130 25 4MB
Dutch Pages [66] Year 1948
REGERING Stanford University Libraries
VAN
OOST - INDONESIË
3 6105 120 865 063
RD
STANFO
ES
LIBRARI
I
ALGEMENE INLEIDING TOT DE
BEGROTING
1949
VAN DE
STAAT
OOST- INDONESIË
II
COMPTABILITEITSWET
AANGEBODEN DOOR JustJudoussian HET MINISTERIE VAN FINANCIËN VAN OOST - INDONESIË MAKASSAR
HJ69
E2A2 1949
EW
TS
WA
h rc :
Pu
50
P
SE
1
19
AVAVAVAYA
VAVAVY
S E I R JE SUISR CEA QUIA ETE CE QUI EST B ET CE QUI SERA D QUI ME COUVRE LEVOILE R O
JAVA
F VAVA N A T THE HOOVER
AND PEACE GIFT OF .I.S . , Djakarta
WAR, REV
VAVAVAVAVA
AVAVAD
RD
STANFO
IES
LIBRAR
I
ALGEMENE
INLEIDING
BEGROTING
TOT
DE
1949
VAN DE
STAAT
OOST- INDONESIË
II
COMPTABILITEITSWET
AANGEBODEN DOOR EastJudoniin HET MINISTERIE VAN FINANCIËN VAN OOST - INDONESIË MAKASSAR
THE HOOVER LIBRARY
H364 Ephe
189405
Ik heb de eer U hierbij ingesloten te doen toekomen een exemplaar van de Algemene Inleiding tot de Begroting 1949 van de Staat Oost-Indonesië, voorzien van de volledige tekst van de voorlopige Comptabiliteitswet 1948, waarop deze begroting in gebaseerd. De Minister van Financiën
van Oost-Indonesië HAMELINK
3
I.
INLEIDING.
1. Nu de souvereine Verenigde Staten van Indonesië spoedig werkelijkheid zullen zijn acht de Regering het nuttig om, alvorens in beschouwingen te treden ten aanzien van de voorliggende begroting 1949, de tweede begroting welke sinds de stichting van de Staat Oost-Indonesië op 24 December 1946 aan het Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam werd aangeboden enige algemene opmerkingen te doen voorafgaan. 2. Daarbij zal, zij het dan ook in zeer beknopte vorin in de eerste plaats getracht worden de vraag te beantwoorden welke de financiële of liever de budgetaire consequenties zijn van de enorme veranderingen welke zich op staatsrechtelijk en staatkundig gebied hebben voltrokken of zullen voltrekken en welke belichaamd zullen zijn in de vorming der Verenigde Staten van Indonesië. 3. Het kenmerkende van de nieuwe situatie is wel in de eerste plaats dat bij de stichting der V. S. I. de verantwoordelijke regeringsorganen niet slechts verantwoordelijk zullen zijn voor het budget doch ook de middelen zullen moeten vinden om de onvermijdelijke tekorten welke de eerste begrotingen der Serikat zullen aanwijzen te dekken. Daarbij mag niet worden verheeld, dat de Verenigde Staten hun souvereiniteit zullen ontvangen onder uit financieel en economisch oogpunt uitermate ongunstige omstandigheden. Het is voor allen die verantwoordelijkheid dragen hetzij in het Centrum, hetzij in de deelstaten naar het oordeel van de Regering noodzakelijk dit in te zien. Slechts een klaar besef van de feitelijke moeilijkheden zal de krachten kunnen opwekken en stimuleren welke onontbeerlijk zijn om de basis te leggen waarop de Serikat en haar samenstellende delen zich kunnen herstellen van de enorme schade welke de oorlog en voor sommige gebieden ook de na-oorlogse periode aan land en volk heeft toegebracht. Slechts een klaar inzicht zal de juiste weg wijzen welke leidt naar de souvereiniteit met werkelijke inhoud. 4. Dat de periode waarin de Serikat haar budgettekorten door hulp van buiten (leningen) opvangt, van zo kort mogelijke duur zal moeten zijn zal een ieder ook de niet ingewijde in de overheidsfinanciëring — duidelijk zijn. 5. Het ligt dan ook voor de hand dat de Serikat reeds aanstonds ingrijpende maatregelen op financieel en economisch gebied zal moeten nemen welke de zo noodzakelijke sanering en stabiliteit op korte termijn mogelijk moeten maken. Maatregelen nodig met het oog op de toekomst, doch evenzeer noodzakelijk om te voorkomen dat het land in korte tijd afglijdt naar een monetaire chaos met alle rampzalige gevolgen waarvan men zich gemakkelijk een voorstelling kan maken . De noodzaak tot sanering wordt nog klemmender, wanneer men er van uitgaat, dat straks geheel Indonesië de Verenigde Staten van Indonesië zal vormen. Samensmelting
5
van gebieden waarin het economisch leven zich reeds tot op grote hoogte kon voltrekken met gebieden waar dit nog niet het geval was of waar het economisch leven zelfs in de laatste jaren is achteruitgegaan, zal de algemene economische coëfficiënt in de eerstbedoelde gebieden aanvankelijk doen dalen . Eerst daarna zal het mogelijk zijn een conceptie uit te voeren welke de resultante behoort te zijn van coördinatie tussen de toekomstige federale ministeries van Financiën, Economische Zaken en de Circulatiebank. Het complex dezer maatregelen zou kunnen worden aangeduid met de benaming : sanering van prijs- en loonpeil, centrale begroting en geldwezen . 6. Zo dit al mogelijk zou zijn, dan ligt het zeker niet op de weg van de Regering van Oost-Indonesië, in het bestek van deze begrotingsinleiding haar mening kenbaar te maken volgens welke beginselen en volgens welke methodiek deze sanering zich zal moeten voltrekken. Zij beperkt zich tot het wijzen op de urgentie daarvan niet alleen in het belang der Serikat doch ook in het belang der Negara Oost-Indonesië zelve . Zij heeft daarvoor gerede aanleiding omdat Zij de economische ontwikkeling in de Staat bedreigd ziet door de in omvang toenemende inflatie waartegen de Regering zelve uiteraard niet bij machte is geëigende maatregelen te nemen. Nochtans belemmert deze inflatie o.m. in ernstige mate het economisch herstel in onze Staat en brengt dit zelfs in gevaar. De invloed daarvan is merkbaar in het peil van de algemene arbeidsproductiviteit, regionale goederenuitwisseling, voortbrenging van exportproductie en uiteraard ook - zoals straks zal blijken — in de begroting welke, het zij onomwonden erkend, een inflatoir karakter draagt. De regering maakt dan ook van deze gelegenheid gebruik, op dit gevaar uitdrukkelijk te wijzen in de hoop dat deze waarschuwing niet slechts zal worden begrepen door het Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam doch weerklank en begrip zal vinden bij de centrale overheid en bij hen die straks geroepen zullen zijn in het centrum van de Regering van de Verenigde Staten van Indonesië een hoge verantwoordelijkheid te dragen. 7. De Regering heeft hiervoren gesteld dat Zij ten aanzien van de principes en methodiek der sanering niet in details zal treden. Op één punt acht Zij het evenwel gewenst van Haar inzicht te doen blijken. Zij is van mening dat in de Verenigde Staten van Indonesië een zekere mate van overheidsbemoeienis met de ontwikkeling van het economisch leven noodzakelijk is, welke bemoeienis echter een zoveel mogelijk vrije ontplooiïng der maatschappelijke krachten niet in de weg zal staan. Streven naar een zo spoedig mogelijke liquidatie van het Deviezenregiem acht de Regering noodzakelijk. Dit streven zal, wanneer eenmaal de phase van politieke consolidatie en sanering achter ons ligt, de krachtigste stimulans vormen voor een snel herstel en een gezonde ontwikkeling. Voorts zal het de vestiging van het crediet van Indonesië in het buitenland bevorderen . Zij wil daarmede niet beweren dat het tot nu toe door de centrale overheid gevoerde economische beleid onjuist zou zijn, doch wil er slechts op wijzen dat dit beleid - - zij het dan ook door de omstandigheden - geen principiële doch een sterk oppor6
tunistische grondslag heeft en derhalve plaats moet maken voor een principiële conceptie zo spoedig als de omstandigheden dit toelaten. 8. Gedachtig aan de debatten welke ten aanzien van een principiële economische politiek in 1947 in het parlement zijn gevoerd, wil het vorenstaande dus geenszins betekenen dat de Serikat de weg moet inslaan van economisch liberalisme kenmerkend voor een vervlogen tijd perk. Economische vrijheid in gebondenheid en begrenzing. Begrenzing binnen de perken van een doelmatig en vooral voor de Indonesische belangen wakend overheidstoezicht. 9. De bijzondere economische structuur van Indonesië vereist zekere overheidsbemoeiïng met het economisch leven, zonder evenwel dat deze bemoeiïng de ontplooiïng en ontwikkeling teveel aan banden zou leggen en tot verstarring zou leiden. De Serikat kapitaalarm als zij is - zal namelijk nog voor langen tijd aangewezen zijn op investaties van de buitenlandse ondernemer wil het nationaal inkomen spectaculair stijgen. Behalve rechtszekerheid is daarvoor een vrij internationaal betalingsverkeer op de duur conditio sine qua non. Hoe begrijpelijk ook in het licht der na-oorlogse omstandigheden, zo heeft de practijk evenwel duidelijk naast de lichtzijden ook de onvermijdelijke schaduwzijden van de na-oorlogse economische politiek getoond . De Regering behoeft daarbij slechts te wijzen op de verhoudingen in de importhandel of, wat nog duidelijker spreekt, op de onmogelijk effectief te bestrijden smokkelhandel welke allengs gigantische proporties heeft aangenomen en behalve grote materiele schade welke land en volk wordt toegebracht een sterk demoraliserende invloed heeft. De praktijk heeft geleerd dat de strengste straffen het kwaad niet kunnen beteugelen zolang de dieperliggende oorzaken van het euvel - in niet worden wegwezen een voor dit land niet passend deviezenregiem genomen. Zelfs de na-oorlogse periode heeft, althans in Oost-Indonesië, geleerd dat door haar typische economische structuur, de maatschappij nog steeds goed reageert op gezonde en rechtvaardige maatregelen, welke in het algemeen door het economisch individu worden begrepen en aanvaard. Het is een verheugend verschijnsel dat alhoewel Oost-Indonesië in de frontlinie van de Pacific-Oorlog heeft gelegen en daardoor ernstig gehavend uit die oorlog te voorschijn kwam, deze Staat nochthans in korte tijd zijn arbeidsproductiviteit kon herstellen en daardoor de voortbrenging van zijn voornaamste exportproduct ,,Copra" in verschillende productiegebieden reeds tot of boven het vooroorlogse niveau kon opvoeren. Deze stijgende lijn zal onmogelijk behouden kunnen blijven indien maatregelen als hiervoren bedoeld achterwege worden gelaten . In dit verband wordt aangetekend dat de voortbrenging van een aantal exportproducten niet meer of nog nauwelijks meer lonend is ten gevolge van divergentie tussen binnenlandse kostprijs en buitenlandse marktprijs. 10. Door het besef van noodzakelijke sanering heeft de Regering zich bij de conceptie van de begroting 1949 laten leiden. Immers de begrotingen der deelgebieden en die der samenstellende autonome delen maken een integrerend deel uit van het centrale budget . Het spreekt dus vanzelf, dat,
7
alhoewel de begroting 1949 zoals gezegd een uitgesproken inflatoir karakter draagt en nog steeds een belangrijk tekort aanwijst, het deficit t.o.v. 1948 belangrijk lager is . Daarbij moet in aanmerking genomen worden, dat in de loop van 1948 door de Centrale Regering een aantal maatregelen op bezoldigingsgebied zijn genomen welke het Negarabudget belangrijk belasten. Deze maatregelen werden getroffen om de overheidsdienaren ten dele tegemoet te komen in de steeds stijgende kosten van levensonderhoud en vormen overigens een typisch bewijs dat wij ons bevinden in een inflatiespiraal welke mede kan worden gestopt, door ingrijpende saneringsmaatregelen zo spoedig als de omstandigheden zulks toelaten. 11. De begroting 1949 van Oost-Indonesië mag dus zeker niet alleen beoordeeld worden op hare eindcijfers. Een zuiver oordeel kan slechts worden verkregen door diepere beschouwing van aard en strekking van de uitgaven en middelenposten. De Regering heeft de overtuiging dat in de begroting zoals deze thans het parlement wordt voorgelegd, de elementen van sanering aanwezig zijn. Zij wil daarmede geenszins betogen dat de onderdelen alle de toets der saneringscritiek volledig zullen kunnen doorstaan, doch wel heeft Zij de overtuiging dat, rekening houdende met de beschikbare middelen en arbeidskrachten, onder de huidige omstandigheden het maximum is bereikt. Behalve met politieke factoren moest Zij er rekening mede houden dat versobering niet mag leiden tot afbraak van overheidszorg dan wel tot afbreuk aan het goed functioneren van overheidsorganen. In het algemeen werd er bij de conceptie der begroting van uitgegaan dat alle objecten waarvan mocht worden aangenomen dat zij bij noodzakelijke versobering in de toekomst niet aanvaardbaar zouden zijn uit de ontwerpen moeten worden geweerd. Het behoeft geen betoog dat daarbij maatregelen - op zichzelf gewenst en nuttig achterwege moesten blijven en tot een later tijdstip moesten worden uitgesteld . 12. De Regering is er van overtuigd dat het thans ingediende ontwerp de consequenties van Haar standpunt bevat . Zij spreekt daarbij de hoop uit dat Zij bij het parlement begrip voor dit standpunt zal vinden. Zij wil daarbij verder gaan en er langs deze weg bij de andere deelgebieden op aandringen hunne begrotingen volgens dezelfde beginselen te doen samenstellen, overtuigd als Zij is, dat daarmede de beste steun kan worden gegeven aan de toekomstige Regering der souvereine Verenigde Staten op de moeilijke weg naar een gezonde Staatshuishouding. 13. Zoals straks zal blijken is er wat de indeling der begroting betreft overeenkomstig de centrale richtlijnen een scherp onderscheid gemaakt tussen de gewone-, buitengewone- en extra-buitengewone dienst. 14. De gewone dienst is opgezet met als uitgangspunt de normale overheidszorg. Dat deze dienst nochtans een belangrijk tekort aanwijst is enerzijds te wijten aan de reeds genoemde inflatoire effecten en anderzijds aan het feit dat de inkomsten uit middelen geen gelijke tred konden houden met het als uitvloeisel van de ontwikkeling der monetaire situatie in geheel Indonesië gestegen geldinkomen. Voorwaarden voor een sluitende gewone dienst zijn de hiervoren genoemde saneringsmaatregelen. Daarenboven zullen naast het betrachten van intense soberheid de inkomsten moeten
8
worden opgevoerd voorshands niet door het invoeren van nieuwe belastingen, doch door het herstel van de betalingsdiscipline welke , verloren gegaan tijdens de Japanse bezetting, nog altijd niet aan redelijke eisen voldoet. Hetzelfde geldt voor het inningsapparaat waarvan het peil door een chronisch tekort aan technisch hoger en lager personeel nog altijd onvoldoende is. 15. In het totaal van de gewone dienst zijn de bijdragen aan reeds gevormde daerahs en autonome ressorten begrepen. Eerst in de begroting 1950, nadat de daerahvorming geheel haar beslag gekregen heeft en alle daerahs werken met een volgens uniforme richtlijnen opgezette en geëxamineerde begroting, zal een reëel inzicht kunnen worden verkregen in de totale behoefte aan financiële bijstand . Geëigende administratieve richtlijnen en maatregelen zijn daartoe reeds genomen, terwijl de daerahs in de loop van 1949 bij de organisatie van de „,Kantoren voor de Daerahfinanciën" krachtig vanuit het Regeringscentrum zullen worden gesteund . Getracht zal worden de omvangrijke bijdragen tot reëele proporties terug te brengen enerzijds door een doelmatige aanslag en efficiënte inning van de aan de daerahs overgedragen of over te dragen middelen (belastingen) anderzijds door sanering der uitgaven. 16. De buitengewone dienst omvat normale kapitaalsuitgaven voorzover niet vallende onder herstel van oorlogsschade en/of wederopbouw. 17. De extra-buitengewone dienst bevat behalve eenmalige uitgaven uit hoofde van herstel en wederopbouw al die uitgaven welke het gevolg zijn van door de Centrale Regering genomen bijzondere maatregelen, voor zover zij een direct uitvloeisel zijn van naoorlogse omstandigheden. Ten aanzien van dit onderdeel der totaaluitgaven geldt het criterium dat deze dienst - welke geen consequenties heeft voor de toekomst - op korte termijn zal moeten verdwijnen. Het spreekt vanzelf dat het tijdstip van liquidatie samenvalt met de centrale sanering en daaruit voortvloeiende stabiliteit. II.
Toekomstige begrotingspolitiek in het licht van de staatkundige structuur van de Negara.
18. Het kenmerkende van de staatkundige structuur van de Negara is de hoog opgetrokken autonomie van hare samenstellende delen, als uitvloeisel waarvan de daerahs tot op grote hoogte verantwoordelijk zijn voor de overheidszorg in hun territoir. Het is vanzelfsprekend dat de daerah voor de uitoefening van die overheidstaak ook over een eigen middelenveld moet beschikken. Het is dan ook de bedoeling dat tegelijk of zo spoedig mogelijk daarna - met de overdracht van overheidstaak ook de nodige middelen worden overgedragen. 19. De daerah - en dat is het aantrekkelijke van deze ver doorgevoerde decentralisatie - heeft daardoor de mate van overheidszorg tot op grote hoogte in eigen hand . Het ligt voor de hand te veronderstellen dat de daerah daardoor krachtdadig zal werken in de richting van een doelmatige begrotingsopzet als hiervoren bedoeld .
9
20. Het is geen theoretische veronderstelling doch een ervaringsfeit dat decentralisatie, mits goed opgezet, gunstige financiële resultaten heeft. In deze tijd van ingrijpende staatkundige hervormingen hoort men nog al eens de stelling verkondigen dat de gedecentraliseerde federale staatsvorm een voor het nationaal inkomen te kostbaar en te omvangrijk overheidsapparaat met zich moet brengen. In haar algemeenheid is deze stelling bepaald niet juist. De Regering baseert Hare mening op ervaringsfeiten uit de jongste geschiedenis van Indonesië en brengt daarbij in herinnering de crisisjaren 1931/32 . In die periode van ingrijpende bezuinigingen werden juist verdere stappen op de weg van decentralisatie genomen. Uit de resultaten kon reeds na enige jaren worden geconcludeerd, dat het afstoten van overheidstaken van het centrum naar autonome ressorten (Provincies, Groepsgemeenschappen, Stadsgemeenten, Regentschappen ) — mits op de juiste wijze uitgevoerd uit bestuurlijk en budgetair oogpunt tot gunstige resultaten leidt. 21. Het spreekt vanzelf dat al naarmate de daerahvorming voortgang vindt en de daerahorganen functioneren de omvang van de Ministeries in beginsel moet afnemen. Dit is niet alleen uit een budgetair oogpunt noodzakelijk, doch bezien uit de structuur der Negara logisch en onvermijdelijk. Het parlement mag dan ook verwachten dat de Ministeries zich in de loop van de jaren 1949 en 1950 zullen inkrimpen. Dit komt in het voorliggend begrotingsontwerp nog niet tot uitdrukking. Zo mag bijvoorbeeld worden verwacht dat bij goed functioneren van de ,,Kantoren voor de daerahfinanciën" de omvang van het Ministerie van Financiën spectaculair zal inkrimpen (bijvoorbeeld Afdeling Comptabiliteit) . Vorenbedoeld beginsel geldt in het bijzonder ook ten aanzien van het Centrale Regeringsapparaat, dat in afmeting moet afnemen al naar mate de deelgebieden der Federatie zich constitueren en consolideren. 22. Na deze uitvoerige inleiding waarmede is getracht de achtergrond van de begroting 1949 te schetsen, volgt thans een uiteenzetting van de
III.
Opzet en indeling van de begroting. Financiering.
23. De voorliggende begroting vertoont evenals die voor het jaar 1948 wederom een belangrijk nadelig verschil tussen uitgaven en ontvangsten. Tot dekking hiervan op eigen kracht is de Staat niet bij machte, zodat de hulp van de Centrale Regering te Batavia moest worden ingeroepen, die -gelijk te verwachten was - in principe het bedrag van de uitgaven op de extra-buitengewone dienst voor Haar rekening wilde nemen en tevens bereid bleek voor het tekort op de buitengewone dienst een lening te verstrekken en het tekort op de gewone dienst te financieren door middel van een kasvoorschot, waarvan de verrekening na de totstandkoming der financiële verhouding tussen de Federatie en de deelstaten zal moeten plaatsvinden. 10
24. De vraag of en zo ja welk gedeelte van het te verstrekken kasvoorschot 1949 ter dekking van het tekort op de gewone dienst uiteindelijk voor rekening van de Negara moet komen, zal dus geheel afhangen van de nog als resultaat van overleg en overeenstemming tussen de deelgebieden en de Federatie op te stellen financiële verhouding tussen de Federatie enerzijds en de deelstaten anderzijds. Het opstellen van deze financiële verhouding zal evenwel nog geruime tijd vorderen, aangezien het uiteraard ondoenlijk is om een op concrete cijfers berustende splitsing van overheidstaak en daarvoor toe te kennen middelen te maken, zolang nog geen inzicht bestaat in de financiële en economische mogelijkheden van de Federatie en Hare samenstellende delen. 25. De bedoeling van de voorlopige verstrekking van een kasvoorschot is om op een later tijdstip het tekort, hetwelk na toepassing van de nog te ontwerpen regeling ten aanzien van de financiële verhouding van de Federatie tot de deelgebieden nog zou overblijven, in de vorm van een vlottende schuld van het deelgebied te dekken. 26. Indien bijvoorbeeld de gewone dienst van de begroting van een deelgebied zonder toepassing van deze financiële verhouding een tekort zou aanwijzen van ƒ 40 millioen, terwijl dit tekort met toepassing van de regeling financiële verhouding ƒ 30 millioen zou bedragen, dan wordt door de Federatie een bijdrage á fonds perdu van ƒ 10 millioen verstrekt, terwijl het restant ad ƒ 30 millioen in de vorm van een vlottende schuld aan het deelgebied verstrekt wordt. 27. Hiervoor zal rente worden berekend volgens de in dat jaar voor de centrale overheid gemiddeld geldende rentevoet voor de eigen vlottende schuld . 28. Teneinde te kunnen voldoen aan het wettelijk voorschrift, vervat in artikel 3 lid 1 van de „ Voorlopige Comptabiliteitswet Oost-Indonesië" (Stbl. 1948 No. 25) , wordt de ontwerp-begroting 1949 aan het Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam ter behandeling aangeboden, vooruitlopende op de beslissing van de Centrale Regering ten aanzien van de hoegrootheid van:
A.
het te verlenen kasvoorschot ter dekking van het tekort op de gewone dienst;
B.
de te verstrekken lening ter dekking van het tekort op de buitengewone dienst;
C.
de te verlenen bijdragen à fonds perdu voor betaling van de onder de extra-buitengewone dienst gebrachte uitgaven.
Zodra het overleg terzake met de Centrale Regering is beëindigd, zullen, indien nodig, de voorliggende begrotingsontwerpen bij nota's van wijziging worden aangevuld. 11
29. De Regering stelt zich - gedachtig aan het beginsel der autoop het standpunt, dat de Centrale Regering nomie van de deelstaat slechts de eindbedragen van de tekorten kan vaststellen, m.a.w. slechts in verband met de financiële positie kan bepalen tot welke bedragen van de Federatie als geheel — zij geldsommen kan lenen, dan wel als kasvoorschot of als bijdrage à fonds perdu kan verstrekken, terwijl zij uitsluitend de aard en de soort van uitgaven welke op de Extra-Buitengewone Dienst worden gebracht zal beoordelen. De aard en de hoegrootheid van de uitgaven op de gewone en buitengewone dienst worden beoordeeld door de Regering van Oost-Indonesië. 30.
De tekorten 1949 bedragen vergeleken met 1948 :
Gewone dienst.. Buitengewone dienst .. Totaal ......
1948
1949
51.7 30.-
35.8 14.5
81.7
50.3
31. De voor de extra-buitengewone uitgaven benodigde credieten, die de Centrale Regering als bijdrage à fonds perdu verstrekt, behoren n.h.v. niet als tekort op de begroting van de Negara beschouwd te worden. Deze credieten zijn in feite benodigd voor uitgaven die het gevolg zijn van centraal genomen maatregelen waaronder herstel van oorlogsschade en andere tijdelijke maatregelen als gevolg van de oorlogsomstandigheden en die als zodanig op de centrale begroting dienen te drukken, maar die gemakshalve via de begroting van de N. I. T. worden gedaan, aangezien de Negara de beschikking heeft over de apparatuur voor het uitvoeren van deze bijzondere en een tijdelijk of eenmalig karakter dragende overheidszorg. 32. De werkelijke bedragen, welke minimaal als tekortdekking nodig zullen zijn, kunnen eerst worden vastgesteld na afsluiting der begrotingsrekening, en zijn door de begroting maximaal bepaald . Door het betrachten van uiterste soberheid bij de uitgaven en voortvarendheid bij de inning der middelen, moeten die tekorten zoveel mogelijk worden verkleind. 33. De in uitzicht gestelde leningen zullen in de toekomst betaling van rente en aflossing vergen, welke komen ten laste van volgende begrotingen. Het behoeft weinig betoog, dat de zelfstandigheid en onafhankelijkheid van de Staat niet toelaten, dat tekorten op de gewone dienst bestendigd blijven, waaruit de gevolgtrekking is te maken, dat het niveau van deze uitgaven te hoog ligt en in de eerstvolgende jaren verder verlaagd zal moeten worden, tenzij de middelenopbrengst over de gehele linie sterk wordt opgevoerd en op deze wijze een sluitende dienst verkregen wordt. 34. Van de sub 30 genoemde bedragen komt een gedeelte op rekening der autonome gemeenschappen. Een vergelijking met de overeenkomstige cijfers van 1948 levert de volgende opstelling : 12
Saldi (Uitgaven minus Ontv ngsten) 1949
1948 (na blokkering) Dienst
Gewoon ...
Buitengewoon .. Extra-buitengewoon .. Totaal.
Totaal
Staat
51.7 30.0 24.5
40.9 21.5 18.1
106.2
80.5
Autonome gebiedsdelen
Autonome gebiedsdelen
Totaa!
Staat
10.8 8.5 6.4
35.8 14.5 45.8
26.2 14.5 26.4
19.4
25.7
96.1
67.1
29.0
9.6
35. Tegenover de uitbreiding der overheidszorg op daerahniveau dient een vermindering van de overheidszorg uit het centrum te staan. Doordat de daerahs nog in een stadium van opzet en groei verkeren kon deze vermindering van rechtstreekse staatsuitgaven nog onvoldoende in de begroting 1949 tot uiting komen. Het is echter financiëel onverantwoord dat deze verdubbeling van zorg langer gecontinueerd wordt dan voor een soepele overdracht strikt noodzakelijk is. Een gedeelte van de voor de daerahs en zelfbesturen o.a. benodigde Staats-bijdrage werd dan ook ten laste van de extra-buitengewone dienst gebracht, waarmede het tijdelijk karakter van deze uitgaven begrotingstechnisch is vastgelegd. 36. Intussen kan ook voor 1949 nog geen grote betekenis worden toegekend aan de verdeling der tekorten over Staat en autonome ressorten, omdat de taakoverdracht nog niet geheel haar beslag heeft gekregen en in het bijzonder ook, omdat de intensivering van de exploitatie der locale belastinggebieden, welke de volle aandacht der daarbij betrokken instanties heeft, slechts gedeeltelijk tot in de begroting tot uitdrukking te brengen resultaten heeft kunnen leiden, zodat de eindcijfers zowel van de zijde der uitgaven als van de kant der ontvangsten nog door tijdelijke factoren ongunstig worden beïnvloed. 37. De begroting voor 1948 moest als een proefbegroting worden beschouwd. Overeenkomstig de verwachting kon de begroting 1949 slechts gedeeltelijk gebaseerd worden op in 1948 opgedane ervaringen, aangezien het daarop betrekking hebbende cijfermateriaal door de late totstandkoming der begroting 1948 en de als gevolg daarvan vertraagde invoering der daarop gebouwde administratie nog niet voldoende kon zijn .
Inrichting. 38. In verband met een eventueel op druk stellen der begroting, als onderdeel der parlementsstukken, is de gemengde tweetaligheid verlaten en de Indonesische en Nederlandse tekst afzonderlijk behandeld . 39. De inrichting is, in overleg en overeenstemming met de Centrale Regering op meerdere punten vereenvoudigd, waardoor een belangrijke werkbesparing kon worden verkregen.
13
40. Ter voorkoming van de omslachtige regularisatieprocedure zijn de navolgende maatregelen in de begrotingen doorgevoerd: 1) Alle sub-artikelen voor reiskosten zijn bij de betrokken ministeries van hun (ontwerp) begroting afgevoerd en de reisuitgaven zijn in één totaal bedrag in de (ontwerp) begroting van Financiën gebracht. De betrokken ministeries leggen bij hun (ontwerp) begroting wel een specificatie van de door hen benodigde credieten voor reiskosten over, waarvan het totaal bedrag derhalve op de begroting van Financiën is opgebracht. Bij de aanvang van het begrotingsjaar worden de aangevraagde credieten tot het volle bedrag aan de betrokken Minister ter beschikking gesteld, zodat deze in de eerste plaats zelf bevoegd blijft tot het regelen van aard en aantal der reizen en in de tweede plaats zelf door zijn ministerie de credieten kan bewaken, ter voorkoming van overschrijding. II) Alle sub-artikelen „ onderhoudswerken aan gebouwen" alsmede voor ,,nieuwe werken aan gebouwen" zijn van de begrotingsafdelingen afgevoerd en in één post opgebracht bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Ook hiervoor wordt bij elke begrotingsafdeling een specificatiestaat overgelegd terwijl de autorisatie-bevoegdheid - zoals ook in 1948 het geval was - in handen blijft van de Minister van V. en W. III) De uitgaven opgenomen in de sub-artikelen ,,binnenlandse telegrammen" en ,,telegrammen langs internationale lijnen overgebracht en radio telefoongesprekken" mogen met ingang van 1 Januari 1949 uitsluitend door middel van contante betaling worden voldaan. Regularisatie van telegramkosten is derhalve met ingang van 1 Januari 1949 afgeschaft. De in evenbedoelde sub-artikelen opgenomen credieten zijn voorzover noodzakelijk overgebracht naar het sub-artikel ,,kantoorkosten en verschillende uitgaven". Uitdrukkelijk is hier gezegd : ,,voorzover noodzakelijk", omdat :
a.
de uitgaven voor telegrammen belangrijk kunnen worden gedrukt door niet onnodig te seinen en waar mogelijk gebruik te maken van (,,per expresse") te verzenden brieftelegrammen (dit zijn brieven in telegramstijl opgesteld ) .
b.
In verband met de contante betaling van telegrammen en afschaffing van onderlinge verrekeningen zullen de kosten van telegrammen (andere dan brieftelegrammen ) welke door bestuursinstanties (b.v. Residentiekantoren) , op verzoek van andere ambtenaren, die geen zelfstandige seinbevoegdheid bezitten, worden verzonden, drukken op de begroting van Binnenlandse Zaken .
41. Voorts zullen meerdere sub-artikelen, zoals b.v. die voor transportkosten in één sub-artikel worden samengevoegd. Deze samenvoeging kon in de voorliggende begrotingsontwerpen nog niet geheel worden doorgevoerd, aangezien zulks een omwerking met zich zou hebben gebracht van alle reeds ingediende stukken, waarvoor geen voldoende tijd meer beschikbaar was. Bedoelde samenvoeging van sub-artikelen heeft in de 14
praktijk plaats bij het z.g. ,,splitsingsbesluit" (zie art. 6 van de Voorlopige Comptabiliteitswet Oost-Indonesië, Stbld . 1948 No. 25) en zal reeds dadelijk bij de aanvang van het dienstjaar 1949 geëffectueerd kunnen worden door tijdige opmaking en toezending aan de betrokken instanties van een Voorlopige hoofdenlijst". 42. De verdeling der aangevraagde credieten over gewone, buitengewone en extra-buitengewone dienst gaf voor de begroting 1949 meer moeilijkheden dan in 1948, omdat de financiering dezer categoriën voor 1949 verschillend is.
Extra-buitengewone dienst. 43. Buiten twijfel stonden de kosten, verbonden aan de wederopbouw van hetgeen door oorlogsgeweld werd vernield, waaraan nog moet worden toegevoegd hetgeen door ernstige verwaarlozing gedurende de oorlogsjaren extra aan onderhoud en herstel wordt nodig geacht. Kosten van wederaanschaffing van verloren gegane inventarissen zijn mede hieronder gebracht. Daarenboven is evenwel op de extra-buitengewone dienst gebracht, hetgeen als overheidszorg een tijdelijk, door de bijzondere omstandigheden beheerst, karakter draagt, alsmede een deel der financiële gevolgen van centraal voorgeschreven maatregelen. 44. Naast het herstel van verliezen, en ernstige achteruitgang van goede staat, vallen onder de oorlogsgevolgen mede de kosten van bijzondere maatregelen, direct verband houdend met het herstel van orde en rust, welke wat de Staatsbegroting betreft vooral tot uiting komen in de zeer sterk verhoogde kosten van de politie, welke enerzijds nog belangrijk boven haar normale sterkte is, anderzijds kostbaarder georganiseerd is dan onder normale omstandigheden toelaatbaar mag worden geacht. Dit komt vooral tot uiting in de geldelijke gevolgen van de toepassing der voedingsregeling. Een specificatie van de onder de Extra-buitengewone dienst gebrachte uitgaven is opgenomen in de hierbijgaande cijferoverzichten (bijlage IV) . 45. Het ligt uitdrukkelijk in de bedoeling om de onder de Extrabuitengewone dienst gebrachte uitgaven binnen enkele jaren volledig uit de begroting af te voeren. Voor uitgaven betreffende herstel van daadwerkelijke oorlogsschade is dit zonder meer mogelijk, terwijl ten aanzien van de extra personeelskosten de doorvoering van de hierboven reeds besproken urgente centrale saneringsmaatregelen een gebiedende eis is om de afschaffing van de tijdelijke salaristoeslagen en toelagen te kunnen rechtvaardigen . 46. In dit verband wordt nog opgemerkt, dat als gevolg van de ingrijpende staatkundige hervormingen en een samenstel van financiële-, economische- en sociale factoren, geldende voor geheel Indonesië, algemeen wordt ingezien, dat de zogenaamde B. B. L. 1938, welke thans nog de basis van het salarisstelsel vormt, dringend vernieuwing en aanpassing behoeft. Deze vernieuwing zal evenwel pas verwezenlijkt kunnen worden, als de 15
phasen van politieke consolidatie, sanering en stabiliteit in de zin als hiervoren betoogd, achter ons liggen. De Regering acht het evenwel geenszins praematuur te stellen, dat zowel bij de vaststelling van een nieuwe bezoldigingspolitiek alsmede bij de uitwerking daarvan in een nieuwe B. B. L. overleg en overeenstemming met de deelgebieden noodzakelijk is. De Regering meent deze opmerking niet achterwege te mogen laten, zulks teneinde te voorkomen, dat vanuit het centrum zonder voorafgaand overleg maatregelen op bezoldigingsgebied zouden worden genomen, waaralthans voor onze van naar het inzicht van de Regering de noodzaak Staat - nog niet vaststaat, doch waarvan de doorvoering in zijn territoir uiteraard in de practijk niet kan worden opgeschort. Een van de gevolgen van de tot nu toe genomen maatregelen op bezoldigingsgebied is, dat het tempo, waarmede grote gebieden in onze Staat van de goederenhuishouding naar de geldhuishouding werden overgeschakeld , ontijdig is versneld. De financiële consequenties daarvan zullen vanzelfsprekend permanent doorwerken in de budgets der reeds gevormde en nog te vormen daerahs. Een nieuwe salarisregeling zal naar het oordeel van de Regering hiermede rekening moeten houden en zich moeten oriënteren op die gebiedsdelen van Indonesië, waar het geldinkomen laag is, waarbij correcties voor streken met hoge levensstandaard middels zgn. bijregelingen (zoals regionale toeslagen) kan worden aangebracht. IV.
Oorzaken en relatieve betekenis van het begrotingstekort.
47. Evenals in vorige jaren zijn ook voor de begroting 1949 naast de directe oorlogsgevolgen een aantal omstandigheden aanwijsbaar, die een begrotingstekort veroorzaken, hetwelk onder vooroorlogse omstandigheden ondenkbaar zou zijn geweest en hetwelk ook voor de naaste toekomst ontoelaatbaar moet worden geacht. 48. Zoals reeds in de algemene inleiding op de begroting 1948 is betoogd, kon deze begroting bezwaarlijk een andere dragen dan ,,proefbegroting". Als zodanig heeft deze begroting dan ook aan de verwachtingen beantwoord. Het spreekt echter vanzelf, dat aan de begroting 1949 geheel andere technische eisen moesten worden gesteld en wel in het bijzonder in dien zin dat de ramingen van ontvangsten en van uitgaven aan strenger maatstaven moesten voldoen, terwijl uitsluitend absoluut noodzakelijke uitgaven konden worden opgenomen. 49. Kon ten aanzien van de dekking van het tekort op de Negarabegroting 1948 door de praefederale Regering het standpunt worden ingenomen, dat landsbijdrage voor het tekort tot een bedrag van maximum f 106.2 millioen zonder nadere verrekening zou worden gefourneerd m.a.w. à fonds perdu werd verstrekt, de verhoudingen voor de begroting 1949 liggen als uitvloeisel van belangrijke staatkundige veranderingen in de naaste toekomst, fundamenteel anders. 50. Verwacht moet worden, dat de Negara-begroting 1949 zal worden beoordeeld en over de landsbijdrage speciaal voor de Extra-buitengewone 16
dienst - zal worden beslist door een nationale Indonesische Interim Regering, die - in tegenstelling met de praefederale Regering - verantwoordelijk zal zijn aan (voorlopig) vertegenwoordigende organen. Voorts zal de beoordeling van de Negara-begroting 1949 door de Interim Regering geschieden in het licht van de financiële en economische positie van geheel Indonesië. 51. De financiële mogelijkheden van het geheel zullen mede beslissend zijn voor de van de Interim Regering te ontvangen bijdrage voor de Negara-begroting 1949, welke bijdrage - zie punt 23 hiervoren - in tegenstelling met die voor 1948 gedeeltelijk in de vorm van een lening zal worden verstrekt, als gevolg waarvan in 1949 een schuldverhouding tussen Negara-regering en Serikat-regering zal ontstaan. 52. Dit feit op zichzelf reeds, verplichtte de Regering van de Staat Oost-Indonesië een begroting te produceren, welke aan redelijke eisen van soberheid en accuratesse voldoet en voorts voert tot zo klein mogelijke tekorten op de gewone en buitengewone dienst. 53. Er is echter nog een ander punt, waarop in het bijzonder de aandacht moet worden gevestigd . Zoals reeds hiervoren betoogd, zijn de begrippen ,,gezond geld" en ,,gezonde budgetpolitiek" onverbrekelijk met elkander verbonden, waaruit volgt, dat aan sanering van het geldwezen, sanering van budget vooraf moet gaan. Het is duidelijk, dat anders een blijvende sanering van het geldwezen niet mogelijk zal zijn. 54. Hierop voortbouwend is het evident, dat de Algemene Begroting 1949 van de V. S. I. , gelijk ook de begrotingen 1949 van de deelstaten met de te verwachten saneringsmaatregelen rekening zullen moeten houden m.a.w. de elementen van sanering moeten bevatten. 55. De Staat Oost-Indonesië, die sinds zijn vorming belangrijk baanbrekend werk op staatsciviel- en administratiefrechtelijk terrein verrichtte, heeft zijn begroting 1949 gebaseerd op constructieve sanering. De Staat wil hierdoor mede een belangrijke bijdrage leveren voor de credietwaardigheid van en het vertrouwen in de Serikat, die voor de wederopbouw en ontwikkeling van Indonesië tot zulk een grote hoogte afhankelijk zal zijn van kapitaalimport. 56. In het raam van een verstandige financiële politiek, en met deze wetenschap voor ogen werden thans reeds de maatregelen beraamd, die nodig zijn om te voorkomen, dat in 1949 uitgaven worden gedaan, die irrationeel zijn en bij het volk verwachtingen wekken, welke niet, althans niet in de naaste toekomst, kunnen worden verwezenlijkt, of wel dat gelden worden uitgegeven voor overheidszorg, die straks uit bezuinigingsnoodzaak moet worden gestaakt of belangrijk moet worden ingekrompen. 57. Tenslotte nog een opmerking t.a.v. de middelen van de Staat. zoals reeds in de Algemene inleiding tot de Begroting 1948 werd betoogd, zou het niet van een juist inzicht getuigen, de grote tekorten der begroting te dekken door zijn toevlucht te nemen tot nieuwe belastingen.
17
58. De Regering heeft zich gesteld en blijft zich vooralsnog stellen op het algemene standpunt, dat de ontvangsten moeten worden opgevoerd, in de eerste plaats, door bestaande belastingen en heffingen van welke aard dan ook, te intensiveren en waar nodig en waar mogelijk deze belastingen en heffingen in evenredigheid te brengen met het gestegen geldinkomen, geldt in het bijzonder ten aanzien van de middelen van daerah's, zelfbesturen en andere autonome gemeenschappen. 59. Met elke gulden, waarmede de ontvangsten van de Staat, Daerah, Zelfbestuur of Gemeente worden opgevoerd, wordt het tekort op het staatsbudget direct of indirect verminderd.
V.
Vergelijking met vorige jaren.
Jaar 1947. 60. De financiering van het complex van in de loop van 1947 overgedragen diensten geschiedde uit de daarvoor op de landsbegroting uitgetrokken en aan de Staat overgedragen credieten ad rond ƒ 140 millioen, waarnaast een bedrag van rond ƒ 8 millioen, extra beschikbaar werd gesteld voor de bekostiging der zg. Nieuwe Centrale Organen. Hiertegenover stond een opbrengst van middelen (over een vol jaar als overgedragen beschouwd) van ruim geschat, ƒ 25 millioen, zodat het tekort over 1947 op globaal ƒ 120 millioen kan worden aangenomen.
Begrotingsjaar 1948. 61. Voor 1948 was de verwachting, dat door normaal accres dit tekort hoger zou komen te liggen, maar scherpe raming voor grote terreinen van overheidszorg, afremming van voorgenomen uitbreiding en versobering tezamen met geleidelijke opvoering der eigen middelenopbrengsten bracht als eindresultaat een tekortraming van rond ƒ 106 millioen.
Begrotingsjaar 1949. 62. De oorspronkelijk door de verschillende Ministeries ingediende ontwerpen vertoonden vrijwel over de gehele linie een hoger en voor een deel een bedenkelijk hoger tekort op de gewone dienst van voor 1948 het geval was. 63. Door herhaald en vruchtbaar overleg tussen de onderscheidene Ministeries en het Ministerie van Financiën, werden de aanvankelijk aangevraagde credieten belangrijk teruggebracht. 64.
Het is van belang de noodzaak van dit voor-overleg
waartoe de
Minister van Financiën de bevoegdheid heeft op grond van art. 3 lid 5 van de voorlopige Comptabiliteitswet Oost- Indonesië (Stbld. 1948 No. 25) nader te adstrueren, omdat duidelijk tot uiting dient te worden gebracht, dat het plicht was om tussen twee mogelijkheden te kiezen, te weten: a. het handhaven van een voor de Staat bepaaldelijk te hoge standaard van Overheidszorg; b.
18
het afvoeren van tal van nuttige maatregelen.
65. Ten aanzien van sub a geldt, dat de sedert het bestaan van de Staat gevoerde uitgavenpolitiek tot gevolgen ging leiden - hetgeen in de oorspronkelijk ingediende of vervaardigde ontwerpen overduidelijk tot uiting kwam - welke uit een oogpunt van mede-verantwoordelijkheid van de deelgebieden voor het Centrale budget en met de belangen van de eigen Staat voor ogen (beveiliging van de autonomie) zonder meer onaanvaardbaar waren. De financieringswijze van het tekort op de gewone dienst brengt, zoals hiervoor reeds werd medegedeeld met zich mee, dat voor de dekking daarvan een kasvoorschot zal moeten worden opgenomen, welk kasvoorschot later grotendeels in een lening zal dienen te worden omgezet. 66. In volgende jaren zal dus, naast terugdringing van de uitgaven ter voorkoming van de noodzaak om regelmatig te moeten lenen tot dekking van het tekort op de gewone dienst, bovendien (een deel van) dit kasvoorschot moeten worden afgelost. Indien nu voor 1949 en volgende jaren toegelaten zou worden, dat het tekort gelijk of hoger zou liggen dan voor 1948, dan zouden de gevolgen spoedig financiële rampspoed brengen, nog geheel afgezien van de onmogelijkheid om voor de dekking der tekorten op de gewone dienst de noodzakelijke leningen te kunnen sluiten, waarvoor de Staat vooralsnog aangewezen is op de Regering der V. S. I., welke zich op Haar beurt gesteld ziet voor het veelvoud der moeilijkheden van Oost-Indonesië. 67. Hoe moeilijk de procedure ook was, toch moest de sub 64 b genoemde weg worden gevolgd, omdat in het andere geval immers, hetzij over enige maanden - wanneer eventueel blijken zou, dat een lening tot een hoger bedrag niet verkrijgbaar is - dan wel het volgend jaar, een nog rigoreuzer ingrijpen door de omstandigheden dwingend voorgeschreven zou worden, waardoor ongetwijfeld tot abrupte afbraak zou moeten worden overgegaan, waartegenover nu nog enerzijds met geleidelijke inkrimping en anderzijds met het op de begroting brengen van uitsluitend onafwijsbare uitbreidingen kan worden volstaan. 68. De voortgang der daerahvorming zal het in de loop van het dienstjaar 1949 nodig maken dat de op de Staatsbegroting opgebrachte credieten voor overheidszorg welke aan de daerah wordt overgegeven, aan de daerahs ter beschikking worden gesteld . Hiervoor zal een voortdurend overleg tussen de betrokken Ministeries en het Ministerie van Binnenlandse Zaken noodzakelijk zijn. 69. Uit de aard der zaak moeten ook t.a.v. de locale begrotingen, waarvan de tekorten door staatsbijdragen moeten worden gedekt, dezelfde versoberingseisen gesteld worden als voor de eigenlijke staatsuitgaven het geval is. 70. Voor de gezamenlijke uitgaven en ontvangsten der daerahs, zelfbesturen en overige autonome ressorten kan het volgend overzicht worden opgesteld.
19
1948
1949
(raming-cijfers)
(raming-cijfers)
Totaal Gewoon
Uitgaven...... Ontvangsten .
68.7 40.0
53.3 40.0
Tekorten .. Blokkeringen .....
28.7 3.0
13.3 2.5
Eindtekorten ..
25.7
10.8
VI.
BuitenE.B.D. gewoon
「 20 「 6 . 9.0 6.4 0.5
8.5
6.4
Totaal Gewoon
BuitenE.B.D. gewone
19.4
72.0 43.0
52 6 43.0
29.0
9.6 -
-
19.4 -
9.6
―
19.4
29.0
Toekomstige begrotingspolitiek.
71. Zoals reeds hierboven werd opgemerkt, moet de begrotingspolitiek van de Staat er bij voortduren op gericht zijn, zo spoedig mogelijk tot een sluitende gewone dienst te geraken, hetgeen mede geldt voor de samenstellende delen, de gevormde en nog te vormen daerahs, waartoe uiteraard de verdeling van het middelengebied herziening zal behoeven, waarbij evenwel tevoren dient te worden vastgesteld dat indien bij het afstaan van de thans aan de Staat toevallende en aan de daerahs over te dragen middelen, de Staat niet voldoende middelen zou overhouden om zijn taak naar behoren te volvoeren, de daerahs verplicht zijn een bijdrage aan de Staat af te staan. 72. Het streven om tot een sluitende gewone dienst te geraken impliceert, dat niet het wenselijke noch het nuttige het criterium voor de beoordeling van een uitgaaf behoort te zijn, maar slechts het onafwendbare en hoogstnoodzakelijke en deze criteria hebben niet slechts bij de samenstelling der begroting gegolden, maar zullen in hoge mate hun gelding dienen te behouden bij de uitvoering daarvan. 73. Dat een lager prijs-niveau daarbij ten zeerste te stade zal komen, is duidelijk. Het aandeel van de Staat in het streven daarnaar ligt in hoofdzaak in het voeren van een sobere budget-politiek, zodat de gemeenschap uiteindelijk profiteert van de beperkingen, die de Overheid zich in Haar taakuitvoering oplegt. 74. De Regering heeft tot Haar spijt nog geen gelegenheid gevonden Haar voornemen om een onderzoek te doen instellen naar de efficiency van de eerste opzet der verschillende Staatsorganen, tot uitvoering te brengen. Toch blijkt het een onafwijsbare eis, dat zulks over de gehele linie zal plaats vinden, hoewel geconstateerd kan worden, dat de voorgeschreven versobering reeds automatisch verplicht heeft een aantal desiderata, welke de toets ener zakelijke critiek niet konden doorstaan, uit de ontwerpen te verwijderen. De Regering is er van overtuigd, dat het te bereiken optimum nog niet volledig is gerealiseerd. 75. Het toezicht op de materiele uitgaven is verscherpt, doordat de op de begroting 1948 gebouwde administratie tot een betere contrôle in
20
staat stelt, terwijl enige algemene maatregelen bijdragen tot een economischer besteding der betrekkelijke credieten, zoals inventarisatie, centrale aankoop, ruimer gebruik van brieftelegrammen, economischer overheidstransport, intensivering der contrôle op de urgentie van dienstreizen, mobiele administratieve contrôle-inspecties alsmede de bredere opzet van de begrotingsexaminatie. 76. Dat zowel ten aanzien van de personele als met betrekking tot de materiële uitgaven nog slechts een begin is gemaakt met rationalisatie blijkt uit de voorgaande paragrafen voldoende. Het gebrek aan ervaren personeel wreekt zich op dit gebied constant. Slotbeschouwing. 77. Voor samenvattende gegevens van de ingediende begrotingsontwerpen moge verwezen worden naar de bijgevoegde cijferoverzichten. Uit deze inleiding, de recapitulatie-staten, alsmede uit de voorliggende ontwerpen, moge blijken, dat door de Regering van Oost-Indonesië met de samenstellende organen wederom met ernst gestreefd is opening van zaken te geven zonder zich te verliezen in details. 78. De Regering schroomt niet uiting te geven aan Haar zorg over de naaste toekomst ten aanzien van financiering van de overheidsuitgaven, als gevolg waarvan een financiële afhankelijkheid moet worden gecontinueerd, welke de werkelijke autonomie in gevaar brengt. 79. Met de voorliggende begroting 1949 is een verdere stap gezet op de moeilijke weg, welke leidt naar begrotingsevenwicht, zonder tekort te doen aan rechtmatige eisen, welke gesteld mogen worden aan de zorg, door een modern beheer te besteden aan een Volk in opgang naar een nieuwe tijd. 80. Resumerende kan worden gesteld, dat de begroting 1949 van de Staat Oost-Indonesië, alhoewel nog niet volmaakt, toch een belangrijke stap voorwaarts betekent, t.o.v. 1948. De Regering zal er ernstig naar blijven streven de nu nog onvermijdelijke onvolkomenheden uit de begrotingen van 1950 en volgende jaren te elimineren. Daarvoor is inspanning nodig van alle krachten. Zoals reeds hiervoren met andere woorden is betoogd, beïnvloeden de begrotingen van de deelgebieden in belangrijke mate de algemene begroting van de Serikat. De Regering merkt daarbij op, dat uit een budgetair oogpunt de deelgebieden, behalve verantwoordelijkheid voor eigen territoir een verantwoordelijkheid van hoger orde ten aanzien van de algemene begroting van de Serikat dragen, immers het zal een ieder duidelijk zijn, dat voor een krachtige ontwikkeling van de Serikat in het algemeen en van de deelgebieden in het bijzonder, een gezonde centrale begroting absoluut noodzakelijk is. De Regering meent er dan ook op te mogen aandringen, dat de deelstaten volgens uniforme beginselen en methodiek hunne begrotingen samenstellen, waarvoor in de toekomst nauw overleg noodzakelijk is.
21
BEGROTING VAN OOST-INDONESIË VOOR 1949.
Bijlage I. Eindcijfers der begroting. Gewone dienst
Buitengewone dienst
Extrabuitengewone dienst
Totale Uitgaven . . .
95.191.008
19.448.850
64.011.834
178.651.692
Totale Ontvangsten . . ..
59.406.611
4.900.000
18.218.800
82.525.411
35.784.397
14.548.850
45.793.034
96.126.281
Tekort ....
Totaal
..... Overzicht van de bijgevoegde cijferoverzichten :
I
99
II
99
III
Overzicht van de uitgaven voor Algemeen Bestuur. Uitsplitsing van de ontvangsten van de Gewone Dienst.
19
IIIB
Overzicht van de belastingen en diverse middelen.
IV
Overzicht van de Extra-Buitengewone Dienst.
IVB V
Overzicht van de Buitengewone Dienst. Bijzondere Rekeningen.
99
VI
Recapitulatie Gehele Dienst.
99
VII
39
Bijlage
36 1
Eindcijfers der begroting (zie boven).
(1 t/m 10 ) Recapitulatiestaten per begrotingsafdeling.
23
Bijlage II. Overzicht van de uitgaven Gewone Dienst 1949 voor Algemeen Bestuur.
Personele uitgaven
Materiële
Regering en Hoge Colleges . . . . .
830.306
515.120
1.345.426
Economische Zaken ¹ ) .....
440.690
136.000
576.690
III
Binnenlandse Zaken .
423.026
139.900
562.926
IV
Financiën ....
340.300
74.350
414.650
Onderwijs 2) .....
744.630
710.820
1.455.450
Gezondheid ..
260.561
108.350
368.911
Sociale Zaken ....
382.357
108.544
490.901
Justitie 3) ..
447.620
200.630
648.250
Verkeer en Waterstaat....
721.000
168.900
889.900
Voorlichting ..
519.800
684.300
1.204.100
5.110.290
2.846.914
7.957.204
Begrotingsafdeling
I
II
V
VI
VII
VIII
XI
X
Totaal..
1)
Inclusief post 2.8.
2) Inclusief post 5.8. 3)
24
Inclusief post 8.5.
Totaal uitgaven
Bijlage III. Uitsplitsing van de ontvangsten Gewone Dienst.
Afdeling
I II III IV V VI VII VIII IX X
Ontvangsten rechtstreeks staande tegenover de uitgaven
Totaal
9.000 10.958.200 561.402 28.085.000 4.273.035 4.210.074 1.111.400 1.504.000 8.159.500 535.000
9.000 2.343.400 561.402 70.000 4.273.035 4.210.074 1.103.400 1.024.000 985.500 535.000
59.406.611
15.114.811
Ontvangsten van de als bedrijf geëxploiteerde Staatsdiensten
Middelen
4.00 )
8.610.800
28.015.000
6.600.000
8.000 480.000 574.000
15.210.800
29.081.000
Af: Gewone Bedrijfsuitgaven 7.818.680 5.117.000
Boswezen . M.T.D......
Overschot van de als bedrijf geexploiteerde Staatsdiensten ...
12.935.680
2.275.120
Eindcijfers van de Gewone Dienst. Gewone Uitgaven Af:
Ontvangsten , rechtstreeks staande tegenover uitgaven
f
15.114.811
Gewone Bedrijfsuitgaven
"
12.935.680
Zuivere Gewone Uitgaven Middelen
f
29.081.000
Bedrijfsoverschotten
"
2.275.120
Tekort Gewone Dienst
f
95.191.008
99
28.050.491
ƒ
67.140.517
31.356.120
f
35.784.397
25
Bijlage IIIB.
Overzicht van de belastingen en diverse middelen.
A.
Belastingen: Overgangsbelasting Weggeld Verponding .... Vermogensbelasting Loonbelasting Recht van overschrijving Rechten van successie Slachtbelasting Celebeslandrente Lomboklandrente Indon. verponding Belasting op gronden enz.
ƒ 12.000.000 99 2.500.000 210.000 "" 50.000 "" "" 2.500.000 100.000 "" memorie 600.000 29 850.000 99 1.700.000 5.000 99 memorie
f 20.515.000
B.
Diverse middelen: Inkomsten paarlvisserij Copraretributie Armengeld Boeten Leges Inkomsten kleine havens Opbrengst staatswoningen Opbrengst drinkwaterleidingen
f "" 99 99 99 99 "" 99
4.000 7.500.000 8.000 380.000 100.000 15.000 400.000 159.000
f
8.566.000
Totaal zuivere ontvangsten Gewone Dienst.
Belastingen Diverse middelen Bedrijfsoverschotten
ƒ 20.515.000 99 8.566.000 99 2.275.120 ƒ 31.356.120
26
B
G
Bijlage IV B.
Overzicht van de Buitengewone Dienst. Gebouwen, te bouwen door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat ten behoeve van: Economische Zaken .... Binnenlandse Zaken Onderwijs Gezondheid Justitie Verkeer en Waterstaat Voorlichting
f 99 "" 99 "" "" ""
400.000 380.000 3.500.000 2.250.000 850.000 3.587.500 177.000
Gebouwen en werken, te bouwen in eigen beheer door: Economische Zaken Onderwijs Verkeer en Waterstaat
f 99 ""
210.100 13.000 50.000
Wegen, bruggen, leidingen, havens, irrigatiewerken, assaineringswerken enz.: Economische Zaken Gezondheid Verkeer en Waterstaat
f 99 99
11.000 800.000 2.003.600
Aankoop van werktuigen en vervoermiddelen: Economische Zaken ..... Onderwijs ...... Verkeer en Waterstaat
ƒ 99 99
140.800 122.850 5.000.000
Bijdrage voor Kapitaalsuitgaven nome gebiedsdelen door: Gezondheid Uitgaven
van
f 11.072.500
""
273.100
2.814.600
99
5.263.650
""
25.000
auto-
Totaal
Ontvangsten verkoop motorrijtuigen:
Nadelig saldo Buitengewone Dienst
ƒ 19.448.850
99
4,900.000
f 14.548.850
23
27
28
soneel
Totaal 1.000.000 nihil
1.000.000
. EN REKENING E BIJZONDER
1.000.000 900.000
1.000.000 900.000
1.900.000
Besc Toe-hikvoeging Bedrag king de van : over reserve op in reserve De Dec. 31 het jaar 1949 1949
Rekening c.a. pensioenreserve
BeschikToeJaar Bedrag Bedrag voeging king waarin de de van van over : : aan aan : de met reserve vorming reserve volgensop reserve De op een aanJ1 an. begroting J1 an. de voor is vang dienstjaar het 1949 1948 t aak gem 1948
Voorzieningen in pensioenen de , onderstanden en tegemoetkomingen 1948 nihil behoeve ten van hoge afgetreden regeringspersonen Staatspervan en
van Doel vorde de ming van reserve
V. Bijlage
1.900.000 in 1.000.000 schatkistpapier Bank Javasche
AanWijze waarop de tekebelegd is reserve ningen
)( 1 VII ge BijlaS tuk A. I ..2a Afd
Omschrijving
. gaven Uit
als Kapitaen ële uit Materien gav onele ui Pers av tg en av tg ui
Totaal
020
Gewonedienst
14.980 32.300
. trst abg ge- Ex dien Buiwo | ten nedienst
29
.1.4 1.5 .
1.1 . .1.2 . 1.3
Post
. Reiskosten
Onvoorziene geheime en uitgaven .. 887.086
kosten Totaal afdeling de van na ontvangsten de van .aftrek
-totaal .Sub
887.086
Onderhoudsw gebouwen aan erken .. Nieuwe werken gebouwen aan ...
Minisandere door welke Uitgaven
volgens tekort Saldo de begroting
Ontvangsten .B.
teries worden gedragen :
. II Hoofdstuk
Totaal .
Lichaam .. .... uitgaven Algemene
239.500 Voorlopig Vertegenwoordigend 468.986
Hoofdstuk I.
Omschrijving
Uitgav A. en .
President . -President .Minister
(1) VII Bijlage .IStuk Afd 2a
725.120
197.800
187.800 10.000
Totaal .
ichaam .... L ert oorl .1.3 V ontvangsten Verschillende 1.5
-
1.534.226 1.603.206
197.800
187.800 10.000
1.336.426-
406 1405
187.800 10.000
9.000
9.000
-
5.000 4.000
5.000 4.000
426 1.345
1.414.406
527.320
68.980
68.980
68.980
12.200 9.500
683.306 695.506 80.000
14.980 32.300
. Extrabg BuitengeGewonewonedienst dienst dienst
289.020 293.100 325.400
9.500 80.000
304.000
226.520 9.500 80.000
125.400 178.600 85.900
KapitaalsPersonele Materiële Totaal uitgaven
. PITULATIE RECA
330
2.1 . 2.2 . 2.3 . 2.4 . 2.5 . 2.6 . 2.7 . . 2.8
Post
Reiskosten .
Publicatie
) Bijlage .(2 VII II .Afd Stuk . 2a
Totaal kosten van de afdelin g na aftrek van ontvan de gsten ..
Sub T .- otaal
Saldo tekort volgens begroting de . Minisandere door welke Uitgaven
catie .
4.600.550 9.753.8
38.950
495.950 134.050 152.050 1.872.750 7.175.250 199.200 130.100 51.500 361.900
uitgav uitgaven en
4.600.550
498.300 28.100
400.000
Ministerie Algemene Dienst .en Negara 2.2 Handel van Dienst .de van Dienst Negara 2.3 Landbouw de Dienst Negara 2.4 Boswezen het van Diergeneeskundige 2.5 .. Dienst Dienst 2.6 de van Nijverheid Dienst 2.7 van Zeevisserij de .. Dienst Documentatie van Publien Totaal ..
100.800
Onderhoudsw erken aan .gebouwen Nieuwe werken aan gebouwen ..
teries worden gedragen :
2.8
Hoofdstuk . II Ontvangsten .B. 2.1
Totaal ..
528.350 1.246.450 1.035.950 464.500 376.750 351.800
.Uitgaven
Hoofdstuk I. Ministerie Algemene Dienst .en . Handel de van Dienst Negara de van Dienst Negara .. Landbouw Dienst Negara Boswezen het .van Diergeneesku Dienst ndige . Dienst van de Nijverheid . Dienst van Zeeviss de erij . Dienst van Documentati e en
Omschrijving
A.
498.300 28.100 400.000
361.900
Buitengedienstt diens wone
30.000 5.750 1.613.750 8.981.700 240.000 35.000 50.000
84.000 361.900 14.716.300 12.531.800 361.900
492.690 330.310 2.610.380 3.119.200 7.818.680 505.610 388.530 506.850 403.30 301.600
Gewone-
400.000 400.000 10.280.250 761.900 2.100.000 4.684.500 761.900
526.400 400.000 926.400
498.300 28.100
2.000 2.000 10.958.200 10.958.200 3.758.100 1.573.600
35.000 50.000
30.000 5.750 1.613.750 8.981.700
139.750
8.573.100 663.700
630.000 680.400
Materië Personele Kapitaa le lsTotaal
RECAPIT ULATIE .
1. 822 . 00 9
1.822.600
750 55
137.310 350.090 508.820 392.520 158.090 118.320 101.700
Extra -buitengewone dienst
31
3.5 . . 3.7 38 . 3.9 .
3.1 . . 3.2 .3.3 3.4 .
Post
Afdeling . 2a Stuk III
Omschrijving
A. Uit . gaven
Reiskosten .
— Totaalkosten van Afdeling de na aftrek van de ontvangsten ..
tSub - otaal ...
Minisandere door welke Uitgaven
3.3 3.5
Politie ....
Ontvan B. gsten .
Onderhoudsw erken aan gebouwen . Nieuwe werken aan gebouwen ....
teries worden gedragen :
Saldo tekort volgens begroting de ..
Hoofdstuk . II
500.000
9.256.141 1.260.000
568.900 144.900 11.940 950.040
705.000 608.400
Totaal ..
740.000
uitgaven uitgaven
308.000
12.860.915 30.549.076 11.108.000 53.956.589 26.393.656
308.000 1.621.400 1.313.400
705.000 608.400
52.335.189 25.080.256 1
561.40 561.402 2
400.000 140.837 20.565
134.884 9.708.163 687.215 9.066.005 500.000 12.860.915 29.235.676 52.896.591 10.800.000 25.641.658 —
134.884 16.944.607 2.020.565 27.172.655 10.060.000 17.112.655 500.000
308.000
308.000
308.000 27.254.933
27.254.933
7.236.444 1.333.350 18.106.650
427.615
150.874
bExtra - uiBuitengegewone wonedienst ten dienst
562.926 11.940 4.970.525
Gewone dienst
713.800 11.940 5.398.140
Personele Materiële KapitaalsTotaal
RECAPITULATIE .
140.837 Auton 3.7 ome Gemeen schappen 20.565 ..
Bestuursdiens t .
Hoofdstuk I. Ministerie Algemene en uitgaven ... Bestuursuitg aven a.bvijz ard ... Bestuursdiens . t 4.448.100 Personeel vallende buiten forde Ministerie van matie bestuur .en 134.884 . Politie 7.688.466 Auton ome Gemeen schappen 20.565 .. Zelfsbesturen enz .. Onvoor ziene uitgaven .. Totaal ...
Bijlage ) .(3 VII
32
B.
A.
4.2 . 4.3 . 4.4 . 4.6 . 4.7 .
A. .Uitgaven
3.500.000
Totaal kosten van afdeling de na aftrek ontvangsten de van ....
Verschil tussen en .A. B . 8.671.140
Onderhoudsw erken gebouwen aan .. Ministeries andere van welke op deze begrotingsafd eling zijn
Ministeries andere door welke
tekort Saldo volgens begroting de
Hoofdstuk . II B.
Totaa l ..
Burgerlijke c.a. pensioenslasten Onvooren ziene uitgav ..
Hoofdstuk I. Ministerie Algemene en Uitgaven 379.600 .. gewijmet verband in Uitgaven bezoldigingsregeling 3.000.000 .zigde Kassendienst ... Comptabiliteitsen 926.740 Dienst .. Middelen der 864.800
Omschrijving
worden gedragen :
Reiswezen .
. 2a Stuk
gebracht : Reiskosten
Uitgaven :
4.1 . 4.1a
Post
IV .Afd
) .(4 VII Bijlage
—
1.077.500
2.741.200 —
2.757.200
16.000
Totaal ..
879.790 1.624.280 1.531.780 2.816.820 3.500.000 20.000
414.650
16.000
70.000
50.000 20.000
6.351.840 9.678.640—
2.741.200
2.757.200
16.000
3.326.800
3.326.800
3.000.000 180.000 92.500
54.300
-buiExtra GewongeBuiten e tengewone wonedi dienst enst dienst
12.419.840 9.093.040 —
70.000
50.000 20.000
12.489.840 9.163.040
3.500.000 20.000
3.000.000 1.059.790
468.950
Middelen (exclusief Ontvangsten ).Algemene Dienst 4.3 Middelen der .. Verschillende 4.7 Ontvangsten .
3.818.700 8.671.140
20.000
133.050 759.480 2.816.820
89.350
Materiële KapitaalsPersonele uitgaven Totaal
RECAPITULATIE .
33
5.1 . 5.2 . . 5.3 5.4 . 5.5 . 5.6 . . 5.7 . 5.8
Post Hoofdstuk I. Ministerie Algemene en uitgaven ...
Omschrijving uitgaven
A. Uitgav en .
kosten Totaal afdeling de van na aftrek van ontvangsten de ....
Sub -totaal ..
122.850 177.640 298.590
19.261.120 7.602.950
855.300 423.900
Totaal ..
Ministerie Uitgaven Algemene en Onderwijs Lager 5.3 .. Middelbaar 5.4 .Onderwijs Opleidingsinr 5.5 ichtingen . . meisjes Nijverheidsonderwijs 5.6 Nijverheidsonderwijs 5.7 jongens .. 5.8 . diensten en instellingen Andere
Ontvangsten .B.
andere Miniswelke door Uitgaven
282.700
808.900 216.200 1.067.625 522.875 2.974.300 273.510
Gewonedienst
3.500.000
205.000 2.030.000 642.500 46.000 242.635 48.500 1.058.400
904 13.318 26.238.885 3.647.850
855.300 423.900
21.459.685 12.039.704
4.273.035
205.000 2.030.000 642.500 46.000 242.635 48.500 1.058.400
147.850 16.312.739 25.732.720
1.096.710 1.176.020 1.027.640 11.717.625 8.781.176 4.064.345 3.157.100 5.283.040 1.003.673 509.425 680.870 599.080 378.275 516.000 358.740 25.000
1.695.740
Kapitaa Materië Personele lsle Totaal uitgaven
RECAPITULATIE .
19.261.120 6.323.750
Onderhoudsw aan gebouwen erken .. Nieuwe werken gebouwen aan ...
teries worden gedragen :
volgens tekort Saldo begroting de ..
5.1
. II Hoofdstuk
.. Totaal
886.840 959.820 . kantoren Inspectie 10.650.000 Lager . Onderwijs 3.541.470 Middelbaar .. Onderwijs 2.308.740 Opleidingsinrichtingen .. 407.360 meisjes Nijverheidsonderwijs . jongens Nijverheidsonderwijs 208.300 Andere . diensten en instellingen
Reiskosten
Bijlage ) 5 .( VII Afd .V. . 2a Stuk
4.779.200 3.500.000 1.279.200 3.500.000
3.500.000
122.850
Buitengedienst wone
9.284.131 3.635.850
9.284.131 135.850
599.030 148.380 449 2.936 907.245 4.279.367 171.445 97.955 144.260 13.000
-bExtra uitengewone dienst
34
.6.6 6.8 ..
6.1 . 6.2 . . 6.3 . 6.4 . 6.5
Post
Ministerie .
.Vtuk Afd I 2a .S
I. Hoofdstuk
Omschrijving
Personele uitgaven
A. Uitgav en .
Totaal kosten van afdeling de na aftrek van ontvangsten de ..
T - otaal Sub ..
Minisandere door welke Uitgaven
1.287.400 250.000
318.061 160.850 102.700 2.242.430 408.605 112.000 1.100.000
25.000
5.163.535
161.800 230.000=
Totaal ...
2.250.000
1.390.649 250.000
368.911 347.226 5.028.820 990.337
Gewonedienst
161.800
4.210.074
1.097.520 246.100 1.223.400 29.500
230.000 161.800 2.250.000 230.000 2.250.000 391.800 2.250.000 2.641.800
825.000
800.000 162.577
25.000
Buitengedienst wone
4.210.074— 6.642.446 4.328.446—
1.613.554 1.097.520 246.100 1.223.400 29.500
5.163.535 4.563.985 8.538.520 10.852.520 1.125.000
1.270.577 1.418.649 250.000
478.911 375.376 5.822.270 1.236.737
Materiële KapitaalsTotaal uitgaven
RECAPITULATIE .
Ministerie .6.1 6.3 Zieken zorg . Gezond heidszorg .. Pharmaceutis Zaken che Verschillende Ontvangsten .
Ontvan B. gsten .
Onderhoudsko sten gebouwen aan Nieuwe werken gebouwen .aan
teries worden :gedragen Reiskosten .
Saldo tekort volgens begroting ..de
6.4 6.6 6.7
Hoofdstuk . II
Totaal ..
Kantoren Geneeskundig Afdelingen e 272.676 Zieken 3.554.840 zorg . Gezond heidszorg . 828.132 Gezondheidsw Volkshuiserken en vesting .. 58.577 Pharmaceutis Zaken che . 131.249 Onvoor Uitgavziene .. en ―
) .(6 VII Bijlage
4.955.785 3.375.000 9.284.246 4.720.246 3.075.000 1.489.000
000 1.489
308.000 28.000
110.000 28.150 768.450 246.400
Extra -b uitengewone dienst
35
. 7.1 . 7.2 7.3 . . 7.4 7.5 . . 7.6 . 7.7 7.8 .
Post
Reiskosten
na van afdeling de Totaal kosten .... ontvangsten de aftrek van
251 1.827.194 1.092
456.687 116.344 44.170 24.500 200.780 204.860 117.100 48.080 51.940 1.067.500 59.428
1.092.251
1.936.494
109.300
104.100 5.200
Totaal ...
104.100 5.200
17.000 12.000 8.900 48.500 1.025.000
573.031 249.876 80.592 249.404 273.652 165.180 200.782 1.126.928
Materiële KapitaalsTotaal uitgaven
1.719.345 1.917.345
109.300
104.100 5.200
1.610.045 1.808.045—
1.111.400
17.000 12.000 8.900 48.500 1.025.000
2.721.445 2.919.445
490.901 206.326 71.442 242.804 258.147 154.730 181.132 1.115.963
Gewonedienst
. RECAPITULATIE
7.1 ... Dienst Algemene en Ministerie .7.3 Veiligheidstoezicht 7.4 Sociale .Zorg Volkswe 7.5 lzijn .. me .. analfabethis Bestrijding 7.8
.. sten gebouwen aan Onderhoudsko gebouwen aan werken Nieuwe Sub .-totaal
Minisandere door welke Uitgaven
Saldo begroting de volgens tekort
.II Hoofdstuk
teries : gedragen worden
Totaal .
148.842
205.706 56.092 48.624 68.792
Personele uitgaven
Ontvangsten .B.
I. Hoofdstuk Ministerie .. Uitgaven Algemene en
Omschrijving
Uitgav A. en .
ezicht . Veiligheidsto Sociale Zorg .. Volkswelzijn .. . Transmigratie Buitendienst .. . me analfabethis Bestrijding
. Arbeid
) 7 .( VII Bijlage .2a Stuk . II V Afd
Buitengedienst wone
198.000
198.000
82.130 43.550 9.150 6.600 15.505 10.450 19.650 10.965
Extra b - uitengewone dienst
36
8.1 . 8.2 . 8.3 . . 8.4 8.5 . 8.6 . .8.7
Post
) 8 .( VII Bijlage
2.459.500
Onderhoudsko sten gebouwen aan Nieuwe werken gebouwen aan ...
Totaalkosten de van afdeling na aftrek van ontvangsten de ..
t.Sub - otaal
teries worden :gedragen Reiskosten
91.000 121.700
Totaal ..
850.000
3.977.880 4.347.270
1.504.000
73.000 490.000 50.000 800.000 85.000 6.000
5.851.270 5.481.880
50.000
608.250 1.421.200 740 150 3.211.690 40.000
Gewone dienst
3.604.470 850.000 5.409.970 4.190.580
91.000 91.000 121.700 121.700 850.000 212.700 850.000 1.062.700
1.504.000
73.000 490.000 50.000 800.000 85.000 6.000
50.000
50.000 3.391.770 2.459.500
692.000 1.623.580 700 170 3.274.990 40.000
506.820 185.180 320.390 39.100 2.757.100 40.000
Materiële KapitaalsTotaal uitgaven uitgaven
Ministerie Algemene en ontvangsten .. Rechtswezen Weeskamer .. Gevangeniswe 8.4 zen Uitgifte Staatsblad enz ..8.5 Verschillende ontvangsten
Minisandere door Uitgaven welke
Saldo tekort volgens begroting de ...
8.7
8.1 8.2 8.3
Hoofdstuk II . B
Totaal .
1.303.190 131.600 517.890
Personele uitgaven
Ontvangsten .
Hoofdstuk I. Ministe rie Algeme en ne uitgav en ...
Omschrijving
A. .Uitgaven
Rechtswezen .. Weesk amer .. Gevangeniswe . zen . enz Staatsblad Uitgifte .. Grondwetcommissie Onvoor ziene ..uitgaven
.Stuk 2a Afdeling VIII
. RECAPITULATIE
850.000
850.000
Buitenge-
850.000 369.39
369.390
83.750 202.380 19.960 63.300
-buiExtra ewone ng teen di nest wo dient
Bijlage VII (9) Afd. IX . Stuk 2a. Uitgaven.
A.
P Post
Omschrijving
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5 9.6 9.7 9.9 9.10 9.11
Hoofdstuk I. Ministerie en Algemene Uitgaven .. Bruggen en wegen . Havens .. Gebouwen. Wederopbouw . Planologische Diensten . Irrigatie, Waterkracht en Assainering Algemene uitgaven Grootmaterieel . Motor ransportdienst ..... Exploitatietekorten electriciteitsen gasbedrijven .. Onvoorzien ...
9.12
2
4
Totaal..
B.
Hoofd Ontvang
9.1 9.3 9.4 9.5 9.7
9.9 9.10
Ministe Haven Gebou Weder Irrigat nering Algeme rieel.. Motor
Saldo tekort volgens de begroting... Uitgaven: A. welke door andere Ministeries worden gedragen : Reiskosten.. B. welke door andere Ministeries op begrotingsafdeling zijn gedeze bracht : Onderhoudswerken aan gebouwen Nieuwe werken aan gebouwen.... Verschil tussen A. en B...
Totaal kosten van de afdeling na aftrek van de ontvangsten ...
4.
. RECAPITULATIE
37
10.1 10.2
Post
Hoofdstuk I.
Minisandere door Uitgaven welke
Totaal kosten van afdeling de na aftrek van ontvangsten de ..
T - otaal .Sub
1.009.700
1.617.300
63.400
48.400 15.000
177.000
177.000
10.1 Ministerie en Algemene Ontvangsten Buitendienst .10.2
240.400
48.400 15.000 177.000
61.500 473.500
1.194.200
Personele Materiële KapitaalsTotaal uitgaven uitgaven
Buitengediens wonet
177.000 2.269.000 1.505.700
63.400
48.400 15.000
177.000
177.000
177.000
2.028.600 1.442.300 —
535.000
61.500 473.500
2.563.600 1.977.300
1.369.400 1.204.100 = 773.200
Gewone dienst
RECAPITULATIE
1.009.700 1.553.900
567.900 801.500 752.400
Totaal ..
441.800
Onderhoudsko sten aan gebouwen .. Nieuwe werken gebouwen aan ...
teries worden gedragen :
tekort volgens Saldo begroting de ...
Hoofdstuk . II Ontvangsten B.
Totaal .
Ministerie Algemene en Uitgaven ..
Omschrijving
Uitgaven .A.
Buitendienst ..
. Reiskosten
) 1 (0 VII Bijlage 2a S .Xtuk Afd
586.300
586.300
165.300 421.000
-bExtra uitengewone dienst
1
Comptabiliteitswet.
Staatsblad
van
1948 No. 25
Wet van 7 Juli 1948 houdende van vaststelling voorlopige de Oost-Indonesië. comptabiliteitswet
De President van Oost-Indonesië ; Overwegende, dat het noodzakelijk is een voorlopige regeling inzake het beheer van de financiën van de Staat Oost-Indonesië vast te stellen. met het In overeenstemming
Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam ; Heeft goedgevonden de volgende wet vast te stellen. ALGEMENE BEPALING Artikel 1. (1) De geldmiddelen van de Staat worden beheerd en verantwoord naar de regelen in deze wet gesteld. (2) De Regering heeft het algemeen bestuur van de geldmiddelen van de Staat. le HOOFDSTUK \ VAN DE WIJZE VAN BEHEER VAN DE GELDMIDDELEN AFDELING I VAN DE BEGROTING
Artikel 2. 1. De begroting bestaat uit afdelingen, elk voor zoveel nodig gesplitst in twee hoofdstukken,
Oost
-
Indonesië
onderscheidenlijk tot regeling van de uitgaven en tot aanwijzing van de middelen. 2. De begroting behelst voor elk departement van algemeen bestuur tenminste één afdeling. 3. De wetten tot vaststelling der begroting omvatten elk niet meer dan één afdeling. Artikel 3. 1. De ontwerpen van wetten, strekkende tot vaststelling der algemene begroting worden door de Minister van Financiën aan het Staatshoofd aangeboden ter indie-
ning bij het Vertegenwoordigend Lichaam vóór de aanvang van het tijdperk waarvoor deze begroting moet dienen. Dit tijdperk mag niet langer zijn dan twee jaren. 2. Ter uitvoering van het in het vorige lid bepaalde, ontvangt de Minister van Financiën tijdig van iedere Minister de wetsontwerpen tot vaststelling van die afdelingen der begroting, waarover deze het beheer voort. 3. Van elke afdeling der algemene begroting worden bij de desbetreffende ontwerpen van wet, als bijlage der Memorie van Toelichting, overgelegd : voor wat betreft de begroting van uitgaven : een uitgewerkte staat
en
toelichtende
39
voor wat betreft de aanwijzing der middelen : een staat van ramingen, bevattende ten aanzien van elk middel een raming van het daarop te ontvangen bedrag. 4. De inrichting der begrotingsoverigens geschiedt ontwerpen met inachtneming van de voorschriften door de Minister van Financiën te stellen. 5. De Minister van Financiën maakt bezwaar de in het tweede lid van dit artikel bedoelde wetsontwerpen in het ontwerp der algemene begroting op te nemen, indien de voorzover het toestaan van de gelden welke daarbij worden aangevraagd hem niet toelaatbaar voorkomt met het oog op de toestand van de financiën van Staat. 6. Aan het ontwerp der algemene begroting worden door de Minister van Financiën toegevoegd. a. een nota betreffende de toestand van de financiën van de Staat. b.
een
algemene
verzamelstaat ,
gescheiden in gewone, buitengewone en zonodig extra-buitengewone uitgaven en ontvangsten en bevattende de totalen van alle afdelingen der begroting van uitgaven en het totaal van de ramingstaten , bedoeld in lid 3. Artikel 4.
(1)
De
ontwerpen
van
bedoelde wetsontwerpen . (3) Op voorstel van de betrokken Minister kan de Minister van Financiën afwijking toestaan van het in het vorige lid bepaalde.
(1 )
De
Artikel 5 . wetten tot
vaststelling
van de algemene begroting treden in werking op 1 Januari van het (eerste) jaar waarop zij betrekking hebben . (2) Zij worden geacht op die datum in werking te zijn getreden, indien en voorzover zij eerst daarna zijn afgekondigd . (3) Wijzigingen in de algemene begroting treden in werking met ingang van de dag volgende op die der dagtekening van het Staatsblad waarin zij zijn opgenomen. (4) Indien een wet tot vaststelling van wijzigingen van de begroting tot stand komt na de laatste dag, waarop ingevolge artikel 14 de dienst geopend blijft, wordt zij geacht op die dag in werking te zijn getreden. (5) Indien en voorzover bij de aanvang van enig dienstjaar niet een bij wet vastgestelde algemene begroting voor dat jaar aanwezig is, strekt de begroting, welke gevoorgaande dienstdurende het jaar heeft gegolden tot grondslag van het beheer.
wetten,
strekkende tot wijziging van de algemene begroting worden door de Minister van Financiën aan het Staatshoofd ter indiening bij het Vertegenwoordigend Lichaam aan-
40
geboden, telkenmale als de noodzaak hiertoe aanwezig is. (2) De in de leden 2 tot en met 6 van artikel 3 vervatte voorschriften gelden eveneens voor de in het eerste lid van dit artikel
Artikel 6. (1) Nadat de begroting bij de wet is vastgesteld, worden de posten van de hoofdstukken betreffende de
uitgaven
bij
besluit
van het
Staatshoofd- waartoe de medewerking van de Minister van Financiën is vereist, indien de voordracht niet van deze als betrokken Minister uit gaat - voor zover de samenstelling van die posten daartoe gelegenheid biedt, in credieten voor personele-, kapitaalsuitgaven en materielegesplitst. (2) Gelijktijdig met de in het vorige lid bedoelde splitsing worden de posten onderverdeeld in artikelen en worden bij elk artikel subartikelen aangewezen, ten laste waarvan de uitgaven zullen worden verevend. Bij elk artikel en sub-artikel worden aangegeven de geraamde bedragen, waarop bij het voor de post toegestaan crediet gerekend is. Ook kunnen posten worden aangewezen, waarvan de uitgaven verevend zullen worden ten laste van andere posten van dezelfde of van een andere begrotingsafdeling, waartoe voor zoveel nodig één of meer afzonderlijke onderdelen aan laatstgenoemde posten worden toegevoegd ; de ten laste van die onderdelen verevende som-
daarvan te verwachten tekorten op de desbetreffende begrotingsposten, bij een door het Staatshoofd te nemen besluit, - waartoe de medewerking van de Minister van Financiën vereist is, indien de voordracht niet van deze als betrokken Minister uitgaat-, sommen worden aangewezen uit de credieten bij de betrokken hoofdstukken voor onvoorziene uitgaven toegestaan . Op dezelfde wijze worden op de posten voor onvoorziene uitgaven aangewezen de in de loop van het dienstjaar onverwacht opkomende behoeften welke niet ten laste van enig ander onderdeel der begroting kunnen worden verevend. (2) De op de voet van het eerste lid van dit artikel gedane aanwijzingen worden, onder vermelding van de besluiten, in de rekening, bedoeld in artikel 46, bij de betrokken posten aangegeven. Bij de posten voor onvoorziene uitgaven wordt in die rekening vermeld, ten behoeve van welke posten en tot welke bedragen zodaniplaats hebben aanwijzingen ge
men worden bij de rekening, bedoeld in artikel 46, vergeleken met de posten, waarbij de credieten zijn toegestaan . (3) De sub-artikelen en artikelen
gehad . (3) De vereveningen op de voet van het tweede lid van dit artikel worden in de vorenbedoelde reke-
als bedoeld in lid 2 worden zodanig omschreven, dat het geheel een overzichtelijk beeld geeft van het te voeren beheer.
ning bij de betrokken posten voor onvoorziene uitgaven omschreven en verantwoord in zoveel bijzondere onderdelen als zij gelijksoortige
(4) De besluiten tot splitsing der posten als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel worden in het Staatsblad geplaatst.
onderwerpen betreffen, onder vermelding van de besluiten, waarop zij zijn gegrond. Artikel 8.
Artikel 7. (1) Voor in de loop van het dienstjaar onverwacht opkomende behoeften kunnen, tot dekking van
(1) De Minister van Financiën is belast met het algemene toezicht op de uitgaven ten laste van de Staatsbegroting.
41
(2) Elke uitgaaf wordt aangewezen op een sub-artikel der begroting. (3) Onverminderd het aan de betrokken Minister opgedragen toezicht op de ontvangsten is de Minister van Financiën belast met het algemene toezicht daarop.
vermeld bij de 13, 40 en 41.
artikelen
12,
Artikel 11. (1) Voor de belastingen, welke voorkomen op kohieren van aanslag, wordt als ontvangst van een dienstjaar verantwoord de op de voet van dit artikel berekende
Artikel 9 . (1) Over de geldsommen bij een begrotingswet toegestaan wordt, behoudens het bepaalde in artikel 38, beschikt door de Minister, die over de betrokken afdeling het beheer voert. (2) Beschikking over geldsommen, toegestaan voor onvoorziene en voor geheime uitgaven, geschiedt slechts krachtens een telkens door het Staatshoofd te nemen besluit, waartoe de medewerking van de Minister van Financiën is vereist, indien de voordracht niet van deze als betrokken Minister uitgaat . AFDELING II VAN HET DIENSTJAAR.
Artikel 10. (1) Het dienstjaar voor het beheer der geldmiddelen van de Staat is het kalenderjaar .
(2) Tot de dienst van een jaar behoren : a.
b.
voor de ontvangsten : de belastingen en andere middelen van inkomsten gedurende het dienstjaar ontvangen, behoudens de uitzondering vermeld bij artikel 11 ; voor de uitgaven : rechten gedurende de
het dienstjaar verkregen door de schuldeisers van de Staat, behoudens de uitzonderingen , 42
zuivere opbrengst over het dienstjaar. (2) Onder de zuivere opbrengst over een dienstjaar wordt verstaan het bedrag der ingevolge dit artikel tot het dienstjaar behorende belastingen, verminderd met het bedrag der ingevolge dit artikel tot het dienstjaar behorende verminteruggaderingen, ontheffingen, ven of vrijstellingen en afschrijvingen. (3) Tot de dienst van een jaar behoren de in het dienstjaar verschuldigd geworden belastingen, waarvan de kohieren zijn vastgesteld vóór de afsluiting van het dienstjaar, alsmede de belastingen, verschuldigd geworden in reeds afgesloten dienstjaren, waarvan de kohieren in het dienstjaar zijn vastgesteld.
(4) Verminderingen , ontheffingen, teruggaven of vrijstellingen en afschrijvingen behoren tot het dienstjaar, waarin belasting de verschuldigd is geworden, voor zover zij aan kantoren, belast met de belasting-administratie , zijn geboekt vóór de afsluiting van het dienstjaar ; voor zover zij belastingen betreffen, verschuldigd geworden in reeds afgesloten dienstjaren, behoren zij tot het dienstjaar, waarin de boeking aan die kantoren plaats heeft.
(5) Worden ten bate van de Staat opcenten geheven op de hoofdsom van kohierbelastingen, dan worden de bepalingen van de vorige leden van dit artikel afzonderlijk op de hoofdsom en op die opcenten toegepast. Artikel 12 . Onverevend gebleven vorderingen betreffende afgesloten diensten worden, voor zover zij niet zijn verjaard, gekweten uit de sommen voor onvoorziene uitgaven, bij de betrokken hoofdstukken aangewezen voor het dienstjaar, waarin zij later verevend worden, en bij de rekeningen, vermeld in artikel 46 afzonderlijk verantwoord. Artikel 13.
(1) De voorschotten en de sommen ter goede rekening, vermeld bij Artikel 41 , behoren tot de dienst van het jaar, waarin zij zijn betaalbaar gesteld . (2) Toevallige baten behoren tot de dienst van het jaar, waarin zij worden ontvangen . Artikel 14. De dienst blijft open :
tot 1 April van het jaar volgende op het dienstjaar , om de werken of gedeelten daarvan en de leverantiën te volbrengen , waarvan de volbrenging volgens de verklaring van het hoofd der betrokken administratie, ten gevolge van omstandigheden in die verklaring te vermelden, niet vóór de laatste December van het dienstjaar heeft plaats gehad ; tot 1 Juli daaraanvolgende, om alles ten einde te brengen wat het bewerkstelligen der ontvangsten, het verevenen en betaalbaarstellen der uitgaven betreft.
Artikel 15. (1) Van daartoe bij de begroting aangewezen posten van uitgaaf kunnen, indien ten laste. van het betrokken dienstjaar geen vorderingen zijn ontstaan tot het volle bedrag van de op die posten ge A R raamde sommen, de overblijvende Y credieten bij door het Staatshoofd te nemen besluit waartoe de medewerking van de Minister van Financiën is vereist, indien de voordracht niet van deze als betrokken Minister uitgaat , worden toegevoegd aan de begroting van uitgaven voor het volgend jaar hetzij door verhoging van reeds opgenomen, hetzij door opneming van nieuwe posten. De bedoelde credieten zullen alsdan van die begroting deel uitmaken op dezelfde voet als de overige posten dier begroting. Bij hetzelfde besluit worden de overgebrachte bedragen op de voor eerstbedoelde jaar toegestane sommen in mindering gebracht. (2) Besluiten, als in het vorig lid bedoeld, worden in het Staatsblad geplaatst. Artikel 16 . (1) Voor zover het tegendeel niet bij de wet bepaald is, worden alle ten behoeve van de Staat gedane ontvangsten onder de middelen tot dekking der Staatsuitgaven verantwoord. (2) Nochtans kan, indien het betaalde bedrag ener verevende uitgaaf nog vóór de afsluiting van de dienst geheel of gedeeltelijk wordt terugontvangen, het aldus worden terugontvangen bedrag
aangewend tot vermindering van bezwaar ten behoeve van het subartikel der begroting, waarop de betrokken uitgaaf is verevend. 43
(3) Hetzelfde kan geschieden met vergoedingen voor aan de Staat toebehorende goederen toegebrachte schade, voor zover zij de herstellingskosten niet te boven gaan. (4) Ontvangsten wegens uitgifte of belening van vlottende schuld zijn onder de bepalingen van het eerste lid niet begrepen. AFDELING III VAN DE ONTVANGSTEN Artikel 17.
(1 )
Verkoop
van
onroerende
goederen de Staat toebehorende, welke in het belang van de Staat wenselijk is, geschiedt overeenkomstig regelen bij de wet te stellen. (2) Roerende goederen , de Staat toebehorende, waarvan de verkoop in het belang van de Staat wenselijk is, worden onverminderd het bepaalde in de twee volgende leden in het openbaar verkocht, met inachtneming van de regelen bij verordening van het Staatshoofd te stellen. (3) Echter is afwijking van het in het vorig lid bepaalde toegestaan, indien deze in het belang van de Staat wenselijk of nodig is. Zodanige afwijking kan worden toegestaan bij besluit van het Staatshoofd waartoe de mede-
den moeten inhouden , waarop de afwijking berust, wordt afschrift gezonden aan de Minister van Financiën. (4) Van het onder lid 2 bedoelde
voorschrift zijn eveneens uitgezonderd voorwerpen, welke om dringende redenen ter beoordeling van de betrokken Minister aan derden of tot uitvoering van overheidswerken aan aannemers worden afgestaan. In dat geval wordt, tenzij de goederen behoren tot een tak van dienst waarvoor ingevolge artikel 57 een afzonderlijk beheer is ingesteld, een bedrag, met de waarde der afgestane goederen gelijkstaande , onder de middelen tot dekven verantStaatsuitgaven king der Staatsuitga woord en gebracht ten laste van begroting, der sub-artikel het waaruit de betrokken werken of leveringen zijn bekostigd. (5) Gelijke boeking ten laste van de uitgaven en ten bate van de middelen geschiedt wegens het bedrag der boeten, die op vorderingen van aannemers en leveranciers zijn gekort, en voorts wegens vorderingen, die met pachtpenningen, huursommen of andere inkomsten worden verrekend, voor zover zij geen onderhoud of instandhouding van daarbij betrokken roerende of onroerende goederen betreffen .
lijke verkoopwaarde niet meer dan f 1000.- en door de betrokken Minister, wanneer de vermoedelijke verkoopwaarde niet meer dan f 1000.- bedraagt.
Artikel 18. Goederen, toebehorende aan de Staat, worden niet verpand of beleend, uitgezonderd de goederen, waarvan de verpandig of belening om dringende reden ter beoordeling van de Minister van Financiën in overeenstemming met de Minister die het beheer voert over de be-
Van de besluiten, waarbij afwijking is toegestaan, en die de gron-
grotingsafdeling ten laste waarvan de goederen zijn aangeschaft of
werking van de Minister van Financiën vereist is , indien de voordracht niet van deze als Minister uitgaat - wanneer de vermoede-
44
waartoe zij naar hun aard geacht moeten worden te behoren in het belang van de Staat de voorkeur verdient boven verkoop .
Artikel 19.
Regelingen,
strekkende
tot
in-
vereist, indien de voordracht niet van deze als betrokken Minister uitgaat worden beëindigd bij dading, waarop, indien het onderwerp van het geschil een hogere geldswaarde heeft dan ƒ 5000,- , goedkeuring bij de wet is vereist.
voering, verhoging, verlaging of afschaffing van belastingen of tot opheffing van enig ander middel van inkomsten, treden niet in werking, voordat bij de begroting , op die invoering, verhoging, verlaging, afschaffing of opheffing gerekend is.
(2 ) Jaarlijks wordt door de Minister van Financiën van de dadingen, welke geen goedkeuring bij de wet behoeven, mededeling gedaan aan het Vertegenwoordigend Lichaam .
Artikel 20.
(1) Burgerrechtelijke, de Staat toekomende vorderingen kunnen, op voordracht van de betrokken Minister en de Minister van Financiën, door het Staatshoofd bij gemotiveerd besluit, geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden, wanneer haar bedrag niet hoger is dan f 5000.-.
(1 ) Teruggave tot vrijstelling van belasting geschiedt niet dan in de gevallen en op de wijze, bepaald door dezelfde of door een hogere macht dan die, welke de belasting regelde.
(2) Het bedrag der teruggaven van belastingen, niet vallende onder artikel 11, wordt in mindering gebracht van de gelijksoortige ontvangsten van het jaar, waarin de teruggave heeft plaats gehad. (3) De bepaling van het tweede lid van dit artikel is, onverminderd het bepaalde in artikel 17 lid 4 en 5, van toepassing op elke teruggaaf van ontvangen gelden.
Artikel 22.
(2) Vorderingen boven dat bedrag worden noch geheel noch gedeeltelijk kwijtgescholden dan uit kracht ener wet. Artikel 23.
(4) Indien meer is teruggegeven dan van de ontvangsten kan worden afgetrokken, wordt het meerdere als uitgaaf verantwoord.
Als ontvangsten, op de dienst van het lopende jaar, worden onder de toevallige baten gebracht de sommen, die ten onrechte mochten zijn betaald en waarvan de teruggave eerst plaats heeft na de afsluiting van de begroting, waarop zij in uitgaaf zijn gebracht.
Artikel 21.
AFDELING IV
(1) Geschillen omtrent roerende en onroerende zaken kunnen middels door het Staatshoofd te nemen
VAN DE UITGAVEN.
besluit, waartoe de medewerking van de Minister van Financiën is
Uitgaven buiten of boven de begroting hebben niet plaats.
Artikel 24.
45
AFDELING V
Artikel 28.
VAN HET BEHEER DER BE-
Wanneer voorwerpen, die ten behoeve van de Staat zijn aangekocht of voortgebracht worden afgestaan aan een ander departement van algemeen bestuur dan dat, het-
GROTING.
Artikel 25. (1) Aan alle Departementen van Algemeen Bestuur en aan alle adminisdaaraan ondergeschikte tratiën wordt de boekhouding ingericht en bijgehouden met inachtneming van de voorschriften daaromtrent door de Minister van Financiën, na overleg met betrokken Minister, gegeven . (2) Aan de door de Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaren en personen wordt te allen tijde inzage van deze boekhouding gegeven en worden alle daaromtrent gevraagde strekt.
inlichtingen
welk de uitgaaf tot aankoop of voortbrenging gelaste, wordt het artikel, bestemd tot aanschaffing van gelijksoortige behoeften, in het dienstjaar, waarin de afstand plaats heeft (onverschilig wanneer de aankoop of voortbrenging is geschied) , voor de geschatte geldswaarde goedgeschreven en met een gelijk bedrag belast het artikel, waaruit het departement van algemeen bestuur, dat de goederen behoeft, de uitgaaf tot aanschaffing kan kwijten .
ver-
(3) De in het tweede lid bedoelde ambtenaren en personen zijn bevoegd in alle burelen van openbare diensten en bij alle comptabelen opnemingen van kassen en voorraden te doen.
Artikel 26.
Artikel 29. Staatsgoederen hoe ook genaamd, worden niet aan een schuldeiser afgestaan in het voordeel van het artikel der begroting, waaruit zijn vordering moet worden gekweten . Artikel 30. (1) Overeenkomsten, uitgaven ten laste van
waaruit de Staat
Behoudens het bepaalde bij de artikelen 40 en 41 , worden geen sommen van de begroting afge-
voortvloeien, worden gesloten door of namens de betrokken Minister, met inachtneming van de volgende
schreven of afgezonderd tot kwijting van vorderingen, waarvan het bedrag eerst later kan blijken.
bepalingen . (2) Indien het wenselijk is wegens werken of leveringen overeenkomsten te sluiten voor langer dan een dienstjaar, kunnen deze overeenkomsten slechts worden
Artikel 27. De bij de begroting toegestane credieten worden, behoudens de bepalingen van artikel 28 , middellijk noch onmiddellijk verhoogd door enige bate, de Staat aankomende.
46
aangegaan voor een tijdperk van ten hoogste vijf jaren, tenzij bij de wet een langere of een onbepaalde tijd is toegelaten. (3) Wegens huren en pachten van meer dan ƒ 100,- per jaar mag,
tenzij bij de wet een langere of een onbepaalde tijd is toegelaten, voor niet langer dan tien jaren worden overeengekomen. Artikel 31. (1) Het uitvoeren van werken en het doen van leverantiën en transporten ten behoeve van de Staat, geschieden op contracten van openbare aanbesteding . kan het door (2) Nochtans Staatshoofd bij gemotiveerd besluit afwijking van deze regel , zowel voor verschillende gelijksoortige gevallen, als voor elk bijzonder geval , worden toegestaan . (3) Overeenkomsten tot bedragen van ƒ 1000,- en meer worden schriftelijk aangegaan . Artikel 32.
De voorwaarden van aanbesteding vermelden, welke waarborgen vereist worden om als mededinger bij een aanbesteding te worden toegelaten. Artikel 33 . De rechten en verplichtingen der administratie , van welke aanbestedingen uitgaan, zomede die der aannemers, inschrijvers en leveranciers, en al wat verder de daarbij in acht te nemen vormen betreft, worden door de betrokken Minister geregeld. Artikel 34. (1) Het is aan alle staats-dienaren en aan Staat ter beschikking gestelde ambtenaren verboden enige werken of leverantiën voor de Staat aan te nemen, zich daarvoor borg te stellen of daaraan, hetzij
rechtstreeks, hetzij zijdelings , deel te hebben. (2) Van dit verbod kan in voorkomende gevallen bij gemotiveerd besluit van het Staatshoofd, zowel voor verschillende gelijksoortige gevallen, als voor elk bijzonder geval, afwijking worden toegestaan. AFDELING VI VAN HET VEREVENEN DER UITGAVEN
Artikel 35. De vorderingen ten laste der begroting van de Staat worden verevend door de betrokken Minister of zijn gedelegeerden. Artikel 36. (1) Elke verevening moet gegrond zijn op het bewijs of de bewijzen van het verkregen recht der schuldeisers. (2) In overeenstemming met de Minister van Financiën worden bij besluit van de betrokken Minister bepaald de aard en vorm der bescheiden, door de schuldeisers tot
staving van hun vordering over te leggen. Artikel 37.
Verevening op rekening of in mindering geschieden alleen voor gedane diensten, en nimmer mogen de verevende sommen dan nog overschrijden vier-vijfde gedeelte der verkregen rechten , door behoorlijke bewijzen van oplevering gestaafd . Artikel 38. De Minister van Financiën kan om administratieve redenen, danwel indien op grond van het aan 47
hem in artikel 8 opgedragen toezicht, daartoe naar zijn oordeel termen bestaan, de op de begroting toegestane credieten blokkeren. Hij doet hiervan bij gemotiveerd besluit onverwijld mededeling aan de betrokken Minister welke gehouden is onmiddellijk aan dit besluit gevolg te geven .
Artikel 39. Bij overeenkomsten wegens het doen van leveringen, het uitvoeren van werken of verrichten van diensten, worden aan de aannemers of leveranciers geen interessen toegezegd ter zake van mogelijke vertraging in de voldoening hunner vorderingen. Artikel 40. (1) Voorschotten kunnen worden verleend aan aannemers of leveranciers, en, in de gevallen door de Minister van Financiën te bepalen, op tractementen, - verlofs- en non-activiteitstractementen daaronder begrepen -, wachtgelden, gagementen, pensioenen, declaratiën wegens reis- en verblijfkosten en vaste uitkeringen. aanneaan (2) Voorschotten mers en leveranciers kunnen slechts
zondere gevallen kan door de betrokken Minister bij gemotiveerd besluit van de verplichting tot zekerheidsstelling vrijstelling worden verleend. Artikel 41.
(1) Sommen ter goede rekening kunnen door de betrokken Minister in de gevallen, waarin zulks door het belang van de dienst wordt gevorderd, binnen de grenzen der begroting worden verstrekt tot het doen van betalingen. (2) Bij besluit van het Staatshoofd worden regelingen gegeven voor het beheer en de verantwoording van verstrekte ter goede rekening.
sommen
AFDELING VII VAN HET TOEZICHT EN DE CONTROLE Artikel 42.
(1 ) Door de Minister van Financiën worden voorschriften en aanwijzingen gegeven voor de aanhouding, door de verschillende administraties, van alle bescheiden betrekking hebbende op de verevening van uitgaven, de betaling van vorderingen en de verificatie van ontvangsten, zulks ten einde
opgeleverd, zonder dat daarop een definitieve betaling gevolgd is. (3) De bepaling in het tweede lid is echter niet van toepassing op
toezicht en controle mogelijk te maken door een alsnog in te stellen onafhankelijk toezichthoudend en controlerend orgaan. Deze bezorgvuldig bescheiden worden waard en overzichtelijk opgeborgen, zodat zij op eerste aanvraag beschikbaar zijn.
de vooruitbetaling van bij abonnement te leveren zaken of te bewijzen diensten. Zij geldt ook niet, indien voor de voorschotten voldoende zekerheid wordt gesteld. In bij-
(2) Aan de door de Minister van Financiën aan te wijzen ambtenaren en personen wordt te allen tijde inzage van de in lid 1 bedoelde bescheiden gegeven en worden alle,
worden gedaan tot een bedrag van vier-vijfde gedeelte der waarde van hetgeen door hen bereids is
48
ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde voorschriften en aanwijzingen nodig geachte verstrekt.
inlichtingen
AFDELING VIII VAN DE VERJARING VAN SCHULDVORDERINGEN. Artikel 43. (1) Met afwijking van de artikelen 1954 en 1967 van het Burgerlijk Wetboek verjaren de rechtsvorderingen terzake van geldschulden ten laste van de Staat door verloop van vijf jaren na de het jaar , 31ste December van waarin de schuld opvorderbaar is geworden, tenzij zij reeds ingevolge de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek aan een kortere
AFDELING IX VAN HET VERBOD TEGEN HET IN BESLAGNEMEN VAN GELDEN, GOEDEREN EN EIGENDOMMEN VAN DE STAAT. Artikel 45. (1 ) Het is niet geoorloofd, dan met vooraf verkregen verlof van de rechter, beslag te leggen op : a. gelden, effecten of geldswaarde hebbende papieren de Staat toebehorende, onder de administratie of onder derden beb.
C.
de goederen, onverschillig of zij in het bezit of gebruik zijn van de Staat, of zich onder derden bevinden en
verjaring onderworpen zijn. d. (2) Behalve door de oorzaken in het Burgerlijk Wetboek genoemd, wordt de in het vorig lid bedoelde verjaring gestuit door de indiening van een declaratie bij de betrokken administratie.
Ten bewijze hiervan wordt, op verlangen van de schuldeiser, door of namens het Hoofd van de betrokken administratie een gedagtekende ontvangsterkenning afgegeven. (3) De verjaring loopt mede tegen minderjarigen en degenen , die onder curatele staan, onverminderd hun verhaal op hunne voogden of curators.
Artikel 44. Het bepaalde in artikel 43 is niet van toepassing op vorderingen wegens rente en aflossing van geldleningen.
rustende ; gelden door derden aan de Staat verschuldigd ; de Staat toebehorende roeren-
vaste goederen en zakelijke rechten, de Staat toebehorende .
(2) Het in het vorige lid bedoelde verlof moet worden gevraagd aan het hoogste rechterlijk college van de Staat. HOOFDSTUK II VAN DE VERANTWOORDING VAN DE GELDMIDDELEN.
AFDELING I VAN DE REKENINGEN. Artikel 46.
(1)
De ontwerp-wet tot vaststel-
ling van het slot der rekening wordt door de Minister van Financiën aan het Staatshoofd aangeboden ter indiening bij het Vertegenwoordigend Lichaam uiterlijk bij de opening van de eerste gewone zitting van het derde jaar, volgende op de afsluiting der begroting. 49
(2) Wanneer door onvermijdelijke omstandigheden de aanbieding niet voor of op dat tijdstip kan plaats vinden, wordt daarvan aan het Vertegenwoordigend Lichaam mededeling gedaan. (3) Bij de ontwerp-wet tot vaststelling van het slot der rekening wordt, nevens de rekeningen, bedoeld in lid 4 en rekening van de afzonderlijke onderdelen en takken van de Staatsdienst, bedoeld in de artikelen 56 en 57, en hare toelichting, nog overgelegd een staat, die naar onderscheiding van de dienstaantoont, jaren welke sommen wegens op vroegere dienstjaren verevende uitgaven in het afgelopen dienstjaar eensdeels uitgegeven of door verjaring vrijgevallen, anderdeels verschuldigd gebleven zijn. (4) Ter uitvoering van het bepaalde in lid 1, ontvangt de Minister van Financiën tijdig van iedere Minister over elk dienstjaar de rekeningen, voorzover betreft de afdeling of de afdelingen der begroting, waarover hem het beheer is opgedragen.
Artikel 47. De in artikel 46 bedoelde rekeningen wijzen, in de volgorde der begroting en met gelijke omschrijving van de afdelingen, hoofdstukken, posten artikelen en sub-artikelen, afzonderlijk aan :
VOOR DE UITGAVEN : het geraamde bedrag en wat daarop is verevend . 50
VOOR DE ONTVANGSTEN :
het geraamde bedrag en wat daarop is ontvangen. Ten aanzien van elke uitgaafpost geeft de rekening afzonderlijk voor de credieten voor personele-, materiele- en kapitaalsuitgaven de verschillen aan tussen de ramingen en de uitkomsten, met toelichting voor zover nodig van die verschillen en met aanwijzing, welke der verevende sommen voldaan, welke verschuldigd gebleven zijn. Met betrekking tot de ontvangsten worden eveneens de verschillen tussen de ramingen en de uitkomsten aangegeven en voor zoveel nodig toegelicht. Artikel 48.
De verantwoording van de Staatsuitgaven en -ontvangsten aan het Vertegenwoordigend Lichaam geschiedt overigens, wat de vorm en indeling betreft, naar door de Minister van Financiën vast te stellen voorschriften.
Artikel 49.
Eenmaal in ieder tijdvak van een bij besluit van het Staatshoofd vast te stellen aantal jaren, hetwelk niet meer dan tien jaren mag zijn, welk tijdvak aanvangt zodra de algemene rekening van - uitgaalle Staatsontvangsten en ven over het dienstjaar 1948 is afgesloten, wordt door het Staatshoofd een wetsontwerp ingediend, inhoudende de beslissing omtrent de bestemming van de voordelige en de dekking van de nadelige sloten der in dat tijdvak vastgestelde rekeningen.
AFDELING II VAN DE VERANTWOORDELIJKHEID EN VERVOLGING DER STAATSDIENAREN EN TER BESCHIKKING VAN DE STAAT GESTELDE AMBTENAREN TERZAKE VAN ONRECHTMATIGE HANDELINGEN OF NALATIGHEDEN WAARVOOR DEZE NIET ALS COMPTABELEN KUNNEN WORDEN AANGESPROKEN.
Artikel 50.
Alle
Staatsdienaren
en ter
be-
schikking van de Staat gestelde ambtenaren, die als zodanig en zonder terzake comptabel zijn, door onrechtmatige handelingen of door grove nalatigheid , middellijk of onmiddellijk de Staat schade toebrengen, kunnen worden verplicht die schade te vergoeden . De vervolging van het verhaal op bedoelde Staatsdienaren en ter beschikking van de Staat gestelde ambtenaren, hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden, geschieden volgens de regelen, bij verordening van het Staatshoofd te stellen. Artikel 51. Vóór de afsluiting van iedere dienst worden ten bate van de begroting teruggestort de sommen, waarover door betrokken personen meer mocht zijn beschikt, dan het beloop der aan hen verleende credieten.
Artikel 52. Ingeval aan de bepaling van artikel 51 niet mocht zijn voldaan, wordt voor de invordering der verschuldigde sommen gezorgd door de betrokken Minister.
AFDELING III VAN DE VERANTWOORDING EN VERVOLGING VAN DE COMPTABELEN. Artikel 53.
(1) De personen en administratiën van Staatswege belast met het ontvangen, bewaren, betalen of afleveren van gelden en geldswaarden en van materieel zijn comptabel en als zodanig verplicht rekening en verantwoording af te leggen van het door hen gevoerd beheer. (2) Door het Staatshoofd kan van de in lid 1 bedoelde verplichting bij besluit vrijstelling worden verleend, aan hen die terwijl zij andere functiën bekleden, tevens dienst doen als tussenpersoon tussen het publiek en een comptabele.
(3) De wijze van verantwoording, de vaststelling van de modellen en tijdstippen van inzending der rekeningen worden door het Staatshoofd bij besluit geregeld . (4) Bij verordening van het Staatshoofd wordt bepaald in welke gevallen en op welke wijze aan comptabelen voorlopige en definitieve vergoedingen worden opgelegd. (5) Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het Hoofd van het Departement van Algemeen Bestuur en het Hoofd der instelling of administratie , waaronder de comptabelen ressorteren, verplicht toezicht te houden op het beheer van die comptabelen . Artikel 54.
Al wie bevoegd is of gedelegeerd wordt tot het aangaan van schulden en tot de beoordeling en het
51
onderzoek van vorderingen ten laste van de Staat, alsmede tot de betaalbaarstelling daarvan, mag niet tevens zijn comptabele. In bijzondere gevallen kan van dit voorschrift bij besluit van de Minister, waaronder de betrokkene ressorteert, worden afgeweken.
Artikel 55 . Ieder comptabele is verplicht van alle bestanddelen zijner kas gespecificeerde opgaven en ten aanzien van alle betalingen, alle inlichtingen te verstrekken, zo dikwijls en op de wijze als de Minister van Financiën zal verlangen . HOOFDSTUK III VAN DE AFZONDERLIJKE ONDERDELEN EN TAKKEN VAN DE STAATSDIENST. Artikel 56.
(1 ) Het voorschrijven van een afzonderlijk beheer voor bepaalde onderdelen van de Staatsdienst kan alleen geschieden bij de wet. (2)
Die
wet
regelt tevens
de
wijze waarop van dat beheer jaarlijks rekening en verantwoording zal worden afgelegd . (3) Daarbij wordt o.m. bepaald, dat jaarlijks voor het bedoelde onderdeel van de Staatsdienst een begroting en rekening wordt opgemaakt en vastgesteld volgens dezelfde regelen als bij deze wet voor de Staatsbegroting en de staatsrekening is bepaald . Artikel 57. (1 ) Bepaalde takken van Staatsdienst kunnen op andere wijze worden beheerd dan in deze wet voor
52
de Staatsbegroting en de Staatsrekening in het algemeen is bepaald. (2) Bij de wet zullen voor het beheer van deze takken van Staatsdienst de nodige algemene regelen worden vastgesteld . (3) De in het eerste lid bedoelde takken van dienst worden bij de wet aangewezen. Deze wet zal zodanige aanvullingen of afwijkingen van de in het tweede lid bedoelde algemene wet kunnen bevatten als in verband met de bijzondere eisen van het dienstvak worden gevorderd. Artikel 58. (1) Met betrekking tot een tak van dienst als in artikel 57 bedoeld, worden in de Staatsbegroting geen andere artikelen opgenomen, dan die welke nodig zijn om de uitkomsten van en de verrekeningen met het afzonderlijk beheer tot uitdrukking te brengen en de eventuele kapitaalsverhouding met de Staat te regelen. (2) Als toelichting op deze begrotingsartikelen wordt een rekening van de betrokken tak van dienst over het laatst afgelopen kalenderjaar overgelegd . HOOFDSTUK IV DE GELDELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE STAAT VOOR HET BEHEER VAN INSTELLINGEN MET RECHTSPERSOONLIJKHEID .
VAN
Artikel 59. Geldelijke aansprakelijkheid van de Staat voor het beheer van instellingen met rechtspersoonlijkheid wordt in elk voorkomend geval geregeld bij de wet.
SLOTBEPALING Artikel 60 . (1) Deze wet kan worden aangehaald onder de titel ,,Voorlopige Comptabiliteitswet Oost-Indonesië❞ met vermelding van het jaartal en het nummer van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst .
Beveelt, dat deze wet zal worden geplaatst in het Staatsblad van Oost-Indonesië. Gedaan te Makassar de 7e Juli 1948.
De President van Oost-Indonesië, Tjokorde Gde Rake Soekawati . De Minister-President, Ide Anak Agoeng Gde Agoeng.
(2) Deze wet treedt in werking met ingang van de dag volgende op die harer afkondiging en werkt terug tot 1 JANUARI 1948, met dien verstande, dat de termijn van indiening, genoemd in artikel 3 lid 1 voor de begroting 1948 niet van toepassing is.
De Minister van Financiën , Hamelink. Uitgegeven te Makassar, de 4e Augustus 1948. De Minister van Justitie, (Dr. Chr. R. S. Soumokil)
53
To avoid fine, this book should be returned on or before the date last stamped below 10M-1-50-65469
18940
1949
HJ69 E2A2
ON)
5
NAME
DATE
. ndonesië I stt 00aa St NAME
DATE
. n ië Fi n nc vana e ri te isv Min de . naoting a si ne do Inst be gr Ea de t toleiding in 05 94 18 gemene Al I.
2
1 Kep. SANGIHE
Kep. TALAUD
HALMAHERA
Kep. SULA SULAWESI PBURU
Kep OBI P. SERAN (NUSA INA) P.AMBON
RBUTON
Makassar
Kep. KAL P. MUNA
Kep. ARU P.WETAR
P. BALI PLOMBOK P. SUMBAWA
PFLORES
Rep. SOLOR
Kep ALOR
Kap. BABAR
Kep. TANIMBAR
P.TIMUR
P. SUMBA
1. 2. 3.
De Staat Oost-Indonesië. Nederland op dezelfde schaal. Overzichtskaart van Indonesië waarin het gebied van de Staat Oost-Indonesië omlijnd en gearceerd is.
3 %
3