976 Toespraken 1 jaar Republiek Suriname.
1997 Inpakken onder schijnwerpers. De prijs van
25 november 1976. Paramaribo: Regerings
het Surinaamse leger. Amsterdam: Van Soeren.
Publiciteits Dienst.
Vet, A.C.W. van der
Tuinfort, Carla
1.975 Reis doorbet splijtend koninkrijk, ’s Graven -
2000 ‘Henck Arron was een vader des vader¬
hage/Rotterdam: Nijgh & Van Ditmar.
lands en een staatsman’, De West 7 december
Vianen, Bea
2000, p. 3.
1985 Het paradijs van Oranje. Haarlem: In de Knipscheer. [Oorspronkelijke druk 1973]
Vaseur-Madhoeban, Rita
Vlugt, Ingrid de
2006 Het bauxietbeleid in Suriname vanuit
1995a ‘Surinaamse oplossingen voor Surinaam¬
historisch perspectief en een blik in de toekomst.
se problemen’, Kompas 25 november 1995,
Paramaribo: Bauxiet Instituut Suriname.
P- 4'71995b ‘Dekolonisatiefondsen en eigen midde-
http://www.bauxietinstituut.com/files/Bauxie
733
len: ingrediënten voor nationale ontwikkeling’.
Wetering, Wilhelmina van
Kompas 25 november 1995, p. 8-11.
en H.U.E. Thoden van Velzen
Volders, J.L.
2013 Een zwarte vrij staat in Suriname. De Okaanse
1966 Bouwkunst in Suriname. Driehonderd jaren
samenleving in de negentiende en twintigste eeuw.
nationale architectuur. Hilversum: Van Saane.
Deel 2. Leiden/Boston: Brill.
Vries, Ellende
Wilson, Peter].
2005 Suriname na de binnenlandse oorlog.
3.973 CrabAntics. The SocialAnthropology of
Amsterdam: kit Publishers.
English-SpeakingNegro Societies in the Caribbean.
2012 ‘“Als deze foto het symbool is van onze
New Haven/London: Yale University Press.
natie, dan zijn we in problemen” - over een foto
Wijngaarde, Tanya
en een coup’, Oso. Tijdschriftvoor Surinamistiek
2013 ‘Wie vermoordde Harold van Ommeren?’,
en het Caraïbisch Gebied 31 (2) 232-251.
Parbode. Surinaams Magazine 8 (89) 14-21.
Vuijsje, Herman
Wijntuin, Emile
1981 ‘Hoop en vrees in Paramaribo’, ‘Suriname.
1994 Reflekties uit een politiek verleden.
De Nieuwe Orde’, ‘De verzinsels van Bouterse’
Paramaribo: z.u.
en “‘Men kan het zich niet veroorloven zomaar
Woortman, Rob en Alice Boots
gevangenen vast te houden’”, Haagse Post Extra.
2009 Anton de Kom. Biografie. 1898-1945/1945-
Suriname eenjaar na de coup. Een dictatuur in
2009. Amsterdam/Antwerpen: Contact.
zakformaat, p. 28-46. Zijlmans, G.C. en H.A. Enser Weber, Max
2002 Chinezen in Suriname. Een geschiedenis
2012 Politiek als beroep voorafgegaan door
van immigratie en aanpassing 1853-2000.
Wetenschap als beroep. Nijmegen: Vantilt.
Barendrecht: Batavia Publishing.
[Oorspronkelijk 1919, vertaling uit het Duits] Wekker, J.B.Ch.
60 jaar
1984 Onze landsgrenzen. Een historische en carto¬
2006 60 jaar Progressieve Surinaamse Volkspartij.
grafische documentatie. Paramaribo: Vaco.
Zestig jaar in dienst van het algemeen belang.
Westerloo, Gerard van
Z.p.: z.u.
1974 ‘Henck Arron: “Het gaat niet zo zijn, dat de gebraden haantjes door de lucht vliegen’”. Vrij Nederland 5 oktober 1974. i975a ‘Liever een weekje waarin een paar huizen afbranden dan jaren Bruma-dictatuur’, Vrij Nederland 11 oktober 1975. 1975b ‘Dessaman in vreemde wereld’, Vrij Nederland 8 november 1975. 1975c ‘Suriname. “Er is geen sprake meer van liefde voor mijn land”. De positie van het koningshuis als argument in de strijd’, Vrij Nederland 15 november 1975. i975d ‘J. Lachmon: “Mijn bedoeling komt al¬ leen aan het eind tot uitdrukking, en dat is juist de kunst’”, Vrij Nederland 29 november 1975. 1980 ‘Kan er in dit land dan nooit iets fatsoenlijk afgemaakt worden?’, Vrij Nederland 22 maart 1980. 1985 ‘Kolonel H. Valk: ook in hoger beroep geen Onschuldig Lam en geen Westerling’, Vrij Neder¬ land 16 februari 1985. 1996 Sprekend ik. Eenentwintigvertellingen. Amsterdam: De Bezige Bij. Westerloo, Gerard van en Willem Diepraam 1975 Frimangron. Amsterdam: De Arbeiders¬ pers.
734
BRONNEN • LITERATUUR V W Z • AUDIOVISUELE OPNAMEN
Audiovisuele opnamen Collectie Oostindie en Klinkers 1998 Collectie van hetAntillenproject. Aanvullend materiaal. Interviews door G.J. Oostindie en I.A.J. Klinkers. Leiden: Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde. Heuvel, Aad van den 1988 Portret van H.A.E.Arron. KRO-televisie. November 1988. Khemradj, Roy 1999 H.A.E.Arron over J. Lachmon. Interview van Roy Khemradj met Henck Arron ten behoeve van de radiodocumentaire Jagernath Lachmon. Een politiek testament. Paramaribo, september 1999. 2002b Jagemath Lachmon. Een politiek testa¬ ment. Deel 1, ii en in. Radiodocumentaire uitgezonden op radio 747 am op woensdag 16, donderdag 17 en vrijdag 18 oktober 2002. Kort Geding 1971 Kort Geding,
nos discussieprogramma over
de stelling ‘Moet Suriname vóór 1973 onafhankelijkworden?’. Respectievelijkvóór en tegenH. Arron en J. Lachmon. Hilversum: Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Onafhankelijkheid 1983 Onafhankelijkheid hoezo? Suriname anno 1983. VPRO radio 26 augustus 1983. http://web l0gs.vpro.nl/radioarchief/2oo8/o9/o4/onafhankelijkheid-hoezo-suriname-anno-1983/ (laatst geraadpleegd 25 maart 2014) STVS 2005 Suriname vandaag. Dertig jaar srefidensi. STVS-uitzending 25 november 2005.
Uit het nieuws 2000 Interview van Frenk van der Linden met Max Vegelin van Claerbergen op 17 december 2000, Uit het Nieuws, Radio 1. Zichem, Frank 1995 De verwelkte ruiker. Documentaire.
Redactie John Jansen van Galen en Rudi Kross. RVU-uitzending op 20 november 1995.
Zorg en Hoop 2000-2001 Radioprogramma Zorgen Hoop over Suriname en Surinamers in Nederland. Weke¬ lijkse uitzendingen door de nps op Radio 5.
735
REGISTER
Aarts, H.J.B. • 698
Arron-Leeuwin, A.E.F. (Netty) zie ook A.E.F.
Abaisa zie ook A. Jowini en R. Kitty • 123-124
(Netty) Leeuwin • 9, 196-197, 200-201, 283-
Abdul, J.H. • 658
285, 378-379, 397, 410, 563-564, 572, 582, 586,
Abendanon, O.W. • 348, 350, 365, 413, 667
588, 592, 600-601, 624-625, 627, 641, 649,
Aboikoni, A. • 325
660-661, 663, 673, 709, 712-714
Abrahams, C. • 620, 623, 625, 649, 665
Arron-Tjon A Loi, H. • 588
Abrahams, R. • 345-347, 349. 356-357. 364-
Assen, R. • 699
365. 375. 403, 666, 668
Azimullah, E.G. • 135,144, 208, 230, 272, 582-
Abrahams, R.D. • 656
583, 586-590, 620, 626, 628, 632-635, 638,
Adams, T. • 321
641-644, 646-647, 673, 675, 711-712
Adhin, J.H. • 170, 208, 218, 221, 384, 460,
736
473, 628, 638, 694, 706
Baarh, A. • 571-572
Aerts, R. • 619
Baboeram, J.K. • 678
Agt, A.A.M. van • 647
Badrising, S. • 375, 378, 631, 663, 669, 673
Ajodhia, J.R. • 461, 470, 475'476. 527. 543'
Bailey, R • 241
544. 592, 633, 673, 694, 703, 706
Bakker Schut, RH. • 116
Albeda, W. • 299, 635
Bangoer, A.R • 694, 704
Alexander-Vanenburg, E. • 461, 519, 700
Baptista, R. • 506, 576, 664, 690, 692, 700-
Alfonsin, R. • 689
702, 710-711
Algoe, R.K. • 628
Barclay, L.A. • 636
Alibux, L.A.E. • 428, 430, 485
Barrow, E.W. • 714
Alihusain, R. • 657
Bean, M.T.J. • 219, 230, 383-385, 674, 679
Alimahomed, H. • 461
Beatrix, prinses/koningin • 233-234, 491, 523,
Allahar, A. • 656, 669
582, 702, 711
Allende, S.G. • 435
Behr, A.M. • 678
Alvares, Ch. • 29, 622
Bello, A. • 307, 310
Amat, R. • 160, 264-266, 331-332, 384-385, 664
Bendt, H.L.J. • 570
Amersfoort, H. van • 117,119, 644
Berg, R.D. van den • 657-658, 677, 700, 708
Amin, I. • 109,162
Berg-Schoonhoven, F.M. van de • 57, 410-411,
Anches, J. • 568
624, 680
Antonius, C. • 709
Bergen, H.M.C. • 79
Arah, K. • 64-65,174
Berggraaf, H.H. • 64-67, 70, 92-93, 625, 627
Ardjosemito, C.S.H. • 265, 332, 437, 655
Berkleef, B. • 563
Aron, U.E. • 431, 436
Bernhard, prins • 286, 291-292
Arron, H.A.E. passim
Bhagwanbali, H. • 712
Arron, J.M. • 25, 621
Bhoendie, B. • 80
Arron, L. (Leo) • 26
Biervliet, H. • 635
Arron, L. (Louis) • 26, 59
Biervliet, W.E. • 659
Arron, M. • 621
Binnendijk, C. van • 621
Arron, M.J. (broer H.A.E. Arron) • 23, 26, 29,
Bisessar, K. • 619, 626, 694, 700, 709-711, 713
31, 59-60, 563, 621-622, 624-625, 709
Bishop, M.R. • 243, 302, 394, 428, 677
Arron, M.J. (oud-oudoom H.A.E. Arron) • 621
Bisnauth, D. • 596
Arron, R. • 10, 32, 583, 587-590, 712
Bissesur, S. • 712
Arron, S.L.H. • 21, 26-28, 30-31, 39, 43, 51, 59-
Biswamitre, A.A.M. • 622-623, 628
61, 561-562, 565, 624-625
Biswamitre, C.R. • 665
Arron, V.E. • 621
Blanker, H.L. • 710
Arron-Halfhide, J.M.C. • 21, 23, 28-30, 43, 60,
Bleau, E. • 587-588, 690
68-69, 397. 409. 423, 456, 516, 554, 564, 587.
Bleich, A. • 635
599, 679, 708
Boer, A.E. de • 627
REGISTER ABC
Boer, J.J.P. de • 490, 698
Brunings, G. • 516
Boerboom, H. • 678, 683, 689, 699, 703
Brunings, G.K. • 202
Boldewijn, A.R. • 667
Brunswijk, R. • 438-439, 448, 455, 465, 469-
Bolivar, S. • 243, 306, 308, 565
470, 472-474, 479, 487, 510, 523, 685, 693-
Boom, H. • 357, 666, 668-669, 671, 673
694, 700, 704, 712
Boots, A. • 620-621
Buddingh’, H. • 634, 657, 659, 675, 678, 683,
Bootsma, P. • 635
693, 698, 704, 709-710
Borst, E. • 582
Bueno de Mesquita, W. • 631
Bos, H.C. • 120, 635
Bueno de Mesquita-Bromet, A. • 622-623
Bos Verschuur, B.W.H. • 54, 225, 624, 725
Bukman, P. • 483-488, 491-494, 503, 698
Bottse, E.A. • 31, 40, 42, 623
Burnham, L.F.S. • 83,172, 219, 290, 304, 318,
Bottse, F.R. • 383-385, 645, 691
320-325, 353, 415, 616, 626, 629, 645, 649,
Bottse, R. (Roy) • 385, 672, 674
663, 673, 714
Bottse, R. (Rudie) • 509
Burns, J.M. • 619, 714-715
Bourdieu, P. • 620
Burton, R.D.E. • 656
Bouterse, D.D. • 185, 318, 344, 347, 353, 358,
Bush, G.W. • 592
365. 367. 373, 376, 386-389, 391-397, 399-401,
Bustamante, W.A.C. • 714
421, 423-432, 434-440, 442-445, 448-449, 451-
Buyne, O.H. • 271, 653, 678
453, 455, 458-459, 461, 465-473, 479-480, 483,
508, 513, 522-529, 531, 533-534, 536, 538, 555-
Caffé, E.L. • 671
556, 597, 602, 605-606, 666, 675, 677-679,
Caldeira, W. • 673
682-694, 696, 701-704, 709, 711-714
Calor, Chr.F. • 65, 86, 92-93,102,113, 627, 635
Bouterse-Clarke, A.J. zie ook A.J. Liesdek-
Cambridge, M.Chr. • 89, 91-94,113, 133,160-
Clarke • 134,184, 632, 640
161,167, 235, 269, 296, 305, 399, 401, 415,
Braaf, R.A. • 353, 356, 668
427, 627-628, 633, 636-637, 655-656, 660-661,
Braam, R.W. • 284, 680, 702
663, 666, 677, 679, 683
Brahim, A. • 76, 133, 579, 626, 635, 699
Cameron, A. • 700
Brahim, G. • 39, 42, 623
Campbell, E.E. • 626, 630
Brahim, I.M.K. • 384-385, 633, 658
Campins, L.H. • 310
Brana-Shute, G. • 684
Cardenas, O. • 675, 677-678, 683
Brana-Shute, R. • 701
Carrot, R.S. • 690
Brandsma, J.K. • 632
Castro, F. • 244-245, 435, 616, 649-650, 714
Brandwijk, K. van • 672
Castro, R. • 435
Brave, I. • 591
Cato, R.M. • 714
Breedveld, W. • 635
Chakauri, M. • 688
Breeveld, H. • 9, 533, 535, 581, 602-603, 620,
Chandie Shaw, P. • 144
624-627, 629, 646, 701, 711, 714
Chandie Shaw-Bergen, N. • 625
Brewster, J.W. • 201
Chavez, Fl. • 582
Brezjnev, L.I. • 565
Chehin, M.J.B. • 667
Broek, H. van den • 474, 480, 482-485, 491-
Chin, H.E. • 678
492, 497, 502, 504, 539, 546, 683, 686-687,
Chin A Foeng, J. • 646
696, 705
Chin A Sen, G. • 564
Broek, I. van den • 635
Chin A Sen, H.R. • 381-389, 391-393, 415,
Brown, A. • 715
426-427, 429, 432, 479, 665, 675, 683, 701
Bruijne, G.A. de • 621, 626
Chin Kwie Joe, J. • 93
Bruma, E.J. • 39, 64-66, 71, 74-75, 99-100,102-
Chiragally, O. • 578
103,108, 113-114, 125-128, 131, 133-124, 136,
Choenni, C.E.S. • 633-634, 637, 655
138-139, 142,144-145, 153-154,157,159, 164,
Choenni, G.G. • 633
170,173,177,182-183,185-186, 190, 194,197-
Christopher, R. • 532, 704
201, 203, 215, 223-224, 230, 247, 249, 254, 256,
Chroesjtsjov, N.S. • 565
262, 267-271, 275-276, 307, 334, 356-358, 378,
Claus, prins • 233
380, 418, 441, 503, 584, 598, 602, 623, 631-632,
Codfried, G. • 408, 516-517, 563, 702
634, 646, 648, 652-654, 660, 673, 689, 713-7H
Columbus, C. • 208
737
Combé, N. • 22, 621
468, 627, 680
Compton, J.G.M. • 714
Egger, J.L. • 621, 630, 666, 693
Comvalius, J. • 71
Egger, S. • 53
Consalvi, S.A. • 308
Ellemers, J. • 619
Cooman, E.T. • 27, 622
Elstak, E. • 666
Cuffy • 322
Elstak, Y.D.F. • 342-344, 346-349, 353 355, 358,
Cumberbatch, R. • 10, 675, 679
361-363, 375, 378, 660, 666-668, 672, 676
Curiël, J.C. • 54-55
Ely, R. • 660, 683
Currie, F. • 654, 675
Emanuels, S.D. • 72, 84 Ensberg, E.M.L. • 55
Daal, C.R. • 185, 363, 365-366, 394-395, 427.
Enser, H.A. • 9-10, 621-622
451, 669-670, 677-678
Erath, W. • 642, 659
Daan, R. • 700, 711
Esajas, I.Y. • 466
Dam, F. van • 582
Esajas, J. • 65
Dam, M.P.A. van • 664
Escobar, P. • 704
Darnoud, Th.A. • 410, 438, 578
Essed, F.E. • 67, 69, 75, 77-78, 94, 97,120,133,
Dasiman, R. • 157,160,167, 228, 646
162,165, 284, 294-296, 314, 316, 399, 401,
Deng Xiaoping • 657
415, 458-459, 506, 508, 510, 513, 626, 628,
Derby, F.M.E. • 9,127, 134,138,185, 216, 221,
635-636, 658, 660-661, 663, 677-678, 684,
268, 371, 395, 435, 444, 536-538, 540-542, 555,
688, 691, 699, 701, 703, 714
580, 594, 650, 652-654, 669, 677-678, 682,
Essed, R.G. • 10, 342, 345'347, 349, 353, 355,
688, 693, 698, 705-706, 712-713
363, 366, 668, 670-672
Derby, R. • 9
Essed-Fruin, E. • 9, 656, 673, 678-679, 681,
Derveld, F.E.R. • 619, 626, 631, 651, 664
691, 710
Dew, E.M. • 619-620, 626, 628-632, 652-655,
Etty, E. • 619
671, 675, 682-683, 685, 688-690, 693-694,
Evers, I. • 703
702, 705-707
Evertsz, J.M.G. • 147,149, 234
Diepraam, W. • 636, 701 Dihal, J. • 80,144, 645
Fernald, I.C. • 607
Dijck, P. van • 659
Fernandes, H.A. • 403
Dijk, FF • 622
Fernandes Mendes, H.K. • 344, 619, 629, 635,
Dikmoet, W. • 625
646, 666-668, 670, 675, 687
D’León, O. • 444
Ferrari, F. • 34-35
Dobru zie ook R.E. Raveles • 124, 371, 448,
Ferrier, C. zie ook C. McLeod-Ferrier • 35
630, 646, 665, 687, 689
Ferrier, J.H.E. • 79-80, 83-84, 94,100,123,
Doedel, L. * 20
132,136-140,157, 160,162, 170, 188, 206, 231-
Doelwijt, E.M.H. • 72, 506, 509, 627
234, 259-260, 275-276, 279, 291, 308-309, 328,
Doelwijt, R. • 96, 507
330, 335-339, 378, 380-383, 386, 389, 590,
Doelwijt, S.F. • 446
626-627, 632-633, 638, 640-642, 646-648,
Doelwijt, T.C. • 337
651, 657, 665, 667, 669, 671-675, 679
Does, H. • 284, 503, 576, 619, 649, 661, 663,
Figaroa, F.D. • 191
666, 671, 700-701, 711
Figueiredo, J.B. de Oliveira • 306
Does, FFJ. zie ook T. Para • 712
Findlay, D.G.A. • 72, 75, 77, 79-80, 260, 625-
Donovan, Th.W. • 626, 662
626, 683
Dragman, R.K. • 442
Findlay, E.D. • 572-573, 582, 625, 683, 710-711
Drielsma, FF. • 53
Flanagin, R. • 659
Druiventak, R.E. • 466
Fox Quesada, V. • 592
Dubelaar, C.N. • 37-38
Franke, A. • 635
Dubois, J.M. • 669, 674, 677
Frederikslust-Kamp, H.E. van • 657, 659
Durham, C. • 679
Freitas, R.M. de • 10, 411, 413, 415, 680-681 French, P. • 619
738
Eekelen, W.F. van • 686
Freud, S. • 639
Eer, W.F. van • 90, 92-93,184, 217-218, 291,
Frijmersum, F.R. • 138, 267-268, 632, 652
REGISTER C D E F G H
Fuchs-Leeuwin, R. • 41, 623
Haakmat, J.E. • 365, 637, 667-670
Fuente, E. de la • 627
Haas, S.A. de • 714
Fujimori, A. • 592
Hagens, S. • 92,184-186, 640 Halfhide, A.A. • 621
Gaay Fortman, W.F. de • 152-153,155,162,
Halfhide, GJ. • 621
170,193,196, 209, 217, 221, 233, 235, 483, 635,
Halfhide, J.F. • 621
640-642, 645-646, 657, 690
Halfhide, J.G. • 23, 27, 31, 62
Gadden, J.N.V. • 170, 185
Hardjoprajitno, J. • 358-359, 675
Gairy, E.M. • 616, 714
Harten, C. van • 635
Gandhi, M.K. • 641
Hatterman, N. • 646
Gans, E. • 623
Hawker, W. • 392-393, 396, 677
Geisel, E. • 303-306
Hefford, E. • 647
Geld, D.I.R. van der • 284, 657, 660
Heide, J.O. • 564-565, 625, 633, 709
Genderen, O.L. van • 629, 670
Heide, S. • 62
Genderen, O.W. van • 86, 88-89, 91-94, 96, 98,
Heidweiller, H.A.F. • 241, 244, 649
102,104,106-110,113,120,123,128,133-134,
Heinemann, D.W. • 284, 323, 619, 657, 659-
154,162,170,173,177,190, 206, 234, 247, 265,
661, 663, 672
268-271, 281, 335, 341, 346, 367, 369-370, 377-
Heldring, A. • 679-680
380, 402-403, 413, 424, 426-427, 506, 510-511,
Helstone, H.E. • 621
513, 627, 632, 652, 657, 671, 673, 700-701, 714
Henar, L.J.L. • 657
Gessel, E.A. • 74, 627
Henar, W.E. • 200-201, 641
Getrouw, A.H. • 70, 86, 90, 184, 359, 511, 625,
Hering, G.P. • 204, 206-207, 224, 284, 649,
627, 669, 683
660-661, 663
Gibson Barbosa, M. • 304
Herkul, L.E. • 139
Gilds, S.F. • 444, 536-537, 544, 556
Herrenberg, H.F. • 274, 331, 337, 344, 348, 357,
Girjasing, A. • 9
526-527, 649, 664-665, 667-669, 674, 682,
Girjasing, P. • 9, 712
686, 696, 703
Girjasing, S.K. • 544
Hessen, H.C. • 63
Girvan, N. • 636
Heukels, R. • 675
Glans, C. • 196,199, 201, 641, 710
Heuvel, A. van den • 565, 626, 698, 709
Gobardhan-Rambocus, S.L. • 621
Hildenberg, H.S. • 466, 579
Goede, L.E. • 133, 279, 284, 330, 404, 664
Hindori, G.D. • 116, 118-119,139,170,174,181,
Goedhoop, M. • 622-623
203-212, 218, 223-224, 229, 246, 248-250,
Goedschalk, H.O. • 710
252-253, 272, 274, 278-279, 329, 365, 384,
Gonfalves, K.C. • 395
602, 639, 642-643, 645, 649-650, 653-654
Gooding, H. • 475-476, 534
Hindori, J. • 208, 642-643
Gorré, A. • 399, 556, 709
Hinds, S. • 582
Gout, J.G. • 35
Hira, S. • 664, 666, 671, 673, 675, 677
Gowricharn, R.S. • 619, 632
Hiralal, W. • 573
Graanoogst, I. • 448, 453, 467, 522-525, 691,
Hirasing, H. • 124, 371
693, 702-703, 709, 712
Hirsch Ballin, E.M.H. • 539, 547, 705
Grant, A. • 626
Hoefte, R. • 9, 619-620, 634
Gravenberch, A.F. • 709
Hoekman, J.B. • 680, 690-691, 693, 697-698,
Greaves, E. • 509
702
Greft, S. van der • 9
Hoogbergen, W.S.M. • 621, 675, 677, 683,
Grep, IJ. • 363, 365, 536
685-686, 693-694, 702-703, 709
Grep, W. *461
Hook, S. • 714
Groot, R. de • 637, 641, 643, 657-658, 675, 677
Hoost, E.A. • 127,190,193,196,199, 241, 247,
Guda, H.A.M. • 160
267-268, 270-271, 275-277, 342, 350, 390, 396,
Guda, L.H. • 68
630, 639, 648, 652-653, 660, 675, 678 Horb, R.D. • 356, 358, 365, 373, 376, 385-386,
Haakmat, A.R. • 347-348, 363, 365-366, 386-
388, 393-394. 396. 400, 403, 410, 413, 415,
387, 428, 479, 619, 623, 667, 675, 677-679, 681
424-425, 427-428, 668, 678-679
739
Houten, D.J. van • 683-686, 696
Kennedy, J.F. • 565
Hove, O. ten • 621
Kensmil, H.S. • 408, 415, 437, 503, 528, 546-
Huber, H.C.U.J. • 357
547. 593, 646, 670, 679, 684, 700, 702-703 Khemradj, R. • 9, 625, 634, 642-643, 647, 670,
Jackson, R. • 320, 663
682, 689, 703-704
Jagan, C.B. • 219, 322, 645, 714
Kielstra, J.C. • 20, 25
Jankie, R.L. • 144
Kikkert, J.G. • 626
Jansen van Galen, J. • 620, 627, 629-631, 633,
Kitty, R. zie ook Abaisa en A. Jowini • 123
635, 638, 640, 642, 646, 655, 658, 665, 669,
Klein, W. • 623
674, 677, 705, 707-708, 711
Kletter, B. • 466, 520, 531, 557, 563, 625, 682,
Janssen, A.M. • 658
684, 691-692, 704, 709
Janssen, R • 649, 657, 695, 704-705, 707
Klinkers, E. • 9-10, 621, 626, 630
Jessurun, A.E.R. • 440, 466, 520, 528, 531-
Klinkers, I. • 625, 635, 638, 640, 642, 647, 708
532> 536. 545= 568-578. 595. 686, 690, 692,
Klipp, E. • 684-685
700, 703-704, 707-708, 710-711
Koch, P.F.C. • 707
Jessumn, F. • 88,102,197,199, 201, 506, 574,
Koenders, J.G.A. • 631
627, 700
Kohinor, B. • 365
Jessurun, R.W. • 88-89, 93, 102, 574
Kok, W. • 589
Jessurun, W. • 538, 707
Kom, A. de • 20, 25, 621, 687, 698
Jhawnie, J. • 365
Komproe, R.H. • 212-213
Jiawan, G. • 9
Koning, J. de • 296, 391, 677
Joe Jin, C. • 557, 709
Kooijmans, P.H. • 242
Joeman, S. • 386-387, 400, 638, 675
Koopman, J. • 635
Joerawan-Kandhai, M. • 643, 666
Koorndijk, F.R. • 86, 90, 510-511, 627, 701
Jong, J. de • 619
Koorndijk, M.M. • 315-316, 334-339, 368, 613,
Jong, R. de • 676
662, 701
Jong Loy, F. • 233, 647
Kopijn, Y. • 637
Jongeling, P. • 644
Korsten, R. • 643, 666
Jowini, A. zie ook Abaisa en R. Kitty • 123, 713
Korte, R.W. de • 491
Jozefzoon, E. • 116-118
Kortram, I.E. • 486, 699
Juliana, koningin • 64-65,120,165, 233, 286,
Kout, W. • 589-590
290-292, 647
Kraag, J.S.P. • 76, 86-87,102> 506, 509-511, 513, 529-533, 535, 538, 545, 700, 703-705
Kagie, R. • 638, 657-659, 666, 673-675, 678-
Kramaredja, W. • 265
680, 682
Krapels, C.G.P. • 624
Kallan, A. • 466, 474, 530, 563, 692, 704, 709,
Krolis, I. • 274, 675, 682
711
Kroon, R.M. van der • 473, 686-689, 691, 693
Kamp, H.A. • 533
Kross, E. • 594
Kamperveen, R.A. • 124, 233, 274, 276, 317,
Kross, R.F. • 108, 629, 632
355. 357. 395-396, 400, 418, 668, 670, 678
Kruijs, A.H. van de • 620, 631, 633-634, 640,
Karamat, R.F. • 243
643, 669, 671, 673-674, 691
Karamat Ali, A.G. • 89,133-135,138-139, 201,
Kruijt, D. • 657-658, 675, 677, 683, 685-686,
262, 267-268, 270, 296, 401, 413-414, 624,
689, 693-694, 700, 702-703, 709
680-681
Kruisland, A.Ch. • 64-67, 90,106, 466, 473,
Karamat Ali, E. • 128,162,187, 284, 296, 359,
520, 531, 575, 625, 627, 629, 656, 684, 692,
637, 655, 658, 660-661
704, 709-710
Kartokromo, K. • 655, 690
Kruisland, F. • 284, 356, 358-359, 364, 378,
Kartopawiro, S. • 250, 646
669, 672-673
Kasantaroeno, J.T. • 332, 361, 413-414, 670,
Kudhabux, M.R. • 586
672, 674, 680-681
740
Keerveld, H.J. • 274, 422-423, 664, 682
Labeur, C. • 640, 659
Kemble, O.E. • 95,116,118, 520, 627, 630,
Lachmon, J. • 70-72, 77-80, 85-86, 97, 99-114,
655, 666, 680, 702, 706
116-120,124-126,129,131-132,138,142,145-
REGISTER H J K L M
148,153-155.157.161,164-166,169-171,173,
Lim A Po, W. • 65, 88, 424, 506, 688, 700
175-181,184-189,191-195, 203-213, 215-216,
Lincoln, A. • 653
218-224, 227-232, 234, 239, 241-242, 245-246,
Ling, R. van • 332
248-250, 252-257, 262-266, 274-277, 300-301,
Lionarons, W. • 56, 330, 359, 631, 669
315-317, 324, 329, 335-340, 355-357, 368-369,
Lobo, F. • 33, 622
371-372. 380, 382, 384, 410, 421, 424-427, 429-
Loemban Tobing-Klein, I. • 698
432, 434. 436-449. 451-453. 456-470, 472-473,
Lo Fo Sang, D. • 637, 669
480, 490, 495, 500, 503, 510-512, 517, 525-532,
Lont, A. • 86, 90
537-538, 540-542, 561, 581-589. 591-592, 595-
Loor, A.H. * 621, 624
596, 603-605, 613-614, 628, 633-635, 637-646,
López-Maya, M. • 699
648-649, 652-654, 661-662, 664-665, 669-
Lotens, W. • 673
670, 673-675, 682-693, 697-698, 703, 705-706,
Lub, G.K. • 35, 41-43, 622
708, 711, 713-714
Lubbers, R.F.M. • 491, 523, 539, 546, 548, 555,
Lall Mohamed, A.S. • 414, 627, 637, 666, 670,
686, 702-703, 705
706
Luns, J.A.M.H. • 80-81, 626
Lao Tse • 563 Lapré, S.A. • 82, 626
Ma Ajong, S.R. • 31, 40, 595
Leckie, G. • 678
Maarseveen, G. • 676
Ledgister, F.S.J. • 627, 669
MacDonald, S.B. • 689, 696
Lee Kong Fong, F.K.Ch. • 137, 157, 159, 182-
Machiavelli, N. • 257, 651
184,186,188,192-193, 195-196, 203, 218, 639-
MacKay, F. • 686, 694
641, 645
Maduro, E. • 623
Leeflang, F. • 356-357, 378, 431
Maele, P. van • 703, 705
Leefrnans, J. • 33, 622
Mahadew, G. • 673
Leeuw, G.F. van der • 75
Maks, M. • 657-658, 677
Leeuwin, A.E.F. (Netty) zie ook A.E.F. (Netty)
Man A Hing, W.L. • 9, 69, 623
Arron-Leeuwin • 51, 61-63, 622
Manley, M. • 160, 435, 616, 636, 671
Leeuwin, A.R. • 622
Manley, N. • 714
Leeuwin, H. • 284, 346, 358-359
Mao Tse-toeng • 657
Leeuwin, R.H. • 31, 41, 622
Marcuse, H. • 174, 639
Leeuwin, W.A. • 68, 622
Marshall, E.K. • 620, 623, 625, 629, 631, 639,
Leeuwin-Ons, E. • 62, 196-201, 203, 456, 641
651-652, 654, 673, 678, 703-705
Lelie, E. • 568, 570
Martodihardjo, F. • 218, 264-265, 332
Lemmer, J.M. zie ook Pa Lem • 88, 625
Maspero, E. • 217, 644
Lemmers, F.FL • 25-26, 31
Matto • 472
Leopold, H. • 206, 246, 291, 328, 638-642,
May, A.J. • 81-82, 460
649, 651, 653-663
Maynard, A. • 646
Levens, A. • 676
McCutcheon, G.B. • 622
Levens, M.E. • 682
McLeod-Ferrier, C. zie ook C. Ferrier • 35, 37,
Lewis, G.K. • 619
41, 622-623, 670
Lewis, L. • 629, 673
Meel, P. • 619, 623-625, 629, 631, 643, 657-
Lew Jen Tai, R. • 691
660, 677, 703, 714
Lichtveld, L.A.M. • 676
Meighoo, K. • 648
Lie Pauw Sam, R. • 274, 682
Meijer, J. • 37, 623
Lier, T.J.A.M. van • 116, 151, 225, 635
Meïr, G. • 711
Liesdek-Clarke, A.J. zie ook A.J. Bouterse-
Melkert, A.P.W. • 590, 698
Clarke • 134,137-139,165,182-186, 188-195,
Menke, J. • 619, 621, 694
210-211, 213-215, 217-218, 228-229, 249. 640,
Menon, P.K. • 626
644, 649-650, 701
Meyer, E.P. • 86-89, 92> 102> 424> 426, 510,
Lieuw A Len, W. • 407-408
700
Lim A Po, F.H.R. • 627
Meyer, R. • 506, 700
Lim A Po, H.R. • 39, 284, 312, 314, 316, 388-
Mhango, B. • 659
389, 623, 661, 663, 670, 674-675
Middeldorp, E. • 689
741
Middelkoop, A. • 44
Neves, T. • 480
Middelkoop, G. • 43-47> 49, 624
Nieuwenhoven, J. van • 582, 589
Mijnals, Ch. • 345-346, 356, 363, 365, 386-
Nixon, R.M. • 565
388, 400, 525-528, 638, 667-668, 670, 675-
Nkrumah, K. • 244
676, 691, 703
Nooitmeer, R.B.R. • 109,125,134,138-141,
Mingoen, H. • 637
184-185,191-192, 213-214, 217-218, 221, 234,
Miranda, F. de • 307
241, 245, 250, 265, 335, 338-339, 341, 346, 382,
Miranda, M.G. de • 261, 284, 333, 353, 375,
385, 400, 410, 424, 428, 442, 458, 460, 463-
378, 651-652, 663-664, 668, 672-673
464, 466, 470, 474, 496, 506, 508, 511-513,
Miranda, V.M. de • 260
515, 528, 531-532, 535, 537, 542, 544, 555-557,
Miranda, W.A.D. de • 686
571, 633, 648-649, 664, 684, 687, 692, 701,
Mitrasing, F.E.M. • 645, 664
703-704, 706-708, 710
Mohamedmoesman, J.W. • 665
Noon, G.P. • 517
Mohammed, P. • 656
Noordpool, E. • 42, 410-411, 624, 680
Monsanto, R. • 509
Nurmohamed, M.S.A. • 170, 647
Morgenstond, A.C. • 88, 93 Morman, A. zie ook Pa Morie • 625
O’Brien, P. • 685
Morpurgo, A.J. • 169, 638
Ockhorst, A. • 9, 636, 664-665, 670
Morpurgo, L. • 651
Oehlers, G. • 10, 516-517, 702
Morroy, R. • 622-623
Oemrawsingh, B.I. • 392, 665, 677
Mulier, L. van • 666, 675, 678, 682-683, 687,
Oemrawsingh, R. • 80
701-702
Oemrawsingh, S. • 678
Mungra, C.S.B. zie ook C.S.B. Tewarie-
O’Herne-Joaquim, G. • 36, 623
Mungra • 379, 646
Oltmans, W. • 671
Mungra, D.K. • 646
Ooft, B.C. • 150, 635-639, 641, 652, 655, 666-
Mungra, J.S. • 225, 466, 646
667, 673, 675, 677-678, 681, 683
Mungra, L. (Alwin) • 116,119,139,141,153-
Ooft, C.D. • 126,135-136,139, 260, 307, 633-
155, 157-158,165, 170-171,176, 190, 203-204,
634, 638, 647, 664, 675
206, 208-209, 213-215, 218-219, 221, 245, 250,
Oostindie, G.J. • 620, 623, 625, 635, 638, 640,
253> 3!7> 324. 329. 442, 466, 473, 527, 531, 638,
642, 647, 708
643, 645-646, 662, 665, 669-670, 686, 690
Oranje, J. • 678, 683, 689, 703
Mungra, M. (Atta) • 64, 379, 465-466, 513,
Ormskerk, F. • 384-385, 399-400, 403, 408,
646, 693, 705
674-675, 677, 679
Mungra, S. • 425
Ormskirk, F. • 629, 701
Mungra, S.Ch. • 435, 461, 466, 478, 484, 486,
Ortega, D. • 302
493-494. 544. 547. 633. 646, 694, 699, 703
Ostrander, N. • 302, 659-660, 672
Mungroo, R. • 280
Oudschans Dentz, F. • 621
Muringen, D.J. • 663, 703 Pahladsingh, L.N. • 80, 144 Naarendorp, F. • 675
742
Pa Lem zie ook J.M. Lemmer • 88, 90-91, 96,
Naarendorp, H.H. • 435, 682
103, 200, 426, 625, 683
Naarendorp, M. • 675
Pa Morie zie ook A. Morman • 71, 625, 683
Nannan Panday, R.M. • 121,170, 176, 425,
Para, T. zie ook H.J. Does • 591
628, 645, 647, 682
Parmessar, P. • 361, 408, 413, 503, 627, 629-
Narain, B. • 714
630, 633, 657, 664, 669-670, 679-700
Nasaw, D. • 619
Patijn, S. • 590
Nasser, G.A. • 244
Pawiro-Oelomo, S. • 331-332
Neatby, H.B. • 619
Pengel, E. • 116,118
Neede, L.E. • 345, 347-348, 353-357, 363-365,
Pengel, F. • 205
374-375, 378, 667-668
Pengel, J.A. • 14, 51, 53, 56, 64-99, 103, 106-
Nehru, J. • 244
107,111, 115-116, 118,125, 133-135,141, 144,
Neijhorst, H.R. • 411
148, 165, 175, 183, 185-186, 213, 217, 225, 232,
Nesty, A. • 513
260, 273-274, 280-282, 287, 307, 333, 336, 338,
REGISTER M N 0 P Q R S
369, 423. 447, 507, 5H'5i2, 515, 518-519, 553,
Ranitz, J.A. de • 662
567, 591, 596, 605, 607, 609-610, 615, 620,
Rasam, S. • 144, 170, 228, 263, 392, 650-651
625-629, 631, 633-634, 638, 641, 677, 687, 691,
Raveles, R.E. zie ook Dobru • 36, 42, 64, 127,
701-702, 704-705, 710, 713-714
138, 230, 268, 625, 631, 649, 652-653
Pengel, W.C. • 568, 571-573, 576, 708, 710
Rawlings, ]. • 702
Peper, A. • 677
Refos, D.W. • 127, 652-653
Pérez, C.A. • 307-310, 404, 436, 499, 515-517,
Renders, H. • 619-620
519, 533, 660-661, 685, 699, 702, 714
Rens, J. • 69-70, 75, 77-78, 80, 626, 628
Pérez, L.A. • 650
Rens, L.L.E. • 37
Philips, Th. van • 579, 624
Rens, R. • 33, 622
Pigot, C. • 710
Resida, H. • 90, 93
Pigot, H. • 513, 702, 710
Reyme, E. • 623
Pinas, F.A.M. • 93-94, 627
Riedewald, C.H. • 678
Pinas, H.B. • 466, 571
Rijsdijk, H.E. • 76,150, 635
Pinas, J. • 230-231, 602, 646
Ritter, R.W. van • 358, 411, 413, 415-417, 419-
Pinas, L.S. • 674, 677
420, 681
Playfair, F.J.W. • 675, 692, 698
Robles de Medina, S.S.H. • 231, 628, 646
Plet, E. • 646
Rodgers, O.R. • 94,103,106, 108, 140, 207,
Pocorni, R. • 90, 92-94
216-217, 219, 374, 383-385, 400, 406-408, 410,
Polak, C.H.F. • 221
425, 428, 453, 463-464, 466, 473, 520, 526-
Polanen, J.D.V. • 680
528, 531-532, 540-541, 563, 568-569, 575, 579-
Polanen, R.F. • 473, 590
580, 593-594, 601-602, 607, 625, 627, 629,
Post, A.H.P. • 626
633, 640, 642, 644-645, 679, 682, 684, 687-
Pourier, M.A. • 582
688, 690, 700, 703, 708-709, 711, 714
Power-Staphorst, S. • 646
Rodrigues, R.G. • 563-564, 702
Prade, H.O. • 124, 628, 631, 681, 706
Roopram, D. • 466
Proeve, J. • 65
Roosmalen, Th.A.L.M. van • 622
Pronk, J.P. • 153-155, 170, 208-209, 233> 235,
Rooy, P. de • 635
296, 494-496, 498-499, 502-503, 539, 553,
Rooy, R. de • 513
561, 582, 584-587, 590, 595, 632, 635, 642-
Roozer, J. • 9
643, 658-659, 674, 677, 696-699, 708
Rozenblad, J. • 62 Ruding, H.O.C.R. • 491
Quant, J.C. de • 36
Rusland, G.A. • 607-608, 709
Quichot, Don • 165
Rusland, H.H. • 632-633, 650, 653, 669
Quintus Bosz, A.J.A. • 667
Russel, F. van • 365, 451, 536, 670, 683, 689-
Radhakishun, H.S. • 71,122, 125, 135, 628
Russel, R. van • 461, 593, 692
Radhakishun, P.S.R. • 437-438, 441, 461, 476,
Ryan, S. • 620, 634, 648
690
513, 527, 574, 686, 706
Radhakishun, S. • 154, 635
Sadat, A. al • 404-405, 565-566, 679
Rahman, L.P. • 678
Salikram, K. • 641
Rambocus, S. • 392-393, 395, 405, 621, 677-
Salomons, R. • 196,199-201
678
Sam-Sin, R. • 564
Ramcharan, N. • 672, 678, 682, 709
Samson, J. • 9, 652
Ramdas, A.J.S. • 583-584, 586, 590, 638, 647,
Sanches, P. • 9
711-712
Sanders, R. * 276, 654
Ramdat Misier, L.F. • 393, 436, 456, 461, 694
Santokhi, Ch. • 714
Ramdhani, H.R. • 707
Sardjoe, D. • 689, 710
Ramkisor, C.B. • 690
Sardjoe, R. • 329, 425, 496, 580, 682-683, 714
Ramsoedh, H.K. • 9, 619-621, 630-631
Sariman, J. • 677-678
Ramsundersingh, K. • 627, 629-630, 633
Schaik, J. van • 9, 621, 624
Randamie, I. de • 356, 668
Schalkwijk, M. • 619, 677, 696-697, 699-700,
Randamie, N. de • 9
703, 705, 7°7-710
743
Schenk, L. • 7x1
Someren-Downer, H.V. van • 643
Schermel, R.A. • 674
Somohardjo, S.R • 103,134,137,139,157,159-
Schippers, F. • 635
162,164,167,183-186,188,193-194, 210, 218,
Scholtens, B. • 621
221, 228, 263, 265, 274-275, 316, 368, 372,
Schroeff, G.J.C. van der • 53, 627
383-384, 392, 479, 628, 633, 637-638, 640-641,
Sedney, ]. • 69-70, 75-78, 80, 84-86, 90, 94,
650-652, 662, 665, 669
97-101,103,106-108,111-113, n5> 121-126,
Somoza, A. • 648
128,130-132,134-135,169, 209, 301, 307, 318,
Spong, G. • 681
322, 333, 460, 578, 619, 625-626, 628-629,
Stadwijk-Kappel, N. • 700
642-643, 646, 651, 655, 670, 675, 682-683,
Stalpers-Wolf, E.B. zie ook E.B. Wolf • 621-622
692, 702, 707, 710, 713-714
Staphorst, D. • 666, 670
Sedoc, E.J. • 461, 467, 477, 482, 484, 486, 502,
Steege, D. ter • 621
515, 536, 544, 658-659, 694, 696, 698, 700
Stemerdink, G. • 37
Sedoc-Dahlberg, B. • 284, 667
Stoel, M. van der • 313, 544, 647, 662
Seedorf, A.M. • 62, 91, 414, 427, 655, 683
Suharto • 657
Setrowidjojo, R.T. • 328, 331-332
Sukarno • 244
Sewrajsingh, I. • 633
Suparlan, P. • 632
Shakespeare, W. • 40
Swedo, O. • 475
Shankar, R. • 409, 455-457, 460-462, 467, 470,
Sylvester, H. • 537, 652, 705
472-478, 481-483* 489. 497* 500-501, 507, 512513, 515-516, 521, 523-531, 533-534, 537-538,
Talens, G. • 671-672
543-544, 611, 635, 690, 692, 694, 696-697,
Telting, A.E. • 578-579
702-704, 706
Temminck Groll, C.L. • 621-622
Sheikkariem, W. • 461, 466
Tenhaeff, W.H.C. • 174, 402, 639
Sheombar, J. • 678
Teunis, H. • 39, 53, 623-624
Sibilo, H. • 563-564, 702, 709-711
Tewarie, H. • 563
Sietaram, V. • 681
Tewarie, P.B. • 656, 700
Singh, C. • 9
Tewarie, S.D. • 232
Singh, S. • 9
Tewarie-Mungra, C.S.B. zie ook C.S.B. Mun-
Sinninghe Damsté, W. • 664
gra • 379, 656, 673, 678-679
Sisal, J.S. • 332
Thomas • 472
Sital, B. • 353-357, 364, 374-375, 377, 386-387,
Thijm, J. • 86-87, 93> i°6, 113, 399, 401, 408,
400, 508, 638, 668, 673, 675, 678, 691, 693
414, 627, 629, 678-679, 681
Slagveer, J.H.M. • 108, 261, 266, 621, 652,
Thijm-Richaards, L.J. • 625, 659, 700
662, 668, 673, 678
Thijn, E. van • 677
Slory, M.A. • 38, 598, 602, 622-623
Thoden van Velzen, H.U.E. • 685
Smeets, J.V. • 622
Tilakdharie, Ch. • 248, 580, 643, 681
Smith, T. • 55
Tito, J.B. • 244
Smits, G. • 40, 623
Tjan A Way, E. • 703
Snijders, R.E. • 622
Tjin, R. • 642, 646
Soedamah, L. • 660-662
Tjoe Nij, R. • 9
Soekhoe, E.A. • 679
Tonckens, W. • 604, 714
Soemita, I. • 80,126, 265, 446, 636, 708
Trikt, R.E. van • 684
Soemita, W. • 125-126, 133,136,144, 160-161,
Tuinfort, C. • 597-598, 713
164, 167, 170, 177, 261-265, 274-275, 280, 328,
Tuur, M. • 40, 67, 271, 623, 630, 653, 664,
331-332, 336, 368-369, 410, 413-414, 421, 425,
672
432, 434, 436-437, 439-444, 447-449, 453, 459,
744
461, 465-467, 469-470, 472-473, 475-476, 491,
Udenhout, W.A. • 429, 437, 458, 480, 538,
512, 517, 524, 537, 542, 544, 604, 630, 632-633,
542, 544, 573, 578, 685, 691, 693, 705-706
636-638, 651-652, 656, 664, 680, 684-686,
Uyl, J.M. den • 137-138,149, 151-153, 158,170-
692-694, 708
171, 192-195, 209, 214-216, 220-221, 233-235,
Soeperman, S.A. • 144,160, 264-265, 269
312-313, 460, 589, 632, 635, 641-642, 646,
Sohansingh, S.R. • 678
662, 691-692, 714
REGISTER S T U V W Z
Valk, H. • 342, 389-392, 398, 477, 587, 666,
Weidum, C. • 625, 709-710
673, 675-677
Weisglas, F.W. • 589, 698
Vance, C.R. • 243
Wekker, D.E. • 622
Vaseur-Madhoeban, R. • 636
Wekker, J.B.Ch. • 662
Veen, F. van der • 621
Westerling, R. • 674
Vegelin van Claerbergen, M. • 324, 659, 669,
Westerloo, G. van • 620, 626, 628, 633, 636,
676-677
641-642, 646, 674, 676, 681-682, 695, 701
Velde, H. te • 619-620, 635
Wetering, W. van • 685
Velde, J.J. van de • 653
Wiegel, H. • 658
Veldema, A.C. • 356
Wijdenbosch, J.A. • 67, 70,127, 380, 441-442,
Venetiaan, R.R. • 34-35, 37-39, 42, 84,133,
444. 453. 461, 471. 526-527, 529-533, 535, 537-
140, 247, 269, 461, 470, 473, 476-477, 505-507,
538, 540, 545, 579, 592, 597-598, 625, 687,
513-514, 527, 533, 536-537, 541-544, 548-552,
691-692, 703-706, 709, 712
554-557, 561, 567-580, 584, 592-597, 600-601,
Wijdenbosch, R.J. • 466, 473, 530, 570, 691-
603-608, 611, 620, 622-623, 627-628, 631-633,
692, 702, 704, 709
636, 638, 655, 664, 673, 684, 694, 702-703,
Wijngaarde, F. • 678
706-708, 710-714
Wijngaarde, R • 661
Venloo, O. • 604-605, 692
Wijngaarde, T. • 680
Venturini, D. • 683
Wijntuin, E.L.A. • 96,126,133,136,138,140-
Verdi, G. • 566
141,167,170,177,179,187-189,191-194, 211-
Verhey, E. • 676, 682, 695
213, 215, 217, 222-223, 225> 233-234, 241. 250,
Verne, J. • 28
259, 269, 279, 329, 335-336, 338, 355, 358-359.
Vernooij, J. • 9, 621, 623, 648
366, 380, 384-385, 580, 603, 624, 630-634,
Verrest, H.J.L.M. • 622
641, 643, 648, 652, 656, 664, 669-671, 674,
Vervuurt, O.R. • 53
681-682, 685, 691, 714
Vet, A.C.W. van der • 634, 660
Wilhelmina, koningin • 233
Vianen, B. • 630
Willebrands, J.A.M. • 62
Vijzelman, J.E. • 92, 627
Willemzorg, R.W. • 271, 279, 342, 345-346,
Visser-Zeiler, H. • 37
354. 361-362, 375, 522, 653
Vlugt, I. de • 620, 708-710
Williams, E.E. • 172, 626, 634, 656, 714
Voet, A. van der • 53
Wills, F. • 319-320
Volders, J.L. • 621-622
Wilson, RJ. • 656
Vondeling, A. • 191-193, 210, 212, 215, 218,
Wirht, J. • 405, 677, 679
641
Wolf, E. • 647
Vonsee, R.G.H. • 628
Wolf, E.B. zie ook E.B. Stalpers-Wolf • 25, 28-
Vos van Steenwijk, G.W. de • 645, 653, 661-
29
662
Wolf, R.G. • 27, 39
Vreede, S.H.R. • 134
Wolf, S.W. • 9, 27, 31, 41, 48-49, 622-624
Vreedzaam, W. *461
Wolfram, W.R. • 437
Vries, E. de • 9, 703, 709
Woortman, R. • 620-621
Vries, E.J. de • 589, 603
Wouter, A. • 690
Vries, J. de • 211
Woutman, C. • 42, 52-53
Vries, RW. de • 639 Vriesde, E.F. • 139, 157-158, 185, 414
Zalmijn, W.A. • 103,134,139, 334
Vuijsje, H. • 675
Zeefuik, K.A. • 281, 384, 410, 423, 517, 571 Zeeuw, M.R. • 383, 401
Waalring, J. • 587, 712
Zichem, A. • 229, 361, 378-379, 673
Waarde, R.L. • 466, 507, 531-532, 571
Zichem, F.W. • 651
Waldheim, K.J. • 241, 648
Zijlmans, G.C. • 622
Walker, E.E. • 10, 284, 374'375> 378, 623, 668-
Zunder, A.J. • 658
669, 672-673
Zurhellen, O. • 659
Weber, M. • 613, 656, 714
Zwakke, F. • 89
Weidmann, L.J. • 29
.
'
Peter Meel (1959) is werkzaam als onderzoeksdirecteur van het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Hij publiceerde eerder Op zoek naar Surinaamse normen. Nagelaten geschriften van jan Voorhoeve (1950-1961) en Tussen autonomie en onafhanke¬ lijkheid. Nederlands-Surinaamse betrekkingen, 1954-1961.
HenckArron (1936-2000), sleutelfiguur in de Surinaamse politiek, diende zijn land als voorzitter van de Nationale Partij Suriname (nps), parlements¬ lid, minister-president en vicepresident. In 1975 stond Arron aan de wieg van de onafhankelijkheid van Suriname en sloot hij een verdrag met Nederland dat voorzag in de beschikbaarstelling van omvang¬ rijke fondsen voor de ontwikkeling van de republiek. In 1980 maakte een staatsgreep een einde aan zijn regime. Arron bracht een periode in gevangenschap door en zette zich na zijn vrijlating in voor het herstel van de democratie en de rechtsstaat. In 1990 namen militairen echter voor de tweede keer de macht in het land over. Zijn rentree in de politiek eindigde zo in een ontgoocheling. Onderzoek in Surinaamse en Nederlandse archieven en interviews met meer dan honderd informanten hebben geleid tot een levensbeschrijving die inzicht geeft in de mens en politicus Arron, zijn gevoelens en gedachten, ambities en idealen, triomfen en nederlagen.
www.prometheusbertbakker.nl
ASD MAM VAN HET MOMENT MEEL , P
mui in ui mini in i 789035
142387
INI 11 'N'TUR/ANT
CB
21/11/2014
€
49,95 j